Samenvatting Economie Module 7 De Overheid Samenvatting door een scholier 946 woorden 15 november 2007 5 8 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 7: de overheid Samenvatting voor GR ECONOMISCHE ORDE = de manier waarop de productie in een land is georganiseerd (2 manieren) allocatie = de toedeling van de productie middelen economische orde = de onderlinge afstemming van keuzes van consumenten, producenten, overheid en belangenorganisaties 1. MARKTMECHANISME = de allocatie (= verdeling van de productiefactoren) wordt geregeld via vraag en aanbod. 2. BUDGETMECHANISME = de allocatie wordt geregeld door de overheid (2) DEMOCRATISCH BUDGETMECHANISME = regering legt zijn begrotingen voor aan volksvertegenwoordiging die besluit. BUREAUCRATISCH BUDGETMECHANISME = een centraal gezag neemt de beslissingen (bv, proefwerkrooster) PRIJSMECHANISME = als consumenten meer van een product kopen stijgt de prijs en wordt er meer geproduceerd. werkt overschotten weg (vraag en aanbod) tekortkomingen MARKTMECHANSIME: - er bestaan goederen die geen prijs hebben (collectieve goederen) bv. dijken, defensie etc. --negatieve externe effecten (product kan goedkoop en gewild zijn terwijl productie slecht is voor milieu) --het prijsmechanisme kan te schoksgewijs gaan (hoge prijzen bij misoogst) -- kan soms prijzen tot stand komen die men maatschappelijk gezien onaanvaardbaar te hoog of te laag vind. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-module-7-de-overheid Pagina 1 van 5
- NADELEN bureaucratisch BUDGETMECHANISME: -- 1. systeem levert niet wat consumenten vragen (aanbodgestuurd systeem) --kan niet snel op veranderingen worden gereageerd -- mensen worden niet gemotiveerd hun best te doen - NADELEN DEMOCRATISCH BUDGETMECHANISME: -Ambtenaren vermijden risico's -weerstand tegen vernieuwingen -men is zich minder bewust van de kosten -- GEMENGDE ECONOMIE = mengeling van marktmechanisme en overheidsbemoeienis - POLDERMODEL = dat werknemers en werkgevers vaak zonder tussenkomst van de overheid tot overeenstemming komen. (overlegeconomie is hier een deel van) - INDIVIDUELE GOEDEREN = goederen die in individueel splitsbare eenheden geleverd kunnen worden bv. onderwijs. - 4 SECTOREN: primaire sectore (landbouw etc.) -secundaire sector (industriële bedrijven) - tertiaire sector = commerciële dienstverlenende bedrijven (banken, reclame bureau's) - kwartaire sector = gericht op maatschappelijke dienstverlening en niet op winst (gezondheidszorg, openbaar vervoer, openbare bibliotheken) - COLLECTIEVE SECTOR = De overheid (gemeentes, provincies en de Rijksoverheid), maar ook alle instellingen die zorgen voor de sociale verzekeringen (uitkeringen en ziektekosten). Het tegenovergestelde van de collectieve sector is de particuliere sector. OVERHEID = RIJK + lagere overheden (provincies, gemeenten, waterschappen) - SOCIALE FONDSEN = verstrekken geld aan diegenen die recht hebben op een uitwerking COLLECTIEVE LASTEN = geldbedragen die de collectieve sector binnenkrijgt COLLECTIEVE UITGAVEN = alle bedragen die de collectieve sector uitgeeft(uitkeringenkrachters de sociale verzekeringen: overdrachtuitgaven vb. werknemersverzekeringen is WW, volksverzekeringen = AOW, rijksuitgaven, lagere overheden: wegen in dorpen moeten worden betaald. - COLLECTIEVE ONTVANGSTEN = sociale premies en ontvangsten van het rijk en ontvangsten van de lagere overheden. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-module-7-de-overheid Pagina 2 van 5
- FUNCTIES COLLECTIEVE SECTOR: 1. toedelingsfunctie of allocatiefunctie, beslissingen in de collectieve sector hebben invloed op de manier waarop de productiemiddelen zijn verdeeld over de productiemogelijkheden - overheid kan op paar manieren invloed uitoefenen op samenstelling nationale producten: - zelf goederen en diensten produceren (bv. defensie) - subsidiëren van bepaalde goederen (onderwijs) - regels, bv wetten ter berscherming van het milieu - 2. stabilisatiefunctie = overheid probeert de conjunctuur golfbeweging te stabiliseren -door bij overbesteding (hoogconjunctuur) belasting te verhogen en overheidsbestedingen te verlagen - bij onderbesteding (laagconjunctuur) belasting verlagen en overheidsbesteding verhogen - 3. verdelingsfunctie = via maatregelen vanuit collectieve sector wordt geprobeerd de verdeling van inkomens en vermogens te veranderen. positieve externe effecten = bv. openbaar vervoer, verhoogt welvaart (goede infrastructuur, minder files) BEMOEIGOEDEREN = goederen waar de overheid zich mee bemoeit (alcohol, tabak)(demerit) merit = goederen beïnvloeden zodat ze er meer gebruik van maken. ontvangsten collectieve sector = sociale premies, ontvangsten van het rijk, ontvangsten van lagere overheden - COLLECTIEVE LASTENDRUK = collectieve lasten / nationaal inkomen * 100 - KAMER VAN KOOPHANDEL = doet het bevorderen van de economie RIJKSBEGROTING = wetsontwerpen waarin het parlement de financiële plannen van de regering te goedkeuring krijgt voorgelegd. - MILJOENENNOTA = samenhangend overzicht van het gevoerde beleid MICRO-ECONOMISCHE VERKENNING = geeft een beeld van de verwachte financieel-economische ontwikkelingen - BEGROTING: kabinet heeft voorbereidende functie en een uitvoerende functie, het parlement heeft een wetgevende functie en de tweede kamer heeft het recht veranderingen aan te brengen in begroting - BELASTINGEN = gedwongen betalingen aan de overheid waarvoor de belastingbetaler geen rechtstreeks aanwijsbare tegenprestatie ontvangt https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-module-7-de-overheid Pagina 3 van 5
-belasting op inkomen winst en vermogen (directe belasting) - indirecte belastingen = kostprijsverhogende belastingen, zoals inkomstenbelasting, vennootschapbelasting en kansspelbelasting - UITGAVEN = in te delen op verschillende manieren, - naar departement: het ene departement geeft meer uit de de andere - naar economische categorie: 1. bestedingen (investeringen, wegen, bruggen), consumptiegoederen (grondstoffen en economie) en 2. overdrachten geld dat het rijk uitgeeft zonder er een goed of dienst voor terug te ontvangen (bv. rente op staatschuld, subsidies) - RETRIBUTIE = betalingen (voor overheid ontvangsten) voor typische overheidsdiensten/goederen bv. schoolgeld PROFIJTBEGINSEL = je betaald naar de mate waarin je profijt hebt van de geleverde diensten. - DRAAGKRACHTBEGINSEL = sterkste schouders dragen de zwaarste lasten (bij meer inkomen gaat men procentueel meer belasting betalen) HEFFINGSKORTING = een korting op de totaal te betalen belasting - negatief BEGROTINGSSALDO = overheid komt geld tekort - NEUTRALE FINANCIERING VAN HET BEGROTINGSTEKORT = dat het financieringssaldo gelijk blijft er wordt evenveel betaald als dat er geleend wordt MONETAIRE FINANCIERING VAN HET BEGROTINGSTEKORT = dat het extra geld leent zodat men meer schulden krijgen - FINANCIERINGSSALDO = begrotingssaldo + aflossingen, als dit positief is veroorzaakt verruiming van de kapitaalmarkt, een negatief saldo een verkrapping. - FINANCIERINGSTEKORT = bedrag waarmee staatsschuld stijgt - FINANCIERINGSOVERSCHOT = bedrag waarmee staatsschuld afneemt - OVERHEIDSSCHULDQUOTE = overheidsschuld/bbp *100 -- OVERHEIDSSCHULDQUOTE = hiermee wordt staatsschuld van landen onderling vergeleken https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-module-7-de-overheid Pagina 4 van 5
- indirecte belasting: accijns, invoerrechten. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-module-7-de-overheid Pagina 5 van 5