MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0154 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0095/M/0079 In zake: de nv ANINCO vertegenwoordigd door: advocaat Wim MERTENS kantoor houdende te 3580 Beringen, Paalsesteenweg 81 waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door: advocaat Jan BERGE kantoor houdende te 3000 Leuven, Naamsestraat 156 waar woonplaats wordt gekozen verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING Het beroep, ingesteld met een aangetekende brief van 24 augustus 2015, strekt tot de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 6 juli 2015, gekend onder nummer 12/AMMC/ M/HVH. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve geldboete op van euro (364 euro verhoogd met de opdeciemen) en een voordeelontneming van euro wegens inbreuk op artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna Milieuvergunningsdecreet), artikel 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna VLAREM I) en artikel , 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna VLAREM II). De ten laste gelegde milieumisdrijven hebben betrekking op het overschrijden van de emissiegrenswaarden wat betreft koolstofmonoxide en totaal stof, en het niet doorvoeren van de verplichte periodieke emissiemetingen voor zeven verf- en vernisproducten II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING MHHC - 1

2 De verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en heeft een afschrift van het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft een wederantwoordnota ingediend. De verwerende partij heeft een laatste nota ingediend. De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 30 juni 2016, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld. Kamervoorzitter Marc VAN ASCH heeft verslag uitgebracht. Advocaat Philippe DREESEN die loco advocaat Wim MERTENS verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Amelia GRONSVELD die loco advocaat Jan BERGE verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. De debatten worden gesloten. III. FEITEN 1. De verzoekende partij exploiteert een inrichting voor de productie van klokken, vitrinekasten en kisten. Zij beschikt over een vergunning voor een stookinstallatie op hout van 872 KW en CVinstallatie op stookolie van 460 KW totaal KW. Daarnaast beschikt zij tevens over een vergunning voor vier spuitcabines met een totaal vermogen van 42,5 KW voor het coaten van houten oppervlakken met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van maximaal 6 ton. 2. Op 31 januari 2012 wordt in opdracht van de afdeling Milieu-inspectie door het erkend laboratorium SGS een emissiemeting uitgevoerd op de schouw van de houtverbrandingsinstallatie van de verzoekende partij. Hieruit blijkt dat de emissiegrenswaarden overeenkomstig artikel b) VLAREM II van de parameters CO en totaal stof worden overgeschreden. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal met nummer HA64.H , afgesloten op 18 april 2012 en verzonden op 20 april Op 30 april 2012 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 1 juni 2012 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 12 juni 2012 aan de gewestelijke entiteit. 3. MHHC - 2

3 Op 28 april 2011 wordt de oplosmiddelenboekhouding (VOS-document) van de verzoekende partij voor het exploitatiejaar 2010 onderzocht. Hierbij wordt vastgesteld dat voor 2008, 2009 en 2010 niet voldaan is aan de periodieke emissiemetingen voor de verf en vernisproducten. Nadat de oplosmiddelenboekhouding van het exploitatiejaar 2011 wordt bezorgd, stelt de verbalisant vast dat de vereiste periodieke emisssiemetingen voor 2011 evenmin uitgevoerd zijn. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal met nummer HA64.H , afgesloten op 28 augustus 2012 en verzonden op 28 augustus Op 2 oktober 2012 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 29 november 2012 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 30 november 2012 aan de gewestelijke entiteit. 4. De gewestelijke entiteit legt op 27 januari 2015 een alternatieve bestuurlijke geldboete van euro op en een voordeelontneming van euro. Met een verzoekschrift van 9 maart 2015 dient de verzoekende partij een beroep in bij het College. Op 22 mei 2015 gaat de verwerende partij over tot de intrekking van voormelde beslissing. Het College verklaart het beroep vervolgens op 10 maart 2016 onontvankelijk bij gebrek aan voorwerp. 5. De gewestelijke entiteit neemt op 6 juli 2015 een nieuwe beslissing om tegemoet te komen aan het argument uiteengezet in het verzoekschrift van de verzoekende partij van 9 maart 2015 dat de bestreden beslissing niet motiveert dat de schending van de redelijke termijn een impact heeft gehad op het boetebedrag. De beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 22 juli De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 2. FEITEN Vermoedelijke overtreder exploiteert een inrichting voor de productie van klokken, vitrinekasten en kisten met milieuvergunning (750.71/A/03.177) verleend door de deputatie van Limburg op 6 november 2003 met als einddatum 6 november Vermoedelijke overtreder werd volgens rubriek van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: VLAREM I) vergund voor een stookinstallatie op hout van 872 kw en een CV-installatie op stookolie van 460 kw - totaal kw. Deze installaties werden een eerste maal vergund op 20 april MHHC - 3

