Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2"

Transcriptie

1 Antwoorden Economie index hoofdstuk 1 & 2 Antwoorden door een scholier 4442 woorden 8 november keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE INDEX HAVO 4 Hoofdstuk Productie en inkomen in Nederland Opdracht 2 Cartoon De linker persoon meet zijn welvaart af aan het aantal goederen dat hij kan kopen. Dat is afhankelijk van zijn inkomen en de hoogte van de prijzen. De rechter persoon meet zijn welvaart af aan zijn vrije tijd en wat hij dan aan ervaringen en emoties meemaakt. Opdracht 3 Druk op de weg a In 1985 is het verkeer. Tussen 1985 en 2000 nam het autoverkeer toe met 60%. In 2000 is het verkeer 1,6 x = 160. Tussen 2000 en 2006 nam het autoverkeer toe met 26 procent. In 2006 is het verkeer 1,26 x 160 = 201,6. Het procentuele verschil tussen 1985 en 2006: 201, x % = 101,6%. De procentuele verkeerstoename tussen 1985 en 2006 is 101,6%. b Welvaart in enge zin = de hoeveelheid goederen en diensten die iemand kan kopen. Door de toename van het autoverkeer ontstaan er file s. Dat kost tijd en dus ook geld. Als je minder geld overht kan je minder kopen. En dus wordt de welvaart in enge zin aangetast door de toename van het autoverkeer. c Welvaart in ruime zin = ook rekening hen een schoon milieu. Door de toename van het autoverkeer ontstaat er meer luchtvervuiling. En dus wordt de welvaart in ruime zin aangetast door de toename van het autoverkeer. Opdracht 4 Waarmee verdienen we de welvaart? a Vermoedelijk was de productie in de primaire en secundaire sector groter, en de productie in de tertiaire en de quartaire sector lager. Pagina 1 van 13

2 b De landbouw in India is kleinschalig en nauwelijks gemechaniseerd. Daardoor werkt het grootste deel van de beroepsbevolking in de landbouw. c In Nederland werkt 3,2% van de beroepsbevolking in de landbouw; in India 63,8%. Dat is in verhing 19,9 keer zo veel. In Nederland levert de landbouw 2,6% van de totale productie. In India 27,7%. Dat is in verhing 10,7 keer zo veel. In India werken dus in verhing 20 keer zoveel mensen aan een productie die 11 keer zo groot is. Dan is het aantal mensen per product groter dan in Nederland. De landbouw in India is dus arbeidsintensiever dan in Nederland. d In Nederland hebben 3,9 miljoen mensen een internetaansluiting; in India 5 miljoen. Als je alleen naar het aantal aansluitingen kijkt, dan lijkt India welvarender dan Nederland. In Nederland wonen 16,2 miljoen mensen; in India miljoen. In Nederland heeft 24,1% van de Nederlanders een internetaansluiting. In India is dat 0,46%. Als je naar het percentage internetaansluitingen kijkt, dan zie je dat in verhing er meer Nederlanders zijn die zich een internetaansluiting kunnen veroorloven. Dus is de welvaart in Nederland hoger dan in India. NB. Het aantal inwoners van Nederland en India is te berekenen met gegevens uit bron 1. Nationaal inkomen gecorrigeerd voor prijsverschillen is in India miljard dollar. Nationaal inkomen gecorrigeerd voor prijsverschillen per hoofd van de bevolking is in India dollar. Het aantal inwoners in India is miljoen. Nationaal inkomen gecorrigeerd voor prijsverschillen is in Nederland 515 miljard dollar. Nationaal inkomen gecorrigeerd voor prijsverschillen per hoofd van de bevolking is in Nederland dollar. Het aantal inwoners in Nederland is 16,2 miljoen. e Gedaald. De productie per werknemer stijgt met 3,75%. Als hetzelfde aantal mensen werkt, dan zou de productie ook met 3,75% toenemen. Maar de productie neemt toe met slecht 3%. Dat betekent dat er minder mensen hebben gewerkt, dus dat het aantal banen is gedaald. f De feitelijke productie ligt hoger dan de productie die uit de statistieken blijkt. Dat wil zeggen dat er delen van de productie niet worden gezien, omdat daar geen officiële betalingen over worden gedaan. Het gaat dan om het informele circuit, zoals zwart werk, betalen in natura, doe het zelvers, vrijwilligerswerk en werk in de eigen huishing. g De feitelijk productie bestaat uit het formele circuit en het informele circuit samen. formele circuit informele circuit 90% 10% 507,5 miljard??? miljard De productie in het informele circuit 38,4 miljard. De feitelijk productie = 507,5 miljard + 38,4 miljard = 545,9 miljard. 1.3 Het meten van de productie Opdracht 5 Een meubelfabriek produceert a Bosbedrijf Schalken Zaagfabriek Vos Pagina 2 van 13

3 Houthandel Cranendonk Meubelfabriek Breukelen Meubelzaak Huybregts b Omzet = prijs x hoeveelheid. De omzet = x 24 = c Dan krijg je dubbeltellingen, want dan tel je de waarde die is toegevoegd door Meubelfabriek Breukelen, Bosbedrijf Schalken, Zaagfabriek Vos en Houthandel Cranendonk opnieuw mee. d Toegevoegde waarde = verkoopprijs inkoopprijs = = 300 per tafel. Er zijn 24 tafels verkocht. De totale toegevoegde waarde is dus 24 x 300 = e De toegevoegde waarde wordt gebruikt voor de beloning van de productiefactoren. Arbeid ontvangt voor loon Grond ontvangt voor pacht Kapitaal ontvangt aan intrest Toegevoegde waarde Loon Pacht Intrest Winst??? De winst bedraagt f De toegevoegde waarde is gelijk aan de beloning van de productiefactoren. Opdracht 6 Hoeveel produceert een land? a Toegevoegde waarde = verkoop inkoop grond- en hulpstoffen 800 miljard miljard = 600 miljard. b BBP = Toegevoegde waarde bedrijven + toegevoegde waarde overheid BBP = 600 miljard miljard = 720 miljard. c De toegevoegde waarde wordt gebruikt voor de beloning van de productiefactoren. Arbeid ontvangt voor loon 300 mrd. Grond en kapitaal ontvangen samen voor rente en huur 150 mrd. Toegevoegde waarde 720 mrd Loon 300 mrd Rente en huur 150 mrd Winst??? mrd De winst bedraagt 270 miljard. d Hier zijn verschillende antwoorden mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan: Als de loonbelasting wordt verlaagd, dan hen de mensen een hoger nettoloon over. Dan gaan ze meer kopen in de winkels en moeten de fabrieken meer produceren. Dan zijn er meer arbeiders nodig en daalt de werkloosheid. Als de winstbelasting wordt verlaagd, dan hen de bedrijven meer winst over. Dan zijn er meer mensen die een eigen bedrijf willen beginnen. Dan zijn er meer arbeiders nodig en daalt de werkloosheid. Als de winstbelasting wordt verlaagd, dan hen de bedrijven meer winst over. Dan zijn er meer buitenlandse bedrijven die zich in Nederland willen vestigen. Dan zijn er meer arbeiders nodig en daalt de werkloosheid. Opdracht 7 Kijken naar arbeidsproductiviteit a De arbeidsproductiviteit is toegenomen door het gebruik van machines. Pagina 3 van 13

4 b Hier zijn verschillende antwoorden mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan: Maar toch zijn er nog mensen nodig in de fabriek. Opdracht 8 Arbeidsproductiviteit en toegevoegde waarde a De productie is 16 miljoen bakstenen in een jaar. In de fabriek werken 800 personen. De gemiddelde arbeidsproductiviteit = 16 miljoen: 800 = bakstenen per arbeider per jaar. b De toegevoegde waarde is 20 miljoen euro in een jaar. In de fabriek werken 800 personen. De gemiddelde arbeidsproductiviteit = 20 miljoen : 800 = per arbeider per jaar. c De arbeidsproductiviteit is gedaald, want de productie is in verhing minder hard gestegen (+3%) dan het aantal arbeiders (+5%) Of: De arbeidsproductiviteit is gedaald, dat blijkt uit de berekening. De toegevoegde waarde is 20,6 miljoen euro in een jaar In de fabriek werken 840 personen. De gemiddelde arbeidsproductiviteit = 20,6 miljoen: 840 = per arbeider per jaar. d In jaar 1 was de gezamenlijke toegevoegde waarde in de sector industrie en transport: 90,3 mrd + 38,3 mrd = 128,6 miljard euro. In jaar 2 wordt de toegevoegde waarde in de sector industrie: 90,3 mrd x 1,03 = euro. In jaar 2 wordt de toegevoegde waarde in de sector transport: 38,3 mrd x 1,05 = euro. In jaar 2 wordt de gezamenlijke toegevoegde waarde in de sector industrie en transport: 93,009 mrd + 49,215 mrd = 133,224 miljard euro. 133, , x % = 3,6%. 128,6 1.4 De koopkracht van de Nederlandse burger Opdracht 9 Nationaal inkomen en welvaart a x % = 20%. 400 Het nationale inkomen is gegroeid met 20%. b De koopkracht van de burger is gemiddeld gedaald. Het prijsniveau is 10% hoger. Pagina 4 van 13

5 Nationaal inkomen Het reëel inkomen = Prijsniveau Het reëel inkomen was x = 120 Het reëel inkomen wordt = x = 109,1 110 De bevolking is gegroeid met 15% Reëel nationaal inkomen Het reëel inkomen per hoofd van de bevolking = Aantal inwoners Het reëel inkomen per hoofd van de bevolking was x = 109,1 Het reëel inkomen per hoofd van de bevolking wordt x = 94,9 115 Het reëel inkomen per hoofd van de bevolking is met 5,1% gedaald. c Deze economen denken vooral aan immateriële zaken, zoals vrij tijd en een schoon milieu. Zij denken aan de welvaart in ruime zin en dan is het reëel inkomen per hoofd van de bevolking geen goede maatstaf. Opdracht 10 Kees koopt spijkerbroeken a Voor de prijsstijging had Kees 500 kleedgeld per half jaar. De prijs van een spijkerbroek was toen. Kleedgeld Het reëel inkomen = Prijs spijkerbroek 500 Het reëel inkomen was = 5 spijkerbroeken per half jaar. Na de prijsstijging heeft Kees nog steeds 500 kleedgeld per half jaar. De prijs van een spijkerbroek wordt nu 250. Kleedgeld Het reëel inkomen = Prijs spijkerbroek 500 Het reëel inkomen was = 2 spijkerbroeken per half jaar. 250 b Pagina 5 van 13

6 x % = - 60%. 5 De procentuele daling van het reële inkomen is 60%. c Na de verdubbeling heeft Kees kleedgeld per half jaar. De prijs van een spijkerbroek blijft 250. Kleedgeld Het reëel inkomen = Prijs spijkerbroek Het reëel inkomen was = 4 spijkerbroeken per half jaar x % = - 20%. 5 De procentuele daling van het reële inkomen is 20% ten opzichte van de beginsituatie, toen Kees met 500 broeken voor per stuk kocht. Controleopdracht bij wiskundeblok a Jaar Nationaal inkomen (in miljarden euro s) Indexcijfer nationaal inkomen Jaar x = 85,3 375 Jaar Basisjaar = Jaar x = Jaar x = b Het nationaal inkomen is met 28% gestegen ten opzichte van het basisjaar. c Pagina 6 van 13

7 480 mrd mrd x % = + 12,5%. 480 mrd d Jaar Nationaal inkomen (in miljarden euro s) Indexcijfer nationaal inkomen Jaar x = 76 Jaar x = 89 Jaar 1 Basisjaar = Jaar x = 114 e Jaar Nationaal inkomen (in miljarden euro s) Indexcijfer nationaal inkomen Jaar x = Jaar x = Jaar x = Jaar Basisjaar = Opdracht 11 Koopkracht en looneisen Bron 11 Pagina 7 van 13

8 Jaar Nationaal inkomen in miljarden euro Index van het nationaal inkomen Bevolkingsomvang x miljoen Index van de bevolkingsomvang Prijsindex Jaar a Nationaal inkomen Het inkomen per hoofd van de bevolking = Aantal inwoners 200 mrd Het inkomen per hoofd van de bevolking was = mln Het nationaal inkomen wordt 1,25 x 200 mrd = 250 mrd. Het bevolking wordt 1,06 x 8 miljoen = 8,48 miljoen personen. 250 mrd Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt = ,48 mln b Het inkomen per hoofd van de bevolking was x = 125 Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt x = 117, c Dat mag met de echte getallen: x % = + 17,9% Het mag ook met de indexcijfers: 117, x % = = + 17,9%. d Ja. De loonindex in jaar 5 is hoger dan de prijsindex. Dat betekent dat het (nominale) loon procentueel meer is gestegen dan de gemiddelde prijsstijging. De econoom van de werkgeversorganisatie stelt dat de bedrijven het moeilijk hebben. Om te voorkomen dat er banen verloren gaan, mag volgens deze econoom de looneis voor jaar 6 maximaal gelijk zijn aan de procentuele stijging van de arbeidsproductiviteit in dat jaar. e Volgens deze econoom mag de looneis voor jaar 6 maximaal gelijk zijn aan de procentuele stijging van de arbeidsproductiviteit in dat jaar. Het gaat dus over de procentuele stijging van de arbeidsproductiviteit in jaar 6. Pagina 8 van 13

9 103,6 102, x % = + 1,47%. 102,1 f De vakbond vindt dat de koopkracht in jaar 6 niet lager mag zijn dan in jaar 5. Dan moet de loonstijging procentueel even groot zijn als de stijging van de prijzen. De prijsindex stijgt van 102,2 naar 104,8. 104,8 102, x % = + 2,54%. 102,2 1.5 Het meten van de inflatie in Nederland Opdracht 12 Wat zie je? a Hier zijn verschillende antwoorden mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan: Aanbiedingen in de supermarkt. Prijsverlagingen door concurrentie. b Inflatie = stijging van het algemeen prijsniveau. Door de prijsverlagingen in de supermarkt, zal het algemeen prijsniveau niet zo hard stijgen. Opdracht 13 Het examencijfer (7 0,10) + (5,5 0,20) + (4 0,10) + (7,5 0,20) + (5 0,10) + (6 0,30) = 6,0 Opdracht 14 De CPI berekenen a Jaar 0 is het basisjaar. Dan is de index van het loon. In jaar 4 is de index van het loon 110. Dan is het loon met 10% gestegen. In jaar 3 is de index van het loon 105. In jaar 2 is de index van het loon 105. Dan is het loon met 0% gestegen. b Minimumloon Het reëel inkomen = Consumenten Prijs Index Het reëel inkomen in jaar 0 = x = 110 Het reëel inkomen in jaar 4 = x = 95, De koopkracht in jaar 4 is ten opzichte van jaar 0 gedaald met 4,3%. Als je de verandering van de koopkracht van jaar 4 ten opzichte van jaar 3 berekent, is jaar 3 het jaar waar je van uit gaat. Dat is dus het basisjaar geworden. Jaar Nieuw Indexcijfer Minimumloon Nieuw Indexcijfer CPI Pagina 9 van 13

10 3 Nieuwe basisjaar x = 104,7 104, x = 104,5 110 Minimumloon Het reëel inkomen = Consumenten Prijs Index Het reëel inkomen in jaar 3 = x = 104,7 Het reëel inkomen in jaar 4 = x =,2. 104,5 De koopkracht in jaar 4 is ten opzichte van jaar 3 gestegen met 0,2%. c Budgetonderzoek. d voeding 18 x 108 = kleding 6 x 105 = 630 huisvesting 34 x 116 = recreatie en vervoer 22 x 107 = overige 20 x 104 = Totaal In het jaar 2002 het consumentenprijsindexcijfer in Nederland is : = 109,52 e In 1995 was het bedrag De familie Kip past dat bedrag elk jaar aan op basis van de Nederlandse consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het jaar 1995 is het basisjaar. Dan is het indexcijfer. Her CPI is pas bekend, als het jaar al voorbij is. Voor de vakantie in het jaar 2003 is het CPI van 2003 dus nog niet bekend Als je uitgaat van het CPI 2002 dan hebben zij voor de vakantie in 2003 ter beschikking: 1,0952 x = 3.285,60. f Goedkoper. In het consumentenprijsindex in 2003 van enkele artikelen is het gemiddelde in de Europese Unie. Bij het artikel restaurant is het indexcijfer van Portugal lager dan van Nederland. Dus is het uit eten gaan in Portugal goedkoper dan in Nederland. Of: Tijdens de vakantie gaat de familie elke dag in een restaurant eten. Bij een vakantie in Nederland zou dat 50 per Pagina 10 van 13

11 dag kosten. Nederland Portugal ??? In Portugal zou dat 34,69 kosten. Hoofdstuk Introductie Opdracht 1 Werknemer of zelfstandige? a De filiaalchef levert alleen arbeid. Daarmee verdient hij loon. Iemand met een eigen supermarkt levert arbeid, maar stopt ook nog eens geld in zijn bedrijf. Hij wil dus een beloning ontvangen voor het werk, voor zijn geld en voor het risico dat hij loopt om zijn geld kwijt te raken. b De omzet stijgt met 7,6% ten opzichte van vorig jaar. Het volume steeg met 1,2%. Volume is een ander woord voor afzet, of hoeveelheid. Omzet = prijs x hoeveelheid. x De omzet was =. Prijs? x 101,2 De omzet wordt = 107,6 Prijs x 1,012 = 107,6 Prijs = 107,6 : 1,012 = 106,3. De prijs was en wordt 106,3. De prijs is dus met 6,3% gestegen. c De economische vooruitzichten zijn gunstig. Dat wil zeggen dat het nationaal inkomen zal stijgen. Een hoger inkomen leidt tot hogere consumptieve bestedingen. Maar de consumptieve bestedingen aan aardappelen, groente en fruit zullen slechts beperkt stijgen, omdat je niet opeens veel meer gaat eten als je meer inkomen hebt. Nederland is een rijk land en bij iedereen is in deze behoeften al voorzien. De vraag naar primaire levensbehoeften zal dus nauwelijks toenemen als het inkomen stijgt. d Nee. De omzetstijging in de supermarkt is gebaseerd op een zeer uitgebreid assortiment. Het hangt er dus van af waar de supermarkt zijn omzetgroei vandaan haalt. De AGF-zaken zijn gespecialieerd in een zeer beperkt assortiment en de consumptieve bestedingen aan aardappelen, groente en fruit zullen slechts beperkt stijgen. Bovendien zijn de veranderingen in de omzet vooral het gevolg van prijsstijgingen en/of prijsdalingen en niet van veranderingen in de afzet. e Groei BBP. Als het inkomen stijgt gaan mensen duurdere en luxere producten kopen. Er worden dan minder kroppen sla verkocht en meer voorverpakte gesneden en gemengde salades. Uitvoergroei. Als er veel voedsel uit Nederland wordt geëxporteerd, zal het voor de supermarkt en de AGF-winkels moeilijker en duurder zijn om Nederlandse producten in hun schappen te leggen. 2.3 Externe verslaggeving Opdracht 5 Posten op de balans a Grondstoffen zijn vlottende activa, omdat ze op korte termijn worden omgezet in eindproducten en als die worden Pagina 11 van 13

12 verkocht leveren ze geld op. (Vlottende activa zijn zaken die op korte termijn in geld kunnen worden omgezet.) b Als een bedrijf goederen aflevert en zij worden niet gelijk betaald, dan hebben zij nog geld tegoed van de afnemer. Die komt dan als debiteur op de balans van de leverancier. Als een bedrijf goederen ontvangt die zij niet gelijk betalen, dan hebben zij nog een schuld aan de leverancier. Die komt dan als crediteur op de balans van de afnemer. c Als je rood staat, dan heb je een debet-saldo. Dan krijgt de bank nog geld van jou. Op de balans van de bank sta jij dus als debiteur. Als je in de plus staat, dan heb je een credit-saldo. Dan moet de bank jou dat geld kunnen geven als je het nodig hebt. Op de balans van de bank sta jij dus als crediteur. d Nee. Het balanstotaal van een bedrijf kan ook toenemen doordat de bezittingen evenveel toenemen als de schulden. (Voorraad en crediteuren) doordat de bezittingen evenveel afnemen als de schulden. (Banksaldo en hypotheeklening) e Nee. Het eigen vermogen van een bedrijf kan ook toenemen door de emissie van nieuwe aandelen. door het reserveren van een deel van de winst. doordat de bezittingen in waarde stijgen, terwijl de schulden even groot blijven. f - Bij de vaste activa. - Vlottende activa. - Crediteuren. - Vaste activa. Dat geldt voor spaartegoeden op naam van een bedrijf bij een bank. Op de balans van de bank ligt het natuurlijk anders. - De omzet hoort niet op de balans, maar op de resultatenrekening. Opdracht 6 De balans van Davsan BV a Eigen vermogen = Totaal bezit schulden = = b Inventaris is de inrichting van je kantoor of winkel. Het zijn bezittingen die in je winkel staan, die je niet wilt verkopen, zoals de verlichting, de kassa en de schappen. c DavSan heeft geleend van de Rabobank. Maar ze hebben het geld nog niet uitgegeven. Daarom staat het zo lang op de spaarrekening. d Dat is een leerling die een bijles heeft gevolgd, maar waar de ers nog niet voor hebben betaald. Opdracht 7 De resultatenrekening en de toegevoegde waarde a Kosten staan links. Opbrengsten staan rechts. Er wordt verlies geleden als de kosten groter zijn dan de opbrengsten. Dan is het linker getal groter dan het rechter getal. Om de resultatenrekening in evenwicht te brengen moet er aan de rechterkant iets worden opgeteld. Het verlies wordt dus rechts genoteerd. b Derden zijn mensen die niet werken bij DavSan. Diensten van derden worden dus geleverd door andere bedrijven. Dat kan zijn: transport, verzekeringen, juridisch advies, schoonmaak, beveiliging en enzovoorts. c Afschrijvingen zijn kosten, maar ze worden niet betaald. Het zijn dus geen uitgaven. d Een aflossing is iets teruggeven, dat je vroeger hebt geleend. Het is een vorm van eigendomsoverdracht. Dat zijn geen kosten en daarom staan ze niet op de resultatenrekening. Rente is een soort huur voor het gebruik van het geleende geld. Dat zijn wel kosten en daarom staan die wel op de resultatenrekening. e Bruto toegevoegde waarde = Omzet inkoopwaarde door derden verrichte diensten. Pagina 12 van 13

13 Bruto toegevoegde waarde = = Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde afschrijvingen. Netto toegevoegde waarde = = Opdracht 8 De balans van DavSan BV aan het eind van het jaar a Eigen vermogen = Totaal bezit schulden = = b Het eigen vermogen was Het eigen vermogen wordt Het eigen vermogen is toegenomen met = c De schuld bij de Rabobank was De schuld bij de Rabobank wordt Er is het afgelopen jaar afgelost op de lening bij de Rabobank. d Er is afgeschreven op de computers. 2.4 De economische kijk: voorraadgegevens en stroomgegevens Opdracht 9 Stroom en voorraad a De vervangingsinvesteringen vervangen de versleten machines die zijn afgeschreven. Hierdoor blijft de totale kapitaalgoederenvoorraad gelijk. De vervangingsinvesteringen zijn euro. Dat is 40% van de totale investeringen. vervangingsinvesteringen totale investeringen ??? 40% % De totale investeringen zijn De uitbreidingsinvesteringen zijn 60% van de totale investeringen. totale investeringen uitbreidingsinvesteringen ??? % 60% De uitbreidingsinvesteringen zijn Door de uitbreidingsinvesteringen neemt de kapitaalgoederenvoorraad toe. Het bedrijf heeft aan het begin van een jaar een kapitaalgoederenvoorraad van De uitbreidingsinvesteringen zijn De waarde van de kapitaalgoederenvoorraad is aan het eind van het jaar b De kapitaalgoederenvoorraad op een bepaald moment is hier de voorraad. De investeringen per jaar zijn hier de stroom, Pagina 13 van 13

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Samenvatting Economie Rekonomie

Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober 2015 6,7 9 keer beoordeeld Vak Economie De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Productiefactoren: arbeid, ondernemerschap, kapitaal

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 april 2004 7,4 17 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2020 woorden 10 maart 2009 8,2 49 keer beoordeeld Vak Economie Productie en ruilen. Als je zelfvoorzienend bent dan produceer je goederen

Nadere informatie

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst 4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst De arbeidsvoorwaarden van veel werknemers zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een overeenkomst die per bedrijf of bedrijfstak wordt afgesloten

Nadere informatie

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat.

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat. Antwoorden door een scholier 1631 woorden 8 april 2005 7,1 39 keer beoordeeld Vak M&O M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat. Resultatenbegroting

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten. Verslag door F. 1863 woorden 23 juni 2012 8,8 5 keer beoordeeld Vak Economie 7.1 productie en behoeften Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

UIT balans en resultatenrekening

UIT balans en resultatenrekening Inzicht in winst. Bedrijven zijn verplicht een bedrijfsadministratie te voren. De belangrijkste onderdelen van de bedrijfsadministratie zijn de balans en de resultatenrekening. Het gevolg van het verplaatsen

Nadere informatie

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele

Nadere informatie

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen

Nadere informatie

Lesbrief Rekonomie havo 2 e druk

Lesbrief Rekonomie havo 2 e druk Hoofdstuk 1. 1.11 a. 102,4 88,8 c. 25,4 d. 204,0 Rekenen 1.12 a. 4.700 52.500 c. 9.000 d. 108.000 1.13 1.945 miljoen is 1,945 miljard. 76 miljard/1,945 miljard = 39,07. Of: 76 miljard is 76.000 miljoen.

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

Werken of vrije tijd?

Werken of vrije tijd? Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437

Nadere informatie

Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei

Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei (groeifactoren) terugrekenen in de tijd (met groeifactoren) nominaal,

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2001-I

Eindexamen economie 1 havo 2001-I Eindexamen economie havo 2-I 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Maximumscore centrale

Nadere informatie

Kaarten module 4 derde klas

Kaarten module 4 derde klas 1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: =

1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: = Hoofdstuk 1 Rekenen 1.1 a. Bij het afronden van 5,45 op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma. Dat is een 4, dus moet je naar beneden afronden. 5,45 wordt dan een 5. b. De docent

Nadere informatie

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis)) Samenvatting door een scholier 421 woorden 11 maart 2002 6 51 keer beoordeeld Vak Economie Economie Lesbrief Welvaart Hoofstuk 1 Goederen Diensten Materieel Immaterieel Stoffelijk

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl) Economie 1 (nieuwe stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 18 mei 13.30 16.00 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 63 punten te behalen; het examen bestaat uit 34 vragen.

Nadere informatie

6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5

6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5 Samenvatting door M. 884 woorden 28 december 2015 6,1 5 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 5 1 Stroomgrootheden: meten tijden een bepaalde periode sparen, lenen, inkomen etc Voorraadgrootheden:

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Samenvatting Economie Jong & Oud

Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting door S. 1109 woorden 25 april 2017 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: School of baantje Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties

Nadere informatie

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk Hoofdstuk 1. 1.16 C. School of baantje 1.17 a. 200/ 10 = 20 keer. b. Zie figuur. c. Zie figuur. d. 15 keer naar de bioscoop kost hem 150. Er blijft dan nog 50 over voor tijdschriften. Hij kan nog 50/5

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

Bruto binnenlands product

Bruto binnenlands product Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen

Nadere informatie

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten. Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding

Nadere informatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie Samenvatting door J. 1369 woorden 10 februari 2014 5,5 2 keer beoordeeld Vak Economie 3.1 a -werken als werknemer: in dienst van bedrijf, solliciteren

Nadere informatie

Wat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid,

Wat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid, Wat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid, etc), over een bepaalde periode. Het volume van het vergelijkingsmoment

Nadere informatie

Indexcijfers. - We rekenen volumes van allerlei zaken om naar procenten - We vergelijken vervolgens die cijfers om conclusies te trekken

Indexcijfers. - We rekenen volumes van allerlei zaken om naar procenten - We vergelijken vervolgens die cijfers om conclusies te trekken Wat is een? Binnen de economie vergelijken we vaak procentuele ontwikkelingen. Die ontwikkelingen zijn in geld uitgedrukt soms lastig te doorzien. Zo wordt de economische groei van een land uitgedrukt

Nadere informatie

UIT loonruimte en AIQ v1.1

UIT loonruimte en AIQ v1.1 Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.

Nadere informatie

De prijs van een cd is gestegen met 25% ten opzichte van het basisjaar.

De prijs van een cd is gestegen met 25% ten opzichte van het basisjaar. Indexcijfers Berekenen van het prijsindexcijfer Bij economie moet je vaak prijzen met elkaar vergelijken. Door inflatie stijgen de prijzen. Om de prijzen makkelijk met elkaar te vergelijken maken we gebruik

Nadere informatie

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening. Hoofdstuk 5 Werken in een eigen bedrijf 5.1 a. De bezittingen zijn altijd door iemand gefinancierd: door de eigenaar (eigen vermogen) en/of door iemand die een lening verschaft (vreemd vermogen). b. Het

Nadere informatie

Financiële aspecten van de planning

Financiële aspecten van de planning 14 hoofdstuk Financiële aspecten van de planning 14.1 B 14.2 A 14.3 D 14.4 D 14.5 D 14.6 C 14.7 C 14.8 C 14.9 A 14.10 D 14.11 B 14.12 D 14.13 C 1 12 18.000 = 1.500 14.14 A 14.15 C Ontvangen wordt november,

Nadere informatie

4.1 Klaar met de opleiding

4.1 Klaar met de opleiding 4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct. Samenvatting door G. 1151 woorden 21 januari 2015 7,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Paragraaf 3: 3.1: Produceren: is het maken van goederen of het leveren van diensten. Een product

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Domein E: Concept Ruilen over de tijd 1. Het bruto binnenlands product is gestegen met 0,9%. Het inflatiepercentage bedraagt 2,1%. Bereken de reële groei van het BBP. 2. Waarmee wordt het inflatiepercentage gemeten? 3. Lees de onderstaande

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Examen HAVO - Compex. economie 1 Compex

Examen HAVO - Compex. economie 1 Compex economie 1 Compex Examen HAVO - Compex Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 31 mei Totale examentijd 3 uur 20 06 Vragen 1 tot en met 21 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3 Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3 Samenvatting door een scholier 1298 woorden 30 november 2008 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 1. 1.1 Organisaties. Organisatie:

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Examencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie

Examencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie Voorbereidende opgaven VWO Examencursus economie Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Kees begint voor zichzelf (of niet)! Kees begint voor zichzelf (of niet)! Bij de beantwoording van de vragen 10 tot en met 14 moet je soms gebruikmaken van informatiebron 6 in de bijlage. Deze staat helemaal onderaan Kees Baving is ontslagen.

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8 Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m 1.4 + 1.7, 1.8 Samenvatting door K. 958 woorden 9 november 2013 6,5 13 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Samenvatting aardrijkskunde paragraaf

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

bruto inkomen (per persoon)

bruto inkomen (per persoon) Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen economie 1 vwo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II Opgave 1 CAO-overleg: loon of werk? Bij de CAO-onderhandelingen voor een komend jaar in de industrie wordt uitgegaan van de volgende prognose: inflatie 2,3% stijging arbeidsproductiviteit in de industrie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 NIVEAU: HAVO EAMEN: 2002-I De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die

Nadere informatie

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede

Nadere informatie

Eindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II

Eindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II BEOORDELINGSMODEL Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. HET GROTE ONDERNEMERSSPEL 1 B 2 A 3 maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste berekening: Loonkosten in twee jaar:

Nadere informatie

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen Economie module 4 Ruilen in de tijd 27 blz. werkboek = 1 ½ blz. per les H1 par 1 & 2 vb.1 O O sparen om tijd storting + rente iets te kopen goederen kopen vb.2 O O geld lenen om tijd aflossing + rente

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten

Nadere informatie

De resultatenrekening

De resultatenrekening De resultatenrekening format resultatenrekening kosten/uitgaven en opbrengsten/ontvangsten afschrijvingen rente eindbalans Joop Lengkeek Kamer H0.012 Email: Lengkeek.J@NHTV.nl www.jooplengkeek.nl 1 De

Nadere informatie

Verdieping Management en Organisatie (M&O) 3havo/vwo

Verdieping Management en Organisatie (M&O) 3havo/vwo Sectie economie 2012-2013 1 Verdieping Management en Organisatie (M&O) 3havo/vwo In de bovenbouw kunnen jullie in de vrije ruimte het vak M&O opnemen. Het is daarom handig om dit jaar al een aantal lessen

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Bedrijfseconomie voor Notariëlen Week 1

Collegeaantekeningen Bedrijfseconomie voor Notariëlen Week 1 Collegeaantekeningen Bedrijfseconomie voor Notariëlen Week 1 2017-2018 Bedrijfseconomie voor notariëlen week 1 HC 1, 4 september 2017 Inleiding in de jaarrekening Voor de waardebepaling van een bedrijf

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2005-I

Eindexamen economie 1 havo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 gelijk Uit de verklaring moet blijken dat in

Nadere informatie