MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0064 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0067/M Verzoekende partij de bv PEUTE PAPIERRECYCLING vertegenwoordigd door advocaten Koen GEELEN, Bernard VANHEUSDEN en Wouter MOONEN met woonplaatskeuze op het kantoor te 3500 Hasselt, Gouverneur Roppesingel 131 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaten Jürgen VANPRAET en Yannick PEETERS met woonplaatskeuze op het kantoor te 8210 Zedelgem, Spoorwegstraat 11 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 14 maart 2017 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 3 februari 2017, gekend onder nummer 14-AMMC M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 660 euro (110 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 14, derde lid van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna: Materialendecreet) en artikel 2.35, g) iii) en 18.1.a) van de verordening (EG) nummer 1013/2006 van het Europese parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij papier- en kartonafval heeft overgebracht zonder dat deze overbrenging vergezeld was van een volledig en correct ingevuld bijlage VII-document zoals bedoeld in de EVOA. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 1 februari Advocaat Wouter MOONEN voert het woord voor de verzoekende partij. 1

2 Advocaat Yannick PEETERS voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN Op 18 juni 2014 voert de heer Patrick Bergen, toezichthouder bij de Milieu-inspectie van de Vlaamse overheid (hierna de verbalisant genoemd), een controleactie op afvaltransporten uit. In het kader van deze actie wordt een vrachtwagen van Hertsens Transport afgeleid voor nadere controle. Het betreft een trekker (nummerplaat BL-025 AB) met oplegger (nummerplaat: QLB-323), waarvan de lading uit papier- en kartonafval bestaat. Op vraag van de verbalisant om de transport begeleidende documenten te bekijken, blijkt dat het afvaltransport enkel over een weegbon beschikt, waaruit blijkt dat het een grensoverschrijdend transport betreft. De bestuurder kan geen bijlage VII- document zoals bedoeld in de EVOA voorleggen. Wanneer de verbalisant de bestuurder meedeelt dat deze zijn transport enkel kan verderzetten indien het transport vergezeld wordt van een bijlage VII- document, neemt de bestuurder contact op met de verzoekende partij, die, na eerst een foutief ingevulde bijlage VII door te faxen, uiteindelijk een correct bijlage VIIdocument overmaakt. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. TU64.H , afgesloten op 14 juli 2014 en verzonden op 16 juli Op 5 september 2014 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 20 november 2014 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 17 december 2014 aan de gewestelijke entiteit. Op 9 februari 2015 organiseert de gewestelijke entiteit een hoorzitting. De gewestelijke entiteit legt op 3 februari 2017 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 16 februari De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: Beoordeling De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten" De toerekenbaarheid aan de overtreder 2

3 Verbalisant stelde vast dat Hertsens Transport op 18 juni 2014 een lading papier- én kartonafval ophaalde bij Vanheede Environmental Logistics te Antwerpen (België) en overbracht naar vermoedelijke overtreder (opdrachtgever) te Nederland, alwaar het een nuttige toepassing ondergaat; gelet op voormelde elementen, is er sprake van een grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing binnen de Europese Unie. Grensoverschrijdende overbrengingen van afvalstoffen binnen de Europese Unie bestemd voor nuttige toepassing vallen naargelang de indeling van de afvalstof hetzij onder de algemene informatieverplichtingen van artikel 18 EVOA, hetzij onder de meer stringente procedure van voorafgaande kennisgeving en toestemming van artikel 4 e.v. EVOA. Overbrengingen van afvalstoffen van bijlage III of III B of mengsels van afvalstoffen opgenomen in bijlage IIIA (hierna gezamenlijk 'groene lijst afvalstoffen') binnen de Europese Unie bestemd voor nuttige toepassing vallen overeenkomstig artikel 3.2 EVOA onder de algemene informatieverplichtingen van artikel 18 EVOA wanneer het om meer dan 20 kg gaat. Bijlage III, deel I van de EVOA bepaalt dat de afvalstoffen die opgenomen zijn in bijlage IX van het Verdrag van Bazel overeenkomstig bijlage III, deel I van de EVOA ingedeeld worden als een groene lijst afvalstof; bijlage IX van het Verdrag van Bazel is opgenomen als bijlage V, deel 1, lijst B van de EVOA; papier- en kartonafval valt onder deze lijst., met name onder Bazel code B3020 (Papier, karton en papierproducten); de algemene informatieverplichtingen van artikel 18 EVOA zijn bijgevolg van toepassing; Artikel 18.1 EVOA voorziet dat overbrengingen van een groene lijst afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing vergezeld moeten gaan van een volledig en correct ingevuld bijlage VII document; de verbalisant stelde vast dat de overbrenging niet vergezeld ging van een bijlage VII document. Artikel 2.35.g.iii) EVOA definieert een illegale overbrenging als een overbrenging waarbij de overbrenging van afvalstoffen, als bedoeld in artikel 3.2 EVOA, geschiedt op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document; hieronder wordt ook het niet voorzien in een bijlage VII document bij de overbrenging begrepen; in casu is er bijgevolg sprake van een illegale overbrenging van afvalstoffen. Artikel EVOA stelt dat de opdrachtgever ervoor moet zorgen dat de afvalstoffen vergezeld gaan van een ondertekend, bijlage VII document; de vermoedelijke overtreder trof de regelingen voor het vervoer en verwerking van de afvalstoffen; dit blijkt uit het naderhand doorgefaxte bijlage VII document, hetwelke in.vak 1 vermeldde dat vermoedelijke overtreder de opdrachtgever is voor de overbrenging van de lading papieren kartonafval en de weegbon; de vermoedelijke overtreder wordt, gelet op voormelde elementen, beschouwd als opdrachtgever van de vervoerder; het bijgevolg aan de vermoedelijke overtreder toekwam om te voorzien in de aanwezigheid van een volledig ingevuld bijlage VII document bij de overbrenging. Artikel 14, derde lid van het Materialendecreet voorziet dat de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen in strijd met de bepalingen van de EVOA verboden is. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: Materialendecreet: artikel 14, derde lid ; EVOA: artikel 2.35.g.iii; artikel 18.1.a. 3

4 en vallen daarmee onder de definitie van een milieumisdrijf als bedoeld in artikel , 2 DABM, waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. In zijn schriftelijk verweer dd. 17 december 2014, en de hoorzitting dd. 9 februari 2015 benadrukte de vermoedelijke overtreder hoofdzakelijk dat het geen milieumisdrijf betrof; in de zin van artikel 2.35 EVOA is absoluut geen sprake van een illegale overbrenging van afvalstoffen. Artikel 2.35 EVOA bevat inderdaad de definitie van wat een "illegale overbrenging" van afvalstoffen is en legt als zodanig geen verplichtingen. Echter dient dit artikel, zoals hierboven omstandig uitgelegd, in samenhang met artikel 3.2 EVOA gelezen te worden. Indien een overbrenging waarbij de overbrenging van afvalstoffen, als bedoeld in artikel 3.2 EVOA, geschiedt op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document; hieronder wordt ook het niet voorzien in een bijlage VII document bij de overbrenging begrepen, is er bijgevolg sprake van een illegale overbrenging van afvalstoffen. Vervolgens stelt vermoedelijke overtreder in het schriftelijk verweer dat op geen enkel ogenblik een begin van bewijs geleverd werd dat de papieren en kartonnen verpakkingen van de kwaliteit zoals beschreven op de weegbon en de finale bijlage VII, en ter plaatse vastgesteld niet met de werkelijke lading zou overeenstemmen; alle gegevens om de traceerbaarheid te garanderen waren op de initiële weegbon aanwezig, de verificatie werd hooguit vertraagd. Nadat verbalisant had vastgesteld dat het bijlage VII document niet aanwezig was tijdens het grensoverschrijdend transport, nam de bestuurder contact op met vermoedelijke overtreder. Laatstgenoemde heeft na twee pogingen uiteindelijk de correcte bijlage VII doorgefaxt. Het bijlage VII document gaf onder andere volgende elementen aangaande de nuttige toepassing van de afvalstoffen en de identificatie van de afvalstoffen weer dewelke men niet kon terugvinden op de weegbon: - R-code/D-code; - Basel code; - EC list of waste; Nationale code. Aldus konden niet alle gegevens teruggevonden worden op de weegbon om de traceerbaarheid te garanderen zoals door vermoedelijke overtreder werd aangehaald. Desondanks dient nog steeds, conform artikel EVOA, de opdrachtgever, zijnde vermoedelijke overtreder, ervoor te zorgen dat de afvalstoffen vergezeld gaan van een bijlage VII document. Vermoedelijke overtreder stelde nog in het schriftelijk verweer dat de bijlage VII die vooreerst kennelijk foutief was ingevuld, binnen redelijke termijn en nog tijdens het transport werd vervolledigd. De voorlegging van een correct ingevulde bijlage VII was te deze een temporeel probleem dat nog tijdens het transport werd opgelost Conform artikel EVOA dient de opdrachtgever ervoor te zorgen dat het grensoverschrijdend transport van afvalstoffen vergezeld gaat van een ondertekend, bijlage VII document. Echter kon verbalisant vaststellen dat het bijlage VII document ontbrak tijdens de vaststellingen. Pas achteraf, na twee pogingen werd een correct bijlage VII document doorgefaxt, terwijl laatstgenoemd document het grensoverschrijdend transport moet vergezellen. Het feit dat het. bijlage VII document achteraf nog werd doorgefaxt wordt bij de omstandigheden in aanmerking genomen als een verzachtende omstandigheid. 4

5 Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten De doelstelling van bovenvermelde regelgeving is het voorkomen of beperken van de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend kunnen zijn, of die gevaarrisico's in zich kunnen dragen. Wie afval wil in- of uitvoeren of wil overbrengen is gebonden door een aantal regels, zoals opgenomen in het Materialendecreet en de EVOA, die als doelstelling hebben om het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen te organiseren en te reguleren op een wijze die rekening houdt met de noodzaak de kwaliteit van het milieu en de gezondheid van de mens in stand te houden, te beschermen en te verbeteren. De traceerbaarheid van afvalstoffen in het kader van de Europese afvalstoffenreglementering is een cruciaal element; dit betekent dat er onder meer duidelijkheid moet bestaan over: de herkomst van de afvalstoffen in het land van verzending (producent van de afvalstoffen); - de identiteit van de opdrachtgever voor de overbrenging; de aard, samenstelling en hoeveelheid van de afvalstof; de identificatie van de transporteur, de wijze van transport en de feitelijke overbrengingsdatum; - de verwerkingsinrichting in het land van bestemming en de voorgenomen wijze van verwerking (handeling tot nuttige toepassing of verwijdering); - de betrokken landen van verzending, doorvoer en bestemming. De EVOA heeft om de traceerbaarheid van groene lijst afvalstoffen te garanderen bij grensoverschrijdende overbrengingen binnen de Europese Unie bestemd voor nuttige toepassing voorzien in het gebruik van één enkel document waarvan de inhoud is vastgesteld in bijlage VII; het bijlage VII document is de enige gedetailleerde informatiebron voor deze overbrengingen en moet door de opdrachtgever volledig en correct worden ingevuld om de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen van verzending, doorvoer en bestemming in staat te stellen de overeenkomstig artikel 50 EVOA op hun rustende taken inzake toezicht en controle uit te voeren: De aanwezigheid van een bijlage VII document bij de overbrenging draagt ertoe bij dat een overbrenging van groene lijst afvalstoffen binnen de Europese Unie beter kan worden gevolgd en een doeltreffende controle wordt verzekerd die het mogelijk maakt onmiddellijk te beoordelen of een fysieke inspectie van de betrokken afvalstoffen nodig is en de bevoegde autoriteiten toelaat om desgevallend voor een gepaste follow-up te zorgen met het oog op de voorkoming van negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de mens; de doeltreffendheid van de controles van de afvalstoffen tijdens hun vervoer of bij hun aankomst op de plaats van bestemming wordt immers verhoogd doordat de autoriteiten van de landen van doorvoer of bestemming door de raadpleging van het bijlage 5