4 Verder werd vermoedelijke overtreder conform rubriek 4.3. b) 2 van bijlage I van VLAREM I vergund voor vier spuitcabines met een totaal vermogen van 42,5 kw en conform rubriek van bijlage I van VLAREM I voor het coaten van houten oppervlakken met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van maximaal 1.6 ton. Wat betreft de emissiegrenswaarden voor lucht zijn de sectorale milieuvergunningsvoorwaarden conform artikel b) van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II) van toepassing voor de stookinstallatie op hout Op basis hiervan geldt een emissiegrenswaarde voor de parameter koolstofmonoxide van 250 mg/nm³ en voor de parameter totaal stof van 150 mg/nm³. Met betrekking tot proces-verbaal HA64.H (ref.: 12/AMMC/560-M/HVH) Voor wat de feiten betreft wordt verwezen naar het proces-verbaal met nummer HA64.H d.d. 18 april 2012 en naar het navolgend proces-verbaal met nummer HA64.H d.d. 15 mei 2012; zij moeten hier als integraal overgenomen worden beschouwd. Hierna volgt een weergave van de meest relevante feiten. Op 31 januari 2012 werd door het erkend laboratorium SGS in opdracht van de afdeling Milieuinspectie een emissiemeting uitgevoerd op de schouw van de houtverbrandingsinstallatie. Er werd een verslag van monsterneming en meting (L/L/2012/A755/2) opgesteld. Uit het analyserapport van SGS bleek onder andere volgend resultaat: Parameter Emissiemeting 31/01/2012 Norm CO (mg/nm³) 893* 250 Totaal stof (mg/nm³) 260* 150 *gemeten bij 11% O2 Uit het meetrapport bleek dat het gemiddelde rookgasdebiet, droog 950 Nm³/h bedroeg. Uit het navolgend proces-verbaal met nummer HA64.H d.d. 15 mei 2012, dat een verklaring van vermoedelijke overtreder bevat, bleek dat vermoedelijke overtreder verwonderd was van de meetresultaten. Vermoedelijke overtreder was immers van mening dat de installatie perfect in orde was aangezien vermoedelijke overtreder op 9 januari 2012 een emissiemeting liet uitvoeren door het labo LOVAP. Hieruit bleek voor de parameter CO een waarde van 126 mg/nm3 en voor de parameter totaal stof een waarde van 121 mg/nm3. Verder verklaarde vermoedelijke overtreder dat de verbrandingsinstallatie niet meer in gebruik was en pas terug in gebruik zou worden genomen half september. Ook stelde vermoedelijke overtreder voor volgende aanpassingen uit te zullen voeren: een volledig nazicht van de stoffilter voorzien; een aangepast inblaassysteem voor de brandstof voorzien, met nieuwe buizen en een nieuwe ventilator met frequentiesturing; een nieuwe betonnen binnenbekleding van de ketel voorzien; onderzoeken of een permanente CO-meting met terugkoppeling geïnstalleerd kan worden. In zijn schriftelijk verweer d.d. 12 juni 2012 herhaalde vermoedelijke overtreder haar argumenten zoals opgenomen in het navolgend proces-verbaal. Met betrekking tot proces-verbaal HA64.H (ref. 12/AMMC/1153-M/HVM MHHC - 4

5 Voor wat de feiten betreft wordt verwezen naar het proces-verbaal met nummer HA64.H d.d. 28 augustus 2012 en navolgend proces-verbaal met nummer HA64.H d.d. 5 oktober 2012; zij moeten hier als integraal overgenomen worden beschouwd. Hierna volgt een weergave van de meest relevante feiten. Op 28 januari 2011 inspecteerde verbalisant de oplosmiddelenboekhouding (VOSdocument) van vermoedelijke overtreder voor het exploitatiejaar Hieruit bleek dat er zeven verf- en vernisproducten werden aangewend met R40- en/of R60-risicozinnen. Voor R60-producten zouden maandelijkse emissiemetingen moeten worden uitgevoerd op de afgaskanalen en zesmaandelijks voor R40-producten. Verbalisant stelde vast dat zowel in 2008, 2009 als in 2010 slechts één meting werd uitgevoerd door het labo Lovap. Op 10 mei 2011 maande verbalisant vermoedelijke overtreder aan om de voorgeschreven emissiemeetfrequentie te respecteren, om de emissiemetingen uit te laten voeren binnen het bewuste exploitatiejaar en om voor 4 april 2012 een kopie te bezorgen van het VOSdocument voor het exploitatiejaar Op 27 augustus 2012 ontving verbalisant van vermoedelijke overtreder de oplosmiddelenboekhouding m.b.t. het exploitatiejaar Hieruit bleek dat vermoedelijke overtreder geen R60-producten meer gebruikte en dat bijgevolg de meetfrequentie zesmaandelijks zou bedragen. Verbalisant stelde echter vast dat er zich slechts één meetrapport van het labo Lovap d.d. 16 januari 2012 in de oplosmiddelenboekhouding bevond. In 2011 werd er bijgevolg geen enkele meting uitgevoerd op de vier in gebruik zijnde spuitcabines. Uit navolgend proces-verbaal met nummer HA64.H d.d. 5 oktober 2012, bevattende de verklaring van vermoedelijke overtreder, haalde vermoedelijke overtreder volgende argumenten aan: - Vermoedelijke overtreder was niet op de hoogte dat de indeling gebeurde op basis van de sub-r-zinnen van het preparaat en niet enkel op basis van de R-zinnen van het preparaat. - De leverancier werd onmiddellijk gecontacteerd om zo snel mogelijk de preparaten hieraan aan te passen. - De preparaten die huidig gebruikt worden bevatten niet meer de sub-risicozinnen R45, R46, R49, R60 of R61. Dit werd aangetoond aan de hand van de MSDS-fiches van de nieuwe producten. - Het betroffen kleine hoeveelheden stoffen met sub-r-zinnen. Op basis van de berekeningen van de milieucoördinator Ecosys werd een massastroom van R40/R60-producten bepaald van 3,25 gr/h (worst case). - De meting in 2011 werd pas uitgevoerd in 2012 omwille van de onmogelijkheid van Lovap. Er werd reeds contact genomen voor de vastlegging van een meetdatum op 8 november Voor 2012 werd er gemeten op 3 september 2012 en op 25 oktober Voor 2013 werd een contract afgesloten met het labo Lovap voor halfjaarlijkse metingen. In zijn schriftelijk verweer d.d. 3 december 2012 herhaalde vermoedelijke overtreder zijn argumenten zoals opgenomen in het navolgend proces-verbaal. Met betrekking tot processen-verbaal HA64.H tref. 12/AMMC/560-M/HVM en HA64.H tref. 12/AMMC/1153-M/HVH) MHHC - 5

