Hoogbegaafde leerlingen in het primair ondenvijs: Situatie, analyse en keuze bij een ondenvijsaanpak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoogbegaafde leerlingen in het primair ondenvijs: Situatie, analyse en keuze bij een ondenvijsaanpak"

Transcriptie

1 L' Hoogbegaafde leerlingen in het primair ondenvijs: Situatie, analyse en keuze bij een ondenvijsaanpak Prof. Dr. Ton Mooij Concept ITS Radboud Universiteit Nijmegen Augustus 2006

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding Hoogbegaafden in het (reguliere) onderwijs Veelgenoemde kenmerken van hoogbegaafde leerlingen Vaststelling van hoogbegaafdheid Definitie van hoogbegaafdheid De onderwijssituatie (Gedwongen) onderpresteren 'Normale ontwikkeling' Internationaal effectenonderzoek en de betekenis voor Nederland Meta-analyses van (interventie)programma's Nadere analyse en interpretatie van de onderzoeken Inleiding Onderzoeken naar leerstofaanpassingen in het reguliere onderwijs Onderzoeken naar buitenschools extra programma/zomercursus Onderzoeken betreffende speciale scholen Leerstofinhoud, organisatie, sociale vergelijking, zelfconcept, en leerprestatie Conclusies Keuze bij een aanpak in Nederland... 17

3 1 Inleiding De school dient elke leerling, ook de hoogbegaafde, continue te stimuleren tot verder ontwikkelen en leren. Zo staat het althans in de wetgeving betreffende het primair onderwijs in Nederland. Hoewel dit voor het merendeel van de leerlingen in het algemeen lukt, lijkt deze wettelijk verplichte stimulering van hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs niet altijd te gebeuren. Wanneer er in een school onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de mogelijkheden en capaciteiten van een hoogbegaafde leerling, bijvoorbeeld wat betreft het (reeds) kunnen lezen of schrijven ofrekenen, kan zo'n kind al vanafhet begin in de basisschool (meta)cognitieve, motivationele en sociale problemen gaan ervaren (vgl. bijv. Durkin, 1966; Fransen, 1988; Heinbokel, 1988; Kleverlaan, 1991; Monks & Lehwald, 1991; Monks, Push, & Schneidergmber, 2001; Mooij, 1991a, 1991b, 1999a, 1999b; Span, 1988). Onder andere in bovengenoemde literatuur zijn vele case-studies van kinderen te achterhalen waarin de aard, oorzaken en mogelijke aanpakken van problemen bij hoogbegaafde leerlingen gedetailleerd warden uitgewerkt. Statistisch ofwel kwantitatiefonderzoek naar dit soort problemen wat betreft het basisonderwijs in Nederland is nog in bewerking. Wel zijn er statistische gegevens over een grootschalig kwantitatief onderzoek in het voortgezet onderwijs in Nederland (zie Guldemond, Bosker, Kuyper, & van der Werf, 2003). Hieruit blijkt dat cognitiefhoogintelligente leerlingen relatiefvaak terecht komen in 'lagere' typen voortgezet onderwijs, ofhet hoogste type voortgezet onderwijs als 'relatiefprobleemloos' ervaren. Dit te geringe presteren kan warden verklaard uit de aanpassing van deze qua potentie hoogbegaafde leerlingen aan de kenmerken van de leersituaties ofook het gemiddelde van de leerlingen in de groep ofklas. Een ander indirect 'bewijs' van te gering presteren van hoogbegaafde leerlingen is dat, als cognitiefhoogbegaafde leerlingen deelnemen aan een voor hen extra ingericht ofstimulerend onderwijsprogramma, er zich bij hen duidelijk hogere leerprestaties en vaak ook positievere sociale effecten voordoen in vergelijking met cognitief hoogbegaafde leerlingen die niet aan zo'n programma deelnemen (zie Hoogeveen, van Hell, Mooij, & Verhoeven, 2005). Er zijn ten behoeve van de dagelijkse schoolpraktijk in Nederland al wel velerlei aanvullingen met leermaterialen of extra onderwijsaanpassingen gerealiseerd, maar deze blijven per leerling of school vaak incidenteel en de effecten van dergelijke leerarrangementen zijn niet empirisch vastgesteld (Onderwijsraad, 2006; van Eijl, Wientjes, Wolfensberger, & Pilot, 2005; Mooij, 1991a). De vraag is dan op welke wijzen hoogbegaafde leerlingen het (primair) onderwijs kunnen ervaren en daarin warden gestimuleerd opdat zo mogelijk alle hoogbegaafde leerlingen zich daarin - aantoonbaar - zo goed mogelijk kunnen ontplooien. Het doel van de voorliggende studie is om theoretisch en praktisch de diverse onderwijsmogelijkheden voor hoogbegaafde leerlingen m het primair onderwijs in Nederland nader te verkennen. Hierbij gaat het met name om de globale inhoud, vorm en organisatie van de (mogelijke) onderwijsaanpakken voor en beoogde effecten op hoogbegaafde leeriingen. Ter realisatie van dit doel wordt ten eerste ingegaan op veelgenoemde kenmerken van hoogbegaafde leerlingen en de vaststelling en defmitie van hoogbegaafdheid. Deze infomiatie wordt gerelateerd aan kenmerken van de reguliere onderwijssituatie in Nederland. Duidelijk wordt dat het risico van 'gedwongen onderpresteren' van hoogbegaafde leerlingen in de

4 reguliere onderwijssituatie relatiefgroot is. Ter eerste beschrijving van voor hoogbegaafde leeriingen 'normaal onderwijs' wordt aangesloten op resultaten van een intemationale analyse van onderwijsprogramma's bedoeld voor hoogbegaafde leerlingen. Deze resultaten warden nader gespecificeerd en geinterpreteerd wat betreft het onderwijs in Nederland. De conclusies hieruit warden mede benut om vier opties te schetsen die aan de orde zijn bij een keuze betreffende de inrichting van onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen m Nederland.

5 2 Hoogbegaafden in het (reguliere) onderwijs 2.1 Veelgenoemde kenmerken van hoogbegaafde leerlingen Hoogbegaafdheid van een leerling kan op vele verschillende manieren blijken. Daarom zijn vaak lijstjes gemaakt met kenmerken waarvan er veelal wel een ofmeer van toepassing kunnen zijn op een hoogbegaafde leerling. Ik zal hier enkele van deze lijsten weergeven. Deze kenmerken geven enerzijds een handvat voor met name de praktijk. Anderzijds blijkt de variatie in kenmerken terug te komen bij het kiezen van een definitie van hoogbegaafdheid. In relevante literatuur (Gallagher, 1975; Khatena, 1982; King, O'Shea, Joy Patyk, Popp, Runions, Shearer, & Hendren, 1985; Laycock, 1957; Mehlhom, 1988; Monks & Lehwald, 1991; Mooij, 1992; Overtoom, 1991; Renzulli & Reis, 1997) warden kenmerken oflijsten met kenmerken genoemd die een aanduiding zijn van de 'gewone ontwikkeling' van een 'hoogbegaafde leerling'. Een overzicht hiervan resulteert bijvoorbeeld in: a) ten opzichte van leeftijdgenoten een duidelijke voorsprong in ontwikkeling laten zien op een ofmeer competentiegebieden, bijvoorbeeld dat van de cognitieve ontwikkeling (algemeen intellectueel, taal, rekenen / wiskunde); sociale ontwikkeling; emotionele of expressieve ontwikkeling (muziek, toneel); ofmotorische ontwikkeling (athletiek, sport); b) behoefte hebben aan regelmatig nieuwe en zelfgekozen onderwerpen, interessen en activiteiten en die zelf, of in samenwerking met anderen, verregaand uitdiepen; c) beschikken over de wil en ook in staat zijn om grotendeels zelfbenodigde kennis te verzamelen en de daarvoor benodigde activiteiten te verrichten; dus te onderzoeken, structureren en analyseren in een grotendeels zelf samengesteld programma; d) in staat zijn de kem van 'verplichte' onderdelen van leren ofwerk te onderscheiden en die in het eigen (omvangrijker) programma op te nemen; e) in staat zijn langdurig en relatief zelfstandig te werken en daama over te stappen naar andere (interessante) onderwerpen ofactiviteiten; f) in staat zijn veel meer dan de gemiddeld verplichte leer- ofwerkactiviteiten in relatief korte tijd te verwerken ofuit te voeren; g) in staat zijn (in grote mate) zelfverantwoord te plannen, uit te voeren, te corrigeren en hiervan te leren; h) veelal in staat zijn tot goede samenwerking met andere leerlingen ofpersonen waarbij niet de leeftijd maar het onderwerp, het niveau en de snelheid van werken van degenen waarmee samengewerkt wordt, doorslaggevend zijn voor de inzet van de hoogbegaafde persoon; i) over de wens of de behoefte beschikken te vertellen over de eigen bezigheden en de resultaten ervan, mits dit in de cultuur van de gehele groep ofsituatie positiefwordt gewaardeerd. De informatiebrochure van de SLO geeft een in grote lijnen vergelijkbare lijst van 'eigenschappen' van hoogbegaafde leerlingen (zie Hulsbeek, Steenbergen-Penterman, & Bronkhorst, 2002, p. 10): a) hoge intelligentie (IQ hoger dan 130); b) vroege onfrwikkeling; c) uitblinken op meerdere gebieden; d) gemakkelijk kunnen leren; e) goed leggen van (causale) verbanden;

6 f) makkelijk kunnen analyseren van problemen, g) het maken van grote denksprongen; h) voorkeur voor abstractie; i) hoge mate van zelfstandigheid; j) brede ofjuist specifieke interesse/hoge motivatie/veel energie; k) creatie /origineel; 1) perfectionistisch; m) apart gevoel voor humor; n) hoge mate van concentratie. Het geven van een dergelijk lijstje kan helpen bij het alert zijn op 'hoogbegaafdheid' Maar er zijn meer punten die hierbij nog een rol spelen. Een hoogbegaafde leerling kan in een ongunstige situatie ook warden herkend aan het typische gedrag van een 'hoogbegaafde onderpresteerder' (zie hiervoor verder in par ). 2.2 Vaststelling van hoogbegaafdheid Vanuit ontwikkelingspsychologische optiek wordt veelal aangenomen dat een persoon beschikt over een aangeboren 'inteme stmctuur van begaafdheidsdimensies' met velerlei mogelijke gedragingen die actueel kunnen warden in wisselwerking met de omgeving (Magnusson & Alien, 1983). De feitelijke gedragingen zijn uitingen op deze dimensies in de vorm van specifieke kennis, houdingen en vaardigheden. Voorbeelden van deze begaafdheidsgebieden zijn het sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch, of creatief gebied (Gallagher, 1975; Monks & Peters, 1992; Khatena, 1982; Revesv, 1952; Stemberg & Grigorenko, 2002). Hoogbegaafdheid kan zich dus op een, frwee ofmeer van deze verschillende gebieden voordoen. Dit kan per kind verschillen en dient dus steeds te warden gespecificeerd. Een tweede punt van belang is de norm: wanneer is gedrag 'hoogbegaafd'? Vaak wordt als norm voor een 'hoogbegaafd' gedrags- ofprestatieniveau gehanteerd: behorend tot de bovenste 3% van de prestaties in de (leeftijds)populatie. Maar als norm wordt ook wel 1%, 5% of 10% van de (leeftijds)populatie gehanteerd. Ten derde is de meetinstmmentatie en -situatie vaak niet eenduidig. Zo wordt voor het bepalen van hoogbegaafdheid meestal een bepaalde test gebruikt, bijv. een algemene ofwel multiple intelligentietest ('IQ-test'). Dergelijke tests kunnen qua operationalisering nogal van elkaar verschillen. Ten vierde zijn er vaak ook verschillen in de condities waaronder tests afgenomen warden (een testsituatie kan bij sommigen stress, faalangst en dergelijke oproepen). Ten vijfde warden scores vaak genormeerd aan de hand van opgaven voor een bepaalde leeftijdsgroep, en niet apart voor hoogbegaafden (dit vraagt naar de validiteit van de onfrworpen tests). Ten zesde kunnen de resultaten in de tijd fluctueren (het gaat vaak om een momentopname, dus de betrouwbaarheid dient te zijn gecontroleerd). En bij actualisering van een test verschuiven de normen nogal eens. Het eenduidig vaststellen van hoogbegaafdheid is dus geen sinecure (zie ook Rost, 1990). Dit mede omdat de uitingen van een kind in de vorm van kennis, houdingen en vaardigheden van zeerjongs afaan al warden bemvloed door diverse soorten ontwikkelingskenmerken en - condities in de directe leefomgeving. Hierdoor wordt de scoring op een begaafdheidstest ook mede bepaald. Een thuisomgeving die bijvoorbeeld stimuleert tot meer zelfstandige exploratie en het stellen van gerichte vragen, creeert een heel andere houding ten aanzien van ontwikkeling en leren dan een omgeving die de nieuwsgierigheid van een kind niet of

7 nauwelijks prikkelt. Freeman en Josepsson (2002, p. 37) stellen in dit verband dat de gezinssituatie de ontwikkeling van hoogbegaafdheid van een kind beinvloedt met betrekking tot denkprocessen, motivatie, sociale cognitie en individuele verschillen. 2.3 Definitie van hoogbegaafdheid Met inachtneming van de bovenstaande opmerkingen is het toch nog wel mogelijk een meer algemene defmitie van hoogbegaafdheid op te stellen, zoals: "Een hoogbegaafde persoon onderscheidt zich van andere personen doordat hij ofzij relatief sneller, op een hoger niveau, zelfstandiger, met meer eigen stmctureringsvermogen, met meer motivatie vanuit eigen ontwikkelingsbehoeften, en met meer eigen veranfrwoordelijkheid, bezig wil en ook kan zijn met bijvoorbeeld denkprocessen ofbepaalde intellectuele activiteiten, sociale processen, emotionele ofartistieke processen, esthetische processen, ofmotorisch-atletische processen" (vgl. ook Davis & Rimm, 1985; Freeman & Josepsson, 2002). Deze definitie houdt in dat een hoogbegaafde persoon qua specifieke kennis, houdingen en vaardigheden op een ofmeer van de begaafdheidsdimensies aanzienlijk hoger scoort dan veel andere personen. Tegelijk verheldert deze defmitie dat zich bij het preciseren of operationaliseren van hoogbegaafdheid verschillende altematieven kunnen voordoen. Het gevolg hiervan is dat er bij het gebruik of de interpretatie van onderzoek weinig eenduidigheid kan bestaan. Dit geldt ook voor het gebmik van het begrip 'hoogbegaafd' of de meting ervan in het onderwijs. Maar dit is in principe geen 'echt' probleem om toch goed met hoogbegaafde leerlingen in school om te gaan (zie hoofdstuk 4, optic 3 en 4). 2.4 De onderwijssituatie Hoe vergaat het een hoogbegaafd kind in het primair onderwijs? Dat hangt vooral af van de mate waarin het vanafhet begin afaan adequaat wordt ondersteund in ontwikkeling, net als elk ander kind. In Nederiand warden kinderen bij de aanvang van groep 1 van de basisschool veelal op basis van leeftijd in een groep geplaatst. In zo'n situatie verschillen de kinderen onderling relatiefmaximaal van begaafdheid en zou er dus, althans onfrwikkelings- en onderwijspsychologisch gezien, een maximale differentiatie in speel-/leerinhouden en didactische werkwijzen dienen te zijn. De variatiebreedte aan differentiatie zou aan het begin van het reguliere basisonderwijs dan ongeveer vijftot zes jaar moeten bedragen (Mooij, 2000; Mooij & Smeets, 1997), zoals ook uit de Cito-scores in de groepen 1 en 2 blijkt. Men 'kiest' in het algemeen dus voor het 'moeilijkste differentiatiemodel'. Dit wordt echter in de onderwijspraktijk zo niet als keuze ervaren, en ook niet qua differentiatiebreedte gerealiseerd (zie ook Algemene Rekenkamer, 2001, 2005; Purcell, Bums, Tomlinson, Imbeau, & Martin, 2002). Daarbij komt nog het volgende. Wanneer de resultaten van de leerprocessen tussen de leerlingen onderling warden vergeleken, of een normscore van bijvoorbeeld een Citotoets wordt gehanteerd bij de beoordeling, wordt in principe een vergelijking met leeftijdgenoten gemaakt (zie ook de kritiek van Oud en Mommers (1990) op 'didactische leeftijdscores'). De individuele mogelijkheden van een leerling warden dan vergeleken met een norm gebaseerd op het leeftijdsgemiddelde. Binnen het basis- ofvoortgezet onderwijs gebeurt dit ook wanneer sprake is van een proefwerk waarbij de resultaten warden gebaseerd op vergelijking van de prestaties van leerlingen (bijvoorbeeld 'gemeenschappelijke proefwerken').

8 Voor eenjonge hoogbegaafde leerling op taal- ofrekenvlak is dit vaak niet bijster informatief, om niet te zeggen misplaatst. Maar een en ander pakt ook negatiefuit voor een minder getalenteerde leerling die zich wel meer kan hebben ingespannen dan groepsgenoten, maar in vergelijking met deze leeftijdsnonn toch een geringere prestatie levert. Zo'n leerling krijgt dan een onvoldoende tenzij de leerkracht het cijfer min ofmeer bewust bijstelt om de leerling te behoeden voor demotivatie en faalangst (vgl. de Groot, 1966; Krampen & Mory, 1982). 2.5 (Gedwongen) onderpresteren Een driejarig hoogbegaafd kind kan thuis bijvoorbeeld zelfleren lezen, schrijven, of(ook) rekenen, en vervolgens op school in groep 1 ervaren dat dit niet passend is ofniet 'hoort', niet is toegestaan. Het kind dient een en ander vaak in groep 3 alsnog van het begin afaan te leren omdat het zichzelfenkele niet-schoolse technieken heeft bijgebracht (vgl. Bloemhof, 1988; Durkin, 1966; Kerpel & Van de Leur, 1988; Mooij, 1990, 1994a, 1995). Nadmk hierop vanuit school gebeurt mede omdat de schoolorganisatie inclusief de leerlingvolgsystemen daarop zijn afgestemd en de leerkrachten zich daaraan dienen te houden. Ouders en leerkrachten kunnen dan vanafhet begin in groep 1 een geheel verschillende kijk hebben op de onfrwikkelingsniveaus en competenties van een kind en daardoor in venvarring of ook onderling conflict geraken. Omdat het kind op school niet leert te laten zien wat het kan,laat het zien wat het niet kan oftoont het ontevredenheid oflastig gedrag. Voor de leerkracht is dat gedrag weer wel waameembaar, maar wordt dan vaak gezien als oorzaak en niet als gevolg. Dit kan voor kind en ouders funest uitpakken (Mooij, 1999a, 1999b, 2000). Wanneer een cognitiefhoogbegaafde leerling op basis van zijn ofhaar kalenderleeftijd - en niet op grand van ontwikkelingspsychologische leeftijd - in het onderwijs langdurig wordt 'gedwongen tot onderpresteren', uit zich dit in verschijnselen als verveling en demotivatie; aanpassing aan de middelmaat ofbeneden de middelmaat; (toename van) sociale isolatie en psychosomatische klachten; onrealistisch te veel boven ofbeneden het eigen niveau (gaan) werken ofgeen eigen planning meer kunnen maken (faalangst); het gaan tonen van lastig of agressiefgedrag, ofjuist apatisch gedrag; en een verdere afname van prestaties, het zelfvertrouwen, en daarmee van ontwikkelingskansen. Het onderpresteren kan uiteindelijk als het ware een eigen identiteit gaan warden: een (vroeger manifest) hoogbegaafde leerling kan ertoe overgaan minimale of geen schoolse leerdoelen na te streven (Arbeitsgmppe Schulforschung, 1980; De Groot, 1977; Jegge, 1976). Hoewel het bestaan van 'onderpresteren' in Nederland nog vaak wordt ontkend, is er wel veel Nederlandstalige en intemationale literatuur over dit verschijnsel en is er ook onderzoek verricht naar diverse motivationele en cognitieve problemen (van Boxtel & Roelofs, 1987; Butler-Por, 1987; de Groot, 1966; Lohman, 1990; Mooij, 1991; Mooij & van Reen, 1989). In ander wetenschappelijk onderzoek toonden Kalyuga, Ayres, Chandler, en Sweller (2003) aan dat instructie die effectiefwas bij onervaren lerenden een negatief effect had als die werd ingezet bij meer ervaren lerenden (een "expertise reversal shift" (zie ook de "cognitive load theory" bij Paas, Renkl, & Sweller, 2003; van Merrienboer, Kirschner, & Kester, 2003). 2.6 'Normale onhvikkeling' Een cognitiefhoogbegaafde leerling die vanafhet schoolbegin onderwijs ontvangt dat aansluit op zijn ofhaar potenties en actuele competenties, en die zich ondersteund weet door gezin, vrienden, groepsgenoten en leerkrachten, zal zich cognitief, sociaal, emotioneel en communicatiefpositiefontwikkelen (Bartenwerfer, 1988; Vialle, Ashton, Carlton, & Rankin,

9 1997). Adequaat ondersteunende leemiveaus voor de diverse soorten leeractiviteiten, in samenhang met invloed vanuit eigen keuzen en werkwijzen met (deels zelfgekozen) andere leerlingen, leiden dan tot zichzelf versterkende en motiverende, relatief zelfstandige (leer)processen. De effecten van deze leerprocessen zijn voor zo'n leerling veelal weer uitnodigend voor volgende excellerende leeqirocessen en -effecten. Hoe zou een school een hoogbegaafde leeriing zo kunnen ondersteunen? Bij het zoeken van een antwoord wordt in eerste instantie aangehaakt op een analyse van intemationaal interventieonderzoek dat onlangs is uitgevoerd. De nadere analyse en interpretatie van de resultaten hiemit voor de situatie in Nederland leiden tot een te maken keuze bij de aanpak in het onderwijs. Deze keuze wordt voorgelegd in hoofdstuk 4.

10 3 Internationaal effectenonderzoek en de betekenis voor Nederland 3.1 Meta-analyses van (interventie)programma's In 2004 is op verzoek van het ministerie van OCW een onderzoek uitgevoerd naar intemationaal gehanteerde modellen van onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen en de effecten van deze modellen op hoogbegaafde leerlingen (zie Hoogeveen, van Hell, Mooij, & Verhoeven, 2005). De onderzoekers hebben meta-analyses uitgevoerd van uiteindelijk 22 methodologisch verantwoorde (interventie)onderzoeken met een "independent-groups pretestposttest design" (n=5); een "independent-groups posttest design" (n=13); ofeen "single group pretest-posttest design" (n=4). De studie resulteerde in de volgende bevindingen. Allereerst komt naar voren dat het gebruik van identificatieprocedures van 'hoogbegaafdheid' nogal divers is: aan de orde zijn bijvoorbeeld het meten van 'intelligentie'; 'prestaties'; 'motivatie; 'vaardigheden'; 'gedragskenmerken'; 'nominatiedoorleerkrachtenofouders'; 'portfolio evaluatie'; en 'het meten van meerdere variabelen'. In relatie hiermee is er een veelheid van defmities en operationalisaties van (hoog)begaafdheid te vinden. De onderzoekers kiezen ervoor (hoog)begaafdheid te zien als een multidimensioneel en dynamisch concept, waarbij naast cognitieve factoren ook persoonlijkheid en omgeving van invloed zijn. Met name de volgende soorten onderwijsprogramma's warden aangetroffen: verrijkingsprogramma's binnen de klas; plusklassen (verrijking buiten de klas); zomerprogramma's; versnellingsprogramma's; aparte klassen voor hoogbegaafde leerlingen; aparte scholen voor hoogbegaafde leerlingen; en "teacher training". Veelal gaat het echter om combinaties van deze soorten programmatische aanpakken. Inhoudelijk zijn de programma's onderzocht wat betreft mogelijke effecten op variabelen in verband met: intellectuele vaardigheden; schoolprestaties; informatieverwerking; school/professionele carriere; evaluatie van het onderwijs; zelfconcept; leervaardigheden; testangst; motivatie; sociale competentie; en gedragsproblemen. Er warden veelal positieve effecten gevonden wat betreft de prestaties in cognitieve vakgebieden (zoals rekenen/wiskunde, taal, informatieverwerking, exacte vakken) van de hoogbegaafde leerlingen. Deze effecten doen zich vooral voor bij de interventies die duidelijk opgezet en methodologisch goed uitgevoerd zijn. Wat betreft sociaal-emotionele variabelen warden zowel positieve als negatieve effecten op de hoogbegaafde leerlingen vastgesteld. Zo blijkt het zelfconcept van leerlingen die hebben deelgenomen aan een aangepast onderwijsprogramma vaak lager te liggen dan dat van leerlingen die niet hebben deelgenomen. Deze ontwikkeling kan op zich positief warden geinterpreteerd als wordt gesteld dat hoogbegaafde leeriingen, via vergelijking met andere hoogbegaafde leerlingen, op deze wijze leren dat zij zich ook regelmatig 'op hun niveau' moeten inspannen en niet altijd de beste zijn. Op p. 39 concluderen de genoemde onderzoekers "dat er met betrekking tot de effectiviteit van aanpassingen in het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen wel trends kunnen warden gesignaleerd, maar dat de resulterende informatie onvoldoende is om te weten welk ondenvijsarrangement op welk functioneren het meest positieve effect sorteert. Er is nog geen pasklare oplossing voor (hoog)begaafde leerlingen in het algemeen. De gesignaleerde trends 10

11 passen wel in een dynamisch, multidimensionaal model (vergelijk Heller, 1991, 2000; Gagne, 1993; en Mooij, 1992, 2004). In zo'n model wordt ook rekening gehouden met een interactie tussen factoren als de persoonlijkheid van een individuele leerling en verschillende factoren in de omgeving, zoals de thuissituatie en de situatie op school." 3.2 Nadere analyse en interpretatie van de onderzoeken Inleiding De interventieprogramma's zijn qua leerstofmhoud en organisatorische vormgeving weer te geven volgens een stramien dat qua theorie en praktijk meer handvatten kan bieden dan de resultaten die rechtstreeks voortvloeien uit de voorhanden onderzoeken. Een eerste globale indeling van aanpakken van onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen resulteert dan in: 1) aanpassingen binnen de leerstofvan het reguliere onderwijs; 2) aanbieding van buitenschoolse programma's ofeen zomercursus; en 3) het inrichten van speciale scholen. Binnen elk van deze indelingen zijn weer nadere specificaties te maken van onderzoeksresultaten die mogelijk van belang zijn in het onderwijs in Nederland (zie de volgende subparagrafen). Ten tweede zal nader aandacht worden besteed aan de relevantie en uitwerking van sociale vergelijkingsprocessen tussen leerlingen. Ook deze analyse benut de informatie uit de interventieonderzoeken ten behoeve van de nadere fundering van geconstateerde effecten en de mogelijke vormgeving ervan in Nederland. Dit alles ter onderbouwing van de argumentatie die aan de orde is bij de keuze in hoofdstuk Onderzoeken naar leerstofaanpassingen in het reguliere onderwijs Via een 'schaal' van toenemende leerstofdifferentiatie zijn verschillende soorten aanpassingen ter ondersteuning van hoogbegaafde leerlingen in het reguliere onderwijs te onderkennen. Deze zijn; 1) verrijking of verdieping; 2) indikking of compacting; 3) plusgroepen of-klassen; en 4) versnellen ofoverslaan van een groep. Deze varianten warden hieronder successievelijk aan de orde gesteld, maar al wel op te merken is dat deze varianten in de onderwijspraktijk in Nederland alle zowel afzonderlijk als in diverse combinaties voorkomen. De eerste aanpassingsvorm is 'verrijking' of'verdieping' van leerstof. Hiermee wordt inzet van extra ofandere leerstofvoor hoogbegaafden bedoeld, al dan niet in een bepaalde projectvorm. Wat dit betreft is in Nederland een grote varieteit aan materialen en periodieken beschikbaar die beogen hoogbegaafde leerlingen extra te uit te dagen: zie bijvoorbeeld de overzichten bij Mooij (1991b) en van Eijl en anderen (2005). Een tweede vorm is 'indikking' (compacting). Dit betreft de selectie van een deel van de leerstofuit een methode ofboek. Het gaat om het deel dat de kem uitmaakt ofanderszins van belang wordt geacht. Indikking of 'compacting' gebeurt om hoogbegaafde leerlingen versneld door de gewone leerstofte laten gaan. In een omvangrijk interventieonderzoek bleek dat indikking geen negatief effect had op de in het curriculum vereiste leerprestaties (Reis, Westberg, Kulikowich, & Purcell, 1998). Ofwel: bij het weglaten van circa de helft van de regulier voorgeschreven leerstofzal een hoogbegaafde leerling niet lager dan andere leerlingen scoren op de in het curriculum vereiste leerprestaties. Een derde variant is het werken met speciale groepen ofklassen voor hoogbegaafde leerlingen, ofwel plusgroepen en plusklassen. Deze hebben hun aanbod (meer dan in 11

12 gebruikelijke groepen ofklassen) ingericht volgens een voor hoogbegaafde leeriingen passend curriculum en passende pedagogiek. Het onderwijsaanbod is er meer gericht op individuele kenmerken, het is uitdagender en biedt meer keuzevrijheid dan het onderwijs in reguliere groepen ofklassen (Gentry, Rizza, & Owen, 2002). Een goed voorbeeld is het onderzoek van VanTassel-Baska, Bass, Ries, Poland, en Avery (1998). Deze onderzoekers werkten in een interventieonderzoek met 45 experimentele en 17 conb-ole-klassen waarin wel- en niethoogbegaafde leerlingen aanwezig waren. De experimentele klassen waren verschillend van samenstelling: 12 permanent en volledig hoogbegaafd, 10 tijdelijk samengesteld uit hoogbegaafde leerlingen uit verschillende klassen (plusklassen), 11 heterogene klassen met een hoogbegaafd cluster, en 12 heterogene klassen. Er werd een nieuw gemtegreerd natuurkundecurriculum gemaakt voor de hoogbegaafde leerlingen van in totaal uur. Benadrukt werden: opbrengsten voor lerenden, authentieke assessment, aandacht voor het wetenschappelijke proces en experimentele design, echte interdisciplinaire problemen, metacognitie, wetenschappelijke gewoonten, collaboratiefleren, enpraktische activiteiten. Trainers verzorgden een vier- tot vijfdaagse gebruikerssessie voor docenten tijdens een zomercursus. Na uitvoering van het speciale curriculum bleek dat hoogbegaafde leerlingen uit de experimentele klassen op de diverse opbrengstmetingen hoger scoorden dan leerlingen uit de controleklassen. Een vierde variant betreft versnelling ofwel het overslaan van een ofmeer leerjaren in het onderwijs (vgl. ookassouline, Colangelo, Lupkowski-Shoplik, & Lipscomb, 1998). In een veelheid van onderzoeken warden vooral positieve sociale en cognitieve effecten van versnelling op hoogbegaafde leerlingen gevonden (Colangelo, Assouline, & Gross, 2004; Gross, 2004; Heinbokel, 1988; Kulik, 2004; Lubinski, 2004; Pendarvis, Howley, & Howley, 1990; Whitmore, 1980). Om mogelijke sociale isolatie ten gevolge van versnelling te vennijden is het belangrijk steeds twee ofmeer (hoog)begaafde leeriingen in een groepje te versnellen (vgl. Elkind, 1988; Hoop & Janson, 2000; Mooij, 1991b, 1994b; Mooij & van Reen, 1990; van der Ploeg, 1988). Positieve resultaten van een dergelijke versnelling werden ook gevonden in een longitudinaal onderzoek van Noble, Robinson, en Gunderson (1993) die benadrukten "Whether gifted students choose a course of radical educational acceleration or not, adult and peer support are cmcial to their sense ofpsycho-social well-being" (p. 129). In dit verband onderzochten Caplan, Henderson, Henderson, en Fleming (2002) welke sociaalemotionele variabelen relevant waren voor de aanpassing van studenten die vervroegd naar de universiteit gingen. Er bleken geen sociaal-emotionele aanpassingsproblemen te zijn ten gevolge van versnelling in het primair ofsecundair onderwijs: de inpassing in de universiteit kon warden voorspeld vanuit de perceptie van de cohesie in het gezin, de mate van gezinsconflicten, de expressiviteit in het gezin, en het overall zelfconcept. In het algemeen kan dus een verantwoorde combinatie van verrijken ofverdiepen inclusief compacten en tevens ook versnellen van een ofmeer schooljaren helpen om een hoogbegaafde leeriing goed te laten functioneren, of in geval van onderpresteren (weer) te stimuleren voor onderwijs (vgl. ook Mooij & van Berkel, 1989, 1995; Van Tassel-Baska, 1992,1994) Onderzoeken naar buitenschools extra programma / zomercursus Een buitenschools programma betreft activiteiten voor hoogbegaafde kinderen of leerlingen buiten de officiele schooltijd, bijvoorbeeld aan het eind van de middag, op zaterdag of in de vakantieperiode. Een goed voorbeeld hiervan is het onderzoek van Freeman en Josepsson (2002). Deze onderzoekers bestudeerden de mogelijke invloed van een speciaal 12

13 zaterdagprogramma op 200 leerlingen van de basisschool die waren geidentificeerd als hoogbegaafd door hun leerkrachten ofschoolleiders. Het programma bevatte activiteiten met betrekking tot gastsprekers, educatieve excursies, participatie aan klassen in het voortgezet onderwijs, extracurriculaire activiteiten, maken van een nieuwsblad, een opstelwedstrijd, het schrijven van verhalen en poezie, een schaakclub en een talentenshow. Driejaar na afloop van het programma werd een groep van 111 leerlingen die had deelgenomen vergeleken met een controlegroep van 44 leeriingen die aan het begin van het programma de deelname hadden geweigerd. De deelnemers scoorden hoger dan de controlegroep wat betreft: variatie in IQ, onderwijsniveau van beide ouders, preferentie voor een ontspannen leerkracht, echte problemen hebben ervaren op school, hebben van een formele klachtenlijst op school, een positieve attitude hebben ten opzichte van school, en hebben van een hoger zelfconcept wat betreft school. Deze bevindingen verhelderen dat de deelnemers en hun ouders meer vragen van school en assertiever zijn dan de niet-deelnemers en hun ouders. Een zomercursus is een apart programma in de zomervakantie voor hoogbegaafde leerlingen die hieraan enkele dagen tot weken deelnemen. Neber en Heller (2002) werkten met hoogbegaafde leerlingen uit het voortgezet onderwijs die waren genomineerd voor deelname aan een 17-daags zomerkamp door hun schoolleiders ofdocenten. De cursussen kenmerkten zich door multiple onderwijsmethoden, doelstellingen op diverse niveaus, zelfregulatie, en met name samenwerking. De posttest evaluatie resulteerde volgens de onderzoekers in "very significant differences for self-regulatory learning strategies (...), motivational beliefs (...), and learning preferences (...)" (p. 223). Hun algemene conclusie was dat minder ontwikkelde individuele motivatie en cognitieve kenmerken van leerlingen werden gestimuleerd door de deelname aan het zomerprogramma Onderzoeken betreffende speciale scholen In het buitenland bestaan scholen speciaal voor hoogbegaafden op een ofmeer specifieke begaafdheidsgebieden (zie bijv. Davalos & Griffin, 1999; Gross, 1992, 2001; Gubbins, 1984, Lando & Schneider, 1997; Laycock, 1957; King, O'Shea, Joy Patyk, Popp, Runions, Shearer, & Hendren, 1985; Lloyd, 1999; Reis, 1984; Reis, Bums, & Renzulli, 1992; Renzulli, Reis, & Smith, 1981). Maar ook in deze speciale scholen dient rekening te warden gehouden met verschillen tussen leerlingen in leren. Dods (1997) onderzocht via een pretest-posttest design het effect van instmctievariatie bij 30 hoogbegaafde leerlingen in een schoolvoor getalenteerde wis- en natuurkundigen. De leerlingen werden gedurende een semester in het vak biologie aan elk van drie condities onderworpen: alleen college, probleemgebaseerd leren (PBL), ofeen combinatie van die twee. PBL bleek het meest effectiefin het bevorderen van het begrip van biochemische inhouden Leerstofinhoud, organisatie, sociale vergelijking, zelfconcept, en leerprestatie In het intemationale onderzoek komt het verschijnsel van de sociale vergelijking tussen leerlingen en de effecten daar/an op hun functioneren en presteren in school goed gedocumenteerd naar voren. Ik zal hieraan relatiefuitvoerig aandacht besteden, met name omdat het belang hiervan in het onderwijs voor hoogbegaafde (en 'minder begaafde') leerlingen in Nederland in het algemeen nog niet wordt onderkend. Het goede begrip hiervan is een sleutel bij bijvoorbeeld het ontrafelen van het verschijnsel van 'gedwongen onderpresteren' en de aanpak daarvan, het interpreteren van onderzoeksresultaten in het reguliere onderwijs in Nederland (vgl. hiervoor Mooij, 2003), en het overdenken van 13

14 altematieven bij de inrichting van ook voor hoogbegaafde leerlingen adequaat onderwijs (zie hoofdstuk 4). In Nederland is gebmikelijk dat leerlingen vooral qua leeftijd, dus cognitiefheterogeen, warden gegroepeerd. In een cognitiefheterogene groep leerlingen zal een cognitief hoogbegaafde leerling vaker dan in een cognitiefhomogene(re) groep hoogbegaafde leerlingen ervaren dat hij ofzij relatiefde hoogste prestatie behaalt. Zo'n resultaat bevordert de zelfperceptie dat de leeriing 'goed' is (in vergelijking met de andere leerlingen). Die perceptie zal het gevoel van competentie positiefbemvloeden en de motivatie en leerprestatie bij volgende gelegenheden stimuleren, zo veronderstelde White (1959). In dit verband stelde Davis (1966) empirisch vast dat de motivatie en leerprestatie van een persoon warden bemvloed door vergelijking met belangrijke andere personen. Hij interpreteerde dit effect in termen van de sociale vergelijkingstheorie als het "big-fish-little-pond / little-fish-big-pond effect" (zie Davis, 1966). Marsh, Chessor, Craven, en Roche (1995) voorspelden een gedifferentieerde ontwikkeling van het zelfconcept afhankelijk van onderwijservaringen van leerlingen. Zij betrokken hoogbegaafde leerlingen uit de groepen 6-8 in hun onderzoek. Experimentele leerlingen bezochten een speciale, homogene(re) plusgroep terwijl de controleleeriingen hun eigen reguliere, heterogene groepen bezochten. De resultaten lieten zien dat de hoogbegaafde plusgroep leerlingen systematische afnamen vertoonden op drie onderdelen van hun academische zelfconcept (lezen, rekenen, en school), maar geen verschil lieten zien op vier componenten van hun niet-academische zelfconcept (uiterlijk, algehele verschijning, relaties met leeftijdgenoten, relaties met ouders) in vergelijking met hoogbegaafde leerlingen in reguliere heterogene groepen, en na statistische controle voor achtergrondvariabelen zoals sexe, leeftijd, en initieel niveau van bekwaamheid. Het onderzoek van Zeidner en Schleyer (1999) in het Israelisch basisonderwijs onderstreepte die systematiek in de relatie tussen verschillen in schoolorganisatie, (kwaliteiten van) leerlingen, sociale vergelijkingsprocessen, en effecten op de motivatie, cognitieve prestaties en het zelfconcept bij hoogbegaafde leerlingen. In de groepen 4-5 werd vastgesteld welke leerlingen hoogbegaafd waren. In de groepen 6-8 werden de leerlingen geplaatst in ofwel speciale, full time homogene groepen voor hoogbegaafde leerlingen (n=321) of in reguliere heterogene groepen met een eendaagse plusgroep per week voor hoogbegaafde leerlingen (n=661). Na controle voor achtergrondvariabelen bleken hoogbegaafde leerlingen m de speciale homogene groepen, in vergelijking met de eendaagse plusgroep leerlingen: lager te scoren op academisch zelfconcept; hoger op testangst; meer negatiefte warden bejegend vanwege hun status als hoogbegaafde leerling; gunstiger te oordelen over hun leerkrachten; hogere scores te behalen op tevredenheid over school; hoger te scoren wat betreft adequaatheid van instructie; en geen verschil te tonen in motivatie. De hoogbegaafde leerlingen in de speciale homogene groepen oordelen dus relatiefbeter over de kwaliteit van het geboden onderwijs maar reageren er wel met meer angst op; ook worden zij sociaal negatief gestereotypeerd. Delcourt, Loyd, Comell, en Goldberg (1994) onderzochten 1,010 leerlingen in de groepen vier en vijfop drie verschillende tijdstippen: aan het begin van een speciaal onderwijsprogramma, na eenjaar verblijfin het programma, en eenjaar na afloop van het programma. In aanvulling op een conta-olegroep waren er vier typen onderwijsprogramma's: binnengroeps- ofheterogeen gegroepeerd; plusgroep ofpull-outprogramma; volledig of gescheiden groepsprogramma; en alle onderwijsprogramma's in een speciale school slechts 14

15 voor hoogbegaafde leerlingen. De resultaten toonden ten eerste dat de programma's voor hoogbegaafde leerlingen effectiefwaren. Daamaast bleken hoogbegaafde leerlingen die speciale programma's volgden (speciale school, volledige groep, plusgroep) beter te presteren dan hun hoogbegaafde leeftijdgenoten in heterogene groepen. De waameming van de kenmerken van leerlingen door de leerkrachten bleek ook beinvloed door het gebruikte programma. De groepsindeling bleek niet van invloed op de percepties van de sociale relaties tussen de leerlingen, by zowel de hoogbegaafde als de niet-hoogbegaafde leerlingen. Specifieke kenmerken van personen, in wisselwerking met specifieke leerinhouden ofhet curriculum, kunnen ook de ontwikkeling van specifieke individuele competenties bevorderen. Voorbeelden van dergelijke persoonskenmerken zijn proefwerkangst (Ziegler, Finsterwald, & Grassinger, 2005) en het al dan niet behoren tot een etnische minderheidsgroep (Comell, Delcourt, Goldberg, & Bland, 1995). 3.3 Conclusies De bovenstaande informatie laat ten eerste zien dat de aandacht in interventieonderzoek voor hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs veelal uitgaat naar de cognitieve ofintellechiele dimensies van hoogbegaafdheid (zie ook Brown et al., 2005). Er warden daarbij verschillende operationalisaties en instatjmentaties benut, hetgeen een precieze vergelijking van effecten op leerlingen nogal bemoeilijkt. Daamaast heeft de concentratie op cognitieve aspecten tot gevolg dat er ook weer slechts cognitieve (prestatie)effecten kunnen warden gevonden. Sociale hoogbegaafdheid (Goleman, 1995; van Lieshout, 1995), motorische offysieke hoogbegaafdheid, ofartistieke ofexpressieve hoogbegaafdheid (Gallagher, 1975) kunnen daardoor minder ofniet herkend en niet erkend warden. Bovendien gebeuren de interventies in de loop van de schoolloopbaan, vaak op geselecteerde ofzichzelf-selecterende plaatsen. Ondanks deze kanttekeningen blijkt uit het onderzoek duidelijk dat goed opgezette aanpassingen voor hoogbegaafde leerlingen veelal de gewenste effecten hebben. Via de diverse vormen van onderzoek blijkt tevens dat specifieke kenmerken van betrokken leerlingen of ook het curriculum de ontwikkeling van specifieke individuele competenties kunnen bevorderen. De tweede conclusie is dat het mogelijk is via de wisselwerking tussen curriculumontweq) en leerling(kenmerken) beoogde leeq^rocessen van hoogbegaafde leerlingen (en niethoogbegaafde leerlingen) positiefte beinvloeden. Via dergelijke wisselwerkingsprocessen is ook te verklaren dat gedragsproblemen bij jonge leerlingen niet samenhangen met het al dan niet hoogbegaafd zijn (cf. Comell et al., 1994), terwijl bij hoogbegaafde meisjes in het voortgezet onderwijs een hoger niveau van testangst eerder leidt tot hulpeloosheidsgedrag bij natuurkunde dan bij niet-hoogbegaafde meisjes in het voortgezet onderwijs (Ziegler et al., 2005). Hebben meisjes dit gedrag 'aangeleerd'? Dit soort vragen ondersti-eept de noodzaak tot het systematisch specificeren van wisselwerkingen tussen diverse individuele ofpersoonlijke kenmerken en instructiekenmerken, onder controle van bijvoorbeeld gezins-, buurt- en andere schoolkenmerken. Alleen dan krijgen we zicht op hetgeen de Onderwijsraad (2006)beoogt met 'evidence based onderwijs' (cf. ook Collier, 1994; Monks & Lehwald, 1991; Mooij, 1992). Het onderzoek illustreert ten derde helder dat de organisatorische groepering van leerlingen, in relatie tot de aard en het niveau van hun begaafdheid, betrokken leerlingen stimuleert tot verschillende sociale vergelijkings- en motivatieprocessen die vervolgens weer leiden tot verschillende soorten effecten qua zelfconcept en leerprestatie. De diverse onderwijsvarianten 15

16 voor hoogbegaafde leerlingen - verrijking ofverdieping, indikking, plusgroep ofplusklas, versnelling, deelname aan een buitenschools programma, een zomercursus, of een speciale school - kunnen alle effectiefzijn, in het bijzonder wanneer zij in verantwoorde combinatie voorkomen. Dit is maafrwerk. Maar dan is juist ook een meer systematisch ontwerp nodig om enerzijds te verhelderen wat zou kunnen werken en dit ook te kunnen controleren, en anderzijds de schoolpraktijk en ouders te helpen bij de noodzakelijke onderwijsveranderingen. De vraag is: welke keuze wordt gemaakt?

17 4 Keuze bij een aanpak in Nederland In grote lijnen zijn er vier opties bij een keuze van een aanpak van onderwijsmogelijkheden voor hoogbegaafde leerlingen in Nederland. Deze vier warden successievelijk weergegeven. De eerste optie is het voortzetten van de huidige werkwijze in de praktijk. Deze wordt onder andere gekenmerkt door: reageren op signalenbij leerlingen, ouders ofleerkrachten; werken via ad-hoc ondersteuning of aanpakken; en werken via selectieve schoolontwikkeling waarbij de effecten bij leerlingen methodologisch niet warden vastgesteld. De voordelen hiervan zijn dat deze werkwijze aansluit op hetgeen gebmikelijk is en waarmee men vertrouwd is. De nadelen zijn dat de aard en omvang van de problematiek weinig ofniet zullen veranderen en geld verdwijnt in losse projecten of in aanpakken waarvan men gelooft dat die effectief zijn (vgl. de Algemene Rekenkamer, 2001, 2005). Uit onderzoek naar de mening van leerkrachten over 'effectiefonderwijs voor hoogbegaafde leerlingen' blijkt echter dat hetgeen leerkrachten 'uitdagend' vinden voor hoogbegaafde leerlingen, door deze leerlingen zelfvaak niet zo wordt ingeschat (Gentry, Rizza, & Owen, 2002). Opmerkenswaard is in dit verband ook dat het positiefcognitief effect van onderwijsprogramma's voor hoogbegaafde leerlingen zich vooral kan voordoen bij niet-hoogbegaafde leerlingen (vgl. bijv. de invloed van etniciteit op academisch en sociaal zelfconcept bij Comell et al., 1995; zie voor effecten op niethoogbegaafde leerlingen ook Blumen-Pardo, 2002; Landmm, 2001). Op zich is dit laatste niet erg, integendeel. Het feit signaleert echter dat de onderwijsvoorzieningen voor zowel hoogals niet-hoogbegaafde leerlingen wel eens te laag van niveau kunnen zijn. De frweede optie is 'inpassing' van de meest effectieve intemationale interventieprogramma's in het onderwijs in Nederland. De voordelen hiervan zijn dat veel denk- en maakwerk al is gebeurd en dat inpassing in Nederland in principe goed mogelijk is, juist bij hoogbegaafde leerlingen. De nadelen zijn dat er natuurlijk velerlei verschillende inhoudelijke en andere aanpassingen nodig zijn. Bovendien zijn er voor lang niet alle leerjaren en leerfasen adequate onderwijsprogramma's beschikbaar: veel zal nog moeten warden ontworpen, gemaakt en gecontroleerd wat betreft beoogde effecten bij leerlingen. De derde optie is een uitwerking van een onderwijssystematiek waarin 66k hoogbegaafde leeriingen preventief, constructief, en gedifferentieerd al naar gelang hun capaciteiten en potenties, kunnen warden geintegreerd in het reguliere onderwijs. De voordelen hiervan zijn dat er een duidelijker zicht komt op de kenmerken van onderwijs dat geschikt zou zijn voor alle leerlingen, dus inclusiefleerlingen in het speciaal onderwijs (zie voor eerste praktijkuitwerkingen Mooij, 2002, 2004; Mooij & Smeets, 2006); het onderwijs tegelijkertijd 'evidence-based' kan worden ingericht (vgl. Onderwijsraad, 2006); de uifrwerking en implementatie een samenspel vragen van diverse soorten partners; en er minder problemen zullen ontstaan bij leerlingen, leerkrachten en ouders. De nadelen zijn dat deze uitwerking gebaseerd dient te warden op een doordacht en langetermijn strategisch beleid op diverse niveaus; er duidelijke verantwoordelijkheidslijnen, organisatorische en financiele condities dienen te zijn; er een vrij grote inspanning nodig is die een scholengroep of schoolbestuur te boven gaat; en dat er een dynamisch evenwicht dient te zijn tussen onfrwikkeling en implementatie in de praktijk. De vierde optie is een combinatie van de optics 2 en 3. Dit is de krachtigste variant. 17

Naar empinsch verantwoorde leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen

Naar empinsch verantwoorde leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Naar empinsch verantwoorde leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Prof. Dr. Ton Mooij Concept ITS Radboud Universiteit Nijmegen Oktober 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Hoogbegaafdheid: kenmerken

Nadere informatie

Oog voor excellentie. Optimale ontwikkelingskansen voor excellente leerlingen

Oog voor excellentie. Optimale ontwikkelingskansen voor excellente leerlingen Oog voor excellentie. Optimale ontwikkelingskansen voor excellente leerlingen Themadossier Excellentie Prof. dr. Ton Mooij is werkzaam in het ITS (Radboud Universiteit, Nijmegen) en is bijzonder hoogleraar

Nadere informatie

Effectieve leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen. Ontwerp en ontwikkeling in scholen voor primair ondenvijs

Effectieve leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen. Ontwerp en ontwikkeling in scholen voor primair ondenvijs Effectieve leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen. Ontwerp en ontwikkeling in scholen voor primair ondenvijs Ton Mooij & Bemadette Korte-Wilbers Concept ITS - Radboud Universiteit Nijmegen / SLO

Nadere informatie

Naar onderwijs voor en door hoogbegaafde leerlingen

Naar onderwijs voor en door hoogbegaafde leerlingen Naar onderwijs voor en door hoogbegaafde leerlingen Prof. dr. Ton Mooij Radboud Universiteit Nijmegen / ITS & Open Universiteit Heerlen / Celstec 2010 Overzicht 1. Herkenning en diagnostiek 2. Onderwijsproblemen

Nadere informatie

Excellente leerlingen.. Excellent onderwijs door excellente leerlingen. Overzicht. In school is het nog niet altijd pluis

Excellente leerlingen.. Excellent onderwijs door excellente leerlingen. Overzicht. In school is het nog niet altijd pluis Excellent onderwijs door excellente leerlingen Excellente leerlingen.. Prof. dr. Ton Mooij Celstec, Open Universiteit Heerlen ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Willibrordus Gymnasium Deurne 22 april 2010

Nadere informatie

Regulier onderwijs en cognitief hoogbegaafde leerlingen: Van te late adhocreactie naar systematische optimalisering

Regulier onderwijs en cognitief hoogbegaafde leerlingen: Van te late adhocreactie naar systematische optimalisering Regulier onderwijs en cognitief hoogbegaafde leerlingen: Van te late adhocreactie naar systematische optimalisering Ton Mooij Samenvatting Cognitief hoogbegaafde leerlingen ervaren het reguliere onderwijs

Nadere informatie

1. Hoogbegaafd / excellent / (onder)presteren

1. Hoogbegaafd / excellent / (onder)presteren Optimaliserend Onderwijs óók voor hoogbegaafde leerlingen Prof. dr. Ton Mooij Radboud Universiteit Nijmegen, ITS Open Universiteit Heerlen, Welten Instituut Presentatie Johannes Fontanus College, Barneveld

Nadere informatie

(Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus

(Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus (Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus Linschoten juli 2017 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 3 Visie... 3 Doelgroep... 3 Signaleren... 4 Onderpresteerders... 4 Onderwijsbehoeften... 4 Begeleiding...

Nadere informatie

- school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs

- school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs - school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs Beleidsplan hoogbegaafdheid 2016 1 2 Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen Doel Op onze school stemmen we ons onderwijs zodanig op de behoeften

Nadere informatie

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014 Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014 Inhoudsopgave: 1. Inleiding 2. Doelgroep:2.1. Wat zijn excellente leerlingen 2.2 Definitie die we hanteren 2.3 Excellente leerlingen in de schoolpraktijk

Nadere informatie

Format Inleiding op thema

Format Inleiding op thema Format Inleiding op thema Onderdeel Start Cognitief hoogbegaafde leerlingen ervaren het reguliere onderwijs vanaf schoolbegin als niet-passend. Waarom lopen zij grote kans op motivationele, cognitieve,

Nadere informatie

Inclusief hoogbegaafdheid

Inclusief hoogbegaafdheid Inclusief hoogbegaafdheid Ton Mooij 1 Hoogbegaafdheid is een bekend woord geworden in basisscholen. Maar wat betekent het en welke ervaringen doen hoogbegaafde leerlingen op in school? Wat is onderpresteren

Nadere informatie

Stapje naar voren, stapje terug. pas op de plaats? Koptekst Voettekst 1. Geloof het niet, luister, kijk en twijfel!

Stapje naar voren, stapje terug. pas op de plaats? Koptekst Voettekst 1. Geloof het niet, luister, kijk en twijfel! SLO conferentie Versnellen en Verrijken, Nijmegen 25 mei 2016 stapje terug Stapje naar voren, pas op de plaats? Dr. Lianne Hoogeveen Geloof het niet, luister, kijk en twijfel! Voettekst 1 Twaalf jaar geleden

Nadere informatie

Vragenlijst Excellentieregeling Basisonderwijs

Vragenlijst Excellentieregeling Basisonderwijs Vragenlijst Excellentieregeling Basisonderwijs De lijst bestaat uit 114 vragen (stellingen) en kan in 30 minuten worden ingevuld. De lijst bestaat uit vier onderdelen: 1. Visie, draagvlak en kennis 2.

Nadere informatie

Format Inleiding op thema

Format Inleiding op thema Mooij, T. (2014). Optimaal onderwijs voor cognitief hoogbegaafde en excellente leerlingen. NIVOZ Forum, bijdrage onderzoek (http://www.nivoz.nl/). Retrieved at http://nivoz.nl/artikelen/optimaal-onderwijs-voor-cognitief-hoogbegaafde-enexcellente-leerlingen/

Nadere informatie

Naar verantwoorde. leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen

Naar verantwoorde. leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Naar verantwoorde leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Naar verantwoorde leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Prof.dr. T. Mooij (RU/ITS Nijmegen) Drs. A.F.M. Steenbergen-Penterman

Nadere informatie

Protocol (Hoog)begaafdheid B.S. Mikado

Protocol (Hoog)begaafdheid B.S. Mikado Protocol (Hoog)begaafdheid B.S. Mikado 0 Inhoudsopgave: 1. Inleiding... blz. 2 2. Doelstelling... blz. 3 3. Doelgroepen... blz. 3 4. Signalering... blz. 4 5. Diagnostische fase... blz. 5 6. Overwegingen

Nadere informatie

effecten van verrijkingsprogramma s Joyce Gubbels, Eliane Segers & Ludo Verhoeven Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit

effecten van verrijkingsprogramma s Joyce Gubbels, Eliane Segers & Ludo Verhoeven Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit 2 Sociaal-emotionele effecten van verrijkingsprogramma s voor excellente kinderen Joyce Gubbels, Eliane Segers & Ludo Verhoeven Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit Excellente leerlingen

Nadere informatie

Ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen en schoolse kenmerken

Ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen en schoolse kenmerken Ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen en schoolse kenmerken Ton Mooij1 Samenvatting Aanwijzingen voor specifieke motivationele en leerproblemen van meer- of hoogbegaafde leerlingen in het Nederlandse

Nadere informatie

Beleid Meer - en Hoogbegaafdheid NUT Periode januari 2014 t/m januari 2016

Beleid Meer - en Hoogbegaafdheid NUT Periode januari 2014 t/m januari 2016 Beleid Meer - en Hoogbegaafdheid NUT Periode januari 2014 t/m januari 2016 1 vastgesteld dd. 22 april 2014 door MT De missie Op de Nutsscholen geven wij eigentijds onderwijs, passend bij wat de leerlingen

Nadere informatie

EXAMEN LEREN EN ONDERWIJZEN (voor wie de lessen heeft gevolgd in )

EXAMEN LEREN EN ONDERWIJZEN (voor wie de lessen heeft gevolgd in ) K.U. Leuven 6 juni 2009 EXAMEN LEREN EN ONDERWIJZEN (voor wie de lessen heeft gevolgd in 2008-09) B. De Fraine, J. Elen, S. Janssens, J. Van Damme en L. Verschaffel Naam en voornaam (in drukletters!) Duid

Nadere informatie

Maatwerk Voor Latente Talenten? Uitblinken op alle niveaus

Maatwerk Voor Latente Talenten? Uitblinken op alle niveaus Maatwerk Voor Latente Talenten? Uitblinken op alle niveaus Onderwerpen Wat is talent? Instrumenten om talent te herkennen? Kennis en vaardigheden docenten? (On)Mogelijkheden in het (voortgezet) onderwijs?

Nadere informatie

Verantwoord plus. Stichtingbeleidsnotitie Hoogbegaafden

Verantwoord plus. Stichtingbeleidsnotitie Hoogbegaafden Verantwoord plus Stichtingbeleidsnotitie Hoogbegaafden Versie: 29 september 2009 Inleiding Het beleid voor hoogbegaafde leerlingen vormt een onderdeel van het zorgplan van de individuele school. Iedere

Nadere informatie

Informatie Reflexis PlusKlas. De Wijzen uit het Oosten

Informatie Reflexis PlusKlas. De Wijzen uit het Oosten Informatie Reflexis PlusKlas De Wijzen uit het Oosten Passend onderwijs Maart 2010: opdracht van Reflexisbestuur: beleid maken voor passend onderwijs voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong Een onderwijsaanpassing

Nadere informatie

Passend Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in Noord- Nederland

Passend Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in Noord- Nederland Passend Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in Noord- Nederland Uitkomsten enquête Praktijk Liberi Datum: 27 januari 2013 Plaats: Aldeboarn www.praktijkliberi.nl info@praktijkliberi.nl Inhoudsopgave

Nadere informatie

Stimulerend signaleren

Stimulerend signaleren Stimulerend signaleren SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Desirée Houkema /thema/stimulerend signaleren Talenten worden zichtbaar als ze gestimuleerd worden productief Dabrowski: overexcitabilities

Nadere informatie

Protocol hoogbegaafdheid Protocol Hoogbegaafdheid

Protocol hoogbegaafdheid Protocol Hoogbegaafdheid Protocol hoogbegaafdheid 21-04-2016 Protocol Hoogbegaafdheid Inhoudsopgave 1. Inleiding... blz. 3 2. Onze doelgroep... blz. 4 3. Procedure... blz. 5 4. Signalering en diagnostiek... blz. 6 5. Begeleiding...

Nadere informatie

Leerling volgen in hun ontwikkeling vanaf groep 1

Leerling volgen in hun ontwikkeling vanaf groep 1 Leerling volgen in hun ontwikkeling vanaf groep 1 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Middagconferentie 25 mei Versnellen & Verrijken Yvonne Janssen Doelen workshop Bewustwording van complexiteit

Nadere informatie

hoogbegaafde leerlingen

hoogbegaafde leerlingen Omgaan met hoogbegaafde leerlingen Hoogbegaafdheid en variatie in onderwijsdifferentiatie en ICT: mogelijkheden voor de school Dr. T. Mooij / ITS, KU Nijmegen HOOGBEGAAFDHEID Omgaan met de omgeving Nieuwsgierig

Nadere informatie

Versnellen zonder drempels. Jo Verlinden, BCO onderwijsadvies Marloes Ottink, IJsselgroep

Versnellen zonder drempels. Jo Verlinden, BCO onderwijsadvies Marloes Ottink, IJsselgroep Versnellen zonder drempels Jo Verlinden, BCO onderwijsadvies Marloes Ottink, IJsselgroep Programma Opening en welkom Brainstorm; wat weten we al over versnelling / verrijking? Wat is versnellen? Een korte

Nadere informatie

Protocol Meer - en Hoogbegaafdheid Nutsschool Hertogin Johanna-Poolster

Protocol Meer - en Hoogbegaafdheid Nutsschool Hertogin Johanna-Poolster Protocol Meer - en Hoogbegaafdheid 1 Nutsschool Hertogin Johanna-Poolster De missie van de Nutsscholen en de NHJ-Poolster Op de Nutsscholen geven wij eigentijds onderwijs, passend bij wat de leerlingen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Met ingang van het schooljaar hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid.

Met ingang van het schooljaar hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid. Beleid rond begaafdheid voor leerlingen van De Vosseschans Met ingang van het schooljaar 2009-2010 hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid. Dit wil niet zeggen dat

Nadere informatie

Excellente leerlingen die (niet) excelleren

Excellente leerlingen die (niet) excelleren Talent voor excelleren! KPC, 5 november 2009 Excellente leerlingen die (niet) excelleren Dr Lianne Hoogeveen Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) www.ru.nl/socialewetenschappen/cbo http://www.youtube.com/watch?v=yuldyzvb_ny

Nadere informatie

Inleiding. Start met proefabonnement. acadin 1

Inleiding. Start met proefabonnement. acadin 1 Inleiding Acadin is een leeromgeving met veel faciliteiten en een grote hoeveel leeractiviteiten. Het succevol implementeren ervan, vraagt om doordachte keuzes. Voor u ligt de opzet van een plan van aanpak

Nadere informatie

Werkgroep: Doubleren en versnellen versie 19-03-2012

Werkgroep: Doubleren en versnellen versie 19-03-2012 Werkgroep: Doubleren en versnellen versie 19-03-2012 Inleiding: Binnen het SPOM is een projectgroep opgericht met als opdracht het opstellen van een adviserende notitie met daarin een besliswijzer voor

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

Maart 2012. Protocol (Hoog)begaafdheid. Doel van het protocol.

Maart 2012. Protocol (Hoog)begaafdheid. Doel van het protocol. Maart 2012 Protocol (Hoog)begaafdheid Doel van het protocol. In dit protocol vinden leerkrachten handreikingen om (hoog)begaafde leerlingen (we noemen deze kinderen pluskinderen) te signaleren en te begeleiden.

Nadere informatie

Plan van aanpak: werken met Acadin in je eigen groep en je school

Plan van aanpak: werken met Acadin in je eigen groep en je school Plan van aanpak: werken met Acadin in je eigen groep en je school Inleiding Je wilt gaan werken met Acadin. Het is aan te raden direct met een collega samen te werken. Ook is het goed Acadin als thema

Nadere informatie

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren De invloed van inductie programma's op beginnende leraren Op basis van door NWO gefinancierd wetenschappelijk onderzoek heeft Chantal Kessels, Universiteit Leiden in 2010 het proefschrift 'The influence

Nadere informatie

Uitgedaagd! De verveling voorbij.

Uitgedaagd! De verveling voorbij. Uitgedaagd! De verveling voorbij. E V A V E R L I N D E N L I E F V A N D U F F E L Inhoud 1. Theoretisch gedeelte Wat is hoogbegaafdheid? Kenmerken van hoogbegaafde leerlingen Niet elke hoogbegaafde is

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

Protocol doubleren en versnellen (def. versie 5/1/2015)

Protocol doubleren en versnellen (def. versie 5/1/2015) Protocol doubleren en versnellen (def. versie 5/1/2015) Op Daltonschool Neptunus willen we elk kind het onderwijs bieden dat het nodig heeft. Wij vormen ons onderwijs voor elk kind zo optimaal mogelijk,

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief Annelies Somers i.s.m. Prof. Hilde Colpin Prof. Karine Verschueren ~ Centrum voor Schoolpsychologie

Nadere informatie

KINDEREN DIE MEER KUNNEN

KINDEREN DIE MEER KUNNEN KINDEREN DIE MEER KUNNEN INLEIDING Op de IJwegschool staat het kind centraal. Het onderwijs wordt aangepast aan het kind en niet andersom. Doordat de leerkrachten handelingsgericht werken waarbij de onderwijsbehoeften

Nadere informatie

2 Sociaal-emotionele. effecten van verrijkingsprogramma s. excellente kinderen

2 Sociaal-emotionele. effecten van verrijkingsprogramma s. excellente kinderen 2 Sociaal-emotionele effecten van verrijkingsprogramma s voor excellente kinderen Joyce Gubbels, Eliane Segers & Ludo Verhoeven Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit Excellente leerlingen

Nadere informatie

25 belangrijke feiten vooraf - kennisquiz passend onderwijs (hoog)begaafde leerlingen

25 belangrijke feiten vooraf - kennisquiz passend onderwijs (hoog)begaafde leerlingen 25 belangrijke feiten vooraf - kennisquiz passend onderwijs (hoog)begaafde leerlingen Soort spel en inhoudelijk doel Dit spel heeft iets weg van Triviant. Het doel van het spel is om in groepjes van min.

Nadere informatie

Protocol Hoogbegaafdheid

Protocol Hoogbegaafdheid Protocol Hoogbegaafdheid De RK Daltonbasisschool St. Plechelmus hanteert het Protocol Hoogbegaafdheid van haar bestuur de Dr. Schaepmanstichting. Dit protocol is in 2009 gemaakt en binnen het bestuur is

Nadere informatie

Verslag symposium donderdag 7 juni

Verslag symposium donderdag 7 juni Verslag symposium donderdag 7 juni Als afsluiting van het project OnderwijsBewijs werd 7 juni jongstleden voor de PRE-mentoren van de deelnemende scholen en andere geïnteresseerden een symposium gehouden.

Nadere informatie

Protocol (hoog)begaafden Prinses Julianaschool Versie 2, 2010

Protocol (hoog)begaafden Prinses Julianaschool Versie 2, 2010 Protocol (hoog)begaafden Prinses Julianaschool Versie 2, 2010 INHOUD 1.Algemeen 1.1 Definitie 2. Begrippen 2.1 Compacten en verdiepen 2.2 Verrijken 2.3 Versnellen 2.4 Portfolio 3. Signalering via KIJK

Nadere informatie

Schoolproblemen van hoogbegaafde kinderen

Schoolproblemen van hoogbegaafde kinderen Schoolproblemen van hoogbegaafde kinderen Samenvatting Hoogbegaafde kinderen bezitten meer capaciteiten dan andere kinderen en hebben een voorsprong in de ontwikkeling ten opzichte van leeftijdgenoten.

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

Algemene inleiding. Twee voorbeelden van definities:

Algemene inleiding. Twee voorbeelden van definities: Protocol hoogbegaafdheid Rotterdamse Montessorischool December 2017 Inhoud Algemene inleiding... 3 Doel van het protocol... 4 Signalering... 5 Onderbouw... 5 Midden- en bovenbouw... 5 Kerndoelen en verrijking...

Nadere informatie

Doelgroep en toelatingscriteria Plusklassen Samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland

Doelgroep en toelatingscriteria Plusklassen Samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland Doelgroep en toelatingscriteria Plusklassen Samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland Doelgroep De leerlingen binnen de Plusklassen zijn hoogbegaafd. Ze hebben een hoge intelligentie (hoger dan 130) en

Nadere informatie

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN M.11i.0419 De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN versie 02 M.11i.0419 Naam notitie/procedure/afspraak Visie op professionaliseren Eigenaar/portefeuillehouder Theo Bekker

Nadere informatie

Samenvatting Protocol Excellente leerlingen

Samenvatting Protocol Excellente leerlingen Samenvatting Protocol Excellente leerlingen Visie In de visie van onze school staat dat wij streven naar een optimale ontwikkeling van ieder kind. Het uitgangspunt Voor leerlingen die een ontwikkelingsvoorsprong

Nadere informatie

DE PLUSBUS. Informatiebrochure voor ouders

DE PLUSBUS. Informatiebrochure voor ouders Informatiebrochure voor ouders DE PLUSBUS In deze brochure vindt u algemene & praktische informatie over de plusklas De Plusbus. De Plusbus is onderdeel van Stichting Palludara. Inhoud Hoogbegaafd, nou

Nadere informatie

Hoogbegaafdheid info. Cijfers 3. Welk percentage van de hoogbegaafde leerlingen krijgt een VWO advies? Antwoord: Slechts 64% (Guldemont, 2003)

Hoogbegaafdheid info. Cijfers 3. Welk percentage van de hoogbegaafde leerlingen krijgt een VWO advies? Antwoord: Slechts 64% (Guldemont, 2003) Cijfers 1 Hoeveel hoogbegaafde leerlingen zijn er statistisch gezien in jouw klas? 2,5% (Vele bronnen) Cijfers 2 Hoeveel A-leerlingen zijn er statistisch gezien in jouw klas? 25% (Cito) Cijfers 3 Welk

Nadere informatie

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014 Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014 Inhoudsopgave: 1. Inleiding 2. Doelgroep: 2.1 Wat zijn excellente leerlingen? 2.2 Definitie die we hanteren 2.3 Excellente leerlingen in de schoolpraktijk

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

HOOGBEGAAFD? Verschillende theorieën en modellen; verschil in nadruk

HOOGBEGAAFD? Verschillende theorieën en modellen; verschil in nadruk Enschede, 21 oktober 2014 Hoogbegaafd en. Lianne Hoogeveen HOOGBEGAAFD? Verschillende theorieën en modellen; verschil in nadruk Meest gangbaar op dit moment in Nederland (en daarbuiten): een multidimensionaal,

Nadere informatie

Beleidsplan Begaafdheid

Beleidsplan Begaafdheid Beleidsplan Begaafdheid 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave...2 1. Inleiding...3 1.1 Passend onderwijs bieden...3 2. Wat is hoogbegaafdheid...4 2.1 De omschrijving...4 2.2 Ontwikkelingsvoorsprong...4 2.3 De

Nadere informatie

(Hoog)begaafdenwijzer Lorentzschool.

(Hoog)begaafdenwijzer Lorentzschool. (Hoog)begaafdenwijzer Lorentzschool. (Ontdek-boek over hoogbegaafdheid door Wendy Lammers van Toorenburg) 1 januari 2014 1. (Hoog)begaafdenbeleid op de Lorentzschool. In het hedendaagse onderwijs is omgaan

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9161 26 mei 2011 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 april 2011, nr. VO/289008, houdende

Nadere informatie

Overgangsprotocol OPO Ameland Groep 1 tot en met 4

Overgangsprotocol OPO Ameland Groep 1 tot en met 4 Overgangsprotocol OPO Ameland Groep 1 tot en met 4 januari 2010 5 januari 2011 informeren MT 26 januari 2011 informeren teams 10 maart 2011 voornemen besluit BC 22 maart 2011 besluitvormend GMR 21 april

Nadere informatie

Verrijkingsgroepen zinvol?!

Verrijkingsgroepen zinvol?! Onderzoek naar het welbevinden van leerlingen in verrijkingsgroepen Verrijkingsgroepen zinvol?! door: Patty van Scherpenzeel-Mollema Gerichte aandacht voor het (hoog)begaafde kind heeft in de afgelopen

Nadere informatie

Uitkomsten kwaliteitsonderzoek pilot toezicht 2020. Godelindeschool Hilversum

Uitkomsten kwaliteitsonderzoek pilot toezicht 2020. Godelindeschool Hilversum Uitkomsten kwaliteitsonderzoek pilot toezicht 2020 Godelindeschool Hilversum 17 september 2015 Feedbackgesprek De inspectie voert aan het eind van het bezoek graag een gesprek over de kwaliteit van de

Nadere informatie

Onderwijsvoorzieningen voor cognitief hoogbegaafde leerlingen. Van ad-hoc inzet naar continue systeemondersteuning

Onderwijsvoorzieningen voor cognitief hoogbegaafde leerlingen. Van ad-hoc inzet naar continue systeemondersteuning Onderwijsvoorzieningen voor cognitief hoogbegaafde leerlingen. Van ad-hoc inzet naar continue systeemondersteuning Samenvatting Hoogbegaafde leerlingen kunnen het gangbare onderwijs soms als zeer problematisch

Nadere informatie

Effectieve strategieën voor zelfgereguleerd leren

Effectieve strategieën voor zelfgereguleerd leren Effectieve strategieën voor zelfgereguleerd leren NWO Onderzoek van Hester de Boer, Anouk S. Donker-Bergstra, Danny D.N.M. Kostons (2012, GION) Samengevat door Irma van der Neut (IVA Onderwijs) Zelf gereguleerd

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Meer- of Hoogbegaafdheidsprotocol

Meer- of Hoogbegaafdheidsprotocol Meer- of Hoogbegaafdheidsprotocol Het opzetten van een beleid voor hoogbegaafde kinderen vraagt kennis over wat hoogbegaafdheid is. Het moet onderscheid kunnen maken tussen een slim kind en een hoogbegaafd

Nadere informatie

Richtlijnen voor de overgang naar de volgende groep. Doubleren of Versnellen; te nemen stappen

Richtlijnen voor de overgang naar de volgende groep. Doubleren of Versnellen; te nemen stappen Richtlijnen voor de overgang naar de volgende groep Doubleren of Versnellen; te nemen stappen Interne begeleiding Mei 2017 Wat zijn de criteria voor overgang naar de volgende groep en de te nemen stappen

Nadere informatie

1 Organisation for Economic Co-operation and Development (2010), PISA 2009 Results: What

1 Organisation for Economic Co-operation and Development (2010), PISA 2009 Results: What Hoogbegaafden en excellentie We besteden apart aandacht aan hoogbegaafden en excellentie omdat het een redelijk nieuw aandachtsterrein is. Hoogbegaafdheid is een normatieve omschrijving van gedrag en prestaties

Nadere informatie

Opbrengstgericht werken in het Voortgezet onderwijs

Opbrengstgericht werken in het Voortgezet onderwijs Opbrengstgericht werken in het Voortgezet onderwijs Wat is opbrengstgericht werken? Opbrengstgericht werken is het systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van de prestaties van leerlingen.

Nadere informatie

TALENTENPROGRAMMA/HOOGBEGAAFDENBELEID

TALENTENPROGRAMMA/HOOGBEGAAFDENBELEID TALENTENPROGRAMMA/HOOGBEGAAFDENBELEID Van het woord hoogbegaafd houden we niet zo, het zet de ene groep mensen op een hoger plan en anderen op een lager. Martine Delfos Deze uitspraak van Martine Delfos

Nadere informatie

Appendix A Checklist voor visible learning inside *

Appendix A Checklist voor visible learning inside * Appendix A Checklist voor visible learning inside * * Op www.bazalt.nl/lerenzichtbaarmaken kunt u dit formulier downloaden en vervolgens printen. Het is belangrijk dat de medewerkers van de school deze

Nadere informatie

Het meten van regula e-ac viteiten van docenten

Het meten van regula e-ac viteiten van docenten Samenvatting 142 Samenvatting Leerlingen van nu zullen hun werk in steeds veranderende omstandigheden gaan doen, met daarbij horende eisen van werkgevers. Het onderwijs kan daarom niet voorbijgaan aan

Nadere informatie

platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs jaargang 2 maart 2012

platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs jaargang 2 maart 2012 podium 3 platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs jaargang 2 maart 2012 Een pestprotocol is niet genoeg Meer halen uit excellente leerlingen Waardengedreven leiderschap Kete Kervezee over

Nadere informatie

Pilot leerwinst en toegevoegde waarde in het voortgezet onderwijs. Alex Coenen

Pilot leerwinst en toegevoegde waarde in het voortgezet onderwijs. Alex Coenen Pilot leerwinst en toegevoegde waarde in het voortgezet onderwijs Alex Coenen Inhoud 1. Inleiding 2. de pilot 3. conclusies en discussie Doel van deze bijeenkomst Informeren Gelegenheid bieden om vragen

Nadere informatie

HET BELANG VAN EEN GOEDE

HET BELANG VAN EEN GOEDE HET BELANG VAN EEN GOEDE VERBINDING PO-VO voor begaafde leerlingen Desirée Houkema - National Talent Centre of the Netherlands (NTCN) EEN GOEDE AANSLUITING PO-VO Inleiding Waarom (ook) aandacht m.b.t.

Nadere informatie

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit SAMENVATTING Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit Leiders zijn belangrijke leden van organisaties. De

Nadere informatie

CBS De Holtenhoek. Plusgroep 2012-2013

CBS De Holtenhoek. Plusgroep 2012-2013 Plusgroep 2012-2013 Wanneer hoogbegaafd? CITO A of A+ scores na zes of twaalf maanden doortoetsen op Cito begrijpend lezen en rekenen De leerling voldoet aan een aantal kenmerken van hoogbegaafdheid Kenmerken

Nadere informatie

De rode draad BPS-PO 2014 Een zelfbeoordelingsinstrument om na te gaan in hoeverre de school het keurmerk BPS benadert

De rode draad BPS-PO 2014 Een zelfbeoordelingsinstrument om na te gaan in hoeverre de school het keurmerk BPS benadert De rode draad BPS-PO 2014 Een zelfbeoordelingsinstrument om na te gaan in hoeverre de school het keurmerk BPS benadert Voor u ligt de rode draad, een instrument om na te gaan in hoeverre uw school het

Nadere informatie

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB Onderwijs 30 augusutus 2016 2.4 (Hoog)begaafdheid Passend onderwijs en (hoog)begaafde leerlingen Onderwijs/Passend onderwijs 1 Inhoudsopgave 1. Visie

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'PATER VAN DER GELD'

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'PATER VAN DER GELD' RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'PATER VAN DER GELD' School : basisschool 'Pater van der Geld' Plaats : Waalwijk BRIN-nummer : 13NB Onderzoeksnummer : 94513 Datum schoolbezoek : 12 juni

Nadere informatie

Onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen in Rotterdam Een rapportage van Stichting Ouders010

Onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen in Rotterdam Een rapportage van Stichting Ouders010 Onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen in Rotterdam Een rapportage van Stichting Ouders010 Inleiding Het primair onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen heeft de laatste jaren steeds meer aandacht gekregen

Nadere informatie

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands Proefschrift Marieke Heers (gepromoveerd 3 oktober in Maastricht; promotoren prof.dr. W.N.J. Groot en prof.dr. H. Maassen van den Brink)

Nadere informatie

Succesvolle leerlingen in een kleurrijke omgeving februari 2015

Succesvolle leerlingen in een kleurrijke omgeving februari 2015 - Missie/Visie - Succesvolle leerlingen in een kleurrijke omgeving februari 2015 Op AMS staat de leerling centraal. Dat betekent dat alles wat we doen er op gericht is om iedere leerling zo goed mogelijk

Nadere informatie

EFFECTIEF LEREN DOOR FORMATIEVE INSTRUCTIE EN EVALUATIE STRATEGIEEN DR. KELLY MEUSEN-BEEKMAN

EFFECTIEF LEREN DOOR FORMATIEVE INSTRUCTIE EN EVALUATIE STRATEGIEEN DR. KELLY MEUSEN-BEEKMAN EFFECTIEF LEREN DOOR FORMATIEVE INSTRUCTIE EN EVALUATIE STRATEGIEEN DR. KELLY MEUSEN-BEEKMAN HET DOEL VAN DEZE LEZING - Wat is formatief toetsen - De relatie tot bijvoorbeeld SRL en motivatie - Introduceren

Nadere informatie

Plusklas PWA Beusichem

Plusklas PWA Beusichem Plusklas PWA Beusichem Beleidsnotitie juni 2017 1 Inhoud Inleiding 3 Aanleiding tot het vormen van een plusklas 3 Doel van de plusklas 4 Doelgroep en toelating 4 Organisatie en werkwijze plusklas 5 De

Nadere informatie

Donderdag 2 FEBRUARI 2017

Donderdag 2 FEBRUARI 2017 Donderdag 2 FEBRUARI 2017 Opening en welkom door Mw. Peursum Presentatie (Hoog)begaafdheid door Mw. drs. Sonja de Vries-Smits ECHA-specialist in gifted education Pauze ontvangst uitslag Uitleg IST hoogbegaafdheid

Nadere informatie

Lijst van gebruikte tabellen 13. Lijst van gebruikte figuren 14. Voorwoord 15 Met dank aan 18

Lijst van gebruikte tabellen 13. Lijst van gebruikte figuren 14. Voorwoord 15 Met dank aan 18 Inhoudsopgave Lijst van gebruikte tabellen 13 Lijst van gebruikte figuren 14 Voorwoord 15 Met dank aan 18 Hoofdstuk 1 De uitdaging: werkt alles in het onderwijs? 19 1. Inleiding 21 2. Een schat aan onderzoeksresultaten

Nadere informatie

Evaluatie Onderwijstijdverlenging. Drs. Erik Meyer Dr. Chris van Klaveren Prof. dr. Wim Groot Prof. dr. Henriëtte Maassen van den Brink

Evaluatie Onderwijstijdverlenging. Drs. Erik Meyer Dr. Chris van Klaveren Prof. dr. Wim Groot Prof. dr. Henriëtte Maassen van den Brink Evaluatie Onderwijstijdverlenging Drs. Erik Meyer Dr. Chris van Klaveren Prof. dr. Wim Groot Prof. dr. Henriëtte Maassen van den Brink Inleiding Doel onderwijstijdverlenging: verbeteren leerprestaties

Nadere informatie

HeartMath. Hartcoherentie trainingen binnen Onderwijs en Jeugdzorg.

HeartMath. Hartcoherentie trainingen binnen Onderwijs en Jeugdzorg. HeartMath Hartcoherentie trainingen binnen Onderwijs en Jeugdzorg. HeartMath Hartcoherentie Trainingen De HeartMath Hartcoherentie training binnen onderwijs en jeugdzorg omvat naast het stress management

Nadere informatie

het minder belangrijk om ergens bij te horen en belangrijker om elkaar te helpen en hulp te ontvangen, terwijl het omgekeerde patroon gevonden werd

het minder belangrijk om ergens bij te horen en belangrijker om elkaar te helpen en hulp te ontvangen, terwijl het omgekeerde patroon gevonden werd Samenvatting Het onderzoek dat in dit proefschrift wordt gepresenteerd is een verkenning van de samenhang tussen de motivatie, gerepresenteerd door persoonlijke doelen, en de kwaliteit van het samenwerkend

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Beweging, sociale omgang en kunstzinnig werken in het basisonderwijs

Beweging, sociale omgang en kunstzinnig werken in het basisonderwijs Beweging, sociale omgang en kunstzinnig werken in het basisonderwijs 2 Inleiding Beweging, sociale omgang en kunstzinnig werken zijn naast het onderwijs in taal en rekenen belangrijk in het lesaanbod.

Nadere informatie

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling. Functieprofiel Leraar op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling. April 2018 Specifieke competenties teamlid OBS Het Toverkruid

Nadere informatie

Protocol (Hoog) Begaafdheid

Protocol (Hoog) Begaafdheid Protocol (Hoog) Begaafdheid 1 Inhoudsopgave: 1. Inleiding blz. 3 2. Doelstelling. blz. 3 3. Doelgroepen blz. 3 4. Signalering.. blz. 4 5. Diagnose fase blz. 5 6. Overwegingen bij het plan van aanpak. blz.

Nadere informatie