Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november
|
|
- Anna Cools
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker heeft een half uur gewerkt en kent zichzelf een uurloon toe van 12 euro per uur. Aan de eigenaars van zijn atelier en de andere kapitaalgoederen die hij gebruikt (zoals machines) betaalt de schoenmaker 7 euro per paar schoenen die hij repareert. Hij heeft ook volgend materiaal gebruikt voor het repareren van de schoenen: - een lap leer ter waarde van 2 euro - spijkers ter waarde van 0,5 euro - elektriciteit ter waarde van 0,5 euro Wat is de bruto toegevoegde waarde van het repareren van de schoenen? A. 6 euro B. 7 euro C. 9 euro D. 13 euro 1 ste MANIER De bruto toegevoegde waarde is het verschil tussen de waarde van de output en de lopende inputs. Bruto toegevoegde waarde = waarde output waarde lopende inputs Bruto toegevoegde waarde = 16 euro (waarde van de reparatie) - 2 euro (lap leer) euro (spijkers) - 0,5 euro (elektriciteit) = 13 euro 2 de MANIER Het inkomen dat uitgekeerd wordt aan de productiefactoren is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde. Bruto toegevoegde waard = 6 euro (inkomen voor een half uur arbeid) = 7 euro (inkomen voor het kapitaal) 13 euro Æ ANTWOORD D
2 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 2 (H1) Wanneer de productiemogelijkhedencurve (met op de X-as q 1 en op de Y-as q 2 ) een negatieve helling heeft impliceert dit dat: A. de opportuniteitskosten zeker stijgen. B. het ene product gekenmerkt is door stijgende en het andere door dalende opportuniteitskosten. C. de opportuniteitskosten zeker dalen. D. elke extra eenheid q 2 een kostprijs heeft in termen van q 1. A. De opportuniteitskosten stijgen, wanneer de productiemogelijkhedencurve concaaf is. Hier zegt men enkel dat de productiemogelijkheden curve daalt. Æ A is FOUT. B. Een daling van de productiemogelijkhedencurve zegt enkel iets over het feit dat er opportuniteitskosten zijn. Het zegt niets over hoe die opportuniteitskosten zijn. Æ B is FOUT. C. Een daling van de productiemogelijkhedencurve zegt enkel iets over het feit dat er opportuniteitskosten zijn. Het zegt niets over hoe die opportuniteitskosten zijn. Æ C is FOUT. D. De productiemogelijkheidcurve daalt. Dit wil zeggen dat er opportuniteitskosten zijn. Men zal dus iets moeten opgeven van q 1 als men meer wil van q 2. Æ D is JUIST. Æ ANTWOORD D
3 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 3 (H2) De prijs van suiker is gelijk aan 1 euro per kilogram. Bij deze prijs wordt er kg suiker verkocht. De absolute waarde van de prijselasticiteit van de vraag naar suiker is gelijk aan 0,6. De prijs van suiker stijgt tot 1,5 euro per kilogram. Wat zal dan de nieuwe gevraagde hoeveelheid suiker zijn? A. De nieuwe gevraagde hoeveelheid suiker zal kg zijn. B. De nieuwe gevraagde hoeveelheid suiker zal kg zijn. C. De nieuwe gevraagde hoeveelheid suiker zal kg zijn. D. De nieuwe gevraagde hoeveelheid suiker zal kg zijn. p 0 = 1 p 1 = 1,5 De prijs is gestegen met 50 %. q 0 = q 1 =? Met hoeveel procent zal de gevraagde hoeveelheid dalen? ε V p Æ Als p PHWGDQ q v PHW x 50 x 50 p PHW q v PHW Berekenen van de nieuwe gevraagde hoeveelheid 30 % van = 3000 Æ q 1 = = 7000 Æ ANTWOORD B
4 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 4 (H2) Een goed wordt aangeboden door twee producenten. De onderstaande grafiek geeft de marktvraag en de twee individuele aanbodrechten. Bereken de prijselasticiteit van het marktaanbod in het marktevenwicht. p V A 2 A 1 A. 0,5 B. 1,5 C. 2 D. 2, q Marktvraag: q V = 100 Marktaanbod:? q A : De horizontale som van q A 1 en q A 2. Æ Vergelijking vinden voor q A 1 en q A 2. q A 1: p = 100 T S T q A 1 = a + bp q A 1 = a + bp 100 = a b 0 = a + 50 b a = b 0 = b + 50 b b = 2 D -100 Æ q A 1 = p q A 2: p = 100 T S T q A 2 = a + bp q A 2 = a + bp 100 = a b 50 = a + 0 b a = b a = 50 E Æ q A 2 = ,5 p Marktaanbod 0 < p < 50 : q A = q A 2 = ,5 p p > 50 : q A = q A 1 + q A 2 = p ,5 p = ,5 p
5 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november q A = ,5 p q V = 100 Evenwicht Prijselasticiteit van het aanbod q V = q A 100 = ,5 p dq p = 2,5 p p A = 1,5 Æ ANTWOORD B p* = 60 T dp q 100
6 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 5 (H2) De overheid wil de verkoop van drank in plasticflessen verminderen. Om dit te bereiken heft ze een belasting van 1 euro op de producent. Onder welke omstandigheden zal het effect op de verhandelde hoeveelheid het grootst zijn? A. Als de vraag naar plasticflessen eerder prijsinelastisch is en het aanbod van plasticflessen eerder prijsinelastisch is. B. Als de vraag naar plasticflessen eerder prijsinelastisch is en het aanbod van plasticflessen eerder prijselastisch is. C. Als de vraag naar plasticflessen eerder prijselastisch is en het aanbod van plasticflessen eerder prijselastisch is. D. Als de vraag naar plasticflessen eerder prijselastisch is en het aanbod van plasticflessen eerder prijsinelastisch is. Belasting op de producent p V perfect inelastisch DDQERGFXUYHYHUVFKXLIWQDDUERYHQ TGDDOW :DQQHHUGDDOWTKHWVWHUNVW" A p 0 V perfect elastisch q 0 q Æ q daalt het sterkst als de vraag eerder prijselastisch is. Æ Antwoord C of D p A perfect inelastisch V p 0 A perfect elastisch q 0 Æ q daalt het sterkst als het aanbod eerder prijselastisch is. Æ ANTWOORD C q
7 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 6 (H2) Beschouw de onderstaande grafiek met 3 vraagrechten. Vraagrechten 1 en 3 lopen evenwijdig. p Welke van de volgende rangordes is juist? V 1 V 2 V A. _ p V 5 p V 7 p V 3 B. _ p V 5 p V 6 p V 4 C. _ p V 6 p V 3 p V 1 D. _ p V 4 p V 7 p V 2 q A. _ p V 5 p V 7 p V 3 _ p V 5_""_ p V 7 - In punt 5 en 7 is de prijs hetzelfde. - In punt 5 is q kleiner dan in punt 7. Æ+LHUGRRULV_ p V 5_JURWHUGDQ_ p V 7. - In punt 5 is de richtingscoëfficiënt in absolute waarde groter. Dus dq/dp is groter in punt 5. Æ+LHUGRRULV_ p V 5_JURWHUGDQ_ p V 7. p V 5 > p V 7 Æ Dus A is FOUT. B. _ p V 5 p V 6 p V 4 _ p V 5_""_ p V 6 - In punt 5 en 6 is q hetzelfde. - In punt 5 is p groter dan in punt 6. Æ+LHUGRRULV_ p V 5_JURWHUGDQ_ p V 6. - In punt 5 is de richtingscoëfficiënt in absolute waarde groter. Dus dq/dp is groter in punt 5. Æ+LHUGRRULV_ p V 5_JURWHUGDQ_ p V 6. _ p V 5_!_ p V 6 Æ Dus B is FOUT.
8 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november C. _ p V 6 p V 3 p V 1 _ p V 6_""_ p V 3 - In punt 3 is p groter dan in punt 6. Æ+LHUGRRULV_ p V 3_JURWHUGDQ_ p V 6. - In punt 3 is q kleiner dan in punt 6. Æ+LHUGRRULV_ p V 3_JURWHUGDQ_ p V 6. - In punt 3 en in punt 6 is de richtingscoëfficiënt hetzelfde. Æ_ p V 3_!_ p V 6 _ p V 3_""_ p V 1 - In punt 1 is p groter dan in punt 3. Æ+LHUGRRULV_ p V 1_JURWHUGDQ_ p V 3. - In punt 1 en 3 is q hetzelfde. - In punt 1 en 3 is de richtingscoëfficiënt hetzelfde. Æ_ p V 1_!_ p V 3 Æ Dus C is JUIST. D. _ p V 4 p V 7 p V 2 _ p V 4_""_ p V 7 - In punt 4 is p groter dan in punt 7. Æ+LHUGRRULV_ p V 4_JURWHUGDQ_ p V 7. - In punt 4 is q kleiner dan in punt 7. Æ+LHUGRRULV_ p V 4_JURWHUGDQ_ p V 7. - In punt 1 en 3 is de richtingscoëfficiënt hetzelfde. _ p V 4_!_ p V 7 Æ Dus D is FOUT. Æ ANTWOORD C
9 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 7 (H3) De vraag naar huurappartementen is gelijk aan: q V = p c terwijl het aanbod van huurappartementen gelijk is aan: q A = p p De overheid wil dat de prijs voor de huurders gelijk is aan 350 euro en dat elk gezin dat een appartement wil huren tegen deze prijs ook een appartement kan huren. Om dit doel te bereiken moet de overheid: A. een subsidie geven aan de verhuurders van 70 euro per verhuurd appartement. B. een subsidie geven aan de huurders van 70 euro per gehuurd appartement. C. een maximumprijs van 350 euro instellen. D extra appartementen bouwen en verhuren. A. subsidie aan de verhuurders van 70 euro per verhuurd appartement subsidie S c = p p - s S c + 70 = p p op de producent S S c Æ q A = p p = (p c + 70) Æ q A = p c q V = q A p c = p c = 3600 p c p c = 361 Æ FOUT B. subsidie aan de huurders van 70 euro per gehuurd appartement subsidie S c = p p - s S c = p p - 70 op de consument S S P Æ q V = p c = (p p - 70) Æ q V = p p q V = q A p p = p p = 3600 p p p p = 431 S c = 361 Æ FOUT Deze berekening was niet eens nodig, want als A fout is, moet B ook fout zijn.
10 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november C. een maximumprijs van 350 euro instellen q A = p p Æ bij p = 350, q A = q V = p c Æ bij p = 350, q V = Æ FOUT D extra appartementen bouwen en verhuren q A = p p Æ bij p = 350, q A = Æ = q V = p c Æ bij p = 350, q V = q A = q V Æ Er is dus een evenwicht als de overheid appartementen aanbiedt. Æ JUIST Æ ANTWOORD D
11 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 8 (H3) In welk(e) van de onderstaande gevallen wordt de belasting volledig gedragen door de producent? De V -rechte en de A -rechte geven respectievelijk de vraag en het aanbod na de belasting weer. A. B. p V A p V A A A q q C. p V=V D. p V V A A A. In grafiek A, B en C B. In grafiek D C. In geen enkele grafiek D. In alle 4 de grafieken q q Hoe inelastischer, hoe meer men de belasting naar zich toetrekt. Æ Perfect inelastische vraag (grafiek A, B en C) Æ belasting volledig voor de consument. Belasting volledig voor de producent Æ Grafiek A, B en C dus niet. Hoe elastischer, hoe meer men de belasting van zich weg duwt. Æ Perfect elastisch aanbod (grafiek D) Æ belasting volledig voor de consument. Belasting volledig voor de producent Æ Grafiek D dus ook niet. Æ ANTWOORD C
12 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 9 (H4) De voorkeuren van een consument kunnen door de volgende nutsfunctie weergegeven worden: U(q 1, q 2 ) = q 1 *(q 2 + 6) Bij de optimale goederenbundel geldt: MSV (= dq 2 /dq 1 ) = -2. Verder is er gegeven dat p 1 = 30 en dat de geconsumeerde hoeveelheid van goed 2 in het optimum gelijk is aan 30 eenheden. Bereken het inkomen waarover deze consument beschikt. A. y = 990 B. y = 1350 C. y = 2250 D. y = 2730 Gegeven: U(q 1,q 2 ) = q 1 *(q 2 + 6) = q 1 q q 1 p 1 = 30 q 2 = 30 dq 2 U(q 1,q 2 )/ q 1 MSV = = dq 1 U(q 1,q 2 )/ q 2 Æ FORMULE VAN MSV q MSV = = -2 Æ MSV = = -2 Æ q 1 = 18 q 1 q 1 p 1 MSV = p 2 Æ VOORWAARDE 1 q p x = Æ = ---- Æ p 2 = = = 15 q 1 p 2 18 p y = p 1 q 1 + p 2 q 2 Æ VOORWAARDE 2 y = (30 x 18) + (15 x 30) = 990 Æ ANTWOORD A
13 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 10 (H4) Beschouw de onderstaande figuur. Vertrek vanuit S en veronderstel dat de consument AB boeken minder koopt. Welke uitspraak is dan juist? q boeken A. S B... T V W C D E q kranten A. Om juist gecompenseerd te worden voor dit verlies aan boeken wil de consument TW kranten extra hebben. B. Als we de MSV definiëren als dq boeken /dq kranten dan is MSV > p kranten /p boeken in punt S. C. Als we de MSV definiëren als dq boeken /dq kranten dan geldt er dat MSV = ST/VW in punt S. D. De consument kan met het geld van AB boeken maximaal CD kranten extra kopen. A. De consument wil TV kranten extra hebben. Æ FOUT (Hij kan TW kranten extra kopen.) B. dq boeken /dq kranten Hoeveel boeken men wil opgeven voor extra kranten. 069 $%79 p kranten /p boeken +RHYHHOERHNHQPHQPRHWRSJHYHQYRRUH[WUDNUDQWHQ p kranten uitgedrukt in boeken /p boeken uitgedrukt in kranten = AB / TW AB / TV > AB / TW (want TV < TW) Æ JUIST C. dq boeken /dq kranten Hoeveel boeken men wil opgeven voor extra kranten. Æ 069 $%79RI Æ FOUT D. De consument kan maximaal CE kranten extra kopen. Æ FOUT Æ ANTWOORD B
14 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 11 (H4) Beschouw de onderstaande grafiek. Een dergelijke verschuiving van de individuele vraagfunctie kan veroorzaakt worden door: p 1 V V q 1 A. Een prijsstijging van goed 2 als goed 1 en goed 2 complementen zijn. B. Een inkomensdaling wanneer goed 1 een inferieur goed is. C. Een prijsstijging van goed 1 terwijl de eigen prijselasticiteit van de vraag negatief is. D. Een prijsstijging van goed 2 als de kruiselingse prijselasticiteit tussen goed 1 en goed 2 positief is. Verschuiving van de vraagcurve naar links Æ q V 1 A. p 2 T V 2 q V V 1 (complementen ε 1,2 < 0) B. y q V V 1 (inferieur goed ε Y < 0) C. p 1 q V 1 0$$5HHQbeweging op want p 1 staat op de Y-as. D. p 2 T V 2 q V V 1 (ε 1,2 > 0 VXEVWLWXWHQ) Æ ANTWOORD A
15 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 12 (H11) 1. Wanneer de overheid op een markt van perfecte concurrentie een minimumprijs oplegt die hoger is dan de evenwichtsprijs, zal het consumentensurplus zeker afnemen, terwijl het producentensurplus zeker zal toenemen. Veronderstel een normaal verloop van de vraag- en aanbodcurve. 2. Een verdeling die Pareto-optimaal is, kan zich enkel voordoen indien alle consumenten, vanuit deze situatie, erop kunnen vooruitgaan. Welke van de bovenstaande uitspraken is juist? A. Enkel uitspraak 1 is juist. B. Enkel uitspraak 2 is juist. C. Beide uitspraken zijn juist. D. Geen van beide uitspraken zijn juist. 1. Opleggen van een minimumprijs (p min > p*) p A p min p* E* V q* q Het consumentensurplus zal steeds afnemen, maar of het producentensurplus toeneemt, is niet zeker. De prijs ligt weliswaar hoger dan in het geval zonder prijsreglementering, maar er zullen minder eenheden verkocht worden. Æ Uitspraak 1 is FOUT. 2. Indien alle consumenten hun situatie kunnen verbeteren, is de verdeling zeker niet Pareto-optimaal. Æ Uitspraak 2 is FOUT. Æ ANTWOORD D
16 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 13 (H14) Beschouw het BNP van Agawa: BNP in werkelijke prijzen BNP in constante prijzen van Wat is er gebeurd met de prijzen tussen 1960 en 1966? A. Gedaald B. Gestegen C. Tussen 60 en 63 gestegen en tussen 63 en 66 gedaald. D. Tussen 60 en 63 gedaald en tussen 63 en 66 gestegen. A. Het nominaal BNP is tussen 1960 en 1966 gedaald met 36,8% terwijl het reëel BNP slechts gedaald is met 23,8%. De prijzen moeten dus ook gedaald zijn tussen 1960 en Æ JUIST B. Het nominaal BNP is tussen 1960 en 1966 gedaald met 36,8% terwijl het reëel BNP slechts gedaald is met 23,8%. De prijzen moeten dus ook gedaald zijn tussen 1960 en Æ FOUT C. Uit de tabel blijkt dat het nominaal BNP van het jaar 1960 groter was dan het reëel BNP van het jaar 1960 => de prijzen van 1960 waren hoger dan de prijzen van De laatste rij van de tabel leert ons dat het nominaal BNP van 1966 kleiner was dan het reëel BNP van 1966 => de prijzen van 1966 waren lager dan die van Tussen 1960 en 1963 zijn de prijzen dus gedaald en tussen 1963 en 1966 zijn de prijzen nog verder gedaald. Æ FOUT D. Uit de tabel blijkt dat het nominaal BNP van het jaar 1960 groter was dan het reëel BNP van het jaar 1960 => de prijzen van 1960 waren hoger dan de prijzen van De laatste rij van de tabel leert ons dat het nominaal BNP van 1966 kleiner was dan het reëel BNP van 1966 => de prijzen van 1966 waren lager dan die van Tussen 1960 en 1963 zijn de prijzen dus gedaald en tussen 1963 en 1966 zijn de prijzen nog verder gedaald. Æ FOUT Æ ANTWOORD A
17 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 14 (H16) Opdat op lange termijn zowel het reële uurloon als de tewerkstelling zouden toenemen, volstaat het, ceteris paribus, dat A. de immigratie wordt aangemoedigd. B. de emigratie wordt aangemoedigd. C. er technische vooruitgang is waardoor de marginale fysische arbeidsproductiviteit stijgt. D. de mensen minder waarde aan vrije tijd en meer aan inkomen zouden hechten. w/p A V A. Als de immigratie wordt aangemoedigd, zal het arbeidsaanbod toenemen. Hierdoor daalt het reële uurloon en neemt de tewerkstelling toe. B. Als de emigratie wordt aangemoedigd, zal het arbeidsaanbod afnemen. Hierdoor neemt het reële uurloon toe en de tewerkstelling af. C. Als er technische vooruitgang is waardoor de marginale fysische arbeidsproductiviteit stijgt, zal de arbeidsvraag toenemen. Hierdoor neemt zowel het reële uurloon als de tewerkstelling toe. D. Als de mensen minder waarde aan vrije tijd en meer aan inkomen zouden hechten, zal het arbeidsaanbod toenemen. Hierdoor daalt het reële uurloon en neemt de tewerkstelling toe. N Æ ANTWOORD C
18 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november Vraag 15 (H16) Beschouw de onderstaande grafiek van de arbeidsmarkt. w/p V A C A A D B N Welke uitspraak is juist? A. De grafiek stelt de invoering voor van een werknemersbijdrage. C is het nieuwe brutoloon en D is het nieuwe nettoloon. B. De grafiek stelt de invoering voor van een werkgeversbijdrage. Cis het nieuwe nettoloon en D is het nieuwe brutoloon. C. De grafiek stelt de invoering voor van een werkgeversbijdrage. C is het nieuwe brutoloon en D is de nieuwe loonkost. D. De grafiek stelt de invoering voor van een werknemersbijdrage. C is de nieuwe loonkost en D is het nieuwe brutoloon. - aanbieders van arbeid = werknemers - aanbod verschuift Æ invoering van een werknemersbijdrage Brutoloon = snijpunt van vraag en aanbod Æ Dus punt C (= snijpunt van V en A ) is het nieuwe brutoloon Nettoloon (= wat werknemers ontvangen) Æ lees je af op het oorspronkelijke aanbod Æ Dus punt D is het nieuwe nettoloon Loonkost (= wat werkgevers moeten betalen) Æ lees je af op de oorspronkelijke vraag Æ Dus punt C is de nieuwe loonkost Æ ANTWOORD A
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de
Nadere informatieHerhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten
Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid
Nadere informatiePW EXTRA: Remediëringstaak
Naam: Nummer: Klas: 5 ECMT-ECWI PW EXTR: Remediëringstaak Lkr.: R. De Wever Herfstvakantie 2016 1. Herstudeer eerst de leerstof economie van Thema 1. 2. Hermaak schriftelijk een selectie van de klassikaal
Nadere informatieRemediëringstaak: Vraag en aanbod
Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die
Nadere informatieOefeningen vraag en aanbod
Oefeningen vraag en aanbod Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen (telkens ceteris paribus). a. De productiviteit van een groot aantal
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip
Nadere informatieHoofdstuk 3: Vraag en Aanbod
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod 1 Vraag en Aanbod - Inhoudstafel 1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen 2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten 3. Prijsvorming
Nadere informatieHT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht
Naam: Nummer: HT: Vraag en aanbod - marktevenwicht Klas: 5 ECMT Lkr.: R. De Wever 20 september 202 20 Vraag : (2 ptn) ACTUA: Apple. Wie is de huidige CEO? Tim Cook. 2. Waarom kwam Apple afgelopen week
Nadere informatieHoofdstuk 1: Vraag en aanbod
Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk
Nadere informatieDit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.
Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) havo 5
Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte
Nadere informatieHT3: Vraag en aanbod
Lkr.: R. De Wever Naam: Nummer: HT3: Vraag en aanbod Klas: 3 ECA1 28 oktober 2016 25 Vraag 1: (6 ptn) Noteer voor elk van onderstaande uitspraken door welke grafiek (1 tot en met 8) ze worden weergegeven.
Nadere informatieOefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie
Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen
Nadere informatieDomein markt: volkomen concurrentie
Domein markt: volkomen concurrentie De markt / het marktmechanisme Vraag-aanbodcurve evenwicht, surplus Elasticiteiten E v p, E v i, E v1 p2, E a p Een van de vele aanbieders Opbrengst Kosten Winst TW
Nadere informatieHoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken 1 Elasticiteiten en Schokken - Inhoudstafel 1. Elasticiteiten 2. De markt in werking 3. Prijsregulering 4. Quota s 5. Indirecte belastingen
Nadere informatieGrafieken Economie Hoofdstuk 7
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 1 Inhoud Grafieken Economie Hoofdstuk 7 door ieter Nobels ONDERNEMERSGEDRG BIJ OLKOMEN CONCURRENTIE... 3 GLOBL MRKTEENWICHT... 3 ERSCHUIINGEN N RG- EN NBODCURE (GLOBLE MRKT)...
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.
1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe
Nadere informatieWAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?
VRAAG & AANBOD WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF? De vraag naar een product kan bepaald worden door: Ø Een toe of afname van de bevolking Ø Een toe of afname van het inkomen Ø Een toe of afname behoeften
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging
Nadere informatie1 De bepaling van de optimale productiegrootte
1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem
Nadere informatieVraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 1 - WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST
Vraag 11 MK, MO MK MO Beschouw bovenstaande figuur. De onderneming produceert een hoeveelheid q 1. Beoordeel de volgende uitspraken: I. De onderneming zal haar winst zien toenemen indien ze meer zou produceren.
Nadere informatieHOOFDSTUK 16: DE ARBEIDSMARKT
HOOFDSTUK 16: DE ARBEIDSMARKT 1. BEGRIPPE Brutoloon (w b ): contractueel overeengekomen bezoldiging voor het uitvoeren van een bepaalde arbeidsprestatie ettoloon (w n ): loon dat werknemer uiteindelijk
Nadere informatie1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie
1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting
Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) vwo 4
1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over
Nadere informatieA ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.
Vraag 1 De vraagcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q d = 200 P. De aanbodcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q s = 2*P 40. Stel dat de overheid de totale omzet
Nadere informatieDomein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman
Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! UITWERKINGEN vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? q= 6 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Vervoer
Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet
Nadere informatieHoofdstuk 1: Vraag en aanbod
Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2
Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht
Nadere informatieRemediëringstaak: Vraag en aanbod
Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: Verklaar bondig waarom de prijzen in onderstaande tekstjes veranderd zijn door middel van een grafiek met vraag- en aanbod(wijzigingen). a. Stijging olieprijs
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische
1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als
Nadere informatie2.1 De vraag naar spijkerbroeken
2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een
Nadere informatieDomein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet
Nadere informatieHoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?
Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld
Nadere informatieHOOFDSTUK 4: DE CONSUMENT 1. BEPALENDE FACTOREN VAN DE INDIVIDUELE VRAAG
1 HOOFDSTUK 4: DE CONSUMENT 1. BEPALENDE FACTOREN VAN DE INDIVIDUELE VRAAG cfr H2: de algemene vraagfunctie van een individuele consument (i) naar een goed: q i V met = f i (p, p a, p b,, y, seizoen, gezinsgrootte,
Nadere informatieDe antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.
Examenvragen economie 12 juni 2002. De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. --------------------------------------------------------------------------------- 1)
Nadere informatieDe mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).
1. Prijselasticiteit van de vraag De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p). %-verandering gevraagde hoeveelheid (gevolg)
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5 Open Vragen OEFENING 1 a) We zien dat de budgetcurve de horizontale as snijdt bij q1 = 100. Dit wil zeggen dat indien de consument zijn hele budget besteedt aan goed
Nadere informatieHoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod
Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen
Nadere informatieDomein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,
Nadere informatieDe fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8.
De fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8. De ontvangsten van: a) kleuren TV s stijgen en die van zwart-wit TV
Nadere informatieHoofdstuk 5: De Consument
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2
Nadere informatieEXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018
EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018 (het examen bestaat uit 25 multiplechoice-vragen, u start op -5 en er is geen giscorrectie. De nadruk ligt op redeneren en economische mechanismes. ) 1) 1e wet
Nadere informatieHOOFDSTUK 2: OEFENINGEN
HOOFDSTUK 2: OEFENINGEN. Bij welke marktvorm is de individuele vraag tevens de marktvraag en is het individuele aanbod tevens het marktaanbod? a) Bij een bilateraal monoolie. b) Bij een monoolie. c) Bij
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 4
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 4 Open Vragen OEFENING 1 a) De Formule: dk. i, waarbij k staat voor aankopen op krediet en i voor de intrestvoet. di k Deze elasticiteit is in principe negatief. Krediet
Nadere informatieVraag 1 CORRECT Vraag 2 Stelling I JUIST Stelling II ONJUIST CORRECT Vraag 3 A B C CORRECT Vraag 4 CORRECT Vraag 5 CORRECT Vraag 6 CORRECT
Vraag 1 Marktevenwicht: 200 P = 2*P 40. Dus: P * = 80, Q * = 120, TO * = 80*120 = 9.600. Een stijging van de omzet met 150 procent impliceert TO ** = 24.000. Als P = 120, dan geldt Q s = 200 en TO = 24.000.
Nadere informatieConcrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)
Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel) Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Vrije toe- uittreding Transparante
Nadere informatieVijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5
ijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 Opgave 1 Gegevens: q a = 0,6p ; q a : aanbod tarwe van boeren in de EU q v = -0,1p + 40; q v : vraag naar tarwe binnen de EU (q: hoeveelheid
Nadere informatieI. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.
1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de
Nadere informatieSamenvatting Economie Vervoer
Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------
Nadere informatieDeeltoets micro-economie propedeuse. 19 november Versie 1
Deeltoets micro-economie propedeuse 19 november 2013 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept.
Nadere informatieInleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1
Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse
Nadere informatieMacro-economie examenvragen
Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.
Nadere informatie1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:
Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt
Nadere informatieDomein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman
Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! Opgaven vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn van
Nadere informatieMarkt. Kenmerken van marktvormen:
1 1 1 Markt 1 3 5 7 9 1 1 1 1 1 hoeveelheid 1 3 5 7 9 Qv Qa nieuw Qa Qv nieuw p Kenmerken van marktvormen: Volkomen concurrentie: Veel aanbieders Homogeen product(mais) Vrije toetreding Alle kennis van
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid
Nadere informatieEen overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.
Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid
Nadere informatiesamenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt
samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt De perfect werkende markt is een model dat beschrijft hoe markten het meest optimaal zouden functioneren. Bij het bestuderen van echte markten
Nadere informatieOefeningen Producentengedrag
Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De
Nadere informatieExamen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors
Naam: Richting: Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors Algemeen 1. U hebt tijd van 13.30 tot 15.30 2. Dit examen bestaat uit 25 meerkeuzevragen (20 punten). 3. Beantwoord de meerkeuzevragen
Nadere informatieVraag 1: PRIJSVORMING
Naam:.. Datum: 03/12/2013 Klas:... Klasnummer: Vak: SEI Leerkracht: K. Wambeke Opdrachtenbundel ( /20) Vraag 1: PRIJSVORMING Een "mp3-speler" wil wel iedereen maar tegen welke prijs? Los hierover de volgende
Nadere informatieColhaize Goede service Lage prijs Goede service (A,8) (6,B) Lage prijs (8,C) (D,5)
raag O de markt voor levensmiddelen zijn twee bedrijven actief, Delruyt en Colhaize. Om otentiële klanten te overtuigen om voor hun winkel te kiezen, kunnen beide bedrijven voor twee strategieën oteren.
Nadere informatieRemediëringstaak: Vraag en aanbod
Remediëringstaak: Vraag en aanbod 1. Studeer opnieuw de leerstof van vraag en aanbod in. Tracht steeds zeer inzichtelijk te studeren: ga na dat je alle redeneringen die we in de klas / cursus maakten snapt.
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 15
Extra opgaven hoofdstuk 15 Opgave 1 Veronderstel dat de oliemarkt wordt beschreven door het onderstaande model (1) q v = 20 p + 16.000 p prijs per vat olie in euro s (2) q a = 20 p q v, q a aangeboden,
Nadere informatieKatern 2 Markten en welvaart
Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de
Nadere informatieDeeltoets micro-economie propedeuse
Deeltoets micro-economie propedeuse 20 november 2012 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept.
Nadere informatie2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.
Samenvatting door Romy 2193 woorden 8 december 2015 7 10 keer beoordeeld Vak Economie 2.1 In ons dagelijks leven maken wij voortdurend keuzes omdat we nu eenmaal niet alles tegelijk kunnen doen of ons
Nadere informatieHoofdstuk 8: Volmaakte mededinging
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging 1 Volmaakte mededinging - Inhoudstafel 1. Kenmerken van de competitieve marktvorm 2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming 3. Het
Nadere informatieLesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk
Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.
Nadere informatieDomein D markt. Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen. Frans Etman
vwo 5 Frans Etman Domein D markt Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen Opgave 1 1. Bereken het consumentensurplus en het producentensurplus. Consumentensurplus 3*3000*0,5= 4500 euro
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 2339 woorden 8 maart 2004 4,9 19 keer beoordeeld Vak Methode Economie ViaDELTA Economie - Module 3 - Hoofdstuk 1: Markten Vraag
Nadere informatieUIT grafische elasticiteiten
Elasticiteiten lezen uit grafieken. Een prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid beschrijft het effect van een prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid van dat product. De betalingsbereidheid
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2, 3, 4
Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2003-II
4 Antwoordmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord
Nadere informatieEco samenvatting; hs 2 + 5
Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieDomein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman
Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! UITWERKINGEN havo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? q= 6 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn
Nadere informatie4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt
Nadere informatieConstante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.
Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus
Nadere informatie1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.
AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot
Nadere informatieHOOFDSTUK 14: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,
Nadere informatie6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod
6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatieHoofdstuk 8. De kosten van belastingen
Hoofdstuk 8 De kosten van belastingen Inleiding In dit hoofdstuk gebruiken we de concepten van vraag en aanbod om de effecten van diverse vormen van overheidsbeleid te analyseren. Tegelijk wordt iets gezegd
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 10
Extra opgaven hoofdstuk 10 Opgave 1 Stel, dat de prijs van kapitaal gelijk is aan 2 euro per eenheid en dat de vergoeding voor arbeid 1 euro per eenheid bedraagt. De betreffende onderneming heeft de beschikking
Nadere informatieExtra oefeningen: Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid
Extra oefeningen: Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid Oefening 1: Een handelaar verkoot tijdens de maand mei 500 eenheden van zijn roduct aan een rijs van 20 EUR. Hij zou zijn verkochte hoeveelheid
Nadere informatieVraag en aanbod. Vraag en aanbod Hoeveelheid (q)
Vraag en aanbod In de les (zie je nota s) hebben we aan de hand van een voorbeeld (aardbeien) aangetoond hoe we tot grafische voorstelling van vraag en aanbod komen. De rijs () wordt steeds o de Y-as (verticale
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 9 Open vragen OEFENING 1 a) Aantal Prijs Totale ontvangst Marginale ontvangst 1 9 9 9 2 8 16 7 3 7 21 5 4 6 24 3 5 5 25 1 6 4 24-1 7 3 21-3 8 2 16-5 9 1 9-7 10 0 0-9 b)
Nadere informatieLOONVORMING BIJ VOLKOMEN CONCURRENTIE. Els Jacobs
LOONVORMING BIJ VOLKOMEN CONCURRENTIE Els Jacobs 1. Definities 1.1. De arbeidsmarkt De arbeidsmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van arbeid. De vraag op de arbeidsmarkt gaat uit van de
Nadere informatieUIT elasticiteiten
Wat is een elasticiteit. Een elasticiteit is niets anders dan een verband tussen twee variabelen (grootheden of factoren). Omdat economen erg geïnteresseerd zijn in het effect van de prijs op de hoogte
Nadere informatieUIT loonruimte en AIQ v1.1
Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.
Nadere informatieUIT deel 2 elasticiteiten. H2 elasticiteiten. H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden)
H2 elasticiteiten H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden) Uitleg elasticiteiten. Elasticiteiten geven het verband weer tussen een prijsverandering van een goed of een dienst en de mate waarin
Nadere informatieHoofdstuk 7: Productie en Kosten
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie
3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag
Nadere informatie1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatie