auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7
|
|
- Leopold Bogaert
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7 Open vragen OEFENING 1 Consumptietheorie Nutsfunctie Budgetrechte Indifferentiecurve Marginale substitutievoet Marginaal nut Inkomenseffect Productietheorie Productiefunctie Isokostenrechte Isokwant Marginale technische substitutievoet Marginale productiviteit Outputeffect De waarden van bv de nutsfunctie hebben geen betekenis (de getallen zijn er enkel om te ordenen), terwijl ze bij de productiefunctie wel een betekenis hebben (aantal eenheden productie).
2 OEFENING 2 a) Het is een probleem dat op korte termijn, en eenmalig, moet opgelost worden. Om die reden zal men meer arbeid voorzien op de dag dat Anderlecht op bezoek komt. Het is op korte termijn immers niet mogelijk om meer kapitaal (bijvoorbeeld een nieuwe kantine) te voorzien, en als het slechts om een eenmalige gebeurtenis gaat zou het ook economisch onverantwoord zijn. b) Het verschil met de situatie onder a) is dat het nu niet meer gaat om een korte termijn probleem. De ploeg zal immers elke week opnieuw met veel meer supporters geconfronteerd worden. In de lange termijn worden alle productiefactoren (dus arbeid én kapitaal) variabel. Daarom zal de kapitaalstock, bijvoorbeeld door de bouw van een nieuwe kantine, verhoogd worden. c) Bijvoorbeeld door interimwerkers in dienst te nemen. Omwille van juridische en sociale redenen kun je dus niet zomaar op korte termijn arbeiders in dienst nemen en ontslaan om tijdelijke capaciteitstekorten op te vangen.
3 OEFENING 3 1. DE LANGE TERMIJN PRODUCTIEFUNCTIE a) 8 b) De productie gebeurt inefficiënt: met eenzelfde input kan in principe meer output geproduceerd worden. c) We hebben te maken met constante schaalopbrengsten. Wanneer alle inputs met eenzelfde percent toenemen, zal bij constante schaalopbrengsten, ook de output toenemen met dat percentage. d) Bij een Cobb-Douglas functie kun je de machten van de factoren optellen om de schaalopbrengsten te karakteriseren. Wanneer die som kleiner is dan 1 hebben we te maken met afnemende schaalopbrengsten. Een som gelijk aan één en groter dan één wijzen respectievelijk op constante en toenemende schaalopbrengsten. 2. DE KORTE TERMIJN PRODUCTIEFUNCTIE a) bij 4, 8 en 12 eenheden arbeid en 8 eenheden kapitaal is de productie respectievelijk gelijk aan 5,04 eenheden, 8 eenheden, 10,48 eenheden. De meeropbrengsten zijn afnemend b) We vragen ons dus af: wat brengt een bijkomende eenheid arbeid bij met betrekking tot aantal eenheden productie, gegeven dat de andere inputs gelijk blijven. Dit is dus een partiële afgeleide van de productiefunctie naar arbeid. Als je die neemt zie je dat hij steeds kleiner wordt naarmate L groter wordt. De marginale fysische productiviteit is dus dalend: de meeropbrengsten zijn afnemend. 3. KOSTEN OP KORTE EN OP LANGE TERMIJN a) q = K 1/3. L 2/3 16 = 8 1/3. L 2/3 16 = 2. L 2/3 L = 22,63 TK = L. PL + K. PK TK = 22, TK = 266,3
4 b) c) Voorwaarde voor kostenminimalisering: Berekening MTSV: Opdat de kosten minimaal zouden zijn, moet de hoeveelheid arbeid gelijk zijn aan de hoeveelheid kapitaal. We vullen dit in in de productiefunctie die gekend is: De output moet 16 bedragen dus: De minimale kost is dan gelijk aan:
5 OEFENING 4 a) Inhoud Oppervlakte zijden Totale kost Gemiddelde kost Kost laatste m 3 1m m 3 1,587 95,24 47,62 35,24 3m 3 2,08 124,805 41,60 29,565 b) TK = GK = * 60, waarbij Q de geproduceerde hoeveelheid is. MK = c) Toenemende schaalopbrengsten, want de GK hebben een dalend verloop.
6 OEFENING 5 a) b) c) d) Hoe hoger α, hoe meer arbeid tegenover kapitaal. Hoe hoger β, hoe meer kapitaal tegenover arbeid. Hoe hoger w, hoe meer kapitaal tegenover arbeid en vice versa voor r. e) Berekening voor q = 5 indien a = b = 0.5 Eerst stellen we de helling van de isokwant (= MTSV) gelijk aan de helling van de isokostenrechte (- w/r): We weten nu dat L gelijk is aan 0,5K. Om de concrete waarden voor K en L te vinden, gebruiken we de productiefunctie. Als we A gelijk stellen aan 1 is de productiefunctie gelijk aan: Er moeten 5 eenheden worden geproduceerd, q wordt bijgevolg gelijk gesteld aan 5:
7 De totale kost is nu gemakkelijk te berekenen: Werk volledig analoog voor q = 10 en q = 15. Je vindt de uitkomsten hieronder. Ook de uitkomsten voor en β gelijk aan 1 en 0.25 worden achtereenvolgens weergegeven. = β = 0,5 q ,5 0,5 0,5 beta 0,5 0,5 0,5 r w K 7, , ,2132 L 3, , ,6066 TK 70, , ,132 = β = 0,25 q alfa 0,25 0,25 0,25 beta 0,25 0,25 0,25 r w K 35, , ,1981 L 17, , ,099 TK 353, , ,981
8 = β = 1 q alfa beta r w K 3, , , L 1, , , TK 31, , ,77226 NB: Zie hierboven. Hogere en β leiden tot een lagere TK en omgekeerd.
9 Meerkeuzevragen OEFENING 1 a) Is een correcte uitspraak. In hoofdstuk 6 beschrijft de totale kostenfunctie, die gegeven wordt, voor elk outputniveau de minimale som die de ondernemingen moet besteden aan inputs. Het gaat dus om de kostenfunctie van de onderneming die de productiefactoren optimaal combineert en aanwendt. b) Is een correcte uitspraak. In hoofdstuk 7 wordt aangeleerd hoe de kostenfunctie, die in hoofdstuk 6 als gegeven wordt beschouwd, wordt berekend. Met andere woorden gaat men, bij gegeven factorprijzen en voor een gegeven outputniveau, na welke de optimale combinatie productiefactoren is om de gegeven output tegen minimale kost te kunnen produceren. c) Is een correcte uitspraak. In hoofdstuk 6 stelt men zich de vraag hoeveel de output moet bedragen opdat de winst maximaal zou zijn. Het outputniveau is dus de beslissingsvariabele, winstmaximalisering is de doelstelling. In hoofdstuk 7 stelt men zich de vraag hoeveel arbeid en hoeveel kapitaal er moet worden gebruikt om een gegeven productieniveau zo goedkoop mogelijk te produceren. De hoeveelheid inputs zijn dus de beslissingsvariabelen en kostenminimalisering de doelstelling. d) Is een foute uitspraak. In hoofdstuk 6 gaat het over de keuze van output die de winst maximaliseert. In hoofdstuk 7 daarentegen gaat het over de keuze van inputs die de kosten minimaliseert.
10 OEFENING 2 Antwoord B is hier correct. Een productiefunctie is immers een vergelijking die de relatie aangeeft tussen de input(s) en de output. Je kunt ermee uitrekenen hoeveel output je kan produceren met elke mogelijk combinatie van inputs. De input(s) en output worden hier uitgedrukt in eenheden en niet in geld. Om dit alles te vertalen naar geldwaarden hebben we een kostenfunctie nodig. Vandaar dat antwoord A fout is. Antwoord C is ook fout omdat het net andersom is: een kostenfunctie geeft ons geldwaarden en is dus een economisch concept. Een productiefunctie is puur technisch.
11 OEFENING 3 Er is gegeven dat de productie wordt gekenmerkt door toenemende schaalopbrengsten. Dit betekent het volgende: als alle inputs (= alles wat wordt gebruikt om te produceren) met een bepaald percentage stijgen, dan moet de output (hetgeen men produceert met de inputs, zijnde de output) ook stijgen, maar met een hoger percentage. Dus als we bijvoorbeeld alle inputs verdubbelen, dan moet de output méér dan verdubbelen. Pas dan zijn er toenemende schaalopbrengsten. Even een concreet voorbeeld: stel dat je een bedrijf hebt met 1 machine en 2 arbeiders die fietsen produceert. Per uur kun je met die machine en twee arbeiders 4 fietsen maken. Stel nu dat je al je inputs verdubbelt: je koopt een machine bij en je neemt 2 extra arbeiders in dienst. Stel nu dat je met die inputs 10 fietsen kan maken. In dat geval heb je toenemende schaalopbrengsten: je schaal is verdubbeld (je inputs) maar je output is méér dan verdubbeld. OK, terug naar de oefening: kapitaal en arbeid zijn de inputs. We zien twee scenario s. Als we van scenario 1 naar scenario 2 gaan zien we dat de inputs stijgen met 20 % (kapitaal 10 à 12 en arbeid 5 à 6). Input stijgt dus met 20 %. Als we toenemende schaalopbrengsten hebben, weten we dus dat de output met méér dan 20 % moet stijgen. En dit is enkel het geval als X = 18. Bij antwoord B, namelijk X = 20 stijgt de output ook 20 %, dus net evenveel als de inputs, in dat geval zijn er constante schaalopbrengsten. Antwoord C en D impliceren afnemende schaalopbrengsten: als je inputs met een bepaald percentage stijgen, dan stijgt je output met minder dan dat percentage.
12 OEFENING 4 Sta terug even stil bij de betekenis van schaalopbrengsten vooraleer deze oefening op te lossen. Schaalopbrengsten zeggen ons iets over de verandering in de output als we de inputs veranderen. Stel dat alle inputs verdubbelen. Dan mogen we verwachten dat de output ook stijgt. De vraag is: met hoeveel? Zal de output ook verdubbelen? Of meer dan verdubbelen? Of minder? In het eerste geval spreken we van constante schaalopbrengsten, in het tweede geval van toenemende schaalopbrengsten, en in het laatste geval van afnemende meeropbrengsten. De oefening geeft ons productiefuncties. Dat zijn functies die ons de relatie weergeven tussen inputs en outputs. De inputs zijn hier K en L, zijnde kapitaal en arbeid. We kunnen dus telkens concrete waarden invullen voor deze inputs en de vergelijking geeft ons dan de output die hieruit zal voortkomen. De productiefuncties kun je ook gebruiken om uit te zoeken welke de schaalopbrengsten zijn. Simuleer telkens de situatie waarin de inputs worden verdubbeld, en kijk dan naar wat er gebeurt met de output. Als je dit doet voor alle vier de productiefuncties, dan zul je zien dat we enkel bij C te maken hebben met constante schaalopbrengsten. Rest van de MKV 5 B 6 D 7 D 8 A 9 C 10 B
Hoofdstuk 7: Productie en Kosten
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output
Nadere informatieOefeningen Producentengedrag
Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De
Nadere informatieA ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.
Vraag 1 De vraagcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q d = 200 P. De aanbodcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q s = 2*P 40. Stel dat de overheid de totale omzet
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid
Nadere informatieHOOFDSTUK 6: DE OUTPUTBESLISSING VAN DE ONDERNEMING. Centrale vraag : Kies outputvolume zodat winst gemaximaliseerd wordt.
1 HOOFDSTUK 6: DE OUTPUTBESLISSING VAN DE ONDERNEMING Centrale vraag : Kies outputvolume zodat winst gemaximaliseerd wordt. 1. DE KOSTENANALYSE 1.1. Kosten op korte termijn Op korte termijn (# productiefactoren
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 17
OPOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 17 Open Vragen OEFENING 1 a) We herinneren ons de definitie van de prijselasticiteit van de vraag dq dp. p q Hier gaat het om de kapitaalselasticiteit van de productie.
Nadere informatieOnderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt?
Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt? 1 Intro Peter en Stefanie zijn door de microbe van Mijn restaurant gebeten en willen zelf een restaurant opstarten waar enkel gewerkt
Nadere informatieDeeltoets micro-economie propedeuse. 19 november Versie 1
Deeltoets micro-economie propedeuse 19 november 2013 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept.
Nadere informatie1 Weergave van de voorkeurordening door een nutsfunctie. bundel is beter dan bundel, bundel is even goed als bundel, bundel is slechter dan bundel.
Bijlage 6A Wiskundige bijlage In deze bijlage leiden we de evenwichtsvoorwaarde van de consument af o een algemene wiskundige manier. Daartoe vertalen we de voorkeurordening eerst naar een wiskundige weergave,
Nadere informatieOVER OMZET, KOSTEN EN WINST
OVER OMZET, KOSTEN EN WINST De Totale Winst (TW) van bedrijven vindt men door van de Totale Opbrengsten (TO), de Totale Kosten (TK) af te halen. Daarvoor moeten we eerst naar de opbrengstenkant van het
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 11
Extra opgaven hoofdstuk Opgave Van een landbouwbedrijf zijn de input- en outputrelaties in onderstaande tabel weergegeven. We veronderstellen dat alleen de productiefactor arbeid varieert. Verder is gegeven
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2
Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 10
Extra opgaven hoofdstuk 10 Opgave 1 Stel, dat de prijs van kapitaal gelijk is aan 2 euro per eenheid en dat de vergoeding voor arbeid 1 euro per eenheid bedraagt. De betreffende onderneming heeft de beschikking
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatie1 De bepaling van de optimale productiegrootte
1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem
Nadere informatieTentamen micro-economie propedeuse 3 juli Versie 1. Versie met antwoorden
Tentamen micro-economie propedeuse 3 juli 2013 Versie 1 Versie met antwoorden Lees onderstaande informatie goed door voordat je begint Deze toets bestaat uit 35 meerkeuzevragen. Tenzij anders vermeld hebben
Nadere informatieDeeltoets micro-economie propedeuse
Deeltoets micro-economie propedeuse 20 november 2012 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept.
Nadere informatiePrijsvorming bij monopolie
Prijsvorming bij monopolie Wanneer we naar het evenwicht van de monopolist op zoek gaan, gaan we op zoek naar die afzet en die prijs waar de monopolist een maximale winst bereikt (of minimaal verlies).
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5 Open Vragen OEFENING 1 a) We zien dat de budgetcurve de horizontale as snijdt bij q1 = 100. Dit wil zeggen dat indien de consument zijn hele budget besteedt aan goed
Nadere informatieEconomie Module 2 & Module 3 H1
Economie Module 2 & Module 3 H1 Module 2 1.1 De individuele vraag Individuele vraaglijn kent een dalend verloop: als de prijs daalt, stijgt als gevolg daarvan de gevraagde hoeveelheid. Men wil voor 1 appel
Nadere informatieVraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 1 - WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST
Vraag 11 MK, MO MK MO Beschouw bovenstaande figuur. De onderneming produceert een hoeveelheid q 1. Beoordeel de volgende uitspraken: I. De onderneming zal haar winst zien toenemen indien ze meer zou produceren.
Nadere informatieOnderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn?
Onderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn? 1 Intro Een onderneming produceert 3 000 eenheden van haar product en maakt daarbij 27 500 euro kosten. De variabele kosten verlopen
Nadere informatie1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:
Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt
Nadere informatieHoofdstuk 5: De Consument
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2
Nadere informatie5,1. Samenvatting door een scholier 1647 woorden 18 oktober keer beoordeeld. Wiskunde A
Samenvatting door een scholier 1647 woorden 18 oktober 2010 5,1 4 keer beoordeeld Vak Wiskunde A Samenvatting A2 Recht evenredig Bij een stapgrootte van y hoort een constante eerste augmentatie van x Omgekeerd
Nadere informatieInleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1
Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker
Nadere informatietoelatingsexamen-geneeskunde.be Gebaseerd op nota s tijdens het examen, daarom worden niet altijd antwoordmogelijkheden vermeld.
Wiskunde juli 2009 Laatste aanpassing: 29 juli 2009. Gebaseerd op nota s tijdens het examen, daarom worden niet altijd antwoordmogelijkheden vermeld. Vraag 1 Wat is de top van deze parabool 2 2. Vraag
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 12
Extra opgaven hoofdstuk 12 Opgave 1 In dit hoofdstuk wordt gewerkt met een strakke definitie van het begrip marktvorm, waarna verschillende marktvormen zijn ingedeeld aan de hand van twee criteria. a.
Nadere informatie(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a
Samenvatting wiskunde h4 hoofdstuk 3 en 6, h5 hoofdstuk 4 en 6 Hoofdstuk 3 Voorkennis Bij het rekenen met machten gelden de volgende rekenregels: - Bij een vermenigvuldiging van twee machten met hetzelfde
Nadere informatieUitwerkingen bij 1_1 Lineaire vergelijkingen
Uitwerkingen bij 1_1 Lineaire vergelijkingen!! "#$ #!%!& " %'!& " #!' " # ( # )' * # ' #*" # + '!#*" ' ' + + ' '!, %' &% &%& % -&. = / +. = / + * 0 #!*" 0 $! 1 = ' + 1 = - 0 " "!$ *# 2 1 = # '2 = ' + 2
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck november 2014
Proefexmen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jn Bouckert Prof. Dr. André Vn Poeck 14-17 noember 2014 1. De (inerse) rgcure oor een chemisch product is p = 17 x. Het product wordt geproduceerd
Nadere informatieCategoriale inkomensverdeling
Categoriale inkomensverdeling - 1 van 5 Categoriale inkomensverdeling 1. Verdeling Het nationaal inkomen dat ontstaat wordt verdeeld over de productiefactoren arbeid, kapitaal en ondernemingsinitiatief.
Nadere informatieParagraaf 13.1 : Berekeningen met de afgeleide
Hoofdstuk 13 Toepassingen vd differentiaalrekening (V5 Wis A) Pagina 1 van 7 Paragraaf 13.1 : Berekeningen met de afgeleide Differentiëren van e-machten en logaritmen f() = e f () = e f() = ln() f () =
Nadere informatieWiskunde 2 september 2008 versie 1-1 - Dit is een greep (combinatie) van 3 uit 32. De volgorde is niet van belang omdat de drie
Wiskunde 2 september 2008 versie 1-1 - Op hoeveel verschillende manieren kun je drie zwarte pionnen verdelen over de 32 zwarte velden van een schaakbord? (Neem aan dat op elk veld hooguit één pion staat.)
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 9 Open vragen OEFENING 1 a) Aantal Prijs Totale ontvangst Marginale ontvangst 1 9 9 9 2 8 16 7 3 7 21 5 4 6 24 3 5 5 25 1 6 4 24-1 7 3 21-3 8 2 16-5 9 1 9-7 10 0 0-9 b)
Nadere informatieDe antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.
Examenvragen economie 12 juni 2002. De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. --------------------------------------------------------------------------------- 1)
Nadere informatieInleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1
Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse
Nadere informatieBeredeneer waarom de marginale productcurve de gemiddelde productcurve in het maximum snijdt.
Opgaven hoofdstuk 9 Opgave 1 Beredeneer waarom de marginae productcurve de gemiddede productcurve in het maximum snijdt. Opgave Vu de vogende tabe verder in en teken de bijbehorende curven voor het totae,
Nadere informatieVraag 1 CORRECT Vraag 2 Stelling I JUIST Stelling II ONJUIST CORRECT Vraag 3 A B C CORRECT Vraag 4 CORRECT Vraag 5 CORRECT Vraag 6 CORRECT
Vraag 1 Marktevenwicht: 200 P = 2*P 40. Dus: P * = 80, Q * = 120, TO * = 80*120 = 9.600. Een stijging van de omzet met 150 procent impliceert TO ** = 24.000. Als P = 120, dan geldt Q s = 200 en TO = 24.000.
Nadere informatieOefeningen op monopolie
Oefeningen op monopolie Oefening : De NV Imolex brengt als enige onderneming het product Mico op de markt. Met de op korte termijn gegeven productiecapaciteit kunnen maximaal 5.000 eenheden per maand worden
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5
HOOFDSTUK 5 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste kenmerk van constante kosten? Constante kosten zijn niet gevoelig voor een toename of afname van de bedrijfsdrukte. Zolang dit binnen bepaalde grenzen valt.
Nadere informatieOefeningen: Break-even analyse
Oefeningen: Break-even analyse Oefening 1: Een onderneming produceert een bepaald product dat verkocht wordt tegen een prijs van 50 EUR per stuk. Per eenheid dat gemaakt wordt, kost het de onderneming
Nadere informatieSamenvatting Economie Vraag en aanbod hoofdstukken 3, 4 & 5
Samenvatting Economie Vraag en aanbod hoofdstukken 3, 4 & 5 Samenvatting door een scholier 2679 woorden 14 juni 2011 7,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 3. De producent: prijzen, kosten en aanbod
Nadere informatieDe fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8.
De fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8. De ontvangsten van: a) kleuren TV s stijgen en die van zwart-wit TV
Nadere informatieVrije Universiteit Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Econometrie
Vrije Universiteit Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Econometrie Tentamen: Convexe Analyse en Optimalisering Opleiding: Bacheloropleiding Econometrie Vakcode: 64200 Datum:
Nadere informatieOF (vermits y = dy. dx ) P (x, y) dy + Q(x, y) dx = 0
Algemeen kunnen we een eerste orde differentiaalvergelijking schrijven als: y = Φ(x, y) OF (vermits y = dy dx ) P (x, y) dy + Q(x, y) dx = 0 Indien we dan P (x, y) en Q(x, y) kunnen schrijven als P (x,
Nadere informatieEmissielekken in België
Milieu-economische analyses voor België, de Gewesten en Europa 13 september 2012 Emissielekken in België Guy Vandille Federaal Planbureau Wat is een emissielek? Emissielek = verschil tussen : emissies
Nadere informatieExponentiële Functie: Toepassingen
Exponentiële Functie: Toepassingen 1 Overgang tussen exponentiële functies en lineaire functies Wanneer we werken met de exponentiële functie is deze niet altijd gemakkelijk te herkennen. Daarom proberen
Nadere informatieLineaire Optimilizatie Extra sessie. 19 augustus 2010
Lineaire Optimilizatie Extra sessie 19 augustus 2010 De leerstof Handboek: hoofdstuk 2 t.e.m. 8 (incl. errata) Slides (zie toledo) Extra opgaven (zie toledo) Computersessie: Lindo syntax en output Wat
Nadere informatieEerste graadsfuncties
CAMPUS BRUSSEL Opfriscursus Wiskunde Eerste graadsfuncties 1 Eerste graadsfuncties: een voorbeeld Een taxibedrijf rekent de volgende kosten aan haar klanten: Dan een vaste vertrekprijs van 5 een kiloeterprijs
Nadere informatieErrata Economie: oefeningen
1 Errata Economie: oefeningen! Deze correcties gelden alleen voor de eerste druk van 2010! p. 11 Hoofdstuk 1 Open Vraag 1 e) We zetten nu voor het jaar 1990 het BBP van de randzone om in dollars. We delen
Nadere informatieMarkten en Prijzen. Hoofdstuk 1. 1. Waarover denken economen? 2. Centrale begrippen van de economische analyse
Hoofdstuk 1 Markten en Prijzen 1. Waarover denken economen? Schaarste staat centraal als spanning tussen doeleinden enerzijds en middelen anderzijds. Keuze en productiviteit kunnen deze schaarste terugdringen
Nadere informatieMicro-economie Fundamentele berekeningetjes. P. v. Mouche
Micro-economie Fundamentele berekeningetjes P v Mouche Lente 2005 Motto: "The time has come", the Walrus said, "To talk of many things: Of shoes - and ships - and sealing wax - Of cabbages - and kings"
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2003-II
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord
Nadere informatieHOOFDSTUK 4: OEFENINGEN
HOOFDSTUK 4: OEFENINGEN Is onderstaande bewering juist of fout? Geef een korte verklaring bij je antwoord Kruiselingse elasticiteiten meten de rocentuele wijziging in de vraag naar een goed ten gevolge
Nadere informatieRekenen aan wortels Werkblad =
Rekenen aan wortels Werkblad 546121 = Vooraf De vragen en opdrachten in dit werkblad die vooraf gegaan worden door, moeten schriftelijk worden beantwoord. Daarbij moet altijd duidelijk zijn hoe de antwoorden
Nadere informatieThema 2 LP 13: Het begrip arbeidsproductiviteit omschrijven
Thema 2 LP 13: Het begrip arbeidsproductiviteit omschrijven Tijd 1 lesuur Doel 1 De leerlingen kunnen het begrip arbeidsproductiviteit uitleggen in eigen woorden. 2 De leerlingen kunnen uitleggen hoe de
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 17
Extra opgaven hoofdstuk 17 Opgave 1 De input-outputrelaties van een willekeurige ondernemer worden beschreven door de productietabel uit opgave 2 van hoofdstuk 9. We veronderstellen dat de onderneming
Nadere informatieIndexcijfers. - We rekenen volumes van allerlei zaken om naar procenten - We vergelijken vervolgens die cijfers om conclusies te trekken
Wat is een? Binnen de economie vergelijken we vaak procentuele ontwikkelingen. Die ontwikkelingen zijn in geld uitgedrukt soms lastig te doorzien. Zo wordt de economische groei van een land uitgedrukt
Nadere informatieReflecties bij de invoering van TI-Nspire CAS op de Europese Scholen L.A.A. Blomme
Reflecties bij de invoering van TI-Nspire CAS op de Europese Scholen L.A.A. Blomme In 2010 is op de Europese Scholen het nieuwe wiskunde programma gestart. Een van de grote innovaties betreft het invoeren
Nadere informatieSamenvatting. Economie: Een Inleiding
Samenvatting Economie: Een Inleiding Pieter-Jan Smets 5 maart 2015 Inhoudsopgave I Markten en Prijzen 8 1 Waarover en hoe Denken Economen? 8 1.1 Productie als Voorbeeld van hoe Economen Denken.....................
Nadere informatieArbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf
M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot
Nadere informatie1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.
AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8
UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste kenmerk van constante kosten? Constante kosten zijn niet gevoelig voor een toename of afname van de bedrijfsdrukte. Zolang dit binnen
Nadere informatieVrije Universiteit Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Econometrie
Vrije Universiteit Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Econometrie Tentamen: Convexe Analyse en Optimalisering Opleiding: Bacheloropleiding Econometrie Vakcode: 64200 Datum:
Nadere informatieParagraaf 9.1 : Twee soorten groei
Hoofdstuk 9 Exponentiële Verbanden (H5 Wis A) Pagina 1 van 9 Paragraaf 9.1 : Twee soorten groei Les 1 Lineaire en exponentiele groei Definitie Lijn = LINEAIRE GROEI Algemene formule van een lijn : y =
Nadere informatieLeerdoelen groep 7. Pluspunt rekenen
Leerdoelen groep 7 Pluspunt rekenen NB. De leerdoelen van deze rekenmethode bieden wij de kinderen aan middels Denken in Doelen. Dat betekent dat we niet exact de blokken van de methode volgen, maar dat
Nadere informatieParagraaf 12.1 : Exponentiële groei
Hoofdstuk 12 Exponenten en logaritmen (V5 Wis A) Pagina 1 van 12 Paragraaf 12.1 : Exponentiële groei Les 1 Exponentiële functies Definitie Exponentiële functies Algemene formule : N = b g t waarbij b =
Nadere informatieOefeningen vraag en aanbod
Oefeningen vraag en aanbod Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen (telkens ceteris paribus). a. De productiviteit van een groot aantal
Nadere informatieColhaize Goede service Lage prijs Goede service (A,8) (6,B) Lage prijs (8,C) (D,5)
raag O de markt voor levensmiddelen zijn twee bedrijven actief, Delruyt en Colhaize. Om otentiële klanten te overtuigen om voor hun winkel te kiezen, kunnen beide bedrijven voor twee strategieën oteren.
Nadere informatie4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt
Nadere informatieOefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie
Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen
Nadere informatie3.1 De reis van een spijkerbroek. Willem-Jan van der Zanden
3.1 De reis van een spijkerbroek 1 3.1 De reis van een spijkerbroek Bedrijfskolom = De weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct. Tussen elke schakel van de bedrijfskolom bevindt zich een
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: Logaritmen en getal e 1/3/2017. dr. Brenda Casteleyn
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Wiskunde: Logaritmen en getal e 1/3/2017 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne, Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) 1. Inleiding
Nadere informatieHoofdstuk 3: Vraag en Aanbod
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod 1 Vraag en Aanbod - Inhoudstafel 1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen 2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten 3. Prijsvorming
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2, 3, 4
Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk
Nadere informatieWiskunde Vraag 1. Vraag 2. Vraag 3. Vraag 4 21/12/2008
Wiskunde 007- //008 Vraag Veronderstel dat de concentraties in het bloed van stof A en van stof B omgekeerd evenredig zijn en positief. Als de concentratie van stof A met p % toeneemt, dan zal de concentratie
Nadere informatieEen symmetrische gebroken functie
Een symmetrische gebroken functie De functie f is gegeven door f( x) e x. 3p Bereken exact voor welke waarden van x geldt: f( x). 00 F( x) xln( e x) is een primitieve van f( x) e x. 4p Toon dit aan. Het
Nadere informatieIs de spaarquote te hoog of te laag? Schattingen van de "goudenregel"-spaarquote
FACULTEIT ECONOMISCHE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN & SOLVAY BUSINESS SCHOOL Is de spaarquote te hoog of te laag? Schattingen van de "goudenregel"-spaarquote Jonas Lucien De Jaeger 0509647 Promotor: Luc HENS
Nadere informatieVlakke meetkunde. Module 6. 6.1 Geijkte rechte. 6.1.1 Afstand tussen twee punten. 6.1.2 Midden van een lijnstuk
Module 6 Vlakke meetkunde 6. Geijkte rechte Beschouw een rechte L en kies op deze rechte een punt o als oorsprong en een punt e als eenheidspunt. Indien men aan o en e respectievelijk de getallen 0 en
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 13
Extra opgaven hoofdstuk 13 Opgave 1 Stel, dat een markt voor product X zich als volgt ontwikkelt. Aanvankelijk zijn er voor dit product veel aanbieders en veel vragers. Na verloop van tijd loopt de vraag
Nadere informatieHoofdstuk 1 Waarover en hoe denken economen
Hoofdstuk 1 Waarover en hoe denken economen Inleiding Waarover denken economen? = Materiële voorwerp van de economische geschiedenis Hoe denken economen? = Formele voorwerp van de economische wetenschap
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 8
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 8 Open vragen OEFENING 1 a) We maximaliseren de winst als we er voor zorgen dat de laatst geproduceerde eenheid evenveel kost als ze opbrengt, dat de marginale kost in
Nadere informatieOpgave 2 a. Met welke formule berekenen we de integrale kostprijs? b. Hoe noemen we integrale kostprijsberekening ook wel?
Opgaven paragraaf 1.9.1 en 1.9.2 a. Wat wordt verstaan onder direct costing? b. Hoe wordt direct costing ook wel genoemd? c. Wat is de essentie waarom een onderneming kiest voor direct costing? a. Met
Nadere informatieSamenvatting economie
Samenvatting economie Hoofdstuk 1 Economie is de studie over hoe individuen en samenlevingen kiezen om de schaarse hulpbronnen te gebruiken die de natuur en vorige generaties aanbieden. Alle economische
Nadere informatieECONOMIE, EEN INLEIDING DE ONDERNEMING ALS ORGANISATIE S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST
De onderneming als organisatie Doel van onderneming Winstmaximalisatie Beperkingen Technologisch (inputs) Marktomgeving 1 2 De onderneming als organisatie - Inhoudstafel 1. Waarom zijn er ondernemingen?
Nadere informatieOm nu te berekenen hoeveel koelwater er per uur door een leiding stroomt, heb je een vergelijking of formule nodig. Je gebruikt de volgende formule:
Een vergelijking (1) In je dagelijkse werk reken je onbewust vaak met behulp van vergelijkingen of formules. Stel je voor dat je graag wilt weten hoeveel koelwater er per uur door een leiding stroomt.
Nadere informatie1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de
Nadere informatieExact periode 1.2 % 1
Exact periode 1.2 % 1 Rekenen met procenten (%).. Pro-cent betekent eigenlijk per honderd. 8% van 15,6 wordt dus Schrijf als breuk. 10%= 50%= 25%= 37%= 12,5%= 2 Bij procentensommen is het handig om te
Nadere informatieEen model voor een lift
Een model voor een lift 2 de Leergang Wiskunde schooljaar 213/14 2 Inhoudsopgave Achtergrondinformatie... 4 Inleiding... 5 Model 1, oriëntatie... 7 Model 1... 9 Model 2, oriëntatie... 11 Model 2... 13
Nadere informatieHoofdstuk 8: Het Toetsen van Hypothesen (Extra Oefeningen)
Hoofdstuk 8: Het Toetsen van Hypothesen (Extra Oefeningen) 8.16. Men wenst H 0 : p 0.2 te testen tegenover H 1 : p 0.4 voor een binomiale distributie met n 10. Bepaal α en β als de testfunctie gegeven
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur
Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling
Nadere informatieKaarten module 4 derde klas
1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische
1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als
Nadere informatielengte aantal sportende broers/zussen
Oefening 1 Alvorens opgenomen te worden in een speciaal begeleidingsprogramma s voor jonge talentvolle lopers, worden jonge atleten eerst onderworpen aan een aantal vragenlijsten en onderzoeken. Uit het
Nadere informatieProduct 1 Misconceptie Opbrengst = Winst
Product 1 Misconceptie Opbrengst = Winst Vakdidactiek Algemene Economie, Masters jaar 2 In opdracht van: dhr. Peter Voorend Instituut: Hogeschool van Amsterdam Gemaakt door: Natasha Pers Naam docent: Vak:
Nadere informatie1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie
1.9 Direct costing 1.9.1 Direct costing en variabele-kostencalaculatie Direct costing (D.C.) of wel variabele kostencalculatie is de methode van kostencalculatie waarbij alleen de variabele kosten als
Nadere informatie