MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST nr. MHHC/M/1516/0126 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry Hendrickx kantoor houdende te 2390 Malle, Hoge Warande 10A waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Steve RONSE en Thomas QUINTENS kantoor houdende te 8500 Kortrijk, Beneluxpark 27B waar woonplaats wordt gekozen verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING Het beroep, ingesteld met een aangetekende brief van 21 augustus 2015 en geregulariseerd met een aangetekende brief van 11 september 2015, strekt tot de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 30 juni 2015, gekend onder nummer 13/AMMC/462-M/DDS/JC. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (923 euro verhoogd met de opdeciemen), evenals een voordeelontneming van euro, wegens de schending van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna Milieuvergunningsdecreet), van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I) en van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna VLAREM II). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij de emissiegrenswaarde voor het geloosde rookgas op 12 december 2012 met 1,65 keer heeft overschreden, dat zij de tweejaarlijkse meetfrequentie niet heeft nageleefd en dat zij de emissieresultaten van de overschrijding vastgesteld op 26 januari 2010, in het kader van de zelfcontroleplicht, niet heeft meegedeeld aan de bevoegde instantie. MHHC - 1

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en heeft een afschrift van het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft geen wederantwoordnota ingediend. De verwerende partij heeft geen laatste nota ingediend. De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 21 april 2016, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld. Kamervoorzitter Marc VAN ASCH heeft verslag uitgebracht. Advocaat Harry HENDRICKX die verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Thomas QUINTENS die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. De debatten worden gesloten. III. FEITEN Op 4 december 2012 wordt door mevrouw Ann VAN DEUN en mevrouw Monique DIRICKX, toezichthouders bij de afdeling Milieu-inspectie, een technische controle uitgevoerd van de verbrandingsinstallatie die de verzoekende partij gebruikt voor niet verontreinigd behandeld houtafval. De toezichthouders van de afdeling Milieu-inspectie hebben monsters genomen van het houtafval en van de rookgassen en hebben dit laten analyseren door een erkend labo. Op 11 januari 2013 ontvangen de toezichthouders de resultaten waaruit blijkt dat de emissiegrenswaarden voor dioxinen en furanen worden overschreden. Op 28 januari 2013 hebben de toezichthouders bij de afdeling Milieu-inspectie een proces-verbaal met nummer AN.H opgesteld. In het proces-verbaal wordt vastgesteld dat de verzoekende partij haar exploitatievoorwaarden niet heeft nageleefd (schending van artikel 22 Milieuvergunningsdecreet en van artikel 43 Vlarem I). Uit dit proces-verbaal blijkt ook dat de verzoekende partij de verplichte luchtemissiemetingen (halfjaarlijks voor de parameters stof, CO, NOx en HCI en tweejaarlijks voor dioxines en furanen) en de jaarlijkse bemonstering van het houtafval laat uitvoeren door erkende labo s. De laatste 3 jaren werd er echter slechts 1 keer per jaar een meting uitgevoerd. Hoewel de resultaten van de meting van 26 januari 2010 ook al een overschrijding aangeven van de toegestane uitschoot dioxine en furanen, is dit niet gemeld aan de afdeling Milieu-inspectie. Op 29 januari 2013 wordt de verzoekende partij door de afdeling Milieu-inspectie aangemaand om de volgende bestuurlijke maatregelen te nemen: - U laat door de constructeur of een andere deskundige onderzoeken wat de oorzaak is van de overschrijdingen en welke sanering er eventueel nodig is om in de toekomst aan de normen te voldoen. - Binnen de maand na heropstart na de zomerstilstand en na sanering laat u een nieuwe emissiemeting uitvoeren door een erkend laboratorium. MHHC - 2

3 - De zelfcontroleverplichtingen zoals bepaald in artikel 5.2.3bis.4.18 van Vlarem II moeten worden nageleefd. Op 20 maart 2013 wordt de zaakvoerder van de verzoekende partij verhoord. Hiervan is een navolgend proces-verbaal met nummer /13 opgesteld. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de tweejaarlijkse dioxinemeting voor de laatste keer uitgevoerd is op 26 januari In 2012 is er door de verzoekende partij geen meting uitgevoerd wegens herstellingswerken aan de verwarmingsinstallatie. De verzoekende partij verklaart verder dat zij de oorzaak van de emissieoverschrijding aan het opsporen is en dat zij twee mogelijkheden ziet voor de toekomst: een grondige wijziging van de installatie (met een kostprijs van euro) of overschakelen op gasverwarming. Op 12 april 2013 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Op 20 juni 2013 deelt de afdeling Milieu-inspectie mee dat zij zich akkoord kan verklaren met de voorlopige werkwijze van de verzoekende partij, om in afwachting van een verdere investering zich voorlopig te verwarmen met aangekocht onbehandeld houtafval. Dit zou geen dioxine-emissie mogen veroorzaken. De afdeling Milieu-inspectie stelt wel de volgende voorwaarden: - Vanaf november 2013 bezorgt u ons maandelijks de facturen van de aanvoer van het onbehandeld hout en van de afvoer van het hout uit eigen productie. - U bezorgt ons een attest van de leverancier waaruit blijkt dat het aangekochte hout onbehandeld houtafval is. - U laat jaarlijks de parameters stof, CO, SO2,en NOx bepalen in de rookgassen van de houtafvalverbranding. (artikel 5.2.3bis.4.12 van VLAREM II) Met een brief van 1 juli 2013 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt per mail op 5 juli 2013 haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit. De verzoekende partij verzoekt niet om een hoorzitting. Deze mail bevat onder meer een offerte voor het herstellen van de verwarmingsinstallatie en een offerte voor het afvoeren van houtafval en aanleveren van onbehandeld houtafval. Per mail van 20 januari 2015 deelt de verzoekende partij aan de afdeling Milieu-inspectie een verslag van de jaarlijkse emissiemeting van 12 december 2014 mee. De afdeling milieu-inspectie stelt vast dat de resultaten voldoen aan de emissiegrenswaarden. Op 25 en 26 januari 2015 heeft het labo SGS in opdracht van de afdeling Milieu-inspectie nieuwe emissiemetingen uitgevoerd bij de verzoeken partij. De resultaten van de dioxinemetingen waren opnieuw te hoog. De afdeling Milieu-inspectie heeft hiervan op 4 maart 2015 een nieuw procesverbaal opgesteld met nummer AN64.H De gewestelijke entiteit legt op 30 juni 2015 de vermelde bestuurlijke geldboete en voordeelontneming op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 22 juli De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 1. Beoordeling... MHHC - 3

4 1.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat conform artikel 22 van Milieuvergunningsdecreet, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat vermoedelijke overtreder beschikt over een milieuvergunning klasse 2 voor, onder meer, een houtafvalverbrandingsinstallatie als bedoeld onder rubriek , a), 2, 1) van bijlage I van VLAREM I voor de exploitatie van een houtverbrandingsinstallatie met verbranding van onbehandeld houtafval met een nominaal thermisch vermogen van 0,872 MW (kleine stookinstallatie). Overwegende dat artikel 5.2.3bis.4.15, 9 van VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de vaststellingen, de voorwaarden bepaalt waaraan elke verbrandingsinstallatie waarin niet-verontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, als ze in bedrijf is, moet aan voldoen; dat de concentratie van dioxines en furanen in de rookgassen niet hoger mag zijn dan: Overwegende dat voor de emissiemeting op datum van 4 december 2012 overeenkomstig artikel 5.2.3bis van VLAREM II de emissiegrenswaarde van de parameter dioxinen en furanen geacht wordt overtreden te zijn aangezien de gemeten waarde voor deze parameter, na verrekening van de volgens artikel , 5 van VLAREM II vereiste nauwkeurigheid, hoger is dan de voor deze parameter geldende emissiegrenswaarde. Overwegende dat artikel 5.2.3bis , 1, d, 1 van VLAREM II ten tijde van de vaststellingen bepaalde dat de concentratie van dioxinen en furanen voor installaties met een nominaal thermisch vermogen kleiner of gelijk aan 5 MW ten minste tweejaarlijks worden gemeten. Overwegende dat de laatste meting voor dioxines en furanen dateerde van 26 januari 2010; dat de volgende meting bijgevolg uiterlijk op 26 januari 2012 diende te gebeuren; dat op het moment van vaststellingen, bij datum van 4 december 2012, nog steeds geen nieuwe meting had plaatsgevonden; dat de vereiste van tweejaarlijkse meting bijgevolg niet was nageleefd. Overwegende dat uit het gebrek aan tweejaarlijkse meting en uit de overschrijding van de emissiegrenswaarde volgt dat de exploitant niet de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om verontreiniging van de lucht en directe risico's voor de menselijke gezondheid te voorkomen. Overwegende dat conform artikel en 5.2.3bis.4.20, 1 van VLAREM II zoals van toepassing op het ogenblik van de feiten de exploitant, indien bij verbrandingsinstallaties voor biomassa-afval uit de verrichte metingen blijkt dat één of meer emissiegrenswaarden zijn overschreden, dat onmiddellijk moet melden aan de toezichthoudende overheid en de nodige maatregelen moet nemen om zo snel mogelijk te voldoen aan de emissiegrenswaarden; dat de meting waarbij een waarde van 4,0 ng TEQ/Nm³ werd gemeten, dateerde van 26 januari 2010; dat vermoedelijke overtreder deze overschrijding, ondanks dat dit per vergissing gebeurde, niet heeft gemeld aan de afdeling Milieu-inspectie. Overwegende dat bij meting van 26 januari 2010 een waarde van 4,0 ng TEQ/Nm³ werd gemeten; dat overtreder in professioneel verband optrad; overwegende dat uit navraag bij de verbalisant blijkt dat door een vergissing overtreder de blanco-waarden van de MHHC - 4

5 dioxinemeting aanzag als de effectieve meetresultaten; overwegende dat deze dwaling niet onoverkomelijk was. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving, zoals van toepassing ten tijde van de vaststellingen: - artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet; - artikel 43 van VLAREM I; - artikel 5.2.3bis 4.2, 5.2.3bis 4.15,9, 5.2.3bis ,1 en 5.2.3bis van VLAREM II; - artikel van VLAREM II. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf niet betwist wordt en vaststaat in hoofde van de overtreder. 1.2 De hoogte van de boete De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de emissiegrenswaarden tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de emissies naar het milieu tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden, dat controle over emissies noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Overwegende dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter dioxinen (en furanen) 0,4 ng TEQ/Nm³ bedraagt; dat op 12 december 2012 in het geloosde rookgas een waarde gemeten werd van 0,93 ng TEQ/Nm³; dat na verrekening van de precisie- en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 0,65 ng TEQ/Nm³ bedroeg; dat dit een overschrijding betekent van minstens 1,65 keer de emissiegrenswaarde; dat in het voordeel van de overtreder, bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan wordt van deze minimaal toerekenbare overschrijding. Overwegende dat 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine kankerverwekkend is; dat 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine onder de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) beschouwd wordt als een stof met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling. Overwegende dat polychloordibenzodioxines op de OSPAR lijst staan met stoffen voor dewelke prioritaire actie moet genomen worden; dat de OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen tot doel heeft te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen MHHC - 5

6 Overwegende dat dioxines in de lucht overwegend gebonden zijn aan stofdeeltjes; dat zij ten gevolge van stofuitval of via neerslag uit de lucht verwijderd kunnen worden en gedeeltelijk in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen. Overwegende dat het noodzakelijk is de frequentie van metingen van dioxinen (en furanen) te respecteren omwille van de potentiële negatieve effecten van deze stoffen op mens en milieu. Overwegende dat het niet naleven van de meetfrequentie gedurende bijna een jaar (van 26 januari 2012 tot (dag van meting door afdeling Milieu-inspectie) ernstig is. Overwegende dat de exploitant in het kader van de zelfcontroleplicht verplicht is de luchtmissieresultaten van zijn verbrandingsinstallatie op te volgen en overschrijdingen mee te delen aan de bevoegde instantie; dat het niet (tijdig) melden van een dergelijke overschrijding het onmogelijk maakt voor de bevoegde instantie om na te gaan of onmiddellijk de nodige maatregelen genomen werden om zo snel mogelijk te voldoen aan de emissiegrenswaarden; Overwegende dat een waarde van 4,0 ng TEQ/Nm3( op ) een ernstige overschrijding betekent. Overwegende dat de feiten in professioneel verband werden gepleegd; dat, door het niet naleven van voormelde verplichtingen, de concurrentie wordt vervalst ten aanzien van bedrijven die wel de nodige inspanningen leveren om voormelde meetfrequentie na te leven Overwegende dat bovenvermelde feiten derhalve voldoende ernstig zijn om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat in het proces-verbaal wordt aangegeven dat reeds eerder vergelijkbare feiten (het verbranden van behandeld houtafval en geen tijdige meting van concentraties van bepaalde stoffen) werden gepleegd door overtreder en vastgesteld in proces(sen)- verbaal (nr A/1999/131 van 23 juni 1999); dat gelet op de termijn tussen het vorige procesverbaal en het thans vastgestelde milieumisdrijf deze feiten niet worden meegenomen bij het criterium frequentie en dus bij het bepalen van de hoogte van de geldboete. Overwegende dat uit het dossier blijkt dat meer recent, bij de zelfcontrole op 16 januari 2008 het gehalte aan dioxines en furanen reeds 0,41 ng TEQ/Nm³ bedroeg, hetgeen reeds een kleine overschrijding inhield; dat bij de laatste zelfcontrole d.d het gehalte aan dioxines en furanen 4,0 ng TEQ/Nm³ bedroeg; dat de overschrijding van de emissiegrenswaarden bijgevolg geen eenmalige overtreding betreft; dat dit derhalve mede bepalend is voor de hoogte van de boete De omstandigheden Overwegende dat het houtafval voldeed aan de samenstellingsvoorwaarden vervat in artikel 5.2.3bis.4.14 VLAREM II. Overwegende dat bij het bepalen van de boete rekening gehouden wordt met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; dat concreet door de afdeling Milieu-inspectie aan overtreder werd opgelegd om het herstel te realiseren door 1) onderzoek te voeren naar de oorzaak van de overschrijdingen en na te MHHC - 6

7 gaan welke sanering vereist is, 2) op regelmatige basis metingen te laten uitvoeren en 3) in afwachting van herstel van de houtverbrandingsinstallatie hout af te voeren en onbehandeld hout aan te voeren. Overwegende dat de overtreder deze aanmaningen van de verbalisant heeft opgevolgd en dat dit als verzachtende omstandigheid wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de boete, wat leidt tot een lagere geldboete. Overwegende echter dat uit bijkomende informatie van de verbalisant op 4 mei 2015 bleek dat het gehalte van dioxines bij nieuwe emissiemetingen op 6 januari ,0 ng TEQ/Nm³ uitwees, zodat opnieuw sprake is van een (zware) overschrijding van de emissiegrensnorm; overwegende dat hiervoor opnieuw een proces-verbaal werd opgesteld; overwegende dat de overtreder immers aan de verbalisant meedeelde dat geen dioxinefilter zou worden geïnstalleerd omdat de houtverbrandingsinstallatie binnen afzienbare tijd aan vervanging toe zou zijn; overwegende dat de norm bijgevolg nog steeds niet wordt gehaald en geen sprake kan zijn van effectief herstel. Overwegende dat bij meting van 26 januari 2010 een waarde van 4,0 ng TEQ/Nm³ werd gemeten; dat overtreder in professioneel verband optrad; overwegende dat uit navraag bij de verbalisant blijkt dat door een vergissing overtreder de blancowaarden van de dioxinemeting aanzag als de effectieve meetresultaten; overwegende dat deze dwaling, die - hoewel niet onoverkomelijk wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de boete, wat leidt tot een lagere geldboete. voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelsontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze honderdtachtigdagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat wat dit milieumisdrijf betreft er voor het overige geen bijzondere omstandigheden zijn die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. 2. Voordeelontneming Overwegende dat de laatste meting in de verbrandingsinstallatie op dioxines en furanen dateert van 26 januari 2010; dat de overtreder bijgevolg ten laatste tegen 26 januari 2012 de tweejaarlijkse meting op dioxines en furanen diende te (laten) uitvoeren; dat overtreder deze verplichte tweejaarlijkse uitgaven voor dat werkjaar niet heeft gemaakt; dat overtreder dit misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd en door het nalaten van meetverplichtingen een financieel voordeel genoot; dat per definitie de uitgespaarde kosten wederrechtelijk werden verkregen en vermogensvoordelen zijn; dat derhalve conform artikel DABM een voordeelontneming wordt opgelegd. MHHC - 7

8 Overwegende dat op basis van een marktonderzoek, de kosten voor deze jaarlijkse verplichting geraamd kan worden op minimaal 3200 euro exclusief BTW; dat derhalve het vermogensvoordeel voor de overtreder door het nalaten van de jaarlijkse verplichting inzake de verbrandingsinstallatie, uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op 3200 euro. OM DEZE REDENEN beslist de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer om: - een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen aan de firma J. Krijnen BVBA, met ondernemingsnummer gevestigd te 2390 Malle, Hoogstraatsebaan 84, ten bedrage van 5538 (vijf duizend vijfhonderdachtendertig) euro, zijnde 923 (negenhonderddrieëntwintig) euro vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel DABM. - een vermogensvoordeelontneming op te leggen aan de firma J. Krijnen BVBA, met ondernemingsnummer gevestigd te 2390 Malle, Hoogstraatsebaan 84, ten bedrage van 3200 (drie duizend tweehonderd) euro. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Eerste middel 1. Uit de uiteenzetting in het verzoekschrift blijkt dat de verzoekende partij een schending inroept van artikel DABM en het vertrouwensbeginsel. De verzoekende partij stelt dat de termijn van 180 dagen om een beslissing te nemen ruimschoots overschreden is. Het stilzwijgen van bijna twee jaar kan volgens de verzoekende partij niet anders geïnterpreteerd worden dan een verzaking aan de bevoegdheid om een boete op te leggen te meer omdat de afdeling Milieu-inspectie op 4 maart 2015 een nieuw proces-verbaal opgesteld heeft wegens overschrijding van de emissienormen. De verzoekende partij mocht hieruit terecht afleiden dat voor het huidige dossier geen afzonderlijke boete zou worden opgelegd. 2. De verwerende partij antwoordt dat de termijnen zoals bepaald in artikel , 1 en DABM ordetermijnen zijn en geen termijnen van verval. De loutere overschrijding ervan kan niet leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing. Volgens haar kan er evenmin sprake zijn van een schending van de redelijke termijn, te meer omdat de verzoekende partij geen concrete benadeling aantoont. De verwerende partij merkt bovendien op dat zij rekening gehouden heeft met het tijdsverloop en het verstrijken van de ordetermijn door het bedrag van de boete met één vijfde te verlagen. MHHC - 8

9 Het gegeven dat voor latere gelijkaardige feiten een nieuw dossier geopend is, houdt niet in dat de gewestelijke entiteit afstand zou gedaan hebben van haar bevoegdheid om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen voor de eerder vastgestelde feiten. Het feit dat tussen de afdeling Milieu-inspectie en de verzoekende partij afspraken gemaakt zijn voor de toekomst, doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de gewestelijke entiteit om voor de vastgestelde feiten een bestuurlijke geldboete op te leggen. Beoordeling door het College 1. De in de artikel , 1 en DABM opgelegde termijnen zijn geen vervaltermijnen maar termijnen van orde, waarvan de loutere overschrijding op zich geen aanleiding kan geven tot bevoegdheidsverlies en bijgevolg niet kunnen leiden tot de vernietiging van de bestreden beslissing. Uit de loutere overschrijding van een ordetermijn kan evenmin een vermoeden van afstand van bevoegdheid afgeleid worden. Afstand wordt niet vermoed en moet blijken uit overeenstemmende concrete akten of feiten waaruit een effectieve wil blijkt om afstand te doen. Het gegeven dat naar aanleiding van latere vastgestelde gelijkaardige milieumisdrijven een nieuw proces-verbaal wordt opgesteld en een bijkomend dossier geopend wordt, doet hieraan geen afbreuk en houdt niet in dat de gewestelijke entiteit afstand gedaan heeft van haar bevoegdheid om voorheen vastgestelde misdrijven alsnog te beboeten. Het vertrouwensbeginsel, waaraan de verzoekende partij impliciet refereert, houdt in dat gerechtvaardigde verwachtingen die door het bestuur bij de rechtsonderhorige zijn gewekt, indien enigszins mogelijk, moeten gehonoreerd worden, op gevaar af anders het vertrouwen dat de rechtsonderhorigen in het bestuur stellen, te misleiden. Het vertrouwensbeginsel impliceert dat de burger moet kunnen vertrouwen op een vaste gedragslijn van de overheid of op de toezeggingen of beloften die de overheid in een concreet geval heeft gedaan. Het louter gegeven dat de ordetermijn van 180 dagen overschreden was, houdt in hoofde van de gewestelijke entiteit geen vermoeden van afstand in om alsnog een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Evenmin reikt de verzoekende partij enig ander concreet gegeven aan waarbij de verzoekende partij uit de gedragswijze van de gewestelijke entiteit een rechtmatige verwachting zou kunnen afleiden dat geen geldboete meer zou opgelegd worden. Het middel is ongegrond. B. Tweede middel 1. De verzoekende partij betwist de kwalificatie van de feiten als milieumisdrijf. Zij stelt dat zij zich niet bewust is geweest van de vastgestelde overschrijding van de emissiewaarden. Het overschrijden van de emissiewaarden betekent op zich niet dat de verzoekende partij niet de nodige voorzorgsmaatregelen genomen heeft die een persoon in dezelfde positie wel zou genomen hebben. Het verzuim te voldoen aan de verplichte tweejaarlijkse controle kan haar niet toegerekend worden omdat er in 2012 herstellingen uitgevoerd zijn aan de verwarmingsinstallatie en er bovendien in opdracht van de afdeling Milieu-inspectie wel controlemetingen uitgevoerd zijn. Van zodra de verzoekende partij zich van de overschrijding bewust is geworden, zijn er volgens haar concrete maatregelen genomen in samenspraak met de afdeling Milieu-inspectie. MHHC - 9

10 De verzoekende partij stelt nog dat zij kort voor de meting uitgevoerd in 2012, waarbij een overschrijding van de grenswaarde van dioxines vastgesteld is, de verwarmingsinstallatie door een erkend specialist heeft laten nakijken. Zij is van oordeel dat noch het materiële noch het morele element voor het bestaan van een milieumisdrijf bewezen is. 2. De verwerende partij citeert de verplichtingen die opgelegd worden door VLAREM II en stelt dat niet ernstig kan betwist worden dat deze voorschriften door de verzoekende partij geschonden zijn. De verwerende partij verwijst naar de uitgevoerde metingen in december 2012, het feit dat de verzoekende partij geen verplichte tweejaarlijkse zelfcontrolemeting uitgevoerd heeft. Uit een meting uitgevoerd op 26 januari 2010 is bovendien een ernstige overschrijding van de dioxinewaarden vastgesteld zonder dat de verzoekende partij daarvan een (verplichte) melding gedaan heeft bij de toezichthoudende overheid. De controlemeting van 2010 is uitgevoerd op 26 januari 2010, zodat niet ernstig kan beweerd worden dat de gebeurlijke herstellingswerken aan de verwarmingsinstallatie een controlemeting tussen januari 2012 en december 2012 onmogelijk zou geweest zijn. Bovendien mocht volgens de verwerende partij in dat geval in alle redelijkheid verwacht worden dat de verzoekende partij onmiddellijk nadien een controlemeting zou uitgevoerd hebben. De door de afdeling Milieu-inspectie uitgevoerde metingen ontslaan de verzoekende partij niet van de verplichting opgelegd door artikel 5.2.3bis 4.18, 1, 1 VLAREM II om zelf een controlemeting te laten uitvoeren. De verwerende partij stelt dat de door de verzoekende partij aangehaalde onwetendheid en vergissing niet kan bijgetreden worden. De verzoekende partij kan zich niet verschuilen achter het miskennen van een voorschrift om de schending van een ander voorschrift te rechtvaardigen. De verwerende partij merkt tenslotte op dat nadien genomen maatregelen geen afbreuk doet aan een voorheen vastgesteld milieumisdrijf. Beoordeling door het College 1. De voor de betwisting relevante regelgeving, zoals zij van toepassing was op het ogenblik van de vastgestelde feiten, kan als volgt samengevat worden: Artikel 22 Milieuvergunningsdecreet verplicht de exploitant van een inrichting de exploitatievoorwaarden na te leven. Overeenkomstig artikel 43 VLAREM I is de exploitant van een inrichting verplicht de algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en alle andere op de exploitatie van de inrichting toepasselijke wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen na te leven. Artikel 5.2.3bis 4.1 VLAREM II bepaalt dat de bepalingen van de subafdeling 5.2.3bis.4 (voorwaarden voor verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties van biomassa-afval) van toepassing zijn op de rubriek a van bijlage I van VLAREM I, en met name opslag en verbranding van biomassa-afval, en onbehandeld houtafval minder dan 5 MW. Artikel 5.2.3bis 4.2 VLAREM II bepaalt dat de exploitant van de verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie in samenhang met de aflevering en inontvangstneming van de afvalstoffen alle nodige voorzorgsmaatregelen treft om negatieve gevolgen voor het milieu, in het bijzonder de verontreiniging van lucht, bodem, oppervlaktewater en grondwater, alsmede MHHC - 10

11 geuroverlast en geluidshinder, en directe risico s voor de menselijke gezondheid te voorkomen of, voor zover dat haalbaar is, te beperken. Artikel 5.2.3bis VLAREM II bepaalt de voorwaarden waaraan elke verbrandingsinstallatie waarin niet-verontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, als ze in bedrijf is, moet aan voldoen. Meer bepaald wordt bepaald dat de concentratie van dioxines in rookgassen niet hoger mag zijn dan 0,4 ngteq/nm 3 (tot en met 5MW). Artikel 5.2.3bis.4.18, 1, 1, d, 1 VLAREM II bepaalt dat de concentratie van dioxines en furanen voor installaties met een nominaal of thermisch vermogen kleine of gelijk aan 5MW ten minste tweejaarlijks wordt gemeten. Indien uit de verrichte metingen bij verbrandingsinstallaties voor biomassa-afval blijkt dat één of meer emissiegrenswaarden overschreden zijn, moet de exploitant conform artikel en 5.2.3bis.4.20, 1 VLAREM II dat onmiddellijk melden aan de toezichthoudende overheid en moet hij de nodige maatregelen nemen om zo snel mogelijk te voldoen aan de emissiegrenswaarden. 2. De metingen uitgevoerd door de afdeling Milieu-inspectie op 4 december 2012 geven als resultaat voor dioxinen en furanen 0,93. Na verrekening van de maximaal toelaatbare meetfout van 30 % conform artikel , 5 VLAREM II bedraagt het gecorrigeerde resultaat van de meting 0,65. Op het ogenblik van de vaststellingen blijkt dat de laatste meting voor dioxines en furanen uitgevoerd is op 26 januari De eerstvolgende meting moest conform de vermelde regelgeving bijgevolg uitgevoerd worden uiterlijk op 26 januari Het wordt niet betwist dat op datum van de vaststellingen van 4 december 2012 nog geen nieuwe meting had plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt dat op 26 januari 2010 een waarde van 4,0 ng TEQ/Nm 3 gemeten is. Het wordt niet betwist dat deze overschrijding niet gemeld is aan de afdeling Milieu-inspectie. De vaststellingen gedaan door de verbalisanten in het proces-verbaal hebben overigens bewijskracht tot het tegendeel. De verzoekende partij reikt geen concrete elementen aan die een afdoend tegenbewijs kunnen vormen. Uit wat voorafgaat blijkt dat de door de gewestelijke entiteit ten laste gelegde feiten materialiter vaststaan. 3. De verzoekende partij betwist dat de vastgestelde feiten als een milieumisdrijf kunnen gekwalificeerd worden omdat het moreel bestanddeel zou ontbreken. De door de gewestelijke entiteit weerhouden milieumisdrijven vereisen geen opzet. Het is noodzakelijk, maar voldoende dat de feiten gepleegd zijn door gebrek aan voorzorg of onvoorzichtigheid. Het gedrag van de exploitant wordt beoordeeld in functie van de gedraging die men mag verwachten van elk zorgvuldig handelend persoon die zich in dezelfde omstandigheden bevindt. De verzoekende partij beroept zich in eerste instantie op onwetendheid en dwaling met betrekking tot de meetresultaten van De vergissing begaan door de verzoekende partij, waarbij de blanco-waarden van de dioxinemeting als de effectieve meetresultaten aanzien zijn, kan naar het oordeel van het College niet als dwaling in de zin van een schulduitsluitingsgrond aanvaard worden. Het foutief interpreteren van meetresultaten, zo dit al bewezen is, kan in alle redelijkheid niet beschouwd worden als een handelwijze die men van een exploitant die over een verbrandingsoven beschikt, kan verwacht worden. Indien de verzoekende partij niet bekend is met MHHC - 11

12 de analyse van uitgevoerde meetresultaten had zij zich kunnen en moeten informeren. De onwetendheid, die voorkomt uit de eigen nalatigheid van de verzoekende partij is geen onoverwinnelijke onwetendheid die als schulduitsluitingsgrond kan aanvaard worden. Het gegeven dat de verzoekende partij na de vastgestelde overschrijding van de emississiegrenswaarden de nodige herstelmaatregelen genomen heeft, doet geen afbreuk aan het bestaan van de vastgestelde milieumisdrijven en de bevoegdheid van de gewestelijke entiteit om bij wijze van punitieve sanctie een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Het middel is ongegrond. C. Derde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept de schending in van artikel juncto DABM en van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (hierna Motiveringswet). Zij stelt dat de gewestelijke entiteit haar beslissing in concreto moet motiveren, zowel wat de keuze van beboeting betreft als het bedrag van de boete. Volgens de verzoekende partij kan uit de bestreden beslissing niet opgemaakt worden in welke mate de verzachtende omstandigheden het bedrag van de boete bepaald hebben. De gewestelijke entiteit geeft niet aan dat de opgelegde geldboete daadwerkelijk en op meetbare wijze verminderd is. De toegepaste verlaging van de geldboete met één vijfde omwille van de overschrijding van de redelijke termijn acht de verzoekende partij onvoldoende omwille van de overschrijding van die termijn met twee jaar. De beslissing geeft volgens de verzoekende partij evenmin aan hoe de als niet-verschoonbaar beschouwde vergissing de omvang van de boete beïnvloed heeft. 2. De verwerende partij antwoordt dat zij bij het bepalen van de boete beschikt over een discretionaire bevoegdheid. Zij moet haar motieven niet motiveren. Volgens de verwerende partij heeft zij de decretale waarderingscriteria op zorgvuldige wijze beoordeeld. De vermindering van de boete met één vijfde omwille van het tijdsverloop is niet kennelijk onredelijk. Zij wijst er ook op dat het resultaat van de metingen van 4 mei 2015 aangeeft dat de emissiegrenswaarden opnieuw overschreden werden en dat de verzoekende partij niet bereid was om een dioxinefilter te installeren. De verzoekende partij besluit dat er geen sprake is van een onredelijk hoge boete. Beoordeling door het College 1. Overeenkomstig artikel , tweede lid DABM vermeldt de beslissing in het kader van de verplichtingen opgelegd door de Motiveringswet minstens het eventueel opgelegde bedrag, de beroepsmogelijkheden en de voorwaarden van het beroep, alsmede de termijn waarbinnen en de manier waarop een alternatieve bestuurlijke geldboete moet betaald worden. Artikel , tweede lid DABM omschrijft aldus de minimumvoorwaarden waaraan een bestreden beslissing moet voldoen. MHHC - 12

13 Het beginsel van de motiveringsplicht houdt anderzijds in dat er voor elke administratieve beslissing rechtens aanvaardbare motieven moeten bestaan, wat onder meer betekent dat die motieven moeten steunen op werkelijk bestaande en concrete feiten die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid werden vastgesteld. 2. Het College stelt vast dat de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing erkent dat de ordetermijnen niet nageleefd zijn. Zij vermindert omwille van het tijdsverloop het boetebedrag met één vijfde. De gewestelijke entiteit motiveert aldus in concreto het gevolg dat zij verbindt aan het overschrijden van de beslissingstermijn. De motiveringsplicht gaat niet zover dat de gewestelijke entiteit bijkomend haar motieven dient te motiveren. De verzoekende termijn laat na aan te tonen in welke mate de bestreden beslissing op dat punt de motiveringsplicht schendt. Het gegeven dat de verzoekende partij de toegepaste verlaging met één vijfde onvoldoende acht, vormt in wezen opportuniteitskritiek. Het louter feit dat de verzoekende partij er een andere mening op nahoudt, doet geen afbreuk aan de beleidsruimte waarover de gewestelijke entiteit bij het begroten van de boete beschikt, voor zover niet kennelijk onredelijk beslist wordt. 3. In het kader van de beoordeling van de decretale waarderingscriteria vervat in artikel en DABM moet de gewestelijke entiteit in haar beslissing duidelijk aangeven welke de inhoudelijke, feitelijke en juridische, overwegingen zijn waarop de gewestelijke entiteit zich heeft gesteund, zodat het College bij de uitoefening van zijn legaliteitstoezicht kan nagaan of de gewestelijke entiteit de haar toegekende appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend. Het College dient te kunnen nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens, of het die correct heeft beoordeeld en op grond daarvan rechtmatig tot de bestreden beslissing is kunnen komen. Concreet houdt dit in dat de bestreden beslissing op controleerbare wijze, en dus aan de hand van concrete elementen, doet blijken dat bij het bepalen van de sanctie daadwerkelijk rekening gehouden is met de criteria bepaald in artikel juncto DABM om het College als controlerechter toe te laten na te gaan of er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de boete ten grondslag liggen en de opgelegde boete zelf en tevens na te gaan of de opgelegde boete correct gewaardeerd is rekening houdend met de criteria bepaald in artikel DABM. Het volstaat niet te verwijzen naar loutere stijlclausules die enkel in abstracto verwijzen naar de decretale regelgeving zonder verdere precisering. Anders oordelen zou erop neerkomen dat de legaliteitscontrole dode letter blijft en houdt het risico in van arbitraire beslissingen. De gewestelijke entiteit houdt in casu rekening met de ernst van de feiten en stelt terecht vast dat tetrachloordibenzodioxine kankerverwekkend is en een negatief effect kan hebben op mens en milieu, temeer daar deze gedeeltelijk ook in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen. In dat kader wordt het niet naleven van de meetfrequentie gedurende bijna een jaar terecht als een ernstig feit bestempeld. Ook wordt in de bestreden beslissing gewezen op de belangrijke overschrijding van de emissiewaarden. Tenslotte wordt opgemerkt dat de feiten in professioneel verband gepleegd zijn. Het College is van oordeel dat de verzoekende partij niet aantoont dat het vermelde criterium foutief of onoordeelkundig beoordeeld is. Met betrekking tot de frequentie wordt in de bestreden beslissing vermeld dat de eerder vastgestelde feiten (verbranden van behandeld houtafval en niet-tijdige metingen) niet meegenomen zijn bij het bepalen van de geldboete omwille van het tijdsverloop tussen beide vaststellingen, hetgeen bijgevolg niet geleid heeft tot een verhoging van de opgelegde boete. De MHHC - 13

14 vaststelling dat de overschrijding van de emissiegrenswaarden voor dioxines en furanen geen eenmalige overtreding betreft, wordt als zodanig door de verzoekende partij niet betwist. Wat betreft de omstandigheden waarin de milieumisdrijven gepleegd of beëindigd zijn, is rekening gehouden met de bereidheid van de verzoekende partij om herstelmaatregelen te nemen, met dien verstande dat vastgesteld is dat er geen volledig effectief herstel is, gelet op de nieuwe belangrijke overschrijding van de emissiegrenswaarden vastgesteld op 4 mei Ook de vergissing begaan door de verzoekende partij bij de interpretatie van de vastgestelde metingen, is door de gewestelijke entiteit, hoewel als niet onoverkomelijk beschouwd toch meegenomen als een boeteverlagende factor. De verzoekende partij toont niet aan in welke mate de beslissing met betrekking tot de beoordeling van de decretale waarderingscriteria steunt op een onjuiste feitenvinding. Evenmin onderbouwt zij in concreto hoe of in welke mate de gewestelijke entiteit de decretale waarderingscriteria foutief heeft geïnterpreteerd of toegepast. Tenslotte reikt de verzoekende partij evenmin elementen aan die er kunnen op wijzen dat het proportionaliteitsbeginsel zoals omschreven in artikel DABM niet afdoende gemotiveerd is. De motiveringsplicht gaat anderzijds niet zover dat uit de bestreden beslissing in detail moet blijken welke de gehanteerde berekeningswijze geweest is om tot het bedrag van de opgelegde geldboete te komen. Anders oordelen komt de facto neer op het negeren van de discretionaire beleidsruimte waarover de gewestelijke entiteit beschikt bij het bepalen van de boete. Het middel is ongegrond. D. Vierde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij zet uiteen dat uit de bestreden beslissing niet blijkt op welke wijze de verzoekende partij een vermogensvoordeel genoten heeft door het niet tijdig laten uitvoeren van de dioxinemeting in 2012, gelijk aan de vermoedelijke kostprijs van een dergelijke meting. 2. De verwerende partij antwoordt dat de verzoekende partij in 2012 op wederrechtelijke wijze een meting heeft overgeslagen en aldus de kostprijs ervan kon uitsparen. De gewestelijke entiteit heeft de kostprijs op basis van een marktonderzoek begroot op euro. Beoordeling door het College 1. Artikel DABM, zoals van toepassing op het ogenblik van de vastgestelde feiten, luidt als volgt: Samen met een bestuurlijke geldboete kan een voordeelontneming worden opgelegd. Een voordeelontneming is een sanctie waarbij een overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het nettovermogensvoordeel dat uit de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen. MHHC - 14

15 2. In de bestreden beslissing wordt de opgelegde vermogensvoordeelontneming als volgt gemotiveerd: Overwegende dat de laatste meting in de verbrandingsinstallatie op dioxines en furanen dateert van 26 januari 2010; dat de overtreder bijgevolg ten laatste tegen 26 januari 2012 de tweejaarlijkse meting op dioxines en furanen diende te (laten) uitvoeren; dat overtreder deze verplichte tweejaarlijkse uitgaven voor dat werkjaar niet heeft gemaakt; dat overtreder dit misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd en door het nalaten van meetverplichtingen een financieel voordeel genoot; dat per definitie de uitgespaarde kosten wederrechtelijk werden verkregen en vermogensvoordelen zijn; dat derhalve conform artikel DABM een voordeelontneming wordt opgelegd. Overwegende dat op basis van een marktonderzoek, de kosten voor deze jaarlijkse verplichting geraamd kan worden op minimaal 3200 euro exclusief BTW; dat derhalve het vermogensvoordeel voor de overtreder door het nalaten van de jaarlijkse verplichting inzake de verbrandingsinstallatie, uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op 3200 euro. 3. In tegenstelling tot wat de verzoekende partij voorhoudt, komt het aannemelijk voor dat zij effectief een tweejaarlijkse verplichte meting heeft uitgespaard. De zelfcontrole die volgens de geldende regelgeving uiterlijk begin 2012 moest uitgevoerd worden, is niet gebeurd. In de maand december 2012 is de meting zelf uitgevoerd door de afdeling Milieu-inspectie. Uit de stukken waarop het College vermag acht te slaan blijkt dat de eerste daaropvolgende zelfcontrolemetingen gebeurd zijn op 17 januari 2014, 25 maart 2014 en 12 december Anders evenwel dan in de huidige versie van artikel DABM, waar het brutovermogensvoordeel in rekening mag gebracht worden, is de mogelijkheid om een vermogensvoordeelontneming op te leggen overeenkomstig de op dat ogenblik toepasselijke regelgeving beperkt tot het nettovermogensvoordeel. Los van de vaststelling dat de kost van een tweejaarlijkse meting niet concreet onderbouwd wordt en enkel verwezen wordt naar een verder niet gespecifieerd marktonderzoek, blijkt uit de bestreden beslissing dat de brutokostprijs, exclusief BTW, in rekening gebracht wordt. Indien wordt rekening gehouden met een effectieve verlaging van de brutokost van de verzoekende partij met euro, betekent zulks niet dat dit bedrag ook overeenkomt met het werkelijke nettovermogensvoordeel. Door het vermijden van een bepaalde kostenpost realiseert de verzoekende partij een meerwinst, waarop evenwel in principe belastingen (kunnen) verschuldigd zijn. Het College stelt vast dat zij over onvoldoende gegevens beschikt en heropent de debatten teneinde partijen toe te laten hierover standpunt in te nemen en zo zij zulks nuttig achten een bijkomende nota over te maken aan de griffie binnen de maand na datum van de betekening van huidig tussenarrest. Partijen kunnen ter beoordeling van de kostprijs van een tweejaarlijkse meting alle stukken bijbrengen die zij nuttig achten mits deze samen met de nota s gelijktijdig worden overgemaakt aan de griffie en de wederpartij. Aan de verzoekende partij wordt tevens gevraagd alle nuttige stukken over te leggen met betrekking tot de winst- en verliesrekening en aanslagbiljet inkomstenjaar De partijen worden eraan herinnerd dat het hen vrijstaat op de nieuw vastgestelde zitting in onderling overleg schriftelijk te verschijnen. MHHC - 15

16 OM DEZE REDENEN BESLIST HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het beroep is ontvankelijk maar ongegrond met betrekking tot de opgelegde alternatieve bestuurlijke geldboete. 2. Het College heropent de debatten met betrekking tot de opgelegde voordeelsontneming. 3. De partijen op te roepen voor de zitting van 30 juni 2016 om 10u00 in de zaal Suetens, Ellipsgebouw, B-toren (gelijkvloers), Koning Albert II-laan 35, 1030 Brussel. Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare zitting op 12 mei 2016, door het Milieuhandhavingscollege, eerste kamer, samengesteld uit: Marc VAN ASCH, voorzitter van de eerste kamer met bijstand van Bram CARDOEN, toegevoegd griffier De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Bram CARDOEN Marc VAN ASCH MHHC - 16

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0147 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0064/M/0052 In zake: de bvba VAN GAEVEREN PALETTEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Guy VAN DEN BRANDEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0071 van 10 maart 2016 in de zaak 14/MHHC/55-M In zake :... bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat Mario DEKETELAERE met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0032 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0049-M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0061 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Jan VAN DER BORGT vertegenwoordigd door advocaat Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0114 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0074/M/0058 In zake: de bvba CRAENENBROEKHOF bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Serge DEFRENNE kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0047 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0104 van 21 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0050/M/0041 In zake: de heer Lorenzo ANTHOONS vertegenwoordigd door: advocaat Roger BOMMEREZ kantoor houdende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0070 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST Nr. R.Verkb. 1516/0003 van 2 februari 2016 in de zaak 1516/R.Verkb./0004 In zake: de heer Fernand DELIAERT, wonende te 9940 Evergem, Riemesteenweg 147 verzoekende

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE TIENDE KAMER ARREST nr. UDN/2015/0005 van 19 maart 2015 in de zaak RvVb/1415/0006/UDN In zake: 1. de heer Yves VANNERUM 2. mevrouw Kathleen CRABBE advocaten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0209 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0635/A/2/0589 In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Ludo OCKIER kantoor houdende te 8500

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 18 september 2018 met nummer HHC/M/1819/0005 in de zaak met rolnummer 1718-MHHC-0017-M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba BALDEWIJNS & Co, met zetel te 3511

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0141 van 30 juni 2016 in de zaak MHHC/1415/0069/M/0056 In zake: de nv STILLEMANS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Thomas EYSKENS kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 januari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0053 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0051/M Verzoekende partij de nv STILLEMANS vertegenwoordigd door advocaat Thomas EYSKENS

Nadere informatie