DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
|
|
- Christel Mertens
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar geproduceerd wordt, wordt in hetzelfde jaar ook geconsumeerd. De tabel hieronder geeft de productiehoeveelheden en de prijzen van de drie goederen in jaar en jaar 2. Bereken eerst de consumentenprijsindex in jaar en jaar 2 (CP I en CP I 2 ), met jaar als basisjaar; bereken daarna de inflatie tussen jaar en jaar 2 als (CP I 2 CP I )/CP I. De inflatie, uitgedrukt in procent, is dan gelijk aan:. 0, 4, 8, 2, 6, 20, 24, 28, 32 of 36; 2., 5, 9, 3, 7, 2, 25, 29, 33 of 37; 3. 2, 6, 0, 4, 8, 22, 26, 30, 34 of 38; 4. 3, 7,, 5, 9, 23, 27, 3, 35 of 39. jaar jaar 2 productiehoeveelheid - van goed van goed van goed prijs - van goed van goed van goed Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Door de stijging van de olieprijzen is de Nederlandse gulden in de jaren 70 van de vorige eeuw nominaal sterk gedeprecieerd t.o.v. de Amerikaanse dollar. II. Door de stijging van de olieprijzen in de jaren 70 van de vorige eeuw daalden de belastinginkomsten voor de Nederlandse overheid (uitgedrukt als procent van het BBP), waardoor de Nederlandse overheid zich verplicht zag ook de overheidsbestedingen drastisch te verlagen (eveneens uitgedrukt als procent van het BBP).. Stelling I is waar; stelling II is waar. 2. Stelling I is waar; stelling II is niet waar. 3. Stelling I is niet waar; stelling II is waar. 4. Stelling I is niet waar, stelling II is niet waar.
2 3. De grafiek hieronder is van. de Dow Jones. 2. de Nikkei units Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Een centrale bank die geconfronteerd wordt met beleggers die massaal de eigen munt verkopen, kan de wisselkoers van de eigen munt constant houden door de interestvoet te verlagen, waardoor de economie wordt gestimuleerd en het BBP toeneemt. II. Verschillende centrale banken in het EMS hebben door de wisselkoerscrisis in september 992 veel vreemde munten verloren.. Stelling I is waar; stelling II is waar. 2. Stelling I is waar; stelling II is niet waar. 3. Stelling I is niet waar; stelling II is waar. 4. Stelling I is niet waar, stelling II is niet waar. 2
3 5. De grafiek hieronder geeft de nominale en de reële effectieve wisselkoers voor Japan sinds 980, waarbij de wisselkoers apprecieert als de curve stijgt, en deprecieert als de curve daalt. Welke curve geeft dan de nominale wisselkoers weer, en welke curve de reële wisselkoers?. De dikke lijn is de nominale effectieve wisselkoers, en de dunne lijn is de reële effectieve wisselkoers. 2. De dikke lijn is de reële effectieve wisselkoers, en de dunne lijn is de nominale effectieve wisselkoers. 20 Japan 00 Index (2000=00) Veronderstel het IS-LM- en het AV-AA-model voor een gesloten economie met adaptieve verwachtingen, en veronderstel dat de economie zich in een langetermijn evenwicht bevindt. Een stijging van het nominaal geldaanbod leidt dan tot. een stijging van de reële interestvoet, zowel op korte als op lange termijn. 2. een stijging van de reële interestvoet op korte termijn, maar geen verandering in de reële interestvoet op lange termijn. 3. een daling van de reële interestvoet, zowel op korte als op lange termijn. 4. een daling van de reële interestvoet op korte termijn, maar geen verandering in de reële interestvoet op lange termijn. 3
4 7. De grafiek hieronder geeft de overheidsschuld in procent van het BBP in Nederland van 993 tot 200. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. De overheidsschuld in de grafiek is de overheidsschuld na aftrek van de waarde van de activa van de Nederlandse overheid. II. De grafiek impliceert dat de Nederlandse overheid tussen 993 en 2000 elk jaar een overschot had op de begroting.. Stelling I is waar; stelling II is waar. 2. Stelling I is waar; stelling II is niet waar. 3. Stelling I is niet waar; stelling II is waar. 4. Stelling I is niet waar, stelling II is niet waar. 00 in procent van het BBP Zijn de volgende stellingen waar of niet waar in het AV-AA-model? I. Bij rationele verwachtingen geldt de klassieke dichotomie niet alleen op lange termijn, maar voor geanticipeerde vraagschokken ook op korte termijn. II. Adaptieve verwachtingen en rationele verwachtingen hebben dezelfde macroeconomische langetermijn implicaties, maar niet dezelfde macro-economische kortetermijn implicaties.. Stelling I is waar; stelling II is waar. 2. Stelling I is waar; stelling II is niet waar. 3. Stelling I is niet waar; stelling II is waar. 4. Stelling I is niet waar, stelling II is niet waar. 4
5 9. Veronderstel een gesloten economie die beschreven wordt door het Keynesiaanse 45 - model, veronderstel dat de consumptiefunctie lineair is en veronderstel dat de overheidsbestedingen bestaan uit een autonome component en een component die proportioneel is met het geaggregeerde inkomen: Y = C + I + G C = C + c(y T ) I = I(r) G = Ḡ + gy T = T Y is de geaggregeerde produktie, C is de geaggregeerde consumptie, I zijn de geaggregeerde investeringen, G zijn de overheidsbestedingen en T zijn de belastingen. r is de reële interestvoet. C, c, Ḡ, g en T zijn parameters. Ḡ zijn de autonome overheidsbestedingen, en de waarden van c en g zijn zo dat 0 < c < and 0 < g < ; veronderstel ook dat c g < c + g < en dat c( g) < c( + g) < (zodat de vier mogelijke antwoorden hieronder allemaal positief zijn). De multiplicator van de autonome overheidsbestedingen is dan gelijk aan:. c g 2. c( g) 3. c+g 4. c(+g) DEEL 2: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 0 tot en met 30 (2 vragen van 6/2 punten = 6 punten) Hieronder wordt beschreven hoe de economie reageert op een daling van de autonome investeringen volgens het IS-LM-model. In de beschrijving zijn hier en daar zinsnedes weggelaten. Vervolledig de beschrijvingen door steeds de meest gepaste zinsnede te zoeken in de lijst waarnaar de term tussen accolades verwijst. De lijst met mogelijke antwoorden zit niet in deze vragenbundel, maar krijg je apart. Maak op je antwoordblad de bolletjes zwart van de cijfers die overeenkomen met de juiste antwoorden. Het antwoord voor de ste weggelaten zinsnede is op je antwoordblad het antwoord van vraag 0, het antwoord voor de 2de weggelaten zinsnede is op je antwoordblad het antwoord van vraag, enz. Het antwoord voor de laatste weggelaten zinsnede is op je antwoordblad het antwoord van vraag 30. Veronderstel dat de economie in evenwicht is op het moment dat ze getroffen wordt door de schok. Veronderstel dat de centrale bank het nominaal geldaanbod constant houdt. 5
6 Beschrijving i. De schok heeft als gevolg dat de geplande geaggregeerde uitgaven {0. verandering} (gegeven de interestvoet). Dit leidt tot een verschuiving {. verschuiving} {2. curve} naar {3. richting}, en een {4. onevenwicht} op de goederenmarkt. ii. Hierdoor begint de geaggregeerde produktie te {5. verandering}. Dit heeft twee gevolgen. Een eerste gevolg is dat het onevenwicht op de goederenmarkt verkleint. Een tweede gevolg is dat {6. variabele} {7. verandering}, wat leidt tot een {8. onevenwicht} op de geldmarkt. De economische agenten proberen daarom obligaties te {9. transactie}, waardoor de interestvoet {20. verandering}, tot de geldmarkt opnieuw in evenwicht is. Deze veranderingen op de geldmarkt worden beschreven door een verschuiving {2. verschuiving} {22. curve} naar {23. richting}. Bovendien heeft de verandering van de interestvoet als gevolg dat {24. variabele} {25. verandering}, waardoor het onevenwicht op de goederenmarkt verder verkleint. Dit alles gaat zo door tot zowel de goederenmarkt als de geldmarkt opnieuw in evenwicht zijn. iii. Vergeleken met de beginsituatie is in het nieuwe evenwicht de geaggregeerde produktie {26. verandering} de geaggregeerde consumptie {27. verandering} de geaggregeerde investeringen {28. verandering} de reële geldhoeveelheid {29. verandering} de interestvoet {30. verandering} DEEL 3: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 3 tot en met 48 (8 vragen van 6/8 punten = 6 punten) Hieronder wordt beschreven hoe de economie reageert op een verlaging van de autonome reële geldvraag volgens het Mundell-Fleming-model. In de beschrijving zijn hier en daar zinsnedes weggelaten. Vervolledig de beschrijvingen door steeds de meest gepaste zinsnede te zoeken in de lijst waarnaar de term tussen accolades verwijst. De lijst met mogelijke antwoorden zit niet in deze vragenbundel, maar krijg je apart. Maak op je antwoordblad de bolletjes zwart van de cijfers die overeenkomen met de juiste antwoorden. Het antwoord voor de ste weggelaten zinsnede is op je antwoordblad het antwoord van vraag 3, het antwoord voor de 2de weggelaten zinsnede is op je antwoordblad het antwoord van vraag 32, enz. Het antwoord voor de laatste weggelaten zinsnede is op je antwoordblad het antwoord van vraag 48. Veronderstel dat de netto-export alleen afhangt van de reële wisselkoers (en niet van het geaggregeerde inkomen). Veronderstel dat de economie in evenwicht is op het moment dat ze getroffen wordt door de schok. Veronderstel dat de economie in evenwicht is op het moment dat ze getroffen wordt door 6
7 de schok. Veronderstel vlottende wisselkoersen. Een stijgende wisselkoers betekent dat de binnenlandse munt apprecieert; een dalende wisselkoers betekent dat de binnenlandse munt deprecieert. Een vraagoverschot op de wisselmarkt betekent dat er meer vraag is naar buitenlandse munten dan aanbod van buitenlandse munten; een aanbodoverschot op de wisselmarkt betekent dat er meer aanbod is van buitenlandse munten dan vraag naar buitenlandse munten. Tenzij anders vermeld verwijzen alle variabelen naar hun binnenlandse waarden. Beschrijving i. De schok heeft als gevolg dat de interestvoet begint te {3. verandering}. Dit leidt echter onmiddellijk tot een {32. stroom} van kapitaal, tot de interestvoet opnieuw gelijk is aan de interestvoet in het buitenland. Deze kapitaalbewegingen veroorzaken een {33. onevenwicht} op de wisselmarkt, waardoor de wisselkoers {34. verandering}. Het gevolg hiervan is dat {35. variabele} {36. verandering}, waardoor er een {37. onevenwicht} ontstaat op de goederenmarkt, zodat de geaggregeerde produktie {38. verandering}. Het effect van de schok en de verandering van de geaggregeerde produktie op het evenwicht op de geldmarkt kan worden afgelezen in een {39. verschuiving} {40. curve} naar {4. richting}. Dit alles gaat zo door tot de economie opnieuw in evenwicht is. ii. Vergeleken met de beginsituatie is in het nieuwe evenwicht de geaggregeerde produktie {42. verandering} de geaggregeerde consumptie {43. verandering} de geaggregeerde investeringen {44. verandering} de netto-export {45. verandering} de reële geldhoeveelheid {46. verandering} de interestvoet {47. verandering} de wisselkoers {48. verandering} 7
8 DEEL 4: Antwoordformulier voor de rekenoefeningen, vragen tot en met 8 (8 vragen van 3/8 punten = 3 punten) Geef alleen de uitkomsten van je berekeningen (géén afleidingen)! Veronderstel een gesloten economie die beschreven wordt door het IS-LM-model: Y = C + I + G C = C(Y T ) I = I(i) M = L(i, Y ) P Y is de geaggregeerde produktie, C is de geaggregeerde consumptie, I zijn de geaggregeerde investeringen, G zijn de overheidsbestedingen, T zijn de belastingen, M is het nominaal geldaanbod, en P is het geaggregeerde prijspeil. i is de interestvoet. G, T, M en P worden exogeen bepaald. Veronderstel de volgende gegevens: G = 500, T = 400, M = 3000, P = 3 C(Y T ) = (Y T ) I(i) = i L(i, Y ) = 2 Y 00i Bereken nu de evenwichtswaarden van de volgende variabelen:. de geaggregeerde produktie Y. 2. de interestvoet i. Veronderstel nu dat het geaggregeerde prijspeil P stijgt van 3 naar 5. Bereken de nieuwe evenwichtswaarden van de geaggregeerde produktie Y en de interestvoet i in de veronderstelling dat de Centrale Bank het nominaal geldaanbod constant houdt: 3. de geaggregeerde produktie Y. 4. de interestvoet i. Bereken de nieuwe evenwichtswaarde van de geaggregeerde produktie Y in de veronderstelling dat de Centrale Bank de interestvoet constant houdt op het niveau dat je gevonden hebt in vraag 2, en bereken het nominaal geldaanbod M dat hiervoor vereist is: 5. de geaggregeerde produktie Y. 6. het nominale geldaanbod M. Bereken de nieuwe evenwichtswaarde van de interestvoet i in de veronderstelling dat de Centrale Bank de geaggregeerde produktie constant houdt op het niveau dat je gevonden hebt in vraag, en bereken het nominaal geldaanbod M dat hiervoor vereist is. 7. de interestvoet i. 8. het nominale geldaanbod M. 8
9 DEEL 5: Antwoordformulier voor de rekenoefeningen, vragen 9 tot en met 4 (6 vragen van 3/6 punten = 3 punten) Geef alleen de uitkomsten van je berekeningen (géén afleidingen)! Veronderstel een kleine, open economie die beschreven wordt door het Mundell-Flemingmodel: Y = C + I + G + NX C = C(Y T ) I = I(r) NX = NX(ε) M = L(i, Y ) P i = i = r = r ε = P e P Y is de geaggregeerde produktie, C is de geaggregeerde consumptie, I zijn de geaggregeerde investeringen, NX is de netto-export, G zijn de overheidsbestedingen, T zijn de belastingen, M is het nominaal geldaanbod, P is het binnenlandse geaggregeerde prijspeil, en P is het buitenlandse geaggregeerde prijspeil. r, r, i en i zijn de binnen- en buitenlandse reële en nominale interestvoeten. ε en e zijn respectievelijk de reële en nominale wisselkoers. G, T, M, P, P, r en i worden exogeen bepaald. Veronderstel de volgende gegevens: G = 250, T = 300, M = 000, P =, P =, r = i = 5 C(Y T ) = (Y T ) I(r) = r NX(ε) = 450 0ε L(i, Y ) = Y 0i Bereken nu de evenwichtswaarden van de volgende variabelen: 9. de geaggregeerde produktie Y. 0. de wisselkoers e. Veronderstel nu dat de overheidsbestedingen G en de belastingen T beide verlagen met 00. Bereken de nieuwe evenwichtswaarden van de geaggregeerde produktie Y en de wisselkoers e in een systeem van vlottende wisselkoersen:. de geaggregeerde produktie Y in een systeem van vlottende wisselkoersen. 2. de wisselkoers e in een systeem van vlottende wisselkoersen. Bereken de nieuwe evenwichtswaarde van de geaggregeerde produktie Y en het nominale geldaanbod M dat hiervoor vereist is in een systeem van vaste wisselkoersen. 3. de geaggregeerde produktie Y in een systeem van vaste wisselkoersen. 4. het vereiste nominaal geldaanbod M in een systeem van vaste wisselkoersen. 9
10 Lijsten voor Deel 2 curve. de IS-curve 2. de LM-curve onevenwicht. vraagoverschot 2. aanbodoverschot richting. rechts 2. links transactie. koopt/kopen 2. verkoopt/verkopen variabele. de consumptievraag 2. de investeringsvraag 3. het nominale geldaanbod 4. de reële geldvraag verandering. stijgt/stijgen/gestegen 2. niet verandert/niet veranderen/niet veranderd 3. daalt/dalen/gedaald verschuiving. van 2. langs
11 Lijsten voor Deel 3 curve. de IS*-curve 2. de LM*-curve onevenwicht. vraagoverschot 2. aanbodoverschot richting. rechts 2. links stroom. instroom 2. uitstroom transactie. koopt/kopen 2. verkoopt/verkopen variabele. de investeringsvraag 2. de netto-export 3. het nominale geldaanbod 4. de reële geldvraag verandering. stijgt/stijgen/gestegen 2. niet verandert/niet veranderen/niet veranderd 3. daalt/dalen/gedaald verschuiving. van 2. langs
12 Oplossingen Deel - Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen. 4. Stel de productiehoeveelheid en de prijs van goed i in jaar t voor als respectievelijk x t,i en p t,i. Aangezien jaar het basisjaar is, is de consumentenprijsindex in jaar gelijk aan : CP I = De consumentenprijsindex in jaar 2 is gelijk aan: CP I 2 = x, p 2, + x,2 p 2,2 + x,3 p 2,3 x, p, + x,2 p,2 + x,3 p, = = 00 =. De inflatie (π) berekend volgens de consumentenprijsindex is dan gelijk aan: π = CP I 2 CP I CP I =. = 0. = % Stelling I: In de jaren 70 zijn verschillende Europese munten t.o.v. de Amerikaanse dollar sterk geapprecieerd (zoals blijkt uit de eerste grafiek van hoorcollege 6). Voor de Nederlandse gulden werd de nominale appreciatie bovendien deels veroorzaakt doordat de prijzen van aardgas in de jaren 70 mee stegen met de olieprijzen (zodat een belangrijk deel van de Nederlandse export duurder werd en de vraag naar Nederlandse gulden toenam). Stelling II: Naarmate de olieprijzen stegen in de jaren 70, steeg ook de prijs van aardgas en de inkomsten voor de Nederlandse overheid. Dit heeft de Nederlandse overheid toegelaten de overheidsbestedingen te verhogen en een zeer expansief fiscaal beleid te voeren Zie lesnota s Zie lesnota s. 5.. Herinner je dat Japan sinds de jaren 90 zeer lage inflatie heeft gekend, en soms zelfs deflatie (in tegenstelling tot de meeste andere landen). Hierdoor is de nominale effectieve wisselkoers sterker geapprecieerd dan de reële effectieve wisselkoers (voor de relatie tussen de appreciatie van de nominale wisselkoers en de appreciatie van de reële wisselkoers, zie Hoofdstuk V). Dus is de dikke lijn de nominale wisselkoers, en de dunne lijn de reële wisselkoers Een stijging van het nominaal geldaanbod leidt op korte termijn tot een verschuiving van de LM-curve naar rechts, zodat de interestvoet op korte termijn daalt. Op lange termijn geldt echter de klassieke dichotomie, en verandert de reële interestvoet niet: op lange termijn stijgt immers het geaggregeerde prijspeil volgens het AV-AA-model, zodat de LM-curve opnieuw naar haar oorspronkelijke positie verschuift Stelling I: De overheidsschuld in de grafiek is de bruto overheidsschuld, niet de netto overheidsschuld. Stelling II: Tussen 993 en 2000 had de Nederlandse overheid meestal een tekort op de begroting; dit heeft zich echter niet vertaald in een stijging van de overheidsschuld in procent van het BBP, omdat het BBP in deze periode zeer sterk is gestegen.
13 8.. Stelling I: Bij rationele verwachtingen doen geanticipeerde vraagschokken de economie niet afwijken van een langetermijn evenwicht, zodat de klassieke dichotomie niet alleen op lange termijn, maar ook op korte termijn geldt voor geanticipeerde vraagschokken. Stelling II: Bij adaptieve verwachtingen doen geanticipeerde vraagschokken de economie wel afwijken van het langetermijn evenwicht, in tegenstelling tot rationele verwachtingen. Dus adaptieve verwachtingen en rationele verwachtingen hebben inderdaad niet dezelfde kortetermijn implicaties. 9.. Veronderstel dat de goederenmarkt in evenwicht is, zodat Y = C +I +G. Als de autonome overheidsbestedingen dan verhogen met Ḡ, zal de evenwichtsproduktie Y veranderen met Y, waarbij Y = C + I + G. Uit de consumptiefunctie volgt dat C = c Y ; uit de investeringsfunctie volgt dat I = 0; en uit de functie voor de overheidsbestedingen volgt dat G = Ḡ + g Y. Hieruit volgt dan dat Y = c Y Ḡ + g Y, zodat ( c g) Y = Ḡ. Hieruit volgt dat Y = c g Ḡ, zodat de multiplicator gelijk is aan c g. Deel 2 - Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen 0. 3,., 2., 3. 2, , 6. 4, 7. 3, 8. 2, 9., 20. 3, 2. 2, 22. 2, 23. 2, 24. 2, , 27. 3, 28. 3, 29. 2, Deel 3 - Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen 3. 3, 32. 2, 33., 34. 3, 35. 2, 36., 37., 38., 39., 40. 2, , 43., 44. 2, 45., 46. 2, 47. 2, Deel 4 - Antwoordformulier voor de rekenoefeningen. Y = 3000, 2. i = 5, 3. Y = 2600, 4. i = 7 5. Y = 3000, 6. M = 5000, 7. i = 5, 8. M = 5000 Deel 5 - Antwoordformulier voor de rekenoefeningen 9. Y = 050, 0. e = 50,. Y = 050, 2. e = 46, 3. Y = 950, 4. M = 900
DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een
Nadere informatieMacro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een blad met antwoordmogelijkheden
Nadere informatiePropedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)
VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief
Nadere informatiePropedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets December 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een lijst
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Januari 2009 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten met
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1 November 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)
DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Hieronder zie je de bevolking in landen met een BBP per hoofd van de bevolking tussen x1
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 2
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 2 November 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Tentamen
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen Juni 2009 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten met antwoordmogelijkheden
Nadere informatieMacro-economie. Oefenpakket ECONOMIE & BEDRIJFSKUNDE, JAAR 1
Macro-economie Oefenpakket ECONOMIE & BEDRIJFSKUNDE, JAAR 1 JoHo Samenvattingen Hoe te verkrijgen? JoHo biedt een compleet pakket samenvattingen aan. In dé studentenwinkels van Nederland vind je bijvoorbeeld
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatie: Macro-economie voor Bedrijfseconomie
TENTAMEN inclusief antwoorden Vaknaam : Macro-economie voor Bedrijfseconomie Vakcode : 330091 Datum tentamen : donderdag 16 mei 2013 Duur tentamen : 3 uur Docent : Dr. B.J.A.M. van Groezen ANR : 649627
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatie6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod
6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten
Nadere informatieMacro-economie examenvragen
Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.
Nadere informatieInleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1
Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse
Nadere informatieProefexamen Macro-economie: verbetering
Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.
Nadere informatieHOOFDSTUK 19: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN 1. Op de beurs van New York worden de volgende koersen genoteerd : 100 JPY = 0,8 USD ; 1 GBP = 1,75 USD en 1 euro = 0,9273 USD. In Tokyo is de notering 1 USD = 140 JPY. In Londen
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert 11-14 december 2015 1. Wat wordt niet meegerekend in het netto nationaal inkomen (nni) van België? A. Lonen van Belgische grensarbeiders
Nadere informatieInleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat.
Bestedingsevenwicht - 1 van 15 MACRO-ECONOMISCH BESTEDINGSEVENWICHT Welke factoren bepalen de grootte van het nationaal inkomen? Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en
Nadere informatie4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt
Nadere informatieUitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit
Nadere informatieHOOFDSTUK 21: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN 1 In een gesloten economie zonder overheid, en waar de ondernemingen niet afschrijven noch winst reserveren, geldt : BNP = Y = consumptie + investeringen, BNP = Y = consumptie
Nadere informatieMACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD
pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn
Nadere informatieEconomie (TEW) - Formule blad
Economie Formuleblad Hoofdstuk 1. Marginaal product van arbeid = de toename in de productie van een goed bij inzet van één extra eenheid arbeid. MPL = X/ L of MPL = dx/dl Hoofdstuk 2. Prijselasticiteit
Nadere informatieHOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER
1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen
Nadere informatieDoorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw boekje.
EXAMEN GLOBALE ECONOMIE 2 september 2017 Reeks 1 Instructies Controle Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw
Nadere informatieAcademiejaar de Kandidatuur EW, TEW en TBK. Macro-economie I. Korte samenvatting van de theorie Oefeningen: Opgaven & Oplossingen
Academiejaar 2004 2005 2 de Kandidatuur EW, TEW en TBK Macro-economie I Korte samenvatting van de theorie Oefeningen: Opgaven & Oplossingen 18 oktober 2004 Inhoudsopgave I Korte samenvatting van de theorie
Nadere informatie20.1 Wat is economische groei?!
20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van
Nadere informatieHOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT
1 HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT 1. PRIJSVORMING OP DE WISSELMARKTEN 1.1. Enkele begrippen Wisselkoers = prijs van de buitenlandse munt, uitgedrukt in nationale munt bv. wisselkoers () van de
Nadere informatieValutamarkt. fransetman.nl
euro in dollar wisselkoers Wisselkoers (ontstaat op valutamarkt) Waarde van een munt uitgedrukt in een andere munt Waardoor kan de vraag naar en het aanbod van veranderen? De wisselkoers van de euro in
Nadere informatieModule 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging
Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit
Nadere informatie1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de
Nadere informatieAuteursrechtelijk beschermd materiaal. De investeringen zijn dus gelijk aan het private sparen en het publieke sparen
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 21 Open Vragen OEFENING 1 a) I. een gesloten economie zonder overheid AA = AV AA = Y = Yb = C + S AV = C + I C+I=C+S en bijgevolg S = I II. een gesloten economie met overheid
Nadere informatieHOOFDSTUK 14: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,
Nadere informatieKorte inhoud. Deel 2 Macro-economische analyse van de vraagzijde 127
Korte inhoud Deel 1 Algemene inleiding 1 Hoofdstuk 1 Macro-economie en macro-economische vraagstukken 3 Hoofdstuk 2 Macro-economische ex-post relaties: productie, inkomen en bestedingen 67 Hoofdstuk 3
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieEindexamen economie vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatieUNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015
MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015 VAK : ECONOMIE 1 DATUM : DINSDAG 16 JUNI 2015 TIJD : 07.45-10.15 UUR Aantal opgaven bij dit vak : 3 Aantal pagina s : 5; Calculator
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 18
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 18 Open vragen OEFENING 1 a) Inkomen is de stroomvariabele, vermogen is de voorraadveranderlijke. Het vermogen is de optelsom van al je inkomens tot nog toe, die je gespaard
Nadere informatieSamenvatting. (Summary in Dutch)
(Summary in Dutch) Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. De jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren periodes van relatief hoge inflatiecijfers in West-Europa, terwijl lage inflatie en deflatie
Nadere informatieEXAMEN DE GLOBALE ECONOMIE 29 augustus 2015 Reeks 1
!Unexpected End of Formula EXAMEN DE GLOALE EONOMIE 29 augustus 2015 Reeks 1 Instructies ontrole Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 30 vragen met viervoudige antwoordkeuze. ontroleer of
Nadere informatiePerscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie
Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur
Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven
Nadere informatieUIT theorie ASAD
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm
Nadere informatieSamenvatting Economie Rekonomie
Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook
Nadere informatieEconomische conjunctuur
Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur
Nadere informatieGa indien nodig naar het toilet voor je aan het examen begint. Tijdens het examen mag je het lokaal niet verlaten.
Voornaam ACHTERNAAM: Studentennummer: Omcirkel de correcte richting (WS = werkstudent): 1 Ba HI 1 Ba TEW 1 Ba TEW WS 2 Ba HI 2 Ba TEW 2 Ba TEW WS 3 Ba HI 3 Ba TEW 3 Ba TEW WS andere Scores: 1 2 3 4 Tot.
Nadere informatieOm een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.
Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende
Nadere informatieVeranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017
Veranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017 100% 100% Gini coefficient = A/A+B Gini =0 dan helemaal gelijke verdeling Gini = 1 dan helemaal ongelijke verdeling Ink Ink A A B B 0% personen
Nadere informatieKeuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl
Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen
Nadere informatieHOOFDSTUK 17: DE GELDMARKT
1 HOOFDSTUK 17: DE GELDARKT 1. GELDSOORTEN 1.1. De geldhoeveelheid in enge zin (1) 1 = CP + D met CP = Chartaal geld, in handen van het Publiek D = giraal geld, in handen van het publiek Chartaal geld
Nadere informatieHandel (tastbare goederen) 61 35 + 26 Diensten (transport, toerisme, ) 5 4 + 1 Primaire inkomens (rente, dividend, ) 11 3 + 8
betalingsbalans Zweden behoort tot de EU maar (nog) niet tot de EMU. Dat maakt Zweden een leuk land voor opgaven over wisselkoersen, waarbij een vrij zwevende kroon overgaat naar een kroon met een vaste
Nadere informatieEindexamen havo economie oud programma 2012 - I
Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede
Nadere informatieAcademiejaar Macro-economie. Meerkeuzevragen bij de hoofdstukken 1-10
Academiejaar 2006 2007 2 de Bachelor EW, TEW en HIR Macro-economie Meerkeuzevragen bij de hoofdstukken 1-10 Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid
Nadere informatieHoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model
Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide
Nadere informatieHoofdstuk 15 Economische relaties
Hoofdstuk 15 Economische relaties Open vragen 15.1 Gegeven is de onderstaande economische kringloop: Verder is nog gegeven dat de afschrijvingen van bedrijven gelijk zijn aan 200. De overheid schrijft
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /03
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatie= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.
1 De wisselmarkt 1.1 Begrip Wisselkoers = de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. bv: prijs van 1 USD = 0,7
Nadere informatie6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE
Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieGroep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115
Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken
Nadere informatieVoorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen
Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen De voorbeelden in de casussen zijn verzonnen door de auteurs en komen niet noodzakelijkerwijs
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Zakelijk boeren 1 maximumscore 1 A, B, D, E, F, H Opmerking
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal
Nadere informatierrte Un iversiteit am ste rd a m Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Algemene Econom ie Uitslag vrrye Universiteit
rrte Un iversiteit am ste rd a m Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Algemene Econom ie Tentamen Opleiding Vakcode Datum Tttd Tijdsduur Onderdelen Waardering Uitslag Opmerking
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieModule 4. aanvulling theorie pag. 2. opgaven uit werkboek.. pag. 12 *** oefenopgaven. pag. 13 ***
Module 4 aanvulling theorie pag. 2 opgaven uit werkboek.. pag. 2 *** oefenopgaven. pag. 3 *** Aanvulling theorie European economies Vroom, sputter, sputter, bang Nov 2th 2004 Is the European recovery over
Nadere informatieExamen VWO. Economische wetenschappen 1 en recht
Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 22 juni 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 33 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven
Nadere informatieDe Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau
Chapter 6 Samenvatting (Dutch summary) De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau van de staatsschuld kan leiden tot oplopende rentelasten die economisch herstel tegengaan. In
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieErrata Economie: oefeningen
1 Errata Economie: oefeningen! Deze correcties gelden alleen voor de eerste druk van 2010! p. 11 Hoofdstuk 1 Open Vraag 1 e) We zetten nu voor het jaar 1990 het BBP van de randzone om in dollars. We delen
Nadere informatiebruto inkomen (per persoon)
Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de
Nadere informatieInleiding tot de Macro-economie Examen juni 2015
Voornaam: ACHTERNAAM: Studentennummer: Scores: 1 2 3 4 5 Tot. Inleiding tot de Macro-economie Examen juni 2015 Lees dit eerst: Het examen duurt maximaal 2,5 uur. Je mag het examen niet verlaten tijdens
Nadere informatieOpgaven hoofdstuk 15 Tijdreeksen: Beschrijvende analyses, modellen en voorspellingen
Opgaven hoofdstuk 15 Tijdreeksen: Beschrijvende analyses, modellen en voorspellingen 15.1 Leg met woorden uit wat het verschil is tussen een Laspeyres index en een Paasche index. 15.2 Het Bruto Binnenlands
Nadere informatieStatistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012
Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 16
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 16 Open Vragen OEFENING 1 Zie de bijgevoegde Excelfile op de website voor de oplossing van deze oefening. OEFENING 2 a) BBPnom ($zone) = (2,5 * 190) + (8 * 65) = 995 b)
Nadere informatieModellen. Hoofdstuk 3
Modellen Hoofdstuk 3 Keynes in model Vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid met geaggregeerde grootheden. Economische modellen worden gebruikt voor voorspellingen en daarop wordt overheidsbeleid
Nadere informatieHoofdstuk 5: De Consument
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2
Nadere informatieAantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen
Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen
Nadere informatieDomein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl
Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die
Nadere informatieCRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context
CRB 2016-0510 SR/LVN 03.02.2016 Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context 2 CRB 2016-0510 Overzicht groei sinds 1996 Onder invloed van de conjuncturele
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele
Nadere informatieCategoriale inkomensverdeling
Categoriale inkomensverdeling - 1 van 5 Categoriale inkomensverdeling 1. Verdeling Het nationaal inkomen dat ontstaat wordt verdeeld over de productiefactoren arbeid, kapitaal en ondernemingsinitiatief.
Nadere informatieDomein Goede Tijden, Slechte Tijden
Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.
Nadere informatieMaak bij de beantwoording van de volgende vraag gebruik van onderstaande grafiek.
Opgave 1 M-vragen Maak bij de beantwoording van de volgende vraag gebruik van onderstaande grafiek. Euros to 1 RL 1 Is in de periode 31 maart 17 april sprake van een devaluatie van de euro ten opzichte
Nadere informatiePersbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB04-112 15 juli 2004 9.30 uur Huishoudens verliezen koopkracht in 2003 In 2003 is het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens voor het eerst in tien jaar
Nadere informatie