Samenvatting door N. 1514 woorden 15 oktober 2016 9,6 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Begrippen bindende afspraak Een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt/niet onderuit kunt. budget Meestal: het geldbedrag dat je kunt besteden. Kan ook in een andere context voorkomen, bijvoorbeeld het aantal uren dat je kunt besteden. budgetlijn Een budgetlijn geeft verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden aan bij een bepaald budget. budgetvergelijking De formule die de mogelijke combinaties laat zien die je met een budget hebt. consumptie Aanschaffen van producten door de eindgebruiker. coöperatief spel Spel waarbij spelers samenwerken. dominante strategie De strategie die het meest oplevert, ongeacht de strategie van de ander. gedomineerde strategie De strategie die in alle gevallen het minst oplevert. investeren Het kopen van (kapitaal)goederen door een onderneming: het kopen van goederen en diensten om er verder mee te produceren. koopkracht van het inkomen De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. meeliftersgedrag (= free-ridergedrag) Gratis profiteren van de inspanningen van anderen. niet-coöperatief spel Spel waarbij spelers niet samenwerken, maar elkaar beconcurreren. nominaal In geld uitgedrukt. opofferingskosten De gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief. https://www.scholieren.com/verslag/98424 Pagina 1 van 5
resultatenmatrix (= opbrengstmatrix) Een tabel waarin de opbrengst van elke strategie is weergegeven. schaars Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te maken. tit-for-tatstrategie Een strategie waarin de ene speler precies hetzelfde doet als de andere speler. Samenvatting Consumeren en produceren Consumeren is het aanschaffen van producten door de eindgebruiker, investeren is het aanschaffen van kapitaalgoederen door een particulier bedrijf of door de overheid. Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te verwerven. Opofferingskosten Opofferingskosten (alternatieve kosten) zijn de gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief. Een voorbeeld. Ilse kan kiezen tussen een avondje bioscoop en het wassen van de auto van haar moeder. Een bioscoopkaartje kost Ilse 9 en het wassen van de auto van haar moeder levert haar 10 op. Beide activiteiten vindt Ilse heel leuk. Als zij kiest voor de bioscoop zijn de opofferingskosten 10 en de totale kosten 9 + 10 = 19. Maar stel nu dat Ilse het wassen van de auto niet zo leuk vindt en niet bereid is dit te doen voor minder dan 8. De opofferingskosten voor het bioscoopbezoek zijn dan 10 8 = 2 en de totale kosten bedragen in dat geval 9 + 2 = 11. De opofferingskosten zijn in dit laatste geval gelijk aan het (werknemers-)surplus of de netto opbrengst van het auto wassen. Budgetlijn Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget. In onderstaande grafiek wordt dit toegepast op inkomen en vrije tijd. Om drie uur minder per dag te werken moet je 60 opofferen. De opofferingskosten van 1 uur meer vrije tijd zijn dus 20. Er ontstaat hierbij een keuzeprobleem. Meer vrije tijd betekent minder werken en minder werken betekent minder inkomen. Niet alleen inkomen draagt bij aan de welvaart, ook vrije tijd draagt daaraan bij. Koopkracht Koopkracht is geld uitgedrukt in goederen (reële waarde van het geld). Als het budget van Nico met 20% stijgt en de prijzen van cola en chips stijgen beiden met 8% is de koopkracht van Nico toegenomen met (120/108) 100% 100% = 11,1%. Speltheorie Bij de speltheorie wordt voorondersteld dat: Beslissingen van de ene partij invloed hebben op de beslissingen van de andere partij. Spelers rationeel handelen. De informatie symmetrisch is. De uitbetalingsmatrix geeft de te verwachten opbrengsten weer bij een bepaalde strategie. Er sprake is van evenwicht indien de uitkomst van het spel voorspeld kan worden. Twee dominante strategieën https://www.scholieren.com/verslag/98424 Pagina 2 van 5
betekent een evenwicht in dominante strategieën. Gevangendilemma Voor een voorbeeld, ga naar http://www.youtube.com/watch?v=p3uos2fzij0 De uitbetalingsmatrix ziet er in dit geval als volgt uit: Vrouw Man split steal split 50.000 : 50.000 0 : 100.000 steal 100.000 : 0 0 : 0 De dominante strategie is steal! De vrouw volgt die strategie, de man echter niet. Zouden zij beiden zonder vooraf te overleggen een rationele keuze maken, dan zouden ze beiden kiezen voor steal. Het resultaat zou dan voor beiden nul zijn. Zoals ook in dit filmpje is te zien, zou het maken van een afspraak kunnen leiden tot een beter resultaat, maar als je elkaar niet vertrouwt blijft de prikkel heel sterk om voor eigen belang te kiezen en dus niet-coöperatief te zijn. Tit for tat (lik op stuk) Indien het spel meerdere keren wordt herhaald, zal dat invloed hebben op de strategie (keuze) van de spelers. Een speler kan dan kiezen voor een coöperatieve strategie en afhankelijk van de keuze van de ander (wel of niet samenwerken) hierop reageren. Als de ander ook kiest voor samenwerken zal de eerste speler dit in een volgende ronde herhalen. Kiest de tegenspeler voor een niet-coöperatieve houding, dan zal de andere speler dit beantwoorden met.een niet-coöperatieve strategie. Bindende afspraken Door het maken van bindende afspraken, afspraken waarbij het niet nakomen ervan bijvoorbeeld bestraft wordt, kan coöperatief gedrag afgedwongen worden. Free-rider of meeliftersgedrag Meelifters profiteren (maken misbruik) van de inzet van anderen terwijl ze er zelf niets voor terugdoen/geven. Hoofdstuk 2 Begrippen algemene heffingskorting Een bedrag dat in mindering wordt gebracht op de te betalen loonheffing. besteedbaar inkomen Inkomen na aftrek van belastingen en premies, maar inclusief de overdrachtsinkomens (bijvoorbeeld kinderbijslag). brutoloon Het loon voor aftrek van belastingen en premies. consumeren Het kopen van goederen en diensten door de eindgebruiker. cumuleren Het voorafgaande erbij optellen. denivellering Het groter worden van de relatieve inkomensverschillen. https://www.scholieren.com/verslag/98424 Pagina 3 van 5
herverdeling van inkomens Verdeling van de inkomens na loonheffing. Iemand die veel verdient moet meer belasting en sociale premies betalen dan iemand die weinig verdient. Hierdoor ontstaat er een gelijkmatiger inkomensverdeling. inkomensafhankelijk De hoogte van een subsidie of bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. intertemporele ruil (= ruilen over de tijd) Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes. kinderbijslag Bijdrage van de overheid voor ouders van kinderen tot 18 jaar, die elk kwartaal wordt betaald, niet inkomensafhankelijk. loonheffing Het bedrag dat als voorheffing van de inkomstenbelasting en de premie volksverzekering wordt ingehouden op het brutoloon. menselijk kapitaal Het geheel aan kennis en vaardigheden van een persoon. nivellering Het kleiner worden van de relatieve inkomensverschillen. ruilen over de tijd (= intertemporele ruil) Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes. schuldaversie Een afkeer hebben tegen schuld. sparen Het niet besteden van een deel van het inkomen. stroomgrootheid Grootheid die over een bepaalde periode wordt gemeten. Bijvoorbeeld inkomen. transactiekosten Alle kosten die worden gemaakt om de ruil tot stand te brengen en af te wikkelen. verdiencapaciteit Het bedrag dat iemand maximaal kan verdienen. voorraadgrootheid Grootheid die op een bepaald moment wordt gemeten. Bijvoorbeeld vermogen. Inkomensverdeling Niet iedereen heeft eenzelfde inkomen. Sommige mensen hebben een laag inkomen en anderen een hoog inkomen. Een inkomensverdeling laat zien welk deel (percentage) van het totale inkomen een bepaald groep (percentage) van de mensen heeft. In een grafiek getekend, levert dit een lorenzcurve op. Een lorenzcurve geeft de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer. Hoe dikker de buik van de lorenzcurve hoe ongelijker (schever) de inkomensverdeling. In de grafiek van de lorenzcurve zetten we op de horizontale as het cumulatief percentage personen en op de verticale as het cumulatief percentage van inkomen. Op de horizontale as van de lorenzcurve komen eerst de personen met de laagste inkomens en daarna de personen met de hogere inkomens. De personen met de laagste inkomens vind je dus links en de personen met de hoogste inkomens rechts op de as. Wanneer de relatieve of procentuele inkomensverschillen als gevolg van een herverdeling kleiner worden, is er sprake van nivellering. Als de relatieve of procentuele inkomensverschillen groter worden, is er sprake van denivellering. https://www.scholieren.com/verslag/98424 Pagina 4 van 5
Denivelleren betekent dat de verhouding tussen hoge en lage inkomens groter wordt. Economen doen geen uitspraak over de (on)rechtvaardigheid van een verdeling, politici doen dat wel. Ruilen over de tijd Consumeren is het kopen van producten voor de bevrediging van je behoeften. Bij sparen wordt de consumptie uitgesteld. Het moment van consumptie wordt verplaatst naar de toekomst. Bij sparen wordt het moment van consumptie verplaatst naar de toekomst. Hierbij is sprake van intertemporele ruil of ruilen over de tijd. Ook bij consumeren met geleend geld is er sprake van ruilen over de tijd. Door te lenen wordt het moment van de koop vervroegd, het koopmoment wordt in de tijd naar voren gehaald. Hierbij ontstaat er een schuld. De opofferingskosten van consumeren met geleend geld zijn gelijk aan de rente die over de lening moet worden betaald. Werken en doorleren De intertemporele ruil speelt ook bij de keuze voor werken of doorleren. Wie op jonge leeftijd kiest voor een baan, de vroegverdiener, heeft al op jonge leeftijd een inkomen en volop mogelijkheden om te consumeren. Wie kiest voor doorleren, de laatverdiener zal zijn consumptie moeten matigen. De kans is groot dat de laatverdiener geld moet lenen om zijn studie te kunnen betalen. Zijn studie is een investering in menselijk kapitaal en dat betaalt zich uit in een hoger loon dan de vroegverdiener. https://www.scholieren.com/verslag/98424 Pagina 5 van 5