MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0061 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Jan VAN DER BORGT vertegenwoordigd door advocaat Koen VAN WYNSBERGE, met woonplaatskeuze op het kantoor te 9860 Oosterzele, Kwaadbeek 47A Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Bart STAELENS, met woonplaatskeuze op het kantoor te 8000 Brugge, Stockhouderskasteel, Gerard Davidstraat 46 bus 1 I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 21 oktober 2015 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 24 augustus 2015, gekend onder nummer 12/AMMC/359-M/PC. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij drie alternatieve bestuurlijke geldboetes op van respectievelijk euro, 308 euro en euro (respectievelijk 212 euro, 56 euro en 506 euro, telkens verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) wegens de schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet), artikel 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: Vlarem I) en de artikelen bis.4.14, 6 en bis.4.15 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: Vlarem II). Aan verzoekende partij wordt verweten niet te hebben voldaan aan de samenstellingscriteria van het te verbranden niet-verontreinigd houtafval ingevolge de overschrijding van de norm voor de parameters arseen, koper en fluoride (eerste boete), evenals niet te hebben voldaan aan de emissiegrenswaarde van de houtverbrandingsinstallatie voor de parameters stof (tweede boete) en dioxinen en furanen (derde boete). II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1. Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. Verwerende partij dient een laatste nota in. 1

2 2. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 20 oktober Verzoekende partij verschijnt niet en is evenmin vertegenwoordigd. Advocaat Veerle HUYSMAN loco advocaat Bart STAELENS voert het woord voor verwerende partij. 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Verzoekende partij exploiteert een serrebedrijf, waarbij zij gebruik maakt van een houtverbrandingsinstallatie. Zij beschikt daartoe over een milieuvergunning klasse 2 van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen (in graad van beroep) van 12 juli 2007, voor onder meer de opslag en verbranding van niet-verontreinigd behandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van 0,6 MW, conform rubriek , a), 2,1 van bijlage 1 van VLAREM I. 2. Op 1 september 2011 wordt door twee toezichthouders bij de afdeling Milieu-inspectie (hierna: verbalisant) ambtshalve het volgende vastgesteld: Vorige processen-verbaal Ten laste van dit bedrijf werden reeds volgende processen-verbaal opgesteld: Nr PV MI Notitienummer A/N Datum PV Omschrijving 0/2010/070 DE64.H A 24/03/2010 overschrijding samenstellingsvoorw. te verbranden houtafval - niet naleven zelfcontroleverplichtingen Vaststellingen Voor toelichting verwijs ik naar mijn proces-verbaal van 24/3/2010 (bijlage 2). 1. Wat analyses van het te verbranden houtafval betreft: In 2010 werd slechts één monsterneming uitgevoerd in opdracht van de exploitant (ipv de opgelegde zesmaandelijkse). Normaal voorziet de leverancier Gielen Recyclage de monsternemingen maar deze voerde blijkbaar geen houtafvalanalyse uit in 2010 Door Milieu-Inspectie werden monsters genomen op 30/11/2010 en 23/5/2011 (analyseresultaten in bijlage 3). Door de leverancier werd een houtanalyse geleverd van 31/3/2011. De monsternemingen gebeurden door Eurofins op 15/10/2010. Overzicht in tabel hierna. Samenstellingsvw. B mg/kg ds (*) 15/10/1 0 VDB 30/11/ 10 MI 31/3/11 Gielen Fluoride MI 2

3 Chloride Arseen ,7 Chroom Koper Lood Benzo(a)pyreen 1 0,3 0,63 0,041 0,41 Pentachloor-fenol 6 1,5 1,9 0,5 5,11 * Waarden als vermeld in Vlarem 2 in de tabel van artikel 5.2.3bis in kolom B. Nota: Bij nazicht van de resultaten werd per parameter steeds de mogelijke meetfout in rekening gebracht. Een overschrijding wordt pas als dusdanig in de tabellen aangeduid wanneer na in rekening brengen van de meetfout het gehalte boven de gegeven norm ligt. Er wordt dus nog steeds niet voldaan aan de samenstellingscriteria die in Vlarem 2 worden vermeld voor niet-verontreinigd behandeld houtafval. De overschrijding van de criteria voor zware metalen kan wijzen op de aanwezigheid van houtverduurzamingsmiddelen. Opm. : Ik stel vast dat de waarden bij analyse door de leverancier veel lager liggen dan bij de monsters genomen door Milieu-Inspectie of in opdracht van de exploitant zelf. Omtrent deze problematiek kreeg de exploitant reeds een aanmaning op 24/3/2010 (bijlage 4). 2. Wat emissiemetingen betreft : Voor het verwarmen van de serres wordt gebruik gemaakt van een kleine houtafvalverbrandingsinstallatie. Hierop werden verschillende metingen uitgevoerd. De metingen werden uitgevoerd zoals vereist in het zelfcontroleprogramma opgelegd in Vlarem 2. Parameter Grenswaarde (mg/nm3 droog gas bij 11% 0 2) Meetresultaten Zelfcontrole 9/4/10 Meetresultaten Zelfcontrole 15/10/10 Meetresultaten Milieu-Inspectie 30/11/10 CO NO (291) (395,5) SO Stof ,5 (152,95) HC ,6 (38,22) 68,44 (47,9) 69 (48,3) 3

4 Dioxines 26/10/ ,4 ng/nm 3-13,4 (9,38) 2,9 (2,03) De gewone parameters blijken geen overschrijdingen te vertonen behalve een kleine eenmalige afwijking voor stof. Dioxines zijn echter zwaar in overtreding, zowel bij de metingen in opdracht van de exploitant als bij de metingen uitgevoerd door Milieu-Inspectie. De exploitant stelt dat hij dacht alles te doen wat nodig was. De installatie wordt jaarlijks nagekeken. Hierbij worden de verbrandingsparameters gecontroleerd en de installatie afgeregeld. Op 1 september leg ik de exploitant de analyseresultaten voor van het houtafvalmonster van eind mei. Ik had op dat moment gevraagd tijdens de zomerstop na te denken over hoe het verder moest met de verbranding van het houtafval bij blijvende overschrijdingen. De installatie ligt nog stil. Jan Van Der Borght stelt dat hij overschakelt op een andere houtleverancier. De firma Mouton uit Lochristi levert enkel hout afkomstig van snoeiwerken en bosbeheer. Hierin kunnen dus geen houtverduurzamingsmiddelen meer aanwezig zijn. Hij hoopt dat dit een goede invloed heeft op het verbrandingsproces. Hij vindt deze situatie zeer erg omdat hij altijd het nodige heeft gedaan en persoonlijk op de vastgestelde overschrijdingen geen invloed heeft. De investering in de houtafvalverbrandingsinstallatie werd net gedaan met de bedoeling de milieuproblemen die er met de vorige installatie waren (zware stookolie) op te lossen. Ik vroeg om samen met de milieucoördinator de situatie te bekijken en mij een verklaring omtrent het voormelde toe te sturen. Ik ontvang deze op 16 september. Evaluatie van de impact van de overtreding op mens en leefmilieu Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor polychloor-dibenzo-p-dioxines en polychloordibenzofuranen in de afgassen van de verbrandingsinstallatie heeft een verhoogde impact op de mens en het milieu. Verschillende stoffen van deze groep worden onder de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) beschouwd als stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Polychloordibenzodioxines en polychloordibenzeofuranen staan op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen De dioxines en furanen zullen in de lucht overwegend gebonden zijn aan stofdeeltjes. Zij kunnen dan ten gevolge van stofuitval of via neerslag uit de lucht verwijderd worden en gedeeltelijk in het oppervlaktewater terechtkomen. Indien deze stoffen toch in de dampfase zouden aanwezig zijn in de lucht, dan zullen zij daar traag afbreken ten gevolge van reactie met vrije radicalen (reactieve verbindingen die eveneens in de atmosfeer aanwezig zijn). Deze stoffen kunnen dan over langere afstanden getransporteerd worden in de lucht en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. Deze vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr. DE64.H van 19 september 2011, dat wordt gesloten op 19 september 2011, en per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het parket wordt verzonden op 19 september In het kader van haar verhoor op 18 januari 2012 wordt door verzoekende partij het volgende verklaard: 4

5 Ondertussen zijn er op 06/12/2011 nieuwe metingen uitgevoerd in mijn opdracht door de firma TAUW België nv De firma heeft ook een analyse uitgevoerd op het brandhout waarvan ik U een kopie van de resultaten overhandig. Deze resultaten bleven onder de toegestane richtwaarden. Op het ogenblik van de vaststellingen kocht ik mijn brandhout van de firma GIELEN Deze firma gebruikte en verkocht brandhout afkomstig van containerparken. Uit metingen in mijn opdracht hebben wij vastgesteld dat in dit hout te hoge waarden en/of verontreiniging zaten. Vermoedelijk heeft dit bijdragen tot de vastgestelde inbreuken. Ondertussen koop ik mijn brandhout bij een andere leverancier en hoop zodoende dat de feiten zich niet meer herhalen. Dit verhoor wordt opgenomen in het navolgend proces-verbaal nr /11 van 30 september 2011, dat aan het parket wordt verzonden op 7 februari Op 15 maart 2012 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 4. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 17 april 2012 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Verzoekende partij dient geen schriftelijk verweer in. 5. Op 16 mei 2012 deelt de verbalisant aan de gewestelijke entiteit het volgende mee: Ter aanvulling van dit dossier wil ik u meedelen dat door de exploitant reeds verschillende inspanningen werden gedaan. Er werd een andere houtleverancier gezocht. Waar vroeger het hout afkomstig was van een afvalverwerkend bedrijf komt het nu van een firma die aan bosbouw doet. Bij onze monsterneming zag het hout er dan ook zeer zuiver uit. Van het houtafval werden monsters genomen en geanalyseerd in opdracht van de exploitant én van Afdeling Milieu-Inspectie. Dat het houtafval van betere afkomst is, is duidelijk zichtbaar aan de lage waarden voor alle parameters. Waar de verhoging voor benzo(a)pyreen aan te wijten is, is voorlopig niet duidelijk. Er werden op de in referte vermelde houtafvalverbrandingsinstallatie metingen uitgevoerd in opdracht van de exploitant en van Afdeling Milieu-Inspectie Er zijn geen overschrijdingen meer vast te stellen voor dioxines en furanen. De hoge waarde voor CO is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de weersomstandigheden niet ideaal waren bij de meting. Dé temperaturen waren namelijk relatief hoog voor de tijd van het jaar 5

6 waardoor de serres niet veel bijverwarming nodig hadden en de installatie bijgevolg zeer discontinu draaide. Ze viel regelmatig uit (dit omdat bij verderverwarmen de wortels van de rozen beschadigd worden). Op 5 juni 2012 deelt de verbalisant aan de gewestelijke entiteit het volgende mee: Ik verwijs naar mijn schrijven van 16/5/2012 waarin ik vermelde dat uit de laatste monsterneming van het houtafval van 26/1/2012 bleek dat het nu gebruikte hout van zeer goede kwaliteit is behalve een uitschieter voor benzo(a)pyreen. Ik stelde dat het niet duidelijk was waarom benzo(a)pyreen in dergelijke hoge concentratie werd aangetroffen. Ondertussen ontving ik echter een rechtzetting van het labo ECCA waarin als analyseresultaat voor de vermelde parameter "kleiner dan de rapportagegrens 0,02 mg/kg" wordt opgegeven. In bijlage vindt u kopie van deze analyseresultaten. Voor het houtafval zijn er dus geen overschrijdingen van de samenstellingscriteria meer. Op 18 maart 2015 deelt de verbalisant aan de gewestelijke entiteit nog het volgende mee: Op uw eerste vraag: In het proces-verbaal (in bijlage) lees ik, wat de overschrijdingen van de samenstellingsvoorwaarden van het te verbranden houtafval betreft, dat u de mogelijk meetfout reeds in rekening heeft gebracht en een overschrijding pas als dusdanig in de tabellen heeft aangeduid wanneer na het in rekening brengen van de meetfout het gehalte boven de norm ligt. Mag ik vragen wat deze meetfout precies is en waarop u zich hiervoor precies hebt gebaseerd? Is deze meetfout terug te vinden in regelgeving of gaat het om een algemene meetfout reeds toegepast door het labo op de resultaten? Kunnen wij het volgende antwoorden: De meetfout is nergens terug te vinden in de wetgeving. Wel houden wij bij Milieu-inspectie rekening met het feit dat de mate waarin de gerapporteerde resultaten de werkelijke concentratie in de bemonsterde partij weerspiegelt, bepaald wordt door enerzijds de monsterneming en transport en anderzijds door een aantal factoren die deel uitmaken van het laboratoriumgebeuren (monsterbewaring, monstervoorbehandeling, stappen voorafgaand aan de analyse,...) De relatieve meetonzekerheden op de analyseresultaten van de parameters, ingedeeld binnen de bestaande parameterpakketten, verschillen van labo tot labo, afhankelijk van de gebruikte methodes. In het proces-verbaal staan op pag. 3 van het aanvankelijk proces-verbaal notnr. PV DE64.H de resultaten naar aanleiding van 2 monsternames door Milieu-inspectie. De monstername van 30/11/2010 werd geanalyseerd door het Labo Van Vooren en de meetonzekerheid voor dit labo is in de eerst tabel - terug te vinden. Het tweede staal genomen op 23/05/2011 werd geanalyseerd door het Laboratorium ECCA en de meetonzekerheid voor dit labo is in de tweede tabel terug te vinden. Rekening houdend met de meetfout: Staal van 30/11/10:- Fluoride 210 mg/kg DS -3 Meetfout 35 % ,5 mg/kg DS ligt nog steeds boven de norm van 60mg/kg DS Koper 1000 mg/kg DS -3 meetfout 15 % 850 mg/kg DS ligt nog steeds boven de norm van 40 mg/kg/ds Staal van 23/05/11: 6

7 240.mg/kg DS -3 meetfout 28,9 % -3170;64 mg/kg DS ligt nog onder de norm van 180 mg kg/ds. Dus is er hier GEEN overschrijding. Dit is verkeerdelijk in de tabel aangeduid als een overschrijding. Er werd in de nota onderaan de tabel in het proces-verbaal wel verwezen naar de meetfout, maar ze werd niet in rekening gebracht. Op uw tweede vraag: We ontvingen van uw dienst nog twee brieven van 16 mei 2012 en 5 juni 2012 (in bijlage) waarin u ons meldde dat de overtreder reeds verschillende inspanningen had gedaan en voor de samenstellingsvoorwaarden in orde was en voor de afgassen quasi in orde; waarvoor dank. Bent u toevallig sindsdien nog langs geweest bij deze overtreder? Kan u bevestigen dat overtreder nog steeds in orde is of zijn er nog problemen vastgesteld? Kunnen wij het volgende antwoorden: De heer Van der Borght heeft ons het volgende per mail gestuurd op 18 januari 2015: "Door de zeer slechte financiële toestand van mijn bedrijf zijn er geen metingen uitgevoerd. Ik heb daarom besloten om mijn activiteit stop te zetten en ga werken. Ik zal mijn bedrijf in bijberoep verderzetten, maar zonder te stoken. 6. Op 27 april 2015 legt de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 11 mei 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 3. BEOORDELING Wat betreft de samenstellingscriteria van het te verbranden houtafval Overwegende dat artikel 5.2.3bis.4.14, 1, kolom B van VLAREM II ten tijde van de feiten de samenstellingscriteria voor niet-verontreinigd behandeld houtafval bepaalde: Overwegende dat conform artikel 5.2.3bis.4.14, 2 van VLAREM II er voor installaties met een nominaal thermisch vermogen tot en met 5 MW een zesmaandelijkse bemonstering en analyse bij de verbranding van behandeld houtafval afkomstig van derden dient te gebeuren. Overwegende dat artikel 5.2.3bis.4.14, 6 van VLAREM II voorschrijft dat er wordt voldaan aan de samenstellingsvoorwaarden van 1 als, per stroom en per leverancier, bij een zesmaandelijkse bemonstering geen van de concentraties, vermeld in kolom B, overschreden wordt. Overwegende dat op 15 oktober en 30 november 2010 onderstaande resultaten werden vastgesteld: Overwegende dat voor het staal van het houtafval genomen op 15 oktober 2010 de norm voor de parameters arseen en koper overtreden werd, na verrekening van de meetfout; dat voor het staal van het houtafval genomen op 30 november 2010 de norm voor de parameters fluoride en koper overschreden werd, na verrekening van de meetfout; dat hierdoor niet voldaan werd aan de samenstellingsvoorwaarden voor niet-verontreinigd behandeld houtafval; dat het bijgevolg verontreinigd behandeld houtafval betrof Wat betreft de luchtemissies van de houtverbrandingsinstallatie 7

8 Overwegende dat artikel 5.2.3bis.4.15 VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, de voorwaarden bepaalt waaraan elke verbrandingsinstallatie waarin nietverontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, als ze in bedrijf is, moet aan voldoen; dat de concentratie van de volgende stoffen in de rookgassen niet hoger mag zijn dan: Overwegende dat op 9 april 2010, 15 oktober 2010 en 30 november 2010 volgende resultaten werden vastgesteld: Overwegende dat voor de emissiemetingen d.d. 9 april 2010 overeenkomstig artikel 5.2.3bis.4.19, 5 van VLAREM II de emissiegrenswaarde van de parameter stof geacht wordt overtreden te zijn aangezien de gemeten waarde voor deze parameter, na verrekening van de volgens artikel , 5 van VLAREM II vereiste nauwkeurigheid, hoger is dan de voor deze parameter geldende emissiegrenswaarde. Overwegende dat voor de emissiemetingen d.d. 15 oktober en 30 november 2010 overeenkomstig artikel 5.2.3bis.4.19, 5 van VLAREM II de emissiegrenswaarde van de parameter dioxinen en furanen geacht wordt overtreden te zijn aangezien de gemeten waarde voor deze parameter, na verrekening van de volgens artikel , 5 van. VLAREM II vereiste nauwkeurigheid, hoger is dan de voor deze parameter geldende emissiegrenswaarde Conclusie Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet; artikel 43 van VLAREM I; artikelen 5.2.3bis.4.14, 6 en 5.2.3bis.4.15 van VLAREM II. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel , 2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf in hoofde van de overtreder vaststaat. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om 'de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de naleving van de Vlaamse algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne evenals de in de milieuvergunning opgelegde bijzondere voorwaarden van cruciaal belang is om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken; dat derhalve een strikte naleving van deze bepalingen opgelegd. wordt aan alle exploitanten van ingedeelde inrichtingen. 8

9 Overwegende dat de milieu-impact ten gevolge van de verbranding van verontreinigd behandeld houtafval groter is dan deze van niet-verontreinigd behandeld houtafval; dat het risico op schadelijke emissies verhoogt bij verbranding van verontreinigd behandeld houtafval; dat een schending van de samenstellingsvoorwaarden van te verbranden houtafval uit VLAREM II het risico verhoogt op schadelijke emissies bij verbranding van het houtafval; dat aangezien bepaalde schadelijk stoffen zoals zware metalen niet moeten worden geanalyseerd in de rookgassen, het niet mogelijk is om de gezondheids- en milieuimpact in te schatten; dat bij een overschrijding van de samenstellingsvoorwaarden het risico groter is dat de betrokken schadelijke stoffen bij verbranding van het vervuilde hout ook in de lucht terechtkomen en vervolgens door depositie eventueel ook op de grond en in het oppervlaktewater. Overwegende dat het een houtafvalverbrandingsinstallatie betreft met een capaciteit van 0,6 MW (kleine stookinstallatie); dat het rookgasdebiet van de verbrandingsinstallatie van overtreder bij de meting van 30 november 2010 gemiddeld 600 Nm³/h bedroeg. Overwegende dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter stof 150 mg/nm³ bedraagt; dat in het geloosde rookgas een waarde gemeten werd van 218,5 mg/nm³; dat na verrekening van de precisieen juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 152,95 mg/nm³ bedroeg; dat dit een overschrijding betekent van minstens één keer de emissiegrenswaarde; dat in het voordeel van de overtreder, bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan wordt van deze minimaal toerekenbare overschrijding. Overwegende dat een overschrijding van de emissievoorwaarden voor stof een verhoogde impact heeft op de mens en het milieu; dat stof zich na uitstoot verspreidt in de lucht en afhankelijk van de eigenschappen ervan en van de meteorologische omstandigheden enkele uren tot maanden in de atmosfeer kunnen verblijven. Overwegende dat zwevend stof kan leiden tot de afzetting van stof op gebouwen en tot vervuiling van die gebouwen, met esthetische schade en verwering tot gevolg waardoor een versnelde reiniging of onderhoud noodzakelijk is. Overwegende dat zwevend stof in de atmosfeer één van de grootste gevaren is voor de menselijke gezondheid, zowel op korte als op lange termijn; dat het acute luchtwegenaandoeningen veroorzaakt of verergert; dat het een belangrijke oorzaak is van chronische luchtwegenaandoeningen en op lange termijn de longfunctie aantast; dat studies bovendien een verminderde levensverwachting aantonen; dat stofdeeltjes ideale transportmiddelen zijn om een aantal toxische componenten tot in de longen te brengen. Overwegende dat in het voordeel van de overtreder, bij het bepalen van de hoogte van de boete voor de overschrijding van de emissiegrenswaarde voor de parameter dioxinen en furanen, enkel uitgegaan wordt van de hoogste toerekenbare overschrijding; dat overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde de emissiegrenswaarde voor de parameter dioxinen en furanen 0,4 ng TEQ/Nm³ bedraagt; dat op 15 oktober 2010 in het geloosde rookgas een waarde gemeten werd van 13,4 ng TEQ/Nm³; dat na verrekening van de precisie- en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke meetfout van in totaal 30%, de concentratie in het rookgas minstens 9,38 ng TEQ/Nm³ bedroeg; dat dit een overschrijding betekent van minstens 23 keer de emissiegrenswaarde; dat in het voordeel van de overtreder, bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan wordt van deze minimaal toerekenbare overschrijding. 9

10 Overwegende dat 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine kankerverwekkend is; dat 2,3,7,8 tetrachloordibenzodioxine onder de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) beschouwd wordt als een stof met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling. Overwegende dat polychloordibenzodioxines op de OSPAR lijst staan met stoffen voor dewelke prioritaire actie moet genomen worden; dat de OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen tot doel heeft te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen Overwegende dat dioxines in de lucht overwegend gebonden zijn aan stofdeeltjes; dat zij ten gevolge van stofuitval of via neerslag uit de lucht verwijderd kunnen worden en gedeeltelijk in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen. Overwegende dat de feiten in professioneel verband werden gepleegd. Overwegende dat bovenvermelde feiten derhalve voldoende ernstig zijn om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat in bijlage bij het proces-verbaal een ander proces-verbaal is gevoegd van 24 maart 2010 waarin een overschrijding van de samenstellingsvoorwaarde van het te verbranden houtafval voor koper werd vastgesteld; dat de factor frequentie, enkel voor wat de overschrijding van deze samenstellingsvoorwaarde betreft, bijgevolg aanleiding geeft tot een hogere geldboete De omstandigheden Overwegende dat uit navolgende informatie van de verbalisant van 16 mei en 5 juni 2012 blijkt dat overtreder reeds verschillende inspanningen had gedaan; dat onder meer een andere houtleverancier was opgezocht, een 'firma die aan bosbouw doet; dat de samenstellingsvoorwaarden van het te verbranden houtafval en de emissiegrenswaarden in de afgassen werden gerespecteerd; dat enkel uit een controle in opdracht van Milieuinspectie slechts één overschrijding bleek namelijk voor koolstofmonoxide aangezien mg/nm³ werd gemeten terwijl de emissiegrenswaarde 250 mg/nm³ bedraagt; dat verbalisant stelt dat deze overschrijding vermoedelijk te wijten is, aan het discontinu draaien van de verbrandingsinstallatie wegens de relatief hoge temperaturen voor de tijd van het jaar; dat dit alles wordt meegenomen als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, welke leiden tot een lagere geldboete. Overwegende dat uit navolgende informatie van verbalisant van 18 maart 2015 blijkt dat overtreder is gestopt met het stoken; dat dit wordt meegenomen als verzachtende omstandigheid bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een verlaging van de geldboete. Overwegende dat de overtreder per schrijven van 17 april 2012 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze honderdtachtigdagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. 10

11 Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat, wat de omstandigheden van dit milieumisdrijf betreft, er in het gehele dossier voor het overige geen bijzondere elementen zijn die meegenomen worden bij het bepalen van de hoogte van de boete. 7. Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 10 juni 2015 voor het College de vernietiging van voormelde beslissing van de gewestelijke entiteit van 27 april Terloops de procedure voor het College gaat de gewestelijke entiteit over tot intrekking van deze beslissing, waarvan zowel verzoekende partij als het College in kennis worden gesteld met een aangetekende brief van 7 augustus 2015, waarin tevens wordt gesteld dat de gewestelijke entiteit een nieuwe beslissing zal nemen, die zo spoedig mogelijk zal worden overgemaakt. In navolging van de intrekking van de beslissing van 27 april 2015 wordt bij arrest van het College nr. MHHC/M/1516/0120 van 12 mei 2016 vastgesteld dat het beroep van verzoekende partij tegen deze beslissing onontvankelijk is wegens gebrek aan voorwerp. 8. Op 24 augustus 2015 legt de gewestelijke entiteit vervolgens de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 21 september 2015 in kennis wordt gesteld. De motivering van deze boetebeslissing is quasi identiek aan de motivering van de eerdere ingetrokken beslissing van 27 april Enkel ten aanzien van de omstandigheden wordt niet langer gesteld dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure, maar wordt gesteld dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. 11

12 V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij roept de schending in van het beginsel van de redelijke termijn in artikel 6, leden 1 en 3 EVRM, de artikelen en DABM, de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen, en de beginselen van behoorlijk bestuur, inzonderheid het zorgvuldigheids -en het redelijkheidsbeginsel. Verzoekende partij overweegt vooreerst dat er in casu geen boete meer kon worden opgelegd wegens de schending van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, lid 1 EVRM. Zij stelt dat het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete (als alternatief voor het opleggen van een strafsanctie in het kader van en strafvordering) eveneens als in straf in de zin van het EVRM dient te worden beschouwd, en dat wanneer de vervolging onredelijk lang aansleept art. 6.1 EVRM geschonden is. Zij wijst erop dat de beoordeling van de redelijkheid van de termijn niet in abstracto gebeurt, maar aan de hand van concrete gegevens van de voorliggende zaak, en stelt dat de feiten die aan voorliggende procedure ten grondslag liggen nochtans niet bijzonder complex zijn, terwijl er in casu evenmin kan gesteld worden dat de verzoekende partij dilatoir zou hebben gehandeld, zodat de zeer lange behandelingstermijn enkel en alleen te wijten is aan het stilzitten van de afdeling milieuhandhaving. Zij wijst op art. 21ter Voorafgaandelijke titel van het Wetboek van Strafvordering, en meent dat ook in casu per analogie kan worden geoordeeld dat uit het talmen van de afdeling milieuhandhaving mag worden afgeleid dat deze heeft te kennen gegeven dat de door de afdeling milieu-inspectie vastgestelde misdrijven een te kleine weerslag hadden op de gezondheid van het leefmilieu en dus dat de thans vastgestelde feiten te weinig ernstig vond om spoedig tot het opleggen van een boetebeslissing over te gaan. Zij wijst daarbij op rechtspraak van het College waarin wordt aanvaard dat het lange talmen van de verwerende partij een element van beoordeling dient uit te maken bij het bepalen van de hoogte van de boete en dit gelet op het feit dat een ongerechtvaardigde lange duurtijd van behandeling van een zaak erop wijst dat de gewestelijke entiteit geen overheersend belang hecht aan de gepleegde feiten. Ondergeschikt meent verzoekende partij dat de afdeling milieuhandhaving het eigen talmen minstens te weinig in rekening heeft gebracht bij het bepalen van de boete en alleszins blijkt dat de verwerende partij op volstrekt willekeurige wijze oordeelt in welke mate de lange en ongerechtvaardigde duurtijd van behandeling van het P.V. in kwestie zou geleid hebben tot een vermindering van de administratieve geldboete. Zij wijst inzonderheid op de vaststelling dat het bijzonder frappant is dat de verwerende partij na intrekking van de beslissing en het nemen van een nieuwe boetebeslissing (wat in casu tot een bijkomende vertraging van ongeveer 4 à 5 maand heeft geleid), niettemin nog steeds dezelfde hoogte van geldboete hanteert, terwijl er nochtans zou mogen worden verwacht dat, indien de verwerende partij de lange duurtijd op correcte wijze in rekening brengt, een langere duurtijd tot bijkomende verlaging van de administratieve boete leidt, en ook deze bijkomende vertraging mee in rekening had moeten worden gebracht. Zij stelt dat het feit dat de verwerende partij dit niet doet, er enkel op wijst dat zij op volstrekt willekeurige wijze tot de begroting van het boetebedrag komt, zonder evenwel terdege de ernst van de feiten (mede gelet op de behandelingsduur) in rekening te brengen, zodat om die reden de thans bestreden beslissing alleszins strijdig is met de beginselen van behoorlijk bestuur, en met name met het zorgvuldigheids- en het redelijkheidsbeginsel. Zij wijst daarbij op rechtspraak van het College waarin wordt gesteld dat de zeer algemene en 12

13 nietszeggende zinsnede in de bestreden beslissing "dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke beboetingsprocedure" niet beantwoordt aan een concrete invulling van deze verplichting (met name de verplichting om rekening te houden met de duurtijd van de behandeling voor wat betreft de ernst van et misdrijf en navolgend beweerde aanpassing van de hoogte van de boete). In haar wederantwoordnota benadrukt verzoekende partij vooreerst dat zij belang heeft bij het inroepen van een schending van de redelijke termijnvereiste, teneinde de financiële repercussies van deze handhavingsprocedure zo spoedig als mogelijk te kunnen inschatten, vermits zij hangende de handhavingsprocedure volstrekt in het ongewisse blijft over het al dan niet opleggen van de boete, over de omvang van de boete, de kwalificatie van de feiten, etc..., en deze rechtsonzekerheid van aard is om de verzoekende partij te benadelen. Zij herhaalt vervolgens dat er in casu geen boete meer kon worden opgelegd wegens schending van de redelijke termijn. Onder verwijzing naar rechtspraak van het College stelt zij dat de opmerkelijke overschrijding van de beslissingstermijn, die geen rechtvaardiging vindt in de complexiteit van de zaak, lijnrecht in tegenspraak staat met de beoordeling die de bestreden beslissing formuleert aangaande de ernst van de uitgebreid vastgestelde milieumisdrijven, zodat de boete die is opgelegd kennelijk onredelijk hoog is en een substantiële vermindering ervan zich opdringt. Zij meent dat de stelling dat de beslissingstermijn maar 2 weken zou bedragen, feitelijk onjuist is, gezien er bij de beoordeling van de redelijk termijn rekening moet gehouden worden met de tijdstip van de eerste vaststellingen en het nemen van de uiteindelijke beslissing, zodat stellen dat bij het beoordelen van de redelijke termijn slechts rekening zou kunnen worden gehouden met de verstreken tijd tussen de intrekking van de beslissing en het nemen van de nieuwe beslissing kennelijk onredelijk is. Zij herhaalt dat in casu uit de feiten blijkt dat de zaak an sich allesbehalve complex was, maar dat niettemin dient vastgesteld dat er tussen de initiële vaststelling van de overtreding en de uiteindelijke uitspraak reeds 4 jaren zijn verstreken, terwijl er in casu evenmin kan gesteld worden dat de verzoekende partij dilatoir zou hebben gehandeld, zodat de zeer lange behandelingstermijn enkel en alleen is te wijten aan het stilzitten van de afdeling milieuhandhaving, die zich niet zonder meer kan verschuilen achter het feit dat de termijn die verstreken is doordat er door verzoeker (bij het College) een vordering werd ingesteld zou zijn meegerekend. Zij herhaalt eveneens dat de gewestelijke entiteit alleszins het eigen talmen te weinig in rekening heeft gebracht bij het bepalen van de boete, en dat alleszins blijkt dat de verwerende partij op volstrekt willekeurige wijze oordeelt in welke mate de lange en ongerechtvaardigde duurtijd van behandeling van het P.V. in kwestie zou geleid hebben tot een vermindering van de administratieve geldboete. 2. Verwerende partij antwoordt dat de termijnen bepaald in artikelen en , eerste lid DABM geen vervaltermijnen zijn, maar termijnen van orde, en er geen sanctie is gekoppeld aan de overschrijding van deze termijn. Zij meent dat verzoekende partij niet in concreto aantoont dat de in casu verstreken termijn na het eerste proces-verbaal van die orde is dat de redelijke termijn zou verstreken zijn. Voorts wijst zij erop dat bovendien in de bestreden beslissing expliciet rekening werd gehouden met het verstrijken van een bepaalde termijn sinds de start van de bestuurlijke boeteprocedure, terwijl verzoekende partij niet aantoont dat deze beoordeling kennelijk onredelijk zou zijn. Zij stelt dat de termijn tussen het intrekken van de beslissing en het nemen van de nieuwe beslissing een tweetal weken bedraagt, zodat dergelijke termijn niet voldoende is om een bijkomende vermindering van de bestuurlijke boete te rechtvaardigen. Voorts meent zij dat de termijn die verstreken is doordat de verzoekende partij een beroep instelde bij het College tevens niet kan meegenomen worden in de berekening 13

14 van het verloop van de redelijke termijn, en dat het minstens niet kennelijk onredelijk is door hier geen rekening mee te houden. Tenslotte stelt zij dat verwerende partij de bestreden beslissing nam binnen de vervaltermijn voor het opleggen van bestuurlijke geldboetes zoals bepaald in artikel DABM. In haar laatste nota merkt verwerende partij, onder verwijzing naar rechtspraak van het College, op dat verzoekende partij zich in casu niet gegrond kan beroepen op het EVRM als rechtsbasis om een schending van de redelijke termijn aan te voeren, gezien artikel 6 EVRM enkel van toepassing is op de rechterlijke controle van bestuurlijke boetebesluiten en niet op de bestuurlijke besluitvorming als zodanig. Zij stelt dat verzoekende partij zich niet beroept op de redelijke termijneis als beginsel van behoorlijk bestuur, en dat dit minstens als zodanig niet wordt uiteengezet in het verzoekschrift, noch in de wederantwoordnota, terwijl volgens verwerende partij een loutere definiëring van het zorgvuldigheids- en het redelijkheidsbeginsel niet voldoende is. Ondergeschikt meent zij dat verzoekende partij niet in concreto aantoont dat de in casu verstreken termijn na het eerste proces-verbaal van die orde is dat de redelijke termijn zou verstreken zijn, in die zin dat de beslissing zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk geacht kan worden om alsnog voor de inbreuk de toepasselijke sanctie op te leggen. Zij stelt dat verzoekende partij in gebreke blijft aan te tonen dat in huidige zaak de beslissingstermijn de grenzen van de redelijkheid zou overschreden hebben. Nog meer ondergeschikt meent verwerende partij dat de gebeurlijke vaststelling door het College dat de redelijke termijn is overschreden niet automatisch impliceert dat de boete kan worden kwijtgescholden, gezien er opnieuw een concrete beoordeling moet gebeuren, terwijl in de bestreden beslissing expliciet rekening werd gehouden met de verstreken termijn en verzoekende partij niet aantoont dat deze beoordeling kennelijk onredelijk is. Zij herhaalt dat de termijn tussen het intrekken van de initiële beslissing en het nemen van de nieuwe beslissing een tweetal weken bedraagt en niet voldoende is om een bijkomende vermindering van de bestuurlijke boete te rechtvaardigen, terwijl de termijn die verstreken is doordat de verzoekende partij een beroep instelde niet kan meegenomen worden in de berekening van het verloop van de redelijke termijn, gezien verwerende partij niet kan verweten worden dat die rechtsbescherming een zekere tijd in beslag neemt, waardoor dan de bestuurshandeling van de verwerende partij plots na een onredelijke termijn zou genomen zijn. Wat betreft de door verzoekende partij, onder verwijzing naar rechtspraak van het College, ingeroepen schending van de formele motiveringsplicht, stelt verwerende partij dat dit onderdeel eerder lijkt gericht tegen de ingetrokken beslissing van 27 april 2015 aangezien de verzoekende partij verwijst naar de motivering opgenomen in deze beslissing en niet naar de motivering van de huidige bestreden beslissing, terwijl de bestreden beslissing een afdoende motivering zou bevatten inzake de vereiste dat op meetbare wijze moet worden aangeduid in hoeverre het boetebedrag werd verminderd in het licht van de verstreken termijn. Beoordeling door het College 1. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekende partij in essentie stelt dat de gewestelijke entiteit, gelet op de termijn die op het ogenblik van de bestreden beslissing was verstreken sinds de opmaak van het aanvankelijk proces-verbaal van 19 september 2011 waarop de boeteprocedure is gesteund, geen boete meer kon opleggen. Minstens meent zij dat uit de motivering van de bestreden beslissing niet blijkt in welke mate de lange, en in het licht van de aard van het dossier ongerechtvaardigde duurtijd om een boetebeslissing te nemen, heeft geleid tot een lagere boete, waarbij zij de gewestelijke entiteit willekeur verwijt. 14

15 De vereiste in artikel 15, 4 Procedurebesluit dat het verzoekschrift een uiteenzetting dient te bevatten van de feiten en de middelen, impliceert niet dat verzoekende partij expliciet de rechtsregels of rechtsbeginselen moet vermelden die volgens haar door de bestreden beslissing worden geschonden. Het is enkel noodzakelijk dat de uiteenzetting in het verzoekschrift het voor het College in het kader van haar legaliteitstoetsing (en voor verwerende partij in het kader van haar verdediging) mogelijk maakt duidelijk te begrijpen wat de bestreden beslissing verweten wordt. De opmerking van verwerende partij dat verzoekende partij haar kritiek op de redelijkheid van de termijn waarbinnen de bestreden beslissing werd genomen ten onrechte zou baseren op de schending van artikel 6 EVRM in plaats van op de schending van de redelijke termijneis als beginsel van behoorlijk bestuur doet dan ook geen afbreuk aan de essentie van het middel, zoals reeds blijkt uit de vaststelling dat verwerende partij daaromtrent initieel geen kritiek uitte in haar antwoordnota, temeer verzoekende partij tevens de schending aanvoert van het redelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, waaronder de redelijke termijneis ressorteert. Bovendien blijkt uit de bestreden beslissing dat de gewestelijke entiteit de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de beboetingsprocedure in casu diende te worden afgehandeld feitelijk erkent door een boetevermindering door te voeren van 20%, terwijl verzoekende partij de gewestelijke entiteit tevens willekeur verwijt bij het in rekening brengen van de overschrijding van haar beslissingstermijn bij de bepaling van de hoogte van de geldboete. 2. De termijnen in artikel , lid 1 DABM betreffen termijnen van orde, waarvan de schending op zich (ingevolge de ontstentenis van enige sanctie) niet tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit kan leiden, noch tot vernietiging van de bestreden beslissing. Wel heeft de gewestelijke entiteit, op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en inzonderheid de redelijke termijneis als onderdeel van het zorgvuldigheidsbeginsel, de plicht om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn verstaat het College een termijn die zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk kan worden geacht om alsnog de normale voor het milieumisdrijf decretaal toepasselijke administratieve (punitieve) sanctie op te leggen. 3. De plicht van de gewestelijke entiteit om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete draagt in zich reeds het vermoeden van belangenschade in hoofde van de overtreder. Laatstgenoemde mag er op rekenen dat de punitieve sanctie, die in de vorm van een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, hem niet binnen een kennelijk onredelijke termijn ter kennis wordt gebracht. De beslissing tot het instellen van een beboetingsprocedure betekent voor hem immers onvermijdelijk onzekerheid, temeer gelet op de uiterst ruime vork -overeenkomstig artikel , lid 2 DABM- tussen de minimumboete van 0 euro en de maximumboete van euro die door de gewestelijke entiteit binnen haar discretionaire bevoegdheid kan worden opgelegd. Verzoekende partij heeft als vervolgde partij dan ook belang om zo spoedig mogelijk die onzekerheid beëindigd te zien, en te weten of zij al dan niet wordt beboet, en zo ja hoe groot de geldboete uitvalt. De (andere) concreet aan te tonen nadelen in hoofde van verzoekende partij kunnen desgevallend van belang zijn bij de beoordeling van de gevolgen die moeten worden vastgeknoopt aan het overschrijden van de redelijke termijn. 4. De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een bonus pater familias te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden, waarbij in de regel zowel met het gedrag van de administratie als met de houding van de overtreder rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen tal van factoren een rol spelen, zoals de complexiteit van het dossier, de concrete omstandigheden waarin de feiten gepleegd of 15

16 beëindigd zijn, de mate van medewerking betoond door de overtreder, de duur van mogelijke onderzoeksdaden en de ernst van de vastgestelde inbreuken. 5. Het College stelt vast dat verzoekende partij op 17 april 2012 door de gewestelijke entiteit op de hoogte werd gebracht van het voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen op basis van de vaststellingen in het aanvankelijk proces-verbaal van 19 september De bestreden beslissing werd vervolgens genomen op 24 augustus 2015 en aan verzoekende partij ter kennis gebracht op 21 september De ordetermijn in artikel , lid 1 DABM werd dan ook met circa 35 maanden overschreden. Het College beschouwt voormeld tijdsverloop in casu als kennelijk onredelijk, temeer de gewestelijke entiteit niet verantwoordt waarom de beboetingsprocedure zolang heeft aangesleept. Verwerende partij toont niet aan dat de beoordeling van de feiten dermate complex was dat de gewestelijke entiteit haar beslissing niet met kennis van zaken kon nemen binnen de ordetermijn in artikel , lid 1 DABM. Er wordt geen (aanvaardbare) verklaring gegeven voor het onredelijk lange tijdsverloop tussen de kennisgeving van het voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen en (de kennisgeving van) de bestreden beslissing, temeer verzoekende partij geen schriftelijk verweer indiende noch verzocht om te worden gehoord. Bovendien maakte de verbalisant reeds op respectievelijk 16 mei 2012 en 5 juni 2012 aanvullende gegevens over waaruit bleek dat verzoekende partij met succes inspanningen leverde om gelijkaardige inbreuken voortaan te vermijden, terwijl er vervolgens in de tussenperiode, tot en met 13 februari 2015 waarop de gewestelijke entiteit enkele vragen stelde aan de verbalisant, geen nieuwe onderzoeksdaden zijn gebeurd noch (relevante) elementen aan het dossier zijn toegevoegd die een uitstel van de te nemen beslissing konden verantwoorden. Overigens verstreken er na de ontvangst op 18 maart 2015 van het antwoord van de verbalisant op de vragen van de gewestelijke entiteit (waaruit onder meer bleek dat verzoekende partij haar houtverbrandingsinstallatie op dat ogenblik niet langer gebruikte) vervolgens nogmaals meer dan 6 maanden vooraleer verzoekende partij in kennis werd gesteld van de (finale) boetebeslissing. De vaststelling dat de gewestelijke entiteit ondertussen reeds op 27 april 2015 een eerste boetebeslissing nam in het kader van de boeteprocedure doet daaraan geen afbreuk, vermits zij deze beslissing vervolgens (naar aanleiding van een procedure tot vernietiging bij het College) op eigen initiatief opnieuw introk, waaruit moet worden afgeleid dat zij meende dat deze beslissing met een onwettigheid was behept. Dit gegeven kan bezwaarlijk worden ingeroepen om de redelijkheid van de beslissingstermijn te verantwoorden, gezien het aan de gewestelijke entiteit staat om binnen een redelijke termijn een wettige beslissing te nemen. 6. De vastgestelde schending van de redelijke termijn leidt op zich niet noodzakelijk (automatisch) tot de vernietiging van de bestreden beslissing. De gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn moeten in concreto worden beoordeeld, zowel uit het oogpunt van de bewijslevering als van de opportuniteit tot het opleggen van een sanctie en de omvang ervan. Het komt in eerste instantie aan de gewestelijke entiteit toe om binnen haar discretionaire bevoegdheid te oordelen over de (boeteverlagende) gevolgen van de termijnoverschrijding. Het College oefent hierop een wettigheidstoezicht uit, en gaat meer bepaald na of de beslissing op dat punt niet kennelijk onredelijk is. De gewestelijke entiteit stelt in de bestreden beslissing dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen, hoewel haar beslissingstermijn inmiddels is verstreken, maar dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert 16

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0147 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0064/M/0052 In zake: de bvba VAN GAEVEREN PALETTEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Guy VAN DEN BRANDEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0085 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0038/M Verzoekende partij de bvba DENDAUW ELS vertegenwoordigd door advocaat Koen VAN WYNSBERGE,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0074 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0037/M Verzoekende partij de nv ASWEBO vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en Charlotte

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0020 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0009/M Verzoekende partij de nv DE COENE PRODUCTS vertegenwoordigd door de heren Bart

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0073 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0041/M Verzoekende partij de bvba MARES GEBROEDERS vertegenwoordigd door advocaat Frederik

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 30 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0089 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0052/M Verzoekende partij de nv ANECA SERVICES vertegenwoordigd door advocaat Peter DE SMEDT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0043 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0014/M Verzoekende partij de heer Bart VERVAEKE vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST nr. MHHC/M/1516/0126 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry Hendrickx

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0032 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0049-M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/25-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de NV [ ], met maatschappelijke zetel te [ voor en namens wie optreedt mr. Steven VAN GEETERUYEN, advocaat, met kantoor

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0071 van 10 maart 2016 in de zaak 14/MHHC/55-M In zake :... bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat Mario DEKETELAERE met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0039 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/50-M In zake : de NV [] met zetel te [], en ondernemingsnummer [] bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0047 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0154 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0095/M/0079 In zake: de nv ANINCO vertegenwoordigd door: advocaat Wim MERTENS kantoor houdende te 3580 Beringen,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0070 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0062 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0027/M Verzoekende partij de bvba DUMOULIN BRICKS vertegenwoordigd door advocaat Isabel

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0064 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0067/M Verzoekende partij de bv PEUTE PAPIERRECYCLING vertegenwoordigd door advocaten

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0024 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0075/M Verzoekende partij de nv GRL GLASRECYCLING vertegenwoordigd door advocaat Iris

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0093 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0140/M Verzoekende partij de heer Eddy TAMSIN vertegenwoordigd door advocaat Raoul KERSTENS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

Wijzigingen emissienormen

Wijzigingen emissienormen Inleiding Vlaremtrein Wijzigingen emissienormen Een overzicht door Brenda Mariën publicatie in BS: 7 januari 009 in werking op maart 009 wijzigingen Verschillende rubrieken Vergunningsvoorwaarden: o.a.

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 242.741 van 23 oktober 2018 in de zaak A. 224.155/IX-9318 In zake : Gunter CARLIER bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sven

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/29-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sabine WULLUS, advocaat met kantoor te 8630

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie