Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen:

Vergelijkbare documenten
9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

4,2. Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Levensloop

3.2 De wereld van transacties

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

Samenvatting Economie Jong & Oud

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Oefentoets Klas: havo 4

In de economie is een goed schaars als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het te krijgen -> relatieve schaarste

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Jong & Oud ECONOMIE HAVO 4

4.1 Klaar met de opleiding

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

8,5. Samenvatting door Nienke 1188 woorden. 2 keer beoordeeld 6 mei Domein G: Risico en informatie. Informatie bij marktpartijen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

5,5. Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober keer beoordeeld

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 t/m 16

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan euro.

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Samenvatting Economie Vervoer

Overheid in ruime zin - centrale overheid + lagere overheden (provincies en gemeenten)

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

7,3. - Verandering budget > evenwijdige verschuiving - Verandering 1 van de prijzen > verandering van de helling. - Nemen beslissingen.

ALGEMENE ECONOMIE /04

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

H1: Economie gaat over..

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Opdrachten belastingstelsel

6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding

Samenvatting Economie H.8 / H.3

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

Samenvatting Economie Risico en Rendement

Zacco. bekennen 10 jaar, 10 jaar 1 jaar, 22 jaar zwijgen 22 jaar, 1 jaar 2 jaar, 2 jaar

Polisvoorwaarden= hierin staat tegen welke risico s je verzekerd bent en onder welke voorwaarde er schade-uitkering wordt gegeven

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

Lesbrief Levensloop 1 e druk

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

Grootverdiener zwaarder belast

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

A. Collectieve lastendruk (overheidsinkomsten) = Belastingen en soc. Premies/Nationaal inkomen X 100%

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Vraag Antwoord Scores

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

Samenvatting Economie Lesbrief Welvaart H1-H5

Samenvatting economie, levensloop hoofdstuk 1 t/m 6 & kleding hoofdstuk

6,9. Samenvatting door een scholier 1342 woorden 12 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 4

Meso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Budgetteringsrapport. J. van Dalen L. van Dalen- Stok

6,1. Samenvatting door een scholier 1406 woorden 21 juni keer beoordeeld. Economie in context

Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3

6,3. Samenvatting door een scholier 2646 woorden 23 juni keer beoordeeld. Economie Lesbrief Vervoer Hoofdstuk 1 t/m 5

Adviestabel ouderbijdragen kinderopvang 2003

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

ARBEIDSONGESCHIKT? Samen zoeken we de oplossing die bij u past. Verzekerd van alle aandacht.

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

PARTICULIEREN: LETOP

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Het berekenen van kortingen en toeslagen, theorie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af?

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

7.5. Boekverslag door Een scholier 2475 woorden 19 januari keer beoordeeld

DE LORENZKROMME. Lorenzkromme 1

Wet uniformering loonbegrip

Onze hulp is noodhulp. De voedselpakketten delen we wekelijks uit, maar zijn niet genoeg voor een hele week eten. Wij vullen uw boodschappen aan.

Wet Uniformering Loonbegrip Per 1 januari 2013

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

De winkelier ontvangt dus meer btw dan dat hij betaald. Het verschil van 29,40 21,- = 8,40 draagt de winkelier af aan de belastingdienst.

Toekenningscriteria voor de. aanvraag van een voedselpakket

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Uitleg Salarisstrook!

Advieswijzer. Werken als zzp er Denk ondernemend. Denk Bol.

ARBEIDSONGESCHIKT? Samen zoeken we de oplossing die bij u past. Verzekerd van alle aandacht.

Toekenningscriteria voor de aanvraag van een voedselpakket

Begrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.

SALARISSTROOK WGI Iedere maand ontvangen werknemers van Werkgeversinstituut (WGI) een salarisbetaling en een salarisstrook.

Toekenningscriteria voor een aanvraag voor deelname aan Stichting De Vakantiebank

Transcriptie:

Economie samenvatting hoofdstuk 2 Dagmar Rasenberg 4a Hoofdstuk 2 Kinderen brengen veel vreugde en gezelligheid, maar de keuze voor kinderen is niet altijd economisch verantwoord. Het heeft namelijk veel economische gevolgen: het kost veel tijd, er moet veel extra kleding gekocht worden, kinderkamer, kinderopvang. Dit laatste hoeven ze niet helemaal zelf te betalen. De overheid helpt ook nog een handje. Deze bijdrage is alleen wel inkomensafhankelijk: verdienen de ouders een hoog inkomen dan is de bijdrage van de overheid laag, maar verdienen ze weinig dan betaalt de overheid vrijwel alles. Daarna moeten de ouders ook nog de basisschool betalen, maar deze kosten zijn laag. Eenmaal in het voortgezet onderwijs kunnen deze kosten best wat oplopen. Er is een verband tussen het inkomen van de ouders en het bedrag dat ze uitgeven aan het grootbrengen van kinderen. De overheid levert nog een belangrijke financiële bijdrage: de kinderbijslag. De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. Kinderen die vanaf hun 16 e jaar naar een hogere beroepsopleiding gaan, krijgen geen kinderbijslag meer. Sommige kinderen krijgen al op jonge leeftijd zakgeld. Het zakgeld krijg je over een bepaalde periode, per week of per maand. Zakgeld is een voorbeeld van een stroomgrootheid. Als je iets over een bepaalde periode meet, is dat een stroomgrootheid. Een voorraadgrootheid wordt gemeten op een bepaald moment. Het geldbedrag wat je op 16 mei in je portemonnee hebt zitten, is een voorraadgrootheid. Naast zakgeld hebben veel scholieren nog een bron van inkomen: een bijbaan. Daarbij doen ze hun eerste werkervaring op en krijgen ze te maken met begrippen als brutoloon, loonheffing en nettoloon. De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen. De heffing wordt afgetrokken van je brutoloon zodat je netto minder overhoudt. Voor iedereen is er dezelfde heffingskorting, in 2010 was deze nog 1.987. Zolang de berekende loonheffing niet boven de algemene heffingskorting komt, hoef je niet aan de belastingdienst uit te dragen. Soms wordt er loonheffing achtergehouden op het brutoloon. Deze heffing kan later weer worden teruggevraagd. Hoe inkomens zijn verdeeld over personen, kun je in beeld brengen met een lorenzkromme of een lorenzcurve. Om die te kunnen tekenen is het nodig de gegevens te bewerken. In de grafiek van de lorenzkromme zetten we op de horizontale as het cumulatief percentage per persoon en op de verticale as het cumulatief percentage van het inkomst. Cumulatief betekend opgeteld. Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen: Ieder draagt hetzelfde bedrag bij Iedereen betaalt hetzelfde percentage van het inkomen Het percentage dat iemand betaalt, stijgt naarmate het inkomen hoger is

De bijdrage die ieder levert aan de pot kun je vergelijken met een belastingheffing. Er worden gezamenlijke uitgaven mee betaald. Wat overblijft van het inkomen kan ieder naar eigen keuze besteden. Dat noemen we het besteedbaar inkomen. Wanneer de relatieve of procentuele inkomensverschillen als gevolg van de herverdeling kleiner worden, spreken we van nivellering. Als de relatieve of procentuele inkomensverschillen groter worden, noemen we dat denivellering. Nadat je een inkomen hebt ontvangen kun je het meteen consumeren, maar je kunt het ook geheel of gedeeltelijk sparen. Consumeren betekent dat je geld besteedt aan producten voor de bevrediging van je behoeften. Het bedrag dat je niet consumeert, spaar je. Sparen is het niet-besteden van inkomen. Jongeren zijn niet alleen weinig spaarzaam, ze besteden meer dan hun inkomen. Dit doen ze door te lenen. Wie spaart stelt consumptie uit. Bij sparen wordt het moment van consumptie verplaatst naar de toekomst. Sparen is dus een voorbeeld van ruilen of intertemporele ruil. Als iemand zijn consumptie betaalt met geleend geld, wordt er ook over de tijd geruild het geld is dan nog niet verdiend terwijl er toch al geconsumeerd wordt. Wie koopt met geleend geld zal rente moeten betalen wie bijvoorbeeld een tv op afbetaling koopt, zal daardoor uiteindelijk een hoger bedrag neertellen dan iemand die contant betaalt. Aan het eind van het voortgezet onderwijs staan scholieren voor een beslissing: werken of doorleren. Wie op jonge leeftijd kiest voor een baan, de vroegverdiener, heeft al op jonge leeftijd een eigen inkomen en volop mogelijkheden om te consumeren. Wie kiest voor doorleren, de laatverdiener, zal zijn consumptie uit moeten stellen. Als een consument de mogelijkheden van zijn budget en de opofferingskosten kent, is hij in staat een rangorde aan te brengen in zijn voorkeuren. Hij kan dan een keuze maken uit verschillende alternatieven ook het beschikken over voldoende informatie is van belang Alle kosten die worden gemaakt om een ruil tot stand te brengen noemen we transactiekosten. Transactiekosten zijn terug te voeren op gebrek aan informatie en te weinig vertrouwen. Als je bijvoorbeeld iets probeert te verkopen, kan je het er op internet mooier uit laten zien dan dat het werkelijk is. Degene die meer weet, kan misbruik maken van zijn informatievoorsprong, dan hebben we te maken met asymmetrische informatie, de ene partij weet meer dan de andere. Te veel asymmetrische informatie is niet goed. Het is dus een grote kans dat de koper van het product met een slecht product naar huis gaat, ongewild selecteerde hij het product dat hij juist niet wilde. Dit is averechtse selectie. Wie zich op een tweedehands markt begeeft, loopt risico. De meesten mensen houden daar niet van en gaan zich dus verzekeren. Iedereen is wettelijk aansprakelijk voor de schade die hij toebrengt aan anderen. Het risico, dat de wettelijke aansprakelijkheid (WA) met zich meebrengt, is verzekerbaar via de WA-verzekering. Voor bestuurders van motorvoertuigen is een WA-verzekering verplicht.

Bij verzekeringen ligt het gevaar van averechtse selectie op de loer. Er zijn natuurlijk voorzichtige rijders die bijna geen ongelukken maken en roekeloze rijders die veel schade claimen. De klanten die weinig schade claimen, noemen we de goede risico s en de veel-claimers noemen we de slechte risico s. Tot welke groep een klant behoort weet de verzekeraar pas achteraf. De mensen moeten premie betalen voor hun verzekering. Premie = kans op schade x de gemiddelde hoogte van de verwachte schade. Door voor iedereen dezelfde premie in rekening te brengen, kunnen voorzichtige rijders zich benadeelt voelen. Dat is dus een probleem. Hierdoor krijg je averechtse selectie: de verzekeraar wil veel goede risico s maar met zijn premies jaagt hij de klanten weg Averechtse selectie kan bestreden worden door iedereen te verlichten zich te verzekeren. Er wordt dan collectieve dwang toegepast. De goede risico s moeten zich dan verzekeren, waardoor de gemiddelde premie laag blijft. Een andere manier om averechtse selectie tegen te gaan is premiedifferentiatie. Bij premiedifferentiatie moeten de slechte risico s meer betalen dan de goede risico s. Averechtse selectie kan je ook tegengaan met een vrijwillig eigen risico. Een eigen risico houdt in dat het eerste deel van het schadebedrag voor rekening komt van de verzekerde en niet voor de verzekeraar. Soms wordt averechtse selectie tegengaan door een combinatie van instrumenten. Dit komt voor bij de WA-autoverzekering. Deze is verplicht en de verzekeringspremie kan verschillen per verzekerde. De basispremie is afhankelijk van de nieuwwaarde van de auto. Daarnaast werken verzekeringsmaatschappijen met een bonus-malusregeling. Dit betekend dat automobilisten die geen of weinig schade veroorzaken een korting krijgen op de premie en dat automobilisten die veel schade veroorzaken extra premie moeten betalen. Asymmetrische informatie kan ook op een andere manier tot problemen leiden. Iemand die een verzekeringscontract heeft afgesloten kan met de polis op zak onzorgvuldiger worden in zijn gedrag. Dit is moreel wangedrag. Dit kom je ook wel eens tegen bij reisverzekeringen. We proberen het bovenstaande tegen te gaan door het invoeren van een eigen risico. Bij de schade moet de verzekerde eerst een bedrag zelf betalen. De schade boven dat bedrag wordt vergoed. Moreel wangedrag bestaat ook op andere gebieden dan verzekeringen. Het gaat er in het algemeen om dat men zich slechter gedraagt omdat anderen opdraaien voor de kosten. Begrippen Algemene heffingskorting Een bedrag dat in mindering wordt gebracht op de te betalen loonheffing. Asymmetrische informatie De ene partij beschikt over meer informatie dan de andere partij. Averechtse selectie (= adverse selection) Houdt in dat de mensen met een hoog risico (de slechte risico s) zich wel verzekeren en de mensen met een laag risico (de goede risico s) niet.

Besteedbaar inkomen Inkomen na aftrek van belastingen en premies, maar inclusief de overdrachtsinkomens (bijvoorbeeld kinderbijslag). Brutoloon Het loon voor aftrek van belastingen en premies. Collectieve dwang Druk die wordt uitgeoefend om te zorgen dat iedereen zich aan een regel houdt. Dit kan door vastgelegde regels (wetten) die met sancties (strafmaatregelen) worden gehandhaafd, maar ook met ongeschreven regels, sociale normen. Bijvoorbeeld een verplichte verzekering. Consumeren Het kopen van goederen en diensten door de eindgebruiker. Cumuleren Het voorafgaande erbij optellen. Denivellering Het groter worden van de relatieve inkomensverschillen. Herverdeling van inkomens Iemand die veel verdient moet meer belasting en sociale premies betalen dan iemand die weinig verdient. Hierdoor ontstaat er een gelijkmatiger inkomensverdeling. Inkomensafhankelijk De hoogte van een subsidie of bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Intertemporele ruil (= ruilen over de tijd) Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes. Kinderbijslag Bijdrage van de overheid voor ouders van kinderen tot 18 jaar, die elk kwartaal wordt betaald, niet inkomensafhankelijk. Loonheffing Het bedrag dat als voorheffing van de inkomstenbelasting en de premie volksverzekering wordt ingehouden op het brutoloon. Marktfalen De vrije marktwerking wordt verstoord. Op de markt komt geen optimale situatie tot stand. Moreel wangedrag (= moral hazard) Het gevaar dat mensen of instellingen zich roekeloos en onverantwoord gaan gedragen, als ze zelf niet opdraaien voor de kosten. Nivellering Het kleiner worden van de relatieve inkomensverschillen. Premiedifferentiatie Verschillen in premie tussen verzekerden. De slechte risico s betalen meer premie dan de goede risico's. Risico-aversie Een hekel hebben aan risico, uit angst voor onverwachte nadelige gebeurtenissen. Ruilen over de tijd (= intertemporele ruil) Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes. Sparen Het niet besteden van een deel van het inkomen. Stroomgrootheid

Grootheid die over een bepaalde periode wordt gemeten. Bijvoorbeeld inkomen. Transactiekosten Alle kosten die worden gemaakt om de ruil tot stand te brengen en af te wikkelen. Voorraadgrootheid Grootheid die op een bepaald moment wordt gemeten. Bijvoorbeeld vermogen