Extra opgaven hoofdstuk 10

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Extra opgaven hoofdstuk 10"

Mathilda Simons
5 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Extra opgaven hoofdstuk 10 Opgave 1 Stel, dat de prijs van kapitaal gelijk is aan 2 euro per eenheid en dat de vergoeding voor arbeid 1 euro per eenheid bedraagt. De betreffende onderneming heeft de beschikking over een budget ter grootte van 100 geldeenheden. a. Teken de budgetlijn. b. Bewijs dat de tangens van de hoek die de budgetlijn met de x-as maakt, gelijk is aan de prijsverhouding tussen de beide productiefactoren. Opgave 2 Stel dat het budget van de onderneming uit opgave 1 tot 200 geldeenheden toeneemt. Teken nu de nieuwe budgetlijn en geeft een verklaring voor het feit dat deze nieuwe budgetlijn evenwijdig loopt aan de oude. Opgave 3 Veronderstel nu dat de prijs voor arbeid p 1 in de in opgave 1 geschetste situatie met 1 euro toeneemt. Hoe zal in de nieuwe situatie het verloop van de budgetlijn zijn? Opgave 4 Een naar maximale winst strevende ondernemer kan voor de realisering van een productie van 100 eenheden kiezen uit 3 typen fabrieken. De bij elke fabriek behorende isoquanten zijn in onderstaande figuren getekend. a. Beredeneer welke isoquant de grootste factorsubstitutie-elasticiteit heeft. b. Welke fabriek zal de ondernemer kiezen? Motiveer je antwoord! Opgave 5 Niet-geïncorporeerde technische vernieuwingen: a. hebben alleen betrekking op de factor arbeid; b. hebben alleen betrekking op de factor kapitaal; c. kunnen zowel op arbeid als op kapitaal betrekking hebben; d. komen tot uiting in de aanschaf van moderne kapitaalgoederen. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 10 blz. 1/6

2 Opgave 6 Waaraan is kapitaalbesparende technische ontwikkeling te herkennen? Opgave 7 De gemiddelde kapitaalproductiviteit is gedefinieerd als de productie per eenheid kapitaal (q/k). Heeft kapitaalbesparende technische ontwikkeling, die bij een constant kostenbudget en gelijkblijvende prijzen van de productiefactoren kapitaal en arbeid een verhoging van de productie tot gevolg heeft, een positief of een negatief effect op de gemiddelde kapitaalproductiviteit? Opgave 8 Welke effecten heeft kapitaalbesparende technische ontwikkeling op de gemiddelde arbeidsproductiviteit (q/l)? Opgave 9 Wat is het verschil tussen efficiënte en inefficiënte technische ontwikkeling? Opgave 10 Toon aan dat efficiënte neutrale technische ontwikkeling, bij een gegeven kostenbudget en gelijkblijvende prijzen van de productiefactoren arbeid en kapitaal, leidt tot een stijging van zowel de gemiddelde arbeidsproductiviteit als de gemiddelde kapitaalproductiviteit. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 10 blz. 2/6

3 Uitwerkingen Opgave 1 a. De algemene vorm voor de budgetlijn luidt: TC = p k k + p l l Invulling van de gegeven waarden geeft: 100 = 2k + l Om de budgetlijn te construeren, zoeken we de snijpunten met de kapitaal- en arbeidsas. Substitueren van l = 0 levert het snijpunt met de k-as op. Dat punt ligt dus op k = 50. Analoog vinden we het snijpunt met de l-as bij l = 100. De lijn ziet er dan als volgt uit: De lijn AB is de gevraagde budgetlijn. b. De tangens die de hoek h maakt met de x-as is gelijk aan: TC TC / p p k l = TC pl p TC k = pl p k Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 10 blz. 3/6

4 Opgave 2 In de uitwerking van opgave 1b is bewezen dat de tangens van de hoek die de budgetlijn met de x-as maakt, gelijk is aan de prijsverhouding van de productiefactoren. Aangezien de prijsverhouding van de productiefactoren constant is gebleven, geldt ook voor de nieuwe budgetlijn dat de tangens van hoek j (in de figuur) gelijk is aan p l /p k. Opgave 3 Als de prijs van arbeid wordt verhoogd tot 2,, wordt de prijsverhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk aan 1. De hoek die de budgetlijn met de x-as maakt, wordt dus 45. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 10 blz. 4/6

5 Opgave 4 a/b De factorsubstitutie-elasticiteit is gedefinieerd als de mate waarin de verhouding k/l verandert ten gevolge van een verandering in de verhouding van de factorprijzen. Met behulp van de grafieken tonen we nu aan dat de meest rechtlijnige isoquant de grootste elasticiteit heeft. In de uitgangspositie wordt met hetzelfde kostenbudget I in alle drie de fabrieken hetzelfde productieniveau van 100 eenheden bereikt. Het optimale punt is dan punt E 0. Na een prijsstijging van kapitaal wordt lijn II het nieuwe kostenbudget. Om het oude productieniveau van 100 eenheden te kunnen bereiken, moet het kostenbudget worden verhoogd tot III. Het punt E 1 is nu het nieuwe optimale punt. In fabriek B zijn de substitutiemogelijkheden het grootst en daarom is de benodigde budgetverhoging daar ook het kleinst. De grotere substitutiemogelijkheden hebben bewerkstelligd dat in deze fabriek meer duur kapitaal is vervangen door goedkope arbeid dan in de andere fabrieken. Anders geformuleerd: de k/l-verhouding is in fabriek B het meeste gedaald. De ondernemer zal de voorkeur geven aan fabriek B omdat het kostenbudget daar het minste verhoogd hoeft te worden om het productieniveau van 100 eenheden te bereiken. Opgave 5 Niet-geïncorporeerde technische vernieuwingen kunnen zowel op arbeid als op kapitaal betrekking hebben. Alternatief c. is dus juist. Opgave 6 Kapitaalbesparende technische ontwikkeling betekent dat de k/l-verhouding is gedaald. Deze situatie is uitgebeeld in figuur 10.7 van het boek. Opgave 7 Door de kapitaalbesparende technische ontwikkeling is de inzet van kapitaal (k) gedaald bij een constant budget. Omdat de totale productie (q) is gestegen en de inzet van (k) is gedaald, is de gemiddelde kapitaalproductiviteit (q/k) gestegen. Opgave 8 De hoeveelheid ingezette arbeid neemt toe. Zolang de toename van de productie als gevolg van de technische ontwikkeling niet bekend is, valt nog niets te zeggen over de ontwikkeling van de gemiddelde arbeidsproductiviteit q/l. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 10 blz. 5/6

6 Opgave 9 Bij efficiënte technische ontwikkeling stijgt de totale productie bij een constant budget. Bij inefficiënte technische ontwikkeling daalt de productie. Opgave 10 Bij efficiënte neutrale technische ontwikkeling stijgt de productie bij een gelijkblijvende k/l-verhouding. De gemiddelde productiviteit van arbeid (q/l) en kapitaal (q/k) nemen dus toe, omdat q toeneemt bij een gelijkblijvende inzet van respectievelijk l en k. Extra opgaven Toegepaste micro-economie, hoofdstuk 10 blz. 6/6

Vergelijkbare documenten

Extra opgaven hoofdstuk 12

Extra opgaven hoofdstuk 12 Opgave 1 In dit hoofdstuk wordt gewerkt met een strakke definitie van het begrip marktvorm, waarna verschillende marktvormen zijn ingedeeld aan de hand van twee criteria. a.