0 INHOUDSOPGAVE A 1 CONSUMENTEN 5

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "0 INHOUDSOPGAVE A 1 CONSUMENTEN 5"

Transcriptie

1 0 Inhoudsopgave 0 INHOUDSOPGAVE A 0.1 HET DOEL VAN DE ECONOMISCHE WETENSCHAP BEHOEFTE SCHAARSE MIDDELEN NUTTIGHEID EN KEUZEPROBLEEM DE PRODUCTIEFACTOREN DE METHODE DE CETERIS PARIBUS-CLAUSULE MICRO-, MESO-, MACRO-ECONOMIE 4 1 CONSUMENTEN DE KEUZE VAN DE OPTIMALE GOEDERENCOMBINATIE PREFERENTIES BUDGET EN PRIJZEN DE PRIJSVRAAGCURVE DE AFLEIDING VAN DE INDIVIDUELE VRAAGCURVE VERSCHUIVINGEN VAN DE INDIVIDUELE VRAAGCURVE COLLECTIEVE OF MARKTVRAAGCURVE DE ELASTICITEIT VAN DE VRAAG DE PRIJSELASTICITEIT VAN DE VRAAG DE KRUISELINGSE PRIJSELASTICITEIT VAN DE VRAAG DE INKOMENSELASTICITEIT VAN DE VRAAG HET CONSUMENTENGEDRAG IN BELGIË HET BESTEDINGSPATROON VAN DE BELGISCHE PARTICULIEREN HET SPAARGEDRAG VAN DE BELGISCHE PARTICULIEREN Factoren die het spaargedrag van de gezinnen bepalen Verloop van de spaarquote van de Belgische huishoudens METING VAN DE PRIJZEN, HET INDEXCIJFER DER CONSUMPTIEPRIJZEN VOORWAARDEN WAARAAN HET INDEXCIJFER ALS PRIJSMETER MOET VOLDOEN HET INDEXCIJFER DER CONSUMPTIEPRIJZEN 17 2 PRODUCTEN DE BEPALING VAN DE OPTIMALE PRODUCTIEGROOTTE HET KOSTENVERLOOP Productieverloop of het verloop van de fysieke productie De productiekosten De totale constante kosten De totale variabele kosten De totale kosten De gemiddelde en marginale kosten HET OPBRENGSTENVERLOOP DE OPTIMALE PRODUCTIEGROOTTE BIJ VOLKOMEN CONCURRENTIE DE AFLEIDING VAN DE AANBODCURVE DE INDIVIDUELE AANBODCURVE 22 Economie 1a

2 2.2.2 DE COLLECTIEVE AANBODCURVE DE PRIJSELASTICITEIT VAN HET AANBOD 23 3 PRIJSVORMING MARKT EN MARKTVORMEN DE VOLKOMEN CONCURRENTIE KENMERKEN HET MARKTEVENWICHT BIJ VOLKOMEN CONCURRENTIE DYNAMISCHE VRAAG- EN AANBODRELATIES (=SPINNENWEBTHEOREMA) DE ONVOLKOMEN CONCURRENTIE HET MONOPOLIE Kenmerken Het evenwicht van de monopolist HET OLIGOPOLIE DE MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE HET PRIJSBELEID IN BELGIË 27 4 MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDEN DE ECONOMISCHE KRINGLOOP GESLOTEN ECONOMIE ZONDER OVERHEID De productie van consumptiegoederen De productie van consumptie- en investeringsgoederen GESLOTEN ECONOMIE MET OVERHEID OPEN ECONOMIE DE NATIONALE REKENINGEN DE PRAKTIJK DE BETEKENIS VAN DE NATIONALE REKENINGEN EEN EVOLUTIESCHETS VAN DE BELGISCHE ECONOMIE ( 97-03) DE OORSPRONG VAN HET BBP VOLGENS DE ACTIVITEITSKLASSE DE VERDELING VAN HET BBP OVER DE PRODUCTIEFACTOREN DE BESTEDING VAN HET BBP De particuliere consumptie De overheidsconsumptie Brutokapitaalvorming De investeringen van vennootschappen De particuliere investeringen Overheidsinvesteringen De netto-uitvoer 41 5 NATIONAAL INKOMEN EN WERKGELEGENHEID INLEIDING DE MACRO-ECONOMISCHE CONSUMPTIE- EN SPAARFUNCTIE EEN EENVOUDIGE CONSUMPTIE- EN SPAARFUNCTIE UITBREIDING VAN DE COMSUMPTIE- EN SPAARFUNCTIE MET AUTONOME CONSUMPTIE DE INVESTERINGSFUNCTIE HET EVENWICHTSINKOMEN WIJZIGING VAN DE CONSUMPTIE- EN/OF INVESTERINGSNEIGING WIJZIGING VAN DE CONSUMPTIENIJGING 43 Economie 1b

3 5.5.2 WIJZIGING VAN DE INVESTERINGSNEIGING DE INVESTERINGSMULTIPLICATOR DE ACCELERATOR DE WERKGELEGENHEID DE HOOGTE VAN HET NATIONAAL INKOMEN EN DE TEWERKSTELLING DE WERKLOOSHEID: SOORTEN EN OORZAKEN DE EVOLUTIE VAN DE WERKLOOSHEID Het aanbod van arbeidskrachten De vraag naar arbeidskrachten De werkloosheid over een periode DE BESTRIJDING VAN DE WERKLOOSHEID HET BELGISCHE WERKGELEGENHEIDSBELEID DE BELGISCHE LOONINDEXERING HET PRINCIPE VAN DE BELGISCHE LOONINDEXERING DE DOELSTELLINGEN VAN DE BELGISCHE LOONINDEXERING DE GEVAREN VERBONDEN AAN DE BELGISCHE LOONINDEXERING GELD, MONETAIR BELEID EN INFLATIE HET GELD FUNCTIES VAN HET GELD DE HISTORISCHE ONTWIKKELING VAN GELD Chartaal geld Giraal geld Quasi geld GELDSUBSTITUTIE GELDSCHEPPING HET MONETAIRE EVENWICHT DE MONETAIRE POLITIEK VAN HET EUROSYSTEEM DE MONETAIRE BELEIDSINSTRUMENTEN DE GELDMARKT HET INFLATIEVERSCHIJNSEL BEGRIP OORZAKEN VAN DE INFLATIE GEVOLGEN VAN INFLATIE BESTRIJDING VAN DE INFLATIE DE INFLATIE OVER DE PERIODE DEFLATIE 56 7 HET INTERNATIONAAL BETALINGSVERKEER DE WISSELMARKT BEGRIP DE HOOGTE VAN DE WISSELKOERS De vraag naar en het aanbod van vreemde valuta s WISSELKOERSSYSTEMEN DE EVOLUTIE VAN HET INTERNATIONALE MONETAIRE SYSTEEM BETALINGSBALANS 60 8 HET INTERNATIONALE HANDELSVERKEER 60 9 CONJUNCTUUR EN ECONOMISCHE GROEI 60 Economie 1c

4 9.1 DE CONJUNCTUUR BESCHRIJVING VERKLARING DE CONJUNCTUURPOLITIEK DE ECONOMISCHE GROEI BEGRIP DETERMINANTEN VAN DE GROEIBEWEGING DE VOORDELEN VAN DE ECONOMISCHE GROEI 61 Economie 1d

5 0.1 Het doel van de economische wetenschap De mens zit met een groot aantal behoeften moeten betaald worden met geld vb: behoefte om te verplaatsen infrastructuur BEHOEFTEN Veelvuldig CONFRONTATIE KEUZEPROBLEEM = met gegeven midelen een maximale behoeftebevrediging bereiken = economisch principe MIDDELEN Schaars en nuttig Behoefte Een behoefte is het aanvoelen van een tekort en het streven dit tekort te bevredigen (subjectief karakter). Menselijke behoeften zijn talrijk en van allerlei aard: Primaire of levensnoodzakelijke behoeften: niet van materiële aard. vb: voeding, kleding, huisvestiging Immateriële behoefte: komen op de voorgrond wanneer de maatschappij zich ontwikkelt. vb: onderwijs, ontspanning, geneeskundige verzorging Collectieve of gemeenschappelijke behoefte: gelijkaardig voor een groot aantal personen. vb: onderwijs, wegen, bejaardenzorg, recreatiezones. Individuele behoeften: subjectiever, worden bevredigd dankzij de inspanningen van personen en hun gezin. vb: voeding, kledij, huisvesting, ontspanning Schaarse middelen Schaarse of economische goederen, zijn middelen waarover de consument beschikt om zijn talrijke behoeften te bevredigen, en in beperkte mate beschikbaar zijn. Schaars is echter geen synoniem van zeldzaam. Een schaars middel kan men dan ook definiëren als een middel waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare hoeveelheid zou overtreffen indien het gratis ter beschikking stond. Economie 2

6 0.1.3 Nuttigheid en keuzeprobleem Goederen en diensten zijn dus nuttig omdat ze behoeften bevredigen. De behoeftebevrediging die ontstaat bij het eten van bv. Mosselen met fritten is niet bij iedereen hetzelfde. Het economische principe: De mens tracht met zijn beschikbare middelen zo te kiezen, dat hij volgens zijn shcatting een maximale behoeftebevrediging bereikt. De economie kunnen we bijgevolg definiëren als de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften met behulp van schaarse middelen. 0.2 De productiefactoren Vrije goederen Economische goederen o Consumptiegoederen Verbruiksgoederen Gebruiksgoederen o Investeringsgoederen Vlot Duurzaam (= kapitaalgoederen) Niet-schaarse goederen noemt men vrije goederen. Ze zijn in de natuur zo overvloedig aanwezig dat de volledige behoefte aan dergelijke goederen kan worden bevredigd. Vb: lucht In de economische wetenschap gaat het enkel over economische goederen. Dit slaat zowel op goederen (= iets tastbaar, vb: fiets) als op diensten (= niet tastbaar vb: bioscoopbezoekje of hotelovernachting). Consumptiegoederen bevredigen onmiddellijk de behoeften van gezinshuishoudingen Verbruiksgoederen (niet-duurzame consumptiegoederen) kunnen slechts 1x gebruikt worden. Vb: brood Gebruiksgoederen (duurzame consumptiegoederen) kunnen verschillende malen gebruikt worden. vb: cd. Investeringsgoederen dienen om anderen goederen (consumptie of investeringen) te produceren. Kapitaal- of productiegoederen zijn duurzaam en hebben een levensduur van minstens 1 jaar. Vb: gebouw, machines, vervoermaterieel. Vlottende investeringsgoederen worden tijdens het productieproces vernietigd of verwerkt. Vb: grondstoffen, hulpmaterialen. Onder consumptie verstaan we de aanwending van economische goederen voor nietproductieve doeleinden. Het consumeren gaat gepaard met een besteding van het inkomen. Economie 3

7 Onder productie verstaan we het scheppen of toevoegen van waarde (= nuttigheden) aan de economische goederen. Het produceren gaat gepaard met het verwerven van een inkomen. De productiefactoren De natuur vb: olie, hout, De arbeid vb: arbeid (kennis, handen, intellectuelen) Het kapitaal 0.3 De methode De inductieve methode vertrekt van een groot aantal feitelijke gegevens, die hij verzamelt door onderzoek. Bij voldoende ervaring formuleert men een wetmatigheid die voor alle gevallen principieel van toepassing is. Vb: verkoop cola P V = een negatief verband = een wettigheid verkoop Porsh P V loon V = een positief verband De deductieve methode gaat uit van een algemeen beginsel (bepaalde axioma s) waar uit men nieuwe besluiten afleidt. 0.4 De ceteris paribus-clausule Men ziet een welbepaald economisch verschijnsel afhankelijk van één variable, terwijl men alle andere factoren waarvan het economisch verschijnsel afhankelijk is, verondersteld als constant. Wanneer er een voorbeeld van verkoop wordt gemaakt, maakt men een voorbeeld met wat de concurrent doet, hoe de lonen zijn, het weer, 0.5 Micro-, meso-, macro-economie Micro-economie: het gedrag van een individuele huishouding bestuderen of bedrijven. Meso-economie: het bestuderen van bepaalde huishoudingen, vb: een bedrijfstak, sector of regio. Macro-economie: wanneer we naar alle bedrijven, gezinnen en overheidsinstellingen kijken. Economie 4

8 1 Consumenten 1.1 De keuze van de optimale goederencombinatie De keuze van het consumentengedrag hangt af van de goederencombinatie. Deze moet optimaal zijn. Deze is afhankelijk van: Prijs, budget Preferenties Preferenties 1. Ze zijn subjectief en afhankelijk van de individuele voorkeur. Ze zijn terug te vinden onder de sociologische en psychologische factoren. Tot sociologische factoren behoren alle invloeden die te maken hebben met het feit dat mensen, dus ook consumenten tot een bepaalde bevolkingsgroep horen. De gezinssituatie vb: gezinnen met kleine kinderen kunnen naar Centerparks gaan, gezinnen met grotere kinderen naar een park met discotheek. De sociale klasse vb: rijke mensen gaan naar de musea, bib; armere vinden een gsm belangrijker. De religie vb: consumptiegoederen kopen (geen varkensvlees) De woonplaats vb: supermarkten zijn niet overal even duur. De nationaliteit vb: Fransen drinken meer wijn, Belgen meer bier. Psychologische factoren bestuderen de consument als persoon. Persoonlijkheid vb: introvert of extrovert, Levensstijl vb: allemaal jeans (= banwagon-effect), exclusief gedragen (= snobeffect) De attitude vb: verschillenden houding t.o.v. producten. 2. In zijn streven naar maximale behoeftebevrediging tracht de consument een zo groot mogelijk nut te bereiken. Eerste wet van Gossen of wet van het dalend grensnut Naarmate men meer beschikt over een aantal een heden van een bepaald goed, daalt voor de consument het nut dat de laatste eenheid (= marginaal nut) aan het nut toevoegt. 1 e pint e pint 80 3 e pint 50 Te duur 4 e pint -10 Niet kopen Beter Brood 100 Economie 5

9 1.1.2 Budget en prijzen Opstellen van een budgetlijn De budgetlijn = de lijn der mogelijkheden = de rechte die de combinaties van twee goederen weergeeft die de consument met een bepaald budget kan aanschaffen, rekening houdend met de prijs van de goederen. Gevolgen van inkomensverandering De budgetlijn verschuift evenwijdig naar rechts bij een stijging van het nominaal inkomen en gelijkblijvende prijzen van de goederen. Dit is een reële toename van het inkomen (= toename koopkracht). Bij een verschuiving naar links daalt het nominaal inkomen wanneer de prijzen gelijk blijven. Dit is een reële afname van het inkomen (= afname koopkracht). Economie 6

10 Gevolgen van prijsveranderingen Een prijsdaling (of prijsstijging) verandert de helling (= niet evenwijdig) van de budgetlijn. Economie 7

11 1.2 De prijsvraagcurve De afleiding van de individuele vraagcurve Als we de relatie tussen de hoeveelheid en de prijs van één goed onderzoeken, beschouwen we alle andere factoren als constant (preferenties, inkomen en prijzen van andere goederen) = ceteris paribus voorwaarde. Besluit: De gevraagde hoeveelheid neemt toe als de prijs van het goed daalt en neemt af als de prijs stijgt. Er bestaat dus een negatief verband. Definitie individuele vraagcurve: De individuele vraagcurve geeft weer welke hoeveelheden van een bepaald goed de consument bereid is om te kopen tegen een reeks van prijzen. Met elke prijs correspondeert een bepaalde gevraagde hoeveelheid Verschuivingen van de individuele vraagcurve Een beweging langs de vraagcurve als de prijs stijgt of daalt ceteris paribus Een beweging van de vraagcurve prijs is constant en meer of minder gebruiken door: Preferenties Inkomen Prijzen van andere goederen Economie 8

12 Veranderingen in het inkomen Een verandering van inkomen heeft een verschuiving van de vraagcurve tot gevolg. Y consument is bereid meer te kopen voor dezelfde prijs vraagcurve naar rechts (= gestegen vraag) Y vraagcurven naar links (= gedaalde vraag) Veranderingen in de preferentieschaal Men gaat vb liever boeken lezen dan cd s luisteren. Economie 9

13 Verandering in de prijs van andere goederen Complementaire goederen Deze goederen bevredigen samen een behoefte waarbij men ze enkel in bepaalde verhoudingen benut.vb: auto & benzine, inkt & vulpen. P auto s V auto s + benzine (P benzine = cte) = een reële inkomenstoename Substitueerbare goederen Zij kunnen elkaar in bepaalde verhoudingen vervangen zonder dat het niveau van de behoeftebevrediging verandert. P appelen V appelen en V peren Collectieve of marktvraagcurve Dit is de totale hoeveelheid die alle consumenten in de markt vragen tegen een reeks van prijzen. Ze zijn steeds ceteris paribus. Een stijging of daling van de marktvraag kan het gevolg zijn van veranderingen in een aantal factoren: Grootte en samenstelling van de bevolking vergrijzing van de bevolking bejaardenzorg en onderwijs Het inkomen afhankelijk van conjunctuur De inkomensverdeling luxegoederen of extreem goedkope goederen aanschaffen Toekomstvooruitzichten Economie 10

14 Preferenties van consumenten invloed van milieu, reclame, internet De hoeveelheid van een goed stijgt omdat men bemerkt dat andere consumenten het aanschaffen (= bandwagoneffect) in andere gevallen daalt de hoeveelheid af bij dezelfde vaststelling (= snobeffect) Het vermogen Pigou-effect: door de daling van het algemeen prijsniveau, neemt de reële waarde toe, waardoor de consumptie stijgt winkelen in Delheize of Aldi De prijzen van de andere goederen De klant kiest het goedkoopste eerst 1.3 De elasticiteit van de vraag De prijselasticiteit van de vraag De prijselasticiteit van de vraag is de verhouding tussen de procentuele (relatieve) verandering van de gevraagde hoeveelheid van een goed en de procentuele (relatieve) verandering van de prijs van een goed. E v = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid procentuele verandering van de prijs E v = ΔQ v / ΔQ v0 ΔP / ΔP 0 oud nieuw / nieuw Met de waarde van de elasticiteitscoëfficiënt zien we hoe snel welk gevolg een prijsverandering heeft voor de gevraagde hoeveelheid. De prijselasticiteit is doorgaans negatief. E v = -1 of E v = 1 unitair prijselastische vraag. Dit leidt tot een evenredige verandering van de gevraagde hoeveelheid. Weinig effect E v < -1 of E v > 1 prijselastische vraag. Dit leidt tot een meer dan evenredige verandering van de gevraagde hoeveelheid. vb: vakantie naar buitenland, tijdschriften -1 < E v < 0 of E v < 1 prijsinelastische vraag. Dit leidt tot een minder dan evenredige verandering van de gevraagde hoeveelheid. vb: voedingsmiddelen, schoenen, kleding Twee extreme gevallen: E v = 0 een verandering in de prijs heeft geen verandering in de gevraagde hoeveelheid. vb: medicijnen E v = - oneindig uiterst gevoelig voor prijsverandering en de vraag wordt onmiddellijk aangepast. vb: luxegoederen De hoogte van de prijselasticiteit hangt af van verschillende factoren: De aard van de behoefte vb: groot voor luxegoederen Economie 11

15 Het aandeel van de uitgaven voor een bepaald goed in het budget van de consument. vb: klein voor zout Het inkomensniveau van de consument vb: een cinematicket voor de student De substitueerbaarheid van het goed vb: Zijn de aardbeien te duur? Dan maar een appel kopen Is de benzine te duur? Oei, probleem De beschouwde tijdsperiode vb: zonne-energie, waterput E v < -1 E v = -1 E v > -1 P Omzet Omzet constant Omzet P Omzet Omzet constant Omzet De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag is de verhouding tussen de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed x en de procentuele verandering van de prijs van een goed y. E v = ΔQ vx / ΔQ vx0 ΔP y / ΔP y0 Het teken van de kruiselingse prijselasticiteit kan zowel positief als negatief zijn en dit naargelang de aard van het goed. E k > 0, dus een positieve waarde in het geval van substitueerbare goederen leidt de prijsstijging van een goed y tot een meer vraag naar goed x. (bij een prijsdaling omgekeerd) E k < 0, dus een negatieve waarde in het geval van complementaire goederen leidt de prijsstijging van een goed y tot een minder vraag naar goed x. (bij een prijsdaling omgekeerd) Als E k dicht bij 0 ligt, is er geen direct verband tussen twee goederen. Dan is er geen merkbare invloed van de prijs van goed y op de vraag naar goed x. De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag brengt de substitueerbaarheid op complementariteit van een goed tot uitdrukking De inkomenselasticiteit van de vraag De wet van Engel stelt vast dat bij een stijging van het inkomen de uitgaven voor voeding procentueel daalden en die van luxegoederen procentueel toenamen. De Engelkromme is het verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een goed. De inkomenselasticiteit is gelijk aan de verhouding tussen de procentuele verandering van het inkomen ban de consumenten E y = ΔQ v / ΔQ v0 ΔY / ΔY 0 Economie 12

16 We onderscheiden de volgende situaties E y > 1, is dus een inkomenselastische vraag Wanneer er meer inkomen is, gaat men meer luxegoederen kopen. Er is wel een drempelwaarde voor deze luxegoederen. E y < 1, is dus een inkomensinelastische vraag Als het inkomen stijgt, stijgt de vraag naar een goed minder dan evenredig. vb: voeding, sigaretten Bij een inferieur goed kan de inkomenselasticiteit negatief zijn. De gevraagde hoeveelheid daalt wanneer het inkomen toeneemt. Dit betekent dat men duurdere producten gaat kopen i.p.v. goedkope. Wat is nu het praktisch belang van deze elasticiteitscoëfficiënten: Een bedrijf kan zich een idee vormen van wat er gebeurt met zijn verkopen als de prijs van substituten voor zijn product dalen vb: LP voor de CD Een bedrijf kan het effect nagaan van een verhoging van directe belastingen op zijn producten (accijnzen) vb: tabak De overheid weet met welk soort bedrijven het slechter zal gaan als de inkomens afnemen vb: minder koopkracht luxegoederen Overheid kan een indee krijgen van wat er met de opbrengst van btw gebeurt als de tarieven verlagen. vb: meer verbouwen voelbaar voor BTW Een bedrijf kan zien aankomen waarop de consumenten het meest bezuinigen als de overheid de tarieven van de inkomstenbelasting verhoogt inkomenselasticiteit minder verkopen minder winst Economie 13

17 1.4 Het consumentengedrag in België Het bestedingspatroon van de Belgische particulieren De reële rente is de inflatieprocent. Dit is de procent van de waardevermindering van het geld. Om de evolutie te schetsen van de consumptie moeten de volgende berekeningen gemaakt worden: Prijzen in euro Wijziging in % 5,8 3,3 2,1 = nieuw oud / oud x 100 = / x 100 Het bestedingspatroon van de Belgische gezinnen: een vergelijkende studie Om alles bij te houden verricht het NIS een huishoudbudgetonderzoek. Tussen 1 juni 1995 en 31 mei werd dit voor de twaalfde keer georganiseerd. Er werd aan gezinnen gevraagd om een gezinsbudgetenquête in te vullen tegen vergoeding. Ze moesten gedurende 12 maand de belangrijkste inkopen (+ 50 ) noteren. Deze dienden als basis voor de samenstelling van de indexkorf. Vanaf 1999 moeten de gezinnen gedurende 1 maand elk jaar alle belangrijke inkopen noteren. Ze krijgen dan een belastingvermindering. Op deze manier kan men de evolutie beter bijhouden. Besluit: De hogere uitgaven voor voedsel zijn deels het gevolg van de prijsstijgingen van sommige producten Het spaargedrag van de Belgische particulieren. De consumenten kunnen ofwel hun inkomen uitgeven (consumeren) ofwel niet uitgeven (sparen). De motivering tot sparen hangt van persoon tot persoon af. Sparen is het gedeelte van het beschikbaar inkomen dat overblijft nadat de consumptie uitgaven voldaan werden. Consumenten kunnen hun geld ofwel Oppotten o Geeft nadelen: Geen opbrengsten zoals rente Niet nuttig voor de gemeenschap Aanbieden op de vermogensmarkt o Geeft voordelen Bedrijven kunnen het aanwenden voor economische doeleinden Economie 14

18 De spaarquote kan men definiëren als het aandeel van het beschikbaar inkomen dat de particulieren sparen Factoren die het spaargedrag van de gezinnen bepalen Sommige economische activiteiten kunnen er voor zorgen dat alles op korte tijd verandert. Daarom kunnen we best een onderscheid maken tussen lange en korte termijn. Factoren bepalend voor het spaargedrag op lange termijn Levenscyclusmodel van Modigliani geeft de relatie weer tussen het sparen van een persoon, het verloop van zijn toekomstig beschikbaar inkomen en zijn leeftijd. Jonge leeftijd weinig sparen inkomen gering Midelbare leeftijd veel sparen hoog inkomen + reserve voor oude dag Factoren bepalend voor het spaargedrag op korte termijn Inflatiestijging doet de reële waarde van de financiële activa met een vaste nominaale waarde (vb kasbons) dalen, waardoor de gezinnen aangezet worden meer te sparen om de werkelijke waarde van het vermogen te handhaven. Enerzijds komt het voor dat de consumptie toeneemt omdat de reële vergoeding van het sparen afgenomen is (= substitutie-effect). Anderzijds is het moegelijk dat de spaarneiging verhoogt om het reëel vermogen op peil te houden (= vermogenseffect) Verloop van de spaarquote van de Belgische huishoudens Beschikbaar inkomen Besparingen Spaarquote 14,5 15,4 16,2 = besparing/beschikbaar x 100 = / x 100 Economie 15

19 1.5 Meting van de prijzen, het indexcijfer der consumptieprijzen Algemeen kunnen we stellen dat het indexcijfer der consumptieprijzen de evolutie van de prijzen bij het verbruik meet. De index is dan ook in de eerste plaats een meetinstrument Voorwaarden waaraan het indexcijfer als prijsmeter moet voldoen Het indexcijfer moet representatief zijn (vertegenwoordigend) Er zijn meer dan opnemingscentra, verspreidt over 65 centra Het indexcijfer moet soepel zijn: Het inkomen en de smaak van de consumenten verandert. Daarom moet men de indexkorf kunnen aanpassen (van 429 naar 481 in 1995) Het indexcijfer moet gewogen zijn: Niet elk product weeg evenveel door. Denk maar aan condoom printer. Het indexcijfer moet geijkt zijn: De echte betaalde prijzen moeten genomen worden. Dus de promotieprijzen, niet de catalogusprijzen. Berekeningsmethodes: Enkelvoudig prijsindexcijfer brood in 2003: (1,51 / 1,25) * 100 = 120,8 brood in 2004 (1,61 / 1,25) * 100 = 128,8 Dus het brood is 28,8 procent en met 8 punten gestegen t.o.v 1995 t.o.v vorig jaar tv in 2003: (1295 / 1250) * 100 = 103,6 tv in 2004: (1299 / 1250) * 100 = 103,9 Samengesteld prijsindexcijfer in 2003: (120, ,6) / 2 = 112,2 in 2004: (128, ,9) / 2 = 116,35 Het indexcijfer is met 3,7 % gestegen (( )/112*100) Gewogen samengesteld prijsindexcijfer We stellen dat brood 5 en een tv 3 van het inkomen is. in 2003: (120,8*0, ,6*0,003) / 0,008 = 114,35 in 2004: (128,8*0, ,9*0,003) / 0,008 = 116,35 Hoe gaat men nu praktisch te werk 1. ongewogen indexcijfer van elk product per lokaliteit 2. gewogen samengesteld indexcijfer per lokaliteit door elk ongewogen indexcijfer te vermenigvuldigen met zijn wegingcoëfficiënt 3. 1 indexcijfer in verhouding met de bevolking Economie 16

20 1.5.2 Het indexcijfer der consumptieprijzen In België kent men reeds sinds 1919 een indexcijfer met als basisjaar april Later voerde men in 1955 een indexcijfer in met als basisjaar Als laatste was het 1998 met basisjaar Voordelen van de index van de consumptieprijzen: Betere weerspiegeling van het huidige consumptiebedrag Nauwe aansluiting met de Europese geharmoniseerde index Het jaarlijkse inflatiepercentage Indexcijfer december 19xx indexcijfer december 19xx -1 indexcijfer december 19xx -1 In België bepaalt het indexcijfer voor een groot deel de loonvorming en de evolutie van de sociale uitkeringen (pensioen, ) Om te beletten dat de verhoging van indirecte belastingen op benzine, diesel, alcohol en tabak de arbeidskost via de index zou verzwaren, worden vanaf 1 januari 1994 de lonen, wedden en sociale uitkeringen gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen. 2 Producten 2.1 De bepaling van de optimale productiegrootte Wat is de optimale productiegrootte? Bij welke productieomvang is de winst maximaal? De winst die een onderneming maakt, is gelijk aan de totale opbrengsten min de totale kosten. TW = TO - TK TO = hoeveelheid producten * prijs TK = ingezette productiefactoren * prijs Natuur, arbeid en kapitaal In beginsel combineert elk bedrijf volgens eigen inzicht en dit geeft dan een bepaald productieresultaat. We spreken van een productiefunctie. Een productiefunctie geeft het verband weer tussen de omvang van de producten de hoeveelheid ingezette productiefactoren. Er is een onderscheid tussen kortetermijn- en langetermijnproductiefuntie: korte termijn: productiestijging bij toename van 1 productiefactor lange termijn: alles wordt variabel Economie 17

21 2.1.1 Het kostenverloop Productieverloop of het verloop van de fysieke productie Productiefactoren Constante Variabele Totale (kapitaal) (aantal arbeiders) productie Geg Geg Geg Geproduceerde ton Marginale Gemiddelde productie productiviteit TP / Var TP / Var (18-8/2-1) 8 (8/1) 14 (32-18/3-2) 9 (18/2) Totale productie Opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende een bepaalde tijd. Marginale productie Meeropbrengst wanneer de hoeveelheid van de variabele productiefactor met één eenheid toeneemt. Gemiddelde prod De gemiddelde opbrengst van één eenheid van de (variabele) productiefactor. MP = TP A GP = TP A Verklaring afbeelding: Hoe verklaren we de wet van de toe- en afnemende meeropbrengst? De inschakeling van extra-eenheden arbeid doet de TP meer dan evenredig stijgen. Deze stijging heeft het gevolg van een efficiëntere organisatie en arbeidsverdeling. De wet van de toe- en afnemende meeropbrengsten is een ervaringsregel die leert dat, als men aan een constant gehouden productiefactor (grond) toevoegt achtereenvolgens eenheden van een variabele productiefactor (arbeid toevoegt, de TP eerst meer dan evenredig en vervolgens minder dan evenredig toeneemt met de variabele productiefactor. Economie 18

22 De productiekosten Productiemiddelen kosten geld. Voor elke werknemer, elke machine en elke kg grondstof moet men een bepaalde prijs betalen. We spreken van een productiekostprijs De totale constante kosten De totale constante kosten (TCK) blijven onveranderlijk binnen de gegeven productiecapaciteit (=korte termijn) en veranderen niet met de omvang van de productie. Vb: afschrijvingskosten, verzekeringen, huur, Economie 19

23 De totale variabele kosten De totale variabele kosten zijn wel afhankelijk van de productie. Vb: hoe meer een bedrijf produceert met meer mensen, hoe groter de kosten zijn. Hoeveelheid arbeid (A) TP (per ton) TVK (euro TP neemt minder dan evenredig toe degressief TP neemt evenredig toe proportioneel meer producten TP neemt meer dan evenredig toe progressief meer overuren De totale kosten De totale constante kosten en de totale variabele kosten vormen samen de totale kosten. Economie 20

24 De gemiddelde en marginale kosten Q (ton) TCK GCK TVK GVK TK GTK MK/E Geg Geg TCK/Q Geg TVK/Q TCK+TVK GCK+GVK TK / Q TK / Q TVK/ Q Gemiddelde constante kosten de totale kosten constante gedeeld door de productieomvang. Gemiddelde variabele kosten zijn de totale variabele kosten gedeeld door de productieomvang Gemiddelde totale kosten zijn de totale kosten gedeeld door de productieomvang Marginale kosten zijn de extra kosten die ontstaan door de productie met één eenheid uit te breiden. Zie p Het opbrengstenverloop Naast de productiekosten is dus de prijs van het product van belang. Er zijn twee gevallen: De ondernemer kan tot op zekere hoogte invloed uitoefenen op de prijs De ondernemer kan geen invloed uitoefenen op de prijs. De marktvorm waarin de prijs van het product voor het individuele bedrijf een gegeven vormt, noemt men volkomen concurrentie of volledige mededinging. Veel aanbieders, veel vragers Verkochte P TO GO MO/E eenheden Geg Geg P-Q TO/Q TO / Q De in geld uitgedrukte totale opbrengst is gelijk aan de prijs per eenheid product vermenigvuldigd met de verkochte hoeveelheid. Per definitie volgt hieruit dat de gemiddelde totale opbrengst gelijk is aan de prijs. De marginale opbrengst is dus gelijk aan de prijs. Economie 21

1 De economische kringloop

1 De economische kringloop 1 De economische kringloop Wat is Marco-economonie? Studie van het verband tussen Gezinnen Bedrijven Overheid Buitenland Welke soorten economische vraagstukken hebben we? Productie Werkloosheid Inflatie

Nadere informatie

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

1 De bepaling van de optimale productiegrootte 1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem

Nadere informatie

Samenvatting Economie

Samenvatting Economie Samenvatting Economie 1. De consumenten 1.1 De keuze van de optimale goederencombinatie 1.1.1 De preferenties De behoeften worden bepaald door: -Sociologische factoren -psychologische factoren Onder de

Nadere informatie

1 Markt en marktvormen

1 Markt en marktvormen 1 Markt en marktvormen Wat is het verschil tussen een markt en een marktvorm? Markt= Concrete markt, plaats waar vragers en aanbieders van een bepaald goed elkaar ontmoeten en transacties afsluiten Marktvorm

Nadere informatie

Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding.

Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding. Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding. Doel van de economische wetenschap. Studeren: overheid betaalt een groot deel van de studiekosten. Bijna alle menselijke handelingen hebben een economisch

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel

Nadere informatie

0. Inleiding Economeios Econo Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. huishouden Meios Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. leer van

0. Inleiding Economeios Econo Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. huishouden Meios Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. leer van 0. Inleiding Economeios Econo Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. huishouden Meios Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. leer van Pas later werd het een financiële zaak 0.1 Doel van de economische wetenschap

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet Samenvatting door R. 1689 woorden 24 juni 2014 7,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Omzet = prijs x afzet Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100 Afzet = verkochte

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL OVERZICHT

INHOUDSTAFEL OVERZICHT INHOUD - V INHOUDSTAFEL OVERZICHT XV HOOFDSTUK 1 : HET ECONOMISCH PROBLEEM EN DE WELVAART 1 1.1. Concept economie 2 1.2. Wetenschap 2 1.3. Welvaart 2 1.4. Behoeften, behoeftenbevrediging 7 1.5. Het economische

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt: Samenvatting door K. 1250 woorden 6 november 2012 4.9 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO 1.2 - Markt: Het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product of dienst. Er zijn 4 marktsvormen:

Nadere informatie

Bruto binnenlands product

Bruto binnenlands product Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

1 Het doel van de economische wetenschap

1 Het doel van de economische wetenschap 1 Het doel van de economische wetenschap Legt zich toe op het bestuderen van een keuzeprobleem. Vb. Wat ga je doen met je zakgeld? Het is belangrijk om inzicht te hebben in economische principes: Grafiek:

Nadere informatie

Economie Module 2 & Module 3 H1

Economie Module 2 & Module 3 H1 Economie Module 2 & Module 3 H1 Module 2 1.1 De individuele vraag Individuele vraaglijn kent een dalend verloop: als de prijs daalt, stijgt als gevolg daarvan de gevraagde hoeveelheid. Men wil voor 1 appel

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Katern 2 Markten en welvaart

Katern 2 Markten en welvaart Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden. Module 3 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten: - De concrete

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag

Nadere informatie

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Domein markt: volkomen concurrentie

Domein markt: volkomen concurrentie Domein markt: volkomen concurrentie De markt / het marktmechanisme Vraag-aanbodcurve evenwicht, surplus Elasticiteiten E v p, E v i, E v1 p2, E a p Een van de vele aanbieders Opbrengst Kosten Winst TW

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Economie Module 3 H1 & H2

Economie Module 3 H1 & H2 Module 3 H1 & H2 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten:

Nadere informatie

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012 Modulefiche Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer Datum: 25 januari 2012 Economie (40 lestijden) Begincompetenties Geen voorkennis vereist Eindcompetenties Consumentengedrag Inzicht hebben in het

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan. Samenvatting door Romy 2193 woorden 8 december 2015 7 10 keer beoordeeld Vak Economie 2.1 In ons dagelijks leven maken wij voortdurend keuzes omdat we nu eenmaal niet alles tegelijk kunnen doen of ons

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Oefeningen Producentengedrag

Oefeningen Producentengedrag Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 3664 woorden 3 november 2008 6,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Consument en Producent Samenvatting. Makkelijk: * Te doen: **

Nadere informatie

Samenvatting Economie Rekonomie

Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

Modulefiche. Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE. Begincompetenties: Geen

Modulefiche. Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE. Begincompetenties: Geen Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE Begincompetenties: Geen Modulefiche Leerinhoud: Consumentengedrag o Inleidende begrippen Behoefte Schaarste Nuttigheid en keuzeprobleem

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Eco samenvatting; hs 2 + 5 Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld

Nadere informatie

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.

Nadere informatie

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST OVER OMZET, KOSTEN EN WINST De Totale Winst (TW) van bedrijven vindt men door van de Totale Opbrengsten (TO), de Totale Kosten (TK) af te halen. Daarvoor moeten we eerst naar de opbrengstenkant van het

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen Samenvatting door A. 1641 woorden 27 januari 2013 7,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 1 Schaarste: de spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen

Nadere informatie

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land A. Inleidende begrippen 1. Het begrip BBP Het BBP is de som van alle bruto toegevoegde waarden geproduceerd door alle ondernemingen in 1 land in een

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 Inhoud 1 Inleiding 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 modellen 12 2 Markt of overheid 1 de vraag 14 Prijzen en gevraagde hoeveelheid 14 D De vraagfunctie 14 D Verschuiving

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Dumpjehuiswerk.nl 2009

Dumpjehuiswerk.nl 2009 Algemene Economie hoofdstuk 2 Vraag Bij de analyse van het consumentengedrag zijn ondernemingen op zoek naar de oorzaken die ten grondslag liggen aan de vraag naar hun producten. Deze oorzaken worden ook

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Micro-economie

Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting door een scholier 3691 woorden 31 mei 2011 8,2 37 keer beoordeeld Vak Economie Micro-economie HOOFDSTUK 2 HET DICTAAT VAN DE MARKT (VOLKOMEN CONCURRENTIE)

Nadere informatie

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Winst = omzet kosten TW = TO TK TO = 2000 TK = 1500 TW = 500 Omzet per product = gemiddelde omzet = prijs = GO TO = 2000 Als afzet is

Nadere informatie

Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat.

Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat. Bestedingsevenwicht - 1 van 15 MACRO-ECONOMISCH BESTEDINGSEVENWICHT Welke factoren bepalen de grootte van het nationaal inkomen? Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 15:30-17:00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Pro Samenvatting door een scholier 2932 woorden 4 mei 2004 7,2 52 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2397 woorden 9 januari 2011 5,1 1 keer beoordeeld Vak Economie 1.1 Het marktaandeel Het marktaandeel van een merk geeft aan wat

Nadere informatie

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2. 1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie