Dr. H.J.M. Nieuwenhuizen Rechtsvinding en fiscale werkelijkheid Een onderzoek naar de betekenis van drie spanningsvelden bij het bepalen van defiscalewerkelijkheid Qp Kluwer Deventer - 2010 a Wolters Kluwer business
INHOUDSOPGAVE Voorwoord V HOOFDSTUK 1 Inleiding 1 Onderzoeksfase 1 Fiscale werkelijkheid: de stand van zaken 15 HOOFDSTUK 2 Fraus legis, misbruik van recht 17 2.1 Inleiding 17 2.2 Plaats in de algemene rechtsleer 18 2.3 Belastingverijdeling als doorslaggevend motief (motiefvereiste) 21 2.3.1 Persoonlijke of zakelijke motieven: afwegingen ter bepaling van het motief 21 2.3.2 Subjectivisten versus objectivisten: inhoud en betekenis van het motiefvereiste 25 2.3.3 Keuzevrijheid (en meerwegenleer) 28 2.4 Strijd met doel en strekking van de wet (normvereiste) 29 2.4.1 Doel en strekking van de wet 30 2.4.2 Bedoeling van de wetgever 31 2.4.3 Subjectivisme versus objectivisme: inhoud en betekenis van het normvereiste 33 2.4.4 Vergelijking met teleologische wetsuitleg 34 2.4.5 Rechtsgelijkheid 36 2.5 Samenstel van (rechts)handelingen 37 2.6 Rechtsgevolgen van fraus legis 40 2.7 Specifieke karakter van fraus legis (eerste verkenning van drie spanningsvelden) 42 2.8 Conclusie en vraagpunten 44 HOOFDSTUK 3 Simulatie en fiscale kwalificatie 47 3.1 Inleiding 47 3.2 Simulatie 48 VII
3.2.1 Overzicht van de rechtspraak 48 3.2.2 Omschrijving van het begrip 'simulatie' 50 3.2.3 Bepaling van de werkelijke rechtsverhouding 51 3.2.4 Verhouding tot andere technieken van rechtsvinding 52 3.3 Fiscale kwalificatie 52 3.3.1 Overzicht van de rechtspraak en voorbeelden uit de praktijk 53 3.3.2 Meningen in de literatuur 56 3.3.3 Verhouding tot spanningsvelden (ordeningsinstrumenten) 58 3.3.4 Verhouding tot andere technieken van rechtsvinding 60 3.4 Conclusie en vraagpunten 62 HOOFDSTUK 4 Zichtbaarheid spanningsvelden in andere rechtsstelsels 65 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Inleiding Feiten versus rechtsnormen 4.2.1 Inleiding 4.2.2 Duitsland 4.2.3 België 4.2.4 Verenigd Koninkrijk 4.2.5 Verenigde Staten 4.2.6 Afronding Civiel versus fiscaal recht 4.3.1 Inleiding 4.3.2 Duitsland 4.3.3 België 4.3.4 Verenigde Staten 4.3.5 Jurisprudentie Hof van Justitie EG 4.3.6 Verenigd Koninkrijk 4.3.7 Afsluiting Rechtsgelijkheid versus rechtszekerheid 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.4.7 Afronding r Inleiding Duitsland België Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Jurisprudentie Hof van Justitie EG Afsluiting 65 67 67 67 68 68 71 73 73 73 74 76 79 80 80 83 83 83 84 85 86 87 88 89 89 VIII
inhoudsopgave Onderzoeksfase 2 Fiscale werkelijkheid: een methodologisch kader 91 HOOFDSTUK 5 Spanningsvelden als onderdeel van fiscale rechtsvinding 93 5.1 Recht en rechtsvinding 93 5.1.1 Rechtsvinding 93 5.1.2 Recht als integer systeem 95 5.1.3 Interpretatie van het recht 98 5.1.4 Rechtsbeginselen 100 5.2 Dialectisch verband tussen normen en feiten 102 5.2.1 Het syllogistische model 103 5.2.2 Wisselwerking tussen normen en feiten 104 5.2.3 Normgerelateerde of feitelijke werkelijkheid 105 5.3 Positie van het belastingrecht 108 5.3.1 Inleiding 108 5.3.2 Legaliteitsbeginsel 109 5.3.3 Autonomie van het belastingrecht 112 5.3.4 'Wirtschaftliche Betrachtungsweise' (economische beschouwingswijze) 115 5.4 Samenvatting en conclusies 122 Onderzoeksfase 3 Fiscale werkelijkheid: een ander perspectief 127 HOOFDSTUK 6 Kwalificatie van feiten 129 6.1 Inleiding 129 6.2 Het begrip 'kwalificatie' 131 6.3 Enkele belangrijke factoren van rechtsvinding 133 6.4 Relevantie van feiten 135 6.4.1 Verhouding tot fiscale rechtsnormen 135 6.4.2 Verhouding tot civiele rechtsnormen 136 6.4.3 Relevantie van civiele rechtsfeiten 138 6.5 Karakteriseren van feiten 140 6.5.1 In het spanningsveld van fiscale en civiele rechtsnormen (economische eigendom) 141 6.5.2 In het spanningsveld van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid (fiscale transparantie) 148 6.6 Samenvatting en conclusies 158 IX
HOOFDSTUK 7 Interpretatie van feiten 161 7.1 Inleiding 161 7.1.1 Relatie tot onderzoeksvraag 161 7.1.2 Opbouw van het hoofdstuk 162 7.2 Interpretatie van feiten 163 7.2.1 Soorten feiten 163 7.2.2 Interpretatie van blote feiten 164 7.2.3 Interpretatie van feitelijke handelingen 166 7.2.4 Interpretatie van civielrechtelijke rechtshandelingen (en rechtsverhoudingen) 167 7.2.5 Nietigheden 170 7.3 Hanteren van onjuiste rechtsvorm 172 7.3.1 Inleiding 172 7.3.2 Rechtswil bepaalt inhoud van de overeenkomst 174 7.3.3 Achtergronden onjuiste vormgeving 175 7.3.4 Verhouding tot kwalificatie van feiten 176 7.3.5 Verhouding tot simulatie van feiten 178 7.3.6 Verhouding tot spanningsvelden 179 7.4 Simulatie van rechtshandelingen 179 7.4.1 Inleiding 179 7.4.2 Het begrip 'simulatie' 180 7.4.3 Absolute en relatieve simulatie 182 7.4.4 Verhouding tot interpretatie en kwalificatie van feiten 183 7.4.5 Strafrechtelijke aspecten 184 7.5 Relevantie van motieven 185 7.5.1 Inleiding 185 7.5.2 Drie samenhangende kwesties (rechtswil, bewustheid, motieven) 185 7.5.3 Soorten motieven 187 7.5.4 Zakelijke (fiscaal relevante) motieven 187 7.5.5 Fiscale (irrelevante) motieven 189 7.5.6 'RechtswiF-motieven 191 7.6 Nadere analyse van de interpretatie van rechtshandelingen 192 7.6.1 Wil en verklaring 193 7.6.2 Fiscaal motief 195 7.6.3 Mate van bewustheid 196 7.6.4 Afronding en conclusies 198 7.7 Samenvatting en conclusies 199
HOOFDSTUK 8 Kwalificatie en interpretatie van een 'samenstel van (rechts)handelingen' 203 8.1 Introductie in de 'complexbenadering' 203 8.1.1 Inleiding 203 8.1.2 Complexbenadering in Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten 205 8.1.3 Enkele voorbeelden uit de praktijk 207 8.2 Een normgerelateerde invalshoek (kwalificatie) 209 8.2.1 Inleiding 209 8.2.2 Complexbenadering bij blote feiten 210 8.2.3 Complexbenadering bij (rechts)handelingen 211 8.2.4 Fiscale en civiele rechtsnormen 213 8.2.5 Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid 214 8.2.6 Eindresultaattoets en zakelijke motieven 216 8.2.7 Samenhang tussen de (rechts)handelingen 217 8.2.8 Korte samenvatting normgerelateerde invalshoek 218 8.3 Een feitelijke invalshoek (interpretatie); complexbenadering bij rechtshandelingen 218 8.3.1 Enkele voorbeelden uit de jurisprudentie 219 8.3.2 Samenhang bij tijdsverloop 223 8.3.3 Eén of meer tegenpartijen 225 8.3.4 Gelieerdheid van partijen 227 8.3.5 De eindresultaattoets 228 8.3.6 'De gebruikelijke vorm' als interpretatievermoeden 231 8.3.7 Korte samenvatting feitelijke invalshoek 236 8.4 Dialectische overwegingen 236 8.4.1 Een 'moeilijk geval' (normgerelateerde of feitelijke invalshoek) 237 8.4.2 Achtergrond voor keuze van invalshoek 238 8.4.3 Relatieve belang van invalshoek 240 8.4.4 Feitelijke werkelijkheid ook normgerelateerd 241 8.4.5 Objectivering feiten vanuit de rechtsnorm 243 8.4.6 Toetsing aan rechtszekerheid 244 8.5 Vergelijking met wetsontduiking (fraus legis, misbruik van recht) 245 8.5.1 Inleiding 245 8.5.2 Vergelijking vanuit normgerelateerde invalshoek 245 8.5.3 Vergelijking vanuit feitelijke invalshoek 253 8.6 Samenvatting en conclusies 256 XI
HOOFDSTUK 9 Samenvatting en afronding 261 9.1 Inleiding 261 9.2 De spanningsvelden 262 9.3 De spanningsvelden als ordeningsinstrumenten 267 9.3.1 Kwalificatie van feiten 268 9.3.2 Interpretatie van feiten 269 9.3.3 Kwalificatie en interpretatie van een 'samenstel van rechtshandelingen' 272 9.4 Afronding 275 Nederlands jurisprudentieoverzicht 279 Buitenlands jurisprudentieoverzicht 285 Literatuuroverzicht 287 Trefwoordenregister 295 XII