6 VII document onmiddellijk op de hoogte zijn van de nodige gegevens zonder dat zij nog verdere verificaties hoeven uit te voeren, die noodzakelijkerwijs een geruime tijd in beslag nemen en met hoge kosten gepaard gaan, aangezien zij veronderstellen dat de betrokken lading wordt geïmmobiliseerd. In casu betrof het een illegale overbrenging binnen de Europese Unie (België naar Nederland) van papier- en kartonafval (Bazel Code 83020); papier- en kartonafval met Bazel Code kwalificeren als een groene lijst afvalstof onder de EVOA; dat de groene lijst niet-gevaarlijke afvalstoffen en/of afvalstoffen waarvan de overbrenging het minste risico inhoudt, bevat. De overbrenging ging niet vergezeld van een bijlage VII document; het ontbreken van een bijlage VII document maakt het toezicht op en de controle van overbrengingen van afvalstoffen onmogelijk, minstens ernstig bemoeilijkt. De overtreder heeft het misdrijf in professioneel verband gepleegd. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete De omstandigheden Bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; naar aanleiding van de vaststellingen werd het transport geblokkeerd; de overtreder had, na twee pogingen, een correct ingevuld bijlage VII document doorgefaxt; hierdoor kon het afvaltransport een verdere reglementaire doorgang vinden; dit element wordt als verzachtende omstandigheid meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de boete, wat leidt tot een lagere geldboete. AMMC ging per schrijven van 20/11/2014 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel DABM voorziet dar AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu evenwel van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Zonder overschrijding van de beslissingstermijn zou de bestuurlijke geldboete, na toepassing van de decretaal bepaalde waarderingscriteria, aanleiding hebben gegeven tot een boete van 846 euro, zijnde 141 euro vermeerderd met de opdeciemen. AMMC acht het, wegens de voorliggende overschrijding van de beslissingstermijn en rekening houdende met de concrete elementen in het dossier, passend en redelijk om voormeld boetebedrag met 22 procent te verlagen tot 660 euro, zijnde 110 euro vermeerderd met de opdeciemen. 6

7 Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. OM DEZE REDENEN beslist de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer om aan Peute Papierrecycling BV Baanhoekweg LA Dordrecht een bestuurlijke geldboete op te leggen ten bedrage van 660 euro, zijnde 110 euro vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel DABM. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij put een eerste middel uit de schending van artikel , eerste lid van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: DABM), samen gelezen met artikel , tweede lid DABM, artikel DABM, het zorgvuldigheidsbeginsel, het redelijkheidsbeginsel en het vermoeden van onschuld. Zij stelt dat er aan de hand van het proces-verbaal niet kan vastgesteld worden dat het overbrengen van afvalstoffen gebeurd is in strijd met de bepalingen van de EVOA. Artikel 18.1, a) EVOA, dat bepaalt dat de opdrachtgever voor de overbrenging ervoor zorgt dat de afvalstoffen vergezeld gaan van de in bijlage VIII genoemde informatie, stelt een zorgplicht in waaraan op zich geen sanctie is gekoppeld. Het artikel bepaalt ook niet dat het transport gepaard moet vergezeld zijn van een fysieke, papieren versie van de bijlage VII. Er is volgens de verzoekende partij geen illegale overbrenging in de zin van artikel 2.35 EVOA, dat stelt dat er wat betreft de informatieplicht voor afvalstoffen onder de groene lijst slechts sprake is van een illegale overbrenging voor zover deze geschiedt op een wijze die niet feitelijk gespecifieerd is in het in bijlage VII opgenomen document. De verzoekende partij meent dat er is voldaan aan de informatieplicht uit artikel 18 EVOA doordat de weegbon die tijdens het transport aanwezig was alle informatie bevat behoudens een code overeenkomstig het Verdrag van Bazel, terwijl de exacte inhoudelijke omschrijving van die code wel op de weegbon vermeld staat. 7

8 Voor zover het College oordeelt dat de informatie op de weegbon toch niet volstaat, wijst de verzoekende partij erop dat de in bijlage VII genoemde informatie misschien niet in fysieke, papieren versie aanwezig was tijdens het transport, maar dat deze binnen een nuttig tijdsbestek via elektronisch verkeer- met name via fax- aan de inspecteur werden aangeboden, zodat voldaan is aan artikel 26 lid 3 EVOA. De verzoekende partij stelt dat het niet fysiek vergezeld zijn van het transport door de bijlage VII, onverminderd de discussie over de draagwijdte van de zorgplicht, op zich geen milieumisdrijf is in de zin van artikel DABM. Uit het proces-verbaal kan niet kan afgeleid worden dat er sprake is van een overbrenging van afvalstoffen op een wijze die niet feitelijk is gespecifieerd in het in bijlage VII- document. Er is bijgevolg geen illegale overbrenging in de zin van artikel 2.35 EVOA. De verwerende partij levert geen bewijs dat de beschrijving in de bijlage VII niet overeenstemt met de werkelijke lading wat betreft de opdrachtgever, ontvanger, afkomst, verwerker, transporteur of kwaliteit. Uit de uitdrukkelijke vaststellingen in het proces-verbaal blijkt dat het transport in overeenstemming is met de bijlage VII. De verzoekende partij ziet bovendien niet in waarom aan de hand van de initiële weegbon en de finaal voortgebrachte bijlage VII geen verificatie kon gebeuren in overeenstemming met de kern van de EVOA, met name het volgen van de transporten van groene lijst afvalstoffen. De verificatie werd hoogstens vertraagd, hetgeen op zich geen illegaal transport betreft. 2. De verwerende partij antwoordt dat niet betwist wordt dat het transport op het ogenblik van de controle niet vergezeld was van het bijlage VII- document. Het is bijgevolg bewezen dat de algemene informatieverplichting vervat in artikel 18, lid 1 EVOA geschonden werd en er een grensoverschrijdende overbrenging plaatsvond in strijd met de EVOA, hetgeen verboden is door artikel 14, derde lid Materialendecreet. De verzoekende partij betwist dat de informatie bedoeld in artikel 18 EVOA aanwezig was in de weegbon. De stelling dat enkel de informatie bedoeld in bijlage VII en niet het document aanwezig moet zijn, geeft een verkeerde lezing aan artikel 18, lid 1 EVOA. Uit de Engelse en Franse versie van dit artikel, waar telkens wordt verwezen naar het begrip document, en de beoordeling van het Europees Hof van Justitie in de zaak Nutrivet blijkt dat de informatie moet worden opgenomen in het geleidedocument zelf en niet in een ander document dat het transport vergezelt. De verzoekende partij kan dan ook niet dienstig voorhouden dat andere documenten zoals de weegbon het ontbreken van het bijlage VII-document kunnen ondervangen. De weegbon bevat hoe dan ook niet alle gegevens die vervat zitten in het bijlage VII-document, hetgeen de traceerbaarheid van de afvalstoffen tijdens een transportcontrole of een administratieve controle achteraf bij één van de actoren bemoeilijkt. Artikel 26, lid 3 EVOA biedt weliswaar de mogelijkheid om in plaats van een papieren versie van de bijlage VII dit document in elektronische vorm, met digitale handtekening aan te bieden. Dit neemt echter niet weg dat het document de overbrenging moet vergezellen en dus onmiddellijk moet kunnen aangeboden worden tijdens de overbrenging. Uit het proces-verbaal blijkt dat er 1 uur en 45 minuten verstreken zijn tussen het ogenblik van de vraag tot het overhandigen van de bijlage VII en het uiteindelijk overleggen van de correcte bijlage. Een fax betreft hoe dan ook geen document in elektronische vorm, met elektronische handtekeningen. De vraag of de lading overeenstemt met de beschrijving op de weegbon en de bijlage VII is niet relevant. De boetebeslissing bestraft niet het feit dat de goederen niet in overeenstemming zijn met de weegbon, maar wel dat de verzoekende partij in haar hoedanigheid van opdrachtgever nagelaten heeft om voor aanvang van het transport te voorzien in een bijlage VII-document zoals vereist door artikel 18, lid 1 EVOA. Het gegeven dat er achteraf nog een correcte bijlage werd 8

9 doorgefaxt werd meegenomen als verzachtende omstandigheid, maar neemt niet weg dat het milieumisdrijf werd begaan. Het transport is gebeurd in strijd met de wettelijke voorschriften, met name niet vergezeld van een bijlage VII- document zoals vereist door artikel 18 EVOA, en artikel 14, derde lid van het Materialendecreet dat de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen in strijd met de EVOA verbiedt. Het staat bijgevolg vast dat de verzoekende partij een milieumisdrijf in de zin van artikel DABM heeft begaan zodat er op basis van artikel , tweede lid DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Een grensoverschrijdende overbrenging die niet vergezeld gaat van het bijlage VII- document vormt een milieumisdrijf op zich, los van de vraag of een dergelijke overbrenging al dan niet beschouwd dient te worden als een illegale overbrenging in de zin van artikel 2.35 EVOA, waarin illegale overbrenging een autonoom begrip is dat niet (volledig) te vereenzelvigen valt met het begrip milieumisdrijf in de Vlaamse regelgeving. Dit blijkt ook uit artikel 50, 1 EVOA dat erin voorziet dat de lidstaten de voorschriften inzake sancties op inbreuken op de bepalingen van deze verordening bepalen en alle maatregelen moeten nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zij worden uitgevoerd. Op het Vlaamse Gewest rust aldus de plicht om alle inbreuken op de verordening te sanctioneren, ongeacht of het om een illegale overbrenging gaat in de zin van artikel 2.35 EVOA. Tot slot merkt de verwerende partij op dat het wel degelijk gaat om een illegale overbrenging in de zin van artikel 2.35 EVOA, dat in samenhang gelezen dient te worden met artikel 3.2 EVOA waarbij gesteld wordt dat bepaalde afvalstoffen (zo ook papier en karton) onder de algemene informatieverplichtingen zoals bepaald in artikel 18 EVOA vallen. Een overbrenging van afvalstoffen die geschiedt op een wijze die niet feitelijk voorzien is het bijlage VII- document waaronder dus ook het niet voorzien in een bijlage VII- document bij de overbrenging begrepen isis dan ook een illegale overbrenging in de zin van artikel 2.35 EVOA. 3. De verzoekende partij is van mening dat het standpunt van de verwerende partij bestaat in het louter tegenspreken van de argumentatie van de verzoekende partij. De verwijzing naar het arrest Nutrivet van het Hof van Justitie is volgens haar niet dienstig, omdat er in dat dossier sprake was van een niet correct ingevulde bijlage VII die onjuiste en inconsistente informatie bevatte. In casu was er aanvankelijk geen bijlage VII- document, maar was er nooit sprake van enige tegenspraak tussen de informatie in de begeleidende documenten en de bijlage VII. 4. De verwerende partij stelt dat zij zich wel degelijk kan beroepen op het arrest Nutrivet, waaruit blijkt dat het transport moet vergezeld gaan van een geleidedocument bijlage VII waarin de voorgeschreven informatie moet zijn opgenomen en dat deze informatie niet in een ander document dat het transport vergezeld kan worden opgenomen. Feit is dat ook in casu het toezicht door de controlediensten en de traceerbaarheid van de afvalstoffen ernstig werd bemoeilijkt. Beoordeling door het College 1. Luidens artikel , tweede lid DABM kan een alternatieve bestuurlijke geldboete uitsluitend worden opgelegd voor milieumisdrijven bepaald in de artikelen tot en met artikel septies DABM. De bestreden beslissing legt de alternatieve bestuurlijke geldboete op wegens schending van artikel 18.1, a) EVOA, dat luidt als volgt: 9

10 Artikel 18- Afvalstoffen die van bepaalde informatie vergezeld dienen te gaan 1.Voor afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4, die bestemd zijn voor transport gelden de volgende procedures: a) teneinde ertoe bij te dragen dat transporten van dergelijke afvalstoffen beter kunnen worden gevolgd, zorgt de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging ervoor dat de afvalstoffen vergezeld gaan van de in bijlage VII genoemde informatie; De schending van deze bepaling brengt meteen de schending mee van artikel 14, lid 3 van het Materialendecreet, waarnaar de bestreden beslissing eveneens verwijst, en dat voorziet dat de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen in strijd met de bepalingen van de EVOA verboden is. De bestreden beslissing vermeldt ten slotte nog artikel 2.35, g), iii) EVOA, dat als zodanig geen verplichtingen oplegt, maar dat een definitie bevat wat een illegale overbrenging van afvalstoffen is, met name: een overbrenging van afvalstoffen, waarbij, ten aanzien van overbrengingen van afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4, de overbrenging geschiedt op een wijze die niet feitelijk is gespecifieerd in het in bijlage VII opgenomen document. 2. De verzoekende partij betwist niet dat de verplichting uit artikel 18.1, a) EVOA van toepassing is op het door haar georganiseerde afvalstoffentransport. Zij betwist evenmin dat het bijlage VIIdocument zich op het ogenblik van de vaststelling van de feiten niet aan boord van het voertuig bevond. De verzoekende partij argumenteert evenwel dat er geen schending van het artikel 18.1, a) EVOA voorligt aangezien dit artikel een zorgplicht instelt zonder er een sanctie aan te koppelen en aangezien uit de weegbon, die wel degelijk tijdens het transport aanwezig was, voldoende informatie blijkt om te kunnen besluiten dat er voldaan is aan de informatieverplichting die door artikel 18.1, a) wordt ingesteld. De weegbon bevat volgens de verzoekende partij alle vermeldingen die ook op een bijlage VII-document voorkomen, behalve een code overeenkomstig het Verdrag van Bazel, terwijl de exacte inhoudelijke omschrijving wel op de weegbon vermeld staat. 3. Het College treedt de stelling van de verzoekende partij niet bij. Zelfs indien een ander document dezelfde of sterk gelijklopende informatie bevat, blijkt duidelijk uit de bewoordingen van het arrest Nutrivet van het Hof van Justitie (HvJ, 9 juni 2016, C-69-15, ECLI:EU:C:2016:425) dat enkel het bijlage VII-document relevant is voor de beoordeling van de verplichting vermeld in artikel 18.1 EVOA. In de situatie die ten grondslag lag aan het arrest Nutrivet was er weliswaar een bijlage document VII- document aanwezig, maar bevatte dit onjuiste en inconsistente informatie die niet overeenstemde met de internationale vrachtbrief die het transport vergezelde. Uit de overwegingen van het Hof van Justitie blijkt echter dat de vraag of er tegenspraak heerst tussen de verschillende voorgelegde documenten niet relevant is. Het Hof wijst er nadrukkelijk op dat het bijlage VIIdocument specifieke gegevens vereist inzake de overbrenging van afvalstoffen om de door de verordening nagestreefde doelstellingen van toezicht en controle mogelijk te maken: 10

11 43. Bovendien blijkt uit artikel 2, punt 35, onder g), iii), van verordening nr. 1013/2006 dat de wijze waarop de betrokken overbrenging van afvalstoffen geschiedt, moet zijn gespecificeerd in het geleidedocument, en niet ergens anders. Die verplichting draagt ertoe bij dat een dergelijke overbrenging beter kan worden gevolgd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 1, onder a), van die verordening, en dat een doeltreffende controle wordt verzekerd die het mogelijk maakt onmiddellijk te beoordelen of een fysieke inspectie van de betrokken afvalstoffen nodig is. De doeltreffendheid van de controles van de afvalstoffen tijdens hun vervoer of bij hun aankomst op de plaats van bestemming wordt immers verhoogd doordat de autoriteiten van de staat van doorvoer of van bestemming door de raadpleging van het geleidedocument onmiddellijk op de hoogte zijn van de nodige gegevens, zonder dat zij nog verdere verificaties hoeven uit te voeren, die noodzakelijkerwijs een geruime tijd in beslag nemen en met hoge kosten gepaard gaan, aangezien zij veronderstellen dat de betrokken lading wordt geïmmobiliseerd. Een weegbon, die er niet toe strekt om de specifieke doelstellingen van de verordening inzake de overbrengingen van afvalstoffen te verwezenlijken, en die hiertoe ook niet door een specifieke wettelijke regeling werd vastgesteld, kan dan ook het bijlage VII- document niet vervangen. 4. Ondergeschikt wijst de verzoekende partij er op dat het bijlage VII-document in elk geval nog tijdens het transport via fax werd overgemaakt zodat voldaan is aan artikel 26, lid 3 EVOA en er evenmin een schending van artikel 18.1, a) EVOA kan weerhouden worden. De doelstellingen van het EVOA werden volgens haar op geen enkele wijze belemmerd, aangezien alle gegevens ook op de initiële weegbon aanwezig waren, en de verificatie van deze informatie aan de hand van het bijlage VIIdocument misschien wel werd vertraagd, maar zeker niet onmogelijk gemaakt. Ook deze visie wordt door het College niet gevolgd. De bewoordingen van artikel 18.1, a) EVOA, dat stelt dat de afvalstoffen vergezeld gaan van de in bijlage VII genoemde informatie, kan niet anders begrepen worden dan dat de vereiste informatie effectief gedurende het transport aanwezig moet zijn. Artikel 26.3 EVOA biedt inderdaad de mogelijkheid om een geleidedocument in elektronische vorm te voorzien, maar nog afgezien van het feit dat een per fax doorgestuurd document niet beschouwd kan worden als een elektronisch document, vereist het artikel ook dat het document digitaal ondertekend is en op ieder moment tijdens de overbrenging leesbaar is. Uit de vaststelling dat de chauffeur tot tweemaal toe contact heeft moeten opnemen met de verzoekende partij alvorens die het bijlage VII-document kon doorfaxen, blijkt duidelijk dat het document niet op elk moment tijdens het transport leesbaar was aangezien het pas na herhaaldelijke pogingen en een ruim tijdsverloop werd aangeboden in de vorm van een fax, waarvan de leesbaarheid overigens niet in vraag wordt gesteld. Verwijzend naar het eerder geciteerde arrest Nutrivet van het Hof van Justitie, is het College bovendien van oordeel dat de in casu voorliggende overbrenging van afvalstoffen, waarbij het bijlage VII- document noch in papieren, noch in digitale vorm aanwezig was en met de nodige vertraging werd aangeboden, in strijd is met de doelstelling van het EVOA om een doeltreffende controle te verzekeren doordat de plaatselijke autoriteiten onmiddellijk op de hoogte zijn van alle gegevens. In de voorliggende situatie dienden er namelijk verdere verificaties uitgevoerd te worden, die tijd in beslag genomen hebben en ertoe geleid hebben dat de lading werd geïmmobiliseerd. Aangezien er tijdens het transport geen bijlage VII-document aanwezig was waarin de informatie met betrekking tot de overbrenging was opgenomen, oordeelt de gewestelijke entiteit noch foutief noch kennelijk onredelijk dat er sprake is van een illegale overbrenging in de zin van artikel 2.3, g), 11

12 iii) EVOA, dat stelt dat een illegale overbrenging er een is waarbij de overbrenging geschiedt op een wijze die niet feitelijke gespecifieerd is in het in bijlage VII opgenomen document. Het transport is in casu strijdig met artikel 18 EVOA, zodat er sprake is van een grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen in strijd met de bepalingen van het EVOA in de zin van artikel 14, lid 3 Materialendecreet. De feiten betreffen dan ook een milieumisdrijf in de zin van artikel DABM. Het middel wordt verworpen. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij put een tweede middel uit de schending van het redelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De gewestelijke entiteit heeft haar beslissing pas genomen op 3 februari 2017, zijnde 2,5 jaar nadat de procureur des Konings op 10 september 2014 kennis had gegeven van zijn beslissing om geen strafrechtelijke vervolging in te stellen. Hoewel de termijn van 180 dagen voorzien in artikel DABM een termijn van orde is, is er sprake van een manifeste termijnoverschrijding die de redelijke termijn overschrijdt. De gewestelijke entiteit, die de overschrijding van de termijn bevestigt, verlaagt het boetebedrag met een vijfde, maar geeft in de bestreden beslissing geen verantwoording voor deze overschrijding. Omwille van de algemene nood aan rechtszekerheid of een nood om rekening te kunnen houden met eventuele geldboeten en de grootte daarvan bij de planning van de activiteiten, uitgaven en investeringen is de verzoekende partij benadeeld door de vertraging bij het nemen van de beboetingsbeslissing. De verzoekende partij verwijst naar rechtspraak waarbij het College de door de gewestelijke entiteit reeds toegepaste vermindering van het boetebedrag nog verder vermindert, en stelt dat er zich in casu minstens een gelijkaardige vermindering opdringt aangezien de motivering van de gehanteerde vermindering als een loutere stijlformule overkomt in het licht van de manifeste overschrijding van de termijn die doet twijfelen aan de ernst van de feiten en de opgelegde boete dan ook niet met de gepaste redelijkheid werd verlaagd. 2. De verwerende partij herinnert eraan dat de termijnen bepaald in artikel , 1 en , eerste lid DABM termijnen van orde zijn die, in tegenstelling tot de termijn voorzien in artikel DABM, niet gesanctioneerd zijn en geen bevoegdheidsverlies van de gewestelijke entiteit tot gevolg hebben. Zij erkent dat de ordetermijn van artikel , 1 DABM met ongeveer eenentwintig en een halve maand overschreden werd maar wijst erop dat zij bij het bepalen van het boetebedrag rekening heeft gehouden met het verstrijken van deze termijn en het boetebedrag verminderd heeft. De verwerende partij stelt dat er uit niets blijkt dat het boetebedrag kennelijk onredelijk zou zijn. Zij herinnert eraan dat het boetesysteem een punitief karakter heeft en bijgevolg enige omvang moet hebben om een ontradend effect te hebben. De door de verzoekende partij aangehaalde rechtspraak is volgens de verwerende partij niet dienstig in dit geval omdat het gaat om wezenlijk verschillende situaties. Zij citeert rechtspraak van het College die volgens haar meer relevant is. 12

13 De verwerende partij stelt ten slotte dat de verzoekende partij niet in concreto aantoont dat zij benadeeld is door de vertraging bij het nemen van de beslissing. Waar zij, in zeer algemene bewoordingen, aantoont dat zij een belang heeft om zich op de laattijdigheid te beroepen toont zij niet aan waarom de daadwerkelijke en meetbare vermindering die de boetebeslissing toekent, onredelijk zou zijn in de concrete omstandigheden van de zaak. Beoordeling door het College 1. Artikel DABM luidt als volgt: Binnen een termijn van honderdtachtig dagen na de kennisgeving, vermeld in artikel , 1, beslist de gewestelijke entiteit over het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De gewestelijke entiteit geeft aan de vermoedelijke overtreder kennis van haar beslissing binnen een termijn van tien dagen. Deze termijn gaat in op de dag waarop de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De in het vermelde artikel opgelegde termijn is geen vervaltermijn maar een termijn van orde. De schending van deze termijn kan niet tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden vermits de decreetgever geen sanctie heeft bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. 2. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer bepaald het zorgvuldigheidsbeginsel, leggen de overheid evenwel de verplichting op om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete. Deze verplichting draagt in zich reeds het vermoeden van belangenschade in hoofde van de overtreder, die er mag op rekenen dat de punitieve sanctie die in de vorm van een bestuurlijke geldboete opgelegd wordt, hem niet binnen een kennelijk onredelijke termijn wordt ter kennis gebracht, temeer gelet op de uiterst ruime vork tussen de minimumboete van 0 euro en de maximumboete van euro die de decreetgever overeenkomstig artikel , tweede lid DABM toegekend heeft aan de gewestelijke entiteit. De beslissing tot het instellen van een beboetingsprocedure betekent voor de verzoekende partij onvermijdelijk onzekerheid. De afweging van de redelijke termijnvereiste geschiedt binnen het kader van de rechtsbescherming die aan de overtreder reeds geboden wordt door de vijfjarige vervaltermijn. Dit is immers de absolute grens waarvan de overschrijding aanleiding geeft tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit, en die in hoofde van de decreetgever zelf als maximale redelijke termijn beschouwd is waarbinnen de administratieve beboetingsprocedure kan verlopen. 3. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn dient verstaan te worden een termijn die zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk geacht wordt om alsnog de normale voor de inbreuk decretaal toepasselijke administratieve punitieve sanctie op te leggen. De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een goede huisvader te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden, waarbij in de regel rekening gehouden wordt zowel met het gedrag van de administratie als met de houding van de overtreder. Hierbij kunnen tal van factoren een rol spelen, zoals de concrete omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn, de mate van medewerking betoond door de overtreder, de duur van mogelijke onderzoeksdaden, de complexiteit van het dossier, de ernst van de vastgestelde inbreuken, enz.. 13

14 Ook de gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn moeten in concreto beoordeeld worden, zowel uit het oogpunt van de bewijslevering als van de opportuniteit tot het opleggen van de sanctie en de hoegrootheid ervan. De overschrijding van de redelijke termijn kan geen aanleiding geven tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit, maar kan ertoe leiden dat het College hetzij de beslissing vernietigt zonder indeplaatsstelling hetzij, op dat punt met volle rechtsmacht oordelend, de bestuurlijke geldboete op een meetbare wijze vermindert of, in uitzonderlijke gevallen, beslist tot volledige kwijtschelding van de boete in de vorm van een nulboete. 4. Uit het administratief dossier blijkt dat de procureur des Konings op 5 september 2014 besliste dat hij de feiten die zijn opgenomen in het proces-verbaal van 14 juli 2014 niet strafrechtelijk zal vervolgen. De gewestelijke entiteit deelt op 20 november 2014 haar voornemen mee om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. De ordetermijn van dertig dagen uit artikel , 1 DABM wordt met ongeveer twee en een halve maand overschreden. Deze kennisgeving is ook de start van de ordetermijn van 180 dagen om een beslissing te nemen, zoals bepaald in artikel DABM. De uiteindelijke beslissing wordt pas genomen op 3 februari 2017, bijna twee jaar na het verstrijken van de ordetermijn. De verwerende partij reikt geen concrete elementen aan die het onredelijk lange tijdsverloop kunnen verantwoorden. Er werden geen verdere onderzoeksdaden noch procedurestappen ondernomen, althans blijkt dit niet uit het voorliggend administratief dossier. De verwerende partij toont evenmin aan dat de beoordeling van de feiten dermate complex was dat de beslissing niet met kennis van zaken genomen kon worden binnen de normale ordetermijn. Gelet op de voorgaande vaststellingen, moet het College samen met de verzoekende partij besluiten dat de gehele beboetingsprocedure niet binnen een redelijke termijn verlopen is. Overigens wordt de overschrijding van de termijn bepaald in artikel DABM door de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing niet betwist en wordt om die reden een verlaging van het boetebedrag met 22 procent toegepast. 5. Het komt in eerste instantie aan de gewestelijke entiteit toe om binnen haar discretionaire bevoegdheid te oordelen over de (boeteverlagende) gevolgen van de termijnoverschrijding. Het College oefent hierop een wettigheidstoezicht uit en gaat meer bepaald na of de beslissing niet kennelijk onredelijk is. In de bestreden beslissing wordt de reeds verlopen termijn erkend en expliciet meegenomen als boeteverlagend criterium en wordt de boete met 22 procent verlaagd. Het College stelt vast dat de verzoekende partij geen concrete motieven aanreikt waarom deze verlaging omwille van het tijdsverloop kennelijk onredelijk is, en evenmin aangeeft welke verlaging volgens haar wel redelijk zou zijn. De stelling dat de toegepaste boeteverlaging in wanverhouding staat tot het tijdsverloop, en de morele schade die de verzoekende partij ondervonden zou hebben, wordt niet concreet onderbouwd of gemotiveerd. Zij voert evenmin concrete betwisting over de wijze waarop de gewestelijke entiteit beslist heeft tot een boeteverlaging met 22 procent. De verzoekende partij toont in die omstandigheden niet aan dat de bestreden beslissing op dat punt steunt op onjuiste feitenvinding noch dat zij kennelijk onredelijk is. Het College ziet ook geen ambtshalve motieven om de boete nog bijkomend te verlagen, zodat het College oordeelt dat de uiteindelijk opgelegde 14

15 boete voor de ten laste gelegde feiten, alle omstandigheden in acht genomen, niet kennelijk onredelijk overkomt. Het middel wordt verworpen C. Derde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij neemt een derde middel uit de schending van artikel DABM, zoals gepreciseerd door artikel DABM, evenals de formele motiveringsplicht, het redelijkheidsbeginsel en de materiële motiveringsplicht. De verzoekende partij ziet op het vlak van de beoordeling van de ernst van de feiten verschillende elementen die een reden kunnen vormen voor de vermindering van de boete. Zoals blijkt uit de bespreking van het eerste middel is de verzoekende partij van mening dat de feiten geen milieumisdrijf vormen. Indien het College toch oordeelt dat het om een milieumisdrijf gaat, dan betreft het een bijzonder licht misdrijf. De overbrenging van groene-lijstafvalstoffen valt in het algemeen buiten de procedures van de EVOA, aangezien deze afvalstoffen, voor zover naar behoren nuttig toegepast, normaliter geen risico voor het milieu vormen. Het voorleggen van het bijlage VII-document beperkt zich tot een temporeel probleem dat nog tijdens het transport werd opgelost. De traceerbaarheid kwam nooit in het gedrang omwille van de accurate weegbon, die zowel de herkomst als de bestemming als de aard van de afvalstoffen te kennen gaf. Anders dan het proces-verbaal voorhoudt is er geen sprake van een systematisch misdrijf of een misdrijf met een langdurig karakter. Het toezicht is nooit onmogelijk gemaakt, noch minstens ernstig bemoeilijkt. De verzoekende partij is van mening dat het louter vormelijke karakter van de overtreding, die zij in de eerste plaats uitdrukkelijk betwist, waarbij het normdoel van traceerbaarheid van de groene lijst-afvalstoffen nooit in het gedrang is gekomen, hoogstens leidt tot een zeer minimale bestuurlijke sanctionering in uiterst ondergeschikte orde. De verzoekende partij betoogt nog dat de verwerende partij in het kader van het proportionaliteitsbeginsel rekening had moeten houden met het eenmalig karakter van de overtreding. Door het element frequentie niet in rekening te brengen houdt de verwerende partij enkel rekening met de negatieve elementen. Wat de omstandigheden betreft herhaalt de verzoekende partij dat de vermeende overtreding een louter vormelijk karakter heeft, dat het normdoel van de traceerbaarheid nooit in het gedrang is gekomen en dat de bijlage VII nog tijdens het transport werd doorgestuurd zodat het transport volgens de bestreden beslissing een verdere reglementaire doorgang kon vinden. De bestreden beslissing vermeldt dit element als een boeteverlagende omstandigheid maar de verzoekende partij is van mening dat deze omstandigheid ertoe zou moeten leiden dat er geen geldboete wordt opgelegd. Zij merkt tenslotte op dat zij er het raden naar heeft in hoeverre de geldboete om deze reden effectief werd verlaagd. Waar de bestreden beslissing met betrekking tot de redelijke termijn wel een procentuele verlaging opgeeft, kan de verzoekende partij op dit punt totaal niet inschatten in welke mate de geldboete verminderd werd. 2. De verwerende partij verwijst naar haar repliek op het eerste middel en herhaalt dat er in hoofde van de verzoekende partij terecht een milieumisdrijf werd vastgesteld en dat de loutere vaststelling dat het transport niet vergezeld was van de bijlage VII hiertoe volstaat. Het feit dat het document na verloop van 1 uur 45 minuten en twee pogingen per fax wel werd voorgelegd, neemt niet weg 15

16 dat het misdrijf werd begaan maar wordt wel in aanmerking genomen als verzachtende omstandigheid. Ook de vraag of de controle van het transport al dan niet bemoeilijkt werd, neemt niet weg dat het niet onmiddellijk kunnen voorleggen van het bijlage VII-document een milieumisdrijf is, aangezien dit document ertoe strekt de bevoegde autoriteiten in staat te stellen om de overeenkomstig artikel 50 EVOA op hen rustende taken inzake toezicht en controle uit te oefenen. De verzoekende partij toont niet aan op welk punt de beoordeling in de bestreden beslissing niet afdoende gemotiveerd of onzorgvuldig is en maakt niet aannemelijk dat er een kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten en de hoogte van het boetebedrag op het vlak van de beoordeling van het criterium ernst van het misdrijf. Voor zover de verzoekende partij de bestreden beslissing bekritiseert omdat geen rekening wordt gehouden met het feit dat er geen eerdere vergelijkbare feiten werden vastgesteld en er dus geen hogere geldboete wordt opgelegd, beschikt zij niet over het vereiste belang. Het middel is op dit punt dan ook onontvankelijk, minstens ongegrond aangezien de verzoekende partij niet in het minst aangeeft op welk punt deze beoordeling onzorgvuldig is. Het kan volgens de verwerende partij niet betwist worden dat een bijlage VII- document voorafgaand aan de overbrenging dient te worden opgesteld en dat er sprake is van een illegale overbrenging in de zin van artikel 2.35, g) iii) EVOA van zodra de plaats van vertrek verlaten is zonder bijlage VII- document. Er kon volgens de verwerende partij aldus wel degelijk een geldboete opgelegd worden, en er bestaat geen verplichting om in de motivering van de bestreden beslissing aan te geven op welke wijze het boetebedrag werd verminderd rekening houdende met de verzachtende omstandigheden. Wat de bestuurlijke boete betreft veronderstelt de motiveringsplicht namelijk dat de gewestelijke entiteit bij het bepalen van het boetebedrag een globale afweging maakt en in de bestreden beslissing aangeeft met welke elementen rekening gehouden wordt bij het bepalen van het boetebedrag, doch niet dat ze de concrete impact van elk element in concrete bedragen weergeeft. De verwerende partij stelt ten slotte dat het middel onontvankelijk, minstens ongegrond is waar het een schending aanvoert van artikel en DABM aangezien het niet aangeeft op welke wijze de beoordeling van de factoren ernst van de feiten, frequentie en omstandigheden kennelijk onredelijk is. De bestreden beslissing legt een boetebedrag op van amper 660 euro, hetgeen bezwaarlijk als kennelijk onredelijk kan worden beschouwd en nog een ontradend effect behoudt gelet op het punitief karakter van het boetesysteem. 3. De verzoekende partij verwijst in haar wederantwoordnota nog naar het arrest Nutrivet waarin het Hof van Justitie erop wijst dat de nationale autoriteiten bij de toepassing van de sancties voor de bepaling van de geldboete rekening moeten houden met de gevaren die de inbreuk kan opleveren voor de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens. In dit geval is absoluut geen enkel gevaar geweest voor de bescherming van milieu en gezondheid, en dat de overtreding louter administratief van aard is. 4. De verwerende partij citeert een passage uit de bestreden beslissing waaruit moet blijken dat zij bij het opleggen van de alternatieve bestuurlijke geldboete wel degelijk rekening heeft gehouden met de gevaren die de inbreuk kan opleveren voor de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens, en dat de beoordeling dan ook geheel in overeenstemming is met het arrest Nutrivet van het Hof van Justitie. Het is echter onjuist om te stellen dat er volgens het Hof van Justitie geen enkele sanctie moet worden opgelegd aangezien er niet- gevaarlijke en/of niet- risicovolle afvalstoffen werden overgebracht. Dit feit neemt niet weg dat het milieumisdrijf werd begaan en dat 16

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0056 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/96-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Piet DE GROOTE met kantoor te 8300 Knokke-Heist,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0071 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0075/I Verzoekende partij de heer Jos GIELEN vertegenwoordigd door advocaat Philippe JANSSENS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0043 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0014/M Verzoekende partij de heer Bart VERVAEKE vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0114 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0074/M/0058 In zake: de bvba CRAENENBROEKHOF bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Serge DEFRENNE kantoor

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 augustus 2018 met nummer HHC/M/1718/0089 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0006/M Verzoekende partij de bvba D HAENE KARL vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0073 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0041/M Verzoekende partij de bvba MARES GEBROEDERS vertegenwoordigd door advocaat Frederik

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0093 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0140/M Verzoekende partij de heer Eddy TAMSIN vertegenwoordigd door advocaat Raoul KERSTENS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0124 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0079/M/0059 In zake: de heer Herman MATTHYSSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Werner LEYSSENS kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/40-VK van 18 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/4-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0102 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0135/M Verzoekende partij de heer Jan Cornelis PEETERS met woonplaatskeuze te 3665 As, Stationstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/92-VK van 7 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Pierre VANDE MAELE, advocaat, met kantoor te 8780 OOSTROZEBEKE,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0811 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0648/A/0644 Verzoekende partijen 1. het college van burgemeester en schepenen van

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie