Donderdag 13 december 2018, uur tot uur, Stadskantoor, Spuiboulevard 300 te Dordrecht, vergaderkamer 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Donderdag 13 december 2018, uur tot uur, Stadskantoor, Spuiboulevard 300 te Dordrecht, vergaderkamer 1"

Transcriptie

1 Aan de leden van het algemeen bestuur van de GR Publieke Gezondheid en Jeugd Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van het algemeen bestuur op Donderdag 13 december 2018, uur tot uur, Stadskantoor, Spuiboulevard 300 te Dordrecht, vergaderkamer 1 De agenda voor de vergadering luidt als volgt: AGENDA 1. Opening en vaststellen agenda vergadering 13 december 2018 GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DG&J 2. Ingekomen en uitgaande brieven/mededelingen en ontwikkelingen in de portefeuilles a. Samenstelling dagelijks bestuur DG&J eerste halfjaar Bespreekpunten Gemeenschappelijke Regeling DG&J Portefeuillehouder Onderwerp Besluitvormend a. Verslag vorige vergadering b. Janssen Actuele begrotingswijzigingen Dienst Gezondheid & Jeugd 2. Serviceorganisatie Jeugd 3. Zienswijze brief DG&J en SOJ c. Janssen Financiële beleidsstukken o Financiële verordening o Controle verordening o Controle protocol + normenkader o Financieringsstatuut o Activeren en afschrijven o Risico en weerstandsvermogen d. Janssen Uittreedsom Leerdam en Zederik Opiniërend ---- Ter informatie Rondvraag

2 DIENST GEZONDHEID & JEUGD 5. Ingekomen en uitgaande brieven/mededelingen en ontwikkelingen in de portefeuilles Bespreekpunten Dienst Gezondheid & Jeugd Portefeuillehouder Onderwerp Besluitvormend a. Zandvliet Meerjarenperspectief Veilig Thuis Opiniërend Ter informatie b. Janssen Benchmark Rondvraag SERVICE ORGANISATIE JEUGD 8. Ingekomen en uitgaande brieven/mededelingen en ontwikkelingen in de portefeuilles Bespreekpunten Service Organisatie Jeugd Portefeuillehouder Onderwerp Besluitvormend Opiniërend Ter informatie Rondvraag REGIONALE AMBULANCE VOORZIENING ZHZ 11. Ingekomen en uitgaande brieven/mededelingen en ontwikkelingen in de portefeuilles Bespreekpunten RAV ZHZ Portefeuillehouder Onderwerp Besluitvormend Opiniërend Ter informatie Rondvraag

3 KABINET 14. Bespreekpunten DG&J Portefeuillehouder Onderwerp Besluitvormend a. Verslag vorige vergadering b. De Witte Aanbesteding Jeugdgezondheidszorg Opiniërend ---- Ter informatie Sluiting De voorzitter van de GR Publieke Gezondheid en Jeugd ZHZ, Drs. H. van der Linden

4 Samenstelling dagelijks bestuur DG&J eerste halfjaar Zoals bekend leidt de gemeentelijke herindeling per 1 januari a.s. tot wijziging van de tekst van de gemeenschappelijke regeling. Eerder werd in het algemeen bestuur besproken dat de Wet algemene regels herindeling (Arhi) een periode van maximaal zes maanden de tijd geeft om de gevolgen van herindeling in de regeling te verwerken. In het algemeen bestuur werd daarover afgesproken dat de gewijzigde tekst dus per 1 juli 2019 in werking moet zijn getreden. 2. Enerzijds leidt dat er toe de huidige tekst van de regeling vanaf 1 januari niet onmiddellijk in strijd is met de wet. Anderzijds kan van de huidige tekst na 1 januari ook niet zonder meer worden afgeweken, tenzij iets feitelijk niet anders kan. 3. Vast staat dat de colleges van de nieuwe gemeenten Molenlanden en Hoeksche Waard elk een lid in het algemeen bestuur aanwijzen. Het lidmaatschap van de leden van het algemeen bestuur die door de colleges van de 'oude' gemeenten waren aangewezen eindigt op 1 januari van rechtswege. Zolang de nieuwe colleges geen nieuwe leden aanwijzen ontstaat een vacature. 4. Voor het dagelijks bestuur is een gevolg daarvan dat voor het huidige door de colleges in de subregio Hoeksche Waard voorgedragen lid van rechtswege een vacature ontstaat. Onder de huidige tekst van de gemeenschappelijke regeling is het nu niet meer de subregio, maar de gemeente Hoeksche Waard die een voordracht voor die vacature doet. De facto is dat het lid dat het college aanwijst in het algemeen bestuur. 5. Voor het lid van het dagelijks bestuur dat dit jaar werd voorgedragen door de colleges uit de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden verandert er van rechtswege niets. 6. Tenslotte wordt opgemerkt dat de komende 6 e wijziging van de tekst van de regeling meer inhoudt dan alleen de gevolgen van de gemeentelijke herindeling. Ook een aantal aanbevelingen uit o.m. de governancediscussie zal worden verwerkt. De conceptwijziging wordt daarom tijdig met het algemeen bestuur en de colleges gedeeld, om de zienswijzen daarover op te halen. Conclusie Op basis van de tot 1 juli 2019 geldende tekst van onze gemeenschappelijke regeling leveren de colleges van Hoeksche Waard en Molenlanden elk een nieuw lid van het algemeen bestuur. Het AB-lid van Hoeksche Waard wordt automatisch ook DB-lid. Deze samenstelling van het dagelijks bestuur is na 1 januari 2019 niet in strijd met de wet, als gevolg van de in de Wet Arhi geboden overgangsperiode van zes maanden. LvdG

5 Dordrecht, 22 november 2018 Onderwerp: Actualisering begroting 2019 DG&J Agendapunt: 3b Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Het Dagelijks Bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. Het voorgenomen besluit nemen tot het vaststellen van de actuele begroting 2019 zoals deze in bijlage 1 is weergegeven; 2. Voor zienswijze de voorstellen die leiden tot een ophoging van de inwonerbijdrage (OGGZ, RMC Matchmaker, Rijksvaccinatieprogramma en Jeugdgezondheidszorg) aan de raden van de deelnemende gemeenten voor te leggen. Kern van de zaak Het Algemeen Bestuur heeft op 5 juli 2018 de begroting 2019 voor de GR DG&J vastgesteld. Als gevolg van een aantal ontwikkelingen wordt voorgesteld om de begroting aan te passen. Het betreft hier het verwerken van reeds eerder door het Algemeen Bestuur genomen besluiten. Een aantal voorstellen leidt tot een aanpassing van de inwonerbijdrage. Voorgesteld wordt om voor deze voorstellen zoals gebruikelijk ter zienswijze aan de raden voor te leggen. Het voorstel tot wijziging van de begroting van Veilig Thuis is afzonderlijk geagendeerd. Hoewel dit voorstel niet leidt tot een verhoging van de inwonerbijdrage, wordt het omwille van de volledigheid toch in de zienswijzeprocedure betrokken. Argumenten De begroting 2019 is door het Algemeen Bestuur vastgesteld in de vergadering van 5 juli In deze begroting is aangegeven dat in het najaar een actualisering van de begroting plaatsvindt. Dit enerzijds als gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving (Veilig Thuis) als ook de financiering van OGGZ. Inmiddels hebben zich ook op andere beleidsterreinen ontwikkelingen voorgedaan. Het Algemeen Bestuur heeft in september 2018 ingestemd met het besluit om de RMC uit te breiden met de MatchMaker functie. Daarnaast wordt voorgesteld om de inwonerbijdrage voor de JGZ op te hogen om o.a. de stijgende cao en kosten op te kunnen vangen. Deze actualisering van de begroting is een financiële doorvertaling van reeds eerder genomen besluiten naar de begroting 2019 van DG&J. Voorgesteld wordt deze voorgenomen begrotingswijzigingen voor het geven van zienswijzen voor te leggen aan de gemeenteraden. Zoals gezegd wordt de begrotingswijziging inzake Veilig Thuis voor de volledigheid in de zienswijzeprocedure betrokken, hoewel dat strikt genomen niet hoeft, omdat hier geen sprake is van een verhoging van de inwonerbijdrage.

6 De financiële gevolgen van de uittreding van Leerdam en Zederik zijn nog niet voor alle onderdelen van DG&J (financieel) doorvertaald. Om consistentie binnen de begroting van DG&J te houden, is de begroting nu nog inclusief de gemeenten Leerdam en Zederik weergegeven. In de voorstellen die leiden tot een ophoging van de inwonerbijdrage is bij de doorvertaling van de begrotingswijziging in de hoogte van de inwonerbijdrage per gemeente wél rekening gehouden met de uittreding van Leerdam en Zederik. Programma/Product Omvang Ophoging inwonerbijdrage Programma 1 Publieke Gezondheid OGGZ Ja Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Nee, centrumgemeente bijdrage Nee, centrumgemeente bijdrage Programma 3 Onderwijs & aansluiting Arbeidsmarkt RMC - MatchMaker Ja Programma 4 Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Jeugdgezondheidszorg Ja Ja, één op één doorzetten Rijksmiddelen In bovenstaande bedragen zit voor de OGGZ, RMC en Veilig Thuis een vergoeding voor Algemene Dekkingsmiddelen. De totale omvang hiervan bedraagt (OGGZ , RMC en Veilig Thuis ). Kanttekeningen en risico s Geen Kosten, baten en dekking Een aantal voorstellen die in het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld leiden tot het ophogen van de inwonerbijdrage. Het betreft hier de voorstellen die betrekking hebben op de OGGZ, RMC-MatchMaker, Rijksvaccinatieprogramma en de Jeugdgezondheidszorg. Juridische of personele consequenties Geen Vervolgprocedure De raden van de deelnemende gemeenten wordt om een zienswijze gevraagd. Vanwege gemeentelijke herindeling kunnen de twee nieuwe gemeenteraden naar verwachting niet binnen de wettelijke termijn reageren. Eerder heeft het Algemeen Bestuur besloten de termijn te verlengen tot 25 februari, zodat het Algemeen Bestuur met inachtneming van de ingediende zienswijzen op 14 maart 2019 een besluit kan nemen.

7 Bijlage 1 Begrotingswijzigingen Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijziging Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 1 Publieke Gezondheid Infectieziekten Soa/Sense TBC Marktgerichte taken Medische Milieukunde Technische Hygiëne zorg Toezicht Kinderopvang Gezondheidsbevordering Crisisorganisatie OGGZ Totaal P1 Publieke Gezondheid Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Crisisorganisatie Totaal P2 Veilig Thuis Programma 3 Onderwijs Leerplicht RMC Totaal P3 Onderwijs Programma 4 JGZ Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Jeugdpreventieteam Totaal P4 JGZ Programma 5 Kennisprogramma Kennisprogramma Totaal P5 Kennisprogramma Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead DG&J Algemene dekkingsmiddelen Totaal P6 Algemene dek Totaal Mutatie reserves Totaal

8 Toelichting op de actualisering begroting 2019 De begroting 2019 is door het Algemeen Bestuur vastgesteld in de vergadering van 5 juli In deze begroting is aangegeven dat in het najaar een actualisering van de begroting plaatsvindt. Dit enerzijds als gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving (Veilig Thuis) als ook de financiering van OGGZ. Inmiddels hebben zich ook op andere beleidsterreinen ontwikkelingen voorgedaan. Het Algemeen Bestuur heeft in september 2018 ingestemd met het besluit om de RMC uit te breiden met de MatchMaker functie. Daarnaast wordt voorgesteld om de inwonerbijdrage voor de JGZ op te hogen om de stijgende cao en kosten op te kunnen vangen. Met deze actualisering van de begroting vindt een financiële doorvertaling van deze (reeds) voorgenomen besluiten naar de financiële begroting 2019 van DG&J. Een aantal van deze voorstellen leidt tot een ophoging van de inwonerbijdrage. Met deze actualisering van de begroting wordt, daar waar het een ophoging van de inwonerbijdrage betreft, een zienswijzeprocedure voorgesteld. De financiële gevolgen van de uittreding van Leerdam en Zederik zijn nog niet voor alle onderdelen van DG&J (financieel) doorvertaald. Om consistentie binnen de begroting van DG&J te houden, is de begroting nu nog inclusief de gemeenten Leerdam en Zederik weergegeven. In de voorstellen die leiden tot een ophoging van de inwonerbijdrage is bij de doorvertaling van de begrotingswijziging in de hoogte van de inwonerbijdrage per gemeente wél rekening gehouden met de uittreding van Leerdam en Zederik. Begin volgend jaar zullen we een begrotingswijziging die daarmee samenhangt aan het algemeen bestuur voorleggen. De begroting van DG&J kent een vijftal inhoudelijke programma's. In onderstaande schema is weergegeven op waar een voorstel tot wijziging van de begroting aan de orde is, en of het voorstel leidt tot een aanpassing van de inwonerbijdrage. Per voorstel worden de wijzigingen nog eens inhoudelijk toegelicht. Vervolgens is een gewijzigde begroting weergegeven. In afzonderlijke bijlagen zijn deze begrotingswijzigingen verwerkt naar een de aangepaste inwonerbijdrage. Programma/Product Omvang Ophoging inwonerbijdrage Programma 1 Publieke Gezondheid OGGZ Ja Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Nee, centrumgemeente bijdrage Nee, centrumgemeente bijdrage Programma 3 Onderwijs RMC Ja Programma 4 Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Basispakket JGZ Ja Ja, één op één doorzetten Rijksmiddelen In bovenstaande bedragen zit voor de OGGZ, RMC en Veilig Thuis een vergoeding voor Algemene Dekkingsmiddelen. De totale omvang hiervan bedraagt (OGGZ , RMC en Veilig Thuis ). 1

9 Voorgestelde begrotingswijzigingen 1. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Meldpunt Zorg en Overlast Aanleiding Het Algemeen Bestuur heeft in zijn vergadering van 15 november 2018 besloten in te stemmen met een voorgenomen begrotingswijziging inzake de eenmalige verhoging van de inwonerbijdrage voor het jaar 2019, ten behoeve van het Meldpunt Zorg en Overlast. Toelichting De Dienst Gezondheid & Jeugd geeft in het kader van haar OGGZ taak uitvoering aan het Meldpunt Zorg en Overlast. In 2018 stijgt het aantal meldingen naar verwachting met ongeveer 52%. Het aantal meldingen in 2017 bedroeg 1341, de prognose voor 2018 is 2044 meldingen op jaarbasis. De groei in het aantal meldingen kan met name worden toegeschreven aan het grote aantal politiemeldingen (E33) in het kader van de sluitende aanpak personen met verward gedrag. De huidige, sterke groei in het aantal meldingen, betekent voor dit moment al inzet van extra capaciteit op het Meldpunt Zorg en Overlast om deze meldingen aan te nemen, te registreren, te triageren en door te zetten naar de hulpverlening. Op basis van de huidige meldingstroom is hiervoor structureel extra formatieve inzet nodig, waardoor extra financiering van het Meldpunt Zorg en Overlast noodzakelijk is. Voorgestelde begrotingswijziging De benodigde formatieve inzet voor 2019 bedraagt 2 Fte procescoördinator OGGZ. Binnen de inwonerbijdrage is dekking voor 1,3 fte beschikbaar. Om de stijging in meldingen op te kunnen vangen, is een uitbreiding van 0,7 fte noodzakelijk. De lasten die hiermee gepaard gaan bedragen Product Begroting 2019 Programma 1 Publieke Gezondheid Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo OGGZ Programma Algemene dekkingsmiddelen Overhead Algemene dekkingsmiddelen Totaal Alg. dek

10 2. Veilig Thuis Meerjarenperspectief Aanleiding Wijziging van de Wet Meldcode per januari 2019 zal naar verwachting een toename in het aantal meldingen bij Veilig Thuis tot gevolg hebben. Daarbij is Veilig Thuis belast met de z.g. radarfunctie. Door uitvoering te geven aan de radarfunctie komt bij Veilig Thuis alle informatie over jeugdigen en volwassenen die zich in een situatie van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bevinden, op de "radar". Hiermee wordt voorkomen dat jeugdigen en volwassenen uit zicht raken zonder dat de situatie waarin zij zich bevinden is verbeterd en/of genormaliseerd. Toelichting Een belangrijk onderdeel van het op de "radar" hebben van jeugdigen en volwassenen is de uitbreiding van taken met betrekking tot de monitor functie. De monitoring richt zich op de effecten van de gestelde veiligheidsvoorwaarden en bewaakt daarmee de focus op veiligheid gedurende het hele ketentraject tot het stabiel veilig is. Veilig Thuis heeft hiervoor gedurende de monitor periode contact met direct betrokkenen en hulpverlening. Er is ook direct contact met betrokken kinderen. Het handelingsprotocol op basis waarvan Veilig Thuis haar werkzaamheden uitvoert is op basis van de gewijzigde wet Meldcode en de doorontwikkelde visie over samenwerken aan veiligheid, geactualiseerd. De kern van het nieuwe handelingsprotocol is dat de directe betrokkene in geval van een melding centraal staat. Om hier uitvoering aan te geven wordt met ingang van 2019 met alle betrokkenen, direct nadat de melding bij Veilig Thuis is gedaan, gesproken. De verwachte toename van het aantal meldingen en de uitbreiding van taken betekent voor Veilig Thuis Zuid Holland Zuid uitbreiding van operationele inzet. Bij het in kaart brengen van de consequenties van deze uitbreiding is gekeken naar beïnvloedingsmogelijkheden om de uitbreiding van inzet te beperken. Beïnvloeding is mogelijk op beperken van de instroom en op het verschuiven van inzet op onderzoek naar inzet op ondersteuning. Of deze beïnvloedingsmogelijkheden tot het daadwerkelijk gewenste effect leiden is afhankelijk van de mate waarin lokale teams uitvoering kunnen geven aan het hiertoe benodigde partnerschap. Voorgestelde begrotingswijziging Om de lasten die samenhangen met de uitbreiding van Veilig Thuis zijn aan de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang middelen toegevoegd. Dit met het doel om het geld terecht te laten komen bij de gemeenten die de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vormgeven. Voor 2018 gaat het om 11,9 miljoen en dit loopt op tot 38,6 miljoen structureel vanaf Voor 2019 betreft het , inclusief de gemeenten Leerdam en Zederik (centrumgemeente Dordrecht en centrumgemeente Nissewaard ). Bij het bepalen van de benodigde formatieve omvang is rekening gehouden met de uittreding van de gemeenten Leerdam en Zederik. Hierdoor zijn de financiële cijfers in het meerjarenperspectief exclusief deze twee gemeenten. De financiële gevolgen van de uitbreiding Leerdam en Zederik is nog niet voor alle onderdelen van DG&J (financieel) uitgewerkt. Om consistentie binnen de begroting van DG&J te houden, wordt voorgesteld om de begroting op te hogen met de middelen zoals deze aan de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang voor de centrumgemeenten Dordrecht en Nissewaard zijn toegevoegd. In de huidige begroting zijn de geraamde baten toebedeeld naar een volwassenen deel en een jeugddeel. Het volwassendeel betrof de bijdrage vanuit de centrumgemeenten. De decentralisatie uitkering Vrouwenopvang maakt dit onderscheid niet, vooralsnog is wel een toedeling gemaakt. Op termijn moet worden bezien of het nog zinvol is om het onderscheid volwassenen-jeugd in de begroting te handhaven. 3

11 (bedragen x 1.000) Product Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Totaal Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead Leerplicht Voortijdig Schoolverlaten / RMC Borgen ambulante aanpak MatchMakers Aanleiding Het Algemeen Bestuur heeft in zijn vergadering van 20 september 2018 besloten tot het structureel continueren van de MatchMaker aanpak, die in de afgelopen jaren met behulp van ESF subsidie werd ontwikkeld. Met deze aanpak worden jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt effectief ondersteund naar werk en/of onderwijs, teneinde uitkeringsafhankelijkheid zoveel mogelijk te voorkomen. Toelichting In de regio s Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) is, op initiatief van de Dienst Gezondheid & Jeugd, in december 2016 gestart met de aanpak MatchMakers. De aanpak is gericht op de begeleiding van minder zelfredzame jongeren van jaar zonder startkwalificatie naar werk, school of een combinatie van beide. Het gaat in de aanpak om een bundeling van de expertise van het RMC, Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten en Werk & Inkomen, die zich kenmerkt door een outreachende en vasthoudende werkwijze waarin volop ruimte is voor maatwerk. De aanpak MatchMaker was gefinancierd met tijdelijke ESF-middelen die eind 2018 stoppen. Het AB heeft besloten om vanaf 2019 aan de begroting van de DG&J structureel toe te voegen teneinde een matchmaker in dienst te kunnen nemen. Samen met matchmakers van de SDD, Avres en hopelijk in de nabije toekomst ook van Werk & Inkomen Hoeksche Waard, kan hiermee de blijvende inzet voor deze doelgroep worden gewaarborgd. Voorgestelde begrotingswijziging De extra middelen hebben een omvang van totaal circa , welke structureel vanaf 2019 aan de begroting van de DG&J worden toegevoegd. Grotendeels vinden de uitgaven plaats binnen het product RMC/voortijdig schoolverlaten. Daarnaast bevatten deze middelen dekking voor de overhead. Door deze uitsplitsing dient de begroting op een tweetal begrotingsprogramma's, Onderwijs en Aansluiting Arbeidsmarkt en Overhead, te worden aangepast. In onderstaande tabel is de uitsplitsing weergegeven. 4

12 (bedragen x 1.000) Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Product Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 3 Onderwijs en Aansluiting Arbeidsmarkt RMC Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Aanleiding In zijn vergadering van 20 september 2018 heeft het algemeen bestuur besloten om de middelen die aan het gemeentefonds worden toegevoegd vanaf het jaar 2019 ten behoeve van het Rijksvaccinatieprogramma volledig voor de uitvoering te bestemmen. Toelichting De uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma gaat over vanuit de Rijksbegroting naar het gemeentefonds. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2019 DG&J uitvoering gaat geven aan de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma. De overheveling van het macrobudget vindt plaats via een structurele storting in het gemeentefonds en komt voor de regio Zuid-Holland Zuid neer op circa 0,9 miljoen. In de septembercirculaire 2018 zijn de definitieve bedragen zoals de gemeenten deze vanuit het gemeentefonds gaan ontvangen bekend gemaakt. De middelen die vanuit het gemeentefonds beschikbaar worden gesteld voor het Rijksvaccinatieprogramma worden middels een inwonerbijdrage opgehaald bij de gemeenten. Voorgestelde begrotingswijziging In de septembercirculaire 2018 van het gemeentefonds is aangegeven wat de totale omvang van de middelen die aan het gemeentefonds worden toegevoegd. Conform voorstel van het Algemeen Bestuur van 20 september wordt voorgesteld de beschikbare bedragen één op één vanuit de gemeenten over te hevelen naar DG&J. (bedragen x 1.000) Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Product Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 4 Jeugdgezondheidszorg RVP

13 5. Jeugdgezondheidszorg Basispakket JGZ & Digitaal Dossier Aanleiding Het Algemeen Bestuur heeft in zijn vergadering van 15 november 2018 besloten tot verhoging van het subsidieplafond voor de subsidie JGZ 2019 ter dekking van de hogere uitvoeringslasten als gevolg van structurele en autonome stijging van enerzijds loonkosten (cao VVT) en van operationele budgetten Toelichting Op 31 mei 2018 heeft het Consortium Rivas/Careyn een begrotingsvoorstel JGZ 2019 ingediend van circa 11,6 miljoen inclusief de gemeenten Leerdam en Zederik. Dit begrotingsvoorstel betreft de uitvoering van de wettelijke contactmomenten en het digitaal dossier als onderdeel van het regionaal basispakket JGZ voor de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid. Omschrijving Dekking Beschikking Verschil Frictie Indexatie Personele lasten Materiele lasten Aanvullende budgetten Aanvullende inkomsten Digitaal Dossier Totaal Voorgestelde begrotingswijziging De aanvraag is hoger dan de middelen die binnen de begroting van DG&J beschikbaar zijn. Dit is voornamelijk het gevolg van de stijging van de cao VVT. De cao stijging bedraagt 8,17% terwijl binnen de begroting van DG&J rekening is gehouden met een indexatie van de personele lasten van 2,4%. De bij de begroting 2019 toegepaste indexatie is conform de financiële kaders welke door de gemeenten zijn afgegeven. In bovenstaande tabel zijn de beschikbare middelen weergegeven en wat door het Consortium Rivas/Careyn is aangevraagd. In deze tabel is rekening gehouden met de uittreding van de gemeenten Leerdam en Zederik. Doordat de begroting van het Consortium Rivas/Careyn niet evenredig kan dalen ontstaat frictie. Deze frictie is onderdeel van de uitredingssom die de gemeenten Leerdam en Zederik vergoeden als gevolg van de uittreding. (bedragen x 1.000) Product Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 4 Jeugdgezondheidszorg JGZ

14 Begroting 2019 DG&J (bedragen x 1.000) Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijziging Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 1 Publieke Gezondheid Infectieziekten Soa/Sense TBC Marktgerichte taken Medische Milieukunde Technische Hygiëne zorg Toezicht Kinderopvang Gezondheidsbevordering Crisisorganisatie OGGZ Totaal P1 Publieke Gezondheid Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Crisisorganisatie Totaal P2 Veilig Thuis Programma 3 Onderwijs Leerplicht RMC Totaal P3 Onderwijs Programma 4 JGZ Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Jeugdpreventieteam Totaal P4 JGZ Programma 5 Kennisprogramma Kennisprogramma Totaal P5 Kennisprogramma Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead DG&J Algemene dekkingsmiddelen Totaal P6 Algemene dek Totaal Mutatie reserves Totaal

15 Bijlage 1 Begrotingswijziging in euro's per gemeente Gemeenten Inwoners Totaal OGGZ Match Maker JGZ JGZ Digitaal dossier Extra contact moment Alblasserdam Dordrecht H.I. Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht RVP Molenlanden Molenwaard Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-G'dam Hoeksche Waard Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Totaal Voor OGGZ is als verdeelsleutel inwoners gehanteerd. De verdeelsleutel voor MatchMaker is aantal leerlingen. Voor JGZ bestaat de verdeelsleutel uit deels doeluitkering (65%) en inwoneraantallen (35%). De verdeelsleutel Digitaal Dossier betreft jeugdigen en voor de hogere bijdrage extra contactmomenten is als verdeelsleutel inwoners gehanteerd. Deze sleutels komen overeen met de begroting 2019 die in juli 2018 is vastgesteld in het Algemeen Bestuur. 8

16 Bijlage 2 Inwonerbijdrage en leerlingbijdrage 2019 na wijzigingen Gemeenten Inwoners Totaal VGZ (1) BLVS (2) JPT (3) JGZ (4) Digitaal Dossier JGZ (5) Extra Contact moment (6) RVP (12) Samen voor gezond (7) Veilig Thuis Volwassenen (8) Risico taxaties na kantoor (9) Veilig Thuis Jeugd (10) Alblasserdam Dordrecht H.I. Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht CIT (11) Molenlanden Molenwaard Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-G'dam Leerdam Zederik Hoeksche Waard Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Totaal De ophoging van de inwonerbijdrage vanwege het voorstel van OGGZ is toegevoegd aan de inwonerbijdrage VGZ (Volksgezondheid). MatchMaker is toegevoegd aan BLVS. 9

17 Toelichting bij Inwoner- en leerlingbijdrage tabel 1. VGZ Betreft hier een optelsom van de inwonerbijdrage volksgezondheid, dekkingsplan (inclusief aanvullende structurele bijdrage van 0,41 per inwoner) en de indexatie Verdeling op basis van aantal inwoners per (bron: CBS). De indexatie ten behoeve van Veilig Thuis Volwassenen is onderdeel van Veilig Thuis Volwassenen (8). 2. BLVS verdeeld op basis van aantal leerlingen 5 t/m 17 jaar per gemeente per (bron CBS). 3. JPT Verdeelsleutel Jeugd Preventie Team o.b.v. vaste staffel per inwoneraantal (3 groepen : inwoners; inwoners en meer dan inwoners) 4. JGZ Verdeeld op basis van de vaste gestelde combi-sleutel : 65% doeluitkering en 35% op basis van inwoneraantallen per Digitaal dossier JGZ Verdeeld op basis van aantal jeugdigen 0-19 per (bron CBS). 6. Extra contactmomenten JGZ Vaste bijdrage extra contactmoment o.b.v. inwoner aantallen per (bron CBS). 12. Rijksvaccinatieprogramma De bedragen zoals deze in de septembercirculaire 2018 per gemeente vanuit het gemeentefonds worden over gemaakt, zijn één op één overgenomen. 7. Samen voor gezond Betreft 1,59 per inwoner. Hierbij is een correctie voor gemeente Alblasserdam ( 0,36 per inwoner) en gemeente Dordrecht ( 0,33 per inwoner) aangezien zij een eigen programma hebben voor respectievelijk alcoholpreventie en gezond gewicht. 8. Veilig Thuis Volwassenen De totale begroting voor Veilig Thuis volwassenen bedraagt Dit is gelijk aan het bedrag van 2018 plus indexatie van en minus de huisvestinglasten Johan de Wittstraat van De verdeling over de twee centrumgemeenten vindt plaats op basis van inwoneraantallen. Het aandeel voor Nissewaard bedraagt , wat gelijk is aan 18%. Voor centrumgemeente Dordrecht bedraagt het totaal Het beschikbare budget maatschappelijke zorg van de centrumgemeente Dordrecht bedraagt Voorgesteld wordt om, net als het jaar 2017 en 2018, het restant van te verdelen over de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeenten. Voor de verdeling is de verdeelsleutel WMO integratie uitkering jaar 2019 septembercirculaire 2017 gehanteerd. 9. Risicotaxaties buiten kantooruren. Buiten kantooruren worden door DG&J risicotaxaties verricht. Voor de dekking werd hiervoor een separate overeenkomst met gemeenten gesloten. Voorgesteld wordt om deze middelen onderdeel te laten zijn van de inwoner en leerlingbijdrage tabel. De verdeling over de gemeenten vindt plaats op basis van het aantal inwoners per Veilig Thuis Jeugd. Voorgesteld wordt om middels de inwonerbijdrage structureel de bijdrage voor Veilig Thuis Jeugd op te halen. De verdeling is gelijk aan de rijksbijdrage 2019 zoals deze in de septembercirculaire Crisisinterventieteam. Voorgesteld wordt om middels de inwonerbijdrage structureel de bijdrage voor Veilig Thuis Jeugd op te halen. De verdeling is gelijk aan de rijksbijdrage 2019 zoals deze in de septembercirculaire 2017.

18 Het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd, Gelet op het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 22 november 2018; Overwegende dat als gevolg van een aantal ontwikkelingen wordt voorgesteld om de begroting 2019 aan te passen. Het betreft het verwerken van reeds eerder door het Algemeen Bestuur genomen besluiten in de financiële begroting van DG&J; Gezien de afzonderlijke inhoudelijke besluiten van het algemeen bestuur betreffende: o Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Meldpunt Zorg en Overlast o Veilig Thuis Aanscherping Meldcode & Radarfunctie o Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten RMC borging ambulante aanpak MatchMakers o Jeugdgezondheidszorg - Rijksvaccinatieprogramma o Jeugdgezondheidszorg Basispakket JGZ & Digitaal Dossier B e s l u i t : 1. Het voorgenomen besluit nemen tot het vaststellen van de actuele begroting 2019 zoals deze in bijlage 1 is weergegeven; 2. Voor zienswijze de voorstellen die leiden tot een ophoging van de inwonerbijdrage (OGGZ, RMC Matchmaker, Rijksvaccinatieprogramma en Jeugdgezondheidszorg) aan de raden van de deelnemende gemeenten voor te leggen. Programma/Product Omvang Ophoging inwonerbijdrage Programma 1 Publieke Gezondheid OGGZ Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Programma 3 Onderwijs & aansluiting Arbeidsmarkt RMC - MatchMaker Programma 4 Jeugdgezondheidszorg Ja Nee, centrumgemeente bijdrage Nee, centrumgemeente bijdrage Ja Rijksvaccinatieprogramma Jeugdgezondheidszorg Ja Ja, één op één doorzetten Rijksmiddelen Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd van 13 december 2018, De secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden

19 Bijlage 1 Begrotingswijzigingen Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijziging Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 1 Publieke Gezondheid Infectieziekten Soa/Sense TBC Marktgerichte taken Medische Milieukunde Technische Hygiëne zorg Toezicht Kinderopvang Gezondheidsbevordering Crisisorganisatie OGGZ Totaal P1 Publieke Gezondheid Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Crisisorganisatie Totaal P2 Veilig Thuis Programma 3 Onderwijs Leerplicht RMC Totaal P3 Onderwijs Programma 4 JGZ Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Jeugdpreventieteam Totaal P4 JGZ Programma 5 Kennisprogramma Kennisprogramma Totaal P5 Kennisprogramma Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead DG&J Algemene dekkingsmiddelen Totaal P6 Algemene dek Totaal Mutatie reserves Totaal

20 Dordrecht, 5 december 2018 Agendapunt 3b - Actualiseren begroting SOJ, onderdeel voorstel (a) Geachte leden van het Algemeen Bestuur GR DG&J, Het Dagelijks Bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. De voorgenomen begrotingswijziging 2019 vast te stellen en voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende gemeenteraden, met het verzoek om vóór de zienswijze kenbaar te maken aan het Dagelijks Bestuur. 2. De wijziging vast te stellen van de bepaling in het BRTA dat de begroting niet meer wordt opgesteld op basis van de Rijksbijdrage zoals gesteld in paragraaf 2.1. en voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende gemeenteraden, met het verzoek om vóór de zienswijze kenbaar te maken aan het Dagelijks Bestuur. Kern van de zaak De nota "Duurzaam investeren in onze jeugd, meerjarenperspectief jeugdhulp Zuid-Holland Zuid" (verder meerjarenperspectief) is de opvolger van het Beleidsrijk Regionaal Transitiearrangement (BRTA) voor de komende beleidsperiode Dit perspectief is vastgesteld door het Algemeen Bestuur en 16 van de 17 gemeenteraden in Zuid Holland Zuid. Tot en met 2018 werd de begroting Jeugdhulp opgesteld op basis van de Rijksbijdrage zoals gesteld in paragraaf 2.1. van het BRTA. Nu de afgelopen jaren gebleken is dat de vraag naar Jeugdhulp en daarmee het benodigde budget hoger is dan waar rekening mee is gehouden in de Rijksbijdragen is door gemeenteraden aangegeven uit te willen gaan van een realistische begroting. In het AB van 15 november zijn de uitgangspunten dienaangaande besproken en het resultaat ligt hier dan nu voor. Overigens blijft de verdeelsleutel tussen de gemeenten wel gebaseerd op de rijksbijdragen.(paragraaf 2.1, BRTA) Voor 2019 is voor het instellen van een realistische begroting een begrotingswijziging benodigd met een vast te stellen budget. De realistische begroting is gebaseerd op de geprognosticeerde kosten van jeugdhulp zonder afbouw, overeenkomend met de wens van de raden en passend binnen de mogelijkheden nu de jeugdhulpmiddelen in de algemene middelen zijn ondergebracht. Dit als gevolg van de wijziging waarbij de jeugdmiddelen onder de Integratie uitkering Sociaal Domein vanaf 2019 vallen in de Algemene Uitkering van de gemeenten, met uitzondering van Voogdij/18+. De verwachte kosten zullen als gevolg van de effecten van de ingezette transformatieprojecten en lokale plannen moeten afnemen. Vanwege de stijgende vraag naar jeugdhulp en de hogere kosten daarvan is in de begroting 2 procent opvang groei opgenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat naar aanleiding van het besluit over het kostprijsonderzoek van de Gecertificeerde Instellingen hiervan reeds 0,4 mln. is ingevuld. Alle bedragen zijn exclusief Leerdam en Zederik. Deze gemeenten treden uit de GR DG&J per 1 januari

21 Reeds genomen besluiten In het AB van 15 november is vastgesteld dat een begrotingswijziging 2019 in de AB-vergadering van 13 december 2018 wordt geagendeerd met als uitgangspunten: 1. Het jaar 2018 wordt als uitgangspunt genomen voor het bepalen van het benodigde bedrag van 2019, te weten de kosten van 2018 plus 2% indexatie + 2% opvang groei. 2. Voor de jaren 2020 en verder zullen voorstellen worden gedaan die qua lijn de eerder ingenomen vertrekpunten nemen t.a.v. de genoemde bedragen voor middelen naar de voorkant, en de bezuinigingstaakstelling op het regiobudget. Hierbij komt tot uiting dat de gedeelde ambities volledig worden gehandhaafd, maar qua resultaat iets worden getemporiseerd. 3. De invulling van de ambities zoals opgenomen in het MJP worden verder uitgewerkt en ingevuld op de 3 genoemde niveaus, waarbij de lokale plannen worden verbonden met de reeds lopende projecten van de SOJ en de inzet die er aan wordt toegevoegd door het gebruik van de regionale middelen uit het Transformatiefonds. 4. Er zullen in het eerste kwartaal van 2019 keuzes worden besproken en voorgelegd waarmee een halt kan worden toegeroepen aan een verdere toename in de uitgaven Jeugdhulp. Argumenten Gegeven de overschrijdingen in het jeugddomein tot en met 2018 en de wens van raadsleden en wethouders is een realistische begroting een enorme vooruitgang. De beschikbare middelen vanuit de rijksbijdragen zijn niet voldoende gebleken. Het gegeven kader in het AB van 15 november biedt een eerste en goede basis daarvoor (kosten % indexatie + 2% opvang groei). De handhaving van de ambities uit het MJP en de gekozen aanpak op de 3 niveaus (Gemeenten met een vastgesteld lokaal plan, de toegangsfunctie en de inzet van Specialitsche jeugdhulp) in samenhang met elkaar dienen op termijn tot resultaat te leiden. Verdere plannen daartoe worden in het eerste kwartaal 2019 uitbebreid besproken en vastgesteld. Wat te doen met de continue stijging van de aantallen jeugdigen in- en kosten van de jeugdhulp wordt in de te vormen voorstellen meegenomen evenals de resultaten van een aantal projecten uit het MJP en de middelen vanuit het Transformatiefonds. Kanttekeningen en risico's Zie nota begrotingswijziging en dan m.n. 1) de verwachtingen t.a.v. de stijging van de aantallen en het gebruik van jeugdhulp. 2) De afhankelijkheid van de inzet en resultaten van de ambities op de 3 niveaus in samenhang met elkaar. Kosten, baten en dekking Begrotingswijziging 2019 (bedragen * 1.000) Omschrijving Geraamd saldo van baten en lasten Mutatie reserves Begroting 2019 Wijziging Begroting na wijziging procent budget flexibiliteit Begroting + 2 procent flexibiliteit Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Geraamd resultaat

22 Opbouw begroting: Rijksbijdrage Extra bijdrage gemeenten Af: Lokale impuls Beleidsfunctie SO VIR Eliminatie VT/CIT Subtotaal Indexatie Bijdragen gemeenten pp % budgettaire flexibiliteit Bijdragen + 2% budget flex Jeugdpreventieteam Begroting SO pp Gemeentelijke bijdragen 2019 Rijksbijdrage 2019 meicirculaire 2018 Korting sept. Circulair e 2018 Lokale impuls Beleidsfunctie Cumulatie-Gemeentelijkregeling bijdrage 2019 Extra middelen VIR Subtotaal Eliminatie VT en CIT Totaal Prijs indexatie Totaal geindexeerd op pp % flexibel budget Totaal inclusief flexibel budget Jeugdteams 1.a Nog toe te wijzen middelen 'voorkant' 2. Zorginkoop 3. LTA 4. PGB 5. Gecertificeerde instellingen 6. Gesloten Jeugdhulp 7. Uitvoeringskosten SOJ Totaal 2% flexibel budget Totaal inclusief flexibel budget Alblasserdam Dordrecht Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Hendrik-Ido-Ambacht Hoeksewaard Molenlanden Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht Totaal ZHZ Communicatie: Na besluitvorming in het AB wordt een zienswijze gevraagd aan de raden. Juridische of personele consequenties Geen. Vervolgprocedure: In Q zal een meerjarenbegroting worden ingediend voor In Q1 wordt ook de herijking van het MeerjarenPerspectief gedaan waarbij een uitwerking is gedaan van de uitgangspunten 2 en 3 zoals opgenomen onder 'Reeds genomen besluiten'. 3

23 4

24 CONCEPT BESLUIT ALGEMEEN BESTUUR d.d. 13 december 2018 Onderwerp: begrotingswijziging 2019 Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid HET ALGEMEEN BESTUUR Gezien het voorstel van het Dagelijks bestuur van 13 december 2018; Gelet op artikel 5 van de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid; BESLUIT 1. Vaststellen van de voorgenomen begrotingswijziging De voorgenomen begrotingswijziging 2019 voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende gemeenteraden, met het verzoek om vóór de zienswijze kenbaar te maken aan het Dagelijks Bestuur. Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 december de secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden

25 Begrotingswijziging 2019 (bedragen * 1.000) Omschrijving Geraamd saldo van baten en lasten Mutatie reserves Begroting 2019 Wijziging Begroting na wijziging procent budget flexibiliteit Begroting + 2 procent flexibiliteit Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Geraamd resultaat Opbouw begroting: Rijksbijdrage Extra bijdrage gemeenten Af: Lokale impuls Beleidsfunctie SO VIR Eliminatie VT/CIT Subtotaal Indexatie Bijdragen gemeenten pp % budgettaire flexibiliteit Bijdragen + 2% budget flex Jeugdpreventieteam Begroting SO pp Gemeentelijke bijdragen 2019 Rijksbijdrage 2019 meicirculaire 2018 Korting sept. Circulair e 2018 Lokale impuls Beleidsfunctie Cumulatie-Gemeentelijkregeling bijdrage 2019 Extra middelen VIR Subtotaal Eliminatie VT en CIT Totaal Prijs indexatie Totaal geindexeerd op pp % flexibel budget Totaal inclusief flexibel budget Jeugdteams 1.a Nog toe te wijzen middelen 'voorkant' 2. Zorginkoop 3. LTA 4. PGB 5. Gecertificeerde instellingen 6. Gesloten Jeugdhulp 7. Uitvoeringskosten SOJ Totaal 2% flexibel budget Totaal inclusief flexibel budget Alblasserdam Dordrecht Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Hendrik-Ido-Ambacht Hoeksewaard Molenlanden Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht Totaal ZHZ

26 Aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten in de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid Uw kenmerk Ons kenmerk Datum UIT / december 2018 Onderwerp Bijlage(n) Behandeld door/telefoonnummer Begrotingswijziging 3 A. Tolsma / GR DG&J Geachte leden van de raad, Hierbij vragen wij uw zienswijze op een aantal voorgenomen wijzigingen van de begroting 2019 van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid (GR DG&J). Deze wijzigingen betreffen de te onderscheiden onderdelen van de GR DG&J, te weten de Dienst Gezondheid en Jeugd (DG&J) en de Service Organisatie Jeugd (SOJ). Voor de overzichtelijkheid bieden wij u deze wijzigingen gebundeld aan. Bij het bepalen van de benodigde middelen is rekening gehouden met de uittreding van de gemeenten Leerdam en Zederik. De uittredingssom, en de daarmee samenhangende benodigde inspanning om de begroting te verlagen, is nog niet vastgesteld. Hierdoor is de uittreding van deze gemeenten nog niet financieel verwerkt in deze begroting. Aangezien een groot aantal van de nu nog 17 deelnemende gemeenten te maken heeft met een gemeentelijke herindeling, heeft ons algemeen bestuur besloten de gebruikelijke (wettelijke) termijn voor het uitbrengen van de zienswijze te verlengen. De formele besluitvorming over de begrotingswijzigingen is geagendeerd voor de vergadering van 14 maart Om uw zienswijze goed te kunnen verwerken verzoeken wij u om uw zienswijze per wijziging uiterlijk 25 februari 2019 aan te leveren. Achtereenvolgens geven wij in deze brief een inhoudelijke toelichting op de voorgestelde wijzigingen en treft u in bijlage 1 (DG&J) en 2 (SOJ) de financiële onderbouwing hiervan aan. In bijlage 3 vindt u de separate voorstellen zoals die in de vergadering van het algemeen bestuur zijn behandeld.

27 DG&J Begroting 2019 In april 2018 hebben wij u de begroting 2019 voor zienswijze aangeboden. Inmiddels heeft er besluitvorming plaatsgevonden in het Algemeen Bestuur die leiden tot een ophoging van de inwonerbijdrage. Het betreft hier: 1. Versterken van het Meldpunt Zorg en Overlast (OGGZ) 2. Bestendigen aanpak matchmaker voor minder zelfredzame jongeren jaar zonder startkwalificatie 3. Uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma 4. Subsidiering uitvoering Jeugdgezondheidszorg Daarnaast is het Meerjarenperspectief Veilig Thuis vastgesteld. Dit leidt niet tot een verhoging van de inwonerbijdrage maar wel tot een aanpassing van de begroting Versterken van het Meldpunt Zorg en Overlast (OGGZ) De ophoging van het budget 2019 voor het regionale Meldpunt Zorg en Overlast Zuid- Holland Zuid voor een bedrag van is noodzakelijk voor het opvangen van de forse stijging van het aantal meldingen. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door de toename van het aantal politie meldingen in het kader van de aanpak personen met verward gedrag. Het Meldpunt Zorg en Overlast zorgt voor registratie en een goede analyse van de situatie en de daarbij benodigde hulpverlening aan cliënten. Vervolgens wordt in afstemming met zorginstellingen en (sociale) wijkteams de hulpverlening en ondersteuning op gang gebracht of indien nodig geïntensiveerd. Het Meldpunt Zorg en Overlast monitort de ingezette trajecten voor cliënten. De aanpak voor deze kwetsbare doelgroepen is een samenspel tussen het Meldpunt Zorg en Overlast, zorginstellingen, wijkteams en politie. Naast het werk van het Meldpunt Zorg en Overlast biedt de GGD ook nog specifieke OGGZ dienstverlening op maat voor gemeenten. Bijvoorbeeld het runnen van lokale zorgnetwerken, OGGZ advies en de aanpak van extreme woningvervuilingen. Hiervoor worden aparte afspraken gemaakt met gemeenten. 2. Bestendigen aanpak matchmaker voor minder zelfredzame jongeren jaar zonder startkwalificatie In de regio s Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) is, op initiatief van de Dienst Gezondheid & Jeugd, in december 2016 gestart met de aanpak MatchMakers. De aanpak is gericht op de begeleiding van minder zelfredzame jongeren van jaar zonder startkwalificatie naar werk, school of een combinatie van beide. Het gaat in de aanpak om een bundeling van de expertise van het RMC, Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten en Werk & Inkomen, die zich kenmerkt door een outreachende en vasthoudende werkwijze waarin volop ruimte is voor maatwerk. De aanpak MatchMaker was gefinancierd met tijdelijke ESF-middelen die eind 2018 stoppen.

28 Het AB heeft besloten om vanaf 2019 aan de begroting van de DG&J structureel toe te voegen teneinde een matchmaker in dienst te kunnen nemen. Samen met matchmakers van de SDD, Avres en hopelijk in de nabije toekomst ook van Werk & Inkomen Hoeksche Waard, kan hiermee de blijvende inzet voor deze doelgroep worden gewaarborgd. 3. Uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma De uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma gaat over vanuit de Rijksbegroting naar het gemeentefonds. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2019 DG&J uitvoering gaat geven aan de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma. De overheveling van het macrobudget vindt plaats via een structurele storting in het gemeentefonds en komt voor de regio Zuid-Holland Zuid neer op In de septembercirculaire 2018 zijn de definitieve bedragen zoals de gemeenten deze vanuit het gemeentefonds gaan ontvangen bekend gemaakt. Voorgesteld wordt om de middelen die hiervoor vanuit het gemeentefonds beschikbaar worden gesteld op te halen bij de gemeenten. 4. Subsidiering uitvoering Jeugdgezondheidszorg De benodigde ophoging van het budget Jeugdgezondheidszorg 2019 voor een bedrag van is vooral toe te schrijven aan de autonome loonkostenontwikkeling in de zorg (CAO VVT). Daarnaast wordt een relatief beperkt bedrag gevraagd vanwege extra training en opleiding van JGZ professionals en de ontwikkeling van innovatieve projecten om beter aan te sluiten bij de behoeften van ouders en een betere aansluiting en samenwerking te realiseren met partijen in het lokale veld. Deze extra investeringen in professionals en innovatie hebben een lange termijn effect en leveren een concrete bijdrage aan de modernisering van de JGZ in verbinding met gemeenten en partner organisaties. Indien de aanbesteding van de JGZ 2020 een nieuwe uitvoerende organisatie zou opleveren, dan nog zouden deze extra investeringen een blijvend rendement kunnen opleveren, omdat bij een overgang van uitvoerder ook het JGZ personeel zal worden overgenomen (Overgang van Onderneming). Alhoewel met deze wijziging strikt genomen alleen de begroting 2019 wordt opgehoogd, heeft in elk geval de cao stijging een structurele doorwerking. Het meerjarige effect zal worden betrokken bij het opstellen van de begroting Meerjarenperspectief Veilig Thuis De gewijzigde wet Meldcode gaat in per januari 2019 en zal naar verwachting een toename in het aantal meldingen bij Veilig Thuis tot gevolg hebben. Daarbij is Veilig Thuis belast met de z.g. radarfunctie. Door uitvoering te geven aan de radarfunctie komt bij Veilig Thuis alle informatie over jeugdigen en volwassenen, die zich in een situatie van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bevinden, op de "radar". Hiermee wordt voorkomen dat jeugdigen en volwassenen uit zicht raken zonder dat de situatie waarin zij zich bevinden is verbeterd en/of genormaliseerd.

29 Een belangrijk onderdeel van het op de "radar" hebben van jeugdigen en volwassenen is de uitbreiding van taken met betrekking tot de monitor functie. De monitoring richt zich op de effecten van de gestelde veiligheidsvoorwaarden en bewaakt daarmee de focus op veiligheid gedurende het hele ketentraject tot het stabiel veilig is. Veilig Thuis heeft hiervoor gedurende de monitor periode contact met direct betrokkenen en hulpverlening. Er is ook direct contact met betrokken kinderen. Het handelingsprotocol op basis waarvan Veilig Thuis haar werkzaamheden uitvoert is op basis van de gewijzigde wet Meldcode en de doorontwikkelde visie over samenwerken aan veiligheid, geactualiseerd. De kern van het nieuwe handelingsprotocol is dat de directe betrokkene in geval van een melding centraal staat. Om hier uitvoering aan te geven wordt met ingang van 2019 met alle betrokkenen, direct nadat de melding bij Veilig Thuis is gedaan, gesproken. De verwachte toename van het aantal meldingen en de uitbreiding van taken betekent voor Veilig Thuis Zuid Holland Zuid uitbreiding van met name operationele inzet waarmee een bedrag van gemoeid is. Bij het in kaart brengen van de consequenties van deze uitbreiding is gekeken naar beïnvloedingsmogelijkheden om de uitbreiding van inzet te beperken. Beïnvloeding is mogelijk op beperken van de instroom en op het verschuiven van inzet op onderzoek naar inzet op ondersteuning. Of deze beïnvloedingsmogelijkheden tot het daadwerkelijk gewenste effect leiden is afhankelijk van de mate waarin lokale teams uitvoering kunnen geven aan het hiertoe benodigde partnerschap. SOJ Begroting 2019 Door het algemeen bestuur van de GR DG&J zijn op 15 november de volgende uitgangspunten vastgesteld voor de voorgenomen begrotingswijziging: 1. Het jaar 2018 wordt als uitgangspunt genomen voor het bepalen van het benodigde bedrag van 2019, te weten de kosten van 2018 plus 2% indexatie + 2% opvang groei. 2. Voor de jaren 2020 en verder zullen voorstellen worden gedaan die qua lijn de eerder ingenomen vertrekpunten nemen t.a.v. de genoemde bedragen voor middelen naar de voorkant, en de bezuinigingstaakstelling op het regiobudget. Hierbij komt tot uiting dat de gedeelde ambities volledig worden gehandhaafd, maar qua resultaat iets worden getemporiseerd. 3. De invulling van de ambities zoals opgenomen in het MJP worden verder uitgewerkt en ingevuld op de 3 genoemde niveaus, waarbij de lokale plannen worden verbonden met de reeds lopende projecten van de SOJ en de inzet die er aan wordt toegevoegd door het gebruik van de regionale middelen uit het Transformatiefonds. Er zullen in het eerste kwartaal van 2019 keuzes worden besproken en voorgelegd. Hiertoe wordt in allerlei verbanden een brede discussie gevoerd leidend tot een betere transformatie en afstemming van doelen en werkwijzen binnen de regio. In de vergadering van het algemeen bestuur van 13 december is besloten om vast te stellen dat dat de begroting niet meer wordt opgesteld op basis van de Rijksbijdrage zoals gesteld in paragraaf 2.1. van het BRTA maar om een realistische begroting op te stellen.

30 De nota "Duurzaam investeren in onze jeugd, meerjarenperspectief jeugdhulp Zuid- Holland Zuid" (verder meerjarenperspectief) is de opvolger van het Beleidsrijk Regionaal Transitiearrangement (BRTA) voor de komende beleidsperiode Dit perspectief is vastgesteld in 16 van de 17 gemeenteraden. Tot en met 2018 werd de begroting Jeugdhulp opgesteld op basis van de Rijksbijdrage zoals gesteld in paragraaf 2.1. van het BRTA. Nu de afgelopen jaren gebleken is dat de vraag naar Jeugdhulp en daarmee het benodigde budget hoger is dan waar rekening mee is gehouden in de Rijksbijdragen is door gemeenteraden aangegeven uit te willen gaan van een realistische begroting. In het AB van 15 november zijn de uitgangspunten dienaangaande besproken en het resultaat ligt hier dan nu voor. Overigens blijft de verdeelsleutel tussen de gemeenten wel gebaseerd op de rijksbijdragen. (paragraaf 2.1, BRTA) Voor 2019 is voor het instellen van een realistische begroting een begrotingswijziging benodigd met een vast te stellen budget. De realistische begroting is gebaseerd op de geprognosticeerde kosten van jeugdhulp zonder afbouw, overeenkomend met de wens van de raden en passend binnen de mogelijkheden nu de jeugdhulpmiddelen in de algemene middelen zijn ondergebracht. Dit als gevolg van de wijziging waarbij de jeugdmiddelen onder de Integratie uitkering Sociaal Domein vanaf 2019 vallen in de Algemene Uitkering van de gemeenten, met uitzondering van Voogdij/18+. In dit meerjarenperspectief is een pad uitgestippeld met interventies die er toe moeten leiden dat de jeugdhulp in onze regio transformeert. Het MJP kent naast de financiële component een inhoudelijke component waarbij sprake is van een aantal geïmplementeerde projecten. Deze projecten worden aangevuld met projecten die vanuit de middelen afkomstig van het transformatiefonds worden ingezet. Jaarlijks vindt actualisatie van het Meerjarenperspectief (MJP) plaats. De financiële raming voor de jaren wordt geactualiseerd aan de meest recente inzichten ten aanzien van de zorgvraag en de daaraan verbonden kosten. De verwachte kosten zullen als gevolg van de effecten van de ingezette transformatieprojecten en lokale plannen moeten afnemen. Vanwege de stijgende vraag naar jeugdhulp en de hogere kosten daarvan is in de begroting 2 procent opvang groei opgenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat naar aanleiding van het besluit over het kostprijsonderzoek van de Gecertificeerde Instellingen hiervan reeds 0,4 mln. is ingevuld. Alle bedragen zijn exclusief Leerdam en Zederik. Deze gemeenten treden uit de GR DG&J per 1 januari Met vriendelijke groet, Het dagelijks bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd, de secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden

31 Bijlage 1. Actualisering DG&J begroting 2019 De begroting van DG&J kent een vijftal inhoudelijke programma's. In onderstaande schema is weergegeven op waar een voorstel tot wijziging van de begroting plaatsvindt en of het voorstel leidt tot een aanpassing van de inwonerbijdrage. Programma/Product Omvang Ophoging inwonerbijdrage Programma 1 Publieke Gezondheid OGGZ Ja Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Nee, centrumgemeente bijdrage Nee, centrumgemeente bijdrage Programma 3 Onderwijs RMC Ja Programma 4 Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Basispakket JGZ Ja Ja, één op één doorzetten Rijksmiddelen Nadere toelichting voorgestelde begrotingswijzigingen 1. Versterken van het Meldpunt Zorg en Overlast (OGGZ) Voorgestelde begrotingswijziging De benodigde formatieve inzet voor 2019 bedraagt 2 fte procescoördinator OGGZ. Binnen de inwonerbijdrage is dekking voor 1,3 fte beschikbaar. Om de stijging in meldingen op te kunnen vangen, is een uitbreiding van 0,7 fte noodzakelijk. De lasten die hiermee gepaard gaan bedragen Het onderdeel overhead is geraamd voor de dekking van onder meer de kosten van het SCD en personeel gerelateerde kosten (reiskosten, opleidingen). Product Begroting 2019 Programma 1 Publieke Gezondheid Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo OGGZ Programma Algemene dekkingsmiddelen Overhead Algemene dekkingsmiddelen Totaal Alg. dek

32 2. Bestendigen aanpak matchmaker voor minder zelfredzame jongeren jaar zonder startkwalificatie Voorgestelde begrotingswijziging De extra middelen hebben een omvang van totaal circa , welke structureel vanaf 2019 aan de begroting van de DG&J worden toegevoegd. Grotendeels vinden de uitgaven plaats binnen het product RMC/voortijdig schoolverlaten. Daarnaast bevatten deze middelen dekking voor de overhead. Door deze uitsplitsing dient de begroting op een tweetal begrotingsprogramma's, Onderwijs en Aansluiting Arbeidsmarkt en Algemene Dekkingsmiddelen, te worden aangepast. In onderstaande tabel is de uitsplitsing weergegeven. Het onderdeel overhead is geraamd voor de dekking van onder meer de kosten van het SCD en personeel gerelateerde kosten (reiskosten, opleidingen). (bedragen x 1.000) Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Product Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 3 Onderwijs en Aansluiting Arbeidsmarkt RMC Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead Uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma Voorgestelde begrotingswijziging In de septembercirculaire 2018 van het gemeentefonds is aangegeven wat de totale omvang van de middelen is die voor uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma aan het gemeentefonds worden toegevoegd. Conform voorstel van het Algemeen Bestuur van 20 september wordt voorgesteld de beschikbare bedragen één op één vanuit de gemeenten over te hevelen naar DG&J. (bedragen x 1.000) Product Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 4 Jeugdgezondheidszorg RVP Subsidiering uitvoering Jeugdgezondheidszorg Voorgestelde begrotingswijziging Binnen de begroting van DG&J is beschikbaar voor de uitvoering van de JGZ aan Rivas/Careyn. Honorering van de subsidieaanvraag vereist een ophoging van het subsidieplafond ter grootte van

33 (bedragen x 1.000) Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Product Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 4 Jeugdgezondheidszorg JGZ Meerjarenperspectief Veilig Thuis Voorgestelde begrotingswijziging Voor dekking van de lasten die samenhangen met de uitbreiding van de taken van Veilig Thuis zijn aan de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang middelen toegevoegd. Dit met het doel om het geld terecht te laten komen bij de gemeenten die de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vormgeven. Voor 2018 gaat het om een bedrag van 11,9 miljoen en dit bedrag loopt op tot 38,6 miljoen structureel vanaf Voor 2019 betreft het (centrumgemeente Dordrecht en centrumgemeente Nissewaard ). De huidige financiering systematiek houdt in dat voor volwassenen de benodigde middelen via een subsidieaanvraag bij de centrumgemeenten wordt opgehaald en dat voor jeugd de middelen vanuit de inwonerbijdrage wordt opgehaald. Doordat nu middelen voor zowel volwassenen als jeugd aan de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang zijn toegevoegd, leidt dit ertoe dat jeugd zowel vanuit gemeenten als jeugd wordt gefinancierd. Dit betekent dat de middelen die vanuit de centrumgemeenten wordt ontvangen verdeeld is over de producten Veilig Thuis Volwassenen en Veilig Thuis Jeugd. Het onderdeel overhead is geraamd voor de dekking van onder meer de kosten van het SCD en personeel gerelateerde kosten (reiskosten, opleidingen). (bedragen x 1.000) Product Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijzigingen Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Veilig Thuis Jeugd Totaal Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead

34 Totaaloverzicht wijzigingen 2019 DG&J (bedragen x 1.000) Begroting 2019 Begrotingswijziging Begroting 2019 na wijziging Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Programma 1 Publieke Gezondheid Infectieziekten Soa/Sense TBC Marktgerichte taken Medische Milieukunde Technische Hygiëne zorg Toezicht Kinderopvang Gezondheidsbevordering Crisisorganisatie OGGZ Totaal P1 Publieke Gezondheid Programma 2 Veilig Thuis Veilig Thuis Volwassenen Veilig Thuis Jeugd Crisisorganisatie Totaal P2 Veilig Thuis Programma 3 Onderwijs Leerplicht RMC Totaal P3 Onderwijs Programma 4 JGZ Jeugdgezondheidszorg Rijksvaccinatieprogramma Jeugdpreventieteam Totaal P4 JGZ Programma 5 Kennisprogramma Kennisprogramma Totaal P5 Kennisprogramma Programma Algemene Dekkingsmiddelen Overhead DG&J Algemene dekkingsmiddelen Totaal P6 Algemene dek Totaal Mutatie reserves Totaal

35 Begrotingswijziging in euro's per gemeente Gemeenten Inwoners Totaal OGGZ Match Maker JGZ JGZ Digitaal dossier Extra contact moment Alblasserdam Dordrecht H.I. Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht RVP Molenlanden Molenwaard Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-G'dam Hoeksche Waard Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Totaal Voor OGGZ is als verdeelsleutel inwoners gehanteerd. De verdeelsleutel voor MatchMaker is aantal leerlingen. Voor JGZ bestaat de verdeelsleutel uit deels doeluitkering (65%) en inwoneraantallen (35%). De verdeelsleutel Digitaal Dossier betreft jeugdigen en voor de hogere bijdrage extra contactmomenten is als verdeelsleutel inwoners gehanteerd. Deze sleutels komen overeen met de begroting 2019 die in juli 2018 is vastgesteld in het Algemeen Bestuur. 5

36 Inwonerbijdrage- en leerlingbijdrage 2019 na wijzigingen Gemeenten Inwoners Totaal VGZ (1) BLVS (2) JPT (3) JGZ (4) Digitaal Dossier JGZ (5) Extra Contact moment (6) RVP (12) Samen voor gezond (7) Veilig Thuis Volwassenen (8) Risico taxaties na kantoor (9) Veilig Thuis Jeugd (10) Alblasserdam Dordrecht H.I. Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht CIT (11) Molenlanden Molenwaard Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-G'dam Leerdam Zederik Hoeksche Waard Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Totaal De ophoging van de inwonerbijdrage vanwege het voorstel van OGGZ is toegevoegd aan de inwonerbijdrage VGZ (Volksgezondheid). Matchmaker is toegevoegd aan BLVS. 6

37 Bijlage 2. Actualisering SOJ-begroting 2019 In de afgelopen jaren is er gefaseerd een macrokorting van 15% op de rijksbijdrage jeugdhulp doorgevoerd. In aanvulling daarop heeft een korting op de rijksbijdrage plaatsgevonden voor de compensatieregeling Voogdij/18+ en extra uitvoeringskosten Sociale Verzekeringsbank (SVB) in verband met persoonsgebonden budgetten (PGB's). In onderstaande tabel zijn de kortingen op de rijksbijdragen vergeleken met de extra bijdragen van gemeenten. Uit de tabel blijkt dat de extra gemeentelijke bijdragen over de jaren 2015 tot en met ,6 mln. euro lager zijn geweest dan de kortingen op de rijksbijdragen. Dit betekent dat als het kostenniveau van 2014 zou zijn gecontinueerd, de gemeentelijke bijdragen 38,6 mln. hoger zouden zijn geweest. Met zo veel woorden betekent dit dus niet alleen dat de regio er in is geslaagd de jeugdhulp te continueren tegen aanzienlijk lagere kosten dan in de situatie tot en met eind 2014, maar ook dat er nog eens aanzienlijk meer jeugdigen voor dat bedrag geholpen zijn. Kortom, er zijn al belangrijke resultaten gerealiseerd in de transformatie van de jeugdhulp conform de doeleinden van het Beleidsrijke Regionaal Transitie Arrangement! bedragen * 1 mln Totaal Macrokorting 6,6 12,4 18,0 18,0 55,0 Korting compensatieregeling Voogdij/18+ en SVB 0,1 1,0 1,1 Totaal kortingen 6,6 12,4 18,1 19,0 56,1 Extra gemeentelijk bijdrage exclusief Veilig Thuis -0,8 1,3 5,4 11,6 17,5 Kortingen rijksbijdrage -/- extra bijdragen gemeenten 7,4 11,1 12,7 7,4 38,6 Exclusief Lokale impuls 9,7 13,4 15,0 9,7 47,8 Regionale en landelijke stijging van de zorgvraag De ontwikkeling van het aantal jeugdigen in onze eigen regio is als volgt: De landelijke ontwikkeling is nog veel sterker geweest. Zowel in het aantal jeugdigen als de kosten. Uit een publicatie in Binnenlands Bestuur blijkt dat het landelijk tekort op het jeugdbudget ,9 procent ( 605 mln.) bedraagt. In onze regio bedroeg het tekort ,0 procent ( 5,4 mln.). Uit een concept rapportage van de Netwerk Directeuren Sociaal Domein (NDSD) blijkt dat er net als in onze eigen regio landelijk een sterke groei is van het aantal jeugdigen dat jeugdhulp ontvangt. Het aantal jeugdigen is volgens dit rapport jaarlijks gestegen met 7 procent. Dit is een nog veel sterkere stijging dan de jaarlijkse stijging van 4,3% in ZHZ. Tussen 2015 en 2017 daalde het budget per cliënt in de Jeugdwet verder door waar het cliëntaantal steeg. Hierdoor is het budget per cliënt gedaald met 26% van euro 7

38 per cliënt naar euro per cliënt. Onderstaande tabel illustreert grafisch deze landelijke ontwikkeling. De opgenomen percentages zijn percentages per jaar. Geconcludeerd wordt dat zowel de kosten en tekort ontwikkeling als de stijging van het aantal jeugdigen in ZHZ veel minder sterk is geweest dan het landelijke gemiddelde. Opvang groei jeugdhulp Serviceorganisatie 2% vanwege jaarlijkse stijging aantal jeugdigen in zorg Dit jaar en voorgaande jaren is het aantal jeugdigen in zorg flink gestegen. Er is een reële kans dat ook in 2019 het aantal jeugdigen in zorg verder door zal stijgen. De SOJ zal de afgesproken budgetten als uitgangspunt nemen maar constateert dat mede als gevolg van de "nee tenzij" regeling er feitelijk een soort van open eind regeling is waardoor kosten lastig beheersbaar zijn. Gezien dit feit en de nog moeilijk te beïnvloeden zorgvraag is daarom een marge voor opvang groei ter hoogte van 2 procent in de begroting opgenomen om de mogelijke groei van het aantal jeugdigen dat gespecialiseerde jeugdhulp ontvangt in de tweede lijn op te vangen. Hierbij wordt opgemerkt dat de landelijke groei veel sterker is (7 procent per jaar) en dat de besluitvorming over het kostprijsonderzoek Gecertificeerde Instellingen er toe heeft geleid dat van deze 2 procent reeds 0,4 mln. is ingevuld. Ontwikkeling rijksbijdragen en opname uitkering sociaal Domein/Jeugd in algemene uitkering Met ingang van 2019 gaat de Integratie uitkering Sociaal Domein op in de Algemene Uitkering, met uitzondering van Voogdij/18+. Voor het jaar 2019 zijn de beschikbare rijksbijdragen voor jeugd nog opgenomen in de meicirculaire

39 Begrotingswijziging 2019 (bedragen * 1.000) Omschrijving Geraamd saldo van baten en lasten Mutatie reserves Begroting 2019 Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Geraamd resultaat Opbouw begroting: Rijksbijdrage Extra bijdrage gemeenten Af: Lokale impuls Beleidsfunctie SO VIR Eliminatie VT/CIT Subtotaal Indexatie Gemeentelijke bijdragen 2019 Wijziging Bijdragen gemeenten pp % budgettaire flexibiliteit Bijdragen + 2% budget flex Jeugdpreventieteam Begroting SO pp Begroting na wijziging procent budget flexibiliteit Begroting + 2 procent flexibiliteit Rijksbijdrage 2019 meicirculaire 2018 Korting sept. Circulair e 2018 Lokale impuls Beleidsfunctie Cumulatie-Gemeentelijkregeling bijdrage 2019 Extra middelen VIR Subtotaal Eliminatie VT en CIT Totaal Prijs indexatie Totaal geindexeerd op pp % flexibel budget Totaal inclusief flexibel budget Jeugdteams 1.a Nog toe te wijzen middelen 'voorkant' 2. Zorginkoop 3. LTA 4. PGB 5. Gecertificeerde instellingen 6. Gesloten Jeugdhulp 7. Uitvoeringskosten SOJ Totaal 2% flexibel budget Totaal inclusief flexibel budget Alblasserdam Dordrecht Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Hendrik-Ido-Ambacht Hoeksewaard Molenlanden Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht Totaal ZHZ

40 Dordrecht, 19 oktober 2018 Onderwerp: Financiële beleidsstukken GR DG&J 2018 Agendapunt: 3c Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Het Dagelijks Bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. Vaststellen van de Financiële verordening en gelijktijdig de oude verordening intrekken. 2. Vaststellen van de Controleverordening en gelijktijdig de oude verordening intrekken. 3. Vaststellen van het Controleprotocol en gelijktijdig het oude protocol intrekken. 4. Vaststellen van het Financieringsstatuut en gelijktijdig het oude Financieringsstatuut intrekken. 5. Vaststellen van de Nota Activeren en afschrijven en gelijktijdig de oude nota intrekken. 6. Vaststellen van de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen en gelijktijdig het oude beleidskader Risicomanagement en Weerstandsvermogen intrekken. Kern van de zaak De GR DG&J kent een aantal financiële beleidsstukken die periodiek herijkt dient te worden. Met name als gevolg van wijzigingen binnen het Besluit Begroten en Verantwoorden provincies en gemeenten (BBV) dienen de huidige beleidsstukken te worden herzien. Argumenten De GR DG&J heeft een aantal financiële beleidsstukken om invulling te geven aan enerzijds aan bepalingen uit de Gemeentewet en anderzijds bepalingen uit de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid (5 e wijziging). Voor de financiële administratie is in de gemeenschappelijke regeling (artikel 34) opgenomen dat het Algemeen Bestuur de financiële verordening en controle verordening vaststelt. De Gemeentewet (artikel 212 en 213) schrijft voor dat het verplicht is om deze verordeningen te hebben. Nadere uitwerking van deze twee verordeningen vindt plaats middels het controleprotocol, nota Activeren en afschrijven, nota risicomanagement en weerstandsvermogen en het financieringsstatuut. Deze financiële beleidsstukken hangen met elkaar samen en kennen verschillende verwijzingen naar het BBV.

41 Met name de wijzigingen in het BBV hebben ertoe geleid dat de financiële beleidsstukken herzien dienen te worden. De wijziging van de BBV was reeds voor het jaar 2017 voor gemeenten van toepassing, voor gemeenschappelijke regelingen is deze ingegaan per 1 januari Om te voldoen aan het wettelijke kader, dienen de financiële beleidsdocumenten in te gaan per 1 januari Tevens zijn in de stukken afspraken verwerkt die zijn beschreven in de notitie 'kaderstelling op de GR-en' welke in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 28 september 2017 is behandeld. Deze afspraken zijn voorbereid door een vertegenwoordiging van concerncontrollers van gemeenten uit de subregio's Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden en Hoeksche Waard en de concerncontrollers van de GR'en op ZHZ-niveau (Veiligheidsregio, Omgevingsdienst en Dienst Gezondheid en Jeugd). Deze afspraken hebben voornamelijk betrekking op het vormen van weerstandsvermogen bij de GR DG&J en het begrotingsproces. In het financieringsstatuut is een inhoudelijke wijziging aangebracht. In het statuut wordt gesproken over een treasurycommittee. Met de komst van Schatkistbankieren zijn de mogelijkheden tot het aantrekken en uitzetten van middelen aanzienlijk beperkt. Voor de adviesfunctie van het treasurycommittee wordt voorgesteld om deze functie door het Dagelijks Bestuur te laten plaatsvinden. Voor de overige taken van de treasurycommittee wordt voorgesteld deze te beleggen bij de concerncontroller van de GR DG&J. Ten aanzien van de nota Activeren en afschrijven wordt voorgesteld om de huidige grens voor activering te verhogen van naar Reden hiervoor is dat dit beter aansluit bij de praktijk om met name bij grotere projecten te kiezen voor activeren en afschrijven en het 'reguliere' onderhoud (waarbij wel sprake kan zijn van meerjarig gebruik, zoals bij bureaustoelen/tafels) direct ten laste van de exploitatie te brengen. Ten slotte zijn teksten verduidelijkt en daar waar nodig opgeschoond. Kanttekeningen en risico s Geen Kosten, baten en dekking Geen Juridische of personele consequenties Geen Vervolgprocedure Dagelijks Bestuur 22 november 2018 Auditcommissie 3 december 2018 Algemeen Bestuur 13 december 2018 Portefeuillehouder: G. Janssen Informatie: A. Tolsma Telefoonnummer: a.tolsma@dienstgezondheidjeugd.nl - Bijlagen: o Financiële verordening GR DG&J 2018 o Controleverordening GR DG&J 2018 o Controleprotocol GR DG&J 2018 o Financieringsstatuut GR DG&J 2018 o Nota activeren en afschrijven GR DG&J 2018 o Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen GR DG&J 2018 o Besluit Financiële beleidsstukken GR DG&J 2018

42 Controleprotocol 2018 en verder 1. Inleiding Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid geeft opdracht om de accountantscontrole zoals bedoeld in art. 213 Gemeentewet (GW) uit te voeren. Ter voorbereiding en ondersteuning van de uitvoering van de accountantscontrole moet het Algemeen Bestuur een aantal zaken nader regelen, hetgeen middels dit controleprotocol plaatsvindt. De accountantscontrole is tweeledig: enerzijds gericht op het getrouwe beeld 1 en anderzijds gericht op de mate waarin de mutaties in de jaarrekening voldoen aan de weten regelgeving. Het expliciet in de verklaring van de accountant opnemen van een oordeel over deze zogenaamde rechtmatigheid heeft in het lokaal bestuur een proces op gang gebracht van het definiëren van normen die van belang zijn voor dit oordeel en de wijze waarop afwijkingen van die norm gewogen moeten worden. Voor een deel vertaalt zich dit in algemene kaders (via de commissie Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) en voor een deel maakt het Algemeen Bestuur hierin haar eigen keuzes. Object van controle zijn de jaarstukken 2018 en daarmede tevens het financieel beheer over dat jaar zoals uitgeoefend door of namens het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd. Het toetsingskader wordt periodiek afgestemd op de laatste inzichten met betrekking tot de rechtmatigheid. Alsook de wijzigingen in de regelgeving. Controleprotocol en toetsingskader geven richting aan de aanpak van interne audits en de aanpak van de externe controle door de accountant. Doelstelling Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringtoleranties voor de controle van de jaarstukken 2018 en verder van de GR DG&J. Wettelijk kader De Gemeentewet, art. 213, schrijft voor dat het Algemeen Bestuur één of meer accountants aanwijst als bedoeld in art. 393 eerste lid Boek 2 Burgerlijk Wetboek voor de controle van de in art. 197 GW bedoelde jaarstukken en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant kan het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen geven voor te hanteren goedkeurings- en rapporteringtoleranties. Tevens wordt in de opdrachtverstrekking duidelijk aangegeven welke wet- en 1 Als een gebruiker zijn/haar besluitvorming of handelen laat beïnvloeden door de jaarrekening, moet hij/zij er vanuit kunnen gaan dat het beeld van de jaarrekening daarvoor voldoende juist is.

43 regelgeving in het kader van het financieel beheer onderwerp van rechtmatigheidscontrole zal zijn. De voor de toetsing door de accountant relevante weten regelgeving is in dit controleprotocol opgenomen (bijlage 1). Het Algemeen Bestuur heeft op 13 december 2018 de financiële verordening (verordening ex art. 212 GW) voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd vastgesteld. Met dit controleprotocol stelt het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2018 en latere jaren. 2. Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid en rechtmatigheid) Zoals in art 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 GW bedoelde jaarstukken uitgevoerd door de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: de getrouwe weergave van de in de jaarstukken gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen; de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; het in overeenstemming zijn van de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarstukken met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 GW (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten); de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarstukken. Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 GW (Besluit Accountantscontroles Provincie en Gemeenten) en.het besluit accountantscontrole provincies en gemeenten (Bado) alsmede de voor accountants geldende controle- en overige standaarden bepalend zijn voor de door de accountant uit te voeren werkzaamheden. Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden (BADO) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen. De accountant hoeft niet vast te stellen dat alle handelingen in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving zijn verricht. De accountantscontrole richt zich tot die handelingen waaruit financiële gevolgen voortkomen, die als baten, lasten of balansmutaties in de jaarrekening worden verantwoord. De van toepassingen zijnde verordeningen die direct van invloed op uitkomsten van de balans en/of begroting zijn, blijken uit bijlage 1. Besluiten van het Dagelijks Bestuur en andere regels verband houdende met de bedrijfsvoering worden niet in de financiële rechtmatigheidscontrole van 2018 betrokken tenzij deze een direct verband hebben met of voortvloeien uit besluiten van het Algemeen Bestuur. Uitgangspunt is dat alle wetten, verordeningen, enzovoorts elke vier jaar minstens een keer intensief op hun rechtmatige toepassing worden getoetst. Deze cyclische benadering borgt de volkomenheid van de rechtmatigheidscontrole. De risico s van wetten, verordeningen, raadsbesluiten die vanaf gemiddeld gekwalificeerd zijn, zullen jaarlijks onderwerp van intensieve controle zijn. De jaarlijks te controleren verordeningen worden in de Auditcommissie besproken.

44 De rechtmatige toepassing van de verordeningen zal worden nagegaan door middel van een beoordeling van de administratieve organisatie en het werkproces en cijferbeoordeling van de uitkomsten. Als specifieke uitkeringen gecontroleerd worden volgens de SiSa-procedure (Single Audit Single Information), dan is dit een voldoende waarborging voor de rechtmatige verkrijging en besteding van de middelen. Bij SiSa wordt met de wettelijke controlevoorschriften van gemeenten rekening gehouden zodat dubbele controlewerkzaamheden worden voorkomen. 3. Te hanteren goedkeurings- en rapporteringtoleranties De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties en financiële beheershandelingen met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming, de strekking van de af te geven controleverklaring. In het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. Naast de goedkeuringstoleranties wordt de rapporteringtolerantie onderscheiden. Dit is een norm waaraan de accountant individuele fouten toetst; wanneer fouten aan de norm voldoen, worden ze gerapporteerd zonder dat dit verdere consequenties behoeft te hebben voor de goedkeuring van de jaarstukken als geheel. De goedkeurings- en rapporteringtolerantie wordt door het algemeen bestuur vastgesteld, met inachtneming van de volgende minimumeisen. Fouten in jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten) Goedkeurend Strekking accountantsverklaring Beperking Goedkeuringstolerantie Oordeelonthouding Afkeurend 1 % > 1% < 3% - 3% 3 % > 3% < 10% 10% - Naast deze kwantitatieve benadering zal de accountant ook een kwalitatieve beoordeling hanteren (professional judgement). De weging van fouten en onzekerheden vindt ook plaats op basis van professional judgement. De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming, de strekking van de af te geven accountantsverklaring. De goedkeuringstolerantie bedraagt volgens de verordening 213 1% bij fouten en 3% ingeval van onzekerheden. Naast de goedkeuringstoleranties wordt onderkend de rapporteringtolerantie. Ter verantwoording naar de samenleving is de goedkeuringstolerantie relevant. Voor het Algemeen Bestuur is de rapporteringtolerantie even relevant omdat deze het Algemeen Bestuur informeert over een scala van onjuistheden. De definitie van rapporteringtolerantie kan als volgt worden omschreven: De rapporteringtolerantie(s) is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringtolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een

45 uitgebreidere rapportage van bevindingen. De rapporteringtolerantie kan worden vastgesteld op een percentage, bijvoorbeeld 80%, van de goedkeuringstolerantie of op een maatschappelijk relevant geacht absoluut bedrag zoals De rapporteringtoleranties kunnen zich verder toespitsen op die elementen die het Algemeen Bestuur specifiek nader terug wil zien, zonder dat dit de controletoleranties zelf beïnvloedt. De accountant richt de controle in, rekening houdend met de rapporteringtolerantie om te kunnen waarborgen dat alle gesignaleerde onrechtmatigheden die dit bedrag overschrijden ook daadwerkelijk in het verslag van bevindingen worden opgenomen. Naast de weging van fouten en onzekerheden om tot een accountantsoordeel (t.b.v. strekking accountantsverklaring) te komen, is het ook nuttig om een rapporteringtolerantie af te spreken. Voorgesteld wordt om een rapporteringtolerantie te hanteren van Dit betekent dat alle gecorrigeerde fouten en onzekerheden in de jaarrekening, die of meer bedragen, worden gerapporteerd in het verslag van bevindingen. 4. Rechtmatigheid en de aanvullend te controleren rechtmatigheidscriteria Het begrip rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole wordt gedefinieerd als het in overeenstemming met de begroting en met van toepassing zijnde wettelijke regelingen (waaronder verordeningen) tot stand komen van baten en lasten alsmede balansmutaties. In het kader van de rechtmatigheidscontrole kunnen 9 rechtmatigheidscriteria worden onderkend: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het voorwaardencriterium; 3. Het misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium 4. Het calculatiecriterium; 5. Het valuteringscriterium; 6. Het adresseringscriterium; 7. Het volledigheidscriterium; 8. Het aanvaardbaarheidscriterium; 9. Het leveringscriterium. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal extra aandacht besteed moeten worden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium 3. Het voorwaardencriterium. Ad 1 Begrotingscriterium Als blijkt dat de gerealiseerde lasten zoals weergegeven in de jaarrekening op programmaniveau hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is - voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft - mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het Algemeen Bestuur zoals geregeld in de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het Algemeen Bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Het bepalen óf respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur.

46 Via de door het Algemeen Bestuur vastgestelde financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet is nader uitgewerkt hoe moet worden bepaald of de lasten binnen de omschrijving van de activiteiten en het bijbehorende bedrag van het programma passen. Volgens de verordening mogen de lasten van producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen het zelfde programma onder druk komt te staan. Met het vaststellen in dit controleprotocol van de reikwijdte van de rechtmatigheidstoets door de accountant geeft het Algemeen Bestuur aan welke onder- en overschrijdingen van de begroting rechtmatig dan wel onrechtmatig moeten worden geacht (zie bijlage 2). Ad 2. Normenkader voor het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium In het kader van de verordening ex art. 212 GW wordt weliswaar gesproken over een M&O-beleid (misbruik en oneigenlijk gebruik), maar de aard van de activiteiten van de DG&J maakt dat vooralsnog geen nadere inkleuring van dat beleid noodzakelijk is. Dit betreft o.a. gedragsregels voor medewerkers, eed & belofte, interne klachtenregeling, klokkenluidersregeling enz. Ad 3. Voorwaardencriterium Bij dit criterium gaat het er om dat gestelde voorwaarden ook worden nageleefd. Verordeningen kennen verschillende soorten bepalingen: termijnen, administratieve bepalingen, bevoegdheden, bewijsstukken, etc. Deze moeten helder en duidelijk zijn en daardoor toetsbaar en afdwingbaar. In het kader van DG&J is dit van belang voor de subsidieverhoudingen. De subsidievoorwaarden die gesteld zijn aan de uitplaatsing van de Jeugdgezondheidszorg zijn hierbij essentieel. De subsidieverstrekking moet in overeenstemming gebeuren met de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de desbetreffende subsidieverordening en daaraan gekoppelde uitvoeringsovereenkomst. 5. Reikwijdte accountantscontrole rechtmatigheidstoetsing De accountantscontrole op rechtmatigheid voor 2018 is limitatief gericht op: A. Wettelijke kaders De naleving van wettelijke kaders, zoals die in de kolom Externe wet- en regelgeving van de Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole bij de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid is opgenomen (bijlage 1 van dit protocol). Dit uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen; B. Kaders van GR DG&J De naleving van de volgende interne kaders: de begroting, waarbij onder- en overschrijdingen rechtmatig dan wel onrechtmatig worden geacht met inachtneming van de bepalingen in bijlage 2 van dit controleprotocol; financiële verordening ex artikel 212 GW; de controleverordening ex artikel 213 GW; en de overige kaders zoals opgenomen in de kolom Interne regelgeving van het overzicht externe en interne wet- en regelgeving in het kader van de financiële rechtmatigheid (bijlage 1 van dit protocol). Dit laatste voor zover van toepassing en uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen. Ten aanzien van het voorwaardencriterium vindt voor de interne regelgeving uitsluitend een toets plaats naar de hoogte, duur en doelgroep/object van financiële beheershandelingen, tenzij jegens derden (bijvoorbeeld in toekenningbeschikkingen) aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. 2 2 Dergelijke jegens derden geformuleerde (financiële) voorwaarden zijn immers ook al relevant voor de accountantscontrole inzake de getrouwheid van de jaarrekening

47 6. Rapportering accountant Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt: Interim-controle In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een zogenaamde interimcontrole uitgevoerd. Over de uitkomsten van die tussentijdse controle wordt een verslag uitgebracht aan de directeur die deze ter kennisname aanbiedt aan het Dagelijks Bestuur. Verslag van bevindingen Overeenkomstig de Gemeentewet wordt omtrent de controle van de jaarrekening een verslag van bevindingen uitgebracht aan het Algemeen Bestuur en in afschrift aan het Dagelijks Bestuur. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgen. Uitgangspunten voor de rapportagevorm Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de rapporteringstolerantie als bedoeld in paragraaf 3 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. Controleverklaring In de controleverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze controleverklaring is bestemd voor het Algemeen Bestuur, zodat deze de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening kan vaststellen. 7. Slotbepalingen Dit controleprotocol treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking. Het controleprotocol is van toepassing op de accountantscontrole van de jaarrekening van het verslagjaar 2018 en later.

48 BIJLAGE 1: Normenkader Overzicht externe en interne wet- en regelgeving in het kader van de financiële rechtmatigheid Programma's / producten Algemeen bestuur en ondersteunde processen Omschrijving taak Algemeen financieel middelenbeheer Externe wet- en regelgeving Besluit Begroting en Verantwoording Interne regelgeving Gemeenschappelijke regeling Grondwet Burgerlijk Wetboek Gemeentewet Financiële verordening ex art 212 Controleverordening ex art. 213 Wet gemeenschappelijke regelingen Organisatieregeling Delegatiebesluit Algemene Wet Bestuursrecht Mandaatregeling Wet financiering decentrale overheden Bijdrageverordening SOJ Besluit accountantscontrole decentrale overheden Wet op de Omzetbelasting BTW Compensatiefonds Wet op de Vennootschapsbelasting Wet Markt en Overheid Treasurybeheer Arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid Wet Normering Topinkomens Wet financiering decentrale overheden Ambtenarenwet Fiscale wetgeving Sociale verzekeringswetten Financieringsstatuut Basisregeling rechtspositie c.a. Mandaatregeling Inkopen en contractbeheer CAR/UWO Europese wetgeving aanbestedingsrecht Mandaatregeling Aanbestedingswet Archief- en documentbeheer Europese regels Staatssteun Archiefwet 1995 Archiefbesluit 1995 Gemeenschappelijke regeling Archief en documentatieverordening Besluit informatiebeheer Gemeenschappelijke Geneeskundige Dienst (GGD) Besluit elektronische post Volksgezondheid Wet Publieke Gezondheid Gemeenschappelijke regeling Jeugdgezondheidszorg Wet Publieke Gezondheid Subsidieverordening en uitvoeringsovereenkomst Jeugdzorg Jeugdwet Leerplicht Leerplicht Leerplichtwet Gemeenschappelijke regeling

49 Regionale Ambulance Voorziening Ambulancevervoer en Centrale Post Ambulancevervoer (CPA) Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten Tijdelijke wet ambulancezorg Beleidsregels en tarieven Nederlandse Zorgautoriteit Gemeenschappelijke regeling Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) Beleidsregel Regionale Ambulancevoorziening 2016 WMG- en betaalovereenkomst Zorgverzekeraar en Ambulancevoorziening Zorgverzekeringswet Wet Toelating Zorginstellingen Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg Wet Tarieven Gezondheidszorg Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg Cao Ambulancezorg

50 BIJLAGE 2: Begrotingscriterium Normenkader voor het begrotingscriterium: Begrotingsrechtmatigheid houdt in dat financiële beheershandelingen passen binnen de begroting en balansmutaties. Voor de begrotingsrechtmatigheid is de wetgever uitgegaan van het programmaniveau als de norm. Bij DG&J heeft het Algemeen Bestuur de autorisatie op een aantal programma s vastgesteld. Het normenkader bij het begrotingscriterium is als volgt: a. Bij de staat van baten en lasten. Van begrotingsonrechtmatigheid is sprake indien het totaal van de baten of de lasten per programma met minimaal is overschreden c.q. onderschreden. In de rapportage worden de verschillen boven deze drempel verantwoord; b. Bij investeringen. Van begrotingsonrechtmatigheid is sprake indien het toegestane investeringsvolume per programma met minimaal of 10% is overschreden. In het rapport van bevindingen worden de verschillen boven deze drempel verantwoord. Bij de jaarrekening vindt een analyse plaats van de verschillen ten opzichte van de begroting plaats, conform artikel 28 van de BBV. Bij de analyse moet in ieder geval aan de volgende elementen aandacht worden besteed: de oorzaak van de afwijking; de relatie met de prestaties; de passendheid in het beleid; de dekking vanuit andere programma s (alternatieve dekking); mogelijke eerdere informatievoorziening over de afwijking aan het Algemeen Bestuur; eventueel de mate van verwijtbaarheid. De oorzaken van begrotingsonrechtmatigheid worden in de jaarrekening toegelicht. Bij de overschrijdingen dient aangegeven te worden welke van de volgende 12 soorten van begrotingsonrechtmatigheid aan de orde is: I. Onjuist programma, product, budget; II. Onjuist begrotingsjaar; III. Extra kosten gedekt door baten c.q. minder baten gecompenseerd door minder kosten; IV. Extra kosten of minder baten, tijdig gesignaleerd; V. Extra kosten of minder baten, achteraf onrechtmatig (zoals mutaties algemene uitkering); VI. Extra uitgaven door een hogere doorbelasting vanuit de kostenplaatsen; VII. Fout in de begroting; VIII. Extra kosten of minder baten, niet tijdig gesignaleerd; IX. Extra kosten of minder baten, opzettelijk stil gehouden; X. Extra investeringen, kosten komen later (afschrijvings- en financieringslast); XI. Extra kosten door niet passende activiteiten; XII. Minder kosten, maar te lage passende activiteiten. De oorzaken onder I tot en met VII genoemd zijn niet van invloed op de strekking van de controleverklaring. De oorzaken onder VIII tot en met XII genoemd zijn dat in principe wel en kunnen bij het vaststellen van de jaarrekening alsnog worden goedgekeurd. Begrotingsonderschrijdingen zijn in principe niet onrechtmatig tenzij deze in strijd zijn met het beleid dat het Algemeen Bestuur heeft vastgesteld.

51 Oordeelsvorming door het Algemeen Bestuur. Als blijkt dat de gerealiseerde baten en lasten zoals weergegeven in de jaarrekening hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft - mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het Algemeen Bestuur. Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het Algemeen Bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Deze begrotingsoverschrijdingen zullen in het jaarverslag afzonderlijk worden verantwoord. Het bepalen òf respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur. De auditcommissie van het Algemeen Bestuur legt voor de oordeelsvorming inzake rechtmatigheid een advies aan het Algemeen Bestuur voor.

52 Controleprotocol 2018 en verder 1. Inleiding Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid geeft opdracht om de accountantscontrole zoals bedoeld in art. 213 Gemeentewet (GW) uit te voeren. Ter voorbereiding en ondersteuning van de uitvoering van de accountantscontrole moet het Algemeen Bestuur een aantal zaken nader regelen, hetgeen middels dit controleprotocol plaatsvindt. De accountantscontrole is tweeledig: enerzijds gericht op het getrouwe beeld 1 en anderzijds gericht op de mate waarin de mutaties in de jaarrekening voldoen aan de weten regelgeving. Het expliciet in de verklaring van de accountant opnemen van een oordeel over deze zogenaamde rechtmatigheid heeft in het lokaal bestuur een proces op gang gebracht van het definiëren van normen die van belang zijn voor dit oordeel en de wijze waarop afwijkingen van die norm gewogen moeten worden. Voor een deel vertaalt zich dit in algemene kaders (via de commissie Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) en voor een deel maakt het Algemeen Bestuur hierin haar eigen keuzes. Object van controle zijn de jaarstukken 2018 en daarmede tevens het financieel beheer over dat jaar zoals uitgeoefend door of namens het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd. Het toetsingskader wordt periodiek afgestemd op de laatste inzichten met betrekking tot de rechtmatigheid. Alsook de wijzigingen in de regelgeving. Controleprotocol en toetsingskader geven richting aan de aanpak van interne audits en de aanpak van de externe controle door de accountant. Doelstelling Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringtoleranties voor de controle van de jaarstukken 2018 en verder van de GR DG&J. Wettelijk kader De Gemeentewet, art. 213, schrijft voor dat het Algemeen Bestuur één of meer accountants aanwijst als bedoeld in art. 393 eerste lid Boek 2 Burgerlijk Wetboek voor de controle van de in art. 197 GW bedoelde jaarstukken en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant kan het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen geven voor te hanteren goedkeurings- en rapporteringtoleranties. Tevens wordt in de opdrachtverstrekking duidelijk aangegeven welke wet- en 1 Als een gebruiker zijn/haar besluitvorming of handelen laat beïnvloeden door de jaarrekening, moet hij/zij er vanuit kunnen gaan dat het beeld van de jaarrekening daarvoor voldoende juist is.

53 regelgeving in het kader van het financieel beheer onderwerp van rechtmatigheidscontrole zal zijn. De voor de toetsing door de accountant relevante weten regelgeving is in dit controleprotocol opgenomen (bijlage 1). Het Algemeen Bestuur heeft op 13 december 2018 de financiële verordening (verordening ex art. 212 GW) voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd vastgesteld. Met dit controleprotocol stelt het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2018 en latere jaren.

54 2. Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid en rechtmatigheid) Zoals in art 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 GW bedoelde jaarstukken uitgevoerd door de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: de getrouwe weergave van de in de jaarstukken gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen; de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; het in overeenstemming zijn van de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarstukken met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 GW (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten); de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarstukken. Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 GW (Besluit Accountantscontroles Provincie en Gemeenten) en de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (NBA) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden.het besluit accountantscontrole provincies en gemeenten (Bado) alsmede de voor accountants geldende controle- en overige standaarden bepalend zijn voor de door de accountant uit te voeren werkzaamheden. Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden (BADO) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen. De accountant hoeft niet vast te stellen dat alle handelingen in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving zijn verricht. De accountantscontrole richt zich tot die handelingen waaruit financiële gevolgen voortkomen, die als baten, lasten of balansmutaties in de jaarrekening worden verantwoord. De accountant controleert alleen de financiële beheers handelingen. De van toepassingen zijnde verordeningen die direct van invloed op uitkomsten van de balans en/of begroting zijn, blijken uit bijlage 1. Besluiten van het Dagelijks Bestuur en andere regels verband houdende met de bedrijfsvoering worden niet in de financiële rechtmatigheidscontrole van 2018 betrokken tenzij deze een direct verband hebben met of voortvloeien uit besluiten van het Algemeen Bestuur. Uitgangspunt is dat alle wetten, verordeningen, enzovoorts elke vier jaar minstens een keer intensief op hun rechtmatige toepassing worden getoetst. Deze cyclische benadering borgt de volkomenheid van de rechtmatigheidscontrole. De risico s van wetten, verordeningen, raadsbesluiten die vanaf gemiddeld gekwalificeerd zijn, zullen jaarlijks onderwerp van intensieve controle zijn. De jaarlijks te controleren verordeningen worden in de Auditcommissie besproken. De rechtmatige toepassing van de verordeningen zal worden nagegaan door middel van een beoordeling van de administratieve organisatie en het werkproces en cijferbeoordeling van de uitkomsten. Als specifieke uitkeringen gecontroleerd worden volgens de SiSa-procedure (Single Audit Single Information), dan is dit een voldoende waarborging voor de rechtmatige verkrijging en besteding van de middelen. Bij SiSa wordt met de wettelijke controlevoorschriften van gemeenten rekening gehouden zodat dubbele controlewerkzaamheden worden voorkomen. 3. Te hanteren goedkeurings- en rapporteringtoleranties

55 De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekeningjaarstukken en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties en financiële beheershandelingen met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming, de strekking van de af te geven controleverklaring. In het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. Naast de goedkeuringstoleranties wordt de rapporteringtolerantie onderscheiden. Dit is een norm waaraan de accountant individuele fouten toetst; wanneer fouten aan de norm voldoen, worden ze gerapporteerd zonder dat dit verdere consequenties behoeft te hebben voor de goedkeuring van de jaarstukken als geheel. De goedkeurings- en rapporteringtolerantie wordt door het algemeen bestuur vastgesteld, met inachtneming van de volgende minimumeisen. Fouten in jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten) Goedkeurend Strekking accountantsverklaring Beperking Goedkeuringstolerantie Oordeelonthouding Afkeurend 1 % > 1% < 3% - 3% 3 % > 3% < 10% 10% - Naast deze kwantitatieve benadering zal de accountant ook een kwalitatieve beoordeling hanteren (professional judgement). De weging van fouten en onzekerheden vindt ook plaats op basis van professional judgement. De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming, de strekking van de af te geven accountantsverklaring. De goedkeuringstolerantie bedraagt volgens de verordening 213 1% bij fouten en 3% ingeval van onzekerheden. Naast de goedkeuringstoleranties wordt onderkend de rapporteringtolerantie. Ter verantwoording naar de samenleving is de goedkeuringstolerantie relevant. Voor het Algemeen Bestuur is de rapporteringtolerantie even relevant omdat deze het Algemeen Bestuur informeert over een scala van onjuistheden. De definitie van rapporteringtolerantie kan als volgt worden omschreven: De rapporteringtolerantie(s) is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringtolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een uitgebreidere rapportage van bevindingen. De rapporteringtolerantie kan worden vastgesteld op een percentage, bijvoorbeeld 80%, van de goedkeuringstolerantie of op een maatschappelijk relevant geacht absoluut bedrag zoals De rapporteringtoleranties kunnen zich verder toespitsen op die elementen die het Algemeen Bestuur specifiek nader terug wil zien, zonder dat dit de controletoleranties zelf beïnvloedt.

56 De accountant richt de controle in, rekening houdend met de rapporteringtolerantie om te kunnen waarborgen dat alle gesignaleerde onrechtmatigheden die dit bedrag overschrijden ook daadwerkelijk in het verslag van bevindingen worden opgenomen. Naast de weging van fouten en onzekerheden om tot een accountantsoordeel (t.b.v. strekking accountantsverklaring) te komen, is het ook nuttig om een rapporteringtolerantie af te spreken. Voorgesteld wordt om een rapporteringtolerantie te hanteren van Dit betekent dat alle gecorrigeerde fouten en onzekerheden in de jaarrekening, die of meer bedragen, worden gerapporteerd in het verslag van bevindingen. 4. Rechtmatigheid en de aanvullend te controleren rechtmatigheidscriteria Het begrip rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole wordt gedefinieerd als het in overeenstemming met de begroting en met van toepassing zijnde wettelijke regelingen (waaronder verordeningen) tot stand komen van baten en lasten alsmede balansmutaties. In het kader van de rechtmatigheidscontrole kunnen 9 rechtmatigheidscriteria worden onderkend: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het voorwaardencriterium; 3. Het misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium 4. Het calculatiecriterium; 5. Het valuteringscriterium; 6. Het adresseringscriterium; 7. Het volledigheidscriterium; 8. Het aanvaardbaarheidscriterium; 9. Het leveringscriterium. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal extra aandacht besteed moeten worden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium 3. Het voorwaardencriterium. Ad 1 Begrotingscriterium Als blijkt dat de gerealiseerde lasten zoals weergegeven in de jaarrekening op programmaniveau hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is - voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft - mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het Algemeen Bestuur zoals geregeld in de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het Algemeen Bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Het bepalen óf respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur. Via de door het Algemeen Bestuur vastgestelde financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet is nader uitgewerkt hoe moet worden bepaald of de lasten binnen de omschrijving van de activiteiten en het bijbehorende bedrag van het programma passen. Volgens de verordening mogen de lasten van producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen het zelfde programma onder druk komt te staan.

57 Met het vaststellen in dit controleprotocol van de reikwijdte van de rechtmatigheidstoets door de accountant geeft het Algemeen Bestuur aan welke onder- en overschrijdingen van de begroting rechtmatig dan wel onrechtmatig moeten worden geacht (zie bijlage 2).

58 Ad 2. Normenkader voor het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium In het kader van de verordening ex art. 212 GW wordt weliswaar gesproken over een M&O-beleid (misbruik en oneigenlijk gebruik), maar de aard van de activiteiten van de DG&J maakt dat vooralsnog geen nadere inkleuring van dat beleid noodzakelijk is. Dit betreft o.a. gedragsregels voor medewerkers, eed & belofte, interne klachtenregeling, klokkenluidersregeling enz. Ad 3. Voorwaardencriterium Bij dit criterium gaat het er om dat gestelde voorwaarden ook worden nageleefd. Verordeningen kennen verschillende soorten bepalingen: termijnen, administratieve bepalingen, bevoegdheden, bewijsstukken, etc. Deze moeten helder en duidelijk zijn en daardoor toetsbaar en afdwingbaar. In het kader van DG&J is dit van belang voor de subsidieverhoudingen. De subsidievoorwaarden die gesteld zijn aan de uitplaatsing van de Jeugdgezondheidszorg zijn hierbij essentieel. De subsidieverstrekking moet in overeenstemming gebeuren met de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de desbetreffende subsidieverordening en daaraan gekoppelde uitvoeringsovereenkomst. 5. Reikwijdte accountantscontrole rechtmatigheidstoetsing De accountantscontrole op rechtmatigheid voor 2018 is limitatief gericht op: A. Wettelijke kaders De naleving van wettelijke kaders, zoals die in de kolom Externe wet- en regelgeving van de Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole bij de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid is opgenomen (bijlage 1 van dit protocol). Dit uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen; B. Kaders van GR DG&J De naleving van de volgende interne kaders: de begroting, waarbij onder- en overschrijdingen rechtmatig dan wel onrechtmatig worden geacht met inachtneming van de bepalingen in bijlage 2 van dit controleprotocol; financiële verordening ex artikel 212 GW; de controleverordening ex artikel 213 GW; en de overige kaders zoals opgenomen in de kolom Interne regelgeving van het overzicht externe en interne wet- en regelgeving in het kader van de financiële rechtmatigheid (bijlage 1 van dit protocol). Dit laatste voor zover van toepassing en uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen. Ten aanzien van het voorwaardencriterium vindt voor de interne regelgeving uitsluitend een toets plaats naar de hoogte, duur en doelgroep/object van financiële beheershandelingen, tenzij jegens derden (bijvoorbeeld in toekenningbeschikkingen) aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen Rapportering accountant Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt: 2 Dergelijke jegens derden geformuleerde (financiële) voorwaarden zijn immers ook al relevant voor de accountantscontrole inzake de getrouwheid van de jaarrekening

59 Interim-controle In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een zogenaamde interimcontrole uitgevoerd. Over de uitkomsten van die tussentijdse controle wordt een verslag uitgebracht aan de algemeen directeur die deze ter kennisname aanbiedt aan het Dagelijks Bestuur. Verslag van bevindingen Overeenkomstig de Gemeentewet wordt omtrent de controle van de jaarrekening een verslag van bevindingen uitgebracht aan het Algemeen Bestuur en in afschrift aan het Dagelijks Bestuur. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgen. Uitgangspunten voor de rapportagevorm Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de rapporteringstolerantie als bedoeld in paragraaf 3 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. Controleverklaring In de controleverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze controleverklaring is bestemd voor het Algemeen Bestuur, zodat deze de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening kan vaststellen. 7. Slotbepalingen Dit controleprotocol treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking. Het controleprotocol is van toepassing op de accountantscontrole van de jaarrekening van het verslagjaar 2018 en later.

60 BIJLAGE 1: Normenkader Overzicht externe en interne wet- en regelgeving in het kader van de financiële rechtmatigheid Programma's / producten Algemeen bestuur en ondersteunde processen Omschrijving taak Algemeen financieel middelenbeheer Externe wet- en regelgeving Besluit Begroting en Verantwoording Interne regelgeving Gemeenschappelijke regeling Grondwet Burgerlijk Wetboek Gemeentewet Financiële verordening ex art 212 Controleverordening ex art. 213 Wet gemeenschappelijke regelingen Organisatieregeling Delegatiebesluit Algemene Wet Bestuursrecht Mandaatregeling Wet financiering decentrale overheden Bijdrageverordening SOJ Besluit accountantscontrole decentrale overheden Wet op de Omzetbelasting BTW Compensatiefonds Wet op de Vennootschapsbelasting Wet Markt en Overheid Treasurybeheer Arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid Wet Normering Topinkomens Wet financiering decentrale overheden Ambtenarenwet Fiscale wetgeving Sociale verzekeringswetten Financieringsstatuut Basisregeling rechtspositie c.a. Mandaatregeling Inkopen en contractbeheer CAR/UWO Europese wetgeving aanbestedingsrecht Mandaatregeling Aanbestedingswet Archief- en documentbeheer Europese regels Staatssteun Archiefwet 1995 Archiefbesluit 1995 Gemeenschappelijke regeling Archief en documentatieverordening Besluit informatiebeheer Gemeenschappelijke Geneeskundige Dienst (GGD) Besluit elektronische post Volksgezondheid Wet Publieke Gezondheid Gemeenschappelijke regeling Jeugdgezondheidszorg Wet Publieke Gezondheid Subsidieverordening en uitvoeringsovereenkomst Jeugdzorg Jeugdwet Leerplicht Leerplicht Leerplichtwet Gemeenschappelijke regeling

61 Regionale Ambulance Voorziening Ambulancevervoer en Centrale Post Ambulancevervoer (CPA) Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten Tijdelijke wet ambulancezorg cao Ambulancezorg Beleidsregels en tarieven Nederlandse Zorgautoriteit Gemeenschappelijke regeling Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) Beleidsregel Regionale Ambulancevoorziening 2016 WMG- en betaalovereenkomst Zorgverzekeraar en Ambulancevoorziening Zorgverzekeringswet Wet Toelating Zorginstellingen Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg Wet Tarieven Gezondheidszorg Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg Cao Ambulancezorg

62 BIJLAGE 2: Begrotingscriterium Normenkader voor het begrotingscriterium: Begrotingsrechtmatigheid houdt in dat financiële beheershandelingen passen binnen de begroting en balansmutaties. Voor de begrotingsrechtmatigheid is de wetgever uitgegaan van het programmaniveau als de norm. Bij DG&J heeft het Algemeen Bestuur de autorisatie op een aantal programma s vastgesteld. Het normenkader bij het begrotingscriterium is als volgt: a. Bij de staat van baten en lasten. Van begrotingsonrechtmatigheid is sprake indien het totaal van de baten of de lasten per programma met minimaal is overschreden c.q. onderschreden. In de rapportage worden de verschillen boven deze drempel verantwoord; b. Bij investeringen. Van begrotingsonrechtmatigheid is sprake indien het toegestane investeringsvolume per programma met minimaal of 10% is overschreden. In het rapport van bevindingen worden de verschillen boven deze drempel verantwoord. Bij de jaarrekening vindt een analyse plaats van de verschillen ten opzichte van de begroting plaats, conform artikel 28 van de BBV. Bij de analyse moet in ieder geval aan de volgende elementen aandacht worden besteed: de oorzaak van de afwijking; de relatie met de prestaties; de passendheid in het beleid; de dekking vanuit andere programma s (alternatieve dekking); mogelijke eerdere informatievoorziening over de afwijking aan het Algemeen Bestuur; eventueel de mate van verwijtbaarheid. De oorzaken van begrotingsonrechtmatigheid worden in de jaarrekening toegelicht. Bij de overschrijdingen dient aangegeven te worden welke van de volgende 12 soorten van begrotingsonrechtmatigheid aan de orde is: I. Onjuist programma, product, budget; II. Onjuist begrotingsjaar; III. Extra kosten gedekt door baten c.q. minder baten gecompenseerd door minder kosten; IV. Extra kosten of minder baten, tijdig gesignaleerd; V. Extra kosten of minder baten, achteraf onrechtmatig (zoals mutaties algemene uitkering); VI. Extra uitgaven door een hogere doorbelasting vanuit de kostenplaatsen; VII. Fout in de begroting; VIII. Extra kosten of minder baten, niet tijdig gesignaleerd; IX. Extra kosten of minder baten, opzettelijk stil gehouden; X. Extra investeringen, kosten komen later (afschrijvings- en financieringslast); XI. Extra kosten door niet passende activiteiten; XII. Minder kosten, maar te lage passende activiteiten. De oorzaken onder I tot en met VII genoemd zijn niet van invloed op de strekking van de controleverklaring. De oorzaken onder VIII tot en met XII genoemd zijn dat in principe wel en kunnen bij het vaststellen van de jaarrekening alsnog worden goedgekeurd. Begrotingsonderschrijdingen zijn in principe niet onrechtmatig tenzij deze in strijd zijn met het beleid dat het Algemeen Bestuur heeft vastgesteld.

63 Oordeelsvorming door het Algemeen Bestuur. Als blijkt dat de gerealiseerde baten en lasten zoals weergegeven in de jaarrekening hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft - mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het Algemeen Bestuur. Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het Algemeen Bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Deze begrotingsoverschrijdingen zullen in het jaarverslag afzonderlijk worden verantwoord. Het bepalen òf respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur. De auditcommissie van het Algemeen Bestuur legt voor de oordeelsvorming inzake rechtmatigheid een advies aan het Algemeen Bestuur voor.

64 Controleverordening (artikel 213) Het Algemeen Bestuur Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur Gelet op artikel 213 Gemeentewet en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden, alsmede artikel 34, tweede lid van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid; vast te stellen de navolgende b e s l u i t : Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van het Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid Artikel 1 Definities In deze verordening wordt verstaan onder: 1. accountant: de in artikel 213 Gemeentewet lid 2 bedoelde, bevoegde deskundige die door het Algemeen Bestuur wordt aangewezen en wordt belast met de controle van de jaarrekening, de verstrekking van de accountantsverklaring en het uitbrengen van het verslag van bevindingen. 2. accountantscontrole: de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd door de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant van: a. het getrouwe beeld van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de grootte en samenstelling van het vermogen; b. het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties; c. het in overeenstemming zijn van de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet; d. de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; waarbij de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van het zesde lid van artikel 213 Gemeentewet, in acht worden genomen; 3. rechtmatigheid: het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden; 4. deelverantwoording: een in opdracht van het Algemeen Bestuur ten behoeve van de verslaglegging opgestelde verantwoording van een afzonderlijk organisatieonderdeel binnen het openbaar lichaam, welke verantwoording onderdeel uit maakt van de jaarrekening; Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 1

65 5. openbaar lichaam: het openbaar lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. 6. auditcommissie: een commissie met als doel het Algemeen Bestuur te adviseren over alle financiële en bedrijfsvoering aspecten, bestaande uit drie leden, één lid voor elke subregio. De verordening op de Auditcommissie stelt nader regels over het functioneren van de auditcommissie. Artikel 2 Opdrachtverlening accountantscontrole 1. De accountantscontrole wordt opgedragen aan een door het Algemeen Bestuur te benoemen accountant. Het Algemeen Bestuur stelt de periode van de benoeming vast. 2. Het Algemeen Bestuur stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. In het programma van eisen worden voor de jaarlijkse accountantscontrole opgenomen: a. de toe te passen goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties) bij de controle van de jaarrekening; b. de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangsbases en goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties); c. de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen; d. de eventueel aanvullend uit te voeren tussentijdse controles; e. de frequentie en inrichtingseisen van de aanvullende tussentijdse rapportering; en voor ieder afzonderlijk te controleren begrotingsjaar: f. de posten van de jaarrekening en deelverantwoordingen met bijbehorende afwijkende rapporteringstoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden; In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt het Algemeen Bestuur voor de selectie van de accountant de selectiecriteria en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast.5. Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks voor het te controleren boekjaar vast: a. het controleprotocol, met de goedkeurings- en rapporteringstoleranties, en het geldende normenkader; b. de posten van de jaarrekening en de posten van de deelverantwoordingen waaraan de accountant bij zijn controle specifieke aandacht dient te besteden en welke rapporteringstoleranties hij daarbij dient te hanteren. Artikel 3 Informatieverstrekking 1. Het Dagelijks Bestuur is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving. 2. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota s, besluiten van het Dagelijks Bestuur, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. 3. Bij de jaarrekening bevestigt het Dagelijks Bestuur schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie die van belang is voor de oordeelsvorming van de accountant, is verstrekt. 4. Het Dagelijks Bestuur legt de gecontroleerde jaarrekening samen met de controleverklaring en het verslag van bevingen, tijdig voor aan het Algemeen Bestuur. 4. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in het Algemeen Bestuur beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur en de accountant gemeld. Artikel 4 Inrichting accountantscontrole 1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 2

66 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek, indien nodig, (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en Auditcommissie en eventueel de ambtelijke organisatie (concerncontroller en directeur). Artikel 5 Toegang tot informatie 1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden, waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de accountant voor de uitvoering van zijn controlewerkzaamheden een onbelemmerde toegang heeft tot alle kantoren en informatiedragers van het openbaar lichaam. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor, dat alle organisatieonderdelen van het openbaar lichaam zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten, balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie. Artikel 6 Overige controles en opdrachten 1. Het Dagelijks Bestuur kan de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant een opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid, voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. 2. Het Dagelijks Bestuur Is bevoegd om voor andere werkzaamheden dan de controle zoals bedoeld in deze verordening en die een oordeel of advies van een accountant vereisen, een andere dan de door het Algemeen bestuur aangewezen accountant in te schakelen. Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, CBS, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze vereisten moet worden uitgevoerd door een accountant, is het Dagelijks Bestuur bevoegd hiervoor opdracht te verlenen aan een andere dan de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant. Artikel 7 Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan het Algemeen Bestuur en zendt een afschrift hiervan aan het Dagelijks Bestuur. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen, brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel)controles verslag uit van niet bestuurlijk belang zijnde bevindingen aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, het vermogensbeheer, de administratie en/of de beheersdaden zijn gecontroleerd, het hoofd van het organisatieonderdeel waar de ambtenaar werkzaam is, de (concern-)controller dan wel andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren. 3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan de Algemeen Bestuur door de accountant aan het Dagelijks Bestuur voorgelegd met de mogelijkheid voor het Dagelijks Bestuur om op deze stukken te reageren. 4. De accountant bespreekt voorafgaand aan de behandeling in de Algemeen Bestuur van de jaarstukken, het verslag van bevindingen met de Auditcommissie. Artikel 8 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari De Controleverordening Regio Zuid-Holland Zuid, zoals vastgesteld op 10 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 3

67 Artikel 9 Deze verordening kan worden aangehaald als Controleverordening Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van 13 december De secretaris, De voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 4

68 Controleverordening (artikel 213) concept, 9 november 2015 Het Algemeen Bestuur Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur Gelet op artikel 213 Gemeentewet en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeentendecentrale overheden, alsmede artikel 34, tweede lid van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid; vast te stellen de navolgende b e s l u i t : Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van het Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid Artikel 1 Definities In deze verordening wordt verstaan onder: 1. accountant: een door het Algemeen Bestuur benoemde: registeraccountant; accountant-administratieconsulent met een aantekening in het inschrijvingsregister als bedoeld in het derde lid van artikel 36, Wet op de Accountant-Administratieconsulenten; organisatie waarin voor de accountantscontrole bevoegde accountants samenwerken; belast met de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening; de in artikel 213 Gemeentewet lid 2 bedoelde, bevoegde deskundige die door het Algemeen Bestuur wordt aangewezen en wordt belast met de controle van de jaarrekening, de verstrekking van de accountantsverklaring en het uitbrengen van het verslag van bevindingen. 2. accountantscontrole: de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd door de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant van: a. het getrouwe beeld van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de grootte en samenstelling van het vermogen; b. het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties; c. het in overeenstemming zijn van de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet; d. de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; waarbij de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van het zesde lid van artikel 213 Gemeentewet, in acht worden genomen; 3. rechtmatigheid: het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten;decentrale overheden; 4. deelverantwoording: een in opdracht van het Algemeen Bestuur ten behoeve van de verslaglegging opgestelde verantwoording van een afzonderlijk Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 1

69 organisatieonderdeel binnen het openbaar lichaam, welke verantwoording onderdeel uit maakt van de jaarrekening; Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 2

70 5. openbaar lichaam: het openbaar lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. 6. auditcommissie: een commissie met als doel het Algemeen Bestuur te adviseren over alle financiële en bedrijfsvoeringsaspectenbedrijfsvoering aspecten, bestaande uit drie leden, één lid voor elke subregio. De verordening op de Auditcommissie stelt nader regels over het functioneren van de auditcommissie. Artikel 2 Opdrachtverlening accountantscontrole 1. De accountantscontrole wordt opgedragen aan een door het Algemeen Bestuur te benoemen accountant. Het Algemeen Bestuur stelt de periode van de benoeming vast. 2. Het Algemeen Bestuur stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. In het programma van eisen worden voor de jaarlijkse accountantscontrole opgenomen: a. de toe te passen goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties) bij de controle van de jaarrekening; b. de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangsbases en goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties); c. de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen; d. de eventueel aanvullend uit te voeren tussentijdse controles; e. de frequentie en inrichtingseisen van de aanvullende tussentijdse rapportering; en voor ieder afzonderlijk te controleren begrotingsjaar: f. de posten van de jaarrekening en deelverantwoordingen met bijbehorende afwijkende rapporteringstoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden; g. de regionale producten en of organisatieonderdelen met bijbehorende afwijkende rapporteringstoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden. 3. In afwijking van het gestelde in lid 2, sub f en g kan het Algemeen Bestuur in het programma van eisen opnemen, dat het Algemeen Bestuur jaarlijks voorafgaand aan de accountantscontrole in overleg met de accountant vaststelt de posten van de jaarrekening, de posten van de deelverantwoordingen, de regionale producten en de regionale organisatieonderdelen, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden en welke rapporteringstoleranties hij daarbij dient te hanteren. 4. In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt het Algemeen Bestuur voor de selectie van de accountant de selectiecriteria en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast. 5. Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks voor het te controleren boekjaar vast: a. het controleprotocol, met de goedkeurings- en rapporteringstoleranties, en het geldende normenkader; b. de posten van de jaarrekening en de posten van de deelverantwoordingen waaraan de accountant bij zijn controle specifieke aandacht dient te besteden en welke rapporteringstoleranties hij daarbij dient te hanteren. Artikel 3 Informatieverstrekking 1. Het Dagelijks Bestuur is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving. 2. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota s, besluiten van het Dagelijks Bestuur, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn Bij de jaarrekening bevestigt het Dagelijks Bestuur schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie die van belang is voor de oordeelsvorming van de accountant, is verstrekt Het Dagelijks Bestuur legt de gecontroleerde jaarrekening samen met de controleverklaring en het verslag van bevingen, tijdig voor aan het Algemeen Bestuur. Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 3

71 4. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in het Algemeen Bestuur beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur en de accountant gemeld. Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 4

72 Artikel 4 Inrichting accountantscontrole 1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek, indien nodig, (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en de Auditcommissie en eventueel de ambtelijke organisatie (concerncontroller en directeur).. Artikel 5 Toegang tot informatie 1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden, waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de accountant voor de uitvoering van zijn controlewerkzaamheden een onbelemmerde toegang heeft tot alle kantoren en informatiedragers van het openbaar lichaam. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor, dat alle organisatieonderdelen van het openbaar lichaam zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten, balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie. Artikel 6 Overige controles en opdrachten 1. Het Dagelijks Bestuur kan de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant een opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid, voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt.. 2. Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid bekostigd uit specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het Dagelijks Bestuur is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant. Is bevoegd om voor andere werkzaamheden dan de controle zoals bedoeld in deze verordening en die een oordeel of advies van een accountant vereisen, een andere dan de door het Algemeen bestuur aangewezen accountant in te schakelen Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, CBS, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze vereisten moet worden uitgevoerd door een accountant, is het Dagelijks Bestuur bevoegd hiervoor opdracht te verlenen aan een andere dan de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant. Artikel 7 Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan het Algemeen Bestuur en zendt een afschrift hiervan aan het Dagelijks Bestuur. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen, brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel)controles verslag uit van niet bestuurlijk belang zijnde bevindingen aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, het vermogensbeheer, de administratie en/of de beheersdaden zijn gecontroleerd, het hoofd van het organisatieonderdeel waar de ambtenaar werkzaam is, de (concern-)controller dan wel andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren. Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 5

73 3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan de Algemeen Bestuur door de accountant aan het Dagelijks Bestuur voorgelegd met de mogelijkheid voor het Dagelijks Bestuur om op deze stukken te reageren. 4. De accountant bespreekt voorafgaand aan de behandeling in de Algemeen Bestuur van de jaarstukken, het verslag van bevindingen met de Auditcommissie. Artikel 8 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari De Controleverordening Regio Zuid-Holland Zuid, zoals vastgesteld op 18 februari december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari Artikel 9 Deze verordening kan worden aangehaald als Controleverordening Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van december De secretaris, De voorzitter, A.J.A. WijtenK.J. van Hengel C.M.L. LambrechtsH. van der Linden Controleverordening openbaar lichaam DG&J ZHZ 6

74 Financiële verordening (artikel 212) Het Algemeen Bestuur Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording, alsmede artikel 34, eerste lid van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid; b e s l u i t : Vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van het Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving Artikel 1 Definities In deze verordening wordt verstaan onder: a. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het openbaar lichaam en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. b. financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van het openbaar lichaam, teneinde te komen tot een goed inzicht in: 1. de financieel-economische positie; 2. het financiële beheer; 3. de uitvoering van de begroting; 4. het afwikkelen van vorderingen en schulden; alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover. c. rechtmatigheid: het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. d. openbaar lichaam: Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid. Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording Artikel 2 Programmabegroting en jaarstukken 1. Het Algemeen Bestuur stelt de programma-indeling vast. 2. Het Algemeen Bestuur stelt de taakvelden per begrotingsprogramma vast. 3. Het Algemeen Bestuur stelt per begrotingsprogramma de beleidsindicatoren vast. Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 1

75 4. In de jaarstukken legt het Dagelijks Bestuur verantwoording af over de uitvoering van de begroting. Artikel 3 Kaders 1. Het Dagelijks Bestuur biedt voor 15 april aan het Algemeen Bestuur de ontwerp-begroting voor het volgend begrotingsjaar aan met een meerjarenraming.het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat al het beleid waartoe het Algemeen Bestuur heeft besloten in de begroting en de meeerjarenramingen is opgenomen. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en meerjarenraming vast voor 1 augustus Het Dagelijks Bestuur biedt voor 15 april aan het Algemeen Bestuur de jaarstukken over het achterliggende boekjaar aan. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarstukken vast voor 15 juli. 3. Het Dagelijk Bestuur biedt de begroting en jaarstukken aan de gemeenten aan, zodat de gemeenten in staat zijn hun zienswijze te geven. Aanbieden aan gemeenten voor zienswijzen is gelijktijdig met het aanbieden aan het Algemeen Bestuur. Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten 1. Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten alsook de stortingen en de onttrekkingen aan reserves per programma. 2. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat: a. de programmabudgetten en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de begroting; b. de uitvoering gebeurt binnen de budgetten en doelstellingen van het betreffende programma. 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar, legt het Dagelijks Bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan het Algemeen Bestuur voor. 4. Bij de behandeling van de bestuursrapportages in het Algemeen Bestuur doet het Dagelijks Bestuur voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en investeringskredieten en voor het bijstellen van het beleid. Artikel 5 Bestuursrapportage 1. Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur door middel van twee bestuursrapportages over de realisatie van de begroting, over de eerste 4 maanden, en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar 2. De bestuursrapportage bevat een uitzetting over de uitvoering en het bijstellen van het bleeid en gaat in op afwijkingen ten opzichte van de begroting, zowel wat betreft lasten en baten, investeringen, als realisatie van beleidsvoornemens. Hoofdstuk 3 Financieel beleid Artikel 6 Financiële positie 1. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe het Algemeen Bestuur heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen. 2. Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten. Artikel 7 Waarderen en afschrijving vaste activa De regels omtrent waarderen en afschrijven van vaste activa zijn in een aparte nota activeren en afschrijven vastgelegd. Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 2

76 Artikel 8 Reserves en voorzieningen De handelswijze bij de vorming en besteding van reserves en voorzieningen en de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen zijn in een aparte nota "reservevorming" vastgelegd. Artikel 9 Prijzen economische activiteiten Voor de levering van goederen, diensten of werken van economische activiteiten wordt tenminste een geraamde integrale kostprijs gehanteerd. Bij afwijking hiervan biedt het Dagelijks Bestuur een voorstel aan het Algemeen Bestuur, waarin het publiek belang van de economische activiteit wordt gemotiveerd. Artikel 10 Financieringsfunctie Het financieringsstatuut bevat de meerjarige kaders voor de financieringsactiviteiten. Dit statuut bevat tevens de taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie. Het Dagelijks Bestuur biedt het Algemeen Bestuur eens in de vier jaar of wanneer daar aanleiding voor is, een nieuw financieringsstatuut aan. Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het Dagelijks Bestuur conform het financieringsstatuut. Hoofdstuk 4 Paragrafen Artikel 11 Financiering In de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken worden de verplichte onderdelen van het Besluit Begroting en Verantwoording opgenomen. Tevens wordt het beleid uit het financieringsstatuut opgenomen. Artikel 12 Weerstandsvermogen en risicobeheersing 1. Het Dagelijks Bestuur biedt het Algemeen Bestuur minimaal eens in de vier jaar een beleidsnota risicomanagement en weerstandsvermogen aan. Deze nota wordt door het Algemeen Bestuur vastgesteld en geeft de kaders over het financieel risicomanagement, het opvangen van risico s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen en de gewenste weerstandscapaciteit. 2. Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico s zich voordoen. 3. Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen. 4. De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat de kengetallen die worden genoemd in artikel 11 lid 2 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Artikel 13 Bedrijfsvoering In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het Dagelijks Bestuur naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de kosten van inhuur derden. Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en administratie Artikel 14 Administratie De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor: Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 3

77 a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in het openbaar lichaam als geheel en in de organisatieonderdelen; b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts; c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties; d. het verschaffen van informatie over indicatoren voor de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten van het gevoerde beleid; e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving; f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen. Artikel 15 Financiële administratie Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat: a. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving; b. de vereiste informatie verstrekt wordt aan instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen. Artikel 16 Financiële organisatie Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor: a. een eenduidige indeling van de organisatie van het openbaar lichaam en een eenduidig toewijzing van de taken van het openbaar lichaam aan de organisatieonderdelen; b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd; c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten; d. de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen; e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de baten en lasten aan de taakvelden; f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan. Artikel 17 Interne controle 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen tot herstel. 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van het openbaar lichaam met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 4

78 Hoofdstuk 6 Slotbepalingen Artikel 18 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari De Financiële verordening Regio Zuid-Holland Zuid, zoals vastgesteld op 10 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari Artikel 19 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als Financiële verordening Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van 13 december 2018 De secretaris, De voorzitter, K.J. van Hengel H. Van der Linden Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 5

79 Financiële verordening (artikel 212) Het Algemeen Bestuur Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording, alsmede artikel 34, eerste lid van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid; b e s l u i t : Vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van het Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving Artikel 1 Definities In deze verordening wordt verstaan onder: a. organisatieonderdeel: alle organisatorische eenheden binnen het openbaar lichaam die als zodanig door het Dagelijks Bestuur zijn aangewezen. ba. administratie: cb. financiële administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het openbaar lichaam en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van het openbaar lichaam, teneinde te komen tot een goed inzicht in: 1. de financieel-economische positie; 2. het financiële beheer; 3. de uitvoering van de begroting; 4. het afwikkelen van vorderingen en schulden; 5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover. 6. d. administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding. e. financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van het openbaar lichaam. fc. rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder regionale verordeningen, alsmede besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 1

80 de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. g. doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen. h. doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde effecten van het openbaar lichaam daadwerkelijk worden behaald. id. openbaar lichaam: Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid. Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording Artikel 2 Programmabegroting en jaarrekeningjaarstukken 1. Het Algemeen Bestuur stelt de programma-indeling vast. 2. Het Algemeen Bestuur stelt per begrotingsprogramma vast wat de te bereiken effecten en de te leveren prestaties zijn.de taakvelden per begrotingsprogramma vast. 3. De programma s worden indien van toepassing onderverdeeld naar producten.het Algemeen Bestuur stelt per begrotingsprogramma de beleidsindicatoren vast. 4. In de jaarrekening jaarstukken legt het Dagelijks Bestuur verantwoording af over de uitvoering van de begroting. Artikel 3 Kaders 1. Het Dagelijks Bestuur biedt voor 15 april aan het Algemeen Bestuur ten behoeve van de vergadering van juli de ontwerp-begroting voor het volgend begrotingsjaar aan met een meerjarenraming.het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat al het beleid waartoe het Algemeen Bestuur heeft besloten in de begroting en de meeerjarenramingen is opgenomen. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en meerjarenraming vast voor 1 augustus. 2. Het Dagelijks Bestuur biedt aan het Algemeen Bestuur ten behoeve van de vergadering van december een geactualiseerde begroting aan voor het volgend begrotingsjaar. In deze begroting worden inhoudelijke ontwikkelingen, eventuele effecten van de miljoenennota en kostenstijgingen op basis van recente CPB ramingen meegenomen. 2. Het Dagelijks Bestuur biedt voor 15 april aan het Algemeen Bestuur de jaarstukken over het achterliggende boekjaar aan. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarstukken vast voor 15 juli. 3. Het Dagelijk Bestuur biedt de begroting en jaarstukken aan de gemeenten aan, zodat de gemeenten in staat zijn hun zienswijze te geven. Aanbieden aan gemeenten voor zienswijzen is gelijktijdig met het aanbieden aan het Algemeen Bestuur. Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten 1. Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten alsook de stortingen en de onttrekkingen aan reserves per programma. 2. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat: a. de programmabudgetten en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de begroting; b. de uitvoering gebeurt binnen de budgetten en doelstellingen van het betreffende programma. 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar, legt het Dagelijks Bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan het Algemeen Bestuur voor. 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages bestuursrapportages in het Algemeen Bestuur doet het Dagelijks Bestuur voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten baten en lasten en de investeringskredieten en voor het bijstellen van het beleid. Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 2

81 Artikel 5 Tussentijdse Bestuursrapportage 1. Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur door middel van twee tussentijdse bestuursrapportages over de realisatie van de begroting, over de eerste 4 maanden, en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar. 2. De bestuursrapportage bevat een uitzetting over de uitvoering en het bijstellen van het bleeid en gaat in op afwijkingen ten opzichte van de begroting, zowel wat betreft lasten en baten, investeringen, als realisatie van beleidsvoornemens. Hoofdstuk 3 Financieel beleid Artikel 6 Financiële positie 1. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe het Algemeen Bestuur heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen. 2. Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten. Artikel 7 Waarderen en afschrijving vaste activa De regels omtrent waarderen en afschrijven van vaste activa zijn in een aparte nota activeren en afschrijven vastgelegd. Artikel 8 Reserves en voorzieningen De handelswijze bij de vorming en besteding van reserves en voorzieningen en de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen zijn in een aparte nota "reservevorming" vastgelegd. Artikel 9 Prijzen economische activiteiten Voor de levering van goederen, diensten of werken van economische activiteiten wordt tenminste een geraamde integrale kostprijs gehanteerd. Bij afwijking hiervan biedt het Dagelijks Bestuur een voorstel aan het Algemeen Bestuur, waarin het publiek belang van de economische activiteit wordt gemotiveerd. Artikel 10 Financieringsfunctie Het financieringsstatuut bevat de meerjarige kaders voor de financieringsactiviteiten. Dit statuut bevat tevens de taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie. Het Dagelijks Bestuur biedt het Algemeen Bestuur eens in de twee vier jaar of wanneer daar aanleiding voor is, een nieuw financieringsstatuut aan. Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het Dagelijks Bestuur conform het financieringsstatuut. Hoofdstuk 4 Paragrafen Artikel 11 Financiering In de paragraaf financiering van de begroting en de jaarrekening jaarstukken worden de verplichte onderdelen van het Besluit Begroting en Verantwoording opgenomen. Tevens worden wordt het beleid uit het financieringsstatuut opgenomen. Artikel 12 Weerstandsvermogen en risicobeheersing 1. Het Dagelijks Bestuur biedt het Algemeen Bestuur minimaal eens in de vier jaar een beleidsnota risicomanagement en weerstandsvermogen aan. Deze nota wordt door het Algemeen Bestuur vastgesteld en geeft de kaders over het financieel risicomanagement, het opvangen van risico s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen en de gewenste weerstandscapaciteit. Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 3

82 2. Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico s zich voordoen. 3. Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen. 4. De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat de kengetallen die worden genoemd in artikel 11 lid 2 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Artikel 13 Bedrijfsvoering In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het Dagelijks Bestuur naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de kosten van inhuur derden. Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en administratie Artikel 14 Administratie De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor: a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in het openbaar lichaam als geheel en in de organisatieonderdelen; b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts; c. het verschaffen van informatie aan de budgethouders over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties; d. het verschaffen van informatie over indicatoren voor de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten van het gevoerde beleid; e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving; f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen. Artikel 15 Financiële administratie Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat: a. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving; b. de vereiste informatie verstrekt wordt aan instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen. Artikel 16 Financiële organisatie Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast: a. een eenduidige indeling van de organisatie van het openbaar lichaam en een eenduidig toewijzing van de taken van het openbaar lichaam aan de organisatieonderdelen; b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd; c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten; d. de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatieonderdelen van het openbaar lichaam; Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 4

83 d. de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen; e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de baten en lasten aan de taakvelden; f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan. Artikel 17 Interne controle 1. Het Dagelijks Bestuur zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen tot herstel. 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van het openbaar lichaam met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. Hoofdstuk 6 Slotbepalingen Artikel 18 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari De Financiële verordening Regio Zuid-Holland Zuid, zoals vastgesteld op 15 februari december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari Artikel 19 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als Financiële verordening Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 december december 2018 De secretaris, De voorzitter, K.J. van HengelA.J.A. Wijten C.M.L. LambrechtsH. Van der Linden Financiële verordening Openbaar Lichaam DG&J ZHZ 5

84 Financieringsstatuut 1. INLEIDING 1.1 Doel financieringsstatuut In dit financieringstatuut wordt ingegaan op alle aspecten van de financiering van de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd (hierna aangeduid als GR DG&J). Financiering wordt ook wel gevat onder de term treasury. Hiervan kan de volgende definitie worden gegeven: Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico s. Treasury gaat, kortom, over alle aspecten die te maken hebben met de financiering en de feitelijke kasstromen van een organisatie. Dit loopt van beleidsformulering tot en met de uitvoering van het betalingsverkeer. Centraal daarbij staat het financieren van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden en het daarbij afdekken van rente- en kredietrisico s. Het financieringsstatuut heeft tot doel de beleidskaders aan te geven voor de uitvoering van de treasuryfunctie van GR DG&J. Het biedt daarmee de structuur waarbinnen GR DG&J haar financiering en feitelijke kasstromen kan beheren en besturen opdat de kosten en risico s zo veel mogelijk worden beperkt. Het statuut maakt allereerst de doelstellingen van het treasurybeleid en -beheer duidelijk, geeft inzicht in de taakvelden die hierbij worden onderscheiden en bepaalt de richtlijnen die bij de uitvoering hiervan in acht moeten worden genomen. Vervolgens wordt in dit statuut de inrichting van de financieringsfunctie van de GR DG&J uiteengezet inclusief de verantwoordelijkheden en bevoegdheden alsmede de informatievoorziening. Hiermee wordt beoogd de transparantie van het besluitvormingsproces te verbeteren en de kwaliteit van zowel de uitvoering als de verantwoording te verhogen. Het financieringsstatuut vormt aldus het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid. Het treasurybeleid ondersteunt, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de taken van de GR DG&J en biedt waarborgen voor de financiële continuïteit van de GR DG&J op korte en lange termijn. Het statuut wordt elke vier jaar geëvalueerd. In bijzondere omstandigheden kan het noodzakelijk zijn deze termijn te verkorten. 1.2 Wettelijk kader Naast, ook voor GR DG&J van toepassing zijnde, bepalingen in de Gemeentewet (artikelen 212, 213 en 213a) wordt de belangrijkste wettelijke grondslag voor treasury binnen openbare lichamen gevormd door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daaruit voortvloeiende ministeriële regelingen: Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo); Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden; Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en Regeling schatkistbankieren decentrale overheden. Laatstgenoemde regeling vloeit voort uit de meest recente wijziging van de Wet fido in december De fido-wetgeving valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 1

85 (BZK). De Provincie Zuid-Holland fungeert voor GR DG&J als toezichthouder op de naleving en uitvoering van deze wet. Het centrale uitgangspunt van de Wet fido is het bevorderen en transparant maken van een solide financieringsbeleid. In deze wet zijn dan ook expliciete bepalingen opgenomen ten aanzien van risicobeheer en transparantie. Hierbij komt de transparantie tot uitdrukking in voorschriften voor bijvoorbeeld een verplicht financieringsstatuut en voor het afleggen van verantwoording middels financieringsparagrafen in begroting en jaarrekening. Daarnaast is de Wet fido gericht op een beheersing van de risico s die decentrale overheden lopen uit hoofde van hun financieringstaken. Dit betreffen rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico s. Deze risico s worden hierna nader omschreven. De basis voor het beheersen van deze risico s wordt in de Wet fido gevormd door enkele kwalitatieve en kwantitatieve normen. De kwalitatieve normen zijn: Het aantrekken of uitzetten van middelen alsmede het verstrekken of garanderen van leningen is alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. In de Wet fido is omschreven dat de afbakening c.q. reikwijdte van het begrip publieke taak niet in deze Wet plaatsvindt maar nadrukkelijk tot de autonomie van de decentrale overheden zelf behoort. Deze beoordeling is aan het eigen Algemeen Bestuur. Het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen vindt plaats met inachtneming van de bepalingen omtrent het schatkistbankieren. Deze bepalingen zijn in paragraaf 2.4 onder het kopje Concernfinanciering nader uitgewerkt. De kwantitatieve normen zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo) en betreffen: De kasgeldlimiet: een begrenzing van het bedrag waarmee een decentrale overheid haar financiële huishouding met kortlopende middelen mag financieren (bijvoorbeeld rood staan bij de bank of opgenomen kasgeldleningen). Voor een gemeenschappelijke regeling bedraagt de kasgeldlimiet 8,2% van het begrotingstotaal aan lasten. De renterisiconorm: een begrenzing van de omvang van de renteherzieningen en herfinancieringen in enig jaar m.b.t. de lange financiering. Deze norm heeft tot doel om te komen tot een dusdanige spreiding van een leningenportefeuille in de tijd dat overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar wordt voorkomen. De renterisiconorm voor een bepaald jaar bedraagt 20% van het begrotingstotaal aan lasten en geeft aldus inzicht in het budgettaire risico. Aanhakend op het door de Wet fido gemaakte onderscheid omvat dit Financieringsstatuut zowel de korte termijn geldstromen (korter dan 1 jaar) als de lange termijn geldstromen (1 jaar of langer). Omschrijving risico's GR DG&J loopt een renterisico indien zij in een bepaalde periode overmatig gevoelig is voor renteontwikkelingen. Dit risico kan voortkomen uit de financieringsstructuur (indien een organisatie teveel variabel gefinancierd is) of uit een niet goed in de tijd gespreide portefeuille aan langlopende leningen. Kredietrisico s, ofwel het risico van niet-terugbetaling, kunnen zich voordoen bij uitzettingen (verstrekte geldleningen, beleggingen) of bij borgstellingen. Een liquiditeitsrisico, ook wel beschikbaarheidsrisico genoemd, is het risico dat de organisatie, in een situatie waarin dat nodig is, niet aan geldmiddelen kan komen. Gezien de kredietwaardigheid van decentrale overheden kan dit risico voor GR DG&J van bescheiden betekenis worden geacht. Bovendien heeft GR DG&J voor banken een zogenoemde solvabiliteitsvrije status, waardoor die gemakkelijker krediet of financiering verschaffen. Koersrisico s zouden voor GR DG&J aan de orde kunnen zijn indien zij in het bezit is van langlopende obligaties en de noodzaak zou bestaan om deze voortijdig te verkopen. Gedurende de looptijd van de obligatie heeft deze nl. een koers afhankelijk van de stand van de actuele marktrendementen ten opzichte van het couponrendement, kredietkwaliteit van de uitgevende partij, restant looptijd e.d. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 2

86 2. TREASURYBELEID 2.1 Missie Het Algemeen Bestuur bepaalt welke de publieke taken van de GR DG&J zijn. Het treasurybeleid dient, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken te ondersteunen en waarborgen te bieden voor de financiële continuïteit van de GR DG&J op korte en lange termijn. 2.2 Doelstellingen Om aan de missie praktische invulling te geven kunnen de volgende doelstellingen worden onderkend: 1. Het opereren binnen de kaders zoals die gesteld zijn in de Wet fido en door het Algemeen Bestuur. Dit heeft vooral betrekking op de transparantie met betrekking tot de inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie en het van daaruit beheersen, beperken en spreiden van risico s. Zoals in paragraaf 1.2 omschreven betreft dit rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico s. Hiervan zijn de rente- en kredietrisico s voor GR DG&J het meest relevant. 2. Het zorgdragen voor een effectief en efficiënt kas- en saldobeheer. Kasbeheer of kasmanagement zorgt voor inrichting van het betalingsverkeer 1 en regelt kredietlijnen 2. Saldobeheer betreft alle werkzaamheden die te maken hebben met het reguleren van het direct opvraagbare banksaldo van GR DG&J, zoals aanvullen of uitzetten. De treasuryfunctie draagt er daarbij zorg voor dat GR DG&J altijd aan haar lopende verplichtingen kan voldoen. 3. Het zorgdragen voor een goed relatiebeheer. Relatiebeheer dan wel het opbouwen van een relatienetwerk is van belang voor: een duurzame toegang van GR DG&J tot en de geld- en kapitaalmarkten; het goed kunnen volgen en duiden van (product)ontwikkelingen op de financiële- en rentemarkten. Een goed relatiebeheer draagt er bovendien aan bij dat transacties tegen de meest aantrekkelijke voorwaarden en onder vermijding van ongewenste risico s kunnen worden aangegaan, zoals benoemd onder de navolgende doelstelling: 4. Het minimaliseren van financieringskosten. De treasuryfunctie draagt zorg voor een optimale financiering van GR DG&J. De indekking daarvan wordt gebaseerd op kasstroominformatie zoals verstrekt vanuit de organisatieonderdelen. De treasury-activiteiten zijn er op gericht om de kosten voor aangetrokken financieringsmiddelen (zowel kort als lang) zoveel mogelijk te beperken. 5. Het voeren van een prudent beleid rond uitzettingen en derivaten. Indien, rekening houdend met de wet- en regelgeving omtrent het Schatkistbankieren, uitzettingen wegens (tijdelijke) overtollige middelen worden gedaan alsmede bij het toepassen van derivaten worden de opvattingen van de wetgever inzake prudentie, zoals opgenomen in de Wet fido, strikt gevolgd. Voor zover mogelijk en van toepassing kunnen financieringen of uitzettingen met een duurzaam karakter mede invulling geven aan de maatschappelijke doelstellingen van GR DG&J. 6. Het realiseren van gedegen informatiestromen rond de treasuryfunctie. Aan de voorkant betreft dit advisering en betrokkenheid bij de beleidsformulering. Daarnaast zullen er informatiestromen zijn rond de uitvoering. Tenslotte zal er naar aanleiding van de uitvoering van het beleid relevante verantwoordingsinformatie worden verstrekt. 2.3 Taken Om de hierboven aangegeven doelstellingen te realiseren worden binnen GR DG&J de volgende treasurytaken uitgevoerd: Kas- en saldobeheer Concernfinanciering Risicobeheer Relatiebeheer Planning & Control Advies en overig 1 Betalingsverkeer betreft de structuur van de bankrekeningen en de daarbij te gebruiken betaal-, ontvangst- en verwerkingsinstrumenten. (resp. bijvoorbeeld batchverwerking, incasso en importbestanden voor het financieel systeem) 2 Kredietlijnen betreffen afspraken met banken voor kortgeldfaciliteiten zoals een kredietlimiet. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 3

87 De treasurytaak kas- en saldobeheer stuurt de bankrekeningenstructuur, het gebruik van verschillende betaalinstrumenten, de totale kosten van het betalingsverkeer en zorgt, rekening houdend met de wet- en regelgeving omtrent het schatkistbankieren, voor het reguleren van saldi op de diverse rekening-courants. Verder wordt op basis van een korte liquiditeitenplanning het saldo middels dag- en kasgeld zoveel mogelijk naar nul gestuurd. De taak concernfinanciering zorgt voor de invulling van de lange termijn liquiditeitsbehoefte. De basis voor de lange financiering gelegen zal gelegen zijn in een meerjarige liquiditeitenplanning. Een dergelijke planning bepaalt wanneer, hoeveel en hoelang financiering nodig is. Daarnaast kunnen speciale financieringsconstructies of de inzet van derivaten in de analyses betrokken worden. De nadruk in het kader van de publieke taak dient bij dit taakgebied te liggen op de optimalisatie van enerzijds financieringskosten en anderzijds rendementen op uitgezette gelden, dit laatste wederom met inachtneming van de wet- en regelgeving omtrent het schatkistbankieren. De treasurytaak risicobeheer stuurt de financiële risico s. Zoals onder 2.2. reeds opgemerkt betreft dit bij GR DG&J hoofdzakelijk rente- en kredietrisico s. Renterisicobeheersing is er op gericht om overmatige afhankelijkheid van een renteniveau in een bepaalde periode te vermijden middels het aanbrengen van een goede spreiding van de opgenomen leningen en/of uitzettingen. Kredietrisicobeheersing is gericht op het beoordelen van tegenpartijrisico s bij uitzettingen en borgstellingen, één en ander met het oog op instandhouding ervan. Het risicobeheer komt tot uitdrukking in het identificeren en eventueel kwantificeren van risico s en/of het adviseren over dan wel het (laten) vaststellen van beheersmaatregelen. De taak relatiebeheer heeft betrekking op het opzetten en onderhouden van een netwerk van relaties met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties voor geld- en kapitaalmarkt. Daarnaast dienen er relaties in het ambtelijke circuit te worden onderhouden. Binnen de treasurytaak planning & control worden vooraf en achteraf mechanismen ingebouwd om de garantie te verkrijgen dat de treasurytaken binnen de aangegeven kaders worden uitgevoerd. De mechanismen die vooraf worden opgesteld, zijn onder te verdelen in het financieringsstatuut en de financieringsparagraaf zoals opgenomen in de begroting. Tussentijds vindt periodiek voortgangsoverleg plaats over de uitvoering van treasuryfunctie. Verantwoording hierover vindt uiteindelijk plaats in de financieringsparagraaf bij de jaarstukken. Eventueel verlangde externe rapportages op grond van de Wet fido worden ook onder deze taak begrepen. De adviestaak houdt in dat de concerncontroller gevraagd en, indien noodzakelijk geacht, ongevraagd de GR DG&J-directie of het Dagelijks Bestuur zal adviseren of inlichten over feiten, omstandigheden, gebeurtenissen of ontwikkelingen ten aanzien van financieringsaspecten en/of risico s voor GR DG&J. 2.4 Richtlijnen en limieten Bij de hiervoor genoemde treasurytaken zullen binnen GR DG&J de volgende richtlijnen en, voor zover van toepassing, limieten worden gehanteerd: Kas- en saldobeheer Richtlijnen m.b.t. betalingsverkeer: Er dient te worden gezorgd voor een zo efficiënt mogelijk ingerichte structuur van bankrekeningen waarbij het aantal bankrekeningen dient te worden geminimaliseerd. Deze bankrekeningenstructuur dient te functioneren onder een optimaal gebruik van een electronic banking systeem voor zowel ontvangsten als betalingen. Dit systeem dient zich te laten kenmerken door betrouwbaarheid 3, praktische bruikbaarheid 4 en beheersbaarheid 5 alsmede kostenminimalisatie 6. 3 Betouwbaarheid betekent: zoveel mogelijk storingsvrij functioneren. 4 Praktische bruikbaarheid betekent dat het EB-systeem eenvoudig te gebruiken moet zijn voor de eindgebruikers. 5 Praktische beheersbaarheid betekent dat het beheer van het pakket, de bankrekeningen en de gebruikers niet ingewikkeld moet zijn. 6 Kostenminimalisatie heeft betrekking op de interne verwerkings- en beheerskosten en de externe bankkosten (valutering, tarifering) die gepaard gaan met het beheren van de geldstromen en financiële posities. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 4

88 Ten aanzien van de beheers- en kostenaspecten zal de huisbankier van GR DG&J minimaal eens per 4 jaar worden geëvalueerd. Hierbij zal worden bezien of de tarieven voor de betaalinstrumenten concurrerend zijn met die van andere banken. Richtlijnen m.b.t. saldobeheer: Het saldobeheer van GR DG&J zal zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de in de Wet fido geformuleerde bepalingen rond de kasgeldlimiet en het schatkistbankieren. GR DG&J zal er naar streven om te beschikken over een actuele liquiditeitenplanning waaruit duidelijk het verwachte verloop van de financieringsmiddelen op korte termijn blijkt (horizon 1 jaar). Uit een dergelijke planning komt een beeld naar voren wanneer, hoeveel en voor hoelang financiering nodig is. De controllers van de te onderscheiden onderdelen van de GR DG&J zorgen voor een tijdige, juiste en volledige aanlevering van kasstroomgegevens aan de concerncontroller. Er dient te worden gezorgd voor een zodanige beschikbaarheid van liquiditeit dat GR DG&J te allen tijde aan haar verplichtingen kan voldoen. Dit betekent dat: o GR DG&J ter opvang van een incidentele korte-termijn liquiditeitsbehoefte bij haar o huisbankier een kredietlimiet zal aanhouden van maximaal 1,5x de kasgeldlimiet en zonodig aanvullende kredietfaciliteiten zullen worden geregeld bij de deelnemende gemeenten. Het saldo in rekening courant van GR DG&J zal middels op te nemen kasgeld of uit te zetten deposito s naar een ondergrens worden gestuurd, dit met inachtneming van de bepalingen omtrent het Schatkistbankieren en rekening houdend met in dit Financieringsstatuut genoemde wettelijke en eigen bepalingen. Zolang geen of geen adequate liquiditeitenplanning voorhanden is mogen er, rekening houdend met bepalingen omtrent het Schatkistbankieren, slechts uitzettingen worden gedaan met een looptijd korter dan één jaar. De kosten van kasgeld dienen zo laag mogelijk te zijn. Hiertoe dienen voor een op te nemen kasgeldlening minimaal drie offertes te worden opgevraagd, waarvan één bij de eigen huisbankier. Bij het saldobeheer worden de binnen de bancaire circuits aanwezige saldi zodanig gestuurd dat het rendement voor de GR DG&J wordt geoptimaliseerd, rekening houdend met de weten regelgeving omtrent het Schatkistbankieren. Concernfinanciering Richtlijnen: GR DG&J zal er naar streven om te beschikken over een actuele liquiditeitenplanning waaruit duidelijk het verwachte verloop van de financieringsmiddelen blijkt. De planningshorizon hiervan zal minimaal gelijk zijn aan de laatst vastgestelde meerjarenbegroting. Deze planning kan de integrale kasstromen omvatten of kan op projectbasis zijn. Lange-termijn financiering zal zoveel mogelijk worden aangetrokken of uitgezet op basis van een dergelijke meerjarige liquiditeitenplanning. Objectfinanciering is toegestaan. Aan de hand van de liquiditeitenplanning en in lijn met de bepalingen in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden zal er zo veel mogelijk naar worden gestreefd financiering niet eerder op te nemen dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Bij het (voornemen tot het) opnemen van lange financiering zal de meerjarige ontwikkeling van het renterisico en van de schuldpositie in de gaten worden gehouden. Indien dat naar het oordeel van de concerncontroller noodzakelijk is, zal er vanuit deze laatste een signalering aan het Dagelijks Bestuur van de GR DG&Jworden afgegeven. Het aantrekken van langjarige geldmiddelen vindt onder de voor de GR DG&J meest gunstige condities plaats door het opvragen van minimaal drie offertes, waarvan één bij de eigen huisbankier. Ten aanzien van het uitzetten van (tijdelijk) overtollige geldmiddelen geldt dat deze in principe in s Rijks Schatkist worden aangehouden. Echter, uitgezonderd van de verplichting om in s Rijks Schatkist te worden aangehouden zijn: Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 5

89 a. middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag 7 niet te boven gaan. b. middelen aangehouden in de fondsen, bedoeld in artikel van de wet Milieubeheer; c. Middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004; In afwijking van voorgaande bepaling geldt dat openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen kunnen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Gelden die als hierboven vermeld uitgezonderd zijn van de verplichting om in s Rijks Schatkist te worden aangehouden of aan een ander openbaar lichaam zijn uitgeleend, mogen uitsluitend worden uitgezet bij financiële ondernemingen die: a. gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus en b. voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA- minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Indien gelden worden uitgezet of verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten wordt aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van bovengenoemde, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus, beschikken. De financiële onderneming dient zelf bij een transactie aan te tonen dat zij of haar waardepapier over de juiste rating beschikt. Tevens dient de financiële onderneming de rating van het land waarin zij gevestigd is aan te tonen. Het gebruik van derivaten 8 (rente-instrumenten) is alleen toegestaan voor het afdekken van financiële risico s, in casu het verminderen of verschuiven van renterisico s. Uitgangspunt is dat de inzet van derivaten als ondersteuning dient bij het gebruik van de traditionele geld- en kapitaalmarktinstrumenten. o Eventuele inzet van derivaten zal vooraf gegaan worden door een bespreking in het o Dagelijks Bestuur Ten behoeve hiervan zal de concerncontroller een analyse opstellen waarin de werking, de kosten en de risico s die verband houden met het betreffende renteinstrument inzichtelijk worden gemaakt en zo nodig afgewogen tegen de toepassing van andere toegestane geld- en kapitaalmarktinstrumenten. Conform de bepalingen van de Wet fido worden door GR DG&J geen leningen of garanties verstrekt aan personeel en politieke ambtsdragers. Risicobeheer Richtlijnen en limieten: Het renterisicobeheer van de GR DG&J zal zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de in de Wet fido geformuleerde bepalingen rond de renterisiconorm. 7 Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 3,75 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de 500 miljoen te boven gaat. 8 Toelichting m.b.t. derivaten: in de Van Dale wordt de term derivaat omschreven als iets dat afgeleid is. In financiële wereld worden derivaten dan ook wel aangeduid als afgeleide financiële instrumenten. Het betreft verhandelbare contracten ten aanzien van bepaalde rechten of verplichtingen met als onderliggende waarde een geldlening of belegging. Er bestaan twee soorten derivaten: Fixerend, waarbij bijvoorbeeld een toekomstig rentepercentage wordt vastgelegd. Vanaf het tekenen van het contract is dus duidelijk wat er gaat gebeuren. De kosten zitten verrekend in het rentepercentage, er hoeft dus geen aanvullende premie te worden betaald. Voorbeelden: Forward Rate Agreement en Swap. Afschermend, waarbij, tegen betaling van een premie, het risico op een nadelige renteontwikkeling wordt afgedekt. Deze derivaten hebben een optiekarakter: vanwege de betaalde premie verkrijgt men het recht om gedurende de contractlooptijd bijvoorbeeld nooit een hogere korte rente dan 3,7% te hoeven betalen, ongeacht de geldende marktrente. Voorbeelden van afschermende derivaten: Cap, Floor en Swaption. Een voordeel van afschermende derivaten ten opzichte van fixerende derivaten is dat bij deze de mogelijkheid bestaat om te profiteren van gunstige renteontwikkelingen. Bij fixerende derivaten kan dat niet meer, want die waarden zijn vastgesteld bij het aangaan van het contract. Het spreekt voor zich dat bewust voor de ene of voor de andere positie wordt gekozen. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 6

90 Kredietrisico s worden beperkt door (tijdelijk) overtollige geldmiddelen, rekening houdend met de wettelijke bepalingen over het schatkistbankieren, zoveel mogelijk uit te zetten bij de deelnemende gemeenten of andere openbare lichamen. Geldmiddelen die, zoals omschreven onder het kopje Concernfinanciering, behoren tot de middelen die zijn uitgezonderd van de verplichting om in s Rijks Schatkist te worden aangehouden en welke niet bij de deelnemende gemeenten of ander openbaar lichaam kunnen worden geplaatst, mogen worden ondergebracht bij financiële ondernemingen of in financiële producten die minimaal voldoen aan de in de Wet fido gestelde prudentiecriteria (zie hierboven onder het kopje Concernfinanciering). In aanvulling hierop geldt: o Bij uitzettingen voor een periode van 3 maanden of langer: de GR DG&J alleen dan zal uitzetten bij een partij met de laagste wettelijk toegestane kredietkwaliteit indien daaraan ten tijde van de uitzetting door Standard & Poors en/of Moody s geen o negative outlook is toegekend. Bij uitzettingen voor een periode korter dan 3 maanden dienen tegenpartijen, naast de in de Wet fido geformuleerde minimale lange-termijn ratings, te beschikken over korte-termijn ratings op A-1/P-1 niveau. Op grond van marktomstandigheden kan de directeur GR DG&J besluiten, na bespreking in het Dagelijks Bestuur, dat bij de treasury-uitvoering in een bepaalde periode een hoger prudentieniveau moet worden betracht dan omschreven in de Wet fido. Ter bevordering van spreiding binnen de uitzettingenportefeuille uit hoofde van treasury zal niet meer dan 5 miljoen bij één tegenpartij worden uitgezet. Hier kan van worden afgeweken als het deelnemende gemeenten aan de GR DG&J betreft. Er worden door GR DG&J geen borgstellingen verstrekt. Relatiebeheer Richtlijnen: Als onderdeel van de treasuryuitvoering dient een netwerk te worden opgezet en onderhouden met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties op de gelden kapitaalmarkten. Dit met het oog op de noodzakelijke kennis ten aanzien van economische ontwikkelingen, financiële partijen en producten, rente-ontwikkelingen en rentevisies. Daarnaast kunnen zijn deze relaties behulpzaam zijn bij de toegang tot diverse financiële markten. GR DG&J zal, indien relevant, noodzakelijk of van toepassing, ambtelijke contacten onderhouden met o.a. Vereniging Nederlandse Gemeenten, Ministerie van Binnenlandse Zaken (waar de Wet fido onder ressorteert) of met de Provincie Zuid-Holland. Laatstgenoemde is de toezichthouder op DG&J wat betreft de uitvoering van de Wet fido. Planning & Control Richtlijnen: Ten behoeve van de begroting en jaarrekening wordt een financieringsparagraaf opgesteld. Voor de inhoud hiervan: zie paragraaf 3.4 P&C-documenten. Van elke aangegane transactie op de geld- of kapitaalmarkt zal door de concerncontroller een transactieoverzicht worden gemaakt. In deze verantwoording komen de volgende zaken aan bod: o een overzicht van de rentemarkt; o een opsomming van de verkregen offertes (biedingen/latingen) en o de gemaakte keuze. Externe rapportages zullen worden verzorgd voor zover vereist op grond van relevante weten regelgeving, waaronder Wet fido. Advies Richtlijn: Gevraagd of ongevraagd advies zal altijd worden geleverd rekening houdend met de wettelijke en de in het financieringsstatuut omschreven eigen richtlijnen en risicokaders. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 7

91 3. TREASURY ORGANISATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het organisatorische kader van de treasuryfunctie binnen DG&J. Hierin komt tot uitdrukking de (verdeling van) taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden over het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de ambtelijke organisatie en de eventuele mandatering daarvan. 3.1 Verantwoordelijkheden Met betrekking tot de treasuryfunctie kunnen binnen de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd de volgende verantwoordelijkheden worden onderscheiden, te weten: 1) de verantwoordelijkheden voor het beleid en 2) de verantwoordelijkheden voor de uitvoering. Ad 1) Verantwoordelijkheden treasurybeleid Met betrekking tot treasurybeleid zijn de verantwoordelijkheden als volgt verdeeld: Tabel A Functie/Gremium Verantwoordelijkheden treasurybeleid. Verantwoordelijkheden Algemeen Bestuur Het vaststellen van het financieringsstatuut (treasurybeleid). Het vaststellen van de financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening. Evalueert, onder andere middels tussentijdse rapportages, het treasurybeleid en controleert de uitvoering daarvan. Stelt zonodig het treasurybeleid bij. Dagelijks Bestuur Het (laten) opstellen van een financieringsstatuut. Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgesteld in het financieringsstatuut of financieringsparagraaf. Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan. Het geven van advies over transacties die afwijken van het reguliere kader. 9 Portefeuillehouder Financiën Concerncontroller GR DG&J Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid). Het voorbereiden van beleidsvoorstellen t.a.v. treasury Het adviseren over het treasurybeleid. Het ambtelijk uitvoeren van het treasurybeleid. Ad 2) Verantwoordelijkheden treasury-uitvoering In hoofdstuk 2.3 zijn de taakvelden benoemd die bij de uitvoering van de treasuryfunctie kunnen worden onderscheiden. De verantwoordelijkheden voor deze taakvelden zijn als volgt verdeeld: Tabel B Verantwoordelijkheden treasury-uitvoering. Treasury-taak Verantwoordelijkheid Verantwoordelijk voor Uitvoering uitvoering Kas- en saldobeheer Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Concernfinanciering Dagelijks Bestuur DirecteurGR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Risicobeheer Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J 9 Betreft hier het adviseren over de inzet van derivaten en, indien marktomstandigheden daar aanleiding toe geven, het plaatsen van geldmiddelen bij partijen met een hoger prudentieniveau dan binnen de Wet Fido gestelde criteria. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 8

92 Relatiebeheer Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Planning & Control Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Advies Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J 3.2 Bevoegdheden Uit een aantal treasurytaken kunnen handelingen of zaken voortvloeien die DG&J in rechte binden, zoals (financiële) transacties. Om die reden is een goede functiescheiding c.q. toedeling van bevoegdheden van belang. In de navolgende tabel wordt uiteengezet hoe die bevoegdheden binnen DG&J verdeeld zijn: Tabel C Bevoegdheden treasurytaken. Treasuryteaak Bevoegdheid Autorisatie Uitvoering Kas- en Saldobeheer Het voeren van onderhandelingen inzake bancaire dienstverlening Directeur GR DG&J Dagelijks Bestuur GR DG&J Het aangaan van overeenkomsten Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Het openen en sluiten van bankrekeningen Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Het verrichten van overboekingen ten behoeve van saldoregulatie (1) Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Het opnemen of uitzetten van middelen met een looptijd van minder dan 1 jaar (2) SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Risicobeheer Het aangaan van renteinstrumenten Portefeuillehouder Financiën SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Concern financiering Het opnemen van middelen met een looptijd van 1 jaar of langer alsmede het voeren van onderhandelingen daarover Het verstrekken van geldleningen uit hoofde van de publieke taak (3) Dagelijks Bestuur GR DG&J Dagelijks Bestuur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Algemeen Directeur GR DG&J Het uitzetten van middelen met een looptijd van 1 jaar of langer bij 's Rijks Schatkist of uit hoofde van treasury met een maximum van 5 miljoen bij één tegenpartij alsmede het voeren van onderhandelingen daarover Het beheer van de portefeuille van opgenomen of uitgezette langlopende middelen (4) Dagelijks Bestuur GR DG&J Algemeen Bestuur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Toelichting 1) Met inbegrip van overboekingen alsmede plaatsingen in en onttrekking aan 's Rijks Schatkist Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 9

93 2) Verantwoording hierover per transactie aan de Algemeen Directeur GR DG&J 3) Bij verstrekte geldleningen uit hoofde van de publieke taak wordt het Algemeen Bestuur GR DG&J vooraf in de gelegenheid gesteld haar wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te brengen 4) Dit betreft handelingen die om tijdigheidsredenen aan de Concerntroller GR DG&J zijn gemandateerd. Bijvoorbeeld renteaanpassingen, cessietrajecten of wijziging van lening vorm De controle bij bovengenoemde bevoegdheden berust bij de directeur GR DG&J. NB: Voor treasurytaken die niet in voorgaande tabel C zijn omschreven geldt dat het autorisatieniveau te allen tijde bij het Dagelijks Bestuur ligt. De concerncontroller GR DG&J kan dan vooraf adviseren en, na autorisatie door het Dagelijks Bestuur, uitvoeren. 3.3 Administratieve organisatie De administratieve organisatie en interne controle met betrekking tot de treasury moeten waarborgen dat: de uitvoering rechtmatig is; de activiteiten adequaat uitgevoerd kunnen worden; de risico s kunnen worden beheerst; de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in paragrafen 3.1 en 3.2 van dit financieringsstatuut op eenduidige wijze vastgelegd en uiteengezet. Hierbij is in termen van autorisatie, uitvoering, registratie en control functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden: a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd; b. de uitvoering, registratie en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen. Dossiervorming. Ten behoeve van de controle op de uitvoering van het financieringsbeleid legt de concerncontroller GR DG&J zorgvuldig dossiers aan van alle plannen, nota s, besluiten en bescheiden die betrekking hebben op (de uitvoering van) de treasuryfunctie. 3.4 Planning & Control en overige informatievoorziening Beleidsvoorstellen t.a.v. treasury worden door de concerncontroller GR DG&J alleen of in samenwerking met één of meerdere overige leden van het Dagelijks Bestuur voorbereid. Deze worden in conceptvorm besproken in het Dagelijks Bestuur. Aanvullingen of verbeteringen zullen naar aanleiding hiervan worden doorgevoerd. Vervolgens gaan de voorstellen in de reguliere besluitvormingsprocedure via het Dagelijks Bestuur naar het Algemeen Bestuur. P&C-documenten Ten behoeve van zowel planning als het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de financieringsfunctie van de GR DG&J worden de in onderstaande tabel weergegeven documenten opgesteld: Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 10

94 Tabel D Matrix planning & control Document Omschrijving Opsteller Onder verantwoordelijkheid van Beleidsdocument m.b.t. inrichting financieringsfunctie T.b.v. begroting en Concerncontroller GR DG&J Eindverantwoordelijk Financieringsstatuut Financieringsparagraaf jaarstukken Concerncontroller GR DG&J P&C-cyclus Relevante treasuryzaken Concerncontroller GR DG&J Directeur GR DG&J Directeur GR DG&J Directeur GR DG&J Dagelijks Bestuur Dagelijks Bestuur Dagelijks Bestuur Het financieringsstatuut zal vanaf de datum van inwerkingtreding worden aangepast indien daartoe aanleiding is vanuit externe wet- en regelgeving of interne organisatorische wijzigingen. De opstelling van een financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening is verplicht gesteld op grond van de Wet fido en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Naast de wettelijk vereiste inzichten rond kasgeldlimiet en renterisiconorm zal in deze paragrafen voor zover relevant aandacht worden besteed aan: Interne ontwikkelingen Economische ontwikkelingen Renteverloop en rentevisie Financieringen (opgenomen leningen en uitzettingen) De schuldpositie Het risicobeheer o Renterisico s op korte en lange financiering o Kredietrisico s rond uitgezette middelen. In de financieringsparagraaf in de begroting zal tevens worden ingegaan op de belangrijkste verwachte acties met betrekking tot de in paragraaf 2.3 omschreven treasurytaakvelden, waaronder financiering 10. In de financieringsparagraaf in de jaarstukken zal tevens verantwoording worden afgelegd over acties zoals die waren benoemd in de betreffende begrotingsparagraaf. Overige informatievoorziening Ten behoeve van de uitvoering van de treasuryfunctie zal de volgende interne c.q. externe informatieuitwisseling plaatsvinden: Tabel E Matrix overige informatievoorziening Soort informatie Informatie-opsteller Informatieontvanger Frequentie INTERN Gegevens over toekomstige inkomende en uitgaande kasstromen t.b.v. liquiditeitenplanning Controllers van de organisatieonderdelen binnen de GR DG&J Concerncontroller GR DG&J Zodra relevante informatie voorhanden is. Transactierapporten: overzicht van rentemarkt, offertes, motivatie van gemaakte keuzes SCD Concerncontroller GR DG&J Per transactie 10 Bij voorkeur onder gebruikmaking van een liquiditeitenplanning. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 11

95 Geldmarkttransacties Kapitaalmarkttransacties EXTERN Rapportages op grond van relevante wet- en regelgeving Concerncontroller GR DG&J Provincie Zuid- Holland, CBS Divers 4. Inwerkingtreding 1. Dit Financieringsstatuut treedt per 1 januari 2018 in werking. 2. De Financieringsstatuut zoals vastgesteld op 10 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 12

96 Financieringsstatuut 1. INLEIDING 1.1 Doel financieringsstatuut In dit financieringstatuut wordt ingegaan op alle aspecten van de financiering van de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd (hierna aangeduid als GR DG&J). Financiering wordt ook wel gevat onder de term treasury. Hiervan kan de volgende definitie worden gegeven: Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico s. Treasury gaat, kortom, over alle aspecten die te maken hebben met de financiering en de feitelijke kasstromen van een organisatie. Dit loopt van beleidsformulering tot en met de uitvoering van het betalingsverkeer. Centraal daarbij staat het financieren van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden en het daarbij afdekken van rente- en kredietrisico s. Het financieringsstatuut heeft tot doel de beleidskaders aan te geven voor de uitvoering van de treasuryfunctie van GR DG&J. Het biedt daarmee de structuur waarbinnen GR DG&J haar financiering en feitelijke kasstromen kan beheren en besturen opdat de kosten en risico s zo veel mogelijk worden beperkt. Het statuut maakt allereerst de doelstellingen van het treasurybeleid en -beheer duidelijk, geeft inzicht in de taakvelden die hierbij worden onderscheiden en bepaalt de richtlijnen die bij de uitvoering hiervan in acht moeten worden genomen. Vervolgens wordt in dit statuut de inrichting van de financieringsfunctie van de GR DG&J uiteengezet inclusief de verantwoordelijkheden en bevoegdheden alsmede de informatievoorziening. Hiermee wordt beoogd de transparantie van het besluitvormingsproces te verbeteren en de kwaliteit van zowel de uitvoering als de verantwoording te verhogen. Het financieringsstatuut vormt aldus het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid. Het treasurybeleid ondersteunt, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de taken van de GR DG&J en biedt waarborgen voor de financiële continuïteit van de GR DG&J op korte en lange termijn. Het statuut wordt elke vier jaar geëvalueerd. In bijzondere omstandigheden kan het noodzakelijk zijn deze termijn te verkorten. 1.2 Wettelijk kader Naast, ook voor GR DG&J van toepassing zijnde, bepalingen in de Gemeentewet (artikelen 212, 213 en 213a) wordt de belangrijkste wettelijke grondslag voor treasury binnen openbare lichamen gevormd door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daaruit voortvloeiende ministeriële regelingen: Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo); Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden; Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 1

97 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en Regeling schatkistbankieren decentrale overheden. Laatstgenoemde regeling vloeit voort uit de meest recente wijziging van de Wet fido in december De fido-wetgeving valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Provincie Zuid-Holland fungeert voor GR DG&J als toezichthouder op de naleving en uitvoering van deze wet. Het centrale uitgangspunt van de Wet fido is het bevorderen en transparant maken van een solide financieringsbeleid. In deze wet zijn dan ook expliciete bepalingen opgenomen ten aanzien van risicobeheer en transparantie. Hierbij komt de transparantie tot uitdrukking in voorschriften voor bijvoorbeeld een verplicht financieringsstatuut en voor het afleggen van verantwoording middels financieringsparagrafen in begroting en jaarrekening. Daarnaast is de Wet fido gericht op een beheersing van de risico s die decentrale overheden lopen uit hoofde van hun financieringstaken. Dit betreffen rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico s. Deze risico s worden hierna nader omschreven. De basis voor het beheersen van deze risico s wordt in de Wet fido gevormd door enkele kwalitatieve en kwantitatieve normen. De kwalitatieve normen zijn: Het aantrekken of uitzetten van middelen alsmede het verstrekken of garanderen van leningen is alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. In de Wet fido is omschreven dat de afbakening c.q. reikwijdte van het begrip publieke taak niet in deze Wet plaatsvindt maar nadrukkelijk tot de autonomie van de decentrale overheden zelf behoort. Deze beoordeling is aan het eigen Algemeen Bestuur. Het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen vindt plaats met inachtneming van de bepalingen omtrent het schatkistbankieren. Deze bepalingen zijn in paragraaf 2.4 onder het kopje Concernfinanciering nader uitgewerkt. De kwantitatieve normen zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo) en betreffen: De kasgeldlimiet: een begrenzing van het bedrag waarmee een decentrale overheid haar financiële huishouding met kortlopende middelen mag financieren (bijvoorbeeld rood staan bij de bank of opgenomen kasgeldleningen). Voor een gemeenschappelijke regeling bedraagt de kasgeldlimiet 8,2% van het begrotingstotaal aan lasten. De renterisiconorm: een begrenzing van de omvang van de renteherzieningen en herfinancieringen in enig jaar m.b.t. de lange financiering. Deze norm heeft tot doel om te komen tot een dusdanige spreiding van een leningenportefeuille in de tijd dat overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar wordt voorkomen. De renterisiconorm voor een bepaald jaar bedraagt 20% van het begrotingstotaal aan lasten en geeft aldus inzicht in het budgettaire risico. Aanhakend op het door de Wet fido gemaakte onderscheid omvat dit Financieringsstatuut zowel de korte termijn geldstromen (korter dan 1 jaar) als de lange termijn geldstromen (1 jaar of langer). Omschrijving risico's GR DG&J loopt een renterisico indien zij in een bepaalde periode overmatig gevoelig is voor renteontwikkelingen. Dit risico kan voortkomen uit de financieringsstructuur (indien een organisatie teveel variabel gefinancierd is) of uit een niet goed in de tijd gespreide portefeuille aan langlopende leningen. Kredietrisico s, ofwel het risico van niet-terugbetaling, kunnen zich voordoen bij uitzettingen (verstrekte geldleningen, beleggingen) of bij borgstellingen. Een liquiditeitsrisico, ook wel beschikbaarheidsrisico genoemd, is het risico dat de organisatie, in een situatie waarin dat nodig is, niet aan geldmiddelen kan komen. Gezien de kredietwaardigheid van decentrale overheden kan dit risico voor GR DG&J van bescheiden betekenis worden geacht. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 2

98 Bovendien heeft GR DG&J voor banken een zogenoemde solvabiliteitsvrije status, waardoor die gemakkelijker krediet of financiering verschaffen. Koersrisico s zouden voor GR DG&J aan de orde kunnen zijn indien zij in het bezit is van langlopende obligaties en de noodzaak zou bestaan om deze voortijdig te verkopen. Gedurende de looptijd van de obligatie heeft deze nl. een koers afhankelijk van de stand van de actuele marktrendementen ten opzichte van het couponrendement, kredietkwaliteit van de uitgevende partij, restant looptijd e.d. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 3

99 2. TREASURYBELEID 2.1 Missie Het Algemeen Bestuur bepaalt welke de publieke taken van de GR DG&J zijn. Het treasurybeleid dient, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken te ondersteunen en waarborgen te bieden voor de financiële continuïteit van de GR DG&J op korte en lange termijn. 2.2 Doelstellingen Om aan de missie praktische invulling te geven kunnen de volgende doelstellingen worden onderkend: 1. Het opereren binnen de kaders zoals die gesteld zijn in de Wet fido en door het Algemeen Bestuur. Dit heeft vooral betrekking op de transparantie met betrekking tot de inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie en het van daaruit beheersen, beperken en spreiden van risico s. Zoals in paragraaf 1.2 omschreven betreft dit rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico s. Hiervan zijn de rente- en kredietrisico s voor GR DG&J het meest relevant. 2. Het zorgdragen voor een effectief en efficiënt kas- en saldobeheer. Kasbeheer of kasmanagement zorgt voor inrichting van het betalingsverkeer 1 en regelt kredietlijnen 2. Saldobeheer betreft alle werkzaamheden die te maken hebben met het reguleren van het direct opvraagbare banksaldo van GR DG&J, zoals aanvullen of uitzetten. De treasuryfunctie draagt er daarbij zorg voor dat GR DG&J altijd aan haar lopende verplichtingen kan voldoen. 3. Het zorgdragen voor een goed relatiebeheer. Relatiebeheer dan wel het opbouwen van een relatienetwerk is van belang voor: een duurzame toegang van GR DG&J tot en de geld- en kapitaalmarkten; het goed kunnen volgen en duiden van (product)ontwikkelingen op de financiële- en rentemarkten. Een goed relatiebeheer draagt er bovendien aan bij dat transacties tegen de meest aantrekkelijke voorwaarden en onder vermijding van ongewenste risico s kunnen worden aangegaan, zoals benoemd onder de navolgende doelstelling: 4. Het minimaliseren van financieringskosten. De treasuryfunctie draagt zorg voor een optimale financiering van GR DG&J. De indekking daarvan wordt gebaseerd op kasstroominformatie zoals verstrekt vanuit de organisatieonderdelen. De treasury-activiteiten zijn er op gericht om de kosten voor aangetrokken financieringsmiddelen (zowel kort als lang) zoveel mogelijk te beperken. 5. Het voeren van een prudent beleid rond uitzettingen en derivaten. Indien, rekening houdend met de wet- en regelgeving omtrent het Schatkistbankieren, uitzettingen wegens (tijdelijke) overtollige middelen worden gedaan alsmede bij het toepassen van derivaten worden de opvattingen van de wetgever inzake prudentie, zoals opgenomen in de Wet fido, strikt gevolgd. Voor zover mogelijk en van toepassing kunnen financieringen of uitzettingen met een duurzaam karakter mede invulling geven aan de maatschappelijke doelstellingen van GR DG&J. 6. Het realiseren van gedegen informatiestromen rond de treasuryfunctie. Aan de voorkant betreft dit advisering en betrokkenheid bij de beleidsformulering. Daarnaast zullen er informatiestromen zijn rond de uitvoering. Tenslotte zal er naar aanleiding van de uitvoering van het beleid relevante verantwoordingsinformatie worden verstrekt. 2.3 Taken Om de hierboven aangegeven doelstellingen te realiseren worden binnen GR DG&J de volgende treasurytaken uitgevoerd: Kas- en saldobeheer Concernfinanciering Risicobeheer Relatiebeheer Planning & Control Advies en overig 1 Betalingsverkeer betreft de structuur van de bankrekeningen en de daarbij te gebruiken betaal-, ontvangst- en verwerkingsinstrumenten. (resp. bijvoorbeeld batchverwerking, incasso en importbestanden voor het financieel systeem) 2 Kredietlijnen betreffen afspraken met banken voor kortgeldfaciliteiten zoals een kredietlimiet. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 4

100 De treasurytaak kas- en saldobeheer stuurt de bankrekeningenstructuur, het gebruik van verschillende betaalinstrumenten, de totale kosten van het betalingsverkeer en zorgt, rekening houdend met de wet- en regelgeving omtrent het schatkistbankieren, voor het reguleren van saldi op de diverse rekening-courants. Verder wordt op basis van een korte liquiditeitenplanning het saldo middels dag- en kasgeld zoveel mogelijk naar nul gestuurd. De taak concernfinanciering zorgt voor de invulling van de lange termijn liquiditeitsbehoefte. De basis voor de lange financiering gelegen zal gelegen zijn in een meerjarige liquiditeitenplanning. Een dergelijke planning bepaalt wanneer, hoeveel en hoelang financiering nodig is. Daarnaast kunnen speciale financieringsconstructies of de inzet van derivaten in de analyses betrokken worden. De nadruk in het kader van de publieke taak dient bij dit taakgebied te liggen op de optimalisatie van enerzijds financieringskosten en anderzijds rendementen op uitgezette gelden, dit laatste wederom met inachtneming van de wet- en regelgeving omtrent het schatkistbankieren. De treasurytaak risicobeheer stuurt de financiële risico s. Zoals onder 2.2. reeds opgemerkt betreft dit bij GR DG&J hoofdzakelijk rente- en kredietrisico s. Renterisicobeheersing is er op gericht om overmatige afhankelijkheid van een renteniveau in een bepaalde periode te vermijden middels het aanbrengen van een goede spreiding van de opgenomen leningen en/of uitzettingen. Kredietrisicobeheersing is gericht op het beoordelen van tegenpartijrisico s bij uitzettingen en borgstellingen, één en ander met het oog op instandhouding ervan. Het risicobeheer komt tot uitdrukking in het identificeren en eventueel kwantificeren van risico s en/of het adviseren over dan wel het (laten) vaststellen van beheersmaatregelen. De taak relatiebeheer heeft betrekking op het opzetten en onderhouden van een netwerk van relaties met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties voor geld- en kapitaalmarkt. Daarnaast dienen er relaties in het ambtelijke circuit te worden onderhouden. Binnen de treasurytaak planning & control worden vooraf en achteraf mechanismen ingebouwd om de garantie te verkrijgen dat de treasurytaken binnen de aangegeven kaders worden uitgevoerd. De mechanismen die vooraf worden opgesteld, zijn onder te verdelen in het financieringsstatuut en de financieringsparagraaf zoals opgenomen in de begroting. Tussentijds vindt periodiek voortgangsoverleg plaats over de uitvoering van treasuryfunctie. Verantwoording hierover vindt uiteindelijk plaats in de financieringsparagraaf bij de jaarstukken. Eventueel verlangde externe rapportages op grond van de Wet fido worden ook onder deze taak begrepen. De adviestaak houdt in dat de concerncontroller gevraagd en, indien noodzakelijk geacht, ongevraagd de GR DG&J-directie of het Dagelijks Bestuur zal adviseren of inlichten over feiten, omstandigheden, gebeurtenissen of ontwikkelingen ten aanzien van financieringsaspecten en/of risico s voor GR DG&J. 2.4 Richtlijnen en limieten Bij de hiervoor genoemde treasurytaken zullen binnen GR DG&J de volgende richtlijnen en, voor zover van toepassing, limieten worden gehanteerd: Kas- en saldobeheer Richtlijnen m.b.t. betalingsverkeer: Er dient te worden gezorgd voor een zo efficiënt mogelijk ingerichte structuur van bankrekeningen waarbij het aantal bankrekeningen dient te worden geminimaliseerd. Deze bankrekeningenstructuur dient te functioneren onder een optimaal gebruik van een electronic banking systeem voor zowel ontvangsten als betalingen. Dit systeem dient zich te laten kenmerken door betrouwbaarheid 3, praktische bruikbaarheid 4 en beheersbaarheid 5 alsmede kostenminimalisatie 6. 3 Betouwbaarheid betekent: zoveel mogelijk storingsvrij functioneren. 4 Praktische bruikbaarheid betekent dat het EB-systeem eenvoudig te gebruiken moet zijn voor de eindgebruikers. 5 Praktische beheersbaarheid betekent dat het beheer van het pakket, de bankrekeningen en de gebruikers niet ingewikkeld moet zijn. 6 Kostenminimalisatie heeft betrekking op de interne verwerkings- en beheerskosten en de externe bankkosten (valutering, tarifering) die gepaard gaan met het beheren van de geldstromen en financiële posities. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 5

101 Ten aanzien van de beheers- en kostenaspecten zal de huisbankier van GR DG&J minimaal eens per 4 jaar worden geëvalueerd. Hierbij zal worden bezien of de tarieven voor de betaalinstrumenten concurrerend zijn met die van andere banken. Richtlijnen m.b.t. saldobeheer: Het saldobeheer van GR DG&J zal zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de in de Wet fido geformuleerde bepalingen rond de kasgeldlimiet en het schatkistbankieren. GR DG&J zal er naar streven om te beschikken over een actuele liquiditeitenplanning waaruit duidelijk het verwachte verloop van de financieringsmiddelen op korte termijn blijkt (horizon 1 jaar). Uit een dergelijke planning komt een beeld naar voren wanneer, hoeveel en voor hoelang financiering nodig is. De controllers van de te onderscheiden onderdelen van de GR DG&J zorgen voor een tijdige, juiste en volledige aanlevering van kasstroomgegevens aan de concerncontroller. Er dient te worden gezorgd voor een zodanige beschikbaarheid van liquiditeit dat GR DG&J te allen tijde aan haar verplichtingen kan voldoen. Dit betekent dat: o GR DG&J ter opvang van een incidentele korte-termijn liquiditeitsbehoefte bij haar o huisbankier een kredietlimiet zal aanhouden van maximaal 1,5x de kasgeldlimiet en zonodig aanvullende kredietfaciliteiten zullen worden geregeld bij de deelnemende gemeenten. Het saldo in rekening courant van GR DG&J zal middels op te nemen kasgeld of uit te zetten deposito s naar een ondergrens worden gestuurd, dit met inachtneming van de bepalingen omtrent het Schatkistbankieren en rekening houdend met in dit Financieringsstatuut genoemde wettelijke en eigen bepalingen. Zolang geen of geen adequate liquiditeitenplanning voorhanden is mogen er, rekening houdend met bepalingen omtrent het Schatkistbankieren, slechts uitzettingen worden gedaan met een looptijd korter dan één jaar. De kosten van kasgeld dienen zo laag mogelijk te zijn. Hiertoe dienen voor een op te nemen kasgeldlening minimaal drie offertes te worden opgevraagd, waarvan één bij de eigen huisbankier. Bij het saldobeheer worden de binnen de bancaire circuits aanwezige saldi zodanig gestuurd dat het rendement voor de GR DG&J wordt geoptimaliseerd, rekening houdend met de weten regelgeving omtrent het Schatkistbankieren. Concernfinanciering Richtlijnen: GR DG&J zal er naar streven om te beschikken over een actuele liquiditeitenplanning waaruit duidelijk het verwachte verloop van de financieringsmiddelen blijkt. De planningshorizon hiervan zal minimaal gelijk zijn aan de laatst vastgestelde meerjarenbegroting. Deze planning kan de integrale kasstromen omvatten of kan op projectbasis zijn. Lange-termijn financiering zal zoveel mogelijk worden aangetrokken of uitgezet op basis van een dergelijke meerjarige liquiditeitenplanning. Objectfinanciering is toegestaan. Aan de hand van de liquiditeitenplanning en in lijn met de bepalingen in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden zal er zo veel mogelijk naar worden gestreefd financiering niet eerder op te nemen dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Bij het (voornemen tot het) opnemen van lange financiering zal de meerjarige ontwikkeling van het renterisico en van de schuldpositie in de gaten worden gehouden. Indien dat naar het oordeel van de concerncontroller noodzakelijk is, zal er vanuit deze laatste een signalering aan het Dagelijks Bestuur van de GR DG&Jworden afgegeven. Het aantrekken van langjarige geldmiddelen vindt onder de voor de GR DG&J meest gunstige condities plaats door het opvragen van minimaal drie offertes, waarvan één bij de eigen huisbankier. Ten aanzien van het uitzetten van (tijdelijk) overtollige geldmiddelen geldt dat deze in principe in s Rijks Schatkist worden aangehouden. Echter, uitgezonderd van de verplichting om in s Rijks Schatkist te worden aangehouden zijn: Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 6

102 a. middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag 7 niet te boven gaan. b. middelen aangehouden in de fondsen, bedoeld in artikel van de wet Milieubeheer; c. Middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004; In afwijking van voorgaande bepaling geldt dat openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen kunnen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Gelden die als hierboven vermeld uitgezonderd zijn van de verplichting om in s Rijks Schatkist te worden aangehouden of aan een ander openbaar lichaam zijn uitgeleend, mogen uitsluitend worden uitgezet bij financiële ondernemingen die: a. gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus en b. voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA- minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Indien gelden worden uitgezet of verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten wordt aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van bovengenoemde, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus, beschikken. De financiële onderneming dient zelf bij een transactie aan te tonen dat zij of haar waardepapier over de juiste rating beschikt. Tevens dient de financiële onderneming de rating van het land waarin zij gevestigd is aan te tonen. Het gebruik van derivaten 8 (rente-instrumenten) is alleen toegestaan voor het afdekken van financiële risico s, in casu het verminderen of verschuiven van renterisico s. Uitgangspunt is dat de inzet van derivaten als ondersteuning dient bij het gebruik van de traditionele geld- en kapitaalmarktinstrumenten. o Eventuele inzet van derivaten zal vooraf gegaan worden door een bespreking in o hetdagelijks Bestuur Ten behoeve hiervan zal de concerncontroller een analyse opstellen waarin de werking, de kosten en de risico s die verband houden met het betreffende renteinstrument inzichtelijk worden gemaakt en zo nodig afgewogen tegen de toepassing van andere toegestane geld- en kapitaalmarktinstrumenten. Conform de bepalingen van de Wet fido worden door GR DG&J geen leningen of garanties verstrekt aan personeel en politieke ambtsdragers. Risicobeheer Richtlijnen en limieten: Het renterisicobeheer van de GR DG&J zal zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de in de Wet fido geformuleerde bepalingen rond de renterisiconorm. 7 Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 3,75 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de 500 miljoen te boven gaat. 8 Toelichting m.b.t. derivaten: in de Van Dale wordt de term derivaat omschreven als iets dat afgeleid is. In financiële wereld worden derivaten dan ook wel aangeduid als afgeleide financiële instrumenten. Het betreft verhandelbare contracten ten aanzien van bepaalde rechten of verplichtingen met als onderliggende waarde een geldlening of belegging. Er bestaan twee soorten derivaten: Fixerend, waarbij bijvoorbeeld een toekomstig rentepercentage wordt vastgelegd. Vanaf het tekenen van het contract is dus duidelijk wat er gaat gebeuren. De kosten zitten verrekend in het rentepercentage, er hoeft dus geen aanvullende premie te worden betaald. Voorbeelden: Forward Rate Agreement en Swap. Afschermend, waarbij, tegen betaling van een premie, het risico op een nadelige renteontwikkeling wordt afgedekt. Deze derivaten hebben een optiekarakter: vanwege de betaalde premie verkrijgt men het recht om gedurende de contractlooptijd bijvoorbeeld nooit een hogere korte rente dan 3,7% te hoeven betalen, ongeacht de geldende marktrente. Voorbeelden van afschermende derivaten: Cap, Floor en Swaption. Een voordeel van afschermende derivaten ten opzichte van fixerende derivaten is dat bij deze de mogelijkheid bestaat om te profiteren van gunstige renteontwikkelingen. Bij fixerende derivaten kan dat niet meer, want die waarden zijn vastgesteld bij het aangaan van het contract. Het spreekt voor zich dat bewust voor de ene of voor de andere positie wordt gekozen. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 7

103 Kredietrisico s worden beperkt door (tijdelijk) overtollige geldmiddelen, rekening houdend met de wettelijke bepalingen over het schatkistbankieren, zoveel mogelijk uit te zetten bij de deelnemende gemeenten of andere openbare lichamen. Geldmiddelen die, zoals omschreven onder het kopje Concernfinanciering, behoren tot de middelen die zijn uitgezonderd van de verplichting om in s Rijks Schatkist te worden aangehouden en welke niet bij de deelnemende gemeenten of ander openbaar lichaam kunnen worden geplaatst, mogen worden ondergebracht bij financiële ondernemingen of in financiële producten die minimaal voldoen aan de in de Wet fido gestelde prudentiecriteria (zie hierboven onder het kopje Concernfinanciering). In aanvulling hierop geldt: o Bij uitzettingen voor een periode van 3 maanden of langer: de GR DG&J alleen dan zal uitzetten bij een partij met de laagste wettelijk toegestane kredietkwaliteit indien daaraan ten tijde van de uitzetting door Standard & Poors en/of Moody s geen o negative outlook is toegekend. Bij uitzettingen voor een periode korter dan 3 maanden dienen tegenpartijen, naast de in de Wet fido geformuleerde minimale lange-termijn ratings, te beschikken over korte-termijn ratings op A-1/P-1 niveau. Op grond van marktomstandigheden kan de directeur GR DG&J besluiten, na bespreking in het Dagelijks Bestuur, dat bij de treasury-uitvoering in een bepaalde periode een hoger prudentieniveau moet worden betracht dan omschreven in de Wet fido. Ter bevordering van spreiding binnen de uitzettingenportefeuille uit hoofde van treasury zal niet meer dan 5 miljoen bij één tegenpartij worden uitgezet. Hier kan van worden afgeweken als het deelnemende gemeenten aan de GR DG&J betreft. Er worden door GR DG&J geen borgstellingen verstrekt. Relatiebeheer Richtlijnen: Als onderdeel van de treasuryuitvoering dient een netwerk te worden opgezet en onderhouden met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties op de gelden kapitaalmarkten. Dit met het oog op de noodzakelijke kennis ten aanzien van economische ontwikkelingen, financiële partijen en producten, rente-ontwikkelingen en rentevisies. Daarnaast kunnen zijn deze relaties behulpzaam zijn bij de toegang tot diverse financiële markten. GR DG&J zal, indien relevant, noodzakelijk of van toepassing, ambtelijke contacten onderhouden met o.a. Vereniging Nederlandse Gemeenten, Ministerie van Binnenlandse Zaken (waar de Wet fido onder ressorteert) of met de Provincie Zuid-Holland. Laatstgenoemde is de toezichthouder op DG&J wat betreft de uitvoering van de Wet fido. Planning & Control Richtlijnen: Ten behoeve van de begroting en jaarrekening wordt een financieringsparagraaf opgesteld. Voor de inhoud hiervan: zie paragraaf 3.4 P&C-documenten. Van elke aangegane transactie op de geld- of kapitaalmarkt zal door de concerncontroller een transactieoverzicht worden gemaakt. In deze verantwoording komen de volgende zaken aan bod: o een overzicht van de rentemarkt; o een opsomming van de verkregen offertes (biedingen/latingen) en o de gemaakte keuze. Externe rapportages zullen worden verzorgd voor zover vereist op grond van relevante weten regelgeving, waaronder Wet fido. Advies Richtlijn: Gevraagd of ongevraagd advies zal altijd worden geleverd rekening houdend met de wettelijke en de in het financieringsstatuut omschreven eigen richtlijnen en risicokaders. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 8

104 3. TREASURY ORGANISATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het organisatorische kader van de treasuryfunctie binnen DG&J. Hierin komt tot uitdrukking de (verdeling van) taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden over het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de ambtelijke organisatie en de eventuele mandatering daarvan. 3.1 Verantwoordelijkheden Met betrekking tot de treasuryfunctie kunnen binnen de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd de volgende verantwoordelijkheden worden onderscheiden, te weten: 1) de verantwoordelijkheden voor het beleid en 2) de verantwoordelijkheden voor de uitvoering. Ad 1) Verantwoordelijkheden treasurybeleid Met betrekking tot treasurybeleid zijn de verantwoordelijkheden als volgt verdeeld: Tabel A Functie/Gremium Verantwoordelijkheden treasurybeleid. Verantwoordelijkheden Algemeen Bestuur Het vaststellen van het financieringsstatuut (treasurybeleid). Het vaststellen van de financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening. Evalueert, onder andere middels tussentijdse rapportages, het treasurybeleid en controleert de uitvoering daarvan. Stelt zonodig het treasurybeleid bij. Dagelijks Bestuur Het (laten) opstellen van een financieringsstatuut. Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgesteld in het financieringsstatuut of financieringsparagraaf. Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan. Het geven van advies over transacties die afwijken van het reguliere kader. 9 Portefeuillehouder Financiën Concerncontroller GR DG&J Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid). Het voorbereiden van beleidsvoorstellen t.a.v. treasury Het adviseren over het treasurybeleid. Het ambtelijk uitvoeren van het treasurybeleid. Ad 2) Verantwoordelijkheden treasury-uitvoering In hoofdstuk 2.3 zijn de taakvelden benoemd die bij de uitvoering van de treasuryfunctie kunnen worden onderscheiden. De verantwoordelijkheden voor deze taakvelden zijn als volgt verdeeld: Tabel B Verantwoordelijkheden treasury-uitvoering. Treasury-taak Verantwoordelijkheid Verantwoordelijk voor Uitvoering uitvoering Kas- en saldobeheer Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Concernfinanciering Dagelijks Bestuur DirecteurGR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J 9 Betreft hier het adviseren over de inzet van derivaten en, indien marktomstandigheden daar aanleiding toe geven, het plaatsen van geldmiddelen bij partijen met een hoger prudentieniveau dan binnen de Wet Fido gestelde criteria. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 9

105 Risicobeheer Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Relatiebeheer Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Planning & Control Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Advies Dagelijks Bestuur Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller GR DG&J Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 10

106 3.2 Bevoegdheden Uit een aantal treasurytaken kunnen handelingen of zaken voortvloeien die DG&J in rechte binden, zoals (financiële) transacties. Om die reden is een goede functiescheiding c.q. toedeling van bevoegdheden van belang. In de navolgende tabel wordt uiteengezet hoe die bevoegdheden binnen DG&J verdeeld zijn: Tabel C Bevoegdheden treasurytaken. Treasuryteaak Bevoegdheid Autorisatie Uitvoering Kas- en Saldobeheer Het voeren van onderhandelingen inzake bancaire dienstverlening Directeur GR DG&J Dagelijks Bestuur GR DG&J Het aangaan van overeenkomsten Directeur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Het openen en sluiten van bankrekeningen Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Het verrichten van overboekingen ten behoeve van saldoregulatie (1) Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Het opnemen of uitzetten van middelen met een looptijd van minder dan 1 jaar (2) SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Risicobeheer Het aangaan van renteinstrumenten Portefeuillehouder Financiën SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Concern financiering Het opnemen van middelen met een looptijd van 1 jaar of langer alsmede het voeren van onderhandelingen daarover Het verstrekken van geldleningen uit hoofde van de publieke taak (3) Dagelijks Bestuur GR DG&J Dagelijks Bestuur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Algemeen Directeur GR DG&J Het uitzetten van middelen met een looptijd van 1 jaar of langer bij 's Rijks Schatkist of uit hoofde van treasury met een maximum van 5 miljoen bij één tegenpartij alsmede het voeren van onderhandelingen daarover Het beheer van de portefeuille van opgenomen of uitgezette langlopende middelen (4) Dagelijks Bestuur GR DG&J Algemeen Bestuur GR DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J SCD, in opdracht van Concerncontroller DG&J Toelichting 1) Met inbegrip van overboekingen alsmede plaatsingen in en onttrekking aan 's Rijks Schatkist 2) Verantwoording hierover per transactie aan de Algemeen Directeur GR DG&J 3) Bij verstrekte geldleningen uit hoofde van de publieke taak wordt het Algemeen Bestuur GR DG&J vooraf in de gelegenheid gesteld haar wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te brengen 4) Dit betreft handelingen die om tijdigheidsredenen aan de Concerntroller GR DG&J zijn gemandateerd. Bijvoorbeeld renteaanpassingen, cessietrajecten of wijziging van lening vorm De controle bij bovengenoemde bevoegdheden berust bij de directeur GR DG&J. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 11

107 NB: Voor treasurytaken die niet in voorgaande tabel C zijn omschreven geldt dat het autorisatieniveau te allen tijde bij het Dagelijks Bestuur ligt. De concerncontroller GR DG&J kan dan vooraf adviseren en, na autorisatie door het Dagelijks Bestuur, uitvoeren. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 12

108 3.3 Administratieve organisatie De administratieve organisatie en interne controle met betrekking tot de treasury moeten waarborgen dat: de uitvoering rechtmatig is; de activiteiten adequaat uitgevoerd kunnen worden; de risico s kunnen worden beheerst; de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in paragrafen 3.1 en 3.2 van dit financieringsstatuut op eenduidige wijze vastgelegd en uiteengezet. Hierbij is in termen van autorisatie, uitvoering, registratie en control functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden: a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd; b. de uitvoering, registratie en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen. Dossiervorming. Ten behoeve van de controle op de uitvoering van het financieringsbeleid legt de concerncontroller GR DG&J zorgvuldig dossiers aan van alle plannen, nota s, besluiten en bescheiden die betrekking hebben op (de uitvoering van) de treasuryfunctie. 3.4 Planning & Control en overige informatievoorziening Beleidsvoorstellen t.a.v. treasury worden door de concerncontroller GR DG&J alleen of in samenwerking met één of meerdere overige leden van het Dagelijks Bestuur voorbereid. Deze worden in conceptvorm besproken in het Dagelijks Bestuur. Aanvullingen of verbeteringen zullen naar aanleiding hiervan worden doorgevoerd. Vervolgens gaan de voorstellen in de reguliere besluitvormingsprocedure via het Dagelijks Bestuur naar het Algemeen Bestuur. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 13

109 P&C-documenten Ten behoeve van zowel planning als het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de financieringsfunctie van de GR DG&J worden de in onderstaande tabel weergegeven documenten opgesteld: Tabel D Matrix planning & control Document Omschrijving Opsteller Onder verantwoordelijkheid van Eindverantwoordelijk Financieringsstatuut Financieringsparagraaf P&C-cyclus Beleidsdocument m.b.t. inrichting financieringsfunctie T.b.v. begroting en jaarstukken Relevante treasuryzaken t Concerncontroller GR DG&J Concerncontroller GR DG&J Concerncontroller GR DG&J Directeur GR DG&J Directeur GR DG&J Directeur GR DG&J Dagelijks Bestuur Dagelijks Bestuur Dagelijks Bestuur Het financieringsstatuut zal vanaf de datum van inwerkingtreding worden aangepast indien daartoe aanleiding is vanuit externe wet- en regelgeving of interne organisatorische wijzigingen. De opstelling van een financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening is verplicht gesteld op grond van de Wet fido en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Naast de wettelijk vereiste inzichten rond kasgeldlimiet en renterisiconorm zal in deze paragrafen voor zover relevant aandacht worden besteed aan: Interne ontwikkelingen Economische ontwikkelingen Renteverloop en rentevisie Financieringen (opgenomen leningen en uitzettingen) De schuldpositie Het risicobeheer o Renterisico s op korte en lange financiering o Kredietrisico s rond uitgezette middelen. In de financieringsparagraaf in de begroting zal tevens worden ingegaan op de belangrijkste verwachte acties met betrekking tot de in paragraaf 2.3 omschreven treasurytaakvelden, waaronder financiering 10. In de financieringsparagraaf in de jaarstukken zal tevens verantwoording worden afgelegd over acties zoals die waren benoemd in de betreffende begrotingsparagraaf. 10 Bij voorkeur onder gebruikmaking van een liquiditeitenplanning. Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 14

110 Overige informatievoorziening Ten behoeve van de uitvoering van de treasuryfunctie zal de volgende interne c.q. externe informatieuitwisseling plaatsvinden: Tabel E Matrix overige informatievoorziening Soort informatie Informatie-opsteller Informatieontvanger Frequentie INTERN Gegevens over toekomstige inkomende en uitgaande kasstromen t.b.v. liquiditeitenplanning Controllers van de organisatieonderdelen binnen de GR DG&J Concerncontroller GR DG&J Zodra relevante informatie voorhanden is. Transactierapporten: overzicht van rentemarkt, offertes, motivatie van gemaakte keuzes Geldmarkttransacties Kapitaalmarkttransacties SCD Concerncontroller GR DG&J Per transactie EXTERN Rapportages op grond van relevante wet- en regelgeving Concerncontroller GR DG&J Provincie Zuid- Holland, CBS Divers 4. Inwerkingtreding 1. Dit Financieringsstatuut treedt per 1 januari 2018 in werking. 2. De Financieringsstatuut zoals vastgesteld op 10 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari Financieringsstatuut GR Dienst Gezondheid en Jeugd 15

111 Nota activeren en afschrijven De financiële verordening van de GR Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ (GR DG&J) stelt in artikel 7 dat de regels omtrent activeren en afschrijven van vaste activa in een aparte nota "activeren en afschrijven" zijn vastgelegd. De huidige nota activeren en afschrijven is door het Algemeen Bestuur vastgesteld op 10 december Als gevolg van wijzigingen binnen het Besluit Begroten en Verantwoorden provincies en gemeenten (BBV), diende de nota activeren en afschrijven te worden herzien. De aanpassing betreft alleen de beschrijving van het wettelijk kader. Inhoudelijk zijn de regels over activeren en afschrijven niet aangepast. De wijziging met betrekking tot de rente is reeds verwerkt in de begroting De overige wijzigingen van het BBV over de rente, en over het activeren van activa met maatschappelijk nut, hebben geen consequenties voor de GR DG&J. In de nota zijn verder geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht. Deze nota kent de volgende opbouw. Allereerst wordt toegelicht wat de belangrijkste van toepassing zijnde wet- en regelgeving voor het activeren en afschrijven van activa is. Daarna wordt beschreven op welke wijze de GR DG&J ZHZ invulling geeft aan deze wet- en regelgeving. Voor een goed begrip van deze nota wordt onderstaand kort toegelicht wat een investering onderscheidt van andere uitgaven en waarom investeringen geactiveerd worden. Aanvullend is voor de Regionale Ambulance Voorziening Zuid-Holland Zuid de notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ opgesteld, die gebaseerd is op de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde beleidsregels (bijgevoegd). Voor de RAV blijven de beleidsregels uit de notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ gelden, ook daar waar ze afwijken van deze nota activeren en afschrijven. Wat zijn investeringen? Investeringen zijn net als andere uitgaven noodzakelijk voor het bereiken van bepaalde doelstellingen van de organisatie. Investeringen onderscheiden zich op twee wijzen van andere, reguliere uitgaven. Uitgaven worden gezien als een investering indien dat wat wordt aangeschaft een meerjarig nut heeft. Dat betekent dat het gebruik van dat wat wordt aangeschaft zich over meerdere jaren heen spreidt. Daarnaast onderscheidt een investering zich van andere uitgaven door de hoogte van de uitgaven die direct samenhangen met de aanschaf. Ook wel de activeringsgrens genoemd. Als een uitgave aan beide criteria voldoet, kan het op de balans van de organisatie worden geplaatst. Een investering wordt op de balans gerubriceerd onder de vaste activa. Vandaar dat ook wel gesproken wordt over het activeren van uitgaven op de balans. Door de investering op de balans te plaatsten wordt de waarde van de investering meerjarig tot uitdrukking gebracht. Door het gebruik en bezit van een investering daalt echter ook de waarde van een investering. Om deze waardedaling zichtbaar te maken op de balans wordt op een investering afgeschreven. De wijze waarop wordt afgeschreven is niet voorgeschreven, maar dient wel plaats te vinden op een stelselmatige en bestendige wijze. De kapitaallasten zijn om die reden nauwkeurig te voorspellen. De oorspronkelijke waarde minus de cumulatieve afschrijvingslasten vormt de boekwaarde 1

112 van een investering. De boekwaarde is de waarde waartegen de investering op dit moment op de balans is opgenomen. Het moment waarop gestart wordt met afschrijven is niet wettelijk voorgeschreven en ligt besloten in deze nota. Het activeren en afschrijven vereist een stelselmatig uitvoering met duidelijke kaders. De kaders die de GR DG&J hierbij hanteert liggen vast in deze nota. Wet- en regelgeving biedt de basis voor de kaders van de GR DG&J. Wet- en regelgeving met betrekking tot waarderen en afschrijven Het wettelijk kader bestaat uit de Gemeentewet (artikel 212) en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). De artikelen 33 tot en met 36 en 59 tot en met 65 van het BBV gaan ander in op de vaste activa. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, ofwel de vaste activa. Vaste activa worden naar hun aard in de BBV onderscheiden in drie soorten: 1) Immateriële vaste activa 2) Materiele vaste activa 3) Financiële vaste activa Ad 1. Immateriële vaste activa zijn die vaste activa waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. De immateriële vaste activa bestaan volgens artikel 34 van de BBV uit: Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio; Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief; Bijdrage in activa in eigendom van derden Ad 2) Materiele vaste activa zijn investeringen met een meerjarig economisch nut of maatschappelijk nut in de openbare ruimte. Alle materiele vaste activa moet worden afgeschreven. Een uitzondering op deze regel vormen de kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde (bijvoorbeeld een schilderij van een beroemde kunstenaar). Deze investeringen worden niet geactiveerd. Volgens artikel 35 van het BBV bestaan drie soorten materiele vaste activa, welke afzonderlijk in de balans moeten worden opgenomen: Investeringen met een economisch nut; Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven; Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Ad 3) Financiële vaste activa zijn activa die een financiële waarde vertegenwoordigen of een bezit. Te denken valt hierbij aan verstrekte geldleningen en deelnemingen in de vorm van aandelen. Financiële vaste activa moeten altijd worden geactiveerd, maar worden-gezien de aard- niet afgeschreven. De balanswaardering is voor de nominale inbreng. Waarderen en afschrijvingen binnen DG&J ZHZ Binnen de regelgeving van het BBV wordt met de nota activeren en afschrijven een aantal praktische uitgangspunten vastgelegd, die leiden tot een eenduidige en systematische werkwijze bij het activeren en afschrijven van investeringen met een economisch nut. Hierbij wordt aangesloten bij de Notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ 1. Activeringsgrens Investeringen van een beperkt bedrag worden niet geactiveerd, maar komen meteen ten laste van de exploitatie in het jaar waarin de investering plaatsvindt. DG&J ZHZ hanteert een activeringsgrens van Dit grensbedrag is exclusief BTW. 2

113 2. Bijdragen van derden Het kan voorkomen dat DG&J ZHZ voor een investering een financiële bijdrage van een derde partij ontvangt, die in directe relatie staat met de investering. In dat geval wordt die bijdrage in mindering gebracht op de waarde van de investering. Bijdragen van derden worden op de waarde van het desbetreffende activum in mindering gebracht. 3. Restwaarde De restwaarde is de geschatte waarde van een activum aan het eind van de gebruikstermijn. Het vertegenwoordigt de opbrengstwaarde die na de gebruikstermijn nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van het activum. DG&J ZHZ gaat er van uit dat de restwaarde van activa nul is. 4. Rentelasten Om een investering te doen wordt beslag gelegd op financiële middelen, wat rentelasten met zich meebrengt. Vanaf het moment dat een activum is opgeleverd/ in gebruik is genomen komen de rentelasten, samen met de afschrijvingen ten laste van de exploitatie. Het BBV stelt regels voor de berekening van het rentepercentage waarmee wordt gerekend, en stelt voornamelijk beperking aan de toegestane afwijking tussen de rekenrente en de werkelijke rentelasten. Het rentepercentage wordt ieder jaar in de begroting van de GR DG&J vastgelegd. Het percentage rekenrente wordt jaarlijks in de begroting vastgesteld. Bij omvangrijke, meerjarige investeringsprojecten kunnen de rentelasten ook tijdens de investering aanzienlijk zijn. Bij GR DG&J zijn de investeringen echter van dien aard dat de tijdsduur tussen de start van de investering en het moment van oplevering relatief kort is. Rentelasten tijdens de investering zijn dus beperkt. Rentelasten tijdens de investering worden niet geactiveerd. 5. Afschrijvingsmethode Er zijn meerdere afschrijvingsmethoden, waarvan de lineaire en annuïtaire methoden het belangrijkst zijn. Bij een lineaire afschrijving zijn de afschrijvingen jaarlijks gelijk, terwijl de rentelasten dalen. De totale jaarlijkse kapitaallasten laten daarmee een dalend verloop zien. DG&J ZHZ hanteert momenteel de lineaire methode; er is geen reden dit aan te passen. De methode van lineaire afschrijving wordt toegepast. 6. Start van de afschrijving De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij zijn: in het jaar waarin het kapitaalgoed in gebruik wordt genomen/ wordt verworven; medio het begrotingsjaar waarin het in gebruik wordt genomen/wordt verworven; in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het in gebruik wordt genomen/wordt verworven. De afschrijving start in het begrotingsjaar volgend op het moment van ingebruikneming. 3

114 7. Termijnen van afschrijving De afschrijvingstermijn is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur. Het is gebruikelijk hiervoor de economische levensduur te hanteren. Dat is de periode waarbij naar schatting de totale kosten van gebruik, onderhoud, kapitaallasten en vervanging, het laagste zijn. Voor gelijksoortige activa moeten dezelfde afschrijvingstermijnen worden gebruikt, daarvoor wordt de bijgevoegde tabel gehanteerd. De afschrijvingstermijn wordt gelijk gesteld aan de economische levensduur, volgens de gehanteerde afschrijvingstabel. Soort investering Nieuwbouw, renovatie, aankoop bedrijfsgebouw Technische installaties bedrijfsgebouw Meubilair Motorvaartuigen Vervoersmiddelen Hardware, software Afschrijvingstermijn 50 jaar 20 jaar 10 jaar 20 jaar 5 jaar 3-5 jaar 8. Componentenmethode Binnen één investering kunnen onderdelen voorkomen met een verschillende economische levensduur. De regelgeving staat toe dat voor die verschillende onderdelen dan ook verschillende afschrijvingstermijnen worden gebruikt. Dit wordt de componentenmethode genoemd. In voorkomende gevallen maakt DG&J ZHZ gebruik van de componentenmethode. 4

115 Nota activeren en afschrijven De nieuwe financiële verordening (verordening artikel 212) stelt in artikel 17 dat de regels omtrent waarderen en afschrijven in een aparte nota zijn vastgelegd. De huidige regels over activeren en afschrijven zijn opgenomen in de oude financiële verordening die op 15 februari 2006 door de Algemeen Bestuur vastgesteld. Die bepaling is als volgt: Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, alsmede het saldo van agio en disagio worden lineair in 4 jaar afgeschreven. 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. 3. De materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven in: a. 40 jaar: nieuwbouw bedrijfsgebouwen; b. 40 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen; c. 20 jaar: motorvaartuigen; d. 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen; e. 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke bedrijfsgebouwen; groot onderhoud bedrijfsgebouwen; f. 5 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; schuiten; personenauto s; lichte motorvoertuigen; h. 3 jaar: automatiseringsapparatuur; i. niet: gronden en terreinen. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan 1.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatstgenoemden worden altijd geactiveerd. Aanvullend is voor de Regionale Ambulance Voorziening Zuid-Holland Zuid de notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ opgesteld, die gebaseerd is op de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde beleidsregels (bijgevoegd). Voor de RAV blijven de beleidsregels uit de notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ gelden, ook daar waar ze afwijken van deze nota activeren en afschrijven. De financiële verordening van de GR Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ (GR DG&J) stelt in artikel 7 dat de regels omtrent activeren en afschrijven van vaste activa in een aparte nota "activeren en afschrijven" zijn vastgelegd. De huidige nota activeren en afschrijven is door het Algemeen Bestuur vastgesteld op 10 december Als gevolg van wijzigingen binnen het Besluit Begroten en Verantwoorden provincies en gemeenten (BBV), diende de nota activeren en afschrijven te worden herzien. De aanpassing betreft alleen de beschrijving van het wettelijk kader. Inhoudelijk zijn de regels over activeren en afschrijven niet aangepast. De wijziging met betrekking tot de rente is reeds verwerkt in de begroting De overige wijzigingen van het BBV over de rente, en over het activeren van activa met maatschappelijk nut, hebben geen consequenties voor de GR DG&J. In de nota zijn verder geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht. Deze nota kent de volgende opbouw. Allereerst wordt toegelicht wat de belangrijkste van toepassing zijnde wet- en regelgeving voor het activeren en afschrijven van activa is. Daarna wordt beschreven op welke wijze de GR DG&J ZHZ invulling geeft aan deze wet- en regelgeving. Voor een goed begrip van 1

116 deze nota wordt onderstaand kort toegelicht wat een investering onderscheidt van andere uitgaven en waarom investeringen geactiveerd worden. Aanvullend is voor de Regionale Ambulance Voorziening Zuid-Holland Zuid de notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ opgesteld, die gebaseerd is op de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde beleidsregels (bijgevoegd). Voor de RAV blijven de beleidsregels uit de notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ gelden, ook daar waar ze afwijken van deze nota activeren en afschrijven. Wat zijn investeringen? Investeringen zijn net als andere uitgaven noodzakelijk voor het bereiken van bepaalde doelstellingen van de organisatie. Investeringen onderscheiden zich op twee wijzen van andere, reguliere uitgaven. Uitgaven worden gezien als een investering indien dat wat wordt aangeschaft een meerjarig nut heeft. Dat betekent dat het gebruik van dat wat wordt aangeschaft zich over meerdere jaren heen spreidt. Daarnaast onderscheidt een investering zich van andere uitgaven door de hoogte van de uitgaven die direct samenhangen met de aanschaf. Ook wel de activeringsgrens genoemd. Als een uitgave aan beide criteria voldoet, kan het op de balans van de organisatie worden geplaatst. Een investering wordt op de balans gerubriceerd onder de vaste activa. Vandaar dat ook wel gesproken wordt over het activeren van uitgaven op de balans. Door de investering op de balans te plaatsten wordt de waarde van de investering meerjarig tot uitdrukking gebracht. Door het gebruik en bezit van een investering daalt echter ook de waarde van een investering. Om deze waardedaling zichtbaar te maken op de balans wordt op een investering afgeschreven. De wijze waarop wordt afgeschreven is niet voorgeschreven, maar dient wel plaats te vinden op een stelselmatige en bestendige wijze. De kapitaallasten zijn om die reden nauwkeurig te voorspellen. De oorspronkelijke waarde minus de cumulatieve afschrijvingslasten vormt de boekwaarde van een investering. De boekwaarde is de waarde waartegen de investering op dit moment op de balansin de begroting is opgenomen. Het moment waarop gestart wordt met afschrijven is niet wettelijk voorgeschreven en ligt besloten in deze nota. Met investeringen zijn bovengemiddeld hoge uitgaven gemoeid waarvoor liquide middelen gereserveerd moeten worden. Om de kosten van financiering zichtbaar te maken worden rentelasten toegerekend aan een investering door een vastgesteld rentepercentage toe te rekenen over de boekwaarde van een investering. De rentelasten vormen samen met de afschrijvingslasten de kapitaallasten. De kapitaallasten dienen in de exploitatie te worden verantwoord. Het activeren en afschrijven vereist een stelselmatig uitvoering met duidelijke kaders. De kaders die de GR DG&J ZHZ hierbij hanteert liggen vast in deze nota. Wet- en regelgeving biedt de basis voor de kaders van de GR DG&J ZHZ. Wet- en regelgeving met betrekking tot waarderen en afschrijven De van toepassing zijde wet- en regelgeving voor het waarderen en afschrijven van investeringen ligt vast in het Besluit Begroting & Verantwoording gemeenten en provinciën (BBV). Het BBV onderscheidt drie soorten investeringen: Investeringen met een economisch nut. Dit zijn investeringen met een waarde in het economisch verkeer en/of investeringen die bijdragen aan het genereren van geldmiddelen. Bijvoorbeeld een gebouw, investeringen in riolering, een vervoersmiddel of ICT apparatuur; Investeringen met een maatschappelijk nut. Dit zijn investeringen die uitsluitend een maatschappelijk nut hebben zoals uitgaven voor wegen, dijken en bruggen. Deze investeringen hebben geen waarde in het economisch verkeer. Investeringen in financiële vaste activa. Dit betreft leningen aan verbonden partijen, deelnemingen of andere externe partijen. Ook een bijdrage aan een investering van een derde partij wordt als financiële vaste activa gezien. Het BBV bepaalt dat investeringen met een economisch nut op de balans geactiveerd moeten worden. Investeringen met een maatschappelijk nut mogen geactiveerd worden. Op financiële vaste activa wordt niet afgeschreven, met uitzondering van geactiveerde bijdragen aan activa van derden. De waarde 2

117 waarvoor de investering op de balans tot uitdrukking wordt gebracht is altijd de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Het BBV staat geen andere waarderingsgrondslag toe. Het wettelijk kader bestaat uit de Gemeentewet (artikel 212) en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). De artikelen 33 tot en met 36 en 59 tot en met 65 van het BBV gaan ander in op de vaste activa. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, ofwel de vaste activa. Vaste activa worden naar hun aard in de BBV onderscheiden in drie soorten: 1) Immateriële vaste activa 2) Materiele vaste activa 3) Financiële vaste activa Ad 1. Immateriële vaste activa zijn die vaste activa waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. De immateriële vaste activa bestaan volgens artikel 34 van de BBV uit: Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio; Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief; Bijdrage in activa in eigendom van derden Ad 2) Materiele vaste activa zijn investeringen met een meerjarig economisch nut of maatschappelijk nut in de openbare ruimte. Alle materiele vaste activa moet worden afgeschreven. Een uitzondering op deze regel vormen de kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde (bijvoorbeeld een schilderij van een beroemde kunstenaar). Deze investeringen worden niet geactiveerd. Volgens artikel 35 van het BBV bestaan drie soorten materiele vaste activa, welke afzonderlijk in de balans moeten worden opgenomen: Investeringen met een economisch nut; Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven; Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Ad 3) Financiële vaste activa zijn activa die een financiële waarde vertegenwoordigen of een bezit. Te denken valt hierbij aan verstrekte geldleningen en deelnemingen in de vorm van aandelen. Financiële vaste activa moeten altijd worden geactiveerd, maar worden-gezien de aard- niet afgeschreven. De balanswaardering is voor de nominale inbreng. Waarderen en afschrijvingen binnen DG&J ZHZ Binnen de regelgeving van het BBV wordt met de nota activeren en afschrijven een aantal praktische uitgangspunten vastgelegd, die leiden tot een eenduidige en systematische werkwijze bij het activeren en afschrijven van investeringen met een economisch nut. Hierbij wordt aangesloten bij de Notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid RAV ZHZ 1. Activeringsgrens Investeringen van een beperkt bedrag worden niet geactiveerd, maar komen meteen ten laste van de exploitatie in het jaar waarin de investering plaatsvindt. Gebleken is dat de huidige activeringsgrens van erg laag is gezien de totale omvang van de begroting. Een activeringsgrens van geeft een beter evenwicht tussen enerzijds de procedurele en administratieve lasten die het activeren van investeringen met zich meebrengt, en anderzijds het inzichtelijk maken van de bezittingen. Conform de regelgeving in het BBV activeert de DG&J ZHZ alle investeringen met economisch nut. Voor de uitvoering van haar taken kent DG&J ZHZ op dit moment geen investeringen in maatschappelijk nut. Mochten deze investeringen in de toekomst plaatsvinden, dan wordt bij het investeringsbesluit van de Algemeen Bestuur de afweging gemaakt de kosten van de investering te activeren. DG&J ZHZ hanteert een activeringsgrens van Dit grensbedrag is exclusief BTW. 2. Bijdragen van derden 3

118 Het kan voorkomen dat DG&J ZHZ voor een investering een financiële bijdrage van een derde partij ontvangt, die in directe relatie staat met de investering. In dat geval wordt die bijdrage in mindering gebracht op de waarde van de investering. Bijdragen van derden worden op de waarde van het desbetreffende activum in mindering gebracht. 3. Restwaarde De restwaarde is de geschatte waarde van een activum aan het eind van de gebruikstermijn. Het vertegenwoordigt de opbrengstwaarde die na de gebruikstermijn nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van het activum. DG&J ZHZ gaat er van uit dat de restwaarde van activa nul is. 4. Rentelasten Om een investering te doen wordt beslag gelegd op financiële middelen, wat rentelasten met zich meebrengt. Vanaf het moment dat een activum is opgeleverd/ in gebruik is genomen komen de rentelasten, samen met de afschrijvingen ten laste van de exploitatie. Het rentepercentage waarmee wordt gerekend is momenteel 4%, en wordt ieder jaar in de primaire begroting van DG&J ZHZ vastgelegd. Het BBV stelt regels voor de berekening van het rentepercentage waarmee wordt gerekend, en stelt voornamelijk beperking aan de toegestane afwijking tussen de rekenrente en de werkelijke rentelasten. Het rentepercentage wordt ieder jaar in de begroting van de GR DG&J vastgelegd. Het percentage rekenrente wordt jaarlijks in de begroting vastgesteld. Bij omvangrijke, meerjarige investeringsprojecten kunnen de rentelasten ook tijdens de investering aanzienlijk zijn. Bij GR DG&J ZHZ zijn de investeringen echter van dien aard dat de tijdsduur tussen de start van de investering en het moment van oplevering relatief kort is. Rentelasten tijdens de investering zijn dus beperkt. Rentelasten tijdens de investering worden niet geactiveerd. 5. Afschrijvingsmethode Er zijn meerdere afschrijvingsmethoden, waarvan de lineaire en annuïtaire methoden het belangrijkst zijn. Bij een lineaire afschrijving zijn de afschrijvingen jaarlijks gelijk, terwijl de rentelasten dalen. De totale jaarlijkse kapitaallasten laten daarmee een dalend verloop zien. DG&J ZHZ hanteert momenteel de lineaire methode; er is geen reden dit aan te passen. De methode van lineaire afschrijving wordt toegepast. 6. Start van de afschrijving Gebruikelijk is met afschrijven te beginnen in het begrotingsjaar volgend op het moment van oplevering of ingebruikneming van de investering. Administratief is dat ook het meest eenvoudig. De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij zijn: in het jaar waarin het kapitaalgoed in gebruik wordt genomen/ wordt verworven; medio het begrotingsjaar waarin het in gebruik wordt genomen/wordt verworven; in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het in gebruik wordt genomen/wordt verworven. De afschrijving start in het begrotingsjaar volgend op het moment van ingebruikneming. 4

119 7. Termijnen van afschrijving De afschrijvingstermijn is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur. Het is gebruikelijk hiervoor de economische levensduur te hanteren. Dat is de periode waarbij naar schatting de totale kosten van gebruik, onderhoud, kapitaallasten en vervanging, het laagste zijn. Voor gelijksoortige activa moeten dezelfde afschrijvingstermijnen worden gebruikt, daarvoor wordt de bijgevoegde tabel gehanteerd. De afschrijvingstermijn wordt gelijk gesteld aan de economische levensduur, volgens de gehanteerde afschrijvingstabel. Soort investering Nieuwbouw, renovatie, aankoop bedrijfsgebouw Technische installaties bedrijfsgebouw Meubilair Motorvaartuigen Vervoersmiddelen Hardware, software Afschrijvingstermijn 50 jaar 20 jaar 10 jaar 20 jaar 5 jaar 3-5 jaar 8. Componentenmethode Binnen één investering kunnen onderdelen voorkomen met een verschillende economische levensduur. De regelgeving staat toe dat voor die verschillende onderdelen dan ook verschillende afschrijvingstermijnen worden gebruikt. Dit wordt de componentenmethode genoemd. In voorkomende gevallen maakt DG&J ZHZ gebruik van de componentenmethode. 5

120 Risicomanagement en weerstandsvermogen 1. Inleiding Met deze nota wordt het beleid op gebied van risicomanagement en de spelregels voor de uitvoering vastgelegd, in het bijzonder waar het financiële risico s betreft. De kaders en beleidsuitgangspunten borgen dat risicomanagement een structureel onderdeel vormt van de beleidsvorming en de planning & control cyclus. Tevens worden in deze nota de uitgangspunten voor de kwantitatieve risicoanalyse en de berekening van de gewenste bufferreserve vastgelegd. In 2017 hebben vertegenwoordigers van concerncontrollers van de gemeenten uit de subregio's Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden en Hoeksche Waard met de concerncontrollers van de GR'en op ZHZ-niveau (Veiligheidsregio, Omgevingsdienst en Dienst Gezondheid en Jeugd) gesproken over uniformering van financiële kaderstellingen. Afgesproken is om bij de eerst volgende aanpassing van financiële verordeningen en kaderstellende beleidsdocumenten de uitkomsten te verwerken. Een van de uitkomsten is het uniformeren van de uitgangspunten met betrekking tot het vormen van weerstandsvermogen. In paragraaf 1.4 zijn de uniforme uitgangspunten zoals deze in gezamenlijkheid zijn besloten verwerkt. Daarnaast zijn in deze versie van de nota de wijzigingen zoals deze voortkomen uit de vernieuwing van de BBV verwerkt. 1.1 Doelstelling In deze notitie wordt vastgelegd hoe risico s binnen DG&J worden geïnventariseerd, gekwalificeerd, beheerst én waar nodig worden gekwantificeerd. Op die wijze is sprake van een gelaagdheid in de aanpak. Het beleidskader voor risicomanagement, en de uitvoering daarvan worden gebruikt voor het bepalen van de noodzakelijke weerstandscapaciteit. De noodzakelijke weerstandscapaciteit leidt tot afspraken over de aard en omvang van reserves, en waar en hoe die reserves worden georganiseerd. Een goede sturing op en beheersing van risico s draagt bij aan het vertrouwen en comfort dat DG&J aan de deelnemende gemeenten biedt. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur krijgen een beter inzicht in de uitvoering van beleid en dienstverlening en de wijze waarop dat kan worden verbeterd. Ze krijgen meer inzicht en vertrouwen omtrent de wijze waarop doelen worden gerealiseerd en er bestaat transparantie over de risico s die worden gelopen, de maatregelen die hier betrekking op hebben en de verantwoording hierover. De doelstellingen van het risicomanagement zijn daarmee: 1

121 - Meer inzicht krijgen in de (strategische) risico s die de organisatie loopt bij het behalen van de doelstellingen en de afspraken die daarover met de eigenaren zijn gemaakt. - Verminderen van het negatieve effect van risico s in het behalen van de doelen. - Het verbeteren van de interne beheersing en het borgen daarvan in de bedrijfsprocessen. - Een goede onderbouwing van de berekening van het weerstandsvermogen. 1.2 Wettelijk kader Het wettelijk kader rondom het weerstandsvermogen is vastgelegd in het Besluit Begroting & Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Het BBV verplicht gemeenten (en gemeenschappelijke regelingen) om in hun begroting en jaarrekening een paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing op te nemen en in deze paragraaf minimaal te benoemen: a. Een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. Een inventarisatie van de risico's; c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's; d. een kengetal voor de: 1a. netto schuldquote; 1b. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 2. solvabiliteitsratio; 3. Grondexploitatie (niet van toepassing voor GR DG&J); 4. Structurele exploitatieruimte; 5. Belastingcapaciteit (niet van toepassing voor GR DG&J): e. een beoordeling van de onderlinge verhoudingen tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie. Door het verplichte karakter van de paragraaf weerstandsvermogen en het laten vaststellen van de nota risicomanagement en weerstandsvermogen door het Algemeen Bestuur, wordt invulling gegeven aan de kaderstellende en controlerende rol van het Algemeen Bestuur. De regelgeving verplicht een duidelijke koppeling te maken tussen de risico s die worden gelopen en het aanhouden van een financiële buffer (beschikbare weerstandscapaciteit). In de financiële verordening van DG&J is, in artikel 8, vastgelegd dat het Dagelijks Bestuur minimaal eens in de vier jaar het Algemeen Bestuur een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aanbiedt. 1.3 Begrippen en definities Risicomanagement Risicomanagement is een set van activiteiten en processen die samen betrouwbare en tijdige informatie verschaffen, die de organisatie in staat stelt om noodzakelijke beslissingen te kunnen nemen en/of voorleggen aan het bestuur om nadelige effecten bij het optreden van risico s te voorkomen of te minimaliseren. Risico Een risico is een interne of externe ontwikkeling die de realisatie van de doelstellingen van de organisatie en/of de uitvoering van taken door een organisatie in gevaar brengt. Een risico kan worden gekwantificeerd door de kans van optreden te vermenigvuldigen met het financiële effect. Het kwantificeren van risico s is onderdeel van het risicomanagementproces. Kans Bij een risico gaat het om de kans dat een risico zich voordoet. Het woord kans geeft aan dat het gaat over een mogelijke gebeurtenis. De mogelijke gebeurtenis heeft gevolgen voor het behalen van doelstellingen. Als het zeker is dat een gebeurtenis zich voordoet is het geen risico meer. 2

122 Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit betreft alle middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kán beschikken om de gevolgen van niet-begrote kosten te dekken, zonder dat dit leidt tot aanpassing van het bestaand beleid. Vaak wordt onderscheid gemaakt in incidenteel beschikbare en structureel beschikbare weerstandscapaciteit. Onder incidenteel beschikbaar weerstandsvermogen wordt verstaan: De algemene reserve en bestemmingsreserves; De verplichtte raming voor onvoorziene uitgaven; De stille reserves, voor zover deze op korte termijn materieel te maken zijn. Een stille reserve is een reserve waarvan omvang en/of bestaan niet uit de balans blijkt door onderwaardering van activa of overwaardering van schulden beiden als gevolg van het volgen van de wettelijk voorgeschreven waarderingsmethode. Onder structureel beschikbaar weerstandsvermogen wordt verstaan: De onbenutte belastingcapaciteit; Bezuinigingsmogelijkheden blijkend uit structureel positieve rekeningresultaten; Cumulatief geraamde onvoorziene uitgaven. Voorzieningen worden niet gerekend tot het weerstandsvermogen van een organisatie omdat de vorming van een voorziening vereist dat al sprake is van aangegane verplichtingen, danwel van een risico met een hoge kans van optreden. Een voorziening is technisch een risico waarvoor al een beheersmaatregel is genomen. Het verplichtende karakter van voorzieningen betekent ook dat voorzieningen tot de schulden van een gemeente worden gerekend. Een reserve wordt tot het eigen vermogen gerekend. Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de risico's die niet zijn afgedekt. Dit wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal: Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde risicodekking 1.4 Weerstandsvermogen bij GR DG&J De kans dat risico's tegelijk plaatsvinden, is zeer klein. Het aanhouden van een risico buffer bij zowel gemeenten als GR'en is dan ook niet efficiënt. Immers, dit zou leiden tot meerdere, versnipperde risicobuffers (en zo genoemde dood geld). Met een afvaardiging van concerncontrollers van de subregio's is dan ook gesproken over hoe risico's opgevangen moeten worden binnen de GR. Uitgangspunt is dat risico's in de eerste plaats binnen de exploitatie moeten worden opgevangen. Indien dit niet mogelijk is, dan via het aanwezige weerstandsvermogen (algemene reserve). Pas wanneer deze is uitgeput, kan bij voorkeur door verwerking via de resultatenrekening en via het jaarresultaat een beroep worden gedaan op deelnemende gemeenten. Dit betekent dat de GR een zekere ruimte moet houden voor een efficiënte bedrijfsvoering. Het voorstel van de afvaardiging van concerncontrollers is: - dat de GR'en een eenvoudige, bescheiden buffer van 1% van het totaal van de lasten, met een minimum van 0,5 miljoen aanhouden; - dat in de begroting en jaarstukken een goede en 'smart' weerstandsvermogen en risicoparagraaf is opgenomen. Dit zodat gemeenten dat kunnen verwerken en/of aanvullen in hun eigen risico inschatting c.q. risicobuffer; - dat indien de buffer bij een GR lager is geworden dan de voorgestelde 1% van het begrotingstotaal (of minimaal 0,5 miljoen), dit in beginsel dit niet aangevuld wordt door de gemeenten. Aanvulling vindt primair plaats vanuit (toekomstige) voordelige jaarrekeningresultaten. Het is daarbij niet de bedoeling een dergelijke aanvulling te regelen via een extra inwonerbijdrage; 3

123 - een nadelig jaarrekeningresultaat dient in eerste instantie te worden gedekt uit de algemene reserve. Pas wanneer deze nihil is, kan een beroep worden gedaan op de gemeenten; - dat bestemmingsreserves onderbouwd zijn met concrete bedragen en planning. Wanneer blijkt dat een deel van de bestemmingsreserves niet benodigd is, wordt dit uitgekeerd aan de eigenaren; - dat een zienswijzeprocedure wordt toegepast over de voorgestelde resultaatbestemming (dus inclusief eventuele vorming van bestemmingsreserves). Hiermee wordt voldaan aan de behoeften van gemeenten, rekening gehouden met opmerkingen in "Grip op GR-en" en invulling gegeven aan adviezen van kernteams c.a. Het Algemeen Bestuur en de eigenaren, kunnen deze zienswijze, ter invulling van het budgetrecht, betrekken bij de vaststelling van de jaarrekening en de resultaatbestemming. Voor de GR DG&J betekent bovenstaande dat: - voor de RAV: de financiering vindt plaats vanuit zorgverzekeraars. Het jaarresultaat wordt verrekend met de reserve aanvaardbare kosten, wat betekent dat de reserves van de verzekeraars zijn. Het voorstel is dan ook niet van toepassing op de RAV; - Voor de SOJ: de financiering van de SOJ vindt plaats middels resultaatbepaling. Hierdoor worden voor- en nadelen binnen het boekjaar zelf verrekend met de gemeenten. Deze systematiek leidt ertoe dat reservevorming voor de SOJ niet van toepassing is; - Voor de DG&J: de uitgangspunten van toepassing zijn. Dit betekent dat alleen voor dit organisatieonderdeel binnen de DG&J een algemene reserve wordt gevormd. Gezien de begrotingsomvang in 2018 van circa 30 miljoen, kent de algemene reserve een maximale omvang van 0,5 miljoen (1% van de begroting is lager dan het gestelde drempelbedrag van 0,5 miljoen). 2. Risicomanagementproces Risicomanagement is een systematisch en regelmatig terugkerend proces om risico s te identificeren, te analyseren en te beoordelen en op basis hiervan maatregelen te nemen en te evalueren. De stappen van risicomanagement worden veelal weergegeven in de vorm van een cyclus: Deze zes stappen zijn in drie fasen samengevat: 1. Identificeren en classificeren van de risico s 2. Kwantificeren van de risico s 3. Sturen en beheersen. 2.1 Identificeren en classificeren van de risico s De eerste fase in het risicomanagementproces is het in kaart brengen van de risico s. Het doel daarvan is om te bepalen welke factoren de realisatie van bestaande doelen en de uitvoering van taken zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. Basis voor het in kaart brengen van de risico s zijn de gewenste effecten die worden vermeld onder het kopje wat willen we bereiken in de begroting en de daarvoor geplande activiteiten onder wat gaan we daarvoor doen. 4

124 Risicocategorieën Risico s worden onderverdeeld in categorieën die het mogelijk maken om vergelijkbare risico s binnen de organisatie in beeld te brengen en om afspraken te maken over hoe om te gaan met de verschillende typen risico s. We onderscheiden als eerste een verdeling in interne risico s en externe risico s. Interne risico s bevinden zich binnen de invloedsfeer van de DG&J-organisatie. Wij kunnen direct invloed uitoefenen op de gevolgen van deze risico s door aanpassing van onze werkprocessen of uitvoeringsplannen. Voorbeeld van interne risico s zijn het uitgaan van verkeerde ramingen, het niet juist toepassen van wetgeving. Op interne risico s zijn over het algemeen bijsturingsmaatregelen te nemen. Hierbij maken we vanzelfsprekend een kosten-batenafweging. Bijsturingsmaatregelen mogen immers niet duurder zijn dan het risico zelf. De volgende categorieën interne risico s worden onderscheiden: Financieel risico Directe aantasting van de financiële middelen die nodig zijn om de met de eigenaren afgesproken prestaties (exploitatie- en investeringsprestaties) te kunnen leveren. Met als gevolg aantasting van de vermogenspositie. Indien voor de kwantificeerbare risico s geen voorzieningen zijn getroffen of een verzekering is afgesloten, staan deze risico s in de paragraaf Weerstandsvermogen. Tenminste voor zover het gaat om risico s die van materiële betekenis zijn voor de financiële positie. Materieel risico Beschadiging of verlies van een materieel bezit, zoals gebouwen, installaties, inventaris, ICT, vervoersmiddelen en goederen. Voor de meeste materiële risico s is naast het nemen van beheersmaatregelen (zoals beveiliging) een verzekering afgesloten. Organisatorisch risico Hieronder vallen de risico s die verband houden met de wijze waarop DG&J is ingericht, de organisatiestructuur, de richtlijnen, regelgeving, protocollen, gedragsregels en de interne controle. Met name het verouderd, onjuist of onvolledig zijn hiervan is een risico. Indien organisatorische risico s zich voordoen, zijn deze veelal terug te vinden in de managementletter van de accountant. Maar denk hierbij bijvoorbeeld ook aan kwetsbaarheid in de bezetting van managementfuncties en risico s die specifiek te herleiden zijn tot de complexiteit van ons regionale netwerk, zoals lange besluitvormingsprocedures. Juridisch risico Hieronder vallen de risico s die verband houden met juridische procedures, zoals aansprakelijkheidsstellingen of de mogelijkheid daartoe. De vermogenspositie van DG&J wordt aangetast door bijvoorbeeld claims van derden als gevolg van wettelijke- of contractuele aansprakelijkheid (bv bij verkeerd verlopen aanbestedingsprocedures). Human resource risico Hieronder vallen de risico s die de arbeidscapaciteit en/of kwaliteit van de arbeid aantast. Denk hierbij bijvoorbeeld aan uitstroom van kennis, langdurige ziekte, verkeerd aannamebeleid, onvoldoende gekwalificeerd personeel etc. Deze risico s moeten we zoveel als mogelijk borgen in ons personeelsbeleid. Imago risico Hieronder vallen de risico s die het vertrouwen in de organisatie, bestuurders en medewerkers aantasten. Goede communicatie en voorlichting spelen hierin een belangrijke rol. Externe risico s worden gekenmerkt doordat de oorzaak ervan zich buiten de beïnvloedingssfeer van de organisatie bevindt. Een voorbeeld van externe risico s zijn maatschappelijke ontwikkelingen en regelgeving van hogere overheden die voor de organisatie tot extra kosten kunnen leiden. Het feit dat de oorzaak van een extern risico buiten de organisatie ligt, wil nog niet zeggen dat er geen bijsturingmogelijkheden zijn. Door middel van bijvoorbeeld een stringent uitgavenbeleid of andere operationele maatregelen kunnen de gevolgen worden beperkt. We onderscheiden de volgende categorieën voor externe risico s: Economisch-marktrisico 5

125 Hieronder vallen de risico s die vanuit macro-economische ontwikkelingen op de organisatie afkomen. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van de economie, de ontwikkeling van de werkloosheid, fluctuaties in rentestand etc. Politiek/ maatschappelijk risico Hieronder vallen de risico s die verband houden met het beleid van niet lokale/regionale politiek, dus het beleid van de provincie, het Rijk en de Europese unie. Andersoortige externe risico s als bijvoorbeeld natuurrampen, toenemende criminaliteit, klimaatontwikkeling zijn voor een uitvoeringsorganisatie als DG&J niet relevant. Eventuele externe risico s die van materiële betekenis zijn voor onze financiële positie worden opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. 2.2 Kwantificeren van risico s Uit het identificeren en classificeren volgens de hiervoor weergegeven indeling, kunnen een groot aantal risico s voortkomen. Het is onmogelijk en onwenselijk om te sturen op al die de geïdentificeerde risico s. In fase 2 wordt ordening aangebracht in de lijst met risico s zodat we kunnen focussen op die risico s die de grootste impact hebben op de organisatie en doelen. Voor de risicokwantificering wordt de kans maal gevolg methode gebruikt, waarbij wordt nagegaan: Wat is de kans dat het risico zich daadwerkelijk voordoet? Wat is de geschatte omvang van het risico? Het doel is om de hoge risico s te identificeren. De kans is de waarschijnlijkheid uitgedrukt in een percentage dat het risico zich daadwerkelijk voor kan doen. Het gevolg is de schade als het risico zich daadwerkelijk voordoet. Voor het gevolg wordt een niet begroot geldbedrag genoemd en onderbouwd. De kans vermenigvuldigd met het gevolg geeft het risicobedrag weer dat in de risicoinventarisaties (van o.m. begroting en jaarrekening) wordt opgenomen. Het waarderen van risico s behoort tot de reguliere managementverantwoordelijkheid. In zijn aard is het een proces van taxeren en inschatten, en het heeft hierdoor altijd een subjectief karakter. 2.3 Sturen en beheersen In fase 1 zijn de risico s geïdentificeerd en geclassificeerd. Daarop zijn in fase 2 de risico s gekwantificeerd. In fase 3 wordt op basis van de uitkomsten van de vorige twee fases bepaald hoe met de risico s moet worden omgegaan om de gevolgen van het optreden ervan tot een minimum te beperken. Fase 3 is gericht op het sturen en beheersen. Er zijn vier vormen van omgang met risico s: risico s vermijden: doelen aanpassen, activiteiten staken, desinvesteren risico s beheersen: middels procedures, voorzorg- en bijsturingsmaatregelen risico s overdragen: verzekeren, delen risico s accepteren: accepteren van de gevolgen. Met deze vier vormen wordt sturing gegeven aan de organisatie voor de omgang met risico s. Maatregelen voor reductie van de impact van risico s liggen op het operationele vlak. Hier gaat hierbij niet alleen om het kiezen van de juiste maatregel en het toepassen daarvan, maar ook om het bewaken en controleren dat de gekozen maatregel effect heeft (monitoren). De aandacht moet hierbij vooral uitgaan naar de risico s die het hoogst scoren. Dat zijn de risico s met een hoge financiële impact en een hoge kans dat het zich voordoet. Schematisch kan het proces van risicobeheersing als volgt worden weergegeven: 6

126 2.4 Risicomanagement en de P&C cyclus Het integraal rapporteren over risico s vindt, vanuit de verplichting van de BBV, twee maal per jaar plaats, via de begroting en de jaarstukken. In de (verplichte) paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen worden daar de belangrijke risico s in beeld gebracht, de beheersmaatregelen, en het weerstandsvermogen. Tussentijds wordt via de 1 e en 2 e burap gerapporteerd over de actuele stand van zaken. Het hiervoor geschetste risicomanagementproces vormt de basis voor de uiteindelijke rapportage en verantwoording via de P&C documenten. 7

127 Risicomanagement en weerstandsvermogen 1. Inleiding Met deze nota wordt het beleid op gebied van risicomanagement en de spelregels voor de uitvoering vastgelegd, in het bijzonder waar het financiële risico s betreft. De kaders en beleidsuitgangspunten borgen dat risicomanagement een structureel onderdeel vormt van de beleidsvorming en de planning & control cyclus. Tevens worden in deze nota de uitgangspunten voor de kwantitatieve risicoanalyse en de berekening van de gewenste bufferreserve vastgelegd. In 2017 hebben vertegenwoordigers van concerncontrollers van de gemeenten uit de subregio's Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden en Hoeksche Waard met de concerncontrollers van de GR'en op ZHZ-niveau (Veiligheidsregio, Omgevingsdienst en Dienst Gezondheid en Jeugd) gesproken over uniformering van financiële kaderstellingen. Afgesproken is om bij de eerst volgende aanpassing van financiële verordeningen en kaderstellende beleidsdocumenten de uitkomsten te verwerken. Een van de uitkomsten is het uniformeren van de uitgangspunten met betrekking tot het vormen van weerstandsvermogen. In paragraaf 1.4 zijn de uniforme uitgangspunten zoals deze in gezamenlijkheid zijn besloten verwerkt. Daarnaast zijn in deze versie van de nota de wijzigingen zoals deze voortkomen uit de vernieuwing van de BBV verwerkt. 1.1 Doelstelling In deze notitie wordt vastgelegd hoe risico s binnen DG&J worden geïnventariseerd, gekwalificeerd, beheerst én waar nodig worden gekwantificeerd. Op die wijze is sprake van een gelaagdheid in de aanpak. Het beleidskader voor risicomanagement, en de uitvoering daarvan worden gebruikt voor het bepalen van de noodzakelijke weerstandscapaciteit. De noodzakelijke weerstandscapaciteit leidt tot afspraken over de aard en omvang van reserves, en waar en hoe die reserves worden georganiseerd. Een goede sturing op en beheersing van risico s draagt bij aan het vertrouwen en comfort dat DG&J aan de deelnemende gemeenten biedt. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur krijgen een beter inzicht in de uitvoering van beleid en dienstverlening en de wijze waarop dat kan worden verbeterd. Ze krijgen meer inzicht en vertrouwen omtrent de wijze waarop doelen worden gerealiseerd en er bestaat transparantie over de risico s die worden gelopen, de maatregelen die hier betrekking op hebben en de verantwoording hierover. De doelstellingen van het risicomanagement zijn daarmee: 1

128 - Meer inzicht krijgen in de (strategische) risico s die de organisatie loopt bij het behalen van de doelstellingen en de afspraken die daarover met de eigenaren zijn gemaakt. - Verminderen van het negatieve effect van risico s in het behalen van de doelen. - Het verbeteren van de interne beheersing en het borgen daarvan in de bedrijfsprocessen. - Een goede onderbouwing van de berekening van het weerstandsvermogen. 1.2 Wettelijk kader Het wettelijk kader rondom het weerstandsvermogen is vastgelegd in het Besluit Begroting & Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Het BBV verplicht gemeenten (en gemeenschappelijke regelingen) om in hun begroting en jaarrekening een paragraaf weerstandsvermogen op te nemen. In artikel 11 van het BBV is het volgende opgenomen: 1) Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen: a) de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken; b) alle risico s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie; 2) De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste: a) een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b) een inventarisatie van de risico s c) het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico s. In de toelichting op artikel 11 van het BBV is aangegeven dat de gemeenten zelf een beleidslijn en normering moeten bepalen. De wetgever heeft geen absolute norm gesteld, omdat het identificeren en manifesteren van risico s dusdanig specifiek is per gemeente dat hiervoor geen algemene norm te geven is. Het wettelijk kader rondom het weerstandsvermogen is vastgelegd in het Besluit Begroting & Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Het BBV verplicht gemeenten (en gemeenschappelijke regelingen) om in hun begroting en jaarrekening een paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing op te nemen en in deze paragraaf minimaal te benoemen: a. Een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; b. Een inventarisatie van de risico's; c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's; d. een kengetal voor de: 1a. netto schuldquote; 1b. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 2. solvabiliteitsratio; 3. Grondexploitatie (niet van toepassing voor GR DG&J); 4. Structurele exploitatieruimte; 5. Belastingcapaciteit (niet van toepassing voor GR DG&J): e. een beoordeling van de onderlinge verhoudingen tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie. Door het verplichte karakter van de paragraaf weerstandsvermogen en het laten vaststellen van de nota risicomanagement en weerstandsvermogen door het Algemeen Bestuur, wordt invulling gegeven aan de kaderstellende en controlerende rol van het Algemeen Bestuur. De regelgeving verplicht een duidelijke koppeling te maken tussen de risico s die worden gelopen en het aanhouden van een financiële buffer (beschikbare weerstandscapaciteit). In de financiële verordening van DG&J is, in artikel 8, vastgelegd dat het Dagelijks Bestuur minimaal eens in de vier jaar het Algemeen Bestuur een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aanbiedt. 2

129 1.3 Begrippen en definities Risicomanagement Risicomanagement is een set van activiteiten en processen die samen betrouwbare en tijdige informatie verschaffen, die de organisatie in staat stelt om noodzakelijke beslissingen te kunnen nemen en/of voorleggen aan het bestuur om nadelige effecten bij het optreden van risico s te voorkomen of te minimaliseren. Risico Een risico is een interne of externe ontwikkeling die de realisatie van de doelstellingen van de organisatie en/of de uitvoering van taken door een organisatie in gevaar brengt. Een risico kan worden gekwantificeerd door de kans van optreden te vermenigvuldigen met het financiële effect. Het kwantificeren van risico s is onderdeel van het risicomanagementproces. Kans Bij een risico gaat het om de kans dat een risico zich voordoet. Het woord kans geeft aan dat het gaat over een mogelijke gebeurtenis. De mogelijke gebeurtenis heeft gevolgen voor het behalen van doelstellingen. Als het zeker is dat een gebeurtenis zich voordoet is het geen risico meer. Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit betreft alle middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kán beschikken om de gevolgen van niet-begrote kosten te dekken, zonder dat dit leidt tot aanpassing van het bestaand beleid. Vaak wordt onderscheid gemaakt in incidenteel beschikbare en structureel beschikbare weerstandscapaciteit. Onder incidenteel beschikbaar weerstandsvermogen wordt verstaan: De algemene reserve en bestemmingsreserves; De verplichtte raming voor onvoorziene uitgaven; De stille reserves, voor zover deze op korte termijn materieel te maken zijn. Een stille reserve is een reserve waarvan omvang en/of bestaan niet uit de balans blijkt door onderwaardering van activa of overwaardering van schulden beiden als gevolg van het volgen van de wettelijk voorgeschreven waarderingsmethode. Onder structureel beschikbaar weerstandsvermogen wordt verstaan: De onbenutte belastingcapaciteit; Bezuinigingsmogelijkheden blijkend uit structureel positieve rekeningresultaten; Cumulatief geraamde onvoorziene uitgaven. Voorzieningen worden niet gerekend tot het weerstandsvermogen van een organisatie omdat de vorming van een voorziening vereist dat al sprake is van aangegane verplichtingen, danwel van een risico met een hoge kans van optreden. Een voorziening is technisch een risico waarvoor al een beheersmaatregel is genomen. Het verplichtende karakter van voorzieningen betekent ook dat voorzieningen tot de schulden van een gemeente worden gerekend. Een reserve wordt tot het eigen vermogen gerekend. Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de risico's die niet zijn afgedekt. Dit wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal: Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde risicodekking 3

130 1.4 Weerstandsvermogen bij GR DG&J De kans dat risico's tegelijk plaatsvinden, is zeer klein. Het aanhouden van een risico buffer bij zowel gemeenten als GR'en is dan ook niet efficiënt. Immers, dit zou leiden tot meerdere, versnipperde risicobuffers (en zo genoemde dood geld). Met een afvaardiging van concerncontrollers van de subregio's is dan ook gesproken over hoe risico's opgevangen moeten worden binnen de GR. Uitgangspunt is dat risico's in de eerste plaats binnen de exploitatie moeten worden opgevangen. Indien dit niet mogelijk is, dan via het aanwezige weerstandsvermogen (algemene reserve). Pas wanneer deze is uitgeput, kan bij voorkeur door verwerking via de resultatenrekening en via het jaarresultaat een beroep worden gedaan op deelnemende gemeenten. Dit betekent dat de GR een zekere ruimte moet houden voor een efficiënte bedrijfsvoering. Het voorstel van de afvaardiging van concerncontrollers is: - dat de GR'en een eenvoudige, bescheiden buffer van 1% van het totaal van de lasten, met een minimum van 0,5 miljoen aanhouden; - dat in de begroting en jaarstukken een goede en 'smart' weerstandsvermogen en risicoparagraaf is opgenomen. Dit zodat gemeenten dat kunnen verwerken en/of aanvullen in hun eigen risico inschatting c.q. risicobuffer; - dat indien de buffer bij een GR lager is geworden dan de voorgestelde 1% van het begrotingstotaal (of minimaal 0,5 miljoen), dit in beginsel dit niet aangevuld wordt door de gemeenten. Aanvulling vindt primair plaats vanuit (toekomstige) voordelige jaarrekeningresultaten. Het is daarbij niet de bedoeling een dergelijke aanvulling te regelen via een extra inwonerbijdrage; - een nadelig jaarrekeningresultaat dient in eerste instantie te worden gedekt uit de algemene reserve. Pas wanneer deze nihil is, kan een beroep worden gedaan op de gemeenten; - dat bestemmingsreserves onderbouwd zijn met concrete bedragen en planning. Wanneer blijkt dat een deel van de bestemmingsreserves niet benodigd is, wordt dit uitgekeerd aan de eigenaren; - dat een zienswijzeprocedure wordt toegepast over de voorgestelde resultaatbestemming (dus inclusief eventuele vorming van bestemmingsreserves). Hiermee wordt voldaan aan de behoeften van gemeenten, rekening gehouden met opmerkingen in "Grip op GR-en" en invulling gegeven aan adviezen van kernteams c.a. Het Algemeen Bestuur en de eigenaren, kunnen deze zienswijze, ter invulling van het budgetrecht, betrekken bij de vaststelling van de jaarrekening en de resultaatbestemming. Voor de GR DG&J betekent bovenstaande dat: - voor de RAV: de financiering vindt plaats vanuit zorgverzekeraars. Het jaarresultaat wordt verrekend met de reserve aanvaardbare kosten, wat betekent dat de reserves van de verzekeraars zijn. Het voorstel is dan ook niet van toepassing op de RAV; - Voor de SOJ: de financiering van de SOJ vindt plaats middels resultaatbepaling. Hierdoor worden voor- en nadelen binnen het boekjaar zelf verrekend met de gemeenten. Deze systematiek leidt ertoe dat reservevorming voor de SOJ niet van toepassing is; - Voor de DG&J: de uitgangspunten van toepassing zijn. Dit betekent dat alleen voor dit organisatieonderdeel binnen de DG&J een algemene reserve wordt gevormd. Gezien de begrotingsomvang in 2018 van circa 30 miljoen, kent de algemene reserve een maximale omvang van 0,5 miljoen (1% van de begroting is lager dan het gestelde drempelbedrag van 0,5 miljoen). 2. Risicomanagementproces Risicomanagement is een systematisch en regelmatig terugkerend proces om risico s te identificeren, te analyseren en te beoordelen en op basis hiervan maatregelen te nemen en te evalueren. De stappen van risicomanagement worden veelal weergegeven in de vorm van een cyclus: 4

131 Deze zes stappen zijn in drie fasen samengevat: 1. Identificeren en classificeren van de risico s 2. Kwantificeren van de risico s 3. Sturen en beheersen. 5

132 2.1 Identificeren en classificeren van de risico s De eerste fase in het risicomanagementproces is het in kaart brengen van de risico s. Het doel daarvan is om te bepalen welke factoren van de realisatie van bestaande doelen en de uitvoering van taken zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. Basis voor het in kaart brengen van de risico s zijn de gewenste effecten die worden gesteld vermeld onder het kopje wat willen we bereiken in de begroting en de daarvoor geplande activiteiten onder wat gaan we daarvoor doen. Risicocategorieën Risico s worden onderverdeeld in categorieën die het mogelijk maken om vergelijkbare risico s binnen de organisatie in beeld te brengen en om afspraken te maken over hoe om te gaan met de verschillende typen risico s. We onderscheiden als eerste een verdeling in interne risico s en externe risico s. Interne risico s bevinden zich binnen de invloedsfeer van de DG&J-organisatie. Wij kunnen direct invloed uitoefenen op de gevolgen van deze risico s door aanpassing van onze werkprocessen of uitvoeringsplannen. Voorbeeld van interne risico s zijn het uitgaan van verkeerde ramingen, het niet juist toepassen van wetgeving. Op interne risico s zijn over het algemeen bijsturingsmaatregelen te nemen. Hierbij maken we vanzelfsprekend een kosten-batenafweging. Bijsturingsmaatregelen mogen immers niet duurder zijn dan het risico zelf. De volgende categorieën interne risico s worden onderscheiden: Financieel risico Directe aantasting van de financiële middelen die nodig zijn om de met de eigenaren afgesproken prestaties (exploitatie- en investeringsprestaties) te kunnen leveren. Met als gevolg aantasting van de vermogenspositie. Indien voor de kwantificeerbare risico s geen voorzieningen zijn getroffen of een verzekering is afgesloten, staan deze risico s in de paragraaf Weerstandsvermogen. Tenminste voor zover het gaat om risico s die van materiële betekenis zijn voor de financiële positie. Materieel risico Beschadiging of verlies van een materieel bezit, zoals gebouwen, installaties, inventaris, ICT, vervoersmiddelen en goederen. Voor de meeste materiële risico s iszijn naast het nemen van beheersmaatregelen (zoals beveiliging) een verzekering afgesloten. Organisatorisch risico Hieronder vallen de risico s die verband houden met de wijze waarop DG&J is ingericht, de organisatiestructuur, de richtlijnen, regelgeving, protocollen, gedragsregels en de interne controle. Met name het verouderd, onjuist of onvolledig zijn hiervan is een risico. Indien organisatorische risico s zich voordoen, zijn deze veelal terug te vinden in de managementletter van de accountant. Maar denk hierbij bijvoorbeeld ook aan kwetsbaarheid in de bezetting van managementfuncties en risico s die specifiek te herleiden zijn dan tot de complexiteit van ons regionale netwerk, zoals lange besluitvormingsprocedures. Juridisch risico Hieronder vallen de risico s die verband houden met juridische procedures, zoals aansprakelijkheidsstellingen of de mogelijkheid daartoe. De vermogenspositief van DG&J wordt aangetast door bijvoorbeeld claims van derden als gevolg van wettelijke- of contractuele aansprakelijkheid (bv bij verkeerd verlopen aanbestedingsprocedures). Human resource risico s Hieronder vallen de risico s die de arbeidscapaciteit en/of kwaliteit van de arbeid aantast. Denk hierbij bijvoorbeeld aan uitstroom van kennis, langdurige ziekte, verkeerd aannamebeleid, onvoldoende gekwalificeerd personeel etc. Deze risico s moeten we zoveel als mogelijk borgen in ons (regionale) personeelsbeleid. Imago risico Hieronder vallen de risico s die het vertrouwen in de organisatie, bestuurders en medewerkers aantasten. Goede communicatie en voorlichting spelen hierin een belangrijke rol. Externe risico s worden gekenmerkt doordat de oorzaak ervan zich buiten de beïnvloedingssfeer van de organisatie bevindt. Een voorbeeld van externe risico s zijn maatschappelijke ontwikkelingen en regelgeving van hogere overheden die voor de organisatie tot extra kosten kunnen leiden. Het feit dat 6

133 de oorzaak van een extern risico buiten de organisatie ligt, wil nog niet zeggen dat er geen bijsturingmogelijkheden zijn. Door middel van bijvoorbeeld een stringent uitgavenbeleid of andere operationele maatregelen kunnen de gevolgen worden beperkt. We onderscheiden de volgende categorieën voor externe risico s: Economisch-marktrisico Hieronder vallen de risico s die vanuit macro-economische ontwikkelingen op de organisatie afkomen. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van de economie, de ontwikkeling van de werkloosheid, fluctuaties in rentestand etc. Politiek/ maatschappelijk risico Hieronder vallen de risico s die verband houden met het beleid van niet lokale/regionale politiek, dus het beleid van de provincie, het Rijk en de Europese unie. Andersoortige externe risico s als bijvoorbeeld natuurrampen, toenemende criminaliteit, klimaatontwikkeling zijn voor een uitvoeringsorganisatie als DG&J niet relevant. Eventuele externe risico s die van materiële betekenis zijn voor onze financiële positie worden opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. 2.2 Kwantificeren van risico s Uit het identificeren en classificeren volgens de hiervoor weergegeven indeling, kunnen een groot aantal risico s voortkomen. Het is onmogelijk en onwenselijk om te sturen op al die de geïdentificeerde risico s. In fase 2 wordt ordening aangebracht in de lijst met risico s zodat we kunnen focussen op die risico s die de grootste impact hebben op de organisatie en doelen. Voor de risicokwantificering wordt de kans maal gevolg methode gebruikt, waarbij wordt nagegaan: Wat is de kans dat het risico zich daadwerkelijk voordoet? Wat is de geschatte omvang van het risico? Het doel is om de hoge risico s te identificeren. De kans is de waarschijnlijkheid uitgedrukt in een percentage dat het risico zich daadwerkelijk voor kan doen. Het gevolg is de schade als het risico zich daadwerkelijk voordoet. Voor het gevolg wordt een niet begroot geldbedrag genoemd en onderbouwd. De kans vermenigvuldigd met het gevolg geeft het risicobedrag weer dat in de risicoinventarisaties (van o.m. begroting en jaarrekening) wordt opgenomen. Het waarderen van risico s behoort tot de reguliere managementverantwoordelijkheid. In zijn aard is het een proces van taxeren en inschatten, en het heeft hierdoor altijd een bepaalde mate een subjectief karakter. 2.3 Sturen en beheersen In fase 1 zijn de risico s geïdentificeerd en geclassificeerd. Daarop zijn in fase 2 de risico s gekwantificeerd. In fase 3 wordt op basis van de uitkomsten van de vorige twee fases bepaald hoe met de risico s moet worden omgegaan om de gevolgen van het optreden ervan tot een minimum te beperken. Fase 3 is gericht op het sturen en beheersen. Er zijn vier vormen van omgang met risico s: risico s vermijden: doelen aanpassen, activiteiten staken, desinvesteren risico s beheersen: middels procedures, voorzorg- en bijsturingsmaatregelen risico s overdragen: verzekeren, delen risico s accepteren: accepteren van de gevolgen. Met deze vier vormen wordt sturing gegeven aan de organisatie voor de omgang met risico s. Maatregelen voor reductie van de impact van risico s liggen op het operationele vlak. Hier gaat hierbij niet alleen om het kiezen van de juiste maatregel en het toepassen daarvan, maar ook om het 7

134 bewaken en controleren dat de gekozen maatregel effect heeft (monitoren). De aandacht moet hierbij vooral uitgaan naar de risico s die het hoogst scoren. Dat zijn de risico s met een hoge financiële impact en een hoge kans dat het zich voordoet. Schematisch kan het proces van risicobeheersing als volgt worden weergegeven: 2.4 Risicomanagement en de P&C cyclus Het integraal rapporteren over risico s vindt, vanuit de verplichting van het de BBV, twee maal per jaar plaats, via de primaire begroting en de jaarrekeningjaarstukken. In de (verplichte) paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen worden daar de belangrijke risico s in beeld gebracht, de beheersmaatregelen, en het weerstandsvermogen. Tussentijds wordt via de 1 e en 2 e burap gerapporteerd over de actuele stand van zaken. Het hiervoor geschetste risicomanagementproces vormt de basis voor de uiteindelijke rapportage en verantwoording via de P&C documenten. 8

135 Het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; Gelet op: Artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; B e s l u i t : 1. Vaststellen van de Financiële verordening en gelijktijdig de oude verordening intrekken. 2. Vaststellen van de Controleverordening en gelijktijdig de oude verordening intrekken. 3. Vaststellen van het Controleprotocol en gelijktijdig het oude protocol intrekken. 4. Vaststellen van het Financieringsstatuut en gelijktijdig het oude Financieringsstatuut intrekken. 5. Vaststellen van de Nota Activeren en afschrijven en gelijktijdig de oude nota intrekken. 6. Vaststellen van de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen en gelijktijdig het oude beleidskader Risicomanagement en Weerstandsvermogen intrekken. Aldus vastgesteld in de besloten vergadering van het algemeen bestuur van 13 december 2018, de secretaris de voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden

136 ADVIESNOTA Dordrecht, 22 november 2018 Onderwerp: Vaststellen uittredingssom gemeenten Leerdam en Zederik Agendapunt: 3d Geachte leden van het algemeen bestuur, Het dagelijks bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. De financiële gevolgen van uittreding van de gemeenten Leerdam en Zederik uit de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid per 1 januari 2019, zoals bedoeld in artikel 47, lid 4 van de gemeenschappelijke regeling (de uittredingssom) vast te stellen op totaal De uittredingssom in een bestemmingsreserve te laten vloeien welke als doel heeft om de maatregelen te financieren die moeten worden genomen c.q. de (tijdelijke) tekorten op te vangen welke voortkomen uit de uittreding van Leerdam en Zederik uit de gemeenschappelijke regeling. 3. Deze bestemmingsreserve in beginsel voor een periode van 5 jaar in te stellen, waarna wordt geëvalueerd of deze nog in stand moet worden gehouden. 4. De kosten voor de Jeugdhulp af te rekenen op basis van de jaarrekening 2018, waarna geen verrekening meer plaatsvindt over eventuele nakomende declaraties. Kern van de zaak Leerdam en Zederik treden per 1 januari 2019 uit de gemeenschappelijke regeling als gevolg van gemeentelijke- en provinciale herindeling. Het algemeen bestuur heeft eerder criteria opgesteld voor het vaststellen van de financiële en overige gevolgen van uittreding. Op basis van die criteria is een berekening gemaakt van de uittredingssom. Over de berekening van de uittredingssom is ambtelijk en bestuurlijk overleg gevoerd tussen delegaties van ons dagelijks bestuur en van de colleges uit de Vijfheerenlanden. Dat heeft geleid tot een resultaat dat beide partijen als reëel wordt onderschreven. Het algemeen bestuur wordt gevraagd deze uittredingssom formeel vast te stellen. Argumenten Het proces en de context van berekening van de financiële gevolgen van uittreding van beide gemeenten werd eerder uitgebreid beschreven in een tussenrapportage ('Rapport Bosland') die op 20 september jl. opiniërend in het algemeen bestuur werd behandeld. Vanwege o.a. de specifieke problematiek die gepaard gaat met provinciale herindeling en uittreding uit meerdere wettelijk verplichte gemeenschappelijke regelingen heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een Begeleidingscommissie ingesteld, die nauw bij de besprekingen betrokken was.

137 Uitgangspunten Het algemeen bestuur heeft in een vroeg stadium vier uitgangspunten vastgesteld voor de uittreding: a. behoud van continuïteit van dienstverlening voor de burger; b. de aan de uittreding verbonden kosten worden zoveel mogelijk beperkt; c. de uittreding leidt niet tot een negatieve aanpassing van beleidsdoelstellingen of een verlaging van het niveau van dienstverlening; d. de financiële bijdragen van de achterblijvende gemeenten nemen niet toe als (direct) gevolg van de uittreding. De vastgestelde uitgangspunten komen voor een groot deel overeen met de uitgangspunten die in juni 2018 door de Begeleidingscommissie in juni 2018 zijn vastgesteld. De meest belangrijke daaruit: a. De meerkosten (projectkosten, frictiekosten, structurele effecten ) die de regelingen maken en die verbonden zijn aan de overheveling van taken komen niet voor rekening van de regelingen. Deze meerkosten zijn daarmee niet belastend voor de deelnemende gemeenten, vanzelfsprekend met uitzondering van de Vijfheerenlanden-gemeenten; b. De kosten die de regelingen in Zuid-Holland en Utrecht moeten maken zijn gebaseerd op directe reële kosten. Kosten Onze berekeningen zijn op deze uitgangspunten gebaseerd. De financiële gevolgen van zijn vervolgens geïnventariseerd op basis van expliciet aanwijsbare of toerekenbare kosten. De transitiekosten zijn de kosten die gemaakt moeten worden om de verandering van de huidige situatie naar de toekomstige situatie te kunnen maken. Daarbij zijn drie verschillende typen kosten te onderscheiden : a. Projectkosten: de kosten die gemaakt worden in aanloop naar de overdracht van taken. b. Frictiekosten: de kosten van boventallig personeel, de kosten die ontstaan door plaatsingsfricties en de kosten voor een eventueel sociaal plan. Deze kosten kunnen betrekking hebben op meerdere jaren. c. Desintegratiekosten: de kosten van de 'latende' organisatie die doorlopen nadat de taken van GR DG&J voor Leerdam en Zederik zijn overgedragen. Frictie- en projectkosten hebben een eenmalig karakter, desintegratiekosten hebben een aflopend, meerjarig karakter. Voortgang In onze tussenrapportage op 20 september was er nog geen compleet beeld van alle kosten. Zo moesten de kosten betreffende Jeugdgezondheidszorg nog worden aangeleverd door het consortium en waren ook de kosten voor Stichting Jeugdteams nog niet berekend. In dit voorstel is het overzicht compleet en is de balans opgemaakt voor zowel het organisatieonderdeel Dienst Gezondheid & Jeugd, als voor de Serviceorganisatie Jeugd. Daarentegen zijn de kosten voor de Regionale Ambulancevoorziening nu volledig uit de berekeningen gehaald. Dat laatste wordt later in dit voorstel toegelicht, maar het is goed om nu al te benadrukken dat geen kosten ten laste van de achterblijvende gemeenten komen. Overigens moet wel worden opgemerkt dat het totaalbedrag van onze tussenrapportage van 20 september en de in dit voorstel berekende uittredingssom zich daardoor niet zondermeer laten vergelijken.

138 Factor Zoals eerder gesteld in de tussenrapportage van 20 september is er vaste jurisprudentie, waarin de overgangsperiode waarover de uittredende partij de schade van de overblijvende deelnemers dient te vergoeden is bepaald op 5 jaar. Die rekenmethodiek werd door de minister bevestigd bij de behandeling van het wetsvoorstel over deze herindeling. Deze methodiek gaat in beginsel bovendien uit van een jaarlijks afbouwpercentage van 20%. Daardoor is sprake van een (netto) vermenigvuldigingsfactor 3 (jaar) ( = 300%). Deze factor 3 is gebruikt voor berekening van vrijwel alle meerjarige kosten. Project- en frictiekosten hebben per definitie een eenmalig karakter, zodat de factor 1 is gebruikt. Slechts in één geval zijn de volledige vijf jaar, zonder afbouw, als rekenfactor gebruikt. Dat betreft de kosten van huisvesting van de Dienst Gezondheid & Jeugd, waar aantoonbaar sprake is van een langjarige verplichting, zonder de mogelijkheid om die kosten binnen de termijn te beperken of af te bouwen. Die situatie werd weliswaar door partijen erkend, maar moest op basis van de genoemde jurisprudentie toch worden beperkt tot vijf jaar. Hier geldt de factor 5. Het resultaat Gebaseerd op de uitgangspunten en daarnaast de ambtelijke gesprekken die hebben plaatsgevonden, is de uittredingssom berekend op De berