MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0047 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze op het kantoor te 8800 Roeselare, Kwadestraat 151b/41 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Jan BERGE met woonplaatskeuze op het kantoor te 3000 Leuven, Naamsestraat 165 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 20 december 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 15 december 2016, gekend onder nummer 15- AMMC-274-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (554 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: het Milieuvergunningsdecreet), van artikel 6bis, 1 en 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: VLAREM I) en van artikel 5.2.3bis.4.8, 2, , 1, 1 en van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II). De bestreden beslissing legt eveneens een vermogensvoordeelontneming op aan de verzoekende partij van euro. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij de emissiegrenswaarden voor stof heeft overgeschreden, dat zij MDF en spaanderplaten zonder milieuvergunning heeft verbrand, dat zij geen tweejaarlijkse meting uitvoerde voor dioxines en furanen en dat zij geen jaarlijkse bemonstering en analyse bij de verbranding van houtafval heeft verricht. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. 1

2 De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 16 november Advocaat Jo GOETHALS voert het woord voor de verzoekende partij. Advocaat Jutte NIJS loco advocaat Jan BERGÉ voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. De verzoekende partij exploiteert een inrichting voor hout- en kunststofbewerking. Zij beschikt sedert 25 maart 1999 over een milieuvergunning voor een houtverbrandingsinstallatie voor het verbranden van onbehandeld houtafval of daarmee vergelijkbaar, volgens rubriek van bijlage 1 VLAREM I. Op 27 oktober 2011 verkrijgt zij een milieuvergunning klasse I voor een termijn van 20 jaar (tot 14 januari 2030), waarmee onder meer een verbrandingsinstallatie wordt vergund voor onbehandeld houtafval met een thermisch vermogen van kw volgens rubriek , a), 1 van bijlage 1 VLAREM I. 2. Op 10 april 2014 vindt een ambtshalve controle plaats door de heer Van Landschoot, toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie, en de heer Van Dam, milieu-inspecteur bij de afdeling Milieu-inspectie, (hierna: verbalisant) nadat uit het op 6 maart 2014 doorgestuurde resultaat van de jaarlijks verplichte emissiemeting gebleken was dat er een overschrijding was van de sectorale emissienorm voor stof met factor 4,5: Op 20 september 2013 trad de Vlarem-trein 2012 in werking. De sectorale emissiegrenswaarden van stookinstallaties (hoofdstuk 5.43 van Vlarem II) zijn sindsdien ook van toepassing op alle biomassaverbrandingsinstallaties. De houtafvalverbrandingsinstallatie van 4000 k W bij het bedrijf Decruy nv werd een eerstemaal vergund op 25 maart Conform art van Vlarem II zijn dus de emissiegrenswaarden van toepassing voor een inrichting van het type: nieuwe installaties waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 1996 en vóór 1 januari 2014 met een totaal nominaal ingangsvermogen > 2 MW en < 5MW. Aanvullend gelden voor de houtverbrandingsinstallaties waarin niet-verontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, eveneens de bepalingen uit art bis.4.10 van Vlarem II (verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties voor afvalstoffen) Op 6 maart 2014 werd het resultaat van de jaarlijkse verplichte emissiemeting (Vlarem II art b) ontvangen van het bedrijf Decruy nv (bijlage 4). Deze meting werd uitgevoerd op 4 februari 2014 door een erkend labo (Servaco). Volgende analyseresultaten werden bekomen, zie onderstaande tabel. 2

3 Parameter mg/nm 3 Sectorale droog gas (bij 6% emissiegrenswaarde 0 2) (Vlarem II art ) Stof CO SO NO >, Er werd een overschrijding van de sectorale emissienorm voor stof vastgesteld met een factor 4,5. Deze overschrijding valt niet meer binnen de 30 % meetnauwkeurigheid. Bij ons bezoek aan het bedrijf op 10 april 2014 werd ons door Dirk Knockaert meegedeeld dat de overschrijding te wijten was aan een mankement van het losklopmechanisme van de elektrofilter. Een inwendige as van de motor was gebroken waardoor deze nier meer functioneerde. Hierdoor werd het stof niet meer losgeklopt en werd een dikke laag opgebouwd tot het stof doorsloeg, met een overschrijding tot gevolg. Dhr, Knockaert wees ons er op dat het defect aan de motor (kapotte inwendige as) niet van buitenaf gezien kon worden en de elektrofilter ook niet zomaar kon opengemaakt worden. De elektrofilter werd onmiddellijk hersteld na het vinden van de oorzaak en de houtverbrandingsinstallatie is ondertussen terug opgestart. In de vergunning van 25/03/1999 staat de houtafvalverbrandingsinstallatie onder de Vlarem I rubriek a.1 (opslag en verbranding van onbehandeld houtafval en houtafval ermee vergelijkbaar). Er wordt echter houtstof van spaanderplaten en MDF gebruikt voor de installatie. Dit valt onder de definitie van niet verontreinigd behandeld houtafval. Voor stookinstallaties waarin niet-verontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, dient er een 2-jaarlijkse emissiemeting te gebeuren op dioxines en furanen. (Vlarem II art a). Tevens dient er jaarlijks een analyse te gebeuren op het houtafval (Vlarem II art 5.2.3bis a). Aan deze verplichtingen wordt momenteel niet voldaan. Deze vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr. VU64.H van 14 april 2014, dat op dezelfde datum wordt gesloten en per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan de verzoekende partij evenals het parket wordt verzonden op 18 april In een brief van 18 april 2014 wordt de verzoekende partij gewezen op de vaststellingen uit het proces-verbaal nr. VU64.H van 14 april Zij wordt op grond van artikel DABM aangemaand om tegen uiterlijk 30 november 2014 een nieuwe emissiemeting op de rookgassen van de verbrandingsinstallatie (inclusief de bepaling van dioxines en furanen) door een daartoe erkend laboratorium te laten uitvoeren. Tegen uiterlijk 30 juni 2014 moet zij bovendien een vraag tot actualisatie van de milieuvergunning indienen bij de vergunningverlenende overheid. Tenslotte moet de verzoekende partij alle vereiste maatregelen nemen om de uitstoot van verontreinigende stoffen via de rookgassen te reduceren tot beneden de vastgestelde emissiegrenswaarden. 4. Op 15 januari 2015 wordt de heer Decruy, zaakvoerder van de verzoekende partij, verhoord, die het volgende verklaart : 3

4 Het is zo dat de ketel sedert zijn plaatsing in 1999 jaarlijks gecontroleerd werd zoals voorzien. Nu was er in de elektrofilter een as gebroken die niet zichtbaar was. Dit is dus niet opzettelijk dat de milieunormen niet in orde waren. De nodige herstellingen werden onmiddellijk uitgevoerd en de testen werden opnieuw gedaan van een erkend meetbureau SERCACO en TAUW. De testen waren in orde. Ik overhandig u van de meetresultaten een kopie. Sedert 1999 is er nog nooit een probleem geweest en werd de jaarlijkse controle iedere keer uitgevoerd met positieve gegevens. 5. Nadat op 11 september 2014 een verlenging van de termijn met 180 dagen is toegestaan, meldt de procureur des Konings op 23 februari 2015 dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. 6. Met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs van 12 maart 2015 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen. De verzoekende partij wordt tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Nadat de verzoekende partij op 27 maart 2015 per een kopie ontvangt van het administratief dossier bezorgt zij op 31 maart 2015 per aangetekende brief haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit: 1. Overschrijding sectorale emissienorm De jaarlijkse emissiemeting werd uitgevoerd door Servaco op 04/02/2014 in opdracht van Decruy NV. De resultaten van deze test werden ontvangen op 28/02/2014. Uit deze resultaten bleek dat de parameter stop veel hoger lag dan gewoonlijk. Zie onderstaande metingen van de afgelopen 6 jaar. De verbrandingsinstallatie werd onmiddellijk gecontroleerd. Hieruit bleek dat de inwendige as van het loskoppelingsmechanisme van de elektrofilter afgebroken was. De elektrofilter werd hersteld op 03/03/2014 waarna de verbrandingsinstallatie opnieuw werd opgestart. De installatie wordt goed onderhouden en wordt jaarlijks bij de opstart in oktober volledig in orde gebracht, daarnaast wordt de verbrandingsketel extra gekuist om de kg houtstof dat verbrand wordt. Dagelijks worden de parameter voor de verbrandingsinstallatie bijgehouden door de installatieverantwoordelijke. De resulataten van de emissiemetingen 4

5 worden door Decruy NV opgestuurd aan de afdeling milieu inspectie en door hen ontvangen op 06/03/2014. Evaluatie Decruy NV heeft de nodige maatregelen genomen om schade, hinder en incidenten die de mens of het leefmilieu beïnvloeden te voorkomen. Daarnaast heeft Decruy NV onmiddellijk de nodige maatregelen genomen om de gevolgen van de overschrijding van de emissiegrenswaarde voor de parameter stof tot een minimum te beperken (het nemen van corrigerende acties). 2. Meetverplichtingen en milieuvergunning Parameter 2.1. Meetverplichtingen Op 20 september 2013 trad de Vlarem-trein 2012 in werking. De sectorale emissiegrenswaarden voor stookinstallaties zijn ook van toepassing op alle biomassaverbrandingsinstallaties. Het overzicht van de meetstrategie lucht werd aangepast. Gezien de verbrandingsinstallatie enkel ingezet wordt voor het verwarmen van de gebouwen kunnen metingen enkel uitgevoerd worden van eind oktober tot eind maart. Hierna volgt een bespreking van de meetstrategie met frequentie en meetresultaten (type inrichting: eerste vergunning verleend op of na 1 januari 1996 en voor 1 januari 2005, totaal nominaal ingangsvermogen > 2MW en < 5MW) Luchtemissiemetingen volgens artikel Stof, CO, S02, NOx Frequentie: 6 maandelijks ( ) Gemeten (rapport R /409 3L01) mginm3 Gemeten (rapport R /409 3L1) mginm3 droog gas bij Sectorale emissiegrenswa arden Vlarem II, art Stof 33,46 < 225 CO 126, S02 < NOx 411, PCDD/PCDF Frequentie: 2 jaarlijks ( ) Parameter Gemeten (rapport R GMS-V01) ng TEQ/Nm3, gevalideerde waarde Sectorale emissiegrenswaarden Vlarem II, art ng TEQ/Nm3 PCDD/PCDF 0,062 0,6 Luchtemissiemetingen volgens artikel bis 4.10 Type inrichting: total nominaal thermisch ingangsvermogen tot en met 5MW Frequentie: 6-maandelijks (5.2.3 bis 4.10) Paramet er Chloride n Gemeten (rapport R /409 3L01) mg/nm3 droog gas bij 6%02 Gemeten (rapport R /409 3L1) mg/nm3 droog gas bij 3%02 Sectorale emissiegrenswaarde n Vlarem II, art bis 4.10 mg/nm3 4,27 1,

6 Onderzoek op het verbrande houtafval volgens artikel 5.2.3bis.4.8. Type installatie en frequentie staalname: voor installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen tot en met 5 MW een jaarlijkse bemonstering en analyse bij de verbranding van behandeld houtafval, afkomstig van de eigen productie van houten materialen Er wordt voldaan aan de samenstellingsvoorwaarden als bij jaarlijkse bemonstering geen van de concentraties, vermeld in kolom B, overschreden wordt Parameter Gemeten in mglkg DS (rapport Samenstellingsvoorw aarden in mglkg DS Arseen en arseenverbindingen, ) 1,2 (Kolom B) 4 uitgedrukt als arseen (As) Koper en koperverbindingen, uitgedrukt als koper (Cu) 6,1 40 Lood en loodverbindingen, uitgedrukt als lood (Pb) Chroom en chroomverbindingen, 3,7 60 uitgedrukt als chroom (Cr) Fluor en fluorverbindingen, < 5 60 uitgedrukt als fluor (F) Chloor en chloorverbindingen, uitgedrukt als chloor (Cl) Pentachloorfenol 0,692 6 Benzo-a-pyreen < 0,1. 1 Evaluatie Bij de emissiemetingen worden alle emissie grenswaarden gerespecteerd. Er wordt voldaan aan de samenstellingsvoorwaarden van houtstof. Een meetstrategie lucht is aanwezig bij Decruy NV zodat aan de meetverplichtingen voldaan wordt Milieuvergunning houtverbrandingsinstallatie De houtverbrandingsinstallatie werd vergund op 25/03/1999 onder de Vlarem I rubriek a.1 (opslag en verbranding van onbehandeld houtafval en houtafval ermee vergelijkbaar). In de praktijk wordt er sinds 1999 steeds niet-verontreinigd behandeld houtafval verbrand (houtstof afkomstig van spaanderplaten en MDF). Op 23/06/2014 werd een milieuvergunningsaanvraag ingediend bij de PMVC voor administratieve rechtzetting. In de vergunning die werd verleend op 15/01/2015 werd de houtverbrandingsinstallaties vergund onder de rubriek a.2.1 tot (verbranden van niet-verontreinigd behandeld houtafval) Evaluatie Het vergund zijn onder de verkeerde rubriek van de houtverbrandingsinstallatie heeft geen hinder, schade of incidenten tot gevolg gehad. De milieuvergunning werd intussen aangepast en de vergunning werd afgeleverd tot 14/01/

7 Er wordt geen hoorzitting georganiseerd. 7. Op 30 november 2016 deelt de verbalisant bijkomende gegevens mee aan de gewestelijke entiteit: Wij kregen inderdaad de resultaten doorgestuurd van emissiemetingen die werden uitgevoerd op 20 en 21 november De resultaten voor stof (33,4 mg/nm³ - norm=225 mg/nm³) en dioxines (0,088 ng TEQ/Nm³ - norm = 0,6 ng TEQ/Nm³) waren hierbij in orde. Ook de resultaten van een houtanalyse uitgevoerd op 20/11/2014 waren in orde. Voor 2015 en 2016 hebben wij echter geen resultaten ontvangen (nochtans jaarlijkse meetverplichting). 8. De gewestelijke entiteit legt op 15 december 2016 aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete van euro (554 euro vermeerderd met de opdeciemen overeenkomstig artikel DABM) en een voordeelontneming van euro op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 20 december De beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 4.1. De toerekenbaarheid aan de overtreder Overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet is de exploitant van een inrichting verplicht de milieuvoorwaarden na te leven. Overeenkomstig artikel 43 van VLAREM I is de exploitant van een inrichting verplicht de voor de inrichting geldende algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven. Vermoedelijke overtreder werd vergund volgens rubriek , a), 1, 1) van bijlage 1 bij VLAREM I voor een verbrandingsinstallatie voor de verbranding van onbehandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van 4 MW. Betreffende het verbranden van behandeld niet-verontreinigd houtafval Uit de vaststellingen van verbalisant en de verklaringen van vermoedelijke overtreder blijkt dat er behandeld niet-verontreinigd houtafval verbrand werd, nl. houtstof van spaanderplaten en MDF. De houtverbrandingsinstallatie dient ten tijde van de feiten bijgevolg beschouwd te worden als een houtverbrandingsinstallatie zoals bedoeld in rubriek , a), 2, 1) van bijlage 1 bij VLAREM I. Vermoedelijke overtreder was niet vergund voor de exploitatie van een houtverbrandingsinstallatie zoals bedoeld in rubriek , a), 2, 1) van bijlage 1 bij VLAREM I. Overeenkomstig artikel 6bis, 1 van VLAREM I dient voor de verandering van een vergunde inrichting overeenkomstig artikel 5 en 6 van VLAREM I een vergunning te worden aangevraagd. Overeenkomstig artikel 5, 1 van VLAREM I en artikel 4, 1 van het Milieuvergunningendecreet mag niemand zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse, exploiteren. 7

8 Het exploiteren van een houtverbrandingsinstallatie zoals bedoeld in rubriek , a), 2, 1) van bijlage 1 bij VLAREM I zonder de hiertoe vereiste milieuvergunning houdt een schending in van bovenvermelde artikelen. Betreffende de meetverplichtingen Overeenkomstig artikel , 1, 1 van VLAREM II wordt specifiek voor stookinstallaties waarin vaste biomassa wordt verbrand bijkomend de concentratie dioxinen en furanen in de afgassen op initiatief en op kosten van de exploitant gemeten door een erkend laboratorium in de discipline lucht, vermeld in artikel 6, 5, b), van het VLAREL, tijdens een periode van normale bedrijvigheid, waarbij de concentratie dioxinen en furanen wordt gemeten volgens de voorschriften van de norm NBN-EN1948 en waarbij de volgende meetfrequentie wordt nageleefd voor installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen tot en met 5 MW : ten minste om de twee jaar ingeval van stook met niet-verontreinigd behandeld houtafval. Overeenkomstig artikel 5.2.3bis,4.8, 2, 1 van VLAREM II wordt op initiatief en op kosten van de exploitant voor installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen tot en met 5 MW waarin niet-verontreinigd behandeld houtafval wordt verbrand, een jaarlijkse bemonstering en analyse bij de verbranding van behandeld houtafval, afkomstig van de eigen productie van houten materialenanalyses van ten minste de parameters, vermeld in paragraaf 1, verricht. Verbalisant stelde op 14 april 2014 vast dat vermoedelijke overtreder niet aan deze meetverplichtingen voldeed. Betreffende de emissiegrenswaarden Overeenkomstig artikel van VLAREM II is voor de houtverbrandingsinstallatie van vermoedelijke overtreder een emissiegrenswaarde voor de parameter stof van 225 mg/nm 3 van toepassing. Tijdens de emissiemeting van 4 februari 2014 werd onderstaand meetresultaat vastgesteld: *na verrekening van de toelaatbare meetfout conform artikel , 5 van VLAREM II Het labo Servaco was erkend voor de analyses van de bovenvermelde parameter in rookgassen van houtverbrandingsinstallaties. Voor de emissiemeting van 4 februari 2014 wordt, overeenkomstig artikel van VLAREM II, de emissiegrenswaarde van de parameter stof geacht overtreden te zijn aangezien de gemeten waarde voor deze parameter, na verrekening van de volgens artikel , 5 van VLAREM II vereiste nauwkeurigheid, hoger is dan de voor deze parameter geldende emissiegrenswaarde. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: 8

9 VLAREM I: artikel 43; artikel 6bis, 1; VLAREM II: artikel 5.2.3bis.4.8, 2, 1 ; artikel , 1, 1 ; artikel ; Milieuvergunningendecreet: artikel 22. en vallen daarmee onder de definitie van een. milieumisdrijf als bedoeld in artikel , 2 DABM, waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten De doelstelling van bovenvermelde regelgeving is het voorkomen of beperken van de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend kunnen zijn, of die gevaarrisico's in zich kunnen dragen. Overtreder werd volgens rubriek , a) 1, 1) van bijlage 1 van VLAREM I vergund voor de verbranding van onbehandeld niet verontreinigd houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van 4 MW, doch exploiteerde ten tijde van de feiten een verbrandingsinstallatie overeenkomstig rubriek , al, 2, 1) van bijlage 1 bij VLAREM I. Een milieuvergunning wordt verleend op basis van de milieuvergunningsaanvraag. Het exploiteren van de vergunde inrichting die niet overeenstemt met de verleende milieuvergunning, heeft tot gevolg dat de vergunningverlenende overheid deze nieuwe indeling niet heeft kunnen beoordelen. Het indienen van een milieuvergunningsaanvraag is er in casu op gericht dat de vergunningverlenende overheid de exploitatie van de houtverbrandingsinstallatie voor behandeld niet-verontreinigd houtafval kan evalueren en beoordelen alvorens al dan niet goed te keuren. De naleving van de Vlaamse algemene, sectorale en bijzondere bepalingen inzake milieuhygiëne is van cruciaal belang om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau' te beperken. Een strikte naleving van deze bepalingen wordt opgelegd aan diegenen die ingedeelde activiteiten uitoefenen. Het niet naleven van deze voorwaarden stelt het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking bloot aan een hoger risico op hinder. Emissiegrenswaarden hebben tot doel het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen. Dit gebeurt mede door het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de. exploitatie van deze inrichtingen moet worden voldaan opdat de emissies naar het milieu tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden. Controle over emissies is noodzakelijk om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Overeenkomstig de sectorale vergunningsvoorwaarde bedraagt de emissiegrenswaarde voor de parameter stof 225 mg/nm 3. In het geloosde rookgas werd een waarde gemeten werd van mg/nm 3 bij een afgasdebiet dat Nm 3 /h bedroeg. Na verrekening van de precisie- en juistheidseisen voor deze parameter, zijnde een maximaal mogelijke 9

10 meetfout van in totaal 30%, bedroeg de concentratie in het rookgas minstens 703,5 mg/nm 3. Dit betekent een overschrijding van minstens drie keer de emissiegrenswaarde. In het voordeel van de overtreder wordt, bij het bepalen van de hoogte van de boete, uitgegaan van deze minimaal toerekenbare overschrijding. Stofdeeltjes (particulate matter - PM) worden in de milieuwetgeving ingedeeld in fracties volgens hun grootte, hiervoor wordt het begrip aërodynamische diameter (a.d.) gebruikt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: PM0,01: ultrafijne deeltjes: a.d. < 0,01 µm: PM2,5: kleine en ultrakleine deeltjes: a.d. < 2,5 µm; PM10-2,5: grove deeltjes: 2,5 µm < a.d. < 10 µm; PM10: alle deeltjes met een a.d. < 10 µm; TSP: totaal stof of total suspended particles: a.d. > 10 µm. Zwevende deeltjes (PM10) zijn opgenomen in de dochterrichtlijn 1999/30/EG van de Kaderrichtlijn Lucht; waarbij een grenswaarde voor deze stoffen in lucht is vastgelegd. Na uitstoot verspreidt het zwevend stof zich in de lucht. Afhankelijk van hun eigenschappen (o.a. deeltjesgrootte) en van de meteorologische omstandigheden, kunnen ze enkele uren tot maanden in de atmosfeer verblijven. Grof stof met een a.d. > 10 µm wordt enkel lokaal verspreid. De wind neemt PM10 en PM2,5 over afstanden van 100 tot 1000 km per etmaal mee en de atmosferische turbulentie zorgt voor een vrij homogene verspreiding over grote gebieden. Zwevend stof in de atmosfeer is een van de grootste gevaren voor de gezondheid, het veroorzaakt of verergert acute luchtwegenaandoeningen. Het is ook een belangrijke oorzaak van chronische luchtwegenaandoeningen en het tast op lange termijn de longfunctie aan. Sommige studies tonen bovendien een verminderde levensverwachting aan. Aërosolen (gassen met stofdeeltjes) zijn ideale transportmiddelen om een aantal giftige componenten tot in de longen te brengen. Afhankelijk van hun grootte worden de stofdeeltjes afgezet in de neus-, keel- en mondholte, longen of de longblaasjes. PM0,1 partikels dringen dieper door in de longen dan grotere partikels en ze kunnen rechtstreeks in de bloedsomloop geraken. PM10 en PM2,5 partikels kunnen tot in de lagere luchtwegen doordringen en hart- en luchtwegaandoeningen en longkanker veroorzaken. De afzetting van zwevend stof op gebouwen leidt tot vervuiling van die gebouwen, met esthetische schade en verwering tot gevolg. De exploitant is in het kader van de zelfcontroleplicht verplicht de luchtemissieresultaten van zijn verbrandingsinstallatie op te volgen. Het is noodzakelijk de frequentie van metingen voor de parameter dioxines en furanen op de houtverbrandingsinstallatie te respecteren omwille van de potentiële negatieve effecten van deze stoffen op mens en milieu. Het uitvoeren van jaarlijkse analyses op de samenstelling van het houtafval waarborgt de naleving van de samenstellingsvoorwaarden voor niet-verontreinigd houtafval. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden. 10

11 De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete De omstandigheden Bij het bepalen van de hoogte van de boete wordt rekening gehouden met de bereidheid van de overtreder om met bekwame spoed en in overleg met de verbalisant voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen. Er werd een milieuvergunningsaanvraag ingediend om het verbranden van niet-verontreinigd houtafval te regulariseren. Deze milieuvergunning werd verleend op 15 januari Het defect aan de elektrofilter dat tot de overschrijding voor de parameter stof leidde, werd reeds op 3 maart 2013 hersteld. Op 20 november 2014 werd door het erkend labo Servaco een emissiemeting uitgevoerd op de verbrandingsinstallatie waaruit bleek dat de emissiegrenswaarde voor de parameter stof niet meer overschreden werd. Op 20 november 2014 werd tevens een analyse van het houtafval genomen. Het houtafval voldeed aan de samenstellingsvoorwaarden voor niet verontreinigd houtafval. Op 21 november 2014 werd een meting uitgevoerd op de parameter dioxinen en furanen door het erkend labo Tauw, de emissiegrenswaarde werd niet overschreden. Deze resultaten werden bevestigd door verbalisant. Deze elementen worden meegenomen als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een lagere geldboete. De bestuurlijke geldboete is punitief van aard. Er kan redelijkerwijze aangenomen worden dat de grootte van de overtreder medebepalend is voor diens financiële draagkracht. Dit gegeven speelt bij het afwegen van de mate waarin de geldboete de overtreder pijn berokkent een rol en verantwoordt een verhoging van de geldboete teneinde het sanctiedoel te realiseren. AMMC ging per schrijven van 12 maart 2015 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu evenwel van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Zonder overschrijding van de beslissingstermijn zou de bestuurlijke geldboete, na toepassing van de decretaal bepaalde waarderingscriteria, aanleiding hebben gegeven tot een boete van euro, zijnde 684 euro vermeerderd met de opdeciemen. AMMC acht het, wegens de voorliggende overschrijding van de beslissingstermijn en rekening houdende met de concrete elementen in het dossier, passend en redelijk om voormeld boetebedrag met 19 procent te verlagen tot euro, zijnde 554 euro vermeerderd met de opdeciemen. Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete Voordeelontneming 11

12 Uit voorgaande blijkt dat overtreder een aantal verplicht gestelde zelfmetingen van de rookgassen van de verbrandingsinstallatie en monsternames van het houtafval niet liet uitvoeren. Overtreder heeft deze verplichte (twee)jaarlijkse uitgaven voor die werkjaren niet gemaakt. Dit misdrijf werd in professioneel verband gepleegd en door het nalaten van meetverplichtingen en monsteranalyses heeft overtreder een financieel voordeel genoten. Per definitie werden de uitgespaarde kosten, wederrechtelijk verkregen en zijn ze vermogensvoordelen, derhalve kan conform artikel DABM een voordeelontneming worden opgelegd. Op 14 april 2014 werd vastgesteld dat de tweejaarlijkse emissiemetingen voor de parameter dioxinen en furanen niet werden uitgevoerd. Het uitvoeren van één emissiemeting op een houtafvalverbrandingsinstallatie voor de parameter dioxinen en furanen kan, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd worden op minstens euro, exclusief BTW. Overtreder liet op 21 november 2014 een emissiemeting uitvoeren op de houtverbrandingsinstallatie voor de parameter dioxinen en furanen. Het voordeel van het niet uitvoeren van deze emissiemetingen blijft gelden tot de dag dat de investeringen worden uitgevoerd. De niet uitgevoerde metingen kunnen niet retroactief uitgevoerd worden. AMMC heeft sinds 1 mei 2009 de mogelijkheid om naast bestuurlijke geldboetes ook voordeelontnemingen op te leggen voor milieumisdrijven. Overtreder had bijgevolg in de periode mei 2009 tot november 2014 minstens twee bijkomende emissiemetingen moeten laten uitvoeren voor de parameter dioxinen en furanen. Het vermogensvoordeel inzake deze geschonden verplichting kan derhalve geraamd worden op minstens euro. Op 14 april 2014 werd vastgesteld dat de jaarlijks verplicht gestelde monstername en analyse van het houtafval sinds de definitieve milieuvergunning tot aan het moment van vaststelling niet werd uitgevoerd. H et uitvoeren van een monstername en analyse kan, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd worden op 450 euro, exclusief BTW, per monstername. Op 20 november 2014 werd de verplichte monstername en analyse op het houtafval uitgevoerd. AMMC heeft sinds 1 mei 2009 de mogelijkheid om naast bestuurlijke geldboetes ook voordeelontnemingen op te leggen voor milieumisdrijven. Overtreder had bijgevolg in periode mei 2009 tot november 2014 minstens vier bijkomende onderzoeken van het houtafval moeten laten uitvoeren, Het vermogensvoordeel inzake deze geschonden verplichting kan derhalve geraamd worden op minstens euro. Het totaal vermogensvoordeel voor de overtreder om zich niet aan de vigerende regelgeving te houden kan derhalve uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd worden op euro. Dit bedrag wordt conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming opgelegd. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. 12

13 V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. In haar eerste middel werpt de verzoekende partij een schending op van artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: DABM), van artikel 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de formele motivering van bestuurshandelingen (hierna: de Motiveringswet) en van het motiverings-, rechtszekerheids-, zorgvuldigheids- en gelijkheidsbeginsel als algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De verzoekende partij betwist dat de haar ten laste gelegde feiten haar kunnen toegerekend worden omdat uit de bestreden beslissing het bestaan van het moreel bestanddeel van de weerhouden milieumisdrijven niet blijkt of minstens niet afdoende gemotiveerd is. Voorts stelt de verzoekende partij dat zij wel vergund was sedert 1999 voor het verbranden van onbehandeld houtafval of daarmee vergelijkbaar houtafval (rubriek bijlage I VLAREM I). Zij verwijst hierbij naar een studie van VITO in verband met de best beschikbare technieken. Zij stelt dat in de nieuwe milieuvergunningsaanvraag in 2010 door het begeleidend studiebureau een materiële vergissing is gebeurd. Het milieustudiebureau heeft klaarblijkelijk over het hoofd gezien dat rubriek van bijlage I van VLAREM I gewijzigd was en dat MDF en spaanderplaten in een andere rubriek waren terecht gekomen. De vergunningverlenende overheid noch de adviesinstanties hebben deze vergissing opgemerkt, hoewel de feitelijke situatie sinds 1999 onveranderd was gebleven. Volgens de verzoekende partij is er geen sprake van opzet noch van een gebrek aan voorzorg. De verzoekende partij meent dat minstens bij het bepalen van de hoogte van de boete met deze gegevens rekening had moeten worden gehouden, zodat de opgelegde bestuurlijke geldboete volgens de verzoekende partij onwettig is. De verzoekende partij vraagt om dit onderdeel van de bestuurlijke geldboete kwijt te schelden, minstens deze ernstig te verminderen. Betreffende de meetverplichtingen stipt de verzoekende partij aan dat het houtafval in 2011 wel degelijk werd gecontroleerd, en dat voorheen de milieu-inspectie jaarlijks zelf een monster kwam nemen. De bestreden beslissing is volgens de verzoekende partij onwettig omdat hierin geen motivering gevonden kan worden betreffende het moreel element van dit milieumisdrijf zodat dit onderdeel van de boete dient kwijtgescholden te worden, minstens ernstig moet worden verminderd. Betreffende de stofuitstoot verwijst de verzoekende partij naar de meting uit 2013 waarbij geen overschrijding van de emissienorm voor stof kon worden vastgesteld. Aangezien de stookinstallatie volgens de verzoekende partij slechts een zestal maanden per jaar wordt gebruikt, zijnde van ongeveer oktober tot maart, en deze in tussentijd wordt schoongemaakt, kan er dus maximaal een tweetal maanden een probleem geweest zijn. De verzoekende partij stipt voorts de technische werking van de installatie aan en duidt op het gegeven dat tijdens de werking de installatie niet geopend kan worden, zodat de inbreuk volgens de verzoekende partij onvermijdbaar was en haar geen gebrek aan voorzorg of onzorgvuldigheid verweten kan worden. Een bonus pater familias had niet anders kunnen optreden dan de verzoekende partij, aangezien tussentijdse technische controles tijdens de werking van de installatie niet mogelijk zijn. Het moreel element van dit milieumisdrijf ontbreekt. 13

14 De verzoekende partij betoogt tenslotte dat het aandeel van de verschillende inbreuken niet afzonderlijk wordt besproken en de gewestelijke entiteit op grond van eenheid van opzet tot één bestuurlijke geldboete is gekomen. Dit heeft tot gevolg dat de in het verzoekschrift opgeworpen onwettigheden er toe leiden dat de bestuurlijke geldboete dient kwijtgescholden te worden, minstens sterk moet worden verminderd. 2. De verwerende partij leidt uit het verzoekschrift af dat de verzoekende partij niet betwist de overtreder te zijn in de zin van artikel , eerste lid DABM en evenmin betwisting voert omtrent het materieel bestanddeel van de beboete milieumisdrijven. Noch de eertijdse milieuvergunning uit 1999, noch de materiële vergissing in de nieuwe milieuvergunningsaanvraag van 2010 kunnen volgens haar beschouwd worden als overmacht of dwaling. De verzoekende partij is verantwoordelijk voor haar bedrijfseigen beslissingen. De verbranding van onbehandeld hout en houtafval hiermee vergelijkbaar waarvoor in 1999 een vergunning werd verleend, is volgens de verwerende partij niet gelijk te stellen met de verbranding voor onbehandeld houtafval, waarvoor de verzoekende partij in 2010 (op proef) en in 2011 (voor twintig jaar) werd vergund. Voorts stipt de verwerende partij aan dat het niet aan de adviserende of vergunningverlenende overheden toekomt om materiële vergissingen in een milieuvergunningsaanvraag te verbeteren. Voor zover het bestaan van opzet in twijfel getrokken kan worden, meent de verwerende partij dat, gelet op het professionele karakter van de verzoekende partij en diens jarenlange ervaring, minstens besloten kan worden tot een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. De verwerende partij stelt dat uit het dossier, en meer specifiek de reeds door de verzoekende partij uitgevoerde en meegedeelde meetresultaten, blijkt dat zij op de hoogte was van de jaarlijkse en tweejaarlijkse meetverplichtingen. De verwerende partij betoogt dan ook dat voor dit milieumisdrijf er geen onduidelijkheid kan zijn omtrent de toerekenbaarheid aan de verzoekende partij. De stelling van de verzoekende partij dat zij tijdens de werking van de verbrandingsinstallatie in de onmogelijkheid verkeerde om een technisch defect vast te stellen, kan volgens de verwerende partij geen overmacht uitmaken. De onmogelijkheid om tijdens de werking van de verbrandingsoven, dus gedurende meerdere maanden, een technisch defect dat een overschrijding voor de emissienorm voor stof met een factor van 4,5 veroorzaakt, duidt volgens de verwerende partij ondubbelzinnig op een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. De schuld kan niet doorgeschoven worden naar de fabrikant. Het is de verantwoordelijkheid van de verzoekende partij om zelf na te gaan in hoeverre essentiële disfuncties tijdig kunnen worden opgespoord en geremedieerd. Een verwijzing naar het bonus pater familias -beginsel is onvoldoende om het bewijs van rechtsdwaling te leveren. De verwerende partij stelt dat het aandeel van de onderscheiden milieumisdrijven in de bestreden beslissing niet moet gemotiveerd worden omdat dit niet decretaal is voorgeschreven. Evenmin toont de verzoekende partij enige belangenschade aan. De verwerende partij meent dat zij in casu elk milieumisdrijf afzonderlijk en afdoende heeft gemotiveerd zowel met betrekking tot de feitelijke overwegingen als de juridische grondslag. De verwerende partij oordeelt binnen haar discretionaire beoordelingsbevoegdheid niet onrechtmatig door voor alle misdrijven samen één geldboete op te leggen. 14

15 De verwerende partij wijst erop dat in de bestreden beslissing (punt 4.2.3), bij de bepaling van de hoogte van de geldboete, rekening is gehouden met het feit dat de verzoekende partij de aanmaning van 18 april 2014 correct heeft opgevolgd, zodat er geen aanleiding bestaat om de bestuurlijke geldboete bijkomend te verminderen of kwijt te schelden. Ten slotte betoogt de verwerende partij dat in het verzoekschrift op geen enkele wijze uitgelegd wordt in welke mate het gelijkheidsbeginsel geschonden is. 3. In haar wederantwoordnota stelt de verzoekende partij dat de vergunning van 25 maart 1999 betreffende de verbranding van niet-verontreinigd onbehandeld houtafval krachtens artikel 19 van het Milieuvergunningsdecreet geldig bleef, ook al gaat de inrichting ingevolge de wijziging van de indelingslijst over naar een andere klasse. A fortiori geldt dit, volgens de verzoekende partij, voor een inrichting die eerder onder een andere rubriek was ingedeeld. De wijzigingsaanvraag uit 2009 had volgens de verzoekende partij geen betrekking op de verbrandingseenheid zodat deze vergund bleef onder de vergunning uit Mede gelet op het gegeven dat in 2014 een aangepaste vergunning is verleend, is het misdrijf van niet-vergunning niet bewezen. De verzoekende partij stelt dat er in 2011 daadwerkelijk een meting heeft plaatsgevonden. Het incident was bovendien eenmalig, zoals trouwens blijkt uit de motivering opgenomen in de bestreden beslissing omtrent het waarderingscriterium frequentie. De verzoekende partij herhaalt dat er geen motivering werd opgenomen in de bestreden beslissing omtrent het moreel element, hetgeen door de discretionaire bevoegdheid in hoofde van de verwerende partij niet rechtgezet kan worden. Met betrekking tot de controles tijdens de werking van de verbrandingsinstallatie volhardt de verzoekende partij in haar reeds eerder uiteengezet standpunt. Zij meent dat het standpunt van de verwerende partij neerkomt op een objectieve aansprakelijkheid, hetgeen in casu niet het geval is. Voorts voert zij aan dat de verbrandingsinstallatie wel beschikt over een monitoringssysteem, maar een fysieke controle van de elementen tijdens de werking niet mogelijk is. Aangezien de verzoekende partij haar controleresultaten heeft meegedeeld aan de verwerende partij, kan niet ontkend worden dat er door haar gecontroleerd wordt. De vereisten die de verwerende partij stelt inzake de monitoring zijn volgens de verzoekende partij in de praktijk niet mogelijk. In die zin is er sprake van overmacht. De verzoekende partij verwijst naar rechtspraak van het College om haar stelling te ondersteunen dat de bestreden beslissing had moeten motiveren in hoeverre elk van de drie onderdelen heeft bijgedragen tot de strafmaat. 4. De verwerende partij geeft aan dat de stelling die voor het eerst in de wederantwoordnota door de verzoekende partij naar voor wordt geschoven, met name dat de rubriek niet gevaarlijk behandeld houtafval in 1999 nog niet bestond en toen als geverfd, gelakt of veredeld hout werd beschouwd, een nieuw middel is en bijgevolg niet ontvankelijk is. Voorts betwist de verwerende partij de rechtskracht van de aangehaalde studie van het VITO. Zij benadrukt dat de verzoekende partij niet over de nodige vergunning beschikt sinds de gewijzigde indeling. De verwerende partij treedt de stelling niet bij dat MDF en spaanplaten niet kunnen beschouwd worden als behandeld hout. Bij zowel MDF als spaanplaten wordt lijm toegevoegd, zodat dit hout wel behandeld is. 15

16 De verwerende partij herhaalt dat een excelbestand met meetresultaten geen bewijs vormt voor de beweerde meting uit Het niet uitvoeren van verplichte metingen, waarvan zo blijkt uit het administratief dossier dat de verzoekende partij op de hoogte was, vormt volgens de verwerende partij wel een objectieve strafbaarstelling. Het moreel element kan volgens haar overigens niet ter discussie staan aangezien de verzoekende partij op de hoogte was van de op haar rustende verplichting. Wat betreft de overschrijding van de emissienormen voor stof stelt de verwerende partij dat de verzoekende partij haar schuld niet kan doorschuiven naar de fabrikant aangezien de plicht bij haarzelf ligt om disfuncties op te sporen en te remediëren. De verwerende partij voert voorts aan dat het geciteerde arrest van het College niet geëxtrapoleerd kan worden in casu omdat de respectievelijke schendingen qua aard en ernst niet vergelijkbaar zijn. De verwerende partij besluit dat de bestreden beslissing afdoende gemotiveerd is. Beoordeling door het College 1. Op het ogenblik van de toekenning van de milieuvergunning op 25 maart 1999 wordt houtafval volgens rubriek bijlage 1 VLAREM I als volgt ingedeeld: , a): onbehandeld houtafval en ermee vergelijkbaar , b): niet gevaarlijk behandeld houtafval.(eigen markering) Op het ogenblik van de toekenning va n de nieuwe milieuvergunning op 27 oktober 2011 wordt houtafval ingedeeld als volgt: , a) 1 onbehandeld houtafval , a) 2 niet verontreinigd behandeld houtafval (eigen markering) , b) verontreinigd behandeld houtafval De studie van het VITO, waar de verzoekende partij naar verwijst, maakt nog het onderscheid, zoals van toepassing op 25 maart 1999, tussen onbehandeld en daarmee vergelijkbaar houtafval en niet-gevaarlijk behandeld houtafval. Dit onderscheid was evenwel niet meer van toepassing op 27 oktober 2011 door de wijziging van de rubriekindeling sedert 3 februari Bij nazicht van de tekst blijkt overigens dat de door de verzoekende partij bijgebrachte VITO-studie dateert van 2001, dus voorafgaand aan de wijziging van de VLAREM I-rubriek. Los van de vraag of aan deze studie enige rechtskracht kan worden toegekend, is de door de verzoekende partij geciteerde VITO-studie bijgevolg niet relevant. Sedert 3 februari 2004, zoals behouden in de latere wijzigingen, wordt bij de categorie onbehandeld houtafval niet meer toegevoegd en daarmee vergelijkbaar. Het is bijgevolg duidelijk dat sedert deze datum spaanplaten, die gelijmd worden, niet tot deze categorie behoren en vallen onder de tweede categorie ( niet-verontreinigd behandeld houtafval ). Bijgevolg kan de visie van de verzoekende partij niet bijgetreden worden waar zij meent dat zij op datum van de vastgestelde feiten nog over een rechtsgeldige vergunning beschikte voor de verbranding van de door haar verwerkte spaanplaten. Minstens had de verzoekende partij bij gelegenheid van de nieuwe aanvraag ingediend in 2011 de aanvraag moeten indienen volgens de op dat ogenblik geldende regelgeving. Het behoort bovendien de aanvrager toe de exploitatie waarvoor een vergunning wordt aangevraagd in haar volledigheid te beschrijven. Het louter gegeven dat zij hiervoor beroep doet op een begeleidend studiebureau, ontheft haar niet van haar eigen aansprakelijkheid. 16

17 Overeenkomstig artikel 43, 1 VLAREM I is elke exploitant verplicht de voor de inrichting geldende algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven. Zij is verantwoordelijk voor de keuze van eventuele experten waarop zij beroep doet en de gebeurlijk door deze experten begane fouten of nalatigheden kunnen haar toegerekend worden. De bewering dat ook de vergunningverlenende instanties de beweerde vergissing niet hebben opgemerkt, doet hieraan geen afbreuk. De gewestelijke entiteit merkt in de bestreden beslissing terecht op dat een milieuvergunning wordt verleend op basis van de milieuvergunningsaanvraag. Als de exploitatie niet overeenstemt met de verleende milieuvergunning is dit de uitsluitende verantwoordelijkheid van diegene die of voor wiens rekening de aanvraag wordt ingediend. Hiermede blijkt tevens dat de gewestelijke entiteit het moreel bestanddeel van het weerhouden milieumisdrijf afdoende heeft gemotiveerd in de zin van artikel DABM. 2. Artikel , 1, 1 VLAREM II bepaalt dat de concentratie van dioxines en furanen voor installaties met een nominaal of thermisch vermogen kleiner of gelijk aan 5MW ten minste tweejaarlijks wordt gemeten ingeval van stook met niet-verontreinigd behandeld houtafval. De niet-naleving van de verplichte metingen wordt door de verzoekende partij niet betwist, minstens blijkt dit niet uit haar verzoekschrift. Evenwel is voormeld artikel ingevoerd door het besluit van 7 juni 2013 van de Vlaamse regering (B.S. 10 september 2013) en in werking getreden op 20 september Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat voor de wijziging in 2013 een gelijkaardige plicht gold in hoofde van de verzoekende partij en in welke mate de verzoekende partij hieraan is tekort geschoten. Vermits niet betwist wordt dat een rechtsgeldige monstername is gebeurd in 2014, toont de verwerende partij op het eerste gezicht geen inbreuk aan op de jaarlijkse monsternameplicht, die gold sedert september 2013, althans blijkt zulks niet uit de bestreden beslissing. Het College heropent de debatten teneinde partijen toe te laten hieromtrent standpunt in te nemen. 3. Artikel 5.2.3bis.4.8, 2, 1 VLAREM II bepaalt dat een jaarlijkse bemonstering en analyse dient plaats te vinden op het te verbranden behandeld houtafval. Het College merkt evenwel ambtshalve op dat artikel 5.2.3bis.4.8, 2, 1 VLAREM II pas ingevoerd werd door artikel 118 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 juni 2013 (B.S. 10 september 2013) en in werking is getreden op 20 september Vermits niet betwist wordt dat een rechtsgeldige monstername is gebeurd in 2014, toont de verwerende partij op het eerste gezicht geen inbreuk aan op de jaarlijkse monsternameplicht, die gold sedert september 2013, althans blijkt zulks niet uit de bestreden beslissing. Het College heropent de debatten teneinde partijen toe te laten hieromtrent standpunt in te nemen. 3. Overeenkomstig artikel VLAREM II mag de emissie van stof niet hoger zijn dan 225 mg/nm 3. Het wordt niet betwist dat uit de emissiemeting van 4 februari 2014 blijkt dat de emissienorm ruim werd overschreden. De verzoekende partij betwist zulks niet, doch lijkt te stellen dat de aard van haar verbrandingsinstallatie niet toelaat om het nadien vastgesteld defect tijdens de werking vast te stellen, waaruit zij meent af te leiden dat er een technische onmogelijkheid tot tussentijds nazicht was en zij geacht moet worden zich in een toestand van overmacht te hebben bevonden. 17

18 Deze stelling wordt niet bijgetreden. De verzoekende partij is, als exploitant, verantwoordelijk voor de goede werking van haar installaties en dient alle voorzorgsmaatregelen te nemen om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of te beperken. Zij dient er bijgevolg op toe te zien dat eventuele defecten of storingen zo snel mogelijk kunnen opgespoord worden. De beweerde onmogelijkheid om gedurende de werking van de verbrandingsoven een technisch defect vast te stellen, waardoor gedurende maanden stofuitstoot ver boven de emissienorm mogelijk is, bewijst op zich reeds, voor zover de bewering correct is, dat de verzoekende partij haar installaties technisch onvoldoende heeft uitgerust en aldus niet alle nodige voorzorgsmaatregelen ter beperking of voorkoming van milieuhinder heeft genomen. Anders dan de verzoekende partij voorhoudt, bevat de bestreden beslissing onder de hoofding ernst van de feiten wel degelijk een afdoende motivering inzake het moreel bestanddeel van het ten laste gelegde misdrijf. De gewestelijke entiteit verwijst naar de verplichting voor elke exploitant om in het kader van de zelfcontroleplicht de luchtemissieresultaten van zijn verbrandingsinstallatie op te volgen omwille van de potentiële negatieve effecten op mens en milieu. Hiermede verwijst de gewestelijke entiteit naar de algemene plicht tot voorzorg die vervat ligt in artikel 22 Milieuvergunningsdecreet en artikel 43 VLAREM I, naar welke artikelen ook in de bestreden beslissing als geschonden geachte artikelen wordt verwezen. 4. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , tweede lid DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het College zal bij haar toezicht nagaan of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van de geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij zal met name nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. De bestreden beslissing moet op controleerbare wijze, aan de hand van een concrete, precieze en pertinente motivering, doen blijken dat de gewestelijke entiteit bij het bepalen van het boetebedrag daadwerkelijk rekening hield met de criteria in de hoger geciteerde artikelen en DABM. Op die manier kan verzoekende partij als adressaat van de boete met kennis van zaken tegen de boetebeslissing opkomen, en kan het College haar legaliteitstoets naar behoren vervullen. Het louter gegeven dat slechts één globale boete is opgelegd zonder tarifering van elk misdrijf afzonderlijk, houdt op zich geen schending in van de motiveringsplicht, gelet op de beleidsmarge waarover de gewestelijke entiteit beschikt bij toepassing van artikel , tweede lid DABM. Deze werkwijze is aanvaardbaar voor zover: - alle ten laste gelegde misdrijven bewezen zijn gebleven en een voldoende onderlinge samenhang vertonen; - de bestreden beslissing de decretale waarderingscriteria van artikel DABM op afdoende wijze concretiseert en motiveert, zodat het College in het kader van de hem opgedragen legaliteitstoets kan nagaan of de gewestelijke entiteit bij de begroting van de bestuurlijke boete binnen het decretaal waarderingskader is gebleven en of de opgelegde boete conform artikel DABM in een redelijke verhouding staat tot de samengevoegde diverse milieumisdrijven. In het licht van de bevolen heropening van de debatten wordt de beoordeling van dit middelonderdeel vooralsnog aangehouden. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 18

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0032 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0049-M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0070 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0049/M Verzoekende partij de nv DECRUY vertegenwoordigd door advocaat Jo GOETHALS met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Wijzigingen emissienormen

Wijzigingen emissienormen Inleiding Vlaremtrein Wijzigingen emissienormen Een overzicht door Brenda Mariën publicatie in BS: 7 januari 009 in werking op maart 009 wijzigingen Verschillende rubrieken Vergunningsvoorwaarden: o.a.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0147 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0064/M/0052 In zake: de bvba VAN GAEVEREN PALETTEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Guy VAN DEN BRANDEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0154 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0095/M/0079 In zake: de nv ANINCO vertegenwoordigd door: advocaat Wim MERTENS kantoor houdende te 3580 Beringen,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST nr. MHHC/M/1516/0126 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry Hendrickx

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0071 van 10 maart 2016 in de zaak 14/MHHC/55-M In zake :... bijgestaan en vertegenwoordigd door : advocaat Mario DEKETELAERE met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties Nieuwsbrief MilieuTechnologie, maart 1995 (Kluwer, jaargang 2, nummer 3) Jan Gruwez, TREVI nv Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties In de context van VLAREM II worden industriële inrichtingen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0020 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0009/M Verzoekende partij de nv DE COENE PRODUCTS vertegenwoordigd door de heren Bart

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0061 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Jan VAN DER BORGT vertegenwoordigd door advocaat Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 30 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0089 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0052/M Verzoekende partij de nv ANECA SERVICES vertegenwoordigd door advocaat Peter DE SMEDT,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0085 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0038/M Verzoekende partij de bvba DENDAUW ELS vertegenwoordigd door advocaat Koen VAN WYNSBERGE,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 18 september 2018 met nummer HHC/M/1819/0005 in de zaak met rolnummer 1718-MHHC-0017-M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba BALDEWIJNS & Co, met zetel te 3511

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0062 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0027/M Verzoekende partij de bvba DUMOULIN BRICKS vertegenwoordigd door advocaat Isabel

Nadere informatie

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES p.1/5 AFDELING 5.43.3. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES Art. 5.43.3.1. 1. In afwijking van de algemene emissiegrenswaarden, bepaald in hoofdstuk 4.4, moeten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0074 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0037/M Verzoekende partij de nv ASWEBO vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en Charlotte

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/99-VK van 27 november 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Louis CHRISTOFFELS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/25-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de NV [ ], met maatschappelijke zetel te [ voor en namens wie optreedt mr. Steven VAN GEETERUYEN, advocaat, met kantoor

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 april 2018 met nummer HHC/M/1718/0087 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0003/M Verzoekende partij de nv DE BRANDT, met zetel te 9200 Dendermonde, Sint- Ursmarusstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 24 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0026 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0064/M Verzoekende partij de nv MAGAZIJNEN HENDRICKX en ZONEN vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0080 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0124/M Verzoekende partij de bvba KEYSERS GRAAF- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0058 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0018/M Verzoekende partij de bvba TEXTIEL PLUS, met zetel te 9280 Lebbeke, Brusselsesteenweg

Nadere informatie

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne Bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen Bijlage 1.2.2bis bij het

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 januari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0053 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0051/M Verzoekende partij de nv STILLEMANS vertegenwoordigd door advocaat Thomas EYSKENS

Nadere informatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN. Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /gvda. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties BIJLAGE V Technische bepalingen inzake stookinstallaties Deel 1 Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties 1. Alle emissiegrenswaarden worden berekend bij een temperatuur

Nadere informatie