Samenvatting Economie Lesbrief Levensloop

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

Samenvatting Economie Levensloop

4.1 Klaar met de opleiding

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Jong & Oud

Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen:

4,2. Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

In de economie is een goed schaars als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het te krijgen -> relatieve schaarste

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

3.2 De wereld van transacties

5.1 Het speelkwartier

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

8,5. Samenvatting door Nienke 1188 woorden. 2 keer beoordeeld 6 mei Domein G: Risico en informatie. Informatie bij marktpartijen

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

7,3. - Verandering budget > evenwijdige verschuiving - Verandering 1 van de prijzen > verandering van de helling. - Nemen beslissingen.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Samenvatting economie, levensloop hoofdstuk 1 t/m 6 & kleding hoofdstuk

6.1 De AOW. Een alleenstaande krijgt 70% van het minimumloon. Gehuwden of samenwonenden krijgen 100% van het minimumloon.

Polisvoorwaarden= hierin staat tegen welke risico s je verzekerd bent en onder welke voorwaarde er schade-uitkering wordt gegeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Werken of vrije tijd?

4,1. Samenvatting door een scholier 539 woorden 11 oktober keer beoordeeld. Eco H5. Paragraaf 1; Gezinnen ruilen over de tijd

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

6,1. Samenvatting door een scholier 1406 woorden 21 juni keer beoordeeld. Economie in context

5,5. Samenvatting door een scholier 1286 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 5.

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem.

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Meso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke

ALGEMENE ECONOMIE /04

H1: Economie gaat over..

Samenvatting Economie Lesbrief Welvaart H1-H5

Oefentoets Klas: havo 4

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5

Jong & Oud ECONOMIE HAVO 4

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

7.2 Terugblik. Een slechte gezondheidszorg in de negentiende eeuw zorgde voor een hoge kindersterfte. Willem-Jan van der Zanden

7.6. Inkomen HOOFDSTUK 5 SOCIALE ZEKERHEID 5.1 GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.2 COLLECTIEF OF PARTICULIER?

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

Levensloopregeling. Spaar voor uw verlof

Je bouwt partnerpensioen op met de pensioenregeling van Pensioenfonds Detailhandel. Voor je kinderen is er wezenpensioen.

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Economie Collectieve sector hoofdstuk 1,2,3 Hoofdstuk 1

Zacco. bekennen 10 jaar, 10 jaar 1 jaar, 22 jaar zwijgen 22 jaar, 1 jaar 2 jaar, 2 jaar

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Je bouwt partnerpensioen op met de pensioenregeling van Pensioenfonds Detailhandel. Voor je kinderen is er wezenpensioen.

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Hoofdstuk 1: 7.3. Boekverslag door L woorden 27 november keer beoordeeld. Samenvatting economie Jong en Oud

Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Samenvatting Economie Hoofdstuk 23 en 24

Samenvatting Economie Jong & Oud

Coöperatieve Burgerbank

UIT inkomstenbelasting

1.1 Elke generatie kiest opnieuw

Sociale verzekeringen per 1 januari 2010

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m Dit boekje elke les meenemen! t/m t/m 2.

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

Ruilen over de tijd (havo)

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

46 keer beoordeeld 26 mei 2013

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd


5.9. Boekverslag door T woorden 21 april keer beoordeeld

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2012

[ Vakman ] Weet je dat? CNV Hout en Bouw

Lesbrief Levensloop 1 e druk

TOELICHTING OP DE FOM-SALARISSTROOK

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2011

Sociale verzekeringen per 1 juli 2009

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Transcriptie:

Samenvatting Economie Lesbrief Levensloop Samenvatting door een scholier 4265 woorden 28 oktober 2012 6,6 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Handelingsdeel economie van Anke Clerx G4B. Samenvatting economie, lesbrief Levensloop. Hoofdstuk 1, kiezen. - Consumptie: als producten worden aangeschaft door de eindgebruiker. De eindgebruiker gebruikt het alleen voor zichzelf en wil er verder geen geld mee verdienen. - Investeren: als een bedrijf kapitaalgoederen aanschaft om er vervolgens geld mee te gaan verdienen, ofwel het kopen van kapitaalgoederen. - Schaarste: spanning tussen oneindige behoefte en beperkte middelen. - Absolute schaarste: als er gebrek is aan een goed, bijvoorbeeld hongersnood (dagelijks spraakgebruik). - Relatieve schaarste: als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het goed te maken. - Vrije goederen: goederen waarvoor geen schaarse middelen voor worden opgeofferd, bijvoorbeeld de lucht die je inademt. - Opofferingskosten/opportunity cost/alternatieve kosten: de gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief. - Budget: het beschikbare geld. De hoogte hiervan bepaalt de keuzemogelijkheden. Het budget is een nominaal bedrag, uitgedrukt in euro s. Als men budgetlijnen tekent, en de keuze binnen het budget verandert, dan leidt dat tot een verschuiving over of langs de lijn. De lijn zelf verandert niet. Deze verandert alleen als het budget verandert. - Koopkracht: ofwel de reële waarde van het budget. Hierbij houdt men rekening met de prijzen en dit geeft aan hoeveel producten je met je budget kunt kopen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 1 van 13

- Speltheorie: Spelers: de spelers nemen de beslissingen. Ze handelen rationeel, ze streven naar een zo hoog mogelijke uitbetaling. Informatie: we veronderstellen dat de informatie symmetrisch is: spelers weten evenveel van elkaar. Spelers kunnen zich coöperatief of niet-coöperatief gedragen. Bij een coöperatief spel werken spelers samen, bij een nietcoöperatief spel beconcurreren ze elkaar. Strategie: als een speler voor elke denkbare situatie een keuze heeft voorbereid, dan heeft hij een strategie ontwikkeld. Deze strategie is erop gericht een zo hoog mogelijke uitbetaling te krijgen. Uitbetaling: dit is de verwachte opbrengst van een strategie. Een uitbetaling kan bestaan uit geld, maar kan ook andere vormen aannemen. *Opbrengstenmatrix/uitbetalingsmatrix: tabel waarin de opbrengst van elke strategie is weergegeven. Dit zijn netto bedragen. Evenwicht: dit is een voorspelling van de uitkomst van het spel. Gevangenendilemma: elke speler in dit dilemma heeft de prikkel om een strategie te kiezen die voor hem het voordeligst is, ook al moet men daarvoor de andere speler bedriegen. Ook als men voor ze worden opgepakt mogen overleggen, kan er nog steeds een niet-coöperatief gedrag worden waargenomen, wanneer men elkaar niet vertrouwt. Tit-for-tat: wanneer een gevangenendilemma zich vaak herhaalt, kan dit tot gevolg hebben dat de spelers zich coöperatief opstellen. Deze coöperatieve strategie waarin de een precies hetzelfde doet als de ander, staat bekend als tit-for-tat. Je begint met samenwerken, maar als je tegenspeler van strategie verandert en niet meer samenwerkt, straf je die onmiddellijk af door ook niet meer samen te werken. Bij een herhaald gevangenendilemma is het dus mogelijk dat een van de speler afwijkt van de dominante strategie en afwacht wat de ander doet. Gaat de ander mee in de nieuwe strategie, dan ontstaat samenwerking. Gaat de ander niet mee dan hervatten ze hun oude niet-coöperatieve strategie. Wanneer spelers afspraken maken en beide belang hebben bij het zich houden aan de afspraken, dan wordt deze bindend. Omdat beide zich gebonden voelen aan de afspraak ontstaat er samenwerking. Free-ridergedrag/meeliftersgedrag: profiteren van anderen. Een manier om dit soort gedrag te voorkomen is het straffen van de mensen die dit doen. - Beginwaarde Restwaarde = Afschrijving Periodes Hoofdstuk 2, jeugd. - Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 2 van 13

- Kinderbijslag: financiële bijdrage van de overheid. Hangt af van de leeftijd van het kind. - Stroomgrootheid: als je iets over een bepaalde periode meet. - Voorraadgrootheid: als je iets op een bepaald moment meet. - Belastingen: Van het inkomen uit arbeid wordt loonheffing afgetrokken. Dit bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekering. Voor iedereen is er algemene heffingskorting. Zolang de berekende loonheffing niet boven de algemene heffingskorting uitkomt, hoef je niets aan de belastingdienst af te dragen. * De loonheffing wordt berekend op het verwachte jaarloon. Wanneer je niet boven de algemene heffingskorting uitkomt, met een bijbaantje of wanneer je bijvoorbeeld maar een half jaar hebt gewerkt. Dan kun je dit terugvragen met een teruggavenbiljet (T-biljet). - Lorenzkromme/Lorenzcurve: hiermee kun je in beeld brengen hoe inkomens zijn verdeeld over de personen. Dit doe je aan de hand van een tabel en daarbij een grafiek (zie hiervoor opdracht 2.7 t/m 2.11) - 3 varianten bij het afstaan van inkomen: 1. Iedereen draagt hetzelfde bedrag af (denivellering). * Denivellering: wanneer de relatieve of procentuele inkomensverschillen als gevolg van de herverdeling groter worden. 2. Iedereen betaalt hetzelfde percentage van het inkomen (gelijk). 3. Het percentage dat iemand betaalt, stijgt naarmate het inkomen hoger is (nivellering). * Nivellering: wanneer de relatieve of procentuele inkomensverschillen als gevolg van de herverdeling kleiner worden. - Sparen: het niet besteden van inkomen. Het koopmoment wordt hierbij uitgesteld. Het moment van consumptie wordt verplaatst naar de toekomst. Sparen is dus een voorbeeld van ruilen over de tijd of intertemporele ruil. De spaarder gebruikt zijn geld voorlopig niet als ruilmiddel, maar als bewaarmiddel. Opofferingskosten: het koopmoment wordt uitgesteld. Maar je krijgt wel rente. - Lenen: het koopmoment wordt hierbij vervroegd. Consumptie betalen met geleend geld is ook ruilen over de tijd. Opofferingskosten: de rente die je moet betalen. Maar je hebt wel je product eerder. - Consumeren: geld besteden aan producten voor de bevrediging van je behoeften. - Vroegverdiener: verdient meteen geld, maar zal een slechter betaalde baan krijgen dan de laatverdiener. - Laatverdiener: zal tijdens zijn studie eerst geld moeten lenen, maar kan daarna een beter betaalde baan krijgen dan de vroegverdiener. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 3 van 13

- Bij het consumeren moet men verschillende dingen weten: het budget, de opofferingskosten en het beschikken over genoeg informatie. - Transactiekosten: alle kosten die gemaakt moeten worden om de ruil tot stand te brengen en af te wikkelen. - Koopbeslissingen zijn niet altijd rationeel. - Het risico van een miskoop valt te verkleinen, maar niet helemaal uit te sluiten. - Transactiekosten zijn terug te voeren op gebrek aan informatie en te weinig vertrouwen. - Asymmetrische informatie: wanneer de ene partij meer informatie over de zaak heeft dan de andere partij. Hiervan kan misbruik worden gemaakt. Wanneer er teveel asymmetrische informatie is, kan dat ertoe leiden dat een markt niet goed meer kan functioneren. - Averechtse (tegengestelde) selectie/adverse selection: de koper selecteerde het tegengestelde van wat hij wilde. Ook de verkoper is hier niet blij mee. Wanneer dit zo ver wordt doorgevoerd dat men geen goede producten meer wil kopen voor een hoge prijs i.v.m. risico op een slecht product. Alle goede producten worden dan niet meer verkocht, hiermee krijg je marktfalen, de markt functioneert niet meer goed. Niemand heeft er baat bij als een markt niet goed functioneert, de verkoper heeft hier dan ook enkele oplossingen voor waarbij men steeds het vertrouwen van de koper wil winnen. Hierdoor wordt de kans op een miskoop kleiner. * Het geven van garantie. Voor de klant is dit een teken dat de verkoper een goed product verkoopt, want anders zou de verkoper geen garantie verstrekken. * Het opbouwen van een goede reputatie. - Verzekeren: Aversie tegen risico s: wanneer met niet van risico s houdt. Hieraan danken verzekeringsmaatschappijen hun bestaan. Omdat mensen die niet van risico s houden hun spullen gaan verzekeren. WA: wettelijke aansprakelijkheid wanneer iemand een ander schade toebrengt bij bijvoorbeeld een ongeluk. Deze is verzekerbaar met de WA-verzekering (verplicht). Allrisk verzekering: wanneer men schade toebrengt aan zijn eigen voertuig (niet verplicht). Goede risico s: klanten die weinig schade claimen. Slechte risico s: klanten die veel schade claimen. Premie = kans op schade x de gemiddelde hoogte van de verwachte schade. * Mensen die weinig schade claimen kunnen zich benadeeld voelen als ze evenveel premie moeten betalen als mensen die veel schade claimen. * Gevolg: mensen die weinig claimen zeggen hun verzekering op à premie moet omhoog à nog meer mensen zeggen hun verzekering op à premie moet nog meer omhoog à alleen de mensen die veel claimen blijven over à mensen die https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 4 van 13

deze hoge premie wel nog willen betalen worden waarschijnlijk geweigerd want de verzekeraar zal denken dat alleen mensen die veel claimen bereid zijn zoveel premie te betalen à verzekeringsmarkt stort in = averechtse selectie. Er zijn 4 manieren om dit tegen te gaan. 1. Verzekeren verplicht stellen (= collectieve dwang). 2. Premiedifferentiatie (= mensen die veel claimen moeten meer premie betalen) 3. Vrijwillig eigen risico: het eerste deel van het schadebedrag komt voor rekening van de verzekerde en niet voor de verzekeraar. 4. Bonus-malusregeling (/no-claimkorting): mensen die geen of weinig schade veroorzaken krijgen een korting (bonus) op hun premie en mensen die veel schade veroorzaken krijgen extra premie (malus). - Moreel wangedrag/moral hazard: het verschijnsel dat een persoon of organisatie zich roekeloos gaat gedragen als hij niet het risico van de berokkende schade loopt. 3 manieren om dit tegen te gaan. 1. Invoeren van eigen risico. 2. Maximum vergoeding. 3. No-claimkorting. - Moreel wangedrag kan ook in andere situaties voorkomen. Hoofdstuk 3, werk. - Na je opleiding kun je in loondienst gaan werken, of een eigen bedrijf beginnen. Voordat je deze keuzes maakt moet je goed de voor- en nadelen afwegen. - Jobhoppen: het regelmatig van baan veranderen. - Abstracte markt: het geheel van vraag en aanbod (geen aanwijsbare plek waar - Werkgevers vragen hier om arbeid en werknemers bieden arbeid aan. De vraag naar arbeid wordt dus uitgeoefend door werkgevers, ook de zelfstandigen vallen hieronder. * Aanbod van arbeid = werknemers die een baan hebben + zelfstandigen + werklozen die op zoek zijn naar een baan. * De arbeidsmarkt is eigenlijk niet één markt, maar bestaat uit allerlei deelmarkten die met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld de bouwvakkers. - Concrete markt: een plaats waar aanbieders en vragers elkaar echt ontmoeten (bijvoorbeeld de wekelijkse markt in Maastricht). - In je CV (curriculum vitae) (beschrijving van de levensloop) staat het geheel aan kennis, technische vaardigheden, opleiding en ervaring van een persoon. - Krappe arbeidsmarkt: tekort aan arbeidsmarkt. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 5 van 13

- In het gesprek over arbeidsvoorwaarden worden afspraken gemaakt over het loon/salaris & aantal arbeidsuren (primaire arbeidsvoorwaarden), maar ook over andere zaken als reiskostenvergoeding, een auto van de zaak of verdere scholing (secundaire arbeidsvoorwaarden). Werkgeversbonden onderhandelen met vakbonden (werknemersbonden) over arbeidsvoorwaarden van hun leden. Voor werkgeversbonden zijn dat de aangesloten individuele werkgevers en voor de vakbonden de aangesloten werknemers. De arbeidsvoorwaarden worden vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). In de cao worden in de eerste plaats het loon en de normale arbeidstijd geregeld en daarnaast vakantieregelingen, pensioen, overuren en reiskostenvergoeding. De arbeidsvoorwaarden die worden vastgelegd gelden voor iedereen, ook voor de niet-leden, terwijl deze geen contributie hoeven te betalen en leden wel. Hierin wordt ook afgesproken dat wanneer er inflatie is, daar een vergoeding in het loon voor is, zie voor een uitbreiding hiervan de volgende formule. Indexcijfer nominaal loon nic - Indexcijfer koopkracht (reëel loon) = x 100% (ric = x 100%) Prijsindexcijfer pic De formule die erachter tussen haakjes staat is de dezelfde formule alleen dan met afkortingen zodat hij beter te onthouden is. Het nominaal loon is het loon uitgedrukt in geld (euro s). De koopkracht van het loon wordt ook het reëel loon genoemd. - Wanneer je een eigen bedrijf begint, loop je ondernemersrisico. Je weet namelijk niet of het een succes wordt. Voordat je begint stel je altijd een ondernemingsplan op, dit is goed voor jezelf maar ook voor de mensen die met jouw bedrijf te maken krijgen, bijvoorbeeld leveranciers. In dit ondernemingsplan staan onder andere haar doelstellingen, haar marktpositie en de haalbaarheid van haar plannen. - Investeren: kopen van kapitaalgoederen. Hiervoor heb je kapitaal (geld) nodig. Kapitaal heeft dus meerdere betekenissen, maar geldkapitaal kun je ook vermogen noemen. Dan zijn er nog 2 soorten vermogen: vreemd vermogen (geleend geld) en eigen vermogen (eigen geld). Verder heb je nog meer dingen (=productiefactoren) nodig om een eigen bedrijf te runnen, zie hiervoor de tabel op de volgende bladzijde met de productiefactoren en hun beloningen. - Tabel productiefactoren + beloningen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 6 van 13

Productiefactor Arbeid 1) Kapitaal 1) Ondernemerschap 2) Natuur 1) Beloning Loon Rente + Huur (+ Winst) Winst Pacht 1) Oorspronkelijke productiefactor. 2) Afgeleide productiefactor. - Over de beloning voor arbeid, loon, moet je belasting betalen aan de overheid. Op de loonstrook staat de loonheffing. De ingehouden loonheffing bestaat uit 2 delen, de loonbelasting en de premie volksverzekeringen. * De premie volksverzekeringen betaal je voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (Anw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). * Ze betaalt ook premie voor haar ouderdomspensioen aan het pensioenfonds als aanvulling op haar eigen AOW. * En ze betaalt ook nog premie voor Zvw, dit is voor ziektekosten zoals een huisarts of medicijnen. In het brutoloon zit een tegemoetkoming van de werkgever voor deze premie. * De loonheffing die op het brutoloon wordt ingehouden, is een voorheffing. Hij hangt eigenlijk af van de hoogte van het jaarsalaris. Aan het einde van het jaar kan het dus zo zijn dat je te weinig of te veel hebt betaald. De inkomensbelasting uitrekenen gaat via dit stappenplan: 1. 2. 3. Het brutoloon aftrekposten + bijtellingen = belastbaar inkomen. Belastbaar inkomen door het schijvensysteem. En dan dat bedrag heffingskortingen = de te betalen loonheffing. De overheid past bij de loonheffing het draagkrachtbeginsel toe. Dat wil zeggen dat de hogere inkomens in verhouding meer belasting betalen dan de lagere inkomens. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een progressief belastingsysteem. De hogere inkomens betalen hierbij een hoger percentage aan belasting dan de lagere inkomens, daardoor verandert de verhouding tussen hoge en lage inkomens ten gunste van de lage inkomens (= nivellering). Loonheffing x 100% = gemiddelde belastingdruk of gemiddeld belastingtarief. Brutoloon Marginale belastingdruk: dit geeft aan hoeveel procent je aan belasting moet betalen over het extra verdiende inkomen. Je kijkt hierbij gewoon naar het percentage van de hoogste schijf waar je in zit. - Particuliere verzekeringen sluit je af op eigen initiatief. Je kunt er zelf voor kiezen of je je ervoor verzekerd. Maar sommige hiervan zijn verplicht zoals de WA (=wettelijke aansprakelijkheid)-verzekering voor bezitters van auto s en bromfietsen. De basisverzekering (= basispakket, omvat de kosten voor de huisarts, medicijnen en specialistische hulp) is https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 7 van 13

verplicht voor iedereen en bij de verzekeraars geldt hierop dan ook een acceptatieplicht. Je mag iemand dan niet weigeren op grond van zijn leeftijd of chronische ziekte. Ook mag bij zo iemand geen hogere premie gevraagd worden. * De basisverzekering wordt op 2 manieren betaald. Als eerste betaal je gewoon rechtstreeks premie aan de verzekeraar (= nominale premie). Als tweede wordt een deel van het geld dat je betaalt als belasting in het vereveningsfonds gestopt (= de inkomensafhankelijke bijdrage). Dit keert de staat uit op basis van het soort klanten van de verzekeraars. Zo hebben sommige meer oudere verzekerde en andere meer jonge. De verzekeraars met oudere verzekerden krijgen dan meer geld uit dit fonds en zo worden de oneffenheden gladgestreken. Ook de ziektekosten voor kinderen onder de 18 worden uit dit fonds vergoed. De werkgever houdt de inkomensafhankelijke bijdrage dus in op het loon van zijn werknemer. De wet bepaalt dat de werkgever dit bedrag aan zijn werknemer moet vergoeden. Zelfstandigen en gepensioneerden betalen deze bijdrage zelf Mensen met lage inkomens krijgen van de belastingdienst een zorgtoeslag. De hoogte hiervan hangt af van hun inkomen. Deze toeslag is een tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering en hiermee kan een gedeelte worden betaalt van de nominale premie. Eén keer per jaar heeft men de kans om over te stappen op een andere verzekeraar. - Er zijn ook sociale verzekeringen. Deze zijn wettelijk verplicht en inkomensafhankelijk. Sommige sociale premies zijn verplicht voor mensen in loondienst: werknemersverzekeringen. Andere zijn verplicht voor mensen die in Nederlands wonen: volksverzekeringen. Sommige dekken het verlies van inkomen (inkomensderving) bij ziekte, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. Andere dekken de hoge kosten van geneeskundige zorg en de kosten van het hebben van kinderen. Werknemersverzekeringen zijn: werkloosheidswet (WW), ziektewet (ZW) en de wet van werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Deze worden betaalt door de werkgever. Voor de ziektewet wordt helemaal geen premie betaald. Het staat vast dat wanneer je langdurig ziek wordt je max. 2 jaar lang nog je loon krijgt door betaald. Als je daarna arbeidsongeschikt wordt verklaard krijgt je een arbeidsongeschiktheidsuitkering via de WIA. Volksverzekeringen: AOW, AWBZ, Anw en de Algemene kinderbijslagwet (AKW). - Bij particuliere verzekeringen kan de premie verschillen. Iemand die op vakantie gaat freestyle-skiën zal meer premie betalen dan iemand die op het strand gaat liggen zonnebaden. Bij sociale verzekeringen speelt solidariteit een grote rol. De verzekering is voor iedereen verplicht en de premie inkomensafhankelijk. De gezonde is solidair met de zieke, de werkende met de werkelozen en de hoge inkomens met de lage. - Loon, winst, huur, rente en pacht zijn beloningen, hiervoor verricht je een directe tegenprestatie. Daarom worden het de primaire inkomens. - Een sociale uitkering bestaat uit geld dat door de overheid wordt overgedragen van de belasting- en premiebetaler naar de uitkeringsgerechtigde. We noemen sociale uitkeringen daarom overdrachtsinkomens. Hier tegenover staat geen directie tegenprestatie. Sociale inkomens worden bruto vastgesteld, daarom moet ook daarover belasting worden betaald. - Het secundair inkomen of besteedbaar inkomen is het inkomen dat iemand overhoudt nadat de overheid heeft https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 8 van 13

genomen en gegeven. Secundair inkomen = primair inkomen + sociale uitkeringen de belastingen en premies. Primair inkomen Sociale uitkering + Belastingen Sociale premies - Secundair inkomen = Hoofdstuk 4, gezin. - Van je 25 e tot je 30 e levensjaar wordt het speelkwartier van het leven genoemd. Hierna volgt de gezinsfase. - Wanneer je een huis koopt is het bijna altijd zo dat je een hypothecaire lening of hypotheeklening afsluit. Dit is een https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 9 van 13

langlopende lening met onroerend goed (= niet verplaatsbare goederen, als een huis of grond) als onderpand. Een onderpand verkleint het risico voor degene die aan jou geld leent, want wanneer je niet terugbetaalt kan hij het onroerend goed in beslag nemen. Bij het afsluiten van een lening is er een risico van wanbetaling voor de verstrekker van de lening. Om dit risico te verminderen willen banken gegevens hebben over de waarde van het huis en het inkomen en de vermogenspositie van de klant. - Bij de keuze of je een huis koopt of huur spelen verschillende zaken mee. Voor een huurhuis betaal je huur, maar voor de koop van een huis betaal je ook nog eens rente over de lening. Hiervoor geldt wel een aftrekpost. Ook betaal je bij de koop van een huis nog de onderhoudskosten, verzekeringskosten en de onroerend zaakbelasting (OZB), dit is een gemeentelijke belasting voor eigenaren van onroerend goederen. Ook moet je rekening houden met de verandering van waarde van een huis, hoewel dat geld wel pas beschikbaar wordt wanneer je je huis verkoopt. - Wanneer je een huis koopt, vindt er een ruiltransactie plaats. Het verandert van eigenaar. De transactiekosten zijn alle kosten die zijn verbonden met economische ruil, bijvoorbeeld de makelaarskosten. Ook de notaris en het kadaster spelen een belangrijke rol bij transacties. In het kadaster is de eigendom van onroerend goed vastgelegd en de overdracht van eigendom kan alleen geschieden door een notaris, deze ziet er ook op toe dat de koper de koopsom overmaakt en de verkoper het onroerend goed levert. - Tijd heeft een prijs. Hoe hoger de prijs van tijd, hoe aantrekkelijker het is om tijdwinst te boeken door tijdsbesparende producten en diensten aan te schaffen. - De opofferingskosten van meer werken kunnen bijvoorbeeld het verschil zijn tussen de daling van het besteedbaar inkomen en de daling van de uitgaven aan kinderopvang. - De overheid steunt het combinatiemodel. Dit betekent dat je kunt werken én voor je kinderen kunt zorgen. Dit wordt gemotiveerd door een deel van de uitgaven van kinderopvang te vergoeden en het feit dat iedereen wettelijk het recht heeft om in deeltijd te werken. Nederland is hiermee dan ook kampioen deeltijdwerken. - Elke student heeft recht op een basisbeurs en een ov-studentenkaart voor gratis openbaar vervoer in de weekenden óf door de week. Als het inkomen van je ouders tekort schiet kun je een aanvullende beurs krijgen. De hoogte hiervan hangt af van de bijdrage van je ouders. De ouderbijdrage hangt af van het belastbaar inkomen van de ouders. Hoe hoger het belastbaar inkomen des te hoger het bedrag is dat de ouders geacht worden te betalen aan de studiekosten van hun kind. Daarnaast kun je ook nog geld lenen. Over deze lening moet je rente betalen en terugbetalen na je studie. Door te studeren, investeer je ook in jezelf, dit is investeren in menselijk kapitaal/human capital. - Om eerder te stoppen met werken is er de VUT-regeling. VUT betekent vervroegde uittreding. Het doel was om het mogelijk te maken om eerder te kunnen stoppen met werken en plaats te maken voor jongeren zonder baan. Deze regeling wordt betaald via het omslagstelsel. Dit houdt in dat de werkende van nu, de uitkeringen van nu betalen. De uitkeringen worden dus gefinancierd uit de premies die werkenden betalen. - Daarnaast er nog het kapitaaldekkingsstelsel. Voorbeelden hiervan zijn het prepensioen of vervroegd pensioen. Bij kapitaaldekking bouwt elke werknemer een bedrag op om in de toekomst een uitkering te ontvangen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 10 van 13

Hoofdstuk 5, de oude dag. - De rechten op de AOW-uitkering worden opgebouwd vanaf 15 tot 65 jaar: twee procent per jaar dat iemand in Nederland woont. In Nederland is het sociaal minimum vastgesteld op 70% van het minimumloon, het loon waar werknemers minimaal recht op hebben. Voor gehuwden of samenwonenden is de AOW-uitkering 100% van het minimumloon. De AOW-uitkering is opgericht na de tweede wereldoorlog door kabinet Drees en was een maatregel tegen armoede onder ouderen. - Bij de invoering van de AOW werd nagedacht over hoe deze gefinancierd moest worden. Men koos voor een uitkering op basis van een verzekering, waarvoor dus premie moet worden betaald. Er zijn twee mogelijkheden om de benodigde premie binnen te krijgen. 1. Het kapitaaldekkingsstelsel. Hierbij wordt iedereen die een inkomen heeft gedwongen een premie te betalen om op zijn oude dag verzekerd te zijn van een inkomen. Dan is er voldoende kapitaal voor de oude-dagsuitkeringen. 2. Het omslagstelsel. De premies die nodig zijn om de uitkeringen in een bepaald jaar te betalen worden omgeslagen over de personen die in dat jaar een inkomen verdienen. Bij de AOW is toen gekozen voor het omslagstelsel omdat ze zo snel mogelijk die uitkering wilde realiseren. Wanneer men had gekozen voor het kapitaaldekkingsstelsel had men een flink aantal jaren een dubbele premie moeten betalen. * Bij de AOW geldt een premie-inkomensgrens. Boven een bepaald inkomen stijgt de premie dus niet verder. * Wanneer de opbrengst van de premies niet genoeg is om de uitkeringen te financieren wordt de rest betaald uit de gewone belastingen. - Uitkeringen kunnen waardevast of welvaartsvast zijn. Bij waardevast stijgt de uitkering mee met de inflatie, zodat de koopkracht gelijk blijft. Bij welvaartsvast stijgt de uitkering mee met het welvaartsniveau. Deze soort stijgt dus meer dan de waardevaste uitkeringen. - Sommige mensen doen vrijwillig sparen voor een uitbreiding op de AOW-uitkering, maar meestal is dit verplicht (= gedwongen besparingen). Dit wordt meestal geregeld voor een pensioenfonds. Voor elke bedrijfstak is een apart pensioenfonds (bijvoorbeeld voor alle werknemers in de gezondheidszorg en het maatschappelijke werk het pensioenfonds Zorg en Welzijn en voor de ambtenaren Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds). De pensioenuitkering is geen vervangen van, maar een aanvulling op de AOW-uitkering. Iemand die 40 jaar premie betaalt, krijgt een zodanige aanvulling op de AOW, dat het totaal inkomen 70% van het laatstverdiende of 80% van het gemiddeld verdiende loon bedraagt. De betaalde pensioenpremie is aftrekbaar voor de belastingen, maar over de pensioenuitkering wordt wel belasting betaald. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 11 van 13

Pensioen is uitgesteld loon, in principe ruil je over de tijd. Nu betaal je premie en later krijg je er je uitkering voor terug. De pensioenfondsen beleggen max. 40% van de betaalde pensioenpremies in o.a. aandelen, obligaties en onroerend goed. Dit is een risico, want het kan zijn dat de opbrengst op de beurs tegenvalt. - De inkomens voor 65-plussers. AOW-uitkering Aanvullend pensioen Eigen Middelen - Voor zorgkosten die niet individueel verzekerbaar zijn, kan een beroep worden gedan op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Om de kosten van deze verzekering in de hand te houden wordt de uitbetaling hiervan sinds 2003 niet meer in natura verstrekt maar in geld. Na een zorgindicatie kan de cliënt kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Wanneer mensen dit geld zelf in de hand hebben maken ze bewustere keuzes en kiezen ze niet meteen voor de duurste zorg die er te krijgen is. Hoofdstuk 6, ruilen tussen de generaties. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 12 van 13

- Binnen de families bestond een grote solidariteit tussen de generaties. Kinderen werden zo opgevoed dat ze later de zorg voor de familie als vanzelfsprekend op zich zouden nemen. - Ruil zonder algemeen aanvaard ruilmiddel is ruil in natura. - De sociale wetgeving kwam op gang met de invoering van de Wet op kinderarbeid uit 1874. Met dit Kinderwetje van Van Houten werd het voor kinderen jonger dan 12 jaar verboden om te werken. - De samenleving waarin de overheid zorgt voor sociale zekerheid noemt men de verzorgingsstaat. Hierin heeft de overheid de taak sociale doelen te bereiken door in te grijpen in de inkomensverdeling en de arbeidsomstandigheden. In de verzorgingsstaat is de solidariteit tussen ziek en gezond, tussen jong en oud en tussen rijk en arm, niet langer uitsluitend gebaseerd op familieverbanden. Al die zorg die de overheid verstrekt is natuurlijk niet gratis, hoe dit gefinancierd wordt zie je in figuur 6.1. Bestudeer ook goed figuur 6.2 & 6.3 en hun uitleg. Deze zijn belangrijk. - De overdrachten tussen de generaties bestaan niet alleen uit inkomen en vermogen. Er zijn ook andere vormen van overdacht, zoals kennis en milieuproblemen. - De overheid hanteert ook het doelmatigheidsbeginsel: de opbrengsten van belastingen moeten groter zijn dan de kosten voor het innen van de belasting. - Ook is er het profijtbeginsel: degene die gebruikmaken van een voorziening betalen ook voor die voorziening (zoals bij de wegenbelasting). - En tenslotte nog het draagkrachtbeginsel dat eerder al werd uitgelegd. Hierbij betalen degenen met een hoog inkomen procentueel een groter deel van de uitgaven dan degenen met een laag inkomen (bijvoorbeeld de schijvenbelasting). https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-lesbrief-levensloop Pagina 13 van 13