MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0147 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0064/M/0052 In zake: de bvba VAN GAEVEREN PALETTEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Guy VAN DEN BRANDEN kantoor houdende te 9100 Sint-Niklaas, Colmarstraat 2A waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING Het beroep, ingesteld met een aangetekende brief van 22 juni 2015, strekt tot de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 6 mei 2015, gekend onder nummers 11/AMMC/981- M/BDW en 12/AMMC/774-M/BDW. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (2.322 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna Milieuvergunningsdecreet), artikel 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna VLAREM I) en de artikelen 5.2.3bis.4.18, 1 en 5.2.3bis.4.14, 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II). De bestreden beslissing legt eveneens een vermogensvoordeelontneming op aan de verzoekende partij ten bedrage van euro. MHHC - 1

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en heeft een afschrift van het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft een wederantwoordnota ingediend. De verwerende partij heeft geen laatste nota ingediend. De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 16 juni 2016, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld. Kamervoorzitter Marc VAN ASCH heeft verslag uitgebracht. Advocaat Guy VAN DEN BRANDEN die verschijnt voor de verzoekende partij en de heer Bart DE WAELE die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. De debatten worden gesloten. III. FEITEN 1. Voor de inrichting van de verzoekende partij is bij besluit van 5 mei 1997 een milieuvergunning klasse 2 voor de productie van houten paletten afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Gillis-Waas, die eindigt op 4 mei De verzoekende partij is bij besluit van 2 juni 2001, afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen, vergund voor een houtverbrandingsinstallatie als stookinstallatie met een vermogen van kw, ingedeeld onder rubriek a.2.1 van bijlage 1 van VLAREM I. Bij besluit van 7 maart 2008 krijgt de verzoekende partij een proefvergunning voor twee jaar voor het exploiteren van de houtverbrandingsinstallatie als verbrandingsinstallatie van niet-verontreinigd behandeld houtafval met een vermogen van kw. Als bijzondere voorwaarde is in deze proefvergunning opgenomen onder artikel 4, 3, lid 6 en 7, dat om de zes maanden op de concentraties van de stofdeeltjes totaal, CO, NOx en HCI en op de concentraties van organische koolstof, HF, zware metalen, dioxines en furanen emissiemetingen dienden te worden verricht en dat om de drie maanden stalen dienden genomen te worden van het afvalhout. Deze proefvergunning is omgezet naar een milieuvergunning voor een termijn tot 4 mei 2017 bij besluit van 22 februari 2010 van het college van burgemeester en schepenen. In de milieuvergunning is een bijzondere voorwaarde opgenomen die de exploitant verplicht om binnen de drie maanden na het verkrijgen van de vergunning een onderzoek te laten verrichten door een erkend deskundige lucht waarin de oorzaken van de roetuitstoot bij de opstart van de installatie en de oorzaken van de verhoogde dioxine-emissie werden onderzocht. Er wordt in de milieuvergunning eveneens een bijzondere voorwaarde opgenomen die de exploitant verplicht een meldpunt op te richten waar buren met eventuele klachten terecht kunnen. Verder dient de exploitant binnen een termijn van één maand na de vergunningverlening een aangepast werkplan in te dienen. MHHC - 2

3 Het bedrijf van de verzoekende partij gebruikt de houtverbrandingsinstallatie om een drooginstallatie van energie te voorzien waarmee de houten paletten worden gedroogd. De energie wordt opgewekt met het verbranden van afvalhout. Overeenkomstig de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning mag dit enkel met het houtafval van het eigen bedrijf. De sectorale voorwaarden die van toepassing zijn op de verbrandingsinstallatie, met een nominaal vermogen kleiner of gelijk aan 5 MW, vereisen een periodieke meting om de zes maanden op de concentraties van de stofdeeltjes totaal stof, CO, NO x en HCI en een periodieke, minstens tweejaarlijkse meting op de concentraties van dioxines en furanen. De sectorale voorwaarden vereisen eveneens een jaarlijkse bemonstering en analyse van het behandeld houtafval dat in de installatie wordt verbrand. De definitieve vergunning van 22 februari 2010 verplicht de exploitant te voldoen aan de sectorale voorwaarden geformuleerd in artikel 5.2.3bis.4.15 van VLAREM II, de emissiegrenswaarden voor installaties van meer dan 5 MW tot 50 MW. 2.1 Op 5 mei 2011 stelt een toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie (hierna de verbalisant) ter plaatse vast dat de houtverbrandingsinstallatie in werking is en dat sinds de laatste uitbreiding van de milieuvergunning van 22 februari 2010 door verzoekende partij geen emissiemetingen op de verbrandingsoven en geen monsternames op het houtafval uitgevoerd werden. De verbalisant stelt vast dat in de periode van de proefvergunning van 27 maart 2008 slechts twee periodieke emissiemetingen werden uitgevoerd op onder andere de parameters totaal stof, CO, NOx en HCI en dioxines (met name op 2 maart 2009 en 2 december 2009). De frequentie van zesmaandelijkse metingen, zoals opgenomen in de bijzondere voorwaarde, werd niet gehaald in de periode tussen 27 maart 2008 en de uiteindelijke milieuvergunning van 22 februari De verbalisant stelt vast dat in de periode van de proefvergunning van 27 maart 2008 er slecht drie monsternames op het houtafval waren uitgevoerd (met name op 29 januari 2009, 25 juni 2009 en 7 augustus 2009). De frequentie van monstername van het houtafval, zoals opgenomen in de bijzondere voorwaarde, werd niet gehaald in de periode tussen 27 maart 2008 en de uiteindelijke milieuvergunning van 22 februari Na het verkrijgen van de definitieve milieuvergunning werd geen enkele emissiemeting op de houtverbrandingsinstallatie en geen enkele monstername van het houtafval verricht. De verbalisant stelt vast dat de bijzondere voorwaarde met betrekking tot het opmaken van een studie niet werd nagekomen. De verzoekende partij liet geen onderzoek verrichten door een erkend deskundige lucht waarin de oorzaken van de roetuitstoot bij de opstart van de installatie en de oorzaken van de verhoogde dioxine-emissie werd onderzocht. Ook de bijzonder voorwaarde met betrekking tot het opstarten van het meldpunt voor klachten werd niet uitgevoerd; evenmin werd een aangepast werkplan ingediend. De zaakvoerder van de verzoekende partij verklaart dat de periodieke emissiemetingen en de monsteranalyses niet meer worden verricht omdat er plannen zijn om de houtverbrandingsinstallatie buitengebruik te stellen. De verbalisant maant de zaakvoerder aan de sectorale voorwaarden en de bijzondere voorwaarden te respecteren op de bestaande verbrandingsinstallatie, zelfs al zou die vervangen worden door een nog te bouwen nieuwe grotere installatie elders op het industrieterrein. MHHC - 3

4 De verzoekende partij wordt op 11 mei 2011 aangemaand om tegen 1 juli 2011 een emissiemeting op de houtverbrandingsinstallatie uit te laten voeren en een monstername van het te verbranden houtafval te laten nemen. Per mail van 21 september 2011 geeft de zaakvoerder kennis van de analyseresultaten van het erkend laboratorium TAUW van de emissiemetingen die op 18 juli 2011 op de houtafvalverbrandingsinstallatie werden uitgevoerd. De verbalisant stelt vast dat bij deze emissiemeting enkel de parameters debiet, Stof, 0 2, CO, NO x, SO 2 en HCI werden geanalyseerd. De parameter dioxines werd echter niet bepaald. De verbalisant kreeg ook geen melding van de analyseresultaten van de monstername van het houtafval. 2.2 Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. DE.64.H , afgesloten op 9 mei 2011 en verzonden op 11 mei Op 11 augustus 2011 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 17 november 2011 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 13 december 2011 aan de gewestelijke entiteit. 3.1 Op 12 januari 2012 begeeft de verbalisant zich samen met het erkend laboratorium SGS Environmenal Services naar de inrichting van de verzoekende partij. Het erkende labo SGS bemonstert in opdracht van de verbalisant de rookgassen van de verbrandingsinstallatie. De verbalisant bemonstert die dag eveneens het houtafval, waarvan de samenstellingsvoorwaarden in orde blijken. Uit de analyseverslagen die de verbalisant op 8 maart 2012 verkrijgt van de metingen van de rookgassen van de verbrandingsinstallatie, blijkt dat de emissiewaarden voor de parameters CO, Stof, TOC en Dioxines overschreden zijn. De verbalisant maant op 13 maart 2012 de zaakvoerder van de verzoekende partij aan om de bestaande installatie volledig buiten dienst te stellen binnen een korte tijdslimiet van enkele weken. Op 30 mei 2012 stelt de verbalisant vast in het navolgend proces-verbaal DE dat hem op 19 maart 2012 werd gemeld dat de activiteiten van verbranding van biomassa op de inrichting van de verzoekende partij gestaakt worden en dat de exploitatie van de nieuwe drooginstallatie in opstartfase is. 3.2 Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. DE.64.H , afgesloten op 13 maart 2012 en verzonden op 16 maart MHHC - 4

5 Op 22 juni 2012 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 14 augustus 2012 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 30 augustus Op 12 november 2014 organiseert de gewestelijke entiteit een hoorzitting in aanwezigheid van de verzoekende partij. 5. De gewestelijke entiteit legt op 6 mei 2015 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 27 mei De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 3. BEOORDELING Overwegende dat de vastgestelde feiten beoordeeld worden in toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 Milieuhandhavingsbesluit 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat conform artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat conform artikel 43 van VLAREM I, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, de exploitant van een inrichting verplicht is de in de milieuvergunning opgelegde bijzondere voorwaarden en de voor de inrichting geldende algemene of sectorale voorwaarden, met betrekking tot de bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe veiligheid, na te leven. Overwegende dat de bijzondere voorwaarden van de proefvergunning d.d. 7 maart 2008 de exploitant verplichtten: om binnen de drie maanden na het verkrijgen van de vergunning een onderzoek te laten verrichten door een erkend deskundige Lucht waarin de oorzaken van de roetuitstoot bij de opstart van de installatie en de oorzaken van de verhoogde dioxine-emissie werd onderzocht om een meldpunt op te richten waar eventuele klachten van de buurt terecht kunnen komen. om binnen een termijn van 1 maand na de vergunningsverlening een aangepast werkplan diende in te dienen. om om de zes maanden emissiemetingen uit te voeren op de concentraties van de stofdeeltjes totaal, Co, NO, en HCI en op de concentraties van organische koolstof, HF, zware metalen, dioxines en furanen. Om om de drie maanden stalen te nemen van het te verbranden afvalhout. Overwegende dat er geen onderzoek werd verricht door een erkende deskundige lucht; dat er geen meldpunt werd ingericht voor eventuele klachten van de buurt; dat er geen MHHC - 5

6 aangepast werkplan werd ingediend; dat deze bijzondere voorwaarden niet werden uitgevoerd door vermoedelijke overtreder. Overwegende dat tijdens de proefvergunning, die liep van 27 maart 2008 tot 22 februari 2010 de emissiegrenswaarden voor totaal Stof, CO, NO x, HCI, totaal organische koolstof, HF, zware metalen, dioxines en furanen slechts tweemaal periodiek werden gemeten; dat de bijzondere voorwaarden minstens vier zelfmetingen voorschreven; dat vermoedelijke overtreder deze bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Overwegende dat tijdens de proefvergunning, die liep van 27 maart 2008 tot 22 februari 2010 de vermoedelijke overtreder slecht drie monsternames liet nemen van het te verbranden houtafval; dat de bijzondere voorwaarden minstens acht monsternames voorschreven; dat vermoedelijke overtreder deze bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5.2.3bis.4.18, 1 VLAREM II sinds het verlenen van de milieuvergunning d.d. 22 februari 2010 een meetfrequentie aan vermoedelijke overtreder werd opgelegd; dat een periodieke meting om de zes maanden op de concentraties van totaal stof, CO, NO x en HCI en een periodieke meting van minstens tweejaarlijks op de concentraties van dioxines en furanen diende te worden uitgevoerd; dat verbalisant vaststelde dat de laatste periodieke zelfmeting op deze parameters dateerde van 2 december 2009 en dat bij de uitvoering van de zelfmeting d.d. 18 juli 2011 de parameters dioxines niet werd bepaald; dat in de periode van 22 februari 2010 tot de buitengebruikstelling van de installatie in de achtste week van het jaar 2012 (week van 13 februari 2012) slechts één maal een periodieke meting op de concentraties van de stofdeeltjes totaal, CO, NO x en HCI werd verricht; dat de sectorale voorwaarden minstens vier periodieke zelfmetingen vereisen; dat in de periode van 22 februari 2010 tot de buitengebruikstelling van de installatie geen zelfmeting op de concentraties van dioxines en furanen werd uitgevoerd; dat de sectorale voorwaarden minstens één periodieke zelfmeting vereiste; dat vermoedelijke overtreder de sectorale voorwaarde niet heeft nageleefd. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5.2.3bis.4.14, 2 VLAREM II eveneens een jaarlijkse bemonstering en analyse van het behandeld houtafval dat in de installatie wordt verbrand verplicht; dat verbalisant vaststelde dat sinds 7 augustus 2009 geen monstername en analyse meer werd verricht door vermoedelijke overtreder; dat in de periode van 22 februari 2010 tot de buitengebruikstelling van de installatie op basis van deze sectorale voorwaarden minstens twee monsteranalyse dienden te worden uitgevoerd; dat vermoedelijke overtreder deze sectorale voorwaarde niet heeft nageleefd. Overwegende dat de vermoedelijke overtreder vergund werd volgens rubriek a.2.1 van bijlage I van VLAREM I voor de verbranding van niet-verontreinigd behandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van 2,1 MW; dat de definitieve milieuvergunning d.d. 22 februari 2010 de exploitant echter verplichtte te voldoen aan de sectorale voorwaarden geformuleerd in artikel 5.2.3bis.4.15 van VLAREM II, de emissiegrenswaarden voor installaties van meer dan 5 MW tot 50 MW. Overwegende dat conform de voorwaarden van artikel 5.2.3bis.4.15 van VLAREM II voor elke verbrandingsinstallatie ingedeeld in rubriek a.2.1 van bijlage I van VLAREM I waarin niet-verontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, emissiegrenswaarden voor de parameters TOC, CO, stof, dioxinen en furanen van toepassing zijn; dat op 14 maart 2012 onderstaand resultaat van de meting d.d. 12 januari 2012 werd vastgesteld: MHHC - 6

7 Parameter Emissiemeting Norm Overtreding Stofgehalte 12/1/ Ja 30 mg /Nm 3 (meetfout 30%) *137,9 koolstofmonoxide (CO) 5690 la 200 mg /Nm 3 (meetfout 30%) *3983 Totaal organisch koolstof (TOC) 359 la 20 mg /Nm3 (meetfout 30%) *251 Dioxinen en furanen (ng TEG/Nm 3 ) 7,9 0,1 ngla (meetfout 30%) *5,53 TEQ/Nm 3 * na verrekening maximaal toelaatbare meetfout conform artikel VLAREM II Overwegende dat SGS erkend was voor de analyses van de bovenvermelde parameters in rookgassen; dat het afgasdebiet Nm 3 /h bedroeg. Overwegende dat voor de staalneming d.d. 12 januari 2012 overeenkomstig artikel , 2 van VLAREM II de emissiegrenswaarden van de parameters TOC, CO, stof, dioxinen en furanen geacht worden overtreden te zijn aangezien de gemeten waarden voor deze parameters, na verrekening van de volgens artikel van VLAREM II vereiste nauwkeurigheid, hoger is dan de voor deze parameter geldende emissiegrenswaarde. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet; artikel 43 van VLAREM I. artikelen 5.2.3bis.4.18, 1 en 5.2.3bis.4.14, 2 van VLAREM II Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf vaststaat in hoofde van overtreder. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd De ernst van de feiten Algemeen Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de exploitatie van een houtverbrandingsinstallatie met een thermisch vermogen van kw voor niet verontreinigd behandeld houtafval conform rubriek a.2.1. van bijlage I van VLAREM 1 een klasse 2-activiteit is; dat de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. MHHC - 7

8 Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een (aangepaste) milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt; dat controle over ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Overwegende dat de in VLAREM II opgelegde zelfcontroleverplichtingen aan ingedeelde inrichtingen tot doel hebben de exploitant van dergelijke inrichting periodiek inzicht te geven in de aard en de hoeveelheid van stoffen die door hun inrichting in het leefmilieu wordt geëmitteerd; dat indien uit deze zelfcontroles een overschrijding van de vigerende emissiegrenswaarden blijkt, de exploitant zijn installatie onmiddellijk kan bijsturen zodat schade en/of hinder aan derden of het leefmilieu zo veel als mogelijk wordt voorkomen; dat door het niet naleven van voorgaande verplichting deze bijsturing niet of niet tijdig kon gebeuren. Overwegende dat de overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; dat bovendien door het niet tijdig investeren in milieuzorg, en de zelfcontroles in het bijzonder, de concurrentie vervalst wordt ten aanzien van bedrijven die wel de nodige inspanningen leveren om de milieuregels na te leven. Overwegende dat de emissiegrenswaarden tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de emissies naar het milieu tot een aanvaardbaar niveau beperkt warden, dat controle over emissies noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Stof Overwegende dat bij de meting op 12 januari 2012 de concentratie stof 197 mg/nm 3 bedroeg; dat bij het bepalen van de ernst van het milieumisdrijf de meetnauwkeurigheid van 30% uit artikel , 5 van VLAREM II in mindering wordt gebracht van dit meetresultaat, wat een resultaat geeft van 137 mg/nm 3 ; dat de norm ten tijde van de feiten 30 mg/nm 3 bedroeg; dat, voor het bepalen van de ernst van deze overschrijding, derhalve rekening wordt gehouden met een overschrijding met een factor vier van de norm voor stof. Overwegende dat een overschrijding van de emissievoorwaarden voor stof een verhoogde impact heeft op de mens en het milieu; dat stof zich na uitstoot verspreidt in de lucht en afhankelijk van de eigenschappen ervan en van de meteorologische omstandigheden enkele uren tot maanden in de atmosfeer kunnen verblijven. Overwegende dat zwevend stof kan leiden tot de afzetting van stof op gebouwen en tot vervuiling van die gebouwen, met esthetische schade en verwering tot gevolg waardoor een versnelde reiniging of onderhoud noodzakelijk is. Overwegende dat zwevend stof in de atmosfeer één van de grootste gevaren is voor de menselijke gezondheid, zowel op korte als op lange termijn; dat het acute luchtwegenaandoeningen veroorzaakt of verergert; dat het een belangrijke oorzaak is van MHHC - 8

9 chronische luchtwegenaandoeningen en op lange termijn de longfunctie aantast; dat studies bovendien een verminderde levensverwachting aantonen; dat stofdeeltjes ideale transportmiddelen zijn om een aantal toxische componenten tot in de longen te brengen. TOC Overwegende dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter TOC 20 mg/nm 3 bedroeg; dat in het geloosde rookgas een waarde gemeten werd van 359 mg/nm 3 bij een afgasdebiet dat Nm 3 /h; dat na verrekening van de precisie-en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 251 mg/nm 3 bedroeg; dat dit derhalve een overschrijding van minstens twaalf maal de emissiegrenswaarde is. Overwegende dat organische koolstofverbindingen onder zeer verschillende vormen voorkomen; dat door deze veelheid aan mogelijke componenten de kwantitatieve bepaling van alle individuele organische componenten van natuurlijke en antropogene oorsprong niet mogelijk is; dat men zich daarom baseert op de som-meting TOC; dat de massa van de vluchtige organische stoffen (de afgasemissiegrenswaarden) in sommige gevallen wordt uitgedrukt in TOC, mg C/Nm 3 ; dat sommige vluchtige organische stoffen kanker verwekken, het leefmilieu of de ozonlaag aantasten. CO Overwegende dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter CO 200 mg/nm 3 bedroeg; dat in het geloosde rookgas een waarde gemeten werd van mg/nm 3 bij een afgasdebiet dat Nm 3 /h; dat na verrekening van de precisie-en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 3983 mg/nm 3 bedroeg; dat dit derhalve een overschrijding van minstens vijftien maal de emissiegrenswaarde is. Overwegende dat CO een zeer licht ontvlambare stof is; dat CO schadelijk is met gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling via inademing; dat CO het ongeboren kind kan schaden. Overwegende dat CO één van de stoffen is die de vorming van ozon bevorderen; dat op leefniveau ozon een vervuilende stof is, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen; dat het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen; dat herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Overwegende dat bij sommige planten een zichtbare bladschade ontstaat bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties; dat er op lange termijn bovendien een verminderde plantengroei optreedt en er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen is. Dioxinen en furanen Overwegende dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter dioxinen en furanen 0,1 ng TEQ/Nm 3 bedraagt; MHHC - 9

10 dat in het geloosde rookgas een waarde gemeten werd van 7,9 ng TEQ/Nm 3 bij een afgasdebiet dat Nm 3 /h bedroeg; dat na verrekening van de precisie- en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 5,53 ng TEQ/Nm 3 bedroeg; dat dit een overschrijding betekent van minstens 55 keer de emissiegrenswaarde; dat in het voordeel van de overtreder. bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan wordt van deze minimaal toerekenbare overschrijding. Overwegende dat 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine kankerverwekkend is: dat 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine, 2,3,7,8 tetrachloordibenzofuraan, 2,3,4,7,8 pentachloordibenzofuraan en 1,2,3,7,8 pentachloordibenzofuraan onder de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (CO beschouwd worden als stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling. Overwegende dat polychloordibenzodioxines en polychloordibenzofuranen op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden staan; dat de OSPARstrategie Gevaarlijke Stoffen tot doel heeft te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen Overwegende dat dioxines en furanen in de lucht overwegend gebonden zijn aan stofdeeltjes; dat zij ten gevolge van stofuitval of via neerslag uit de lucht verwijderd kunnen worden en gedeeltelijk in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat voor de beoordeling van de feiten van het proces-verbaal DE.64.H van 13 maart 2012 dient geoordeeld te worden dat het geen eenmalige schending betreft; dat er eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld in het procesverbaal DE.64.H van 9 mei 2011; dat de factor frequentie bijgevolg een aanleiding geeft tot een hogere geldboete voor wat betreft de beoordeling van de feiten van het proces-verbaal DE.64.H van 13 maart De omstandigheden Overwegende dat bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; dat door overtreder in zijn verweer en op de hoorzitting werd aangetoond dat concrete en grote financiële inspanningen door overtreder werden geleverd om de verouderde drooginstallatie zo vlug mogelijk te vervangen door een nieuwe installatie; dat voor de bouw van de nieuwe installatie enige tijd nodig was; dat de oude drooginstallatie spoedig buiten werking werd gesteld na de oplevering van de nieuwe installatie; dat deze inspanningen reeds lopende waren vóór de vaststellingen van verbalisant; dat de overschakeling naar de nieuwe drooginstallatie gebeurde in samenspraak met milieuinspectie, de milieudienst en het gemeentebestuur; dat zodoende een einde kwam aan de milieuschendingen voor wat betreft de exploitatie van de oude drooginstallatie en dat uit de meetanalyse van 12 juni 2012 bleek dat de normen voor de luchtemissies werden nageleefd op de nieuwe drooginstallatie; dat al deze elementen als verzachtende MHHC - 10

11 omstandigheden worden meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de boete, welke aanleiding geven tot een lagere geldboete. Overwegende dat de overtreder in deze procedures per schrijven van 17 november 2011 en 14 augustus 2012 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze 180-dagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat wat dit milieumisdrijf betreft er voor het overige geen bijzondere omstandigheden zijn die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. 4. VOORDEELONTNEMING Overwegende dat uit voorgaande blijkt dat overtreder een aantal verplicht gestelde zelfmetingen van de rookgassen van de verbrandingsinstallatie en monsternames van het houtafval niet liet uitvoeren; dat overtreder deze verplichte jaarlijkse uitgaven voor die werkjaren niet heeft gemaakt; dat overtreder dit misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd en door het nalaten van meetverplichtingen en monsteranalyses een financieel voordeel genoot; dat per definitie de uitgespaarde kosten wederrechtelijk werden verkregen en vermogensvoordelen zijn; dat derhalve conform artikel DABM een voordeelontneming wordt opgelegd onvoldoende zelfmetingen tijdens de proefvergunning Overwegende dat op 5 mei 2011 werd vastgesteld dat de zesmaandelijkse emissiemeting op de houtafvalverbrandingsinstallatie minstens twee maal niet werd uitgevoerd tijdens de termijn van de proefvergunning; dat het uitvoeren van een emissiemeting voor de parameters stof, CO, NO x, HCI en dioxines en furanen op een houtafvalverbrandingsinstallatie, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op minstens euro per meting; dat derhalve het vermogensvoordeel inzake deze geschonden verplichting, geraamd kan worden op minstens euro onvoldoende zelfmetingen na verkrijgen van de definitieve vergunning Overwegende dat op 12 januari 2012 en 30 mei 2012 werd vastgesteld dat er sinds de definitieve vergunning d.d. 22 februari 2010 geen emissiemeting meer werd verricht op de parameters dioxines en furanen; dat minstens één emissiemeting uitgevoerd diende te worden; dat het uitvoeren van een emissiemeting dioxines en furanen op een houtafvalverbrandings-installatie, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op minstens euro per meting; dat derhalve het vermogensvoordeel inzake deze geschonden verplichting, geraamd kan worden op minstens euro. Overwegende dat in de periode van 22 februari 2010 tot de buitengebruikstelling van de installatie in de achtste week van het jaar 2012 (week van 13 februari 2012) slechts één MHHC - 11

12 maal een periodieke meting op de concentraties van de stofdeeltjes totaal, CO, NOx en HCI werd verricht; dat de sectorale voorwaarden minstens vier periodieke zelfmetingen vereisen; dat voor een emissiemeting voor de parameters stofdeeltjes totaal, CO, NOx en HCI de uitgespaarde kosten voor deze meetverplichting geraamd kan worden op minimaal euro per meting; dat derhalve het vermogensvoordeel inzake deze geschonden verplichting, uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op minstens euro onvoldoende monsternames op het houtafval Overwegende dat op 5 mei 2011, 14 maart en 30 mei 2012 eveneens werd vastgesteld dat de driemaandelijks monstername van het houtafval dat in de houtafvalverbrandingsinstallatie werd verbrand minstens drie maal niet werd uitgevoerd tijdens de termijn van de proefvergunning; dat de jaarlijks verplicht gestelde monstername van het houtafval sinds de definitieve milieuvergunning d.d. 22 februari 2010 tot aan de buitengebruikstelling van de installatie minstens tweemaal niet werd uitgevoerd; dat in totaal vijf verplichte monsteranalyses niet werden uitgevoerd; dat het uitvoeren van een monstername, naar billijkheid en redelijkheid geraamd kan worden op 450 euro per monstername; dat derhalve het vermogensvoordeel inzake deze geschonden verplichting, uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op minstens euro totale voordeelontneming Overwegende dat de uitgespaarde kosten vermeld onder 4.1., 4.2. en 4.3. wederrechtelijk werden verkregen en vermogensvoordelen zijn; dat derhalve conform artikel DABM een voordeelontneming van samen euro wordt opgelegd. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het onderzoek van het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij stelt dat de procedure niet rechtsgeldig is opgestart. Zowel de kennisgeving van 17 november 2011 als de aanmaning van 16 maart 2012 werden niet naar de maatschappelijke zetel van de verzoekende partij gezonden. Volgens de verzoekende partij moeten kennisgevingen en aanmaningen gericht aan een rechtspersoon op straffe van nietigheid gericht worden aan de maatschappelijke zetel. MHHC - 12

13 2. De verwerende partij antwoordt dat zij niet verplicht is de kennisgeving op het adres van de maatschappelijk zetel van de rechtspersoon te doen en een kennisgeving op het exploitatieadres hetzelfde nuttig effect heeft. Het feit dat de verzoekende partij ten gevolge van de kennisgeving haar verweer ten volle heeft kunnen voeren tijdens de procedure toont aan dat er geen rechten van verweer geschonden zijn. 3. In haar wederantwoordnota stelt de verzoekende partij nog dat het niet is omdat het College hieromtrent geen regel zou kennen dat de algemene regel uit het recht niet van toepassing zou zijn. (artikel 42, 5 e lid Ger.W.) Beoordeling door het College 1. Artikel , 1 DABM bepaalt dat de gewestelijke entiteit binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de procureur des Konings om niet strafrechtelijk te vervolgen, de vermoedelijke overtreder op de hoogte stelt van het voornemen om de alternatieve beboetingsprocedure op te starten. Anders dan de verzoekende partij voorhoudt, is de betekening aan de maatschappelijke zetel geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste. Bij gebreke van enige andersluidende bepaling kan de kennisgeving rechtsgeldig geschieden aan de exploitatiezetel waar de inbreuken zijn vastgesteld, voor zover aangetoond wordt dat de kennisgeving de vermoedelijke overtreder effectief heeft bereikt. De vermelde kennisgeving doet immers de termijn van dertig dagen ingaan waarover de vermoedelijke overtreder beschikt om zijn verweer mee te delen en een hoorzitting aan te vragen. Een gebeurlijke niet-rechtsgeldige kennisgeving houdt enkel in dat de termijn van dertig dagen waarover de vermoedelijke overtreder beschikt om nuttig verweer in te dienen, nog geen aanvang heeft genomen. Het College stelt vast dat de kennisgeving van 17 november 2011 verstuurd is naar de bedrijfszetel. De verzoekende partij betwist niet dat zij deze kennisgeving heeft ontvangen. Bovendien heeft zij haar verweer tijdig en nuttig ingediend met een aangetekende brief van 13 december 2011, zodat zij in ieder geval geen belang heeft bij het ingeroepen middel. De verzoekende partij stelt anderzijds dat de aanmaning van 16 maart 2012 evenmin naar de maatschappelijke zetel verstuurd is. Het College vindt in de bestreden beslissing geen spoor terug van enige aanmaning op 16 maart Wel is een aanmaning verstuurd op 13 maart De aanmaningen zijn bovendien verstuurd in het kader van de bestuurlijke maatregelen zoals voorzien in titel XVI, hoofdstuk IV, afdeling II DABM. De verzoekende partij geeft niet aan welk belang zij kan doen gelden in het kader van huidige betwisting, die betrekking heeft op titel XVI, hoofdstuk IV, afdeling IV DABM. Ten overvloede betwist de verzoekende partij evenmin dat zij deze aanmaning heeft ontvangen. Het middel wordt verworpen. MHHC - 13

14 B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept verzachtende omstandigheden in die de afschaffing van de bestuurlijke boete verantwoorden. Zij beroept zich aldus op een mogelijke schending van artikel DABM. De verzoekende partij stelt dat de procureur des Konings beslist heeft om niet strafrechtelijk te vervolgen, waaruit blijkt dat er geen intentionele inbreuken zijn gepleegd. Zij wijst er tevens op dat zij oprechte inspanningen heeft geleverd om bereidwillig herstelmaatregelen te nemen, zoals trouwens terecht in de bestreden beslissing is aangegeven. De verzoekende partij stelt dat zij voor ruim euro heeft geïnvesteerd in een nieuw gebouw en een nieuwe houtverbrandingsinstallatie en dat de oude installatie reeds buiten gebruik was op het ogenblik van het proces-verbaal van 13 maart De meetresultaten van de oude installatie, genomen op 12 januari 2012, werden haar pas meegedeeld op 13 maart Zij wijst er op dat de vervanging van de installatie niet gebeurd is ingevolge de opgestelde processen-verbaal maar dat de studie en het ontwerp reeds veel vroeger waren besteld. De verzoekende partij is bijgevolg van oordeel dat zij alles in het werk gesteld heeft om zich in regel te stellen met de milieuwetgeving. Het stilleggen van de oude installatie in afwachting van de nieuwe was onmogelijk omdat het productieproces niet kon worden stilgelegd. Aan de oude installatie zijn wel altijd alle mogelijke ingrepen gedaan om de emissie in regel te proberen houden. In de bestreden beslissing wordt trouwens terecht vermeld dat de verzoekende partij ook spontaan eigen metingen liet doen, o.a. door laboratorium TAUW op 18 juli Zelfs als bepaalde emissies toen niet werden gemeten, toont dit wel aan dat zij spontaan initiatieven nam om de emissies, in afwachting van de vervanging van de installatie, in regel te houden. De verzoekende partij stelt nog dat de tijdelijke inbreuk die er mogelijk is geweest, enkel haar oorzaak vindt in de overbruggingsperiode die nodig was om de oude installatie te vervangen door een nieuwe en volledig milieuvriendelijke installatie. De verzoekende partij is tevens van oordeel dat het overschrijden van de beslissingstermijn eveneens als een verzachtende omstandigheid moet gelden en een vermindering van de opgelegde geldboete op haar plaats is. 2. De verwerende partij antwoordt dat artikel , 1 DABM een bepaalde gedraging strafbaar stelt wanneer zij opzettelijk of door gebrek aan voorzorg en voorzichtigheid is gepleegd. Het bezwaar van de verzoekende partij dat zij "nooit de intentie heeft gehad" om de gewraakte feiten te plegen is bijgevolg irrelevant. Voor het bestaan van de weerhouden milieumisdrijven is geen opzet vereist. De verwerende partij verwijst naar de bestreden beslissing die omstandig stelt dat de verzoekende partij als exploitant van de oude drooginstallatie verplicht was en bleef om de exploitatievoorwaarden, en bijgevolg de in de milieuvergunning opgelegde bijzondere voorwaarden en de voor de inrichting geldende algemene of sectorale voorwaarden, na te leven. De verwerende partij verwijst naar de gedane vaststellingen waaruit blijkt dat de voorwaarden opgelegd in de proefvergunning van 7 maart 2008 niet nageleefd zijn (geen onderzoek door een erkend MHHC - 14

15 deskundige Lucht, geen meldpunt voor klachten, onvoldoende emissiemetingen, geen werkplan). In strijd met artikel 5.2.3bis.4.14, 2 VLAREM II zijn sinds 7 augustus 2009 geen monsteranalyses verricht. Bovendien worden sinds het verlenen van de milieuvergunning van 22 februari 2010 regelmatige meetfrequenties opgelegd, die evenmin zijn nagekomen. De verwerende partij laat nog gelden dat uit de staalneming van 12 januari 2012 overeenkomstig artikel , 2 van VLAREM II ook blijkt dat de emissiegrenswaarden van de parameters TOC, CO, stof, dioxinen en furanen werden overschreden. De verwerende partij besluit dat het overschrijden van emissiegrenswaarden en het nalaten van het naleven van bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning en het niet uitvoeren van de verplichte periodieke metingen en analyses in het bijzonder, ernstige tekortkomingen zijn in de milieuverplichtingen die aan de verzoekende partij zijn opgelegd. De verwerende partij merkt bovendien op dat zij wel degelijk rekening gehouden heeft met de bereidheid van de verzoekende partij om maatregelen te nemen om de milieuschendingen te beëindigen. De verzoekende partij toont volgens haar in elk geval niet aan dat de verwerende partij op dat vlak kennelijk onredelijk heeft gehandeld bij het nemen van de bestreden beslissing. Met betrekking tot de overschrijding van de beslissingstermijn stelt de verwerende partij dat de verzoekende partij voorbijgaat aan de overwegingen in de bestreden beslissing waaruit blijkt dat zij het verstrijken van de beslissingstermijn in rekening heeft gebracht om het boetebedrag te milderen. 3. In haar wederantwoordnota stelt de verzoekende partij nog dat de bestreden beslissing uiterst laattijdig is en bijna drie jaar na de kennisgeving van 14 augustus 2012 genomen is, zodat de redelijke termijn ernstig geschonden is. Volgens de verzoekende partij heeft zij een concreet zakelijk belang bij de behandeling van haar dossier binnen een redelijke termijn. Zij dient te beschikken over een zekere mate van rechtszekerheid en het kunnen rekening houden met eventuele geldboeten en de grootte daarvan bij de planning van haar activiteiten, uitgaven en investeringen. Zij deed al een grote investering van ruim euro voor de nieuwe installatie en werd recent geconfronteerd met een grote brand. Dat zij nu, drie jaar na de kennisgeving wordt veroordeeld tot dergelijke grote boete was voor haar allerminst te voorzien en komt uiterst hard aan. Beoordeling door het College 1. Artikel , 1, tweede lid DABM luidt als volgt: Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft met Conform artikel , 1, tweede lid DABM is opzet met betrekking tot voorliggend misdrijf niet vereist, en volstaat een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. De bewering van de verzoekende partij dat het niet om intentionele inbreuken gaat, doet derhalve geen afbreuk aan het bestaan van het misdrijf. MHHC - 15

16 2. In een tweede onderdeel van haar middel wijst de verzoekende partij op haar grote bereidheid om maatregelen te nemen en de omstandigheid dat er slechts sprake is van een tijdelijke inbreuk om de periode te overbruggen die nodig was om de oude installatie te vervangen door een nieuwe installatie. Artikel DABM bepaalt dat de gewestelijke entiteit de hoogte van de boete moet afstemmen op de ernst van het milieumisdrijf en tevens moet rekening houden met de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. Concreet houdt zulks in dat de gewestelijke entiteit een ruime beslissingsbevoegdheid bezit om de gepast geachte alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. De bestreden beslissing moet echter op controleerbare wijze, en dus aan de hand van concrete elementen, doen blijken dat bij het bepalen van de sanctie daadwerkelijk rekening gehouden is met de decretale waarderingscriteria, teneinde het College als controlerechter toe te laten na te gaan of er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten en de opgelegde boete. Het College stelt vast dat een aantal van de vastgestelde feiten reeds een inbreuk vormen op de voorwaarden opgelegd in de proefvergunning van 7 maart De door de verzoekende partij ingeroepen verzachtende omstandigheden, die slaan op de overbruggingsperiode die nodig was om over te schakelen van de oude naar de nieuwe drooginstallatie, kunnen op dat punt niet nuttig ingeroepen worden. Uit het administratief dossier blijkt anderzijds dat de verzoekende partij voorafgaand aan het proces-verbaal van 9 mei 2011, reeds op 7 maart 2011, de verbintenis is aangegaan voor de aankoop van de nieuwe houtverbrandingsinstallatie. Tevens blijkt dat deze installatie een investering inhoudt van euro. Het College stelt vast dat in de bestreden beslissing gesteld wordt dat rekening gehouden is met de financiële inspanningen om de verouderde drooginstallatie zo snel mogelijk te vervangen door een nieuwe installatie, het gegeven dat de oude installatie spoedig buiten werking werd gesteld na de oplevering van de nieuwe installatie en dat deze inspanningen reeds lopende waren voorafgaand aan de vaststellingen van de verbalisant. De beslissing geeft evenwel niet concreet en meetbaar aan op welke wijze deze boetemilderende factoren geleid hebben tot een verlaging van de op te leggen geldboete, zodat het College haar legaliteitscontrole niet naar behoren kan uitvoeren. Het College is van oordeel dat de ingeroepen verzachtende omstandigheden in ieder geval een bijkomende verlaging van de geldboete verantwoorden, zoals hierna bepaald. 3. In een derde onderdeel van haar middel stelt de verzoekende partij dat er onvoldoende rekening werd gehouden met het overschrijden van de beslissingstermijn als verzachtende omstandigheid. De verzoekende partij voert aan dat de beslissing pas genomen is bijna drie jaar na de kennisgeving op 14 augustus 2012, zoals bedoeld in artikel DABM. Zij meent dat zulks als verzachtende omstandigheid dient in aanmerking genomen te worden. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer bepaald het zorgvuldigheidsbeginsel, leggen de overheid de verplichting op om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen. Deze verplichting draagt in zich reeds het vermoeden van belangenschade in hoofde van de overtreder, die er mag op rekenen dat de punitieve sanctie die in de vorm van een bestuurlijke MHHC - 16

17 geldboete opgelegd wordt, hem niet binnen een kennelijk onredelijke termijn wordt ter kennis gebracht, temeer gelet op de uiterst ruime vork tussen de minimumboete van 0 euro en de maximumboete van euro die de decreetgever overeenkomstig artikel , tweede lid DABM toegekend heeft aan de gewestelijke entiteit. Gelet op de discretionaire bevoegdheid van de gewestelijke entiteit beperkt het wettigheidstoezicht waarover het College beschikt, zich tot de gebeurlijke kennelijke onredelijkheid van de genomen beslissing, wat inhoudt dat het College beoordeelt of de beslissingstermijn niet kennelijk onredelijk lang is uitgebleven en welk gevolg hieraan moet worden vastgeknoopt met betrekking tot de begroting van de op te leggen geldboete. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn dient verstaan te worden een termijn die zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk geacht wordt om alsnog de normale voor de inbreuk decretaal toepasselijke administratieve punitieve sanctie op te leggen. De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een goede huisvader te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden. Het College is van oordeel dat de beslissing bijna 27 maanden na de decretaal voorgeschreven ordetermijn genomen is, zonder dat de verwerende partij hiervoor een redelijke verantwoording aanreikt. Het lange tijdsverloop wordt door de gewestelijke entiteit ook niet betwist, nu de bestreden beslissing aangeeft dat de beslissingstermijn verstreken is en het aangewezen is om het boetebedrag te verlagen. Ook hier wordt in de beslissing evenwel niet op concreet meetbare wijze aangegeven in welke mate dit tot een verlaging van de geldboete heeft geleid. Zodoende laat de bestreden beslissing het College niet toe haar wettigheidstoezicht concreet en nuttig uit te oefenen. Het College is van oordeel dat de beslissingstermijn kennelijk onredelijk is overschreden, zonder dat hiervoor een redelijke verantwoording wordt gegeven, en oordeelt dat zulks een bijkomende verlaging van de opgelegde boete verantwoordt. 4. Het middel is in de aangegeven mate gegrond. Rekening houdend met de door de verzoekende partij gedane investeringen, het buiten werking stellen van de verouderde installatie, het gegeven dat minstens de voorbereidingen voor het plaatsen van een nieuwe drooginstallatie reeds opgestart waren voorafgaand aan het proces-verbaal van 9 mei 2011, en het uitblijven van een beslissing binnen een redelijke termijn, oordeelt het College dat een alternatieve bestuurlijke geldboete van euro (de wettelijke opdeciemen inbegrepen) een redelijke sanctie vormt voor de vastgestelde milieumisdrijven. C. Derde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept in dat de vermogensvoordeelontneming ten onrechte opgelegd is. Zij verwijst naar de belangrijke investeringen die zij gedaan heeft voor een nieuwe installatie. De grote kosten wegen volgens haar niet op tegen de kosten die zij had moeten maken voor de zelfmetingen tijdens de proefvergunning en na het verkrijgen van een definitieve vergunning. Zij stelt bovendien dat in de contracten met de installateur van de nieuwe geplaatste verbrandingsinstallatie de emissiemetingen ook voorzien waren en uitgevoerd zijn op 20 maart 2014, zodat zij geen economisch voordeel heeft genoten. MHHC - 17

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST nr. MHHC/M/1516/0126 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry Hendrickx

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0032 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0049-M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0061 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Jan VAN DER BORGT vertegenwoordigd door advocaat Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0071 van 10 maart 2016 in de zaak 14/MHHC/55-M In zake :... bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat Mario DEKETELAERE met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0154 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0095/M/0079 In zake: de nv ANINCO vertegenwoordigd door: advocaat Wim MERTENS kantoor houdende te 3580 Beringen,

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0074 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0037/M Verzoekende partij de nv ASWEBO vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en Charlotte

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0047 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 januari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0053 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0051/M Verzoekende partij de nv STILLEMANS vertegenwoordigd door advocaat Thomas EYSKENS

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0070 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0020 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0009/M Verzoekende partij de nv DE COENE PRODUCTS vertegenwoordigd door de heren Bart

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 30 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0089 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0052/M Verzoekende partij de nv ANECA SERVICES vertegenwoordigd door advocaat Peter DE SMEDT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0141 van 30 juni 2016 in de zaak MHHC/1415/0069/M/0056 In zake: de nv STILLEMANS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Thomas EYSKENS kantoor houdende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0062 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0027/M Verzoekende partij de bvba DUMOULIN BRICKS vertegenwoordigd door advocaat Isabel

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN. Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /gvda. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0150 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0090/M/0067 In zake: de heer Grigor PENCHEV bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Jan VAN EECKHAUT kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0110 van 21 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0075/M/0070 In zake: bvba DURAN CONSTRUCTION vertegenwoordigd door: advocaat Peter HEIRMAN kantoor houdende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0039 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/50-M In zake : de NV [] met zetel te [], en ondernemingsnummer [] bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties Nieuwsbrief MilieuTechnologie, maart 1995 (Kluwer, jaargang 2, nummer 3) Jan Gruwez, TREVI nv Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties In de context van VLAREM II worden industriële inrichtingen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen.

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen. Gemeentelijk dossiernummer: 2019/419 OMG referentie: OMV_2019063944 Inrichtingsnummer: 20190514-0060 AKTENAME MELDING Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba,

Nadere informatie