6 In het verzoekschrift van 9 maart 2015 tot vernietiging van de boetebeslissing van 27 januari 2015, haalde de raadsman van vermoedelijke overtreder volgende relevante argumenten aan met betrekking tot de beoordeling van het dossier: - Er is een schending in van artikel DABM, minstens van de redelijke termijnvereiste als beginsel van behoorlijk bestuur. De beslissingstermijn van 180 dagen werd immers overschreden en dit terwijl er geen enkele reden noch enige plausibele verklaring bestaat waarom AMMC voormelde termijn niet kon naleven. Het dossier getuigt ook niet van een bijzondere complexiteit. Vermoedelijke overtreder zou ook zijn benadeeld door de vertraging. Vermoedelijke overtreder zou als onderneming genieten over een rechtmatig moreel belang op een spoedige beslissing en op uitsluitsel of er al dan niet een boete moet worden betaald, zodat daar rekening mee zou kunnen gehouden worden bij de planning van haar activiteiten, uitgaven en investeringen. - De formele motiveringsplicht zou niet nageleefd worden, aangezien er nagelaten geweest zou zijn om op afdoende wijze duidelijk te maken dat de opgelegde geldboete daadwerkelijk en op meetbare wijze werd verminderd ten opzichte van de geldboete die zou zijn opgelegd indien er geen overschrijding van de beslissingstermijn zou zijn. Ook voor de voordeelontneming zou de formele motiveringsplicht geschonden zijn. - De argumentatie van vermoedelijke overtreder in zijn verweerschriften zou niet afdoende weerlegd geweest zijn: o Er werd beargumenteerd dat de vervangingsplicht enkel geldt indien het preparaat de R-zinnen draagt, en dat op geen enkel van de gebruikte preparaten van vermoedelijke overtreder de aanduiding R45, R46, R49, R60 en R61 voorkwam. o Er werd aangetoond dat het om dusdanig kleine hoeveelheden van de (sub)r-zinnen zou gaan waardoor de drempelwaarde niet zou worden overschreden, met gevolg dat er geen maandelijkse metingen zouden moeten worden uitgevoerd. - De meetverplichting zou enkel gelden indien er nabehandelingsapparatuur nodig zou zijn, wat in casu niet het geval zou zijn waardoor er geen periodieke metingen uitgevoerd zouden moeten worden. - De opgelegde geldboete zou kennelijk onredelijk zijn in het licht van de ernst van de bestrafte milieumisdrijven, mede beoordeeld op grond van de uitgesproken laattijdigheid van beslissing in dit eenvoudige en weinig omvangrijke dossier. Een snel en volledig herstel zou een factor vormen die de ernst van de feiten sterk zou afzwakken en die als zodanig betrokken diende te worden bij de beoordeling ervan. - Vermoedelijke overtreder zou steeds ter goeder trouw gehandeld hebben en in alle redelijkheid zou niet betwist kunnen worden dat ze geen kennis had van de aanwezigheid van de bewuste R-zinnen in de preparaten nu de preparaten zelf deze R-zinnen niet bevatten. De R40 en R60 zinnen zouden niet worden vermeld op de producten, noch op de veiligheidsfiches. - Vermoedelijke overtreder zou alles in werk hebben gesteld om haar leverancier te contacteren om alternatieven te bekomen, ook werden meerdere aanpassingen doorgevoerd. - De wijziging naar de alternatieven zou de verplichting van periodieke metingen doen verdwijnen en deze wijziging zou geen noemenswaardige financiële impact hebben, waardoor enkel het niet gebruik van deze alternatieven zou kunnen worden beschouwd als een concurrentieel voordeel. Het zou volstrekt irrealistisch zijn dat vermoedelijke overtreder met deze stoffen zou blijven werken in de MHHC - 6

7 wetenschap dat er alternatieven bestaan en dat de stoffen dergelijke zware kosten van metingen zouden vragen. - Het bedrag van de voordeelontneming zou manifest onredelijk zijn en mijlenver staan van wat zou moeten begrepen worden als een zorgvuldige begroting. Uit een begroting van vermoedelijke overtreder zou blijken dat het gebruik van de alternatieve producten in de periode juni 2009-december 2010 hoogstens en verschil zou betekend hebben van 330,50 euro. Dit betrof een berekening op basis van de verbruiken en de kostprijzen van alternatieve producten. 3. BEOORDELING Overwegende dat de vastgestelde feiten beoordeeld worden in toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: "Milieuhandhavingsbesluit"). 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat vermoedelijke overtreder onder rubriek van bijlage I van VLAREM 1 vergund was voor een stookinstallatie op hout van 872 kw (kleine stookinstallatie cfr. artikel definities luchtverontreiniging VLAREM II); dat deze installatie een eerste maal vergund werd op 20 april 1995 (dus voor 1 januari 1996). Overwegende dat conform artikel , b) van VLAREM II vanaf 1 januari 2008 voor kleine stookinstallaties in nieuwe inrichtingen waarvoor een eerste vergunning tot exploitatie is verleend voor 1 januari 1996 een emissiegrenswaarde geldt voor de parameter koolstofmonoxide van 250 mg/nm³ en voor de parameter totaal stof van 150 mg/nm3; dat voor de meting op 31 januari 2012 onderstaand resultaat werd vastgesteld: Parameter Emissiemeting 24/11/2010 Norm Overtreding CO (mg/nm³) (meetfout 30%) ,1* 250 Ja Totaal stof (mg/nm³) (meetfout 30%) * 150 Ja * na verrekening maximaal toelaatbare meetfout conform artikel VLAREM II Overwegende dat SGS op het ogenblik van de vaststellingen erkend was voor de analyses van de bovenvermelde parameters in rookgassen. Overwegende dat voor de emissiemeting d.d. 31 januari 2012 overeenkomstig artikel van VLAREM II, de emissiegrenswaarden van de parameters CO en totaal stof geacht worden overtreden te zijn aangezien de gemeten waarden voor deze parameters, na verrekening van de volgens artikel van VLAREM II vereiste nauwkeurigheid, hoger zijn dan de voor deze parameter geldende emissiegrenswaarden. Overwegende dat vermoedelijke overtreder volgens rubriek 4.3. b) 2 van bijlage I van VLAREM I vergund werd voor vier spuitcabines met een totaal vermogen van 42,5 kw en conform rubriek van bijlage I van VLAREM I voor het coaten van houten oppervlakken met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van max.16 ton. MHHC - 7

8 Overwegende dat conform artikel , 1 van VLAREM II stoffen of mengsels waaraan één of meer van de gevarenaanduidingen H340, H350, I-1350i, H360D of H360F of de risicozinnen R45, R46, R49, R60 en R61 is of zijn toegekend, voor zover mogelijk en binnen zo kort mogelijke tijd door minder schadelijke stoffen of mengsels moeten worden vervangen. Overwegende dat conform artikel , 2 van VLAREM II voor afgaskanalen (andere dan deze waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur als daggemiddelde uitstoten), waarbij om te voldoen aan de zelfcontroleplicht, periodieke metingen gedaan worden, voor stoffen, vermeld in artikel van VLAREM II (R60) een maandelijkse meetfrequentie en voor andere stoffen (R40) een zesmaandelijkse meetfrequentie geldt. Overwegende dat verbalisant vaststelde dat vermoedelijke overtreder verf en vernisproducten met R40 en/of R60 risicozinnen gebruikte in 2009 en 2010; dat verf- en vernisproducten met R40 risicozinnen gebruikt werden in 2011; dat er in 2009 en 2010 niet maandelijks gemeten werd; dat er in 2011 niet zesmaandelijks gemeten werd; dat in 2009 en 2010 maar jaarlijks gemeten werd; dat ook gesteld kan worden dat in 2011 de intentie bestond om jaarlijks te meten, aangezien tijdig een aanvraag werd ingediend bij het labo, maar het labo pas begin 2012 metingen kon uitvoeren; dat bijgevolg werd vastgesteld dat ondanks de uitgevoerde emissiemetingen, niet aan de vereiste meetfrequentie werd voldaan. Overwegende dat conform artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat conform artikel 43 van VLAREM I de exploitant van een inrichting verplicht is de in de milieuvergunning opgelegde algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet; - artikel 43 van VLAREM I; - artikel , 2 van VLAREM Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat de raadsman van vermoedelijke overtreder in zijn verzoekschrift van 9 maart 2015 aanhaalt dat de meetverplichting enkel zou gelden indien er nabehandelingsapparatuur nodig zou zijn en dat dit in casu niet het geval zou zijn waardoor er geen periodieke metingen uitgevoerd zouden moeten worden; dat artikel , 1 van VLAREM II stelt "Voor afgaskanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur als daggemiddelde uitstoten, worden de emissiewaarden continu gemeten : dat vermoedelijke overtreder geen nabehandelingsapparatuur had aangesloten op de afgaskanalen; dat hieruit onherroepelijk blijkt dat dit artikel niet van toepassing is op vermoedelijke overtreder en er bijgevolg niet continu gemeten moet worden; dat uit artikel , 2 van VLAREM II echter blijkt dat er wel nog periodiek gemeten moet worden. MHHC - 8

9 Overwegende dat vermoedelijke overtreder aanhaalt dat op geen enkel van de gebruikte preparaten van vermoedelijke overtreder de aanduiding R45, R46, R49, R60 en R61 voorkwam; dat de externe milieucoördinator van mening was dat de vervangingsplicht enkel van toepassing was indien het preparaat zelf de R-zinnen droeg; dat hieruit blijkt dat vermoedelijke overtreder en zijn aangestelde onvoldoende op de hoogte waren van de geldende regelgeving; dat deze aangevoerde onwetendheid over wat al dan niet toegelaten was, het bestaan van het milieumisdrijf niet wegneemt; dat vermoedelijke overtreder of zijn aangestelde informatie hadden moeten inwinnen over het bestaan en de interpretatie van wettelijke verplichtingen; dat dit overigens één van de taken is van de milieucoördinator zoals beschreven in artikel VLAREM II, namelijk te waken over de naleving van de milieuwetgeving en de vastgestelde tekortkomingen aan de bedrijfsleiding te rapporteren; dat er om deze redenen geen onoverwinnelijke rechtsdwaling was in hoofde van vermoedelijke overtreder. Overwegende dat vermoedelijke overtreder aanhaalt dat het om dusdanig kleine hoeveelheden (3,25 g/uur) van de (sub)r-zinnen ging waardoor de drempelwaarde (10 g/uur) niet zou worden overschreden, met gevolg dat er geen maandelijkse metingen zouden moeten worden uitgevoerd; dat artikel , 2 van VLAREM II enkel stelt dat voor de uitstoot van de in paragraaf 1 vermelde VOS, waarbij de massastroom van de stoffen waarvoor de in paragraaf 1 vermelde etikettering verplicht is, in totaal 10 g/uur of meer bedraagt, een emissiegrenswaarde van 2 mg/ Nm3 geldt; dat dit artikel niet definieert dat er geen metingen meer uitgevoerd zouden moeten worden indien de massastroom de drempelwaarde van 10 gr/uur niet overschrijdt; dat er enkel een uitspraak gedaan wordt over het van toepassing zijn van de emissiegrenswaarde; dat dit geen afbreuk doet aan de geldende meetfrequentie. Overwegende dat het milieumisdrijf bijgevolg vaststaat in hoofde van overtreder. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de emissiegrenswaarden tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de emissies naar het milieu tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden, dat controle over emissies noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Overwegende dat de overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; dat, door het niet naleven van voormelde verplichtingen op het vlak van de meetfrequentie van VOS, de concurrentie wordt vervalst ten aanzien van bedrijven die wel de nodige inspanningen leveren om voormelde meetfrequentie na te leven; dat de raadsman van overtreder in het verzoekschrift aanhaalt dat de wijziging naar de alternatieven de verplichting van periodieke metingen zou doen verdwijnen en deze wijziging geen MHHC - 9

10 noemenswaardige financiële impact zou hebben, waardoor enkel het niet gebruik van deze alternatieven zou kunnen worden beschouwd als een concurrentieel voordeel; dat het concurrentieel voordeel zich echter situeerde in de periode dat nog niet met alternatieven gewerkt werd en de meetverplichting bijgevolg nog van toepassing was; dat er dus onmiskenbaar een voordeel bestond in hoofde van overtreder ten aanzien van bedrijven die wel tijdig de nodige VOS-metingen uitgevoerd hadden. Overwegende dat de afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen, indien de omstandigheden gunstig zijn, kan leiden tot de vorming van ozon; dat ozon een schadelijk effect kan hebben op de gezondheid en op de plantengroei; dat op leefniveau ozon een vervuilende stof is, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen; dat sommige organische stoffen via droge en natte depositie terug op de bodem en in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen, waar ze effecten kunnen veroorzaken; dat bepaalde organische stoffen in de lucht direct kunnen afbreken onder invloed van zonlicht; dat wanneer organische stoffen in de lucht (zeer) traag afbreken, ze over een lange afstand getransporteerd kunnen worden, en over een groter geografisch gebied effecten kunnen veroorzaken. Overwegende dat het omwille van bovenvermelde redenen noodzakelijk is de meetfrequenties voor VOS te respecteren. CO Overwegende dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter CO 250 mg/nm³ bedraagt; dat in het rookgas een waarde gemeten werd van 893 mg/nm³; dat na verrekening van de precisie- en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 625,1 mg/nm³ bedroeg; dat dit een overschrijding betekent van minstens twee keer de emissiegrenswaarde; dat in het voordeel van de overtreder, bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan wordt van deze minimaal toerekenbare overschrijding. Overwegende dat CO een zeer licht ontvlambare stof is; dat CO schadelijk is met gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling via inademing; dat CO het ongeboren kind kan schaden. Overwegende dat CO één van de stoffen is die de vorming van ozon bevorderen; dat op leefniveau ozon een vervuilende stof is, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen; dat het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen; dat herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Overwegende dat bij sommige planten een zichtbare bladschade ontstaat bij een kortdurende blootstelling aan hoge, ozonconcentraties; dat er op lange termijn bovendien een verminderde plantengroei optreedt en er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen is. Totaal stof Overwegende dat overeenkomstig de algemene vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter totaal stof 150 mg/nm³ bedraagt; dat in het MHHC - 10

11 geloosde rookgas een waarde gemeten werd van 260 mg/nm³; dat na verrekening van de precisie- en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 182 mg/nm³ bedroeg; dat dit een overschrijding betekent van minstens één keer de emissiegrenswaarde; dat in het voordeel van de overtreder, bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan wordt van deze minimaal toerekenbare overschrijding. Overwegende dat stofdeeltjes (PM) in de milieuwetgeving worden ingedeeld in fracties volgens hun grootte: dat hiervoor het begrip aërodynamische diameter (a.d.) gebruikt wordt; dat hierbij een onderscheid wordt gemaakt tussen: - PM0,01: ultrafijne deeltjes: a.d. < 0,01 µm; - PM2,5: kleine en ultrakleine deeltjes: a. d. < 2,5 µm; - PM10-2,5: grove deeltjes: 2,5 µm < a.d. < 10 µm; - PM10: alle deeltjes met een a.d. < 10 µm; - TSP: totaal stof of total suspended particles: a.d. > 10 µm. Overwegende dat zwevende deeltjes (PM10) opgenomen zijn in de dochterrichtlijn 1999/30/EG van de Kaderrichtlijn Lucht, waarbij een grenswaarde voor deze stoffen in lucht is vastgelegd. Overwegende dat nauitstoot het zwevend stof zich verspreidt in de lucht; dat afhankelijk van hun eigenschappen (o.a. deeltjesgrootte) en van de meteorologische omstandigheden, ze enkele uren tot maanden in de atmosfeer kunnen verblijven; dat grof stof met een a.d. > 10 gm enkel lokaal wordt verspreid; dat de wind PM10 en PM2,5 over afstanden van 100 tot 1000 km per etmaal meeneemt en dat de atmosferische turbulentie voor een vrij, homogene verspreiding over grote gebieden zorgt. Overwegende dat zwevend stof in de atmosfeer een van de grootste gevaren voor de gezondheid is; dat het acute luchtwegenaandoeningen veroorzaakt of verergert; dat het ook een belangrijke oorzaak is van chronische luchtwegenaandoeningen en het op lange termijn de longfunctie aantast; dat sommige studies bovendien een verminderde levensverwachting aantonen. Overwegende dat aërosolen (gassen met stofdeeltjes) ideale transportmiddelen zijn om een aantal giftige componenten tot in de longen te brengen, dat afhankelijk van hun grootte de stofdeeltjes worden afgezet in de neus-, keel- en mondholte, longen of de longblaasjes; dat PM0,1 partikels dieper doordringen in de longen dan grotere partikels en dat ze rechtstreeks in de bloedsomloop kunnen geraken; dat PM10 en PM2,5 partikels tot in de lagere luchtwegen doordringen en hart- en luchtwegaandoeningen en longkanker kunnen veroorzaken. Overwegende dat de afzetting van zwevend stof op gebouwen leidt tot vervuiling van die gebouwen, met esthetische schade en verwering tot gevolg Overwegende dat de raadsman van overtreder in het verzoekschrift aanhaalt dat een snel en volledig herstel een factor vormt die de ernst van de feiten sterk afzwakt en die als zodanig betrokken dient te worden bij de beoordeling ervan; dat het snel en volledig herstel inderdaad een factor is waarmee rekening gehouden dient te worden; dat dit echter beoordeeld wordt als een verzachtende omstandigheid in dit dossier en onder omstandigheden meegenomen wordt; dat dit geen invloed heeft op de ernst van het milieumisdrijf. MHHC - 11

12 Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betreft; dat er minstens geen indicaties zijn die erop wijzen dat bij overtreder de laatste vijf jaar vergelijkbare feiten werden vastgesteld in een proces-verbaal; dat de factor frequentie bijgevolg geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete De omstandigheden Overwegende dat uit een navolgende meting uitgevoerd door het erkend labo Lovap bleek dat de emissiegrenswaarde voor de parameters CO en stof niet overschreden werd; dat overtreder zich engageerde om meerdere aanpassingen door te voeren die de emissies van zowel CO als stof zouden reduceren; dat overtreder na het vernemen van de vereiste meetfrequentie voor VOS met bekwame spoed, contact opnam met de leverancier om de R60-producten uit de productie te laten verwijderen; dat in 2012 het nodige aantal VOSmetingen werd uitgevoerd; dat overtreder een contract afsloot met Lovap om deze meetfrequentie ook naar de toekomst te respecteren; dat deze inspanningen en meetresultaten meegenomen worden als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat leidt tot een lagere geldboete. Overwegende dat overtreder in het verzoekschrift van 9 maart 2015 een schending inroept van de beslissingstermijn uit artikel DABM, van de redelijke termijn en van de motiveringsplicht aangezien AMMC zou nalaten om op afdoende wijze duidelijk te maken dat de opgelegde geldboete daadwerkelijk en op meetbare wijze werd verminderd ten opzichte van de geldboete die zou zijn opgelegd indien er geen overschrijding van de beslissingstermijn zou geweest zijn; dat de overtreder per schrijven van respectievelijk 1 juni 2012 en 29 november 2012 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze 180- dagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in elk geval van oordeel is dat, ondanks de verstreken termijn, de feiten nog voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete vergezeld van een voordeelontneming op te leggen; dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. 4. DE VOORDEELONTNEMING Overwegende dat op 27 augustus 2012 werd vastgesteld dat maandelijkse en zesmaandelijkse VOS-metingen op de 4 spuitcabines niet werden uitgevoerd; dat het uitvoeren van één VOS-meting voor de 4 spuitcabines, naar billijkheid en redelijkheid, op, basis van het contract afgesloten in 2012 tussen overtreder en Lovap en op basis van het proces-verbaal geraamd kan worden op minstens euro; dat de verplichting tot het uitvoeren van maandelijkse VOS-metingen veranderde in een zesmaandelijkse meting sinds het niet meer gebruiken van R60/61-producten; dat AMMC sinds 1 mei 2009 de mogelijkheid heeft om naast bestuurlijke geldboetes ook voordeelontnemingen op te MHHC - 12

13 leggen voor milieumisdrijven; dat vanaf 1 mei 2009 tot en met 31 december 2010 maandelijks gemeten diende te worden en vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 zesmaandelijks; dat overtreder in 2009, 2010 en 2011 telkens één VOS-meting liet uitvoeren; dat volgende metingen al dan niet werden uitgevoerd in opdracht van de overtreder: datum meting status datum meting status mei 2009 uitgevoerd* april 2010 niet uitgevoerd juni 2009 niet uitgevoerd mei 2010 niet uitgevoerd juli 2009 niet uitgevoerd juni 2010 niet uitgevoerd augustus 2009 niet uitgevoerd juli 2010 niet uitgevoerd september 2009 niet uitgevoerd augustus 2010 niet uitgevoerd oktober 2009 niet uitgevoerd september 2010 niet uitgevoerd november 2009 niet uitgevoerd oktober 2010 niet uitgevoerd december 2009 niet uitgevoerd november 2010 niet uitgevoerd januari 2010 uitgevoerd* december 2010 niet uitgevoerd februari 2010 niet uitgevoerd juni 2011 niet uitgevoerd maart 2010 niet uitgevoerd december 2011 uitgevoerd * ten voordele van overtreder werd er van uit gegaan dat de jaarlijkse meting in 2009 en 2010 zo vroeg mogelijk werden uitgevoerd Overwegende dat overtreder de meetfrequentie vanaf 2012 respecteerde; dat het voordeel van het niet investeren in de VOS-metingen blijft gelden tot de dag dat de investeringen worden uitgevoerd; dat de niet uitgevoerde metingen in 2009, 2010 en 2011 niet retroactief uitgevoerd kunnen worden; dat omwille van deze reden in het voordeel van overtreder als einddatum van de voordeelontneming het moment genomen wordt dat overtreder zich in regel stelde door de meetfrequentie te respecteren; dat bijgevolg als einddatum van de voordeelontneming 31 december 2011 genomen wordt. Overwegende dat de rentevoet in 2009, 2010 en 2011 respectievelijk 5.5%, 3.25% en 3.75% bedroeg. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in juni 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 34,90 euro (1100*((1+0,055) 7/12-1) = 34,90) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1134,90 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 36,88 euro ( *0,0325 = 36,88) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1171,78 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 43,94 euro (1171,78*0,0375 = 43,94) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in juni 2009 geraamd kan worden op 1215,72 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in juli 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 29,85 euro (1100*(1+0,055) 6/12-1) = 29,85) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1129,85 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 36,72 euro (1129,85*0,0325 = 36,72) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1166,57 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 43,75 euro (1166,57*0,0375 = 43,75) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in juli 2009 geraamd kan worden op 1210,31 euro. MHHC - 13

14 Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in augustus 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 24,82 euro (1100*((1+0,055) 5/12-1) = 24,82) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1124,82 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 36,56 euro (1124,82*0,0325 = 36,56) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1161,37 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 43,55 euro (1161,37*0,0375 = 43,55) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in augustus 2009 geraamd kan worden op 1204,92 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in september 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 19,81 euro (1100*((1+0,055) 4/12-1) = 19,81) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1119,81 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 36,39 euro (1119,81*0,0325 = 36,39) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1156,20 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 43,36 euro (1156,20*0,0375 = 43,36) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in september 2009 geraamd kan worden op 1199,56 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in oktober 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 14,82 euro (1100*(1+0,055) 3/12-1) = 14,82) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1114,82 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 36,23 euro (1114,82*0,0325 = 36,23) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1151,05 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 43,16 euro (1151,05*0,0375 = 43,16) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in oktober 2009 geraamd kan worden op euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in november 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 9,86 euro (1100*((1+0,055) 2/12-1) = 9,86) voordeel opgeleverd zou hebben; dat 'derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1109,86 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 36,07 euro (1109,86*0,0325 = 36,07) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1145,93 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,97 euro (1145,93*0,0375 = 42,97) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in november 2009 geraamd kan worden op 1188,90 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in december 2009 de overtreder in 2009 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 4,92 euro (1100*((1+0,055) 1/12-1) = 4,92) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2009 aangegroeid zou zijn tot 1104,92 euro; dat in 2010 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 35,91 euro (1104,92*0,0325 = 35,91) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1140,83 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,97 euro (1140,83*0,0375 = 42,97) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van MHHC - 14

15 het niet uitvoeren van een VOS-meting in december 2009 geraamd kan worden op 1183,61 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in februari 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 32,73 euro (1100*((1+0,0325) 11/12-1) = 32,73) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1132,73 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,48 euro (1132,73*0,0375 = 42,48) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in februari 2010 geraamd kan worden op 1175,20 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in maart 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 29,71 euro (1100*((1+0,0325) 10/12-1) = 29,71) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1129,71 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,36 euro (1129,71*0,0375 = 42,36) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in maart 2010 geraamd kan worden op 1172,08 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in april 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 26,71 euro (1100*((1+0,0325) 10/12-1) = 26,71) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1126,71 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,25 euro (1126,71*0,0375 = 42,25) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in april 2010 geraamd kan worden op 1168,96 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in mei 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 23,71 euro (1100*((1+0,0325) 8/12-1) = 23,71) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1123,71 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,14 euro (1123,71*0,0375 = 42,14) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in mei 2010 geraamd kan worden op 1165,85 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in juni 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 20,72 euro (1100*((1+0,0325) 7/12-1) = 20,72) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1120,72 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 42,03 euro (1120,72*0,0375 = 42,03) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in juni 2010 geraamd kan worden op 1162,74 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in juli 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 17,73 euro (11004*((1+0,0325) 6/12-1) = 17,73) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1117,73 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 41,91 (1117,73*0,0375 = 41,91) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in juli 2010 geraamd kan worden op 1159,65 euro. MHHC - 15

16 Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in augustus 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 14,76 euro (1100*((1+0,0325) 5/12-1) = 14,76) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1114,76 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 41,80 euro (1114,76*0,0375 = 41,80) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in augustus 2010 geraamd kan worden op 1156,56 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in september 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 11,79 euro (1100*((1+0,0325) 4/12-1 = 11,79) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1111,79 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 41,69 euro (1111,79*0,0375 = 41,69) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in september 2010 geraamd kan worden op 1153,48 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in oktober 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 8,83 euro (1100*((1+0,0325) 3/12-1) = 8,83) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1108,83 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 41,58 euro (1108,83*0,0375 = 41,58) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in oktober 2010 geraamd kan worden op 1150,41 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in november 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 5,88 euro (1100*((1+0,0325) 2/12-1) = 5,88) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1105,88 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 41,47 euro (1105,88*0,0375 = 41,47) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in november 2010 geraamd kan worden op 1147,35 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in december 2010 de overtreder in 2010 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 2,94 euro (1100*((1+0,0325) 1/2-1) = 2,94) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve de oorspronkelijke investering in 2010 aangegroeid zou zijn tot 1102,94 euro; dat in 2011 dit bedrag aan de wettelijke rentevoet 41,36 euro (1102,94*0,0375 = 41,36) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOSmeting in december 2010 geraamd kan worden op 1144,30 euro. Overwegende dat met betrekking tot het uitvoeren van VOS-meting in juni 2011 de overtreder in 2011 de oorspronkelijke investering aan de wettelijke rentevoet 20,44 euro (1100*((1+0,0375) 6/12-1) = 20,44) voordeel opgeleverd zou hebben; dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van een VOS-meting in juni 2011 geraamd kan worden op 1120,44 euro. Overwegende dat derhalve het voordeel van het niet uitvoeren van VOS-metingen over de periode van juni 2009 tot en met juni 2011 geraamd kan worden op euro; dat dit bedrag conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming wordt opgelegd. MHHC - 16

17 Overwegende dat de raadsman van overtreder in het verzoekschrift van 9 maart 2015 aanhaalt dat het bedrag van de voordeelontneming manifest onredelijk is en mijlenver staat van wat zou moeten begrepen worden als een zorgvuldige begroting; dat uit een begroting van overtreder zou blijken dat het gebruik van de alternatieve producten in de periode juni 2009-december 2010 hoogstens en verschil zou betekend hebben van 330,50 euro; dat dit een berekening betrof op basis van de verbruiken en de kostprijzen van alternatieve producten; dat deze voordeelontneming zich hier niet over uitspreekt; dat deze voordeelontneming enkel berekent welk financieel voordeel er genoten werd door overtreder door het plegen van het milieumisdrijf namelijk door het niet uitvoeren van negentien verplichte VOS-metingen Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Standpunt van de partijen 1. De verwerende partij werpt op dat de verzoekende partij niet ingeschreven is in de Kruispuntbank der Ondernemingen voor de activiteiten die gerelateerd zijn aan de voorliggende procedure. Met name zou de Nacebelcode waarvoor de verzoekende partij is ingeschreven niet het vervaardigen van doodskisten omvatten. Bijgevolg is de vordering volgens de verzoekende partij onontvankelijk op grond van artikel III.26 van het wetboek van economisch recht van 28 februari In haar wederantwoordnota antwoordt de verzoekende partij dat de verwerende partij zich voor de inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen louter op de BTW-activiteiten steunt. De verzoekende partij verwijst ter weerlegging van de exceptie naar haar maatschappelijke doelstelling en de Nacebelcodes van activiteiten waarvoor zij is ingeschreven. Zij voegt hiervoor de nodige bewijsstukken toe. 3. De verwerende partij stelt in haar laatste nota dat zij zich gedraagt naar de wijsheid van het College. Beoordeling door het College 1. Uit de door de verzoekende partij bijgebrachte stukken blijkt dat zij op het ogenblik van het instellen van het voorliggende beroep tevens ingeschreven was onder de Nacebelcodes die de activiteiten overige industrie en het vervaardigen van houten doodskisten omvatten. De stelling van de verwerende partij mist bijgevolg feitelijke grondslag. De exceptie wordt verworpen. 2. Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig ingesteld is. Er worden geen andere excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING MHHC - 17

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0147 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0064/M/0052 In zake: de bvba VAN GAEVEREN PALETTEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Guy VAN DEN BRANDEN

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0032 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0049-M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0074 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0037/M Verzoekende partij de nv ASWEBO vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en Charlotte

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties Nieuwsbrief MilieuTechnologie, maart 1995 (Kluwer, jaargang 2, nummer 3) Jan Gruwez, TREVI nv Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties In de context van VLAREM II worden industriële inrichtingen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. S/2011/00007 van 9 februari 2011 in de zaak 2010/0401/SA/3/0363 In zake: 1.... 2.... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 30 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0089 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0052/M Verzoekende partij de nv ANECA SERVICES vertegenwoordigd door advocaat Peter DE SMEDT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0062 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0027/M Verzoekende partij de bvba DUMOULIN BRICKS vertegenwoordigd door advocaat Isabel

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0209 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0635/A/2/0589 In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Ludo OCKIER kantoor houdende te 8500

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2015/0008 van 13 januari 2015 in de zaak 1314/0021/A/2/0050 In zake: 1. de heer Albert VRANKEN 2. mevrouw Marie-Joanna BRABANTS bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 april 2018 met nummer HHC/M/1718/0087 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0003/M Verzoekende partij de nv DE BRANDT, met zetel te 9200 Dendermonde, Sint- Ursmarusstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/99-VK van 27 november 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Louis CHRISTOFFELS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 januari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0053 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0051/M Verzoekende partij de nv STILLEMANS vertegenwoordigd door advocaat Thomas EYSKENS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0015 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0063/M Verzoekende partij de heer Jan BONNY vertegenwoordigd door advocaat Kurt VANLERBERGHE,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE TIENDE KAMER ARREST nr. UDN/2015/0005 van 19 maart 2015 in de zaak RvVb/1415/0006/UDN In zake: 1. de heer Yves VANNERUM 2. mevrouw Kathleen CRABBE advocaten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0150 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0090/M/0067 In zake: de heer Grigor PENCHEV bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Jan VAN EECKHAUT kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0492 van 22 juli 2014 in de zaak 2010/0393/A/3/0470 In zake: de heer..., wonende te... verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0212 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0705/A/2/0711 In zake:... verzoekende partij tegen: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST nr. MHHC/M/1516/0126 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry Hendrickx

Nadere informatie

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/ /4-VK van 16 februari 2012 In de zaak van mevrouw [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bert VERHAEGHE, advocaat, met kantoor te 8870 IZEGEM, Kasteelstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0071 van 10 maart 2016 in de zaak 14/MHHC/55-M In zake :... bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat Mario DEKETELAERE met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie