MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0080 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0124/M Verzoekende partij de bvba KEYSERS GRAAF- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF vertegenwoordigd door advocaten Roland POCKELE-DILLES en Frederik EMMERECHTS met woonplaatskeuze op het kantoor te 2000 Antwerpen, Stoopstraat 1 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaten Jürgen VANPRAET en Yannick PEETERS met woonplaatskeuze op het kantoor te 8210 Zedelgem, Spoorwegstraat 11 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 15 juli 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 2 juni 2016, gekend onder nummer 15-AMMC-839-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (1.416 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 4 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet) en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: VLAREM I). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat hij tussen 14 januari 2015 en 17 april 2015 negen helikoptervluchten heeft uitgevoerd zonder de voor een helihaven vereiste milieuvergunning. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 27 april Advocaat Frederik EMMERECHTS voert het woord voor de verzoekende partij Advocaat Yannick PEETERS voert het woord voor de verwerende partij. 1

2 Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. REGELMATIGHEID VAN DE RECHTSPLEGING Vooraf De griffier van het College heeft, in overeenstemming met artikel 28 van het Procedurebesluit, een afschrift van de antwoordnota van de verwerende partij aan de verzoekende partij overgemaakt met een aangetekende brief van 21 november 2016 en haar verzocht om desgevallend een wederantwoordnota in te dienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen. De verzoekende partij heeft bij aangetekende zending van 23 december 2016 een wederantwoordnota aan de griffie van het College overgemaakt. Dit was op het eerste zicht buiten de vervaltermijn van dertig dagen, zoals bepaald in artikel 29 van het Procedurebesluit. Standpunt van de partijen De verwerende partij verzoekt in haar laatste nota om de wederantwoordnota wegens laattijdigheid te weren. De verzoekende partij bezorgt het College per van 12 april 2017 een weergave van de e- tracker van de aangetekende zending van 21 november 2016 waaruit blijkt dat de zending pas op 24 november 2016 werd aangeboden. De verwerende partij gedraagt zich ter zitting naar de wijsheid van het College. Beoordeling door het College Het weerlegbaar vermoeden vervat in artikel 6 van het Procedurebesluit, op grond waarvan die betekening geacht wordt plaatst te grijpen op de werkdag die valt na de datum van de poststempel van de aangetekende brief, wordt afdoende weerlegd door de weergave van de e-tracker. De wederantwoordnota is tijdig ingediend. De exceptie wordt verworpen. IV. FEITEN De verzoekende partij baat onder andere een constructiebedrijf en herstelwerkplaats voor brandstofpompen en brandstoftanks uit te 2960 Brecht, Molenstraat 107. Voor haar exploitatie beschikt zij over een milieuvergunning klasse 1, verleend bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen op 27 maart Bij besluit van 14 januari 2010 werd aan de verzoekende partij, eveneens door de deputatie van de provincie Antwerpen, een milieuvergunning verleend voor de exploitatie van een helihaven als bedoeld in rubriek 57.4 van bijlage 1 van VLAREM I en dit voor het perceel gelegen te 2960 Brecht, 2

3 Molenstraat 107 met als kadastrale omschrijving Brecht, derde afdeling, sectie C, nummer 607L2. De geldigheidsduur van deze milieuvergunning verstreek op 14 januari Op 17 april 2015 begeeft mevrouw An SWINNEN, toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie, (hierna: verbalisant) zich naar het bedrijf van de verzoekende partij en doet er de volgende vaststellingen: Vaststellingen De akte geldend als milieuvergunning van 14/01/2015 had een geldigheidsduur van 5 jaar. Er is op het ogenblik geen nieuwe milieuvergunning voor rubriek 57.4 verleend. We vragen een kopie van het vluchtregister sinds 1 januari (zie bijlage) Sinds 14/01/2015 van de MV zijn er 9 vluchten uitgevoerd, nl op 19 februari; 7, 8 en 14 maart; 4, 5, 6, 11(12) en 16 april We spreken de exploitant telefonisch. Hij is op de hoogte dat hij niet meer over een geldige MV beschikt. Na overleg met zijn raadsman heeft hij besloten om geen MV meer aan te vragen. Hij is de mening toegedaan dat hij gezien het laag aantal vluchten niet meer voldoet aan de definitie van een helihaven en dus ook niet meer onder rubriek 5.57 vergunningsplichtig is. Conform Vlarem I, rubriek 57.4 is het exploiteren van een Helihaven een klasse 2 activiteit. Voor de toepassing van deze rubriek wordt onder helihavens verstaan, terreinen of plaatsen op constructies, die niet enkel occasioneel gebruikt worden voor de aankomst, het vertrek en de verplaatsing van helikopters. Indien afwisselend of opeenvolgend percelen die, al dan niet aan elkaar grenzend, in elkaars nabijheid zijn gelegen, worden gebruikt, worden die als één terrein beschouwd. Onder het toepassingsgebied van deze rubriek vallen in ieder geval de helihavens die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14 begrip "helistation"). De exploitant beschikt over een milieuvergunning klasse 1 voor een constructiebedrijf / herstelwerkplaats voor brandstofpompen en - tanks tot 26 april Milieumisdrijven Op 27 april 2015 stel ik vast dat bovenstaande tekortkomingen vallen onder de definitie van milieumisdrijf, overeenkomstig artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en een niet-naleving betekenen van: Artikel 4 van het milieuvergunningsdecreet Artikel 5 van Vlarem Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nummer AN64.H , afgesloten op 27 april 2015 en verzonden op 28 april Op 23 juni 2015 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. 3

4 Met een brief van 7 juli 2015 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Bij van 26 augustus 2015, zoals opgenomen in het administratief dossier, ontvangt de gewestelijke entiteit bijkomende informatie van de verbalisant, deze luidt als volgt: Uw veronderstelling is juist. De faciliteiten zoals een H op de grond, mobiele brandstoftanks, een loods waar de heli s in geplaatst worden, zijn aanwezig. In bijlage vindt u de machtiging van het bestuur der luchtvaart voor het aanleggen van een burgerlijke helihaven, dit wijst mijn inziens op meer dan occasioneel gebruik. De gewestelijke entiteit legt op 2 juni 2016 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 15 juni De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 4. Beoordeling De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals, vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten" De toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat verbalisant op 17 april 2015 op basis van het vluchtregister van vermoedelijke overtreder vaststelde dat er sinds 14 januari 2015 negen helikoptervluchten waren uitgevoerd namelijk op 19 februari, op 7, 8 en 14 maart en op 4, 5, 6, 11(12) en 16 april Overwegende dat onder rubriek 57.4 van bijlage 1 van VLAREM I voor de exploitatie van een helihaven een milieuvergunning klasse 2 vereist is. Overwegende dat vermoedelijke overtreder op het ogenblik van de vaststellingen niet meer beschikte over een geldige milieuvergunning voor deze ingedeelde activiteit. Overwegende dat de zaakvoerder van vermoedelijke overtreder verklaarde dat hij ervan op de hoogte was dat hij niet meer over een geldige milieuvergunning beschikte voor de exploitatie van een helihaven; dat hij echter had besloten voor deze rubriek geen milieuvergunning meer aan te vragen omdat hij van mening was dat hij gezien het lage aantal vluchten niet meer voldeed aan de definitie van helihaven en dus ook niet meer onder rubriek 57.4 van bijlage 1 van VLAREM I vergunningsplichtig was. Overwegende dat rubriek 57.4 van bijlage 1 bij VLAREM I een helihaven omschrijft als volgt: "Voor de toepassing van deze rubriek wordt onder helihavens verstaan, terreinen of plaatsen op constructies, die niet enkel occasioneel gebruikt worden voor de aankomst, het vertrek en de verplaatsing van helikopters. Indien afwisselend of opeenvolgend percelen die, al dan niet aan elkaar grenzend, in elkaars nabijheid zijn gelegen, worden gebruikt, worden die als één terrein beschouwd. Onder het toepassingsgebied van deze rubriek vallen in ieder geval de 4

5 helihavens die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14 begrip "helistation ) Overwegende dat het begrip "occasioneel" moet worden geïnterpreteerd als "toevallig, niet georganiseerd en per definitie niet frequent"; dat dit begrip dan ook enkel kan slaan op gebouwen of terreinen die slechts toevallig en per definitie niet frequent als opstijg- of landingsplaats voor helikopters worden gebruikt. Overwegende dat uit het vluchtregister van vermoedelijke overtreder blijkt dat er tussen 14 januari 2015 (datum van het verstrijken van de milieuvergunning) en 17 april 2015 (datum van de vaststellingen) negen helikoptervluchten waren uitgevoerd; dat op het terrein van vermoedelijke overtreder bepaalde faciliteiten aanwezig waren zoals een H op de grond, mobiele brandstoftanks en een loods waar de helikopters in geplaatst werden; dat vermoedelijke overtreder in het verleden wel een geldige milieuvergunning had voor het exploiteren van een helihaven; dat het geheel van deze samenhangende elementen erop wijst dat de exploitatie van de helihaven niet kan aanzien worden als louter occasioneel. Overwegende dat rubriek 57.4 van bijlage 1 bij VLAREM I ook nog zegt: "Onder het toepassingsgebied van deze rubriek vallen in ieder geval de helihavens die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14 begrip "helistation")."; dat de definitie van "heliport" uit bijlage 14 van het verdrag van Chicago als volgt luidt: "Heliport. An aerodrome or a defined area on a structure intended to be used wholly or in part for the arrival, departure and surface movement of helicopters; dat blijkt dat het terrein van vermoedelijke overtreder was ingericht met de bedoeling om te worden gebruikt voor het vertrekken en landen van helicopters; dat de inrichting van vermoedelijke overtreder derhalve valt onder een helihaven zoals bedoeld in het Verdrag van Chicago zodat de inrichting ook vergunningsplichtig was onder rubriek 57.4 van bijlage 1 van VLAREM I. Overwegende dat overeenkomstig artikel 4, 1 van het Milieuvergunningsdecreet en artikel 5, 1 van VLAREM I niemand zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse mag exploiteren of veranderen. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van: VLAREM I: artikel 5; Milieuvergunningendecreet: artikel 4. en daarmee vallen onder de definitie van een milieumisdrijf als bedoeld in artikel , 2 DABM waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf vaststaat in hoofde van overtreder De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet 5

6 toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie moet voldaan worden; dat de milieuvergunningsplicht tot doel heeft de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van ingedeelde activiteiten en het risico op calamiteiten met negatieve gevolgen voor lucht, bodem, grondwater en oppervlaktewater te verminderen. Overwegende dat de inrichting van een helihaven als bedoeld onder rubriek 57.4 van bijlage 1 bij VLAREM I een klasse 2 inrichting betreft; dat een exploitatie van een ingedeelde inrichting klasse 2 zonder een milieuvergunning te hebben aangevraagd voor de toepasselijke rubrieken een reëel risico op hinder voor de omgeving, voor het leefmilieu en voor de menselijke gezondheid inhoudt. Overwegende dat het misdrijf gepleegd is in professioneel verband. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat overtreder, voorafgaand aan het thans vastgesteld milieumisdrijf, reeds bestuurlijk beboet werd voor gelijkaardige feiten bij beslissing van 4 februari 2014 van AMMC met referentie 12/AMMC/1021-M/ARO/CDM; dat overtreder in deze beslissing werd beboet voor het overschrijden van de in de milieuvergunning toegelaten aantal helikoptervluchten; dat het criterium frequentie dan ook wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een verhoging van de geldboete De omstandigheden Overwegende dat, wat de omstandigheden van dit milieumisdrijf betreft, er in het gehele dossier geen bijzondere elementen zijn die dienen meegenomen te worden bij het bepalen van de hoogte van de boete. OM DEZE REDENEN beslist de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer om aan Graaf- en konstruktiebedrijf Keyser's BVBA KBO-nr: Molenstraat Brecht een bestuurlijke geldboete op te leggen ten bedrage van euro, zijnde euro vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel DABM. Dit is de bestreden beslissing. V. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. 6

7 VI. ONDERZOEK VAN HET ENIG MIDDEL TOT VERNIETIGING Vooraf: De verzoekende partij gedraagt zich wat de kwalificatie van de feiten betreft als een milieumisdrijf naar de wijsheid van de rechtbank. In haar wederantwoordnota stelt zij uitdrukkelijk dat de door haar vermelde opmerkingen in dit verband niet als afzonderlijke middelen bedoeld zijn. Het College behandelt in het licht van artikel 15, 4 Procedurebesluit bijgevolg enkel het door de verzoekende partij als enig middel vermelde schending van artikel DABM. Uit het voorliggend dossier blijken geen elementen die aanleiding geven tot een eventueel ambtshalve onderzoek naar de wettigheid van het in de bestreden beslissing weerhouden milieumisdrijf. Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept in een enig middel de schending in van DABM. Zij is van oordeel dat de decretale waarderingscriteria foutief, minstens onredelijk zijn beoordeeld en verzoekt het College om de boete tot een nulboete te herleiden. In ondergeschikte orde vraagt zij om een boete met uitstel op te leggen en, in uiterst ondergeschikte orde, om de geldboete te milderen De verzoekende partij betwist in eerste instantie de ernst van de gepleegde feiten. Zij betwist de overwegingen in het bestreden besluit onder De ernst van de feiten. Als repliek op die overwegingen stipt de verzoekende partij aan dat: aan haar milieuvergunning voor de helihaven (verstreken op 14 januari 2015), de volgende bijzondere voorwaarden werden gekoppeld: het aantal helikoptervluchten moet beperkt blijven tot maximaal een per dag en maximaal vier vluchten per week; recreatieve of commerciële vluchten zijn verboden; de aanvlieg- en vertrekroute moet zo gekozen worden dat de hinder ter hoogte van de woningen langs de Molenstraat tot een minimum beperkt blijft; de voorwaarden vermeld in de machtiging voor de aanleg, moeten strikt nageleefd worden; - zij op 6 april 2016 opnieuw een milieuvergunning heeft verkregen, waarin dezelfde voorwaarden opgelegd worden samen met nog een aantal bijkomende voorwaarden: enkel vliegen tussen 8 u. en 20 u; niet rondcirkelen boven de helihaven; niet vliegen op zon- en feestdagen; er telkens gunstig geadviseerd werd, zowel door de dienst Milieuvergunningen, als door de dienst Zorg en Gezondheid, die de helihaven, op grond van een beoordeling van onder andere het geluid, de geur en de trillingen, niet beschouwen als een ernstig risico op hinder voor de buren en dit gelet op de gunstige aanvliegroutes en gelet op de strenge bijzondere voorwaarden (zie stuk 3); - in de periode tussen 14 januari en 23 november 2015 er tijdelijk een gat was waar de helihaven niet vergund was; 7

8 er in deze periode slechts 9 vluchten hebben plaatsgevonden (en dit binnen de bijzondere voorwaarden van de eerste milieuvergunning), waarvan één in februari (op de 19 de ), drie in maart (op de 7 de, de 8 ste en de 14 de ) vijf in april (op de 4 de, de 5 de, de 6 de, 11 de en de 16 de ) Op basis van die repliek stelt de verzoekende partij vast dat er minder vluchten per maand zijn geweest dan toegelaten per week. De overweging in de bestreden beslissing dat er sprake zou zijn van een reëel risico op hinder of een milieubelastend gebeuren, is volgens haar niet aannemelijk. Dit zou ook volgen uit het feit dat nadien opnieuw en zonder problemen een milieuvergunning werd verkregen die meer toelaat dan de vastgestelde overtredingen. De verzoekende partij stipt verder aan dat er helemaal geen calamiteiten of schadelijke gevolgen zijn vastgesteld en er enkel vastgesteld is dat er vluchten zijn gebeurd in een periode waarin er tijdelijk geen milieuvergunning was. Die vluchten zouden evenwel gebeurd zijn binnen de bijzondere voorwaarden die in de beide milieuvergunningen zijn opgelegd en kunnen dus, volgens de verzoekende partij, geacht worden geen schade te hebben toegebracht aan het milieu of de mens, noch een risico daartoe te hebben opgeleverd. In het tegengestelde geval zouden de vergunningen naar haar oordeel evident niet verleend zijn Vervolgens bekritiseert de verzoekende partij de factor frequentie die, in het licht van artikel DABM, in aanmerking werd genomen. Het in aanmerking nemen van die factor zou teruggaan op het feit dat de verzoekende partij bij beslissing van 4 februari 2014 beboet werd voor gelijkaardige feiten. De verzoekende partij betwist dit. Waar de eerdere boete betrekking had op het miskennen van de bijzondere voorwaarde in de milieuvergunning met betrekking tot het aantal vluchten per week, heeft de huidige boete betrekking op het exploiteren van een helihaven zonder vergunning. Volgens de verzoekende partij zijn dit geen gelijkaardige feiten zodat die eerdere beboeting niet in rekening mag worden gebracht bij de begroting van de bestreden boete Tot slot betwist de verzoekende partij het gegeven dat er geen bijzondere elementen in aanmerking werden genomen bij de besluitvorming waarvan de bestreden beslissing het sluitstuk vormt. Zij herneemt in dat verband haar uiteenzetting van het feitenrelaas. Het verval van de eerste milieuvergunning was volgens haar een administratieve onoplettendheid die inmiddels werd rechtgezet door een nieuwe milieuvergunning te verkrijgen In haar verzoek aan het College om, in ondergeschikte orde, een boete met uitstel op te leggen, vraagt de verzoekende partij om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Noch het DABM, noch het DBRC-decreet voorzien, net zoals de regeling rond de alternatieve beboeting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de mogelijkheid om boetes op te leggen met uitstel. Het Grondwettelijk Hof heeft nochtans in zijn arrest van 18 februari 2016 met nummer 25/2016 geoordeeld dat er, wat de regeling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, sprake is van een ongrondwettigheid. De verzoekende partij citeert de volgende overwegingen uit dat arrest: B ( ) Ongeacht of het uitstel wordt toegekend door de correctionele rechtbank, door een ander rechtscollege of zelfs door een administratieve overheid, te dezen de bevoegde 8

9 ambtenaar of het Milieucollege, kan het in de beide gevallen op dezelfde wijze de veroordeelde ertoe aanzetten zijn gedrag te wijzigen, door de dreiging om, mocht hij recidiveren, de veroordeling tot de betaling van een geldboete uit te voeren. B In zoverre het niet de mogelijkheid biedt de beslissing om een alternatieve administratieve geldboete op te leggen gepaard te doen gaan met uitstel, roept artikel 45 van het Wetboek van inspectie een verschil in behandeling in het leven dat niet redelijk kan worden verantwoord. B.31. ( ) Artikel 45 van het Wetboek van inspectie, zoals hernummerd en gewijzigd bij artikel 54 van de ordonnantie van 8 mei 2014, dient te worden vernietigd, maar alleen in zoverre het niet de mogelijkheid biedt de beslissing om een alternatieve administratieve geldboete op te leggen, met uitstel gepaard te doen gaan. Op die grond vraagt de verzoekende partij het College om, in een grondwetsconforme interpretatie, een geldboete met uitstel te overwegen. Indien het College zou twijfelen over de mogelijkheid daartoe, vraagt de verzoekende partij de volgende prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof: Schenden de artikelen , , , , , D.A.B.M. en het artikel 44 DBRC-decreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij aan de personen op wie de erin georganiseerde procedure van bestuurlijke geldboete van toepassing is, de mogelijkheid ontzeggen om (aan het Milieuhandhavingscollege) de opschorting of het uitstel van de strafuitvoering te vragen, terwijl een dergelijke mogelijkheid bestaat ten gunste van personen die, voor hetzelfde misdrijf, het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure. 2. De verwerende partij stipt in haar antwoordnota aan dat van een mogelijke schending van artikel juncto artikel DABM alleen sprake kan zijn indien zij op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die in deze artikelen vervat liggen Onder verwijzing naar de overwegingen in de bestreden beslissing onder 4.2. De hoogte van de geldboete en De ernst van de feiten stelt de verwerende partij dat er wat de ernst van de feiten betreft geen sprake kan zijn van een kennelijk onredelijke beoordeling. De omstandigheid dat de vluchten die plaatsgrepen zonder vergunning nog steeds binnen de bijzondere voorwaarden van zowel de eerste milieuvergunning van 14 januari 2010, als de latere milieuvergunning van 23 november 2015, zijn gebleven, wordt door de verzoekende partij niet aangetoond en doet volgens de verwerende partij ook niet ter zake. Wel relevant, volgens de verwerende partij, is het vaststaande gegeven dat de verzoekende partij, op het ogenblik van de feiten die aanleiding gaven tot de bestreden boetebeslissing, de helihaven exploiteerde zonder de vereiste milieuvergunning. De milieuvergunningsplicht strekt er volgens haar evenwel toe een kader te bieden waarbinnen de controle op de exploitatie van de helihaven mogelijk wordt gemaakt. Daarmee zou meteen ook vaststaan dat de verzoekende partij een 9

10 inbreuk heeft begaan op artikel 5 van VLAREM I en op artikel 4 van het Milieuvergunningsdecreet en dat de feiten ernstig zijn. Onder verwijzing naar rechtspraak van het College stelt de verwerende partij nog dat concrete schade niet vereist is opdat er sprake zou zijn van een ernstig milieumisdrijf en dat zij rekening kan houden met de bedreiging die de wederrechtelijke feiten voor het milieu inhouden. Nog meent de verwerende partij dat zij het bedrag van de alternatieve bestuurlijke geldboete beperkt heeft tot euro wat een gepaste straf zou zijn gelet op de ernst van de feiten en de mogelijkheid om op grond van artikel , tweede lid DABM een boete op te leggen tot euro. De verwerende partij meent dat zij haar discretionaire bevoegdheid op een zorgvuldige en gepaste wijze heeft uitgeoefend Wat de frequentie als boeteverzwarende omstandigheid betreft, verwijst de verwerende partij naar rechtspraak van het College op grond waarvan zij, binnen haar ruime discretionaire bevoegdheid, omwille van het reeds eerder plegen van gelijkaardige feiten een dergelijke boeteverzwarende factor in aanmerking mag nemen. Om die factor in aanmerking te nemen, zou het niet vereist zijn dat de eerder gepleegde feiten identiek zijn aan de te beboeten feiten. De verwerende partij haalt de overweging in de bestreden beslissing onder De frequentie aan en stelt dat het overschrijden van het in de milieuvergunning toegelaten aantal helikoptervluchten en het exploiteren van een helihaven zonder milieuvergunning onmiskenbaar gelijkaardige feiten zijn zodat het in aanmerking nemen daarvan helemaal niet kennelijk onredelijk is De verwerende partij haalt ook de overweging uit de bestreden beslissing onder De omstandigheden aan en meent dat de verzoekende partij niet aantoont dat deze onjuist is. Zij benadrukt dat het milieumisdrijf niet door de verzoekende partij maar door een ander bedrijf, de nv KEYSERS NOËL, werd rechtgezet. Volgens de verwerende partij kon er, bij het bepalen van de geldboete, geen rekening gehouden worden met het feit dat een derde intussen een milieuvergunning had aangevraagd. Zij wijst er ook nog op dat die aanvraag pas drie maand na de vaststellingen werd ingediend. Er bestaat volgens de verwerende partij geen verantwoording voor die late regularisatie. Zij stelt, onder verwijzing naar een arrest van het College, dat dit a fortiori het geval is nu de verzoekende partij in professioneel verband opereert en reeds eerder een gelijkaardige aanvraag heeft ingediend. Die milieuvergunningsaanvraag zou daarbij niet ingegeven zijn vanuit de wens om een einde te stellen aan het milieumisdrijf, maar wel door de wens om alsnog een alternatieve bestuurlijke geldboete af te wenden. Die aanvraag werd namelijk pas ingediend nadat zij de verzoekende partij op de hoogte bracht van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen Wat het verzoek tot prejudiciële vraagstelling betreft, wijst de verwerende partij er op dat het College, overeenkomstig artikel 26, 2, laatste lid van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof (hierna: bijzondere wet Grondwettelijk Hof), niet gehouden is om op dat verzoek in te gaan. In casu moet het verzoek niet worden ingewilligd omdat de opgeworpen 10

11 grondwetsbepalingen niet geschonden worden en het antwoord op de vraag in elk geval niet onontbeerlijk is om uitspraak te doen. In het arrest van het Grondwettelijk Hof van 18 februari 2016 met nummer 25/2016 wordt volgens de verwerende partij uitdrukkelijk bevestigd dat de vraag naar de mogelijkheid om een bestuurlijke geldboete met uitstel op te leggen, geen enkele relevantie vertoont wanneer vaststaat dat de overtreding werd begaan, dat de geldboete evenredig is en dat er geen reden is om uitstel toe te kennen. Zij verwijst daartoe naar de volgende overwegingen uit dat arrest: B In zoverre het niet de mogelijkheid biedt de beslissing om een alternatieve administratieve geldboete op te leggen gepaard te doen gaan met uitstel, roept artikel 45 van het Wetboek van inspectie een verschil in behandeling in het leven dat niet redelijk kan worden verantwoord. Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de ordonnantiegever om te bepalen onder welke voorwaarden of op basis van welke criteria uitstel kan worden toegekend en de voorwaarden en de procedure voor de intrekking ervan vast te leggen. De gedeeltelijke vernietiging van de bestreden bepaling heeft niet tot gevolg dat die bepaling, in afwachting van een optreden van de wetgever, niet meer zou kunnen worden toegepast door de administratieve overheden of door de Raad van State wanneer zij vaststellen dat de overtredingen vaststaan, dat het bedrag van de geldboete niet onevenredig is met de ernst van de overtreding en dat er geen reden zou zijn geweest om uitstel te verlenen zelfs indien de wet in die maatregel had voorzien. In het voorliggende dossier kan het College zonder het beantwoorden van de prejudiciële vraag de bestreden boetebeslissing bevestigen, aldus de verwerende partij. Nog volgens de verwerende partij kan het College, indien zij het verzoek tot vernietiging gegrond acht, het boetebedrag verminderen of herleiden tot een nulboete, zonder dat de prejudiciële vraag een antwoord behoeft. Verder benadrukt de verwerende partij dat er hoe dan ook geen aanleiding bestaat om de gunst van de opschorting toe te kennen aan de verzoekende partij nu zij een recidivist is. Voorafgaand aan de vaststellingen die aanleiding gaven tot de bestreden beslissing werd de overtreder reeds beboet voor gelijkaardige feiten en dit bij beslissing van de verwerende partij van 4 februari 2014 met referentie 12/AMMC/1021-M/ARO/CDM. Zij werd toen immers beboet voor het overschrijden van het vergund aantal helikoptervluchten. In die omstandigheden is er geen enkele aanleiding om in te gaan op het verzoek om de gunst van het uitstel toe te kennen. Verder meent de verwerende partij dat de verzoekende partij ook geen enkel belang heeft bij het stellen van de prejudiciële vraag. Zij heeft immers nagelaten om in toepassing van artikel DABM op een gemotiveerde wijze uitstel van tenuitvoerlegging te vragen. De verwerende partij brengt daarbij de inhoud van dat artikel in herinnering. 3. In haar wederantwoordnota bevestigt de verzoekende partij dat zij slechts één middel ontwikkelt en verwerkt zij haar repliek op de antwoordnota van de verwerende partij wat dat enig middel betreft. 11

12 3.1. Wat de ernst van het vastgestelde milieumisdrijf betreft, herneemt zij integraal dat wat zij in het kader van haar verzoekschrift gesteld heeft. Zij voegt daar nog aan toe dat de beperkte ernst van de feiten blijkt uit het gegeven dat de verwerende partij pas op 2 juni 2016 een boetebeslissing nam. Gerekend vanaf de vaststelling van de feiten op 17 april 2015 en het opstarten van de bestuurlijke beboetingsprocedure op 14 juli 2015 ging er dus zeker een jaar voorbij. Volgens de verzoekende partij was het dossier dat ter beoordeling voorlag ook niet bijzonder complex en kan het dus een dergelijke lange beslissingstermijn niet verantwoorden. De verzoekende partij stelt ook nog dat het loutere feit dat er sprake is van een inbreuk niet automatisch betekent dat die inbreuk ook ernstig is. Zij meent dan ook dat het gegeven dat haar onvergunde uitbating binnen de vergunningsvoorwaarden bleef van zowel de op 14 januari 2010 verleende, maar op het ogenblik van de feiten verstreken, milieuvergunning als de navolgende milieuvergunning, verleend op 19 mei 2016, wel een bepalende impact heeft op de ernst van de vastgestelde feiten. Als reactie op de stelling van de verwerende partij dat het vaste rechtspraak is van het MHHC dat concrete schade niet vereist is en dreiging daartoe volstaat opdat er sprake zou zijn van een ernstig milieumisdrijf, blijft de verzoekende partij van oordeel dat de ernst van dat risico op kennelijk onredelijke wijze werd ingeschat bij het bepalen van de boete. De stelling van de verwerende partij als zou de boete kennelijk redelijk zijn gelet op het maximumbedrag van een bestuurlijke geldboete van euro doet de verzoekende partij af als niet ernstig. Dat maximumbedrag heeft volgens haar betrekking op een heel gamma aan milieumisdrijven van allerlei aard, ongeacht het relatieve gewicht van een welbepaald milieumisdrijf en de concrete omstandigheden waarin dat misdrijf plaatsgrijpt. Dat maximumbedrag is dan ook alleszins niet toegespitst op de specifieke overtreding die ter beoordeling voorlag Wat het in aanmerking nemen van de factor frequentie betreft, handhaaft de verzoekende partij haar standpunt zoals uiteengezet in haar verzoekschrift Wat het rekening houden met bijzondere elementen/omstandigheden betreft, voegt de verzoekende partij nog toe dat het van weinig realiteitszin getuigt dat de verkregen milieuvergunning voor de toekomst niet in aanmerking wordt genomen op basis van het enkele feit dat deze vergunning verkregen werd op naam van een andere vennootschap, de nv KEYSERS NOEL in de plaats van de verzoekende partij, de bvba KEYSERS GRAAF- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF, op wiens naam de vorige vergunning werd verkregen. Zij stipt daarbij aan dat de heer Nöel KEYSERS oprichter en bestuurder is van beide vennootschappen. Als reactie op de kritiek van de verwerende partij, als zou de verkregen milieuvergunning een late regularisatie uitmaken waarvoor er geen verantwoording is, stelt de verzoekende partij dat: - de uitbating van de helihaven onmiddellijk na de kennisgeving werd stopgezet en; - zij de tijd genomen heeft om met behulp van een milieucoördinator zorgvuldig een aanvraagdossier voor te bereiden, wat juist zou getuigen van behoorlijk burgerschap. De verzoekende partij betwist tot slot nog dat de milieuvergunning die zij opnieuw heeft aangevraagd enkel ingegeven was vanuit de wens om een geldboete af te wenden zoals door de verwerende partij wordt voorgehouden. Zij stelt dat zij haar milieuvergunning niet kwijt wou en zij 12

13 zodra ze op de hoogte was van het verval daarvan het nodige heeft gedaan om een nieuwe milieuvergunning te verkrijgen. In dat verband benadrukt zij de stappen die zij daartoe doorlopen heeft en de daarover gevoerde betwistingen met een buur. Zij acht het ongeloofwaardig dat zij dat alles zou ondernemen enkel en alleen om de verkregen vergunning te benutten in de voorliggende procedure In haar wederantwoordnota vraagt de verzoekende partij voor het eerst aan het College om een opschorting toe te kennen, zij wijst in dat verband op artikel 3 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, uitstel en probatie. Zij meent dat op grond van die bepaling, en in weerwil van wat de verwerende partij voorhoudt, recidive geen beletsel is voor het toekennen van die gunst. Ten aanzien van haar verzoekschrift, voegt de verzoekende partij nog toe dat zij de gegrondheid van haar verzoek tot prejudiciële vraagstelling aan het oordeel van het College onderwerpt. Zij stipt wel aan dat zij het tegenstrijdig acht dat de verwerende partij enerzijds meent dat zij niet in aanmerking komt voor een nulboete maar anderzijds meent dat de vraag naar een boete met uitstel niet aan de orde zou zijn nu het College bij machte is om een nulboete op te leggen. Tot slot ziet de verzoekende partij niet in waarom zij, zoals de verwerende partij aangeeft, geen belang zou hebben bij haar verzoek tot een boete met uitstel gericht aan het College. Zij ziet het nut niet in van een verzoek om uitstel van tenuitvoerlegging gericht aan de invorderingsambtenaar hangende het beroep bij het College dat overigens schorsende werking heeft. Zij stipt in dat verband aan dat de invorderingsambtenaar momenteel sowieso niet kan invorderen en de bestreden beslissing, gelet op het hangende beroep, mogelijks hervormd wordt. 4. In haar laatste nota herneemt de verwerende partij in essentie haar standpunt zoals opgenomen in haar antwoordnota Wat de ernst van het milieumisdrijf betreft, voegt zij nog toe dat het in aanmerking nemen van de duurtijd van haar besluitvorming er niet toe kan leiden dat de ernst van de feiten gerelativeerd moet worden. Zij haalt in dat verband rechtspraak van het College aan die zij aanmerkt als vaste rechtspraak en op grond waarvan haar ongerechtvaardigd dralen wijst op het feit dat zij geen overheersend belang hecht aan de feiten. De verwerende partij acht die rechtspraak niet van toepassing omdat er in casu geen sprake zou zijn van ongerechtvaardigd dralen. De bestreden beslissing werd immers genomen op 2 juni 2016, tien maanden en 26 dagen na de kennisgeving van de opstart van de bestuurlijke beboetingsprocedure op 7 juli Zij wijst er ook op dat zij gedurende haar besluitvormingsproces het dossier op regelmatige wijze heeft opgevolgd en op 26 augustus 2015 nog bijkomende informatie verkreeg van de verbalisant Wat de factor frequentie betreft, heeft de verwerende partij niets toe te voegen ten aanzien van wat zij in haar antwoordnota uiteengezet heeft Wat het in aanmerking nemen van de omstandigheden betreft, blijft de verwerende partij er bij dat het alsnog verkrijgen van een milieuvergunning door een andere rechtspersoon dan de verzoekende partij van geen tel is. Zij meent dat de geschonden bepalingen, artikel 4, 1 Milieuvergunningsdecreet en artikel 5, 1 VLAREM I zich richten tot de verzoekende partij als exploitant van de inrichting. De verwerende partij meent dan ook dat er geen betwisting bestaat 13

14 over het feit dat verzoekster als enige overtreder moet worden beschouwd in de zin van artikel DABM. Zij stelt nog dat de verzoekende partij niet gevolgd kan worden waar die partij er van uitgaat dat de identiteit van de pleger van het milieumisdrijf een verwaarloosbaar gegeven is. Op grond van artikel DABM moet immers enkel rekening gehouden worden met de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. Onder verwijzing naar een arrest van het College stelt de verwerende partij dat het niet mogelijk is om aan een ander een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen dan aan de rechtspersoon die het milieumisdrijf gepleegd heeft. Net zomin zou het mogelijk zijn om bij het opleggen van een dergelijke boete rekening te houden met het gegeven dat een andere persoon het misdrijf beëindigd heeft. De verwerende partij stipt ook nog aan dat aan de verzoekende partij niet wordt verweten dat zij de exploitatie zonder de daartoe vereiste milieuvergunning heeft verdergezet na de vaststelling van het milieumisdrijf. Waar zij in haar antwoordnota wijst op de late regularisatie stelt zij dat dit enkel is om aan te tonen dat het niet kennelijk onredelijk is dat zij geen rekening hield met die regularisatie als een verzachtende omstandigheid. Tot slot benadrukt de verwerende partij nogmaals dat zij meent dat de laattijdige regularisatie ingegeven is vanuit de wens om alsnog een alternatieve bestuurlijke geldboete af te wenden. Voor het overige voegt de verwerende partij in haar laatste nota niets toe ten aanzien van wat eerder uiteengezet werd in haar antwoordnota. Beoordeling door het College 1. In haar eerste middel roept de verzoekende partij de schending in van artikel DABM, deze bepaling luidde op datum van de bestreden beslissing als volgt: Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. Naar het oordeel van de verzoekende partij werden de bovenstaande criteria tot bepaling van het uiteindelijke bedrag van de alternatieve bestuurlijke boete op kennelijk onredelijk wijze in rekening gebracht. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , lid 2 DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het Milieuhandhavingscollege zal bij haar legaliteitstoezicht nagaan of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid tijdig en naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij zal met name nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. 2. De verzoekende partij bekritiseert in de eerste plaats de mate waarin de ernst van het milieumisdrijf in rekening werd gebracht. 14

15 2.1. Wat die factor ernst betreft, luidt de bestreden beslissing als volgt: Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie moet voldaan worden; dat de milieuvergunningsplicht tot doel heeft de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van ingedeelde activiteiten en het risico op calamiteiten met negatieve gevolgen voor lucht, bodem, grondwater en oppervlaktewater te verminderen. Overwegende dat de inrichting van een helihaven als bedoeld onder rubriek 57.4 van bijlage 1 bij VLAREM I een klasse 2 inrichting betreft; dat een exploitatie van een ingedeelde inrichting klasse 2 zonder een milieuvergunning te hebben aangevraagd voor de toepasselijke rubrieken een reëel risico op hinder voor de omgeving, voor het leefmilieu en voor de menselijke gezondheid inhoudt. Overwegende dat het misdrijf gepleegd is in professioneel verband. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete. De bovenstaande overwegingen geven terecht aan dat de verzoekende partij, door geen milieuvergunning aan te vragen, de bevoegde overheid de kans heeft ontnomen om een nieuwe inschatting te maken van de milieu-impact van de uitbating van de helihaven op het perceel gelegen te 2960 Brecht, Molenstraat 107 met als kadastrale omschrijving Brecht, derde afdeling, sectie C, nummer 607L Wat het reëel risico op hinder voor de omgeving, voor het leefmilieu en voor de menselijke gezondheid toegespitst op de kwestieuze helihaven betreft, wordt vastgesteld dat voor het perceel in kwestie intussen een (hernieuwde) milieuvergunning werd verkregen, zij het door een zusterbedrijf van de verzoekende partij. Het College stelt in dat verband evenwel vast dat de verzoekende partij zelf onzorgvuldig is geweest door de verwerende partij niet op de hoogte te brengen van de op 20 juli 2015, voor het terrein in kwestie, ingediende milieuvergunningsaanvraag (bijvoorbeeld naar aanleiding van de uitnodiging tot schriftelijk verweer) en de navolgende stand van zaken in dat verband. Van de gewestelijke entiteit, als vervolgende instantie, kan niet verwacht worden dat zij ambtshalve voortdurend de actuele vergunningstoestand ter plaatse nagaat te meer nu de nieuwe vergunning pas verleend werd enkele weken voorafgaand aan de bestreden beslissing In tegenstelling tot wat de verzoekende partij voorhoudt, is het bewijs van concrete schade geen vereiste opdat er sprake zou zijn van een milieumisdrijf dat op grond van artikel DABM bestraft kan worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete. 15

16 2.4. De duurtijd van de besluitvorming, hoewel een overschrijding van de in artikel DABM verankerde termijn van orde van 180 dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van het voornemen tot alternatieve bestuurlijke beboeting, is niet van die aard dat zij in casu de ernst van het milieumisdrijf beïnvloedt en moet leiden tot een lagere geldboete. 3. De verwerende partij bleef binnen de grenzen van haar beoordelingsvrijheid door het overschrijden van het aantal vergunde helikoptervluchten in het verleden en de eerdere beboeting in dat verband als een boeteverhogende factor op te vatten onder de noemer frequentie. Het overschrijden van het aantal vergunde helikoptervluchten destijds kan overigens, hoewel een volledige gelijkschakeling niet vereist is om van een boeteverzwarende factor te spreken, wel degelijk gelijkgesteld worden aan het uitvoeren van een aantal niet vergunde vluchten. 4. Wat de omstandigheden betreft wordt in de bestreden beslissing als volgt geoordeeld: Overwegende dat, wat de omstandigheden van dit milieumisdrijf betreft, er in het gehele dossier geen bijzondere elementen zijn die dienen meegenomen te worden bij het bepalen van de hoogte van de boete. De verzoekende partij werpt evenwel niet onterecht op dat in de betrokken periode slechts 9 helikoptervluchten werden uitgevoerd over een periode van drie maanden. De gewestelijke entiteit heeft evenmin vastgesteld dat tot aan het bekomen van de nieuwe milieuvergunning bijkomende niet-vergunde vluchten zijn uitgevoerd, althans blijkt dit niet uit het voorliggend dossier. De hernieuwde milieuvergunning vormt weliswaar een relevante verstrenging doordat vluchten op zonen feestdagen verboden zijn, maar het beperkt aantal uitgevoerde vluchten voor de in aanmerking genomen periode, en het onmiddellijk stopzetten van deze vluchten na de eerste inspectie zijn in alle redelijkheid relevant te noemen in het kader van de in aanmerking te nemen (verzachtende) omstandigheden die deel uitmaken van de decretaal voorziene waarderingscriteria in artikel DABM. Aan de vaststelling dat die vluchten bijgevolg geacht worden slechts een beperkte milieu-impact te hebben, diende de verwerende partij eveneens de passende consequenties te verbinden naar de finale beboeting toe. 5. Wat het redelijk karakter van de opgelegde boete betreft, wenst het College nog aan te stippen dat de overweging dat het bedrag van de alternatieve bestuurlijke geldboete beperkt werd tot euro wat een gepaste straf zou zijn gelet op de ernst van de feiten en de mogelijkheid om op grond van artikel , tweede lid DABM een boete op te leggen tot euro niet terug te vinden is in de bestreden beslissing. De argumentatie van de verwerende partij op dit punt is dan ook een toevoeging post factum en deze heeft in elk geval, zoals ook de verzoekende partij terecht lijkt aan te geven, het karakter van een loutere stijlclausule. Een dergelijke argumentatie kan dan ook niet dienstig worden betrokken bij de beoordeling van de opgelegde boete. 6. Op de vraag van de verzoekende partij om, bij het gegrond bevinden van haar enig middel, over te gaan tot het opleggen van een boete met uitstel of opschorting, kan het College niet ingaan. Nog los van de vaststelling dat een dergelijk uitstel decretaal niet voorzien is, meent het College dat die gunst hoe dan ook niet gepast, gelet op het eerder door de verzoekende partij begane milieumisdrijf. Om die reden acht het College het verzoek tot prejudiciële vraagstelling aan het 16

17 Grondwettelijk Hof met betrekking tot die mogelijkheid tot het opleggen van een boete met uitstel niet onontbeerlijk om uitspraak te doen. Bij toepassing van artikel 26, 2, tweede lid van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof dient die vraag dan ook niet te worden overgemaakt en beoordeeld. 6. Het College besluit, in het licht van wat voorafgaat, dat met de bestreden beslissing de omstandigheden waarin het vastgestelde milieumisdrijf werd gepleegd en beëindigd niet correct in rekening werd gebracht. Het College acht het om die reden gepast om de opgelegde boete met een vierde te verminderen, rekening houdend met het beperkt aantal niet-vergunde vluchten en het gegeven dat na 25 april 2015 geen nieuwe onvergunde vluchten werden vastgesteld. Het middel is in de aangegeven mate gegrond. BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 2 juni 2016 met nummer 15-AMMC-839-M inzoverre zij aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt van euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten op het ogenblik van de feiten, aldus gebracht op euro. 2. Het College vermindert de alternatieve bestuurlijke geldboete tot euro verhoogd met de wettelijke opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten op het ogenblik van de feiten, aldus gebracht op euro. 3. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 16 mei 2017 door de eerste kamer. De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Chana GIELEN Marc VAN ASCH 17

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. S/2011/00007 van 9 februari 2011 in de zaak 2010/0401/SA/3/0363 In zake: 1.... 2.... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0697 van 1 maart 2016 in de zaak RvVb/1415/0538/SA/0518 In zake: het college van burgemeester en schepenen van de stad OUDENBURG bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST nr. A/2011/0030 van 23 maart 2011 in de zaak 2010/0319/SA/3/0300 In zake: 1. de vzw... 2. mevrouw... 3. de heer... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 16 januari 2018 met nummer RvVb/S/1718/0444 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0466/SA/0443 Verzoekende partijen 1. de heer Jeroen DEVENYN 2. de heer

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE TIENDE KAMER ARREST nr. UDN/2015/0005 van 19 maart 2015 in de zaak RvVb/1415/0006/UDN In zake: 1. de heer Yves VANNERUM 2. mevrouw Kathleen CRABBE advocaten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0212 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0705/A/2/0711 In zake:... verzoekende partij tegen: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2015/0029 van 24 maart 2015 in de zaak 1213/0772/SA/3/0732 In zake: 1. de stad TIELT, vertegenwoordigd door het college

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 16 januari 2018 met nummer RvVb/S/1718/0445 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0484/SA/0468 Verzoekende partijen 1. de heer Jeroen DEVENYN 2. de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0162 van 9 november 2011 in de zaak 2010/0276/SA/3/0255 In zake: 1.... 2.... beiden wonende te... advocaat Gert BUELENS kantoor houdende te 2800 Mechelen,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0814 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0006/A Verzoekende partijen 1. de heer Ivan VERCAMMEN 2. de heer Constant VERCAMMEN

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0314 van 1 december 2015 in de zaak RvVb/1415/0609/A/0602 In zake: de heer Bart DEVOS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Greg JACOBS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 6 maart 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 6 maart 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 6 maart 2015 Besluit KENNIS GENOMEN B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen.

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen. Gemeentelijk dossiernummer: 2019/419 OMG referentie: OMV_2019063944 Inrichtingsnummer: 20190514-0060 AKTENAME MELDING Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0492 van 22 juli 2014 in de zaak 2010/0393/A/3/0470 In zake: de heer..., wonende te... verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

Omgevingsvergunning - meldingsakte

Omgevingsvergunning - meldingsakte Gemeentebestuur Dienst milieu Kasteelstraat 1-8920 Langemark-Poelkapelle tel 057 49 09 0 milieu@langemark-poelkapelle.be www.langemark-poelkapelle.be Omgevingsvergunning - meldingsakte Besluit van het

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0511 van 26 januari 2016 in de zaak 1314/0461/SA/3/0431 In zake: de LEIDEND AMBTENAAR van het Agentschap Onroerend Erfgoed advocaat Philippe DECLERCQ

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 133.653 van 8 juli 2004 in de zaak A. 74.255/XII-662. In zake : Daniël VAN LOOY, die woonplaats kiest bij advocaat K. Rommens, kantoor houdende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1500 van 30 augustus 2016 in de zaak 1011/0774/SA/2/0731 In zake: de heer... advocaat Johan VERSTRAETEN kantoor houdende te 3000 Leuven, Vaartstraat

Nadere informatie