MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 24 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0026 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0064/M Verzoekende partij de nv MAGAZIJNEN HENDRICKX en ZONEN vertegenwoordigd door advocaat Frank JANSSEN, met woonplaatskeuze op het kantoor te 2230 Herselt, Aarschotsesteenweg 7 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaten Jan BERGE en Kristien VANDERHEIDEN, met woonplaatskeuze op het kantoor te 3000 Leuven, Naamsestraat 165 I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 18 januari 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 21 december 2015, gekend onder nummer 14/AMMC/852-M/AVR/JC. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (1.048 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) en een exclusieve bestuurlijke geldboete van euro (296 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM), wegens schending van de artikelen 4, 1 en 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet), van de artikelen 5, 1 en 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: Vlarem I), en van de artikelen en , 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: Vlarem II). Aan verzoekende partij wordt verweten dat zij niet beschikte over de vereiste milieuvergunning voor de opgeslagen hoeveelheid gevaarlijke producten in haar inrichting, die de hoge Sevesodrempels overschreed, dat de veiligheidsinformatiebladen niet konden worden voorgelegd en minstens één magazijnmedewerker niet op de hoogte was van de risico s van de aanwezige gevaarlijke producten, en dat het register van gevaarlijke stoffen niet onmiddellijk kon worden voorgelegd en het niet mogelijk was om aan de hand van dit register op elk ogenblik de in de inrichting aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1. 1

2 Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. Verwerende partij dient een laatste nota in. 2. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 22 december Advocaat Frank JANSSEN voert het woord voor verzoekende partij. Advocaat Kristien VANDERHEIDEN voert het woord voor verwerende partij. 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Verzoekende partij exploiteert een logistiek bedrijf, en doet in dit kader opslag en transport van gevaarlijke en niet-gevaarlijke stoffen. Zij beschikt hiertoe over een milieuvergunning klasse 1 van de deputatie van de provincie Antwerpen van 17 oktober 2013 voor onder meer de opslag van 130,6 ton milieugevaarlijke stoffen, waarin volgende relevante overwegingen zijn opgenomen: Gelet op het gunstig advies van het college van burgemeester en schepenen van Westerlo ; op volgende elementen uit dit advies: 8. Het advies van de intercommunale milieudienst omvat volgende elementen: f) De aard van de activiteiten (op- en overslag) maakt dat de hoeveelheden en de verhoudingen van de opgeslagen producten kunnen wijzigen. Toch dient de exploitant erop toe te zien dat de veiligheidsafstanden te allen tijde gerespecteerd worden en de maximale hoeveelheden niet worden overschreden. Het lijkt aangewezen dat de exploitant de aanwezige hoeveelheden i.f.v. de gevaareigenschappen voldoende opvolgt teneinde de maximale hoeveelheden en tevens de Seveso-drempels niet te overschrijden. Gelet op het gunstig advies van Afdeling Milieuvergunningen; op volgende elementen uit dit advies: 15. De opslag blijft onder de drempels om ingedeeld te worden als Seveso-inrichting 2. Op 13 januari 2014 wordt door twee toezichthouders bij de afdeling Milieu-inspectie (hierna verbalisant) ambtshalve het volgende vastgesteld: Vaststellingen tijdens de controle van 13/01/2014 Overschrijding drempelwaarden toepassingsgebied van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (verder kortweg samenwerkingsakkoord of SWA) Zowel tijdens de controle, als op basis van het register van gevaarlijke stoffen, wordt vastgesteld dat het bedrijf te beschouwen is als een zogenaamde Seveso-inrichting, die onder het toepassingsgebied van voormeld samenwerkingsakkoord valt. De hoge drempel voor stoffen die zeer toxisch zijn voor het aquatisch milieu (risicozin R50), wordt overschreden. Het betreft dus een zogenaamde hoge drempelinrichting. 2

3 Er is geen kennisgeving ingediend zoals vereist door artikel 8 van het SWA. Er is geen veiligheidsrapport opgesteld zoals vereist door artikel 12 van het SWA. Register van gevaarlijke stoffen - Vlarem II Het register van gevaarlijke stoffen kan op moment van de controle niet getoond worden.. Het register wordt twee dagen later (d.d. 15/01/2014) aan de afdeling Milieu-inspectie bezorgd (zie bijlage 2). Volgens art moet het register van gevaarlijke stoffen ter beschikking worden gehouden van de toezichthouder. Uit een vergelijking van de informatie in het register van gevaarlijke stoffen en de informatie verzameld tijdens de rondgang, kan gesteld worden dat het register de werkelijke situatie niet volledig correct weergeeft. Informatie aan de werknemers - Vlarem II De veiligheidsinformatiebladen kunnen niet voorgelegd worden. Er wordt bovendien vastgesteld dat minstens één van de magazijnmedewerkers niet op de hoogte is van de risico's van de aanwezige gevaarlijke stoffen. Overschrijding vergunde hoeveelheden - Milieuvergunningendecreet en Vlarem I In de milieuvergunning is rubriek 17.2 (Seveso-inrichtingen) niet opgenomen. Bovendien is het bedrijf slechts vergund voor de opslag van 130,6 ton milieugevaarlijke stoffen. Een kopie van de milieuvergunning is opgenomen in bijlage 1. Bijkomende informatie d.d. 20/01/2014 Naar aanleiding van de inspectie d.d. 13/01/2014 laat het bedrijf de afdeling Milieu-inspectie weten: dat zo vlug mogelijk een milieucoördinator zal aangesteld worden; dat er samen met de milieucoördinator zal nagegaan warden of het opportuun is voor het bedrijf om al dan niet gevaarlijke stoffen op te slaan in hoeveelheden boven de lage drempel van het samenwerkingsakkoord. Desgevallend zal een aanpassing aan de milieuvergunning aangevraagd worden; alle maatregelen te nemen om de vergunningsvoorwaarden te respecteren de personeelsleden bijkomende opleiding te geven m.b.t. de aanwezige gevaarlijke stoffen. Tijdens een eerste vergadering werd reeds aandacht besteed aan de gevaareigenschappen van nikkelsulfaat. Prioritair karakter van het misdrijf Algemene criteria: Het milieumisdrijven brengt een belangrijk vermogensvoordeel met zich mee voor de overtreder of exploitant. De noodzakelijke voorafgaande overheidsmachtiging (vergunning, erkenning) ontbreekt voor het exploiteren van een inrichting of het uitoefenen van een activiteit, zonder dat er een (begin van) regularisatie is. Milieuhygiëne: Milieumisdrijven die gebeuren in het kader van activiteiten waaraan een hoog risico verbonden is voor de omgeving (o.a. inrichtingen die werken met aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen). Bijkomende informatie Vermogensvoordeel Een hogedrempelbedrijf moet voorafgaand aan de milieuvergunningsaanvraag een omgevingsveiligheidsrapport opstellen. Dit rapport moet opgesteld worden door een erkende VR-deskundige. Door het niet opstellen, van dergelijk veiligheidsrapport, worden de kosten van hiervan uitgespaard. 3

4 Hogedrempelbedrijven betalen Sevesoheffingen, afhankelijk van de categorie waarin het bedrijf wordt ingedeeld. Magazijnen met gevaarlijke producten zoals aangetroffen in dit bedrijf, worden over het algemeen ingedeeld in de laagste categorie. De jaarlijkse heffing bedraagt ongeveer euro. Door zich niet kenbaar te maken als Seveso-inrichting, worden deze kosten uitgespaard. Deze vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr. TU64.H van 20 januari 2014, dat wordt gesloten op 23 januari 2014 en op dezelfde datum per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het parket wordt verzonden. 3. In navolging van deze vaststellingen maakt verzoekende partij per mail van 15 januari 2014 het register van gevaarlijke stoffen over, in de rand waarvan zij het volgende overweegt: In bijlage stuur ik u het register van gevaarlijke stoffen door. Hier kan u zien dat wij boven de toegelaten hoeveelheid van de klasse 9i zitten. Dit is een momentopname want die producten gaan op regelmatige basis buiten zodat de opgeslagen hoeveelheid sterk zakt. Ik heb de directie al enkele keren er op gewezen dat wij soms ver boven de toegelaten hoeveelheid zitten. Zij zien onze firma, gezien de slechte economische toestand, genoodzaakt om soms van deze producten teveel op te slaan. Anders spelen ze hun klant kwijt en hebben ze ook minder transportopdrachten voor hen. Per schrijven van 20 januari 2014 deelt verzoekende partij aan de verbalisant nog (onder meer) het volgende mee: Hieruit blijkt dat wij in onze magazijnen te veel gevaarlijke goederen opslaan en wij zelfs boven de hoge Seveso-drempel uitkomen. Zoals u weet hebben we onlangs onze milieuvergunning nog laten aanpassen aan de veranderende situaties in onze magazijnen, waaronder ook de opslag van deze gevaarlijke producten. Toen hadden wij de keuze gemaakt om, voorlopig, onder de Seveso drempels te blijven. Nu blijkt dat onze klanten steeds meer van deze producten bij ons willen opslaan, heb ik al vaker de directie hierover aangesproken, maar er werd tot op heden nog geen beslissing door hen genomen. De directie handelt vooral uit economische overwegingen zonder de verdere gevolgen ernstig af te wegen. 4. Per schrijven van 23 januari 2014 wordt verzoekende partij naar aanleiding van de betreffende vaststellingen door de afdeling Milieu-inspectie gewezen op de vastgestelde inbreuken, en wordt zij (op basis van artikel DABM en artikel 29 van het Samenwerkingsakkoord ter preventie van zware ongevallen) aangemaand om de nodige maatregelen te nemen. Ten eerste dient zij tegen uiterlijk 1 maart 2014 te beschikken over een correct register van gevaarlijke afvalstoffen, en te zorgen dat alle werknemers voldoende opleiding krijgen met betrekking tot de risico s van de aanwezige gevaarlijke stoffen en dat de informatie met betrekking tot de gevaarlijke stoffen 4

5 steeds toegankelijk is. Ten tweede dient zij onmiddellijk het nodige te doen om ervoor te zorgen dat de opgeslagen hoeveelheden de vergunde hoeveelheden niet overschrijden. Ten derde dient zij de verbalisant tegen uiterlijk 15 februari 2014 in kennis te stellen van de beslissingen die zij heeft genomen naar aanleiding van de vaststelling dat het bedrijf de hoge drempel conform bijlage 1 van het Samenwerkingsakkoord ter preventie van zware ongevallen overschrijdt, met name of haar bedrijf al dan niet een Seveso-inrichting wordt. In antwoord hierop deelt verzoekende partij in een schrijven aan de verbalisant van 10 maart 2014 (onder meer) het volgende mee: Na overleg met onze externe milieucoördinator en rekening houdend met de grote vraag van onze klanten om zulke goederen op te slaan zijn we gestart met de voorbereidingen om één van onze magazijnsites in orde te brengen voor het aanvragen van een hoge drempel Seveso-vergunning. Er zijn al goederen weggehaald uit onze magazijnen maar we zitten nog boven onze vergunde toestand. Wij gaan bijgevolg onze klanten contacteren en op de hoogt brengen van onze intenties. Ook gaan wij vragen om geen producten meer aan te leveren tot we Seveso vergund zijn. Op die manier gaat de totale voorraad milieugevaarlijke goederen geleidelijk verminderen en hopen we snel onder de vergunde toestand te komen. Ondertussen gaan we onze vergunningsaanvraag concreet maken en kunnen we die snel indienen bij de bevoegde instanties. 5. Op 20 mei 2014 wordt (de preventie-adviseur van) verzoekende partij op vraag van het parket verhoord naar aanleiding van voormelde vaststellingen, waarbij hij het volgende verklaart: Aangaande de feiten kan ik u melden dat de firma Hendrickx en Zonen twee vestigingen heeft. Eén ervan is gelegen te Fabriekstraat 17 te Westerlo. Hier is een magazijn ondergebracht en dient dus als opslagplaats. Alle soorten goederen worden hier opgeslagen waaronder ook een aantal milieugevaarlijke goederen. De andere vestiging is gelegen te Industriepark 35 te 2235 Huishout. Hier gebeurt ook opslag van dezelfde goederen. De milieugevaarlijke producten verdelen wij onder deze 2 vestigingen zodat wij niet onder de SEVESO-richtlijnen zouden vallen. Omdat het in de transportsector momenteel niet zo goed gaat, hebben we, zonder stil te staan bij de gevolgen, de commerciële kant de bovenhand laten halen. Sommige klanten vroegen op een bepaald moment om een hoeveelheid milieugevaarlijke producten te mogen stokkeren, terwijl er d een hoeveelheid milieugevaarlijke goederen aanwezig was. De bedrijfsleiding gaf toestemming aangaande deze stokkages, juist omdat het in de transportsector niet zo goed gaat. Het gaat dus om een combinatie opslag en transport. Als we die goederen opslaan, staat onze firma later ook in voor het vervoer. Op deze manier is het basistotaal van de bewuste- goederen stilaan gestegen. De bedrijfsleiding wilde bepaalde klanten niet verliezen. Ik overhandig u hierbij een schrijven van 20 januari 2014 aan de Afdeling Milieu-Inspectie waarin ik specifieer hoe de huidige stand van het bedrijf op dat moment was. De milieu-inspectie heeft gevraagd via een aanmaning om tegen 1 maart 2014 een correct register van gevaarlijke stoffen voor te leggen. Hieraan hebben wij onmiddellijk voldaan. 5

6 Men heeft ons ook gevraagd om onmiddellijk maatregelen te treffen om het teveel aan producten te herleiden tot datgene wat onze milieuvergunning toestaat. Hieraan hebben wij niet onmiddellijk kunnen voldoen. Het is moeilijk om dit praktisch te organiseren. De klanten moeten geïnformeerd worden en we moeten magazijnen vinden waar we wel terecht kunnen en die wel vergund zijn. Om deze redenen hebben wij niet onmiddellijk tegemoet kunnen komen aan deze eis. We hebben gekozen voor de zachte afbouw. Wij nemen niets meer binnen en voeren alleen nog uit. Op deze manier zal de hoeveelheid milieugevaarlijke producten stelselmatig afnemen. Op 10 maart 2014 hebben wij dan een brief gestuurd aan de Afdeling Milieu-Inspectie dat de firma besloten heeft te starten met de aanvraag van een SEVESO-vergunning. Ik overhandig u hierbij deze brief Momenteel zijn er nog steeds teveel milieugevaarlijke producten aanwezig. Het is echter wel de bedoeling om zo snel mogelijk voor de afbouw te zorgen. Ik heb ondertussen vernomen dat er op 2 september een eerste SEVESO-controle zal plaatsvinden, omdat wij ondertussen reeds beschouwd worden als SEVESO-bedrijf. Deze verklaring wordt opgenomen in het navolgend proces-verbaal nr /14 van de lokale politie Zuiderkempen van 5 maart 2014, dat wordt gesloten op 20 mei 2014 en op 3 juni 2014 aan het parket wordt verzonden. 6. Op 30 juni 2014 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld, nadat zij eerder op 13 februari 2014 de gewestelijke entiteit in kennis stelde van de verlenging van de beslissingstermijn om zich uit te spreken over de al dan niet strafrechtelijke behandeling van dit milieumisdrijf. 7. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 4 augustus 2014 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Verzoekende partij dient geen schriftelijk verweer in, en vraagt evenmin om te worden gehoord. 8. Per mail van 20 augustus 2015 vraagt de gewestelijke entiteit in het kader van de opmaak van de boetebeslissing nadere informatie aan de verbalisant inzake onder meer de (tijdige) naleving van de aanmaning van 23 januari 2014, inzonderheid of er een aangepaste milieuvergunning werd bekomen. In antwoord hierop maakt de verbalisant per mail van 21 september 2015 de gevraagde informatie over. Hieruit blijkt dat de deputatie van de provincie Antwerpen, naar aanleiding van de aanvraag van verzoekende partij van 20 november 2014, op 4 juni 2015 een milieuvergunning verleende voor onder meer de uitbreiding van de bestaande milieuvergunning klasse 1 met de aanwezigheid van Seveso-stoffen zonder overschrijding van de hoge Seveso-drempels of hoge drempel-sommatieregel (de stoffen zullen nooit gelijktijdig hun maximale hoeveelheid bereiken) (17.2.1), met name max. 190 ton milieugevaarlijke stoffen R50/53 (cat. 9i) en max. 490 ton milieugevaarlijke stoffen R51/53 (cat. 9ii). Voorts blijkt naar aanleiding van de laatste controle 6

7 van het bedrijf op 12 maart 2015 (onder meer) dat wordt voldaan aan de verplichtingen inzake het bijhouden van een register van gevaarlijke stoffen. 9. Op 21 december 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 22 december 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 3. BEOORDELING 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Omtrent de milieumisdrijven Overwegende dat conform artikel 4, 1 van het Milieuvergunningsdecreet en artikel 5, 1 van VLAREM 1 niemand, zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse mag exploiteren of veranderen. Overwegende dat voor industriële activiteiten en opslagplaatsen met risico's van zware ongevallen (de zogenaamde Seveso-inrichtingen) een milieuvergunning klasse 1 voor rubriek 17.2 van bijlage 1 van VLAREM 1 vereist is; dat met name voor de stof 850/53 in bijlage 1, deel 2 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen een lage drempelwaarde van 100 ton en een hoge drempelwaarde van 200 ton is bepaald; dat op basis van de controle op 13 januari 2014 en op basis van het register van gevaarlijke stoffen voor de R50- stoffen de aanwezigheid van een hoeveelheid van 390 ton respectievelijk 427 ton werd vastgesteld; dat derhalve de hoge drempelwaarde was overschreden en een milieuvergunning aanwezig diende te zijn voor een hoge drempelinrichting; dat deze vergunning niet aanwezig was en bovenstaande bepalingen derhalve geschonden zijn. Overwegende dat verbalisant vaststelde dat artikelen 8, 1 en 12, 1 en 2 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen geschonden waren. Overwegende dat artikel 8,1 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen bepaalt dat de exploitant van een nieuwe inrichting de bevoegde coördinerende dienst een kennisgeving zendt uiterlijk op het ogenblik dat de aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning die toelating inhoudt voor de exploitatie van de inrichting of van de wijziging of uitbreiding van een inrichting bedoeld in artikel 4, 3 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen; dat verbalisant vaststelde dat deze kennisgeving niet gebeurd is. Overwegende dat artikel 12, 1 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen bepaalt dat de exploitant van een - conform artikel 3, 1 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen - hoge drempelinrichting een veiligheidsrapport moet indienen; dat artikel 12, 2 van het Samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen bepaalt dat dit voor nieuwe inrichtingen uiterlijk drie maanden voor de inbedrijfsstelling van de inrichting of van de wijziging of uitbreiding van de inrichting aan de coördinerende dienst dient te worden toegezonden; dat werd vastgesteld dat de inrichting de hoge drempel voor stoffen die zeer toxisch (zijn) voor het aquatisch milieu (risicozin R50) had overschreden en er derhalve een wijziging van de inrichting in die zin had plaatsgevonden; dat verbalisant vaststelde dat er geen veiligheidsrapport was opgesteld. Overwegende dat de bevoegdheid tot bestuurlijke beboeting van AMMC krachtens artikel DABM beperkt is tot de op het ogenblik van de vaststellingen in dit artikel opgenomen wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten; dat het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken niet in dit artikel is opgenomen; dat vermoedelijke overtreder in deze beslissing dan ook niet wordt beboet voor een schending van het samenwerkingsakkoord gevaarlijke stoffen. 7

8 Overwegende dat conform artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven; dat ongeacht de verleende vergunning de exploitant steeds de nodige maatregelen treft om schade, hinder, en incidenten en ongevallen die de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloeden, te voorkomen. Overwegende dat conform artikel 43 van VLAREM I de exploitant van een inrichting verplicht is de in de milieuvergunning opgelegde algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven; dat ongeacht de verleende vergunning de exploitant steeds de nodige maatregelen moet treffen om schade en hinder te voorkomen. Overwegende dat artikel , lid 1 en 2 van VLAREM 11 bepaalt dat de personen tewerkgesteld in een inrichting waar de opslag van gevaarlijke producten plaatsvindt op de hoogte dienen te zijn van de aard en de gevaaraspecten van de opgeslagen gevaarlijke producten en van de te nemen maatregelen bij onregelmatigheden; dat de exploitant moet kunnen aantonen dat hij hiertoe de nodige en actuele instructies heeft verstrekt; dat de veiligheidsinformatiebladen niet konden worden voorgelegd aan de verbalisant en dat werd vastgesteld dat minstens één van de magazijnmedewerkers niet op de hoogte was van de risico's van de aanwezige gevaarlijke stoffen; dat bovenstaande bepaling derhalve geschonden is. Overwegende dat bovenstaande bepalingen van het Milieuvergunningsdecreet, VLAREM I en VLAREM II dan ook geschonden zijn. Overwegende dat deze vaststellingen een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel 4, 1 en artikel 22 van Milieuvergunningsdecreet; - artikel 5, 1 en artikel 43 van VLAREM I; - artikelen van VLAREM II. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel , 2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf vaststaat in hoofde van de overtreder Omtrent de milieu-inbreuken Overwegende dat artikel 57 van het Milieuhandhavingsbesluit zegt dat de toezichthouders milieu-inbreuken vaststellen in een verslag van vaststelling; dat de regelgeving dit niet voorschrijft op straffe van nietigheid van het proces-verbaal waarin een milieu-inbreuk wordt geverbaliseerd of op straffe van bevoegdheidsverlies van AMMC om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen; dat de toepasselijke regelgeving nergens stelt dat milieu-inbreuken niet in een proces-verbaal kunnen worden vastgesteld; dat het procesverbaal en de daarna gevolgde procedure die leidt tot voorliggende beslissing minstens evenveel garanties biedt dat de vaststellingen correct zijn gebeurd als bij een verslag van vaststelling. Overwegende dat artikel , 1 van VLAREM II bepaalt dat de exploitant van een in klasse 1 ingedeelde inrichting een register of een alternatieve informatiedrager waarin, per hoofdeigenschap, ten minste de aard en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke producten worden vermeld (register van gevaarlijke stoffen) bijhoudt en dat deze gegevens zo opgeslagen dienen te worden dat het mogelijk is om op elk ogenblik de in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen; dat uit een vergelijking van de informatie in het register van gevaarlijke stoffen en de informatie verzameld tijdens de controle bleek dat het register de werkelijke situatie niet volledig correct weergaf en het derhalve niet mogelijk was om aan de hand van dit register op elk ogenblik de in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen; dat met name voor de R50-8

9 stoffen in het register een hoeveelheid van 390 ton was vermeld, daar waar een hoeveelheid van 427 ton tijdens de controle werd geteld en dat met name voor de oxiderende stoffen in het register een hoeveelheid van 214 ton was vermeld, daar waar een hoeveelheid van 188 ton tijdens de controle werd geteld; dat deze bepaling derhalve geschonden is. Overwegende dat artikel , 2 van VLAREM II bepaalt dat de exploitant van een in klasse 1 ingedeelde inrichting een register of een alternatieve informatiedrager waarin, per hoofdeigenschap, ten minste de aard en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke producten worden vermeld (register van gevaarlijke stoffen) ter plaatse ter beschikking houdt van de toezichthouder en dit gedurende een periode van ten minste 1 maand; dat dit register niet op het moment van controle kon getoond worden aan de toezichthouder, maar pas twee dagen later (op 15 januari 2014) aan haar kon bezorgd worden; dat het register voor gevaarlijke stoffen derhalve niet ter plaatse ter beschikking was voor de toezichthouder en deze bepaling derhalve geschonden is. Overwegende dat bovenstaande bepalingen van VLAREM II dan bok geschonden zijn. Overwegende dat deze vaststellingen een schending uitmaken van volgende regelgeving: artikel , 1 en 2 van VLAREM Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieu-inbreuk conform artikel , 1 DABM waarvoor een exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat de milieu-inbreuk vaststaat in hoofde van de overtreder. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf en met de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf of de milieu-inbreuk is gepleegd of beëindigd de ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe 'strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de overtreder een klasse 1-activiteit exploiteerde (een inrichting voor opslag en transport van gevaarlijke en niet gevaarlijke stoffen) en met name een Sevesoinrichting die de hoge drempel van stoffen die zeer toxisch zijn voor het aquatisch milieu (risicozin R50) (rubriek 17.2 van bijlage 1 van VLAREM I) op het ogenblik van de vaststellingen overschreed; dat dergelijke inrichtingen een hoger potentieel risico op zware ongevallen met zich meebrengen aangezien op de terreinen een bepaalde hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen aanwezig is. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt; dat controle over ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Overwegende dat door het niet naleven van de sectorale milieuvoorwaarden van de onder rubriek 17 ingedeelde inrichtingen, er onvoldoende maatregelen genomen werden om het potentieel risico op verontreiniging tot het minimum te beperken. 9

10 Overwegende dat, overeenkomstig de sectorale voorwaarden voor de opslag van gevaarlijke stoffen opgenomen in artikel , 1 van VLAREM II het opmaken en bijhouden van een volledig en correct register waarin ten minste de aard en de hoeveelheid van de opgeslagen producten worden vermeld, verplicht is; dat door het niet naleven van deze regelgeving het niet mogelijk is om op elk ogenblik de in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen en te kennen; dat overeenkomstig artikel , 2 dit register ter beschikking dient te worden gehouden van de toezichthouder; Overwegende dat overeenkomstig de sectorale voorwaarde voor de opslag van gevaarlijke stoffen opgenomen in artikel lid 1 en 2 van VLAREM II de personen tewerkgesteld in een inrichting waar de opslag van gevaarlijke producten plaatsvindt op de hoogte dienen te zijn van de aard en de gevaaraspecten van de opgeslagen gevaarlijke producten en van de te nemen maatregelen bij onregelmatigheden en dat de exploitant moet kunnen aantonen dat hij hiertoe de nodige en actuele instructies heeft verstrekt; dat vermoedelijke overtreder door het onvoldoende inlichten van zijn personeel zowel mens als leefmilieu blootstelt aan een groter risico op negatieve gevolgen ten gevolge van interacties tussen producten met een verschillende hoofdeigenschap. Overwegende dat overtreder het misdrijf en de inbreuk in professioneel verband heeft gepleegd; dat, door het niet vervullen van voormelde administratieve verplichtingen en het niet naleven van de nodige exploitatievoorwaarden en voorzorgsmaatregelen op het vlak van opslag van gevaarlijke stoffen in het kader van de exploitatie van voormelde inrichting, de concurrentie wordt vervalst ten aanzien van bedrijven die wel de nodige inspanningen leveren om voormelde milieuregels na te leven. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te warden gesanctioneerd met een alternatieve en een exclusieve bestuurlijke geldboete de frequentie Overwegende dat de factor frequentie geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete de omstandigheden Overwegende dat bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; dat overtreder de nodige maatregelen heeft getroffen om de milieuschendingen weg te werken; dat met name: - de overtreder op 20 november 2014 een milieuvergunningsaanvraag bij de deputatie van de provincie Antwerpen indiende voor (onder meer) de indeling als lage drempelinrichting, waarna op 4 juni 2015 deze aanvraag werd vergund; - spoedig een register van gevaarlijke stoffen aanwezig was dat telkens de hoeveelheden van opgeslagen stoffen wijzigen, aangepast wordt; dat deze elementen worden meegenomen als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een lagere geldboete. Overwegende dat blijkt dat er op 17 december 2014 een toolbox gegeven is, waarbij twee van de vier magazijniers aanwezig waren en dat de intentie werd meegedeeld dat de andere twee magazijniers nog een opleiding zouden krijgen tegen eind mei 2015; dat overtreder hiermee inspanningen heeft getroffen om zijn personeel op te leiden en verdere stappen heeft ingepland; dat dit element als verzachtende omstandigheid wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de boete, wat leidt tot een lagere geldboete. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING 10

11 Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij viseert het onderdeel van de bestreden beslissing waarbij uit hoofde van de milieu-inbreuk houdende de schending van artikel , 1 Vlarem II een exclusieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd. Zij stelt vooreerst dat een milieu-inbreuk overeenkomstig artikel 57 Milieuhandhavingsbesluit enkel kan worden vastgesteld in een verslag van vaststelling, en niet zoals in casu in een procesverbaal. Zij stelt dat voormeld artikel, dat zeer duidelijk is en geen ruimte laat voor uitbreiding door interpretatie, als verplicht bewijsmiddel voor milieu-inbreuken ondubbelzinnig een verslag van vaststelling voorschrijft, en meent dat de milieu-inbreuk bij gebreke aan dergelijk verslag niet is bewezen. Zij betwist de argumentatie contra legem van de gewestelijke entiteit, waar deze in het bestreden besluit stelt dat nergens in de toepasselijke regelgeving zou zijn bepaald dat milieu-inbreuken niet in een proces-verbaal zouden kunnen vastgesteld worden, en meent dat deze argumentatie zich inschrijft in de pogingen om bij de voorbereiding van het Milieuhandhavingsbesluit ook aan het verslag van vaststelling bijzondere bewijswaarde toe te kennen, die nadrukkelijk zijn verworpen o.m met de overweging dat vermenging met strafrechtelijke karakteristieken ten allen prijze moet worden vermeden. Zij stelt dat naast het puur en simpel naleven van de wet, de werkelijke inzet de rechten van verdediging is, gelet op de bijzondere bewijswaarde die wordt gehecht aan een proces-verbaal in tegenstelling tot het verslag van vaststelling van art 57 Milieuhandhavingsbesluit. Wat betreft de bewijswaarde van het betreffende aanvankelijk proces-verbaal wijst zij op de vaststelling dat het PV verslag doet van een inspectie die is gebeurd buiten tegenwoordigheid van de preventie-adviseur die binnen die firma verantwoordelijk was voor de opslag van gevaarlijke goederen, terwijl daaruit nergens blijkt dat om zijn aanwezigheid of om de aanwezigheid van een afgevaardigde van de directie is gevraagd, en terwijl het verhoor van de preventie-adviseur slechts 4 maanden later plaatsvond. Verzoekende partij maakt met name nadrukkelijk voorbehoud mbt de telling die door de toezichthouders is gebeurd. Zij merkt op dat de telling van de aanwezige hoeveelheid gevaarlijke stoffen allesbehalve een evidente zaak is, des te meer vermits de verantwoordelijke van het bedrijf niet aanwezig was. Zij stelt dat in het PV compleet elke uitleg ontbreekt over de wijze waarop de Milieu-inspectie deze telling heeft uitgevoerd en de verbalisanten op geen enkele manier hebben gepreciseerd hoe zij te werk zijn gegaan, vermits geen enkel objectief onderzoek, meetgegeven of methode wordt voorgelegd, zodat op geen enkele wijze controleerbaar is hoe de betreffende ambtenaren aan de opgenomen hoeveelheden gekomen zijn. Zij stelt dat het ontegensprekelijk primaire doel van een procesverbaal ligt in de bewijslevering in strafzaken en het relateren van misdrijven en alle relevante omstandigheden aan de bevoegde magistratuur, en dat de opstellers van een PV met de nodige precisie, gestrengheid en in de mate van het mogelijke op exhaustieve wijze alle feiten die ze konden waarnemen correct moeten weergeven, waarbij zij de plicht hebben alle omstandigheden die eigen zijn aan een bepaald feit te vermelden, teneinde de beoordeling die naderhand door de autoriteiten zal gebeuren mogelijk te maken. Zij meent dat deze vaststelling in het PV precisie en vooral duiding mist waardoor ruimte wordt gelaten voor twijfel, en dat aan 11

12 de autoriteit die achteraf moet oordelen eenvoudigweg wordt gevraagd de verbalisanten te geloven op hun woord dat zij correct geteld hebben, terwijl de betreffende verbalisant geen bijzondere bevoegdheid noch opleiding heeft inzake het meten van hoeveelheden in opslagruimten, a fortiori wanneer dit met het blote oog, zonder hulpmiddelen en in afwezigheid van de bevoegde persoon van het bedrijf gebeurt. Zij besluit dat de raming uit het PV een willekeurige indruk geeft die als vanzelfsprekend niet kan vallen onder bijzondere bewijswaarde van het PV zoals bedoeld in artikel , 1ste lid DABM, en dat in de gegeven omstandigheden niet bewezen voorkomt dat de door de verbalisanten 'gemeten' hoeveelheden niet zouden overeenkomen met de hoeveelheden vermeld in het register gevaarlijke stoffen. In haar wederantwoordnota volhardt verzoekende partij dat de combinatie van 3 elementen maakt dat het PV in casu niet kan gelden als bewijs van de feiten. Het eerste element betreft de vaststelling dat het PV precisie en duiding mist, gezien er geen details worden gegeven, er niets wordt gezegd over de methode waarmee de verbalisant tot haar vaststelling is gekomen, en er geen foto s worden bijgevoegd, terwijl een normaal zorgvuldig opgesteld PV controle achteraf door de hiervoor bevoegde autoriteit mogelijk moet maken, en een slordig opgesteld PV de rechten van verdediging op onaanvaardbare wijze schendt. Het tweede element betreft de vaststelling dat er een abnormale afwijking is van de wettelijk voorgeschreven procedure door de feiten niet op te nemen in een verslag van vaststelling maar wel in een PV, terwijl het compleet onjuist is te stellen dat deze werkwijze in overeenstemming is met de wil van de wetgever, gezien de wetgever in dat geval de regel anders zou geformuleerd hebben, temeer dit punt tot een stevige discussie blijkt te hebben geleid ter gelegenheid van de voorbereiding van art 57 Milieuhandhavingsbesluit, hetgeen des te meer de nadruk legt op de beleidskeuze van de wetgever om de opname in een verslag van vaststelling en niet in een PV te verplichten. Zij benadrukt dat bij afwijking slechts één mogelijke sanctie denkbaar is, zijnde het niet bewezen verklaren van de milieu-inbreuk. Het derde element betreft de vaststelling dat één en ander beweerdelijk is vastgesteld in afwezigheid van verzoekster of haar vertegenwoordiger, en zij niet de gelegenheid heeft gehad om bij te sturen wanneer dit nodig was en haar preventieadviseur hierover slechts vele maanden later is ondervraagd, zodat het weinig ernstig is te verwijzen naar de verklaring van iemand die, klaarblijkelijk sterk onder de indruk, alles zou verklaard hebben om het eigen hachje te redden. Zij besluit dat het niet opgaat kritiek op de eigen handelswijze en het gebrekkig opgestelde PV te pareren met de stelling dat 'verzoekster dan maar het tegenbewijs moet leveren..', en dat het aan de vervolgende overheid is om de tenlasteleggingen te bewijzen ten genoege van recht, en dit met respect voor de toepasselijke regelgeving, zodat haar rechten van verdediging daadwerkelijk zijn geschonden. 2. Verwerende partij citeert in haar antwoordnota de bestreden beslissing, en stelt dat verzoekende partij niet staaft hoe haar rechten van verdediging kunnen geschonden worden door het feit dat er een proces-verbaal wordt opgesteld in plaats van een verslag van vaststelling. Zij merkt op dat de verbalisant bevoegd was om een proces-verbaal op te stellen en dat het proces-verbaal duidelijk is. Zij stelt dat hoewel de verzoekende partij de feiten niet formeel ontkent, ze deze wel in twijfel trekt, maar geen tegenbewijs bijbrengt dat de feiten niet correct zijn weergegeven in het proces-verbaal. Zij citeert de parlementaire voorbereiding inzake het verschil tussen milieuinbreuken en milieumisdrijven, op basis waarvan de opstelling van een verslag van vaststelling facultatief is bij de vaststelling van een milieu-inbreuk, terwijl de redactie van een proces-verbaal een verplichting is bij het vaststellen van een milieumisdrijf. Zij stelt dat de verbalisant in casu verkoos één proces-verbaal te maken met hierin zowel de vaststellingen omtrent de milieuinbreuken als deze inzake de milieumisdrijven en dat deze werkwijze volledig tegemoet komt aan de wil van de wetgever, gezien het opsplitsen in twee afzonderlijke dragers voor onduidelijkheid, verwarring en vooral ook dubbel werk had gezorgd. Zij meent dat het onduidelijk is in welke zin de rechten van verdediging van de verzoekende partij beter 12

13 gegarandeerd hadden kunnen worden door het opnemen van de vaststellingen van de verbalisant in een verslag van vaststelling, gezien zij de gelegenheid had tegenbewijzen bij te brengen van de vastgestelde feiten doch dit niet gebeurde, en de preventieadviseur in tegendeel hetgeen de verbalisant vaststelde in verscheidene mails en tijdens zijn verhoor bevestigde. Zij stelt dat verzoekende partij artikel , 1 en 2 VLAREM II, op basis waarvan zij als exploitant van een in klasse 1 ingedeelde inrichting een register of alternatieve informatiedrager moet bijhouden waarin, per hoofdeigenschap, ten minste de aard en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke stoffen worden vermeld, en waarbij deze gegevens zo dienen opgeslagen te worden dat het mogelijk is om op elk moment de in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen, schond, vermits er op het moment van de controle geen register kon getoond worden aan de verbalisant, en vermits twee dagen na de controle, waarbij er een telling werd gedaan van de aanwezige gevaarlijke producten, op het ogenblik dat verzoekende partij het register bezorgde, bleek dat het register de effectieve situatie niet correct weergaf. Zij stelt dat er geen onduidelijkheid bestaat over de manier waarop de vaststellingen verricht zijn, gezien ze visueel ter plaatse gebeurden door een daartoe opgeleid toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie, en er geen bijzondere technieken of meetapparatuur nodig waren om de vaststellingen te doen, gezien een eenvoudige lezing van de etiketten en een telling van de aanwezige producten tijdens de rondgang volstond. Zij benadrukt dat de feiten bovendien door de preventieadviseur van de verzoekende partij werden bekend, dat er remediëringsmaatregelen werden voorgesteld, en dat men bevestigde zich in regel gesteld te hebben, hetgeen duidelijk aangeeft dat men zich ervan bewust was dat er geen correcte naleving van de voorschriften gebeurde. Zij stelt dat verzoekende partij in haar verzoekschrift weliswaar insinueert dat de verbalisant haar werk niet correct verricht heeft, maar ze de milieu-inbreuken niet ontkent. Zij besluit dat het proces-verbaal duidelijk is en als basis kan dienen voor het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete omwille van het plegen van een milieu-inbreuk, zodat er geen redenen zijn om de bestreden beslissing te vernietigen of de opgelegde exclusieve bestuurlijke geldboete te verminderen (over dit laatste ontwikkelt de verzoekende partij ook geen argumenten). In haar laatste nota benadrukt verzoekende partij dat de verbalisanten beëdigde ambtenaren zijn die zich binnen hun wettelijke opdracht aangeboden hebben bij de verzoekende partij, aldaar te woord werden gestaan en vergezeld door een medewerker van de verzoekende partij, en de vaststellingen vervolgens visueel gebeurden, gezien er geen bijzondere meettechniek of apparaat bestaat om de in casu gemaakte vaststellingen te verrichten, terwijl de medewerker van de verzoekende partij aanwezig was tijdens de vaststellingen ter plaatse. Zij merkt met betrekking tot het feit dat de vaststellingen inzake de milieu-inbreuk opgenomen worden in het proces-verbaal met bijzondere bewijswaarde op dat de bijzondere bewijswaarde enkel geldt voor de vaststellingen waarvoor de toezichthouder een verbaliseringsbevoegdheid heeft gekregen, dus voor de strafbaar gestelde feiten. Beoordeling door het College 1. Verzoekende partij stelt in essentie dat er op basis van de in het aanvankelijk proces-verbaal vastgestelde milieu-inbreuk houdende schending van artikel , 1 en 2 Vlarem II geen exclusieve bestuurlijke geldboete kon worden opgelegd. Zij steunt haar stelling enerzijds op het feit dat een milieu-inbreuk overeenkomstig artikel 57 het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: Milieuhandhavingsbesluit) noodzakelijk dient te worden vastgesteld in verslag van vaststelling, dat niet met bijzondere bewijswaarde is bekleed. Anderzijds stelt zij dat het betreffende aanvankelijk proces-verbaal in casu evenmin geldt tot het tegendeel is bewezen, gezien daaruit niet blijkt dat de telling van de aanwezige opgeslagen 13

14 hoeveelheid gevaarlijke stoffen op een zorgvuldige wijze gebeurde, inzonderheid in aanwezigheid van een afgevaardigde van verzoekende partij en op basis van een objectieve en controleerbare telmethode door toezichthouders die terzake zijn opgeleid. Zij meent dat hierdoor niet afdoende is bewezen dat de door de verbalisant vastgestelde hoeveelheden opgeslagen schadelijke stoffen niet overeenstemden met de hoeveelheden zoals opgenomen in het register van gevaarlijke stoffen. 2. Artikel , lid 1 DABM luidt als volgt: De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Dit artikel werd vanaf 30 januari 2014 als volgt aangevuld: Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieu-inbreuk heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk uitmaken. Artikel , leden 1 en 3 DABM luiden als volgt: Een bestuurlijke geldboete kan de vorm aannemen van een alternatieve bestuurlijke geldboete of van een exclusieve bestuurlijke geldboete. Een exclusieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor milieuinbreuken en bedraagt maximaal euro. De Vlaamse Regering bepaalt, binnen de grenzen van artikel , 1, de lijst van de milieu-inbreuken. Die lijst moet een omschrijving bevatten van de juridische basis en van de concrete wettelijke verplichting. Artikel DABM luidt als volgt: De gewestelijke entiteit kan een exclusieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, opleggen. Het College stelt vast dat de exclusieve bestuurlijke geldboete in de bestreden beslissing wordt opgelegd wegens de schending van artikel , 1 en 2 Vlarem II, dat op het ogenblik van de vaststellingen als volgt luidde: 1. De exploitant van een in klasse 1 ingedeelde inrichting houdt een register of een alternatieve informatiedrager bij waarin, per hoofdeigenschap, ten minste de aard en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke producten worden vermeld. Deze gegevens dienen zo opgeslagen te worden dat het mogelijk is om op elk ogenblik de in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen. 2. Het in 1 bedoelde register of de alternatieve informatiedrager wordt ter plaatse ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar en dit gedurende een periode van ten minste 1 maand. Het wordt niet betwist dat het niet voldoen aan artikel , 1 en 2 Vlarem II op het ogenblik van de vaststellingen, overeenkomstig artikel 1 van bijlage VII bij het Milieuhandhavingsbesluit werd beschouwd als een milieu-inbreuk in de zin van artikel , 1 DABM. 14

15 Gelet op voormelde gegevens, vermocht de gewestelijke entiteit aan verzoekende partij in beginsel een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen, indien op basis van de stukken van het dossier kon worden vastgesteld dat verzoekende partij het gebod in artikel , 1 en 2 Vlarem II, dat zich tot haar richt in haar hoedanigheid van exploitant van een klasse 1 ingedeelde inrichting, schond, dan wel daartoe opdracht gaf. Dit wordt overigens door verzoekende partij op zich niet (ernstig) betwist. Het College merkt op dat de normen in het geschonden artikel , 1 en 2 Vlarem II (ingevolge artikel 271 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu, wat betreft een aanpassing aan de evolutie van de techniek en aan de CLP-verordening) sinds 1 juni 2015 in gelijkaardige bewoordingen werden opgenomen in artikel , 1 en 2 Vlarem II (dat ressorteert onder de subafdeling inzake algemene bepalingen van afdeling 3 inzake gevaarlijke vaste stoffen en vloeistoffen van het-zelfdehoofdstuk inzake opslag van gevaarlijke producten ), en dat luidt als volgt: 1. De exploitant van een inrichting, ingedeeld in klasse 1, houdt een register of een alternatieve informatiedrager bij waarin, per gevarenpictogram, ten minste de aard en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke producten worden vermeld. Deze gegevens worden zo opgeslagen dat het mogelijk is om op elk ogenblik de in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gevaarlijke producten te bepalen. 2. Het register, vermeld in paragraaf 1, of de alternatieve informatiedrager wordt ter plaatse ter beschikking gehouden van de toezichthouder en dit gedurende een periode van ten minste een maand. Op het ogenblik van de bestreden beslissing betroffen de vastgestelde tekortkomingen bij verzoekende partij inzake het register van gevaarlijke stoffen derhalve een schending van artikel , 1 en 2 Vlarem II. Het College stelt vast dat een schending van voormeld artikel, blijkens artikel 1 van bijlage VII bij het Milieuhandhavingsbesluit, (ingevolge artikel 33 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juli 2015 tot -onder meer- wijziging van diverse bepalingen van het Milieuhandhavingsbesluit) sinds 5 september 2015 niet langer wordt beschouwd als een milieu-inbreuk in de zin van artikel , 1 DABM. Een schending van geciteerde normen (in artikel , 1 en 2 Vlarem II) betrof op het ogenblik van de bestreden beslissing derhalve een milieumisdrijf, dat strafbaar was op basis van artikel , 1 DABM. Het College oordeelt dat voormelde vaststellingen in beginsel geen afbreuk doen aan de opgelegde boete. De gesanctioneerde tekortkomingen in hoofde van verzoekende partij op geciteerde normen inzake het register van gevaarlijke stoffen (die nog steeds bestaan maar tussen de vaststellingen en de bestreden beslissing in een ander artikel van Vlarem II werden opgenomen), betroffen op het ogenblik van de vaststellingen (op basis van bijlage VII bij het Milieuhandhavingsbesluit) (nog) geen milieumisdrijf, en waren alsdan nog niet strafbaar (overeenkomstig artikel , 1 DABM). De debatten dienen ingevolge deze vaststellingen dan ook niet te worden heropend. 3. Het College oordeelt dat verzoekende partij niet aantoont dat er voor de betreffende milieuinbreuk in casu geen exclusieve bestuurlijke geldboete kon worden opgelegd, omwille van de (loutere) vaststelling dat deze milieu-inbreuk (samen met milieumisdrijven) werd vastgesteld in een (aanvankelijk) proces-verbaal, en niet in een (afzonderlijk) verslag van vaststelling, conform artikel 57 Milieuhandhavingsbesluit. 15

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLVER-2011-0104/ELSL/kadc BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN NV COLOMBUS-HTC, BVBA AFVALSTOFFEN

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0058 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0018/M Verzoekende partij de bvba TEXTIEL PLUS, met zetel te 9280 Lebbeke, Brusselsesteenweg

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0697 van 1 maart 2016 in de zaak RvVb/1415/0538/SA/0518 In zake: het college van burgemeester en schepenen van de stad OUDENBURG bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0212 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0705/A/2/0711 In zake:... verzoekende partij tegen: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0106 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0058/M Verzoekende partij de bvba ACOMUS, met woonplaatskeuze te 9100 Sint-Niklaas, Entrepotstraat

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE TIENDE KAMER ARREST nr. UDN/2015/0005 van 19 maart 2015 in de zaak RvVb/1415/0006/UDN In zake: 1. de heer Yves VANNERUM 2. mevrouw Kathleen CRABBE advocaten

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur,

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, VLAAMSE REGERING BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR, HOUDENDE UITSPRAAK OVER EEN AANVRAAG INGEDIEND DOOR DE NV TIMCAL BELGIUM, APPELDONKSTRAAT 173, 2830

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/65-VK van 25 september 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Thierry WILLEMS en William WILLEMS, advocaten,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0492 van 22 juli 2014 in de zaak 2010/0393/A/3/0470 In zake: de heer..., wonende te... verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE Lekkerstraat 10 B 3680 Maaseik Tel. 089/560 560 Fax 089/560 561 E-mail: stad.maaseik@maaseik.be www.maaseik.be ALGEMEEN REGLEMENT OP DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES 2 HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0014 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0034/M Verzoekende partij de heer Stijn VAN EYCK vertegenwoordigd door advocaat Robert

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0256 in de zaak met rolnummer 1415/0122/A/6/0092 Verzoekende partij Verwerende partij Tussenkomende partijen de heer

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen To: CVH From: 03 2578674 Date: 24/06/ 19 Time: 13: 43 Page: 01 24. Juni 2019 13:43 REA A PEN Nr. 8712 P. 1/6 Vonnis nummer/ Griffienummer 2019 ', t,o Repertoriumnummer / Europees Datum van uitspraak 24

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JANUARI 2016 P.15.0768.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0768.N 1. H J V D K, beklaagde, 2. T P V Z, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES Zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van Hamme van 18 juni 2014. HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED... 2 HOOFDSTUK 2: SANCTIES... 2 AFDELING 1:

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0162 van 9 november 2011 in de zaak 2010/0276/SA/3/0255 In zake: 1.... 2.... beiden wonende te... advocaat Gert BUELENS kantoor houdende te 2800 Mechelen,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig Marc De Buck, wnd. voorzitter Besluit van de Bestendige Deputatie Alexander Vercamer, Ivan Verleyen, Frans Van Gaeveren, Jean-Pierre Van Der Meiren, Carina

Nadere informatie

MLAV1/ /MV/lydr.

MLAV1/ /MV/lydr. /MV/lydr. OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (SUPER ABSORBER POLYMEER - SAP), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, SCHELDELAAN 600 - HAVEN 725. De bestendige

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie