UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

Vergelijkbare documenten
Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 4

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 OPGAVE 3

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 DEEL 1

Aurington. Administratie en Advies

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

Homework. week 4. H5 Liquiditeit. opgave 1. januari februari maart ontvangsten. entree abonnementen subsidie horeca

Q1 Q2 Q3 Q4. Liquide middelen begin kwartaal Verkopen

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Hoofdstuk 42 belangrijk

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6

9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2

Rekening courant krediet Crediteuren

Rekening courant krediet Crediteuren

De resultatenrekening

1. GROOTBOEKREKENINGEN EN DE KOLOMMENBALANS

Financieel Management

Uitwerkingen Basiskennis Boekhouden Convoy Uitgevers 2016

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Uitwerkingen PDB Bedrijfsadministratie met resultaat hoofdstuk 1

1. Debet 020 Inventaris Credit Datum Omschrijving Bedrag Datum Omschrijving Bedrag 1 feb Van balans ,-

Vlottende activa: Kas Totaal investering

Financiële aspecten van de planning

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

Te betalen omzetbelasting Aan Te vorderen omzetbelasting Aan Af te dragen omzetbelasting 2.100

Jaarstukken Stichting Koinonia

Hoofdstuk 43 belangrijk

Financiële analyse van de jaarrekening

Jaarstukken Stichting Koinonia

Jaarrekening Test BV 2015

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 5

Eindexamen havo m&o 2013-I

Examen PC 2 vak Cash Management

Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoefte. Opgave 3.6a hoort bij paragraaf 3.3, De gemiddelde opslagduur van de voorraad goederen.

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Financiële ratio s met CASH!

Wetenschappelijk Onderwijs

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 10 JUNI 2009

a. Gemiddeld debiteurensaldo: ( ) / 2 = Verkopen op rekening inclusief omzetbelasting: ,21 =

Samenvatting Management & Organisatie Boek 2B, Hoofdstuk 41 t/m 44

Appendix Bedrijfseconomie

Jaarstukken Stichting Koinonia

Het kasstroomoverzicht

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 6. Opgave 6.1 a. Gemiddeld eigen vermogen = ( ) / 2 =

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag KM Vlissingen

Jaarstukken Stichting Koinonia

Kennis Bedrijfseconomie. Werkboek

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat.

a. Stel de beginbalans op 1 januari 2006 samen volgens het model van bijlage I.

Basiskennis Boekhouden (BKB ) / Elementair Boekhouden. Correctiemodel voorbeeldexamen

Uitwerkbladen Examentraining 1

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 11 EN 12 JANUARI 2011

Hoofdstuk 6: Beoordelen

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Nieuw gebouw Vestigingsplaats:

1 Het kasstroomoverzicht

Stichting NME Alkmaar gevestigd te Alkmaar. Jaarrekening 2013

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 5 tot en met 8. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Antwoorden hoofdstuk 4

Hoe houd je grip op de financiën van je onderneming. Door : Paul Thonen en Raimond Nuijen

Bij een resultatenbegroting (ook wel exploitatiebegroting genoemd) wordt een overzicht gemaakt van de opbrengsten en van de kosten.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A ,- B ,- C ,- D ,-

JAARREKENING Stichting Dierenambulance Leeuwarden e.o. De Hooidollen JS LEEUWARDEN

Uitwerkingen Basiskennis Boekhouden Convoy Uitgevers 2016

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Eigen vermogen Hypothecaire lening o/g Crediteuren Te betalen belastingen

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Module 4 Inzicht in cijfers

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

Jaarrekening dec december 2016 Benchmarkperiode 31 dec december om 15:55 uur

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

Boekingsboek. Overzicht van een aantal soorten boekingen.

Samenvatting M&O Domein G (H31 t/m 36)

Going concern Vestigingsplaats:

Werkgroepopdrachten Bedrijfseconomie DEEL A

Jaarrekeninglezen voor non-financials. Ruitenburg University 15 november 2016

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN UITWERKINGEN 8 EN 9 JANUARI 2013

Basisprognose

2014 Nederlandse Associatie voor Examinering Elementair Boekhouden 1 / 7

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 Hoofdstuk 2

2015 Noordhoff Uitgevers bv. Uitwerkingen docenten De basis van het boekhouden. Uitwerkingen docenten De basis van het boekhouden 1

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde Vakgroep Accounting ANTWOORDEN TENTAMEN FINANCIAL ACCOUNTING BDK

Stichting "De Kopermolen" Vaals. gevestigd te Vaals. Jaarrekening 2013

M&O VWO 2011/

eindexamenprogramma m&o vwo

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 24 vragen en geeft een beeld van het examen Basiskennis Boekhouden (BKB ) / Elementair Boekhouden.

1. Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma). De Boer, Brouwers, Koetzier (2008), Basisboek Bedrijfseconomie, hfdst. 1.5, p. 41

Debet Balans per 9 januari Credit Gebouw Eigen vermogen

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 10 EN 11 JANUARI 2012

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg

De diverse onderdelen van de fiscale jaarrekening

- Op gebouwen en machines die op 1 januari 2008 aanwezig zijn wordt in 2008 respectievelijk ,- en ,- afgeschreven.

Transcriptie:

HOOFDSTUK 5 Opgave 1 a. Bereken het netto werkkapitaal per 1-4-2018. = Nettowerkkapitaal Voorraad goederen 250.000 Debiteuren 80.000 ING bank 65.000 Kas 5.000 + 400.000 Crediteuren 60.000 Te betalen omzetbel 25.000 Rabobank 65.000 + 150.000 400.000 150.000 = 250.000 b. Is er ook nog een andere manier om het nettowerkkapitaal uit te rekenen? Ja, met de volgende berekening: Nettowerkkapitaal = Lang vreemd vermogen + Eigen vermogen Vaste activa Eigen vermogen + lang vreemd vermogen Aandelenkapitaal 500.000 Agioreserve 80.000 Algemene reserve 60.000 3% Hypoyheeklening 480.000 + 1.120.000 Vaste activa Gebouwen 625.000 Vervoermiddelen 175.000 Computers 45.000 Inventaris 25.000 + 870.000 Nettowerkkapitaal = 1.120.000-870.000 = 250.000 1

c. Wat is het grote nadeel van het werkkapitaal? Je kunt de uitkomst niet vergelijken met andere ondernemingen. Opgave 2 a. Krijgt De Boer de hypotheek? De balans verandert als volgt: ervoor erna ervoor erna Gebouwen 625.000 825.000 Aandelenkapitaal 500.000 500.000 Vervoermiddelen 175.000 175.000 Agioreserve 80.000 80.000 Computers 45.000 45.000 Algemene reserve 60.000 60.000 Inventaris 25.000 25.000 3% Hypotheeklening 480.000 630.000 Voorraad goederen 250.000 250.000 Debiteuren 80.000 80.000 Crediteuren 60.000 60.000 ING bank 65.000 25.000 Te betalen OB 25.000 25.000 Kas 5.000 5.000 Rabobank 65.000 75.000 1.270.000 1.430.000 1.270.000 1.430.000 Het werkkapitaal na aanschaf van het gebouw is: Voorraad goederen 250.000 Debiteuren 80.000 ING bank 25.000 Kas 5.000 + 360.000 Crediteuren 60.000 Te betalen omzetbel 25.000 Rabobank 75.000 + 160.000 Het werkkapitaal na de aanschaf blijft boven de 170.000. 360.000 160.000 = 200.000 Opgave 3 a. Wat is de overeenkomst en het verschil tussen de current ratio en het nettowerkkapitaal? 2

De current ratio en het nettowerkkapitaal gebruiken voor hun berekening beiden de vlottende activa en het korte vreemde vermogen. Beiden zeggen iets over de liquiditeit van de onderneming. Het verschil is dat het nettowerkkapitaal het korte vreemde vermogen van de vlottende activa aftrekt en de current ratio de vlottende activa deelt door het korte vreemde vermogen. b. Welk voordeel heeft de current ratio boven het netto werkkapitaal? De current ratio maakt een vergelijking met andere onderneming mogelijk. Bovendien is met de currant ratio een vergelijking tussen de liquiditeit van verschillende momenten mogelijk. Opgave 4 a. Bereken het nettowerkkapitaal. Voorraad goederen 100.000 Debiteuren 25.000 ING bank 35.000 Kas 4.000 + 164.000 Crediteuren 60.000 Te betalen omzetbelasting 32.000 Te betalen dividend 60.000 + 152.000 164.000 152.000 = 12.000 b. Bereken de current ratio. 164.000 152.000 = 1,08 c. Wat vindt u van de liquiditeit van Cornelissen? De current ratio moet altijd boven de 1 zijn. De liquiditeit van Cornelissen is onvoldoende omdat in het algemeen een geldt dat een current ratio hoger moet zijn dan 2. 3

Opgave 5 a. Wat is het verschil tussen de quick ratio en de current ratio? Bij de berekening van de quick ratio worden de voorraden buiten beschouwing gelaten. b. Welke van de twee kengetallen vindt u beter en waarom vindt u dat? De quick ratio is beter. Bij de current ratio gaat men ervan uit dat de voorraden op korte termijn kunnen worden verkocht om het korte vreemde vermogen te voldoen. Het is maar de vraag of dit ook kan. Een fietsenzaak heeft een voorraad fietsen nodig om aan de klanten te tonen. Zonder voorraad fietsen wordt er geen fiets verkocht. Dit geldt ook voor een onderneming die reserveonderdelen in voorraad heeft. Deze voorraden kunnen ook niet worden verkocht. Bovendien is het maar de vraag of de voorraden op de balans ook de werkelijke verkoopprijs is. We hebben immers ook te maken met incourante voorraden. Opgave 6 a. Bereken de current ratio. Voorraad goederen 45.000 Debiteuren 50.000 ING bank 49.000 Kas 11.000 + 155.000 Crediteuren 40.000 Te betalen omzetbelasting 32.000 Te betalen dividend 30.000 + 102.000 155.000 102.000 = 1,5 b. Beoordeel de liquiditeit van De Bok. Een current ratio van 2 wordt voldoende geacht. De Bok is dus onvoldoende liquide. 4

c. Bereken de quick ratio. 155.000 45.000 102.000 = 1,1 d. Beoordeel aan de hand van de quick ratio de liquiditeit van De Bok. Een quick ratio van 1 wordt voldoende geacht. In dit geval is De Bok liquide. e. De Bok besluit voor de balansdatum alle crediteuren te betalen. Welke invloed heeft dit op de current ratio en de quick ratio? Indien de crediteuren zouden worden betaald ziet de balans er zo uit: Balans 1-1-2018 Machines 120.000 Aandelenkapitaal 210.000 Vervoermiddelen 55.000 Agioreserve 30.000 Computers 20.000 Algemene reserve 13.000 Inventaris 5.000 Voorraad goederen 45.000 Crediteuren - Debiteuren 50.000 Te betalen ob 32.000 ING bank 9.000 Te betalen dividend 30.000 Kas 11.000 315.000 315.000 Voorraad goederen 45.000 Debiteuren 50.000 ING bank 9.000 Kas 11.000 + 115.000 Crediteuren - Te betalen omzetbelasting 32.000 Te betalen dividend 30.000 + 62.000 De current ratio is: 115.000 62.000 = 1,9 5

De quick ratio: 115.000 45.000 62.000 = 1,1 f. Wat is een nadeel van een current ratio kengetal? Ondernemingen kunnen voor de balansdatum nog snel kort vreemd vermogen aflossen om een betere liquiditeitsoordeel te bewerkstelligen. Opgave 7 a. Bereken het nettowerkkapitaal. Voorraad goederen 88.000 Debiteuren 49.000 ING bank 25.000 Kas 4.000 + 166.000 Crediteuren 89.000 Rekening courant 123.000 + 212.000 Nettowerkkapitaal is: 166.000 212.000 = 46.000 b. Wat kunt u zeggen over de manier van financieren van Van Dam? Een groot deel van de vaste activa wordt met kort vreemd vermogen gefinancierd. Dit is niet gewenst. c. Van Dam praat met de bank over een hypotheeklening. Hij wil zoveel lenen dat de quick ratio 2 wordt. Hoeveel groot moet de hypotheeklening zijn? Een deel van het kort vreemd vermogen moet vervangen worden door lang vreemd vermogen (hypotheeklening) 166.000 88.000 = 2 Het korte vreemde vermogen moet naar 39.000. 6

Het korte vreemde vermogen is nu 212.000. De hypotheeklening moet minimaal zijn: 212.000 39.000 = 173.000 d. Wat kunt u zeggen over de liquiditeit van Van Dam na toekenning van de hypotheeklening? Met een quick ratio is de liquiditeit weer gezond. Opgave 8 a. Wat vindt u als bijna afgestudeerd PDB er van deze maatregelen? Verkoop van incourante voorraden tegen een hoge korting De formule om de current ratio te berekenen is Wanneer er voorraden met korting worden verkocht daalt de voorraad harder dan dat de kas/bank/debiteuren toenemen. De teller van de breuk = de vlottende activa wordt dan minder. De current ratio wordt dus slechter in plaats van beter. De maatregel zal wel de quickratio gunstig beïnvloeden. De debiteuren bij een factormaatschappij onderbrengen Vaak krijgt onderneming minder voor haar debiteuren uitbetaald dan de nominale waarde (de nominale waarde is de waarde die op de factuur staat). In dat geval wordt de current ratio minder in plaats van beter. Krijgt de onderneming dezelfde prijs als de nominale waarde, dan verandert het totaal van de vlottende activa niet en blijft de current ratio dus gelijk. Banktegoed gebruiken om crediteuren eerder te betalen Wanneer er crediteuren worden betaald met banktegoeden dan daalt het saldo vlottende activa en daalt ook het korte vreemde vermogen. Toch heeft de betaling een effect op de current ratio. 7

Balans I Gedeeltelijke balans per 1-1-2018 Voorraden 45.000 Crediteuren 50.000 Debiteuren 30.000 Rekening courant 30.000 Bank 40.000 Kas 5.000 Totaal vlottende activa 120.000 Totaal kort vreemd vermogen 80.000 De current ratio is boven de 1. Oftewel de vlottende activa is meer dan het korte vreemde vermogen. 120.000 80.000 = 1,5 Wanneer er voor 40.000 aan crediteuren met de bank worden betaald dan wordt de current ratio 120.000 40.000 80.000 40.000 = 2 Balans II Gedeeltelijke balans per 1-1-2018 Voorraden 45.000 Crediteuren 130.000 Debiteuren 30.000 Rekening courant 30.000 Bank 40.000 Kas 5.000 Totaal vlottende activa 120.000 Totaal kort vreemd vermogen 160.000 De current ratio is boven de 1. Oftewel de vlottende activa is meer dan het korte vreemde vermogen. 120.000 160.000 = 0,75 Wanneer er voor 40.000 aan crediteuren met de bank worden betaald dan wordt de current ratio 120.000 40.000 160.000 40.000 = 0,67 8

Conclusie betaling van crediteuren met banksaldo of kassaldo om de current ratio voordelig te beïnvloeden heeft alleen maar zin wanneer de vlottende activa > het korte vreemde vermogen. Anders wordt het tegenovergestelde bereikt. Opgave 9 a. Geef enkele voorbeelden van opbrengsten die geen ontvangsten zijn. De ontvangst van de huur voor het eerste half jaar zijn geen opbrengsten wanneer per maand de cijfers worden gerapporteerd. De verkoop van voorraadartikelen op rekening. De verkoop van een machine die tegen boekwaarde wordt verkocht. b. Geef enkele voorbeelden van uitgaven die geen kosten zijn. Betalingen aan crediteuren Privéopname van de eigenaar Betalingen af te dragen omzetbelasting Vooruitbetalingen Aanschaf van een duurzaam productiemiddel Aflossing van een lening c. Geef enkele voorbeelden van kosten die geen uitgaven zijn. Afschrijvingskosten Boeking van kosten die nog te betalen of vooruitbetaald zijn d. Geef voorbeelden van ontvangsten die geen opbrengsten zijn. Ontvangsten van debiteuren Ontvangsten die vooruit zijn ontvangen Ontvangsten die achteraf zijn ontvangen Privéstortingen Opgave 10 a. Wat bedoelen we met de cashflow? Onder cashflow verstaan we alle ontvangsten en uitgaven in een periode. b. Waarin verschilt de cashflow van de nettowinst na belastingen? 9

In de nettowinst na belastingen zitten kosten die geen uitgaven zijn. Een voorbeeld hiervan zijn afschrijvingskosten. c. Noem de formule waarmee de cashflow kan worden berekend. Cashflow = Nettowinst na belastingen + afschrijvingen d. Waarom worden bij de berekening van de cashflow de afschrijvingen bij de nettowinst na belastingen opgeteld? De nettowinst na belastingen ontstaat na alle opbrengsten min alle kosten. Daarbij wordt aangenomen dat de opbrengsten in de periode worden ontvangen en de kosten in de periode worden betaald. Dit kan alleen niet met de afschrijvingskosten. Daarom moeten de afschrijvingskosten uit de winst na belasting worden geëlimineerd om de cashflow te berekenen. Opgave 11 a. Bereken de cashflow 40.000 + 75.000 = 115.000 b. Bereken de cashflow door van alle inkosten de uitgaven af te trekken. Resultatenrekening 2018 Opbrengst verkopen 1.000.000 Inkoopwaarde van de verkopen 600.000-400.000 Kosten: Loonkosten 175.000 Afschrijvingskosten geen Autokosten 50.000 Huisvestingskosten 40.000 Overige kosten 10.000 + 275.000 + Netto winst 125.000 Belasting 10.000 - Netto winst na belasting 115.000 10

c. Waarom wordt de cashflow berekend met de nettowinst na belastingen? De belasting die moet worden betaald is ook een uitgave. d. Waarom zal er voor de berekening van de cashflow altijd eerst een resultatenrekening noodzakelijk zijn? Omdat de belasting over de winst moet worden berekend. De winst is mede afhankelijk van de totale kosten. Hierin zitten de afschrijvingskosten. Opgave 12 a. Bereken de debt ratio. 480.000 + 60.000 + 25.000 + 65.000 1.170.000 = 0,54 b. Is dit cijfer positief? Motiveer het antwoord. Een debt rate van 0,54 is hoger dan 0,5. Dat betekent dat het aandeel van het vreemde vermogen hoger is dan het eigen vermogen. Dit is niet gunstig. c. Bereken de solvabiliteit ook op een andere manier. 400.000 + 80.000 + 60.000 1.170.000 = 0,46 d. Is dit cijfer positief? Motiveer het antwoord. De uitkomst moet hoger zijn dan 0,5. Nu is de activa met meer vreemd vermogen dan eigen met eigen vermogen gefinancierd. 11