Globale economie. TEW 1 e fase

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Globale economie. TEW 1 e fase"

Transcriptie

1 Globale economie TEW 1 e fase 1

2 H14: Macro- economische analyse: wat en waarom? MICRO- VERSUS MACRO- ECONOMIE Micro- economie Gedrag van de individuele economische agenten bestuderen Samengebracht in de markt door optelling Beperkt tot één markt Macro- economie Bestuderen van de globale economie Niet zomaar door optelling van micro- economie! bijkomende inzichten! Grotere aggregaten (vb. totale tewerkstelling) Geheel is meer dan de samenstellende delen Band tussen de markten van finale goederen en van productiefactoren (economische kringloop) Het belang van geld Informatie- en coördinatieproblemen DE ECONOMISCHE KRINGLOOP EN DE WET VAN SAY Som van alle transacties Macro- economie Probeert te begrijpen hoe de som van alle transacties samen evolueert en verandert Prijs (p i ) en hoeveelheid (q i ) gedurende een bepaalde periode Geldwaarde van de productie van goed i = p i. q i P = totale prijs Q = totale hoeveelheid Economische kringloop Meer inzicht dan optelsom PQ = totale opbrengst van verkopen Bovenloop: factormarkt Onderloop: goederenmarkt Opbrengst verkopen finale goederen uitbetaald aan consumenten 2

3 Inkomen door productie Uitgegeven of sparen Belangrijke band productie- inkomens Belangrijke band bovenloop- onderloop Inkomen, productie toegevoegde waarde, waarde van de goederen: dekken dezelfde lading Het terugkoppelingseffect via inkomenscreatie Prijsstijging op 1 markt Als p stijgt, zal q dalen Micro- economie Veralgemeende prijsstijging Alle prijzen stijgen Dus P zal ook stijgen Q zal niet noodzakelijk dalen!!! Vb inkomens stijgen ook Vb gezinnen gaan meer/ minder sparen Veel zal afhangen van reactie van de gezinnen Macro- economie Bij de macro- economie kunnen we dit terugkoppelingseffect dus niet verwaarlozen De wet van Say De wet van Say Bij veronderstelling dat men niet spaart: Elk aanbod creëert zijn eigen vraag Veronderstelling van niet- sparen is te beperkt Sparen = niet- consumeren = een lek in de economische kringloop Leeskader: Jean- Baptiste Say Tijdens de industriële revolutie Angst dat toenemende productie op haar limieten zou botsen door gebrek aan inkomen Volgens Say niet waar Door extra productie: meer om te ruilen Dus elke aanbod creëert zijn eigen vraag Klassieke economen Adam Smith John Stuart Mill David Ricardo Jean- Baptiste Say HET BELANG VAN GELD Kringloop van geld Kringloop van geld beantwoord aan kringloop van goederen en diensten Economische kringloop = dubbele kringloop (in tegenovergestelde richting) Geld is een algemeen ruilmiddel 3

4 Als we veronderstellen dat geld neutraal is Beide kringlopen geven dezelfde economische realiteiten weer : dus dezelfde waarde Verschillende variabelen Voorraadvariabele M = hoeveelheid geld die circuleert in de kringloop Voorraad geld die mensen op een bepaald moment aanhouden Stroomvariabele PQ = geldwaarde van de productie Stroom van verhandelde goederen en diensten over een bepaalde periode V = omloopsnelheid van geld Aantal keren dat de geldvoorraad gebruikt wordt over een bepaalde periode MV = nu ook stroomvariabele Som van alle transacties waarbij men geld ruilt voor goederen en diensten over een bepaalde periode Identiteit van Fisher De identiteit van Fisher Zegt dat de nominale waarde van de stroom van g&d op elk moment gelijk moet zijn aan de geldstroom die men gebruikt om transacties van deze g&d mogelijk te maken Dus geldwaarde van g&d- stroom = waarde geldstroom Veronderstel dat V zal dalen Dan gaat men meer sparen Dus zien we dat P en/of Q zal moeten dalen INFORMATIE- EN COÖRDINATIEPROBLEMEN Het prijsmechanisme Zorgt voor de coördinatie van het gedrag van vragers en aanbieders Realiteit wijkt vaak sterk af van perfecte mededinging Informatieproblemen => coördinatieproblemen Vb. 1: investeringen Bedrijven kijken naar elkaar Bedrijf A gaat ook meer investeren omdat B dat doet Als ze allemaal meer investeren => stijgt productie => hun optimisme wordt beloond Bedrijf A gaat ook minder investeren omdat B dat doet Als ze allemaal minder investeren => productie daalt => pessimisme wordt werkelijk Keynes : animal spirits : drijvende factoren achter de cyclische bewegingen van de productie Deze investeringsboom en investeringsval hebben een zelfvoedend karakter Vb. 2: spaarders 4

5 Mensen pessimistisch => gaan meer sparen Sparen = niet- consumeren Hoe meer men spaart => hoe minder er geconsumeerd wordt Vraag zal dalen => productie zal dalen => inkomens zullen dalen Ook zelfvoedend karakter: pessimisme wordt bevestigd Keynes : spaarparadox VAN KEYNES NAAR DE KLASSIEKEN EN TERUG Standpunt van Keynes Tegen de klasssieke economen die zeiden dat onevenwicht tussen V en A altijd vanzelf zou verdwijnen Weerlegging Niet louter een optelsom + geld speelt een rol Fenomenen die het (macro) evenwichtsherstel belemmeren Volgens Keynes kan hersteld E gepaard gaan met permanente werkloosheid De Keynesiaanse theorie In de jaren 30 stortte de aandelenprijzen in Bankencrisis => consumenten pessimistisch => allemaal sparen Allemaal samen sparen => inkomens dalen (spaarparadox) => productie en prijzen dalen Spectaculaire productiedaling: enorme werkloosheid Overheid kan deze vicieuze cirkel doorbreken door zelf meer te besteden Zo zal optimisme terug de bovenhand trekken als productie weer stijgt Vooral ook toegepast na de 2 e WO Overheden gingen de economische bewegingen meer (bij)sturen Leeskader: John Maynard Keynes Belangrijkste boek: General Theory of Employment, Interest and Money Theoretische verklaring van langdurige depressies, zoals in de jaren 30 Asymmetrie in de Keynesiaanse analyse Overheden bij recessie Uitgaven verhogen of belastingen verlagen Overheden bij hoogconjunctuur Uitgaven verlagen of belastingen verhogen Moeilijk => leidde tot stijgende overheidsschuld en steeds meer inflatie Terugkeer naar de klassieke economen Macro- economie was opnieuw optelsom van micro- economische fenomenen Coördinatieprobleem en animal spirits werden verondersteld niet te bestaan Vanaf de jaren 90 meer werkelijkheidsgehalte door loon- en prijsrigiditeiten (rigiditeit = onbuigzaam) Nieuw- keynesiaanse modellen 5

6 Niet veel te maken met Keynes want nog steeds hypothese van rationele agent die alles begrijpt Terugkeer naar Keynes Na de financiële en economische crisis in 2007 Voor die crisis euforie => buitensporig bankkrediet => pessimisme Niet te verklaren met de nieuwe modellen Wel met de animal spirits van Keynes!!! Ook de gebrekkige coördinatie riep Keynes terug 6

7 H15: De nationale rekeningen INLEIDING Nationale rekeningen Om de fluctuaties te bestuderen Simon Kuznets en Richard Stone Nationaal boekhouden Productie, bestedingen en inkomen meten gedurende bepaalde periode Veel moeilijker dan bij een gewoon bedrijf Vaak steekproeven, schattingen en zelfs gissingen Benaderend karakter! Leeskader: Kuznets en Stone Kuznets Eerste officiële schattingen van het BBP en aanverwante concepten Kuznetshypothese: inkomensongelijkheid neemt eerst toe bij economische ontwikkeling, later pas af Stone Toepassing van dubbel boekhouden op de macro- economische concepten HET BRUTO BINNENLANDS PRODUCT Definitie Buto Binnenlands Product De totale waarde van wat er binnen een economie, gedurende een bepaalde periode geproduceerd wordt Bruto Netto = bruto afschrijvingen WVM van kapitaalstock = depreciatie of verbruik van vast kapitaal Binnenlands Verwijst naar een grondgebied => territoriaal concept Stroomvariabele Geldwaarden optellen (ipv fysische eenheden) Intermediaire goederen: gevaar voor dubbeltelling Alleen toegevoegde waarde bekijken Alleen finale goederen bekijken waarde invoer + waarde uitvoer 3 perspectieven om BBP te berekenen (HBp508!!!) Productiebenadering: oorsprong BBP marktwaarde intermediaire inputs = TW Bestedingsbenadering: besteding BBP finale C invoer + uitvoer = BBP 7

8 Inkomensbenadering: verdeling BBP lonen + B- exploitatieoverschot = totaal inkomen Want produceren = TW creëren TW = inkomen Productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Bruto toegevoegde waarde Waarde die tijdens het productieproces met behulp van productiefactoren wordt toegevoegd aan de waarde van de gebruikte intermediaire inputs BBP prod = som van alle binnen het territorium gerealiseerde bruto toegevoegde waarden Productiefactoren: arbeid en kapitaal Intermediaire inputs: grondstoffen en hulpstoffen Productieprocessen door ondernemingen, overheid en gezinnen Ondernemingen Waarde jaarlijkse output: (hoeveelheid geproduceerde g&d). (marktprijzen) Niet verwarren met omzetcijfer!!! (niet per se alle voorraad verkocht) Bruto TW = waarde jaarlijkse output lopende inputs Overheid Moeilijk voor waardering van overheidsoutput Geen echte marktprijzen Geen bruto- exploitatieoverschot => veronderstellen dat lonen = TW Overheidsproductie = uitgekeerde lonen + intermediaire inputs Benadering! Risico op onderschatting: burgers miss hogere waardering dan kostprijs Risico op overschatting: minder druk om kosten te minimaliseren/ productiviteit op te drijven Gezinnen Output wordt niet op markt verkocht Geen lonen uitbetaald Alleen de TW van geproduceerde goederen in rekening van BBP brengen Diensten niet Uitzondering: kadastraal inkomen (huur die de eigenaars zouden moeten betalen) Evolutie van de diverse sectoren in het BBP Desïndustrialisering: daling aandeel landbouw Tertialisering: stijging aandeel dienstensector ¾ van totale TW Vooral financiële sector en handel in onroerend goed Overheid Behoort tot de tertiaire sector: produceert voornamelijk niet- commerciële diensten Soms tot quartaire sector = non- profit sector: winstoogmerk staat niet centraal 8

9 Quartaire sector kende groei en werd dan terug gedrongen Bij recessie duidelijk weer gestegen Groot verschil van sectoriële structuur tussen verschillende landen Inkomensbenadering van het BBP Om TW te creëren: inzetten van productiefactoren: A en K Deze TW wordt dan als inkomen verdeeld onder de eigenaars van de productiefactoren BBP ink = som van de uitgekeerde factorvergoedingen BBP wordt berekend aan marktprijzen Marktprijzen bevatten indirecte belastingen => kunnen niet uitgekeerd worden (T ind ) Indirecte belastingen doen marktprijzen stijgen Subsidies (- T ind ) verlagen de marktprijzen Factorvergoeding = BBP tegen factorkosten = BBP indirecte belastingen Inkomen uit arbeid (Y arb ) Bruto exploitatieoverschot + gemengd inkomen (Y ven ) Ven voor vennootschap Verbruik vast kapitaal ( Bruto ) Exploitatieoverschot: vermogensinkomens (intresten, dividenden, ) Gemengd I: onderscheid K- en A- inkomen onmogelijk (inkomen zelfstandigen en personenvenn) Exploitatieoverschot volledig door de bedrijven Overheid realiseert dit niet Interestlast op overheidsschuld transfer van belastingbetaler Ipv kapitaalinkomen voor degene die de schuld financiert Daarm vaak Y ven = bruto exploitatieoverschot van de bedrijven + gemengd inkomen BBP ink = Y arb + Y ven + T ind Internationale evolutie van het belang van het A- inkomen in het BBP Vaak internationale fenomenen Dalende trend in 2000 Weer stijging bij de recessie Instortende beurskoersen Sterk dalende inkomens uit vermogens Grotere bescherming van inkomens Leeskader: Lonen stijgen trager dan BBP Lonen stijgen trager dan het BBP Lonen stijgen ook trager dan de bedrijfswinsten (Y ven )! Neerwaartse druk op de lonen 9

10 Vooral in sectoren en bedrijven met veel laaggeschoolden Oorzaken Door globaliseren => toenemende concurrentie => moeilijk voor vakbonden om loonsverhoging af te dwingen Door technologische vooruitgang => vooruitgang ICT: makkelijker om bepaalde taken uit te besteden aan lagelonenlanen De bestedingsbenadering: de finale goederen Opletten voor dubbeltelling => alleen finale goederen in rekening brengen Finale goederen = consumptiegoederen en investeringsgoederen Consumptie Private consumptie: gezinnen (C) Opgelet! Duurzame goederen worden ook bestempeld als consumptieve bestedingen => alleen duurzaamheid huizen in rekening: bouwen = investering ipv consumptie (niet meegerekend) Overheidsconsumptie (G) Opgelet! Hetgeen de G consumeert, is haar eigen output => niet verkocht => geconsumeerd door gezinnen en bedrijven => BH dit onderscheid niet Investeringen => Bedrijven (machines, gebouwen, ) gezinnen (woning) investeringen overheid (bruggen, wegen, ) Vaste kapitaalvorming Aanschaf van duurzame productiemiddelen Aankoop machine, constructie gebouw, aanlegging weg, Voorraadvorming (= investering!) Voorraadwijzigingen van de grond- en hulpstoffen EN van het eigen eindproduct! Kan zowel + als zijn 2009: voor het eerst deze eeuw voorraaddaling: investeringen < vaste kapitaalvorming Depreciatie noodzakelijk! (afschrijvingen) Netto- investering = uitbreidingsinvestering Bruto- investering = uitbreidingsinvestering + vervangingsinvestering I netto = I Dep Meest conjunctuurgevoelige categorie van de vraag Binnenlandse vraag = binnenlandse absorptie = C + G + I = BBP E + Z (bij gesloten economie = BBP) BBP best = C + G + I + E Z (E- Z) = netto- export = saldo handelsbalans Opgelet! Bij E en Z zowel finale als intermediaire goederen Indicator voor openheid van een economie = ratio Z en E tov BBP Evolutie belang bestedingscategorieën in België 10

11 C zeer groot belang, vrij constant I relatief sterke fluctuaties van jaar tot jaar G licht gestegen, bij recessie (2009) sterk gestegen (E- Z) altijd positief, buiten bij de devaluatie van de Belgische frank Openheid van de Belgische economie => snelle en consistente stijging => recessie: kleine daling Grotere landen: minder open => meer binnenland en minder buitenland Toegevoegde waarde = inkomen = bestedingen => BBP prod = BBP ink = BBP best HET NATIONAAL INKOMEN Territoriaal vs inwoners BPP slaat op territoriale aspect: binnenlands Nationaal inkomen slaat op inwoners op een bepaald grondgebied: nationaal Belgische nationaliteit is niet voldoende/ niet nodig! Vb Belgische voetballer die vooral in Rusland zit => Russische resident Vb Braziliaanse CEO die in Brussel woont => beschouwd als Belgische inwoner Internationale stroom van factorvergoedingen Resident: Belgische nationaliteit, woont/ werkt in buitenland (BL) Vergoeding productiefactoren in BL België BL Soms transfers TW gecreëerd in BL nation. werk Inwoners van BL die in België werken Vergoeding productiefactoren in België België BL Krijgen deel van TW gecreëerd in België werk nation. Bruto nationaal inkomen: BNI BNI = BBP + (FIB in FIB uit ) = BBP + NFIB NFIB = netto instroom factorinkomens uit BL Factorvergoeding: zowel arbeidsinkomens als vermogensinkomens Loon Nederlander voor werk in Belgische winkel => Belgisch BBP => Nederlands BNI Intresten Belg van buitenlandse firma => Belgische BNI => Nederlandse BBP NFIB positief => relatief grote (kleine) in(uit)stroom van factorvergoedingen => BNI overtreft BBP NFIB negatief => relatief kleine (grote) in(uit)stroom van factorvergoedingen => BBP overtreft BNI Netto nationaal inkomen: NNI NNI = BNI Dep Netto nationaal beschikbaar inkomen: NNBI Buiten de factorinkomens ook nog andere internationale overdrachten 11

12 Eenzijdige overdrachten: unilaterale transfers Vb. lidgeld VN, boete in BL, geldzending naar familie in BL, NNBI = NNI + (TRA in TRA uit ) = NNI + NTRA NTRA = netto inkomenstransfers uit BL NTRA vaak groter voor arme landen => afhankelijk van BL hulp + ontvangen veel transfers van familie NNBI en binnenlandse vraag: de lopende rekening NNBI bepalende factor voor vraag naar goederen en diensten NNBI = BBP + NFIB Dep + NTRA NNBI = C + G + I + (E Z) + NFIB Dep + NTRA NNBI = (C + G + I netto ) + (E Z + NFIB + NTRA) NNBI = (netto binnenlandse vraag) + (netto inkomensoverdracht uit het buitenland) LR = NNBI (C + G + I netto ) LR met een negatief saldo Een tekort = een deficit => NNBI onvoldoende om vraag te financieren Land besteedt meer dan zijn inkomen Internationale reserves aanspreken (als in voorraad) Lenen in het buitenland => toename buitenlandse schuld Geeft toekomstige bestedingen op voor nu LR met een positief saldo Een overschot = een surplus => NNBI voldoende om vraag te financieren Land besteedt minder dan zijn inkomen Toename van buitenlandse reserves Afname van buitenlandse schuld Stelt consumptie uit naar de toekomst Dubbel boeken Som van de saldi op de LR van alle landen samen = 0 Wat voor het ene land een positieve transactie is, is voor het andere land een negatieve Grote onevenwichten tussen de landen: global imbalances NNBI en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Sparen = niet- consumeren Netto nationale sparen als % van NNBI Eind 70 grote terugval => grote begrotingstekorten Bij recessie: forse terugval van het sparen S = NNBI C G S = (NNBI T C) + (T G) S = S pri + S pub Totaal beschikbaar overheidsinkomen is T (= netto directe belastingen + netto indirecte belastingen) 12

13 Totaal beschikbaar gezinsinkomen is (NNBI T) = primair inkomen personent vennootschapst socialet + Tra (zoals pensioenen, ) NNBI = C + G + S pri + S pub Door NNBI in te vullen vinden we dan: I netto + LR = S pri + S pub In een gesloten economie I netto = S pri + S pub Want LR = 0 Sparen investeert de netto- investeringen In een open economie I netto + LR = S pri + S pub Indien LR > 0: I netto en kredietverlening aan buitenland worden gefinancierd door sparen Indien LR < 0: I netto wordt gefinancierd door sparen en door buitenlandse leningen Buitenlands sparen: S bui = - LR I netto = S pri + S pub LR = S pri + S pub + S bui Bij recessie 2009 werd er privaat massaal gespaard => publieke sparen dook naar beneden: groot deficit DE BETALINGSBALANS Vollediger beeld dan de LR over de internationale transacties Compositie van het saldo van de LR Details over de buitenlandse transacties De 3 rekeningen en de in- en uitstroom van deviezen Registratie van de economische transacties gedurende een jaar tussen land en buitenland Stroomvariabelen (want over een periode van een jaar) Waarde gemeten ahv geldstromen die ze teweegbrengen (niet altijd onmiddellijk) Die geldstromen => overdracht van (internationale) koopkracht Horizontale opsplitsing Lopende rekening Handel in g&d + nationale inkomensoverdrachten + transfers Kapitaalrekening Klein deel van financiële stroom: enkel transacties die vermogen overdragen aan een ander land Financiële rekening Groot deel van financiële stroom Aparte horizontale categorie Veranderingen in de officiële deviezen Reserves aan goud en buitenlandse deviezen 13

14 Op basis van de aard van de transactie Verticale opsplitsing De creditzijde van de balans (linkerkant!) Oorsprong/ instroom van internationale koopkracht => aanbod van buitenlandse deviezen De debetzijde van de balans (rechterkant!) Aanwending/ wegvloeïng van internationale koopkracht => vraag naar buitenlandse deviezen Op basis van de richting van de transactie Zie betalingsbalans HBp522 Bekijk voorbeelden Opletten bij deviezen! Toename van de officiële deviezen = uitstroom van deviezen Beschouwen als een belegging in buitenlands actief Afname van de officiële deviezen = instroom van deviezen beschouwen als lening van buitenlands actief Het nulsaldo van de betalingsbalans Betalingsbalans in haar geheel altijd in evenwicht Totale instroom = totale uitstroom Verschil is altijd 0 Door dubbel boeken => elke transactie heeft 2 zijden De eigenlijke overdracht De oorsprong/ de aanwending ervan Buitenlandse deviezen: evenwicht tussen vraag en aanbod Creditzijde = binnenlands aanbod van buitenlandse deviezen Debetzijde = binnenlandse vraag naar buitenlandse deviezen Aangezien C = D, is er ook evenwicht tussen V en A Evenwichtprijs = wisselkoers Als WK zich vrij kan bewegen => vlottende wisselkoers Onevenwicht => wisselkoers past zich aan Appreciatie van de munt = waardevermeerdering Depreciatie van de munt = waardevermindering (lees HBp opnieuw) Onevenwichten in de betalingsbalans Saldo van de LR Indien overschot => som saldi vd 3 andere rekeningen negatief Vorderingen op buitenland Indien tekort => som saldi vd 3 andere rekeningen positief Hogere buitenlandse schuld 14

15 Saldo van de economische balans Economische balans = betalingsbalans in economische zin Veranderingen in de officiële reserves buiten beschouwing laten Indien wisselkoers niet volledig vrij => onevenwicht mogelijk Som vd 3 saldi positief => overschot De officiële deviezenreserves nemen toe Som vd 3 saldi negatief => tekort De officiële deviezenreserves nemen af LR = S pri + S pub I netto Hoe negatief LR oplossen? Investeringen verlagen Sparen verhogen Niet zomaar mogelijk, wijzig je een bepaalde factor, kan alles mee wijzigen en kan het zelfs erger worden Bij macro- economie hangt alles aan elkaar vast dus kan je niet overhaast ahv een formule als deze de juiste maatregelen vinden BBP Buto Binnenlands Product + NFIB Netto factorinkomens uit het buitenland = BNI Bruto Nationaal Inkomen BBP = C + G + I + (E Z) NFIB = FIB in FIB uit BNI = BBP + NFIB - Dep Afschrijvingen = NNI Netto Nationaal Inkomen + NTRA Netto transfers uit het buitenland = NNBI Netto Nationaal Beschikbaar inkomen NNI = BNI Dep NTRA = TRA in TRA uit NNBI = NNI + NTRA - Netto binnenlandse vraag C + G + I netto = Saldo van de LR Netto inkomensoverdracht uit het buitenland LR = NNBI (C + G + I netto ) = E- Z + NFIB + NTRA 15

16 16

17 H16: het BBP doorheen tijd en ruimte INLEIDING Verschillende manieren om economische activiteit te meten Niet langer met niveau s werken NOMINAAL EN REËEL BBP Het BBP aan lopende en aan constante prijzen BBP aan lopende prijzen = Nominale BBP Verandering door wijziging in p, q of allebei? BBP aan constante prijzen = Reële BBP Basisjaar nemen voor de prijzen Kettingindices Grote tijdssprong tussen berekening en basisjaar Kwaliteitsverbetering niet weerspiegeld Gewichten geen goede maatstaf meer voor de waarde die men eraan hecht BBP via de techniek van kettingprijzen Internationale prijsverschillen en koopkrachtpariteiten Ook dezelfde problemen bij vergelijking door ruimte (tussen landen) Relatief arme landen goedkoop => koopkracht van 1 groter Chinese BBP Uitgedrukt in eigen prijzen: Uitgedrukt in dollar: Correctie voor koopkrachtverschillen nodig! Nominale WK weerspiegelen de relatieve prijsverschillen niet goed WK overgewaardeerd/ondergewaardeerd BBP arme landen onderschat => welvaartsniveau onderschat 17

18 BBP rijke landen overschat => welvaartsniveau overschat Koopkrachtpariteitenwisselkoers Zorgt ervoor dat prijs van hetzelfde product overal gelijk is PPP => Purchasing Power Parity Feitelijke WK / ppp- WK = PPP- factor DE LINK TUSSEN NOMINAAL EN REËEL BBP De BBP- deflator Nominaal en reëel BBP verschillen in de gebruikte prijzen Zo kunnen we de prijsevolutie bekijken Prijsindex: => BBP- deflator except Health Watch, pages 385 except Table 16.3 except Fig except Table 16.4 except Fig except Fig except Fig => gewogen gemiddelde van de prijzen in jaar t => gewogen gemiddelde van de prijzen in basisjaar als gebruikte gewichten Paasche- index = indices die gewichten gebruiken uit de lopende periode (hangen af van t) => de BBP- deflator is dus een Paasche- prijsindex De Laspeyres- prijsindex Laspeyres- index = indices die gewichten gebruiken die vast staan voor elk jaar (hangen niet af van t) als gebruikte gewichten Gebruiken we niet in de nationale boekhouding 18

19 Gebruiken we bv wel om kostprijs van goederen voor in jaar t Consumptieprijsindex = CPI Maandelijkse veranderingen in de kosten van het levensonderhoud => door de kostprijs van een vastgelegde korf goederen en diensten te meten => CPI is dus een Laspeyres- prijsindex Om evolutie realistisch te houden: getuigenkorf en gewichten regelmatig hermeten Gezondheidsindex = CPI zonder de schadelijk goederen Kritiek op de CPI De substitutie door prijsstijgingen worden niet weerspiegeld => duurdere producten zouden kleiner aandeel moeten krijgen, goedkopere een groter De kwaliteitsverbetering wordt niet weerspiegeld => door stijging kwaliteit en prijs geen reële prijsstijging, maar wel in CPI Regeringen proberen stijging te beperken door samenstelling goederenkorf te beïnvloeden => zwaar belaste producten eruit => prijsstijging niet geteld => geen extra loonkosten De hoeveelheidindex van het BBP (gewichten worden vastgeprikt in het basisjaar) Hoeveelheidindex is dus ook een Laspeyres- index VAN NIVEAUS NAAR GROEIVOETEN Absolute en relatieve toename Absolute toename Relatieve toename Groeivoet peruun = 0.32 procent Reële groei => groeicijfers voor het BBP in constante prijzen Nominale groei => groeicijfers voor het BBP aan lopende prijzen Groeivoet en indexcijfers met basis 100 herschrijven geeft is een indexcijfer met basis 100 (bij peruun zou de basis 1 zijn!) Basisjaar gelijkstellen aan 100 Uitgedrukt in procentpunten => punten Procentpunt = procentuele groei (alleen als basisjaar = 100!!!) 19

20 De gemiddelde jaarlijkse groeivoet Groei is niet- lineair dus je mag de verschillende groeivoeten niet zomaar optellen! => Groeivoet blijft afhankelijk van de vorige Gemiddelde jaarlijkse groeivoet g = denkbeeldige groeivoet die elk jaar hetzelfde is Groei voor kortere periodes (vb voor het 3 e kwartaal op jaarbasis) Groei berekenen op jaarbasis Groei bereken tov 3 e kwartaal van het jaar voordien Waarom logaritmes zo handig zijn bij groei Niet lineaire groeiproces weergeven in continue vorm g is hier een ogenblikkelijke groeivoet g = gemiddelde jaarlijkse groeivoet Trendgroei = groei over hele lange termijn Zo kan je dus het (niet- lineaire) groeiproces vergelijken met de geschatte gemiddelde jaarlijkse groeivoet g Door g ook te berekenen voor subperiodes zie je duidelijke verschillen in groei # perioden om grootheid te verdubbelen: Bijdrage aan de groei van verschillende componenten BBP (aggregaat) opsplitsen in deelcomponenten (met w de wegingsfactoren, aandeel component in aggregaat) Zo kan je bv zien welke factor verantwoordelijk is voor een grote groeivertraging CONJUNCTUURVERLOOP De samenhang tussen nominale groei, reële groei en inflatie en => Indien niet te groot zijn kunnen we zeggen (met als benaderingsfout) Zo zie je hoe misleidend nominale groei kan zijn! (zie figuur 16.3 HBp559) Recessie: groei daalt (reëel en/of nominaal) + inflatie blijft positief Deflatie: groei daalt + inflatie wordt negatief Inflatie Stagflatie => hoge inflatie + lage reële groei Inflatie = stijging van het algemeen prijspeil 20

21 Deflatie = daling van het algemeen prijspeil Inflatiecurve die daalt => minder felle stijging Inflatiecurve die negatief wordt => deflatie => daling Reële groei Globaal genomen niet veel verschil tussen de landen Recessie = negatieve groei (minstens 2 kwartalen) De outputkloof Potentieel BBP = trend- BBP = indien de groei op haar langetermijngemiddelde zou gebleven zijn Feitelijk BBP potentieel BBP = outputkloof Conjunctuuranalyse => hoogconjunctuur en laagconjunctuur GROEI VAN HET BBP EN WELVAART BBP als maatstaf voor welvaart Voorzichtig omspringen met deze maatstaf BNI per capita => meest geschikte welvaartsindicator MAAR niet de perfecte maatstaf Nadelen van BNI als maatstaf Bepaalde goederen en diensten niet in rekening gebracht Zwartwerk niet in rekening gebracht Activiteiten wel opgenomen die welvaart niet perse verhogen => vb: zo zal de kost voor verwarming uiteraard lager liggen in een warmer land! Welvaart hangt van meerdere factoren af dan alleen de hoeveelheid goederen en diensten => verdeling inkomen, nodige arbeid om BBP te produceren, duurzaamheid groeiproces, Alternatieven als maatstaf Vergelijking tussen BNI en HDI (Human Development Index) als maatstaf (tabel HBp567) WISKUNDIGE BIJLAGE (lezen: HBp ) 21

22 H17: economische groei FEITEN OVER ECONOMISCHE GROEI Economische groei Stijging van de jaarlijkse geproduceerde goederen en diensten per hoofd van de bevolking in reële termen en op lange termijn => reële BBP per capita Trendgroei = groei op LT = gemiddelde groeivoet Zeer grote verschillen tussen landen onderling Leeskader Angus Maddison Probeerde zoveel mogelijk ramingen over het BBP voor de jaren waarin nog geen natioanle rekeningen werden gehouden Den Thomas Maltus Maltusiaanse val => stijging inkomen per capita => stijging bevolking => terug daling inkomen per capita Redenen uiteindelijke groei? Betere bescherming intellectuele eigendom Veranderende grootte van de gezinnen ROL VAN KAPITAALACCUMULATIE EN TECHNOLOGISCHE VOORUITGANG Veronderstelling dat groei in BBP per capita op LT enkel gedreven wordt door een proces van technologische vooruitgang: een continue toename in productiviteit van arbeid en kapitaal Deze vooruitgang wordt exogeen verondersteld => model van exogene groei Solow- model zonder technologische vooruitgang Cobb- Douglas productiefunctie: => Cte meeropbrengsten Nu stellen we => f hangt alleen af van K en L Output per capita ( ) dus alles delen door L (verondersteld dat iedereen werkt) intensieve productiefunctie k = kapitaal per capita = kapitaalintensiteit Intensieve productiefunctie => dalende meeropbrengsten = groeivoet van de output per capita 22

23 = groeivoet van de kapitaalintensiteit Dus voor toename in BBP per capita => toename in kapitaalintensiteit nodig => kapitaalverdieping Omvang van die toename hangt af van Solow- model met technologische vooruitgang Technologische vooruitgang = met dezelfde combinatie input meer output dan voordien => laten toenemen doorheen de tijd intensieve productiefunctie Productiefunctie verschuift dus naar boven Bij eenzelfde hoeveelheid kapitaalintensiteit wordt er meer geproduceerd De output per capita kan dus blijven groeien (komt niet op een maximum) Growth accounting Growth accounting = techniek om Solows inzichten toe te passen Groei van output per capita opsplitsen Beweging langs de productiefunctie => kapitaalverdieping Beweging van de productiecurve (A) => technologische vooruitgang Totale factorproductiviteit = TFP = In praktijk vaak gebruikt Technologische vooruitgang = TFP- groei = Solow residu = deel dat niet kan toegeschreven worden aan kapitaalverdieping Kapitaalverdieping = kapitaalaccumulatie ENDOGENE TECHNOLOGISCHE VOORUITGANG Endogene groeimodellen Technologische verandering is een onderdeel van het economisch gebeuren zelf Romer- model Eerste sector: onderzoekssector => via bestaande kennis en arbeid Tweede sector: productie van intermediaire goederen => via kapitaal en ideeën uit onderzoekssector Derde sector: consumptiegoederen => via intermediaire goederen + arbeid Economische agent: levert arbeid of produceert nieuwe ideeën Ideëen => kenmerken van publiek goed Niet rivaal en niet uitsluitbaar Bescherming tegen vrijbuitersgedrag via patenten = octrooien DE ROL VAN INSTITUTIES 23

24 Gedrag van economische agenten mee bepaald door de instituties in de gemeenschap Instituties = regels Acties van economische agenten via deze regels meer voorspelbaar Men kan niet met zekerheid zeggen welke instituties bijdragen tot economische groei Politieke instituties, marktinstituties, legale instituties, 24

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

1ste bach PSW. Economie. 2de semester. uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be B14 6.00 EUR

1ste bach PSW. Economie. 2de semester. uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be B14 6.00 EUR 1ste bach PSW Economie 2de semester Q uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be B14 6.00 EUR Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be Zie vorig semester Werkcolleges,

Nadere informatie

1 De economische kringloop

1 De economische kringloop 1 De economische kringloop Wat is Marco-economonie? Studie van het verband tussen Gezinnen Bedrijven Overheid Buitenland Welke soorten economische vraagstukken hebben we? Productie Werkloosheid Inflatie

Nadere informatie

Bruto binnenlands product

Bruto binnenlands product Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14 OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14 Open vragen OEFENING 1 1) Op de markten van individuele goederen en diensten (inbegrepen de diensten van arbeid en kapitaal) wordt de vraag naar individuele goederen

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot: Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land A. Inleidende begrippen 1. Het begrip BBP Het BBP is de som van alle bruto toegevoegde waarden geproduceerd door alle ondernemingen in 1 land in een

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse

Nadere informatie

UIT theorie Fisher

UIT theorie Fisher De econoom Fisher. Fisher was een econoom die zijn theorie over de werking van geld lang voor de depressie in de jaren 30 van vorige eeuw publiceerde (the purchasing power of money 1911). Dit was een uitbreiding

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Economie De basis 0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Slide #2 2.0 Wat is macro-economie Slide

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

NAM-multiplicatoren: handleiding

NAM-multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten NAM-multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren die hier voorgesteld worden, zijn afgeleid van een model gebaseerd op een National Accounting

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 16

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 16 OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 16 Open Vragen OEFENING 1 Zie de bijgevoegde Excelfile op de website voor de oplossing van deze oefening. OEFENING 2 a) BBPnom ($zone) = (2,5 * 190) + (8 * 65) = 995 b)

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

Economische conjunctuur

Economische conjunctuur Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur

Nadere informatie

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen NATIONALE REKENINGEN 1999 - Derde kwartaal Kwartaalaggregaten Instituut voor de Nationale Rekeningen Dienst Financiële en Economische Statistieken Nationale Bank van België, Brussel Inhoud van de publicatie

Nadere informatie

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. 1 De wisselmarkt 1.1 Begrip Wisselkoers = de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. bv: prijs van 1 USD = 0,7

Nadere informatie

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen NATIONALE REKENINGEN 1999 Eerste kwartaal Kwartaalaggregaten Instituut voor de Nationale Rekeningen Dienst Financiële en Economische Statistieken Nationale Bank van België, Brussel Inhoud van de publicatie

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Proefexamen Macro-economie: verbetering Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.

Nadere informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.

Nadere informatie

Ruilen over de tijd. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Ruilen over de tijd. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Ruilen over de tijd Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Bedenk dat bij ruilen er altijd twee dingen gedaan worden. Je geeft wat en je krijgt wat terug. Als je twee keer ruilt - ruilen over de tijd

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context CRB 2016-0510 SR/LVN 03.02.2016 Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context 2 CRB 2016-0510 Overzicht groei sinds 1996 Onder invloed van de conjuncturele

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen Nationale rekeningen Deel 2 Gedetailleerde rekeningen en tabellen 2000-2009 Inhoud van de publicatie De jaarlijkse gedetailleerde nationale rekeningen van België

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert 11-14 december 2015 1. Wat wordt niet meegerekend in het netto nationaal inkomen (nni) van België? A. Lonen van Belgische grensarbeiders

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Categoriale inkomensverdeling

Categoriale inkomensverdeling Categoriale inkomensverdeling - 1 van 5 Categoriale inkomensverdeling 1. Verdeling Het nationaal inkomen dat ontstaat wordt verdeeld over de productiefactoren arbeid, kapitaal en ondernemingsinitiatief.

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Mogelijke onderzoeksonderwerpen voor de geïntegreerde opdracht

Mogelijke onderzoeksonderwerpen voor de geïntegreerde opdracht Inhoud Hoofdstuk 1 Het bbp als welvaartsindicator van een land 9 Om een beeld te krijgen van de welvaart van een land, kun je de totale waarde berekenen van alle geproduceerde finale producten gedurende

Nadere informatie

Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2

Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2 Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2 Antwoorden door een scholier 4442 woorden 8 november 2010 5 29 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE INDEX HAVO 4 Hoofdstuk 1 1.2 Productie en inkomen in Nederland

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART 2016 08.45-10.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 B / 9 2015 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (21

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.

Nadere informatie

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen

Nadere informatie

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?

Nadere informatie

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER 1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen

Nadere informatie

Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1 2.6 Bruto vaste kapitaalvorming 4.2 5.9 4.

Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1 2.6 Bruto vaste kapitaalvorming 4.2 5.9 4. Kerncijfers voor de Belgische economie Wijzigingspercentages in volume - tenzij anders vermeld Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1

Nadere informatie

Macro-economie examenvragen

Macro-economie examenvragen Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23 Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23 Samenvatting door H. 1617 woorden 18 november 2012 6,5 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hfd 17 Het Bruto Binnenlands Product (blz 24 & 25) 17.1 Een

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld

Nadere informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Samenvatting door Een scholier 2055 woorden 2 november 2003 5.7 113 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie Modellen H3 t/m 7 Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Y inkomensevenwicht

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni keer beoordeeld

Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni 2009 6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie, Hoofdstuk 6 6.1 Een eenvoudige kringloop Micro-economie: De productie bekeken door 1

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Hoeveel verdienen de Belgen? Hoeveel geven ze uit?

Hoeveel verdienen de Belgen? Hoeveel geven ze uit? Hoeveel verdienen de Belgen? Hoeveel geven ze uit? Seminarie voor leerkrachten economie van het middelbaar onderwijs Brussel, 11 oktober 2017 Departement Algemene Statistieken Hans De Dyn 2 / 24 Inhoud

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

Economie Samenvatting M4

Economie Samenvatting M4 Economie Samenvatting M4 Hoofdstuk 1 De prijs van tijd Ruilen over tijd is een belangrij onderdeel van economisch handelen. Dat geldt voor huishoudens, bedrijven en de overheid. Gezinnen sparen voor hun

Nadere informatie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten

Nadere informatie

bruto inkomen (per persoon)

bruto inkomen (per persoon) Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen

Nadere informatie

Emissielekken in België

Emissielekken in België Milieu-economische analyses voor België, de Gewesten en Europa 13 september 2012 Emissielekken in België Guy Vandille Federaal Planbureau Wat is een emissielek? Emissielek = verschil tussen : emissies

Nadere informatie

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...

Nadere informatie