MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat Karl MORTELMANS met woonplaatskeuze op het kantoor te 2220 Heist-op-den-Berg, Mechelsesteenweg 111 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Dirk DE GREEF met woonplaatskeuze op het kantoor te 1700 Dilbeek, Eikelenberg 20 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 10 augustus 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 17 juni 2016, gekend onder nummer 14-AMMC M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (1.412 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet, artikel 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: VLAREM I), van artikel , 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II) en van artikel 3, lid 2 en 3 van de Verordening nr. 842/2006/EG inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (hierna: Verordening nr. 842/2006/EG). De bestreden beslissing legt eveneens een vermogensvoordeelontneming op aan de verzoekende partij van 700 euro. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat de koelinstallaties Diepvries en Rundercentrale een te hoog lekverlies kennen, dat de periodieke lekdichtheidscontroles op deze koelinstallaties niet correct werden uitgevoerd en dat de koelinstallaties Rundercentrale en Varkenscentrale geen lekdetectiesysteem hebben. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. 1

2 De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 27 april De verzoekende en verwerende partij verschijnen schriftelijk. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Op 24 juni 2014 begeven mevrouw Els DE JONGHE, toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie van de Vlaamse overheid, en de heer Rinus VAN ROTEN, milieu-inspecteur bij de afdeling Milieuinspectie van de Vlaamse Overheid (hierna verbalisanten), vergezeld door de heer Walter HERREGODS, gecertificeerd koeltechnieker van de firma VAN KERKHOVEN TS, zich ambtshalve naar de vestiging van de verzoekende partij. De verbalisanten hebben op voorhand toegang gekregen tot de logboeken van de verzoekende partij. Zij hebben de logboeken van de koelinstallaties Diepvries, Rundercentrale en Varkenscentrale meer in detail bekeken. Op koelinstallaties met een nominale koelmiddelinhoud groter dan 30 kg en kleiner dan 300 kg moet volgens artikel 3, lid 2 van de Verordening nr. 842/2006/EG om de zes maanden een lekdichtheidscontrole worden uitgevoerd. De verbalisanten stellen vast dat dit voor de koelinstallatie Diepvries tussen 18 februari 2013 en 15 oktober 2013 niet is gebeurd. Op koelinstallaties met een nominale koelmiddelinhoud groter dan 300 kg moet volgens artikel 3, lid 2 van de Verordening nr. 842/2006/EG om de drie maanden een lekdichtheidscontrole worden uitgevoerd. De verbalisanten stellen vast dat dit voor de koelinstallatie Varkenscentrale is gebeurd. Voor de koelinstallatie Rundercentrale is dit tussen 31 mei 2013 en 17 oktober 2013 niet gebeurd. Koelinstallaties met een nominale koelmiddelinhoud groter dan 300 kg moeten ingevolge artikel 3, lid 3 van de Verordening nr. 842/2006/EG uitgerust zijn met een lekdetectiesysteem. De verbalisanten stellen vast dat de koelinstallaties Varkenscentrale en Rundercentrale nog geen lekdetectiesysteem hebben. Uit de controle van de logboeken blijkt dat de koelinstallaties Diepvries en Rundercentrale in 2012, 2013 en ook in 2014 wat de Rundercentrale betreft, lekken vertonen die het maximum van 5% per jaar overschrijden. Dit maakt een schending uit van artikel VLAREM II. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. ME64.H , afgesloten op 1 augustus 2014 en verzonden op 7 augustus De afdeling Milieu-inspectie maant op 7 augustus 2014 de verzoekende partij aan om de volgende maatregelen te nemen: - De nodige herstellingen uit te voeren om de vastgestelde lekken aan de onderzochte koelinstallatie te dichten; - Een logboek op te stellen en zorgvuldig bij te houden voor elke koelinstallatie met een nominale koelmiddelinhoud van 3 kg of meer die gebruik maakt van ozonafbrekende 2

3 stoffen en/of gefluoreerde broeikasgassen. De naam van de persoon die werkzaamheden verricht aan de installatie moet zeker vermeld worden; - De Varkenscentrale en de Rundercentrale moeten voorzien worden van een lekdetectiesysteem; - De verplichte periodieke lekdichtheidscontroles uit te voeren; - Alle preventieve maatregelen te nemen volgens het beginsel van de best beschikbare technieken om lekverlies te voorkomen en terug te brengen tot de maximale toegestane hoeveelheid van 5%. Op 9 september 2014 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 7 oktober 2014 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij heeft geen schriftelijk verweer gevoerd, noch heeft zij om een hoorzitting verzocht. De verwerende partij ontvangt op 15 juli 2015 aanvullende informatie van de verbalisanten. Op 25 juni 2015 werd een opvolgingsinspectie uitgevoerd bij de verzoekende partij waaruit blijkt dat de verzoekende partij de aanmaningsmaatregelen heeft uitgevoerd. De verbalisanten delen het volgende mee: - De periodieke lektesten en de lektesten na een herstelling worden uitgevoerd conform artikel , 6, 2 VLAREM II en artikel 4 van verordening 517/2014 van 16 april 2014; - De grootste installaties zijn ook uitgerust met een permanent lekdetectiesysteem zoals verplicht volgens artikels 4 en 5 van de Europese Verordening 517/2014 van 16 april 2014; - In de periode van 24 juni 2014 tot 25 juni 2015 werden er geen lekverliezen meer vastgesteld (volgens de logboeken bij de onderzochte installaties). 3. De gewestelijke entiteit legt op 17 juni 2016 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 12 juli De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 4. Beoordeling De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: De bestuurlijke geldboeten. 4.1 De toerekenbaarheid aan de overtreder Overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet is de exploitant van een inrichting verplicht de exploitatievoorwaarden na te leven. Ongeacht de verleende vergunning treft de exploitant steeds de nodige maatregelen om schade, hinder, en incidenten en ongevallen die de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloeden, te voorkomen. Overeenkomstig artikel 43 van VLAREM I is de exploitant van een inrichting verplicht de in de milieuvergunning opgelegde algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven. 3

4 Ongeacht de verleende vergunning moet de exploitant steeds de nodige maatregelen treffen om schade en hinder te voorkomen. Overeenkomstig artikel , 6, 1 van VLAREM II moeten alle maatregelen, die overeenkomstig de beste beschikbare technieken haalbaar zijn, worden genomen om het relatief lekverlies zoveel mogelijk en in elk geval tot maximaal 5 % per jaar te beperken. De koelinstallatie Diepvries heeft een nominale koelinhoud van 147 kg. In 2012 werd in totaal 294 kg koelmiddel bijgevuld en in 2013 werd in totaal 158 kg koelmiddel bijgevuld. Het relatief lekverlies in 2012 en 2013 bedroeg respectievelijk 200% en 107%. De koelinstallatie Rundercentrale heeft een nominale koelinhoud van 570 kg. In 2012 werd in totaal 270 kg koelmiddel bijgevuld, in 2013 werd in totaal 228 kg koelmiddel bijgevuld en in 2014 werd in totaal 310,5 kg koelmiddel bijgevuld. Het relatief lekverlies in 2012, 2013 en 2014 bedroeg respectievelijk 47%, 40% en 54%. Dit houdt een schending in van artikel , 6, 1 van VLAREM II. Overeenkomstig artikel 3 lid 2 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006 moeten toepassingen diè ten minste 30 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, ten minste om de zes maanden op lekkage gecontroleerd worden, toepassingen die ten minste 300 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, worden ten minste om de drie maanden op lekkage gecontroleerd. Verbalisant stelde vast dat de verplichte periodieke lekdichtheidscontroles op de Diepvries niet altijd exact om de zes maanden gebeurden. Deze termijn werd minstens niet gerespecteerd tussen 18 februari 2013 en 15 oktober Bij de Rundercentrale werden de controles voornamelijk uitgevoerd na een herstelling en dus niet steeds driemaandelijks. Deze termijn werd minstens niet gerespecteerd tussen 31 mei 2013 en 17 oktober Dit houdt een schending in van artikel 3 lid 2 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006. Overeenkomstig artikel 3 lid 3 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006 dienen exploitanten van koelinstallaties die 300 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, een lekdetectiesysteem te installeren. De koelinstallaties Rundercentrale en Varkenscentrale hadden voorzien moeten zijn van een lekdetectiesysteem. Verbalisant stelde op 24 juni 2014 vast dat deze twee koelinstallaties niet voorzien werden van een lekdetectiesysteem. Dit houdt een schending in van artikel 3 lid 3 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: VLAREM I: artikel 43; VLAREM II: artikel , 6; Milieuvergunningendecreet: artikel 22; Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006: artikel 3 lid 3; artikel 3 lid 2. en vallen daarmee onder de definitie van een milleumisdrijf als bedoeld in artikel DABM waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder De hoogte van de geldboete 4

5 Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten De doelstelling van bovenvermelde regelgeving is het voorkomen of beperken van de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend kunnen zijn, of die gevaarrisico's in zich kunnen dragen. De naleving van de Vlaamse algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden inzake milieuhygiëne is van cruciaal belang om hinder aan het leefmilieu.te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Een strikte naleving van deze bepalingen wordt opgelegd aan diegenen die ingedeelde activiteiten uitoefenen. De koelinstallatie Rundercentrale heeft een nominale koelmiddeleninhoud van 570 kg en werd initieel gevuld met het koelmiddel R22. Op 30 december 2012 werd deze koelinstallatie omgebouwd en gevuld met het koelmiddel R427a. De koelinstallatie Diepvries heeft een nominale koelmiddeleninhoud van 147 kg R427a. Overwegende dat een chloorfluorkoolwaterstof IHCFK) - met name R22 - als koelmiddel werd gebruikt in de koelinstallatie van overtreder. Dit betreft een stof die de stratosferische ozonlaag kan aantasten. De verdunning van de stratosferische ozonlaag leidt tot een toename van de schadelijke UV(131-straling op het leefmilieu, met risico's voor de volksgezondheid en schade aan landbouwgewassen en ecosystemen tot gevolg. Deze stof draagt eveneens bij aan de opwarming van de aarde. Sinds 1 januari 2015, na een periode van uitfasering tussen 2010 en 2015, is het gebruik van HCFK's in koel-, vries-, airconditioninginstallaties of warmtepompen bovendien verboden. Overwegende dat een fluorkoolwaterstof - met name R427a - als koelmiddel werd gebruikt in de koelinstallatie van overtreder. Dit betreft een stof die - hoewel deze niet de stratosferische ozonlaag aantast - een broeikasgas is die bijdraagt tot de opwarming van de aarde. De Verordening nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening nr. 842/2006 voorziet in een uitfasering voor fluorkoolwaterstoffen met een GWP groter of gelijk aan Vanaf 1 januari 2020 zullen de maagdelijke fluorkoolwaterstoffen met een GWP groter of gelijk aan in koelapparatuur met een koelmiddelvulling groter of gelijk aan 40 ton CO2- equivalenten verboden zijn. Vanaf 1 januari 2030 zullen de geregenereerde/gerecycelde fluorkoolwaterstoffen met een GWP groter of gelijk aan in koelapparatuur met een koelmiddelvulling groter of gelijk aan 40 ton CO-equivalenten verboden zijn. De koelmiddelen R22 en R427a kunnen schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. De dampen ervan zijn zwaarder dan lucht en kunnen verstikking veroorzaken door vermindering van luchtzuurstof. Contact met de vloeistof kan tot bevriezing en ernstige verwondingen aan de ogen leiden. Het Global Warming Potential (hierna: GWP) van het koelmiddel R22 bedraagt CO2 heeft een GWP referentiewaarde van 1, het ontsnappen in de atmosfeer van het koelmiddel R22 levert bijgevolg een keer sterkere bijdrage aan de opwarming van de aarde dan een ontsnapping van een gelijke hoeveelheid aan CO2. Het GWP van het koelmiddel R427a bedraagt waardoor het ontsnappen in de atmosfeer van het koelmiddel R427a een

6 keer sterkere bijdrage levert aan de opwarming van de aarde dan een ontsnapping van een gelijke hoeveelheid aan CO2. In de koelinstallaties van overtreder werden over de periode 2012 tot en met juni 2014 in totaal 270 kg R22 en 990,5 kg R427a verbruikt. Overwegende dat België, en bij uitbreiding, het Vlaams gewest, verantwoordelijk is, en inleverplichten heeft met betrekking tot welbepaalde broeikasgasemissies die plaatsvinden op haar grondgebied. In de periode vloeit deze inleververplichting voort uit goedkeuring van het Protocol Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen. In de periode vloeit deze inleververplichting voort uit Beschikking Nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanning van lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen. Voor de CO2-emissies veroorzaakt door de uitstoot van R22 geldt er weliswaar geen inleververplichting, aangezien deze broeikasgasemissies noch onder het Protocol van Kyoto, noch onder de Effort Sharing Decision vallen. De ernst van de uitstoot van deze broeikasgassen kan desondanks niet worden betwist. Ondanks dat er daardoor tevens geen directe financiële impact is voor het Vlaamse Gewest, kan de sanctionering van dergelijke broeikasgasemissies op dezelfde manier gebeuren als de sanctionering van emissies die wél onder het bovenvermeld Protocol van Kyoto en de bovenvermelde Effort Sharing Decision vallen. 990,5 kg R427a komt overeen met ton CO2-eq, berekend aan de hand van de GWPwaarden als vermeld in het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, aangenomen bij Besluit 15/CP.17 van de Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Het relatief lekverlies moet in elk geval beperkt worden tot 5% per jaar voor installaties op R427a. De nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie Diepvries bedroeg 147 kg in 2012 en De nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie Rundercentrale bedroeg 570 kg in 2013 en Er mocht bijgevolg in totaal niet meer dan 71,7 kg R427a gelekt worden, dit stemt overeen met de emissie van 153 ton CO2-eq. Overtreder heeft een hoeveelheid R427a overeenkomstig met ton CO2-eq meer heeft gelekt dan toegestaan, rekening houdend met het maximaal toegestane lekverlies van 5%. 270 kg R22 komt overeen met 488 ton CO2-eq, berekend aan de hand van de GWP-waarden als vermeld in het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, aangenomen bij Besluit 15/CP.17 van de Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Het relatief lekverlies moet in elk geval beperkt worden tot 5% per jaar voor installaties op R22. De nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie Rundercentrale bedroeg 570 kg in Er mocht bijgevolg in totaal niet meer dan 28,5 kg R22 gelekt worden, dit stemt overeen met de emissie van 51 ton CO2-eq. Overtreder heeft een hoeveelheid R22 overeenkomstig met 437 6

7 ton CO2-eq meer heeft gelekt dan toegestaan, rekening houdend met het maximaal toegestane lekverlies van 5%. De financiële impact van de uitstoot van één ton CO2-eq kan redelijkerwijs op zes euro per ton CO2-eq worden geschat en dit ofwel onder de vorm van gederfde inkomsten indien door toedoen van de genoemde uitstoot van broeikasgassen de afstand tot het voor het Vlaamse Gewest vastgestelde uitstootplafond minder groot worden, ofwel onder de vorm van te verrichten uitgaven indien door de genoemde uitstoot het voor het Vlaamse Gewest vastgestelde uitstootplafond worden overschreden. Het houden van periodieke lekdichtheidscontroles is vereist om lekkages van koelmiddel te voorkomen of in te perken. Het niet naleven van deze periodiciteit verhoogt het risico op lekkages. In de inrichting van overtreder waren twee koelinstallaties aanwezig met een koelmiddelinhoud van meer dan 300 kg, met name de Rundercentrale met 570 kg R427a en de Varkenscentrale met 600 kg R404a. Koelinstallaties met dergelijke koelmiddelinhoud houden een risico in op grotere milieuschade dan een koelinstallatie met een koelmiddelinhoud van minder dan 300 kg. De installatie van een lekdetectiesysteem is derhalve vereist om de exploitant te kunnen waarschuwen in geval van lekkage. Overtreder heeft het misdrijf in professioneel verband gepleegd. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete De omstandigheden Bij het bepalen van de hoogte van de boete wordt rekening gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen. Uit navolgende informatie van de afdeling Milieu-inspectie bleek immers dat de periodieke lektesten en de lektesten na een herstelling werden uitgevoerd, de grootste installaties werden uitgerust met een permanent lekdetectiesysteem en dat in de periode tussen 24 juni 2014 en 25 juni 2015 er geen lekverliezen meer werden vastgesteld bij de onderzochte installaties. Overtreder heeft zich bijgevolg met bekwame spoed en in overleg met de afdeling Milieu-inspectie in regel gesteld. Deze elementen worden meegenomen als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een lagere geldboete. AMMC ging per schrijven van 7 oktober 2014 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Wegens het overschrijden van de beslissingstermijn wordt het boetebedrag evenwel verlaagd met één vijfde 7

8 rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete Voordeelontneming Op 24 juni 2014 werd vastgesteld dat de periodieke lekdichtheidscontroles niet steeds werden uitgevoerd. De kostprijs voor het uitvoeren van één lekdichtheidscontrole kan, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd worden op minstens 350 euro. Overtreder heeft voor de koelinstallatie Diepvries minstens één periodieke (6-maandelijks) lekdichtheidscontrole niet laten uitvoeren in de periode tussen 18 februari 2013 en 15 oktober Overtreder heeft voor de koelinstallatie Rundercentrale minstens één periodieke (3-maandelijks) lekdichtheidscontrole niet laten uitvoeren in de periode tussen 31 mei 2013 en 17 oktober Het vermogensvoordeel voor de overtreder om zich niet aan de vigerende regelgeving te houden kan derhalve uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd worden op 700 euro. Dit bedrag wordt conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming opgelegd. OM DEZE REDENEN beslist de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer om aan Slachthuis Heist op den Berg BVBA KBO-nr: Mechelsesteenweg Heist-op-den-Berg een bestuurlijke geldboete op te leggen ten bedrage van euro, zijnde euro vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel DABM, een voordeelontneming op te leggen ten bedrage van 700 euro, SAMEN ten bedrage van euro. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 8

9 1. De verzoekende partij roept de schending in van artikel , 3 van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: DABM) en van de motiveringsplicht. Zij stelt dat de verwerende partij niet motiveert waarom zij geen toepassing maakt van artikel , 3 DABM en zonder meer een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt. 2. De verwerende partij antwoordt dat artikel , 3 DABM bepaalt dat de gewestelijke entiteit een voorstel kan doen aan de vermoedelijke overtreder om een geldsom te betalen. De verwerende partij kan zelf bepalen of zij het opportuun acht om een voorstel tot betaling te doen. De verwerende partij is niet verplicht om dergelijk voorstel te doen, noch is zij verplicht om te motiveren waarom zij geen gebruik maakt van deze mogelijkheid. 3. De verzoekende partij erkent dat de verwerende partij niet verplicht is om een voorstel tot betaling van een geldsom te doen. Volgens haar maakt dit wel een onderdeel uit van het beslissingsproces zodat de verwerende partij wel verplicht moet motiveren waarom zij geen gebruik maakt van deze mogelijkheid. De verzoekende partij wijst er op dat de maximale geldsom die overeenkomstig artikel , 3 DABM kan worden opgelegd euro bedraagt. Aangezien de alternatieve bestuurlijke geldboete een veelvoud bedraagt, is het voor de verzoekende partij van cruciaal belang te weten waarom de verwerende partij geen gebruik maakt van de mogelijkheid voorzien in artikel , 3 DABM. 4. Volgens de verwerende partij kent de verzoekende partij een te grote draagwijdte toe aan de motiveringsplicht. Zij benadrukt dat zij gelet op de aard van de feiten kon besluiten dat een voorstel tot betaling van geldsom niet aangewezen was. Zij motiveert in de bestreden beslissing uitvoerig waarom het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete en een voordeelontneming opportuun is. De motiveringsplicht strekt er volgens de verwerende partij niet toe om aan de verzoekende partij de mogelijkheid te bieden om te kunnen nagaan welke mogelijkheden de bevoegde overheid heeft om al dan niet een bestuurshandeling op te leggen. Beoordeling door het College 1. Artikel , 3 DABM luidt: Alvorens een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, kan de gewestelijke entiteit de vermoedelijke overtreder een voorstel doen om een geldsom te betalen binnen een bepaalde termijn. Het voorstel tot betaling van een geldsom gebeurt met kennisgeving aan de vermoedelijke overtreder. De geldsom die betaald moet worden kan niet hoger zijn dan euro. De geldsom wordt gestort ten voordele van het Minafonds. 9

10 Het voorstel tot betaling van de geldsom schorst de procedure tot oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete zoals vermeld in de artikelen tot en met De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de termijn waarin de betaling moet geschieden, de modaliteiten tot het opleggen van de geldsom evenals de milieumisdrijven waarop de procedure van toepassing is. Uit de bewoordingen van artikel , 3 DABM blijkt ontegensprekelijk, en de verzoekende partij betwist dit niet, dat de verwerende partij een voorstel tot betaling van een geldsom kan doen, doch dat dit geenszins een verplichting is. De verwerende partij beschikt ter zake over een discretionaire beleidsruimte. Om te voldoen aan de motiveringsplicht moet de bestreden beslissing bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete op afdoende wijze de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen. De motiveringsplicht die op de verwerende partij rust gaat niet zo ver dat zij moet argumenteren waarom zij geen toepassing maakt van een loutere mogelijkheid voorzien in artikel , 3 DABM, waarvan de opportuniteit dient beoordeeld te worden door de gewestelijke entiteit. 2. Daarenboven stelt het College vast dat de aanvraag niet in aanmerking kwam voor een voorstel tot betaling in de zin van artikel , 3 DABM. Met het besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid van 12 december 2008 (hierna Milieuhandhavingsbesluit), heeft de Vlaamse regering nadere regels vastgesteld over de modaliteiten inzake het voorstel tot betalen van een geldsom. Artikel 75/2, eerste en tweede lid van het Milieuhandhavingsbesluit bepaalt: De gewestelijke entiteit kan een voorstel tot betaling van een geldsom doen als ze van mening is dat volgens de vaststellingen in het proces-verbaal onmiskenbaar vaststaat dat de overtreder het milieumisdrijf heeft gepleegd en dat het milieumisdrijf geen zware aantasting van het leefmilieu inhoudt. De gewestelijke entiteit kan echter geen voorstel tot betaling van een geldsom doen in de volgende gevallen : 1 als het proces-verbaal verschillende milieumisdrijven heeft vastgesteld; 2 3 als aan de overtreder voor hetzelfde milieumisdrijf al eerder een betaling van een geldsom werd voorgesteld, een alternatieve bestuurlijke geldboete werd opgelegd overeenkomstig de bepalingen van het DABM, of strafrechtelijk werd veroordeeld; als het proces-verbaal melding maakt van ernstige fysieke of materiële schade aan derden. Uit het tweede lid van deze bepaling volgt onder meer dat de gewestelijke entiteit geen voorstel tot betaling van een geldsom kan doen wanneer in het proces-verbaal verschillende milieumisdrijven worden vastgesteld. Het wordt niet betwist dat in het proces-verbaal nr. ME64.H verschillende milieumisdrijven worden vastgesteld, die reeds in het onderdeel III. De feiten in dit arrest worden aangehaald. 10

11 Nog maar los van de vraag of de vastgestelde milieumisdrijven geen zware aantasting van het leefmilieu inhouden, hetgeen overeenkomstig artikel 75/2, eerste lid Milieuhandhavingsbesluit ook een uitsluitingsgrond is van artikel , 3 DABM, oordeelt het College dat op grond van de bovenstaande beoordeling er geen voorstel tot betaling van een geldsom mogelijk was. 4. Het middel wordt verworpen. B. Tweede en derde middel Standpunt van de partijen In haar tweede middel voert de verzoekende partij een schending van de rechten van verdediging aan onder meer omdat: - niet op afdoende wijze kan worden vastgesteld wat het eigen aandeel van de verzoekende partij is in de overtreding; - niet op afdoende wijze kan worden vastgesteld aan de hand van welke gegevens tot het boetebedrag van euro wordt gekomen; - niet op afdoende wijze kan worden vastgesteld op grond van welke gegevens de verwerende partij besluit dat de financiële impact van de uitstoot van 1 ton CO2 equivalent redelijkerwijs kan worden geschat op 6 per ton CO2 equivalent. De verzoekende partij stelt dat zij reeds jarenlang door de firma bvba VOS TECHNICS wordt bijgestaan in het onderhoud van de koel- en vriesinstallaties. Zij ging er dan ook vanuit dat alles correct werd opgevolgd. De verwerende partij heeft echter op geen enkele manier rekening gehouden met het gegeven dat de verzoekende partij zonder discussie te goede is. Dit blijkt immers uit herstelling die met bekwame spoed werden uitgevoerd na het proces-verbaal van 1 augustus De gegevens dat de verzoekende partij een klasse 1 bedrijf is en dat zij de overtredingen in professioneel verband heeft begaan, zijn volgens haar onvoldoende om de hoogte van het boetebedrag te verantwoorden. De bepaling van het boetebedrag komt bij gebrek aan een heldere en op voorhand bekende gradatieschaal neer op een arbitraire beslissing die geen controle toelaat. Noch de verzoekende partij, noch het College, kan tot slot controleren en verifiëren dat financiële impact van een de uitstoot van 1 ton CO2 equivalent redelijkerwijs kan worden geschat op 6 per ton CO2 equivalent. 1.2 De verwerende partij antwoordt vooreerst dat zij vreemd is aan de verhouding met een derde. De verzoekende partij is de exploitant zodat zij ertoe gehouden is om overeenkomstig artikel 22 Milieuvergunningsdecreet, artikel 3 lid 2 en 3 van de Verordening nr. 842/2006/EG inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen en artikel 43 VLAREM I, de nodige maatregelen te nemen om in overeenstemming te zijn met de milieuwetgeving. Het is immers de exploitant die aan de milieuwetgeving dient te voldoen. Het staat de verzoekende partij vrij om naderhand de firma bvba VOS TECHNICS aansprakelijk te stellen indien zij meent dat deze firma in gebreke is gebleven. De verwerende partij wijst wat de hoogte van het boetebedrag betreft op haar discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel , tweede lid DABM. Ingevolge artikel DABM 11

12 wordt de hoogte van de boete afgestemd op de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden, hetgeen zij dan ook heeft gedaan. De verzoekende partij leidt uit de afwezigheid van enige waardeschaal in de wetgeving ten onrechte af dat haar rechten van verdediging worden geschonden. De verwerende partij heeft immers de verzoekende partij met een brief van 7 oktober 2014 uitgenodigd om zelf elementen aan te brengen in een schriftelijk verweer waarmee zij rekening moet houden. De verzoekende partij heeft echter geen verweer gevoerd. Daarenboven wijst de verwerende partij er op dat zij met de aanvullende informatie van de verbalisanten van 15 juli 2015 rekening heeft gehouden als verzachtende omstandigheid, conform artikel DABM. Tot slot stelt de verwerende partij dat de verzoekende partij slechts één element van de beoordeling van de ernst van de feiten eruit haalt om te bekritiseren. De verwerende partij overweegt in de bestreden beslissing dat de verzoekende partij meer dan de toegestane hoeveelheid van 5% CO2- equivalent heeft uitgestoten gedurende Zij wijst hierbij op de gevolgen van de uitstoot voor het milieu en op de impact ervan voor het Vlaams Gewest. De verzoekende partij brengt geen gegevens bij waaruit zou moeten blijken dat de uitstoot minder ernstig is. De verwerende partij heeft dan in alle redelijkheid een prijs bepaald voor de overschrijding. 1.3 De verzoekende partij benadrukt in haar wederantwoordnota dat zij in goed vertrouwen het onderhoud van de koelinstallaties heeft uitbesteed aan een erkende firma. Het wordt in de bestreden beslissing niet aangetoond dat zij in gebreke is gebleven. De verzoekende partij wijst er verder op dat bij gebrek aan een minimum waardeschaal geen controle mogelijk is op de arbitraire beslissing van de verwerende partij. De verzoekende partij ging er immers vanuit dat na de herstellingen de zaak was afgesloten, wat dan ook de reden is waarom zij geen verweer heeft gevoerd. Voor het overige verwijst de verzoekende partij naar haar uiteenzetting in haar verzoekschrift. 1.4 In haar laatste nota stelt de verwerende partij dat het aan de verzoekende partij toekomt om zich in regel te stellen met de milieuwetgeving. De verzoekende partij kan achteraf haar schade verhalen op bvba VOS TECHNICS indien zij meent dat deze firma in gebreke is gebleven. De verwerende partij wijst er ook nog op dat de verzoekende partij geen enkele reden had om aan te nemen dat de zaak zou worden afgesloten door het zich in regel stellen. De verwerende partij heeft immers met een brief van 7 oktober 2014 de verzoekende partij op de hoogte gebracht van haar intentie om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Deze brief dateert van na de uitgevoerde herstellingen. Wat het boetebedrag betreft, stelt de verwerende partij dat zij geen absolute beslissingsvrijheid heeft. Zij dient immers steeds te motiveren waarom zij van oordeel is dat een boete moet worden opgelegd, evenals de hoogte van het boetebedrag. Voor het overige volhardt de verwerende partij in haar uiteenzetting uit haar antwoordnota In haar derde middel roept de verzoekende partij de schending in van het redelijkheidsbeginsel. De verzoekende partij stelt dat door het gebrek aan een gradatieschaal, op basis waarvan zij kan inschatten op welke wijze welke inbreuk gesanctioneerd zal worden, zij niet kan nagaan of de verwerende partij in alle redelijkheid het boetebedrag en de voordeelontneming heeft bepaald. 12

13 Zij kan evenmin nagaan of de overschrijding van de beslissingstermijn van 180 dagen een vermindering van het boetebedrag van 20% met zich heeft meegebracht. Volgens de verzoekende partij wordt de boete op een arbitraire wijze vastgelegd en niet op een verifieerbare beoordelingsschaal. De motivering inzake het opleggen van de voordeelontneming is volgens de verzoekende partij bedrieglijk eenvoudig. De verwerende partij gaat voorbij aan de goede trouw van de verzoekende partij en bepaalt arbitrair dat de voordeelontneming neerkomt op 700 euro, het geraamde bedrag van twee niet uitgevoerde lekdetectiecontroles. Het boetebedrag en de voordeelontneming zijn volstrekt onredelijk omdat de verwerende partij volledig voorbij gaat aan de inspanningen die de verzoekende partij heeft geleverd. De inspanningen gaan immers verder dan de aanmaningen die de verzoekende partij met een brief van 7 augustus 2014 heeft ontvangen. Sinds de vaststellingen van juni 2014 vinden de controles maandelijks plaats, in tegenstelling tot de verplichte zesmaandelijkse controles. Dit alles om de wetgeving en uiteraard de administratie ter wille te zijn om lekken voor de toekomst te voorkomen. De hoogte van het boetebedrag heeft een bijzonder zware financiële impact op de verzoekende partij die naar haar overtuiging het redelijke te boven gaat, temeer omdat erkend wordt dat zij inspanningen heeft geleverd om aan de maatregelen uit de aanmaning te voldoen. 2.2 De verwerende partij antwoordt dat zij reeds in het tweede middel heeft aangehaald dat er geen gradatieschaal voorhanden is op grond waarvan zij de alternatieve bestuurlijke geldboete kan opleggen. Overeenkomstig de artikelen en DABM beschikt zij immers over een discretionaire bevoegdheid om de hoogte van de boete te bepalen. Van enige schending van deze artikelen is slechts sprake indien zij op een kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de geldende criteria ernst, frequentie en omstandigheden. De verwerende partij verwijst naar haar motivering in de bestreden beslissing en stelt dat zij wel degelijk rekening heeft gehouden met het feit dat de verzoekende partij met bekwame spoed de aanmaningsmaatregelen heeft uitgevoerd. Uit de bestreden beslissing blijkt dat dit een verzachtende omstandigheid is. De omstandigheid dat de verzoekende partij er zelf voor kiest om meer controles te laten uitvoeren, betekent volgens de verwerende partij niet dat zij het boetebedrag in die zin moet aanpassen. Verder stelt de verwerende partij dat de verzoekende partij dient aan te tonen dat een vermindering van het boetebedrag met een vijfde wegens overschrijding van de beslissingstermijn onredelijk is. De verwerende partij benadrukt dat artikel DABM duidelijk stelt dat de beslissingstermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Het overschrijden van de beslissingstermijn heeft geen invloed gehad op het bewijsmateriaal, noch op de opportuniteit van het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. De verzoekende partij toont naar het oordeel van de verwerende partij niet aan dat zij benadeeld wordt door het overschrijden van de beslissingstermijn. Wanneer de verzoekende partij stelt dat zij ter goeder trouw was, wijst de verwerende partij er op dat overeenkomstig artikel , 1 DABM het niet vereist is dat de feiten met opzet worden gepleegd. Ook het gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid komt in aanmerking voor een alternatieve bestuurlijke geldboete. Tot slot stelt de verwerende partij dat de voordeelontneming overeenkomstig artikel DABM een sanctie is waarbij de overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het brutovermogensvoordeel dat uit het milieumisdrijf is verkregen. Dat de 13

14 verzoekende partij ervoor heeft gekozen om een maandelijkse controle in te voeren, neemt het voorheen geleden financieel voordeel niet weg. 2.3 In haar wederantwoordnota bevestigt de verzoekende partij dat de bestreden beslissing een uitgebreide motivering bevat, maar dat bij gebrek aan gradatieschaal zij niet kan nagaan of de beslissing wel in alle redelijkheid is genomen. De verzoekende partij vindt dat zij onredelijk behandeld is omdat de verwerende partij geen voorstel tot betalen van een geldsom heeft gedaan overeenkomstig artikel , 3 DABM. Volgens de verzoekende partij is het duidelijk dat de verwerende partij geen rekening heeft gehouden met het gegeven dat zij ter goeder trouw was. De verwerende partij heeft immers niet gemotiveerd waarom zij geen voorstel tot betaling heeft gedaan. De verzoekende partij stelt tot slot dat door grotere frequentie van de huidige controles het voordeel dat zij in het verleden heeft genoten is opgesoupeerd, zodat er van enig vermogensvoordeel geen sprake meer is. De verwerende partij heeft hiermee geen rekening gehouden in de bestreden beslissing. 2.4 De verwerende partij wijst er nogmaals op dat zij niet verplicht is om een voorstel tot betaling te doen en dat zij op een uitgebreide wijze heeft gemotiveerd waarom zij de alternatieve bestuurlijke geldboete en de voordeelontneming oplegt. De verwerende partij benadrukt ook nog dat de voordeelontneming geldt voor het verleden en geen onderdeel kan vormen van een rekensom waarbij de actuele kosten in mindering worden gebracht van het geleden voordeel. Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij stelt in haar tweede middel op algemene wijze dat haar rechten van verdediging geschonden worden. In de mate dat inzake bestuurlijke handhaving de rechten van verdediging niet van toepassing zijn en zich slechts richten op de gerechtelijke procedure, verstaat het College het middelonderdeel als een mogelijke schending van het recht op tegenspraak als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Het College merkt hierbij op dat de verzoekende partij met een aangetekende brief van 7 oktober 2014 in kennis werd gesteld van het voornemen van de verwerende partij om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Met diezelfde brief werd aan de verzoekende partij ook de mogelijkheid verleend om binnen een termijn van dertig dagen haar argumenten schriftelijk kenbaar te maken, alsook om een verzoek tot hoorzitting in te dienen. Het College kan enkel vaststellen dat de verzoekende partij hieraan voorbij is gegaan. In zoverre de verzoekende partij dan in algemene bewoordingen stelt dat haar rechten van verdediging geschonden zijn, kan zij geenszins aanvoeren dat haar hoorrecht of recht op tegenspraak geschonden zijn. 2. De verzoekende partij stelt in het tweede middel dat haar rechten van verdediging geschonden worden omdat niet afdoende wordt vastgesteld wat haar aandeel is in de overtreding. Het College leidt hieruit af dat de verzoekende partij terzake een schending van de motiveringsplicht inroept. 14

15 Overeenkomstig artikel , eerste lid DAMB kunnen bestuurlijke geldboeten enkel aan de overtreder worden opgelegd. Artikel , eerste lid DAMB luidt als volgt: De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken. Noch het DABM noch enige uitvoeringsbepaling van dit decreet omschrijft het begrip overtreder. In het kader van de alternatieve beboetingsprocedure, die milieumisdrijven sanctioneert, is het College van oordeel dat het begrip overtreder dient begrepen te worden als dader in de zin van artikel 66 van het Strafwetboek hierna SWB) dat als volgt luidt: Als daders van een misdaad of wanbedrijf worden gestraft: Zij die de misdaad of het wanbedrijf hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks hebben meegewerkt; Zij die door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder hun bijstand niet had kunnen worden gepleegd. Het College stelt vast dat de in het proces-verbaal nr. ME64.H vastgestelde milieumisdrijven zijn begaan door de verzoekende partij en dat zij dit ook niet betwist. De verzoekende partij is immers overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant en zij dient de gestelde voorwaarden na te leven. De omstandigheid dat zij ter goeder trouw was en dat zij er, door de uitbesteding van het onderhoud, vanuit ging dat zij in de regel was met de wetgeving kan hieraan niet verhelpen. In de bestreden beslissing gaat de verwerende partij op uitgebreide wijze na wat de toerekenbaarheid is van de schendingen aan de verzoekende partij en overweegt zij: Overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet is de exploitant van een inrichting verplicht de exploitatievoorwaarden na te leven. Ongeacht de verleende vergunning treft de exploitant steeds de nodige maatregelen om schade, hinder, en incidenten en ongevallen die de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloeden, te voorkomen. Overeenkomstig artikel 43 van VLAREM I is de exploitant van een inrichting verplicht de in de milieuvergunning opgelegde algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven. Ongeacht de verleende vergunning moet de exploitant steeds de nodige maatregelen treffen om schade en hinder te voorkomen. Overeenkomstig artikel , 6, 1 van VLAREM II moeten alle maatregelen, die overeenkomstig de beste beschikbare technieken haalbaar zijn, worden genomen om het relatief lekverlies zoveel mogelijk en in elk geval tot maximaal 5 % per jaar te beperken. De koelinstallatie Diepvries heeft een nominale koelinhoud van 147 kg. In 2012 werd in totaal 294 kg koelmiddel bijgevuld en in 2013 werd in totaal 158 kg koelmiddel bijgevuld. Het relatief lekverlies in 2012 en 2013 bedroeg respectievelijk 200% en 107%. 15

16 De koelinstallatie Rundercentrale heeft een nominale koelinhoud van 570 kg. In 2012 werd in totaal 270 kg koelmiddel bijgevuld, in 2013 werd in totaal 228 kg koelmiddel bijgevuld en in 2014 werd in totaal 310,5 kg koelmiddel bijgevuld. Het relatief lekverlies in 2012, 2013 en 2014 bedroeg respectievelijk 47%, 40% en 54%. Dit houdt een schending in van artikel , 6, 1 van VLAREM II. Overeenkomstig artikel 3 lid 2 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006 moeten toepassingen diè ten minste 30 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, ten minste om de zes maanden op lekkage gecontroleerd worden, toepassingen die ten minste 300 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, worden ten minste om de drie maanden op lekkage gecontroleerd. Verbalisant stelde vast dat de verplichte periodieke lekdichtheidscontroles op de Diepvries niet altijd exact om de zes maanden gebeurden. Deze termijn werd minstens niet gerespecteerd tussen 18 februari 2013 en 15 oktober Bij de Rundercentrale werden de controles voornamelijk uitgevoerd na een herstelling en dus niet steeds driemaandelijks. Deze termijn werd minstens niet gerespecteerd tussen 31 mei 2013 en 17 oktober Dit houdt een schending in van artikel 3 lid 2 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006. Overeenkomstig artikel 3 lid 3 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006 dienen exploitanten van koelinstallaties die 300 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, een lekdetectiesysteem te installeren. De koelinstallaties Rundercentrale en Varkenscentrale hadden voorzien moeten zijn van een lekdetectiesysteem. Verbalisant stelde op 24 juni 2014 vast dat deze twee koelinstallaties niet voorzien werden van een lekdetectiesysteem. Dit houdt een schending in van artikel 3 lid 3 van de Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: VLAREM I: artikel 43; VLAREM II: artikel , 6; Milieuvergunningendecreet: artikel 22; Verordening gefluoreerde broeikasgassen 842/2006: artikel 3 lid 3; artikel 3 lid 2. en vallen daarmee onder de definitie van een milleumisdrijf als bedoeld in artikel DABM waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder. De verzoekende partij is als exploitant zelf verantwoordelijk voor de begane schendingen, en kan zich niet verschuilen achter een onderhoudsfirma waarvoor zij voor de naleving van haar verplichtingen als exploitant en houder van de milieuvergunning hoe dan ook verantwoordelijk is. Overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet dient de exploitant de milieuvergunningsvoorwaarden na te leven. De verzoekende partij wordt dan ook terecht in de bestreden beslissing aangemerkt als overtreder aan wie het milieumisdrijf toerekenbaar is en aan wie overeenkomstig artikel DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. 16

17 3. In zoverre de verzoekende partij in haar derde middel aanvoert dat zij op een onredelijke wijze is behandeld omdat in de bestreden beslissing niet wordt gemotiveerd waarom de verwerende partij niet heeft gekozen om overeenkomstig artikel , 3 DABM een voorstel tot betaling te doen, wijst het College naar de beoordeling van het eerste middel waarin deze grief wordt verworpen De verzoekende partij wijst in haar tweede en derde middel op het arbitrair karakter van de boetebeslissing omdat zij niet kan aftoetsten in welke mate het bedrag van de geldboete wel in alle redelijkheid is genomen. Zij wijst er immers op dat zij spoedig de nodige maatregelen heeft genomen om in overeenstemming te zijn met de regelgeving en zij wijst tevens op de overschrijding van de beslissingstermijn. Het is voor de verzoekende partij niet duidelijk in welke mate deze gegevens aanleiding geven tot een lagere geldboete. 4.2 Overeenkomstig artikel DABM moet de gewestelijke entiteit er bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete voor zorgen dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke geldboete ten grondslag liggen en de boetes die op grond van die feiten worden opgelegd. Gezien de beslissingsruimte waarover de gewestelijke entiteit beschikt bij het bepalen van het boetebedrag, kan er van een schending van het proportionaliteitsbeginsel slechts sprake zijn als de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze toepassing gemaakt heeft van de decretale waarderingscriteria zoals bepaald in artikel DABM tot bepaling van het boetebedrag. De bestreden beslissing moet op controleerbare wijze, en dus aan de hand van concrete elementen, doen blijken dat bij het bepalen van de sanctie daadwerkelijk rekening gehouden is met de criteria bepaald in artikel en DABM, teneinde het College als controlerechter toe te laten na te gaan of er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de boete ten grondslag liggen en de opgelegde boete zelf. Zo dient de beslissing, die aangeeft dat zij een aantal omstandigheden in aanmerking genomen heeft als boeteverlagende of boeteverhogende factoren, duidelijk en op meetbare wijze aan te geven in welke mate en op welke wijze deze elementen in rekening werden gebracht en effectief geleid hebben tot een aanpassing van het initiële basisbedrag. Het College stelt vast dat in de bestreden beslissing rekening wordt gehouden met het feit dat de verzoekende partij zich spoedig in regel heeft gesteld. De verwerende partij verwijst naar de periodieke lektesten, de uitgevoerde herstelling en plaatsing van het lekdetectiesysteem en neemt deze elementen mee als een verzachtende omstandigheid. De bestreden beslissing geeft evenwel niet concreet en meetbaar aan op welke wijze deze boetemilderende factoren geleid hebben tot een verlaging van de op te leggen geldboete, zodat het College haar legaliteitscontrole niet naar behoren kan uitvoeren. Het College is van oordeel dat de ingeroepen verzachtende omstandigheden in ieder geval een bijkomende verlaging van de geldboete verantwoorden, zoals hierna bepaald. 4.3 Het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen dateert van 7 oktober 2014 terwijl de bestreden beslissing genomen is op 17 juni De overschrijding van de ordetermijn van 180 dagen zoals voorzien in artikel , eerste lid DABM, met meer dan 1 jaar en 2 17

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0032 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0037/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Bart SOMERS, wonende te 3545 Halen,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 december 2016 met nummer MHHC/M/1617/0006 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0025/M Verzoekende partij de nv CRYNS vertegenwoordigd door advocaat Jo DRIESSEN met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0081 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0087-M Verzoekende partij de bvba DE WAELE-VAN OSSELAER GEVOGELTE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

Vlaamse regelgeving inzake lekverliezen Studiedag reductie F-gassen in de koelsector 7 juli 2016

Vlaamse regelgeving inzake lekverliezen Studiedag reductie F-gassen in de koelsector 7 juli 2016 Vlaamse regelgeving inzake lekverliezen Studiedag reductie F-gassen in de koelsector 7 juli 2016 Sven Claeys Broeikasgassen en hun Global Warming Potential (GWP) CO 2 1 CH 4 21 N 2 O 310 HFK s, PFK s en

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

b) Is een afwijkend ontwerp - hoe uniek ook - een argument om niet aan de VLAREM-voorwaarden te moeten voldoen?

b) Is een afwijkend ontwerp - hoe uniek ook - een argument om niet aan de VLAREM-voorwaarden te moeten voldoen? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 191 van JOHAN DANEN datum: 8 december 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Vynova Tessenderlo - Koelvloeistofemissies - Toegestane afwijking

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Bepalingen voor koelinstallaties met F-gassen en/of ozonlaag afbrekende stoffen -...

Bepalingen voor koelinstallaties met F-gassen en/of ozonlaag afbrekende stoffen -... pagina 1 van 7 Vlaanderen LNE.BE CONTACTEER ONS Milieuvergunningen Erkenningen Milieueffect- rapportage Milieuvorm Home Beleid en regelgeving Beleidsthema's Klimaat F-gassen Bepalingen voor koelinstallaties

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0114 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0074/M/0058 In zake: de bvba CRAENENBROEKHOF bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Serge DEFRENNE kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0023 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0074/M Verzoekende partij de nv ETABLISSEMENTEN FRANZ COLRUYT, met woonplaatskeuze op

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 18 september 2018 met nummer HHC/M/1819/0005 in de zaak met rolnummer 1718-MHHC-0017-M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba BALDEWIJNS & Co, met zetel te 3511

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0068 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0072/M Verzoekende partij de heer Bart HUYSMANS, met woonplaatskeuze te 2930 Brasschaat,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HSE World Event 2018 Koelinstallaties: Beter voorbereid op controles

HSE World Event 2018 Koelinstallaties: Beter voorbereid op controles HSE World Event 2018 Koelinstallaties: Beter voorbereid op controles Patsie Puype Extern milieucoördinator / zaakvoerder APIS Milieuadvies bvba 31 mei 2018 Inhoud sessie Inleiding types koelmiddelen Kort

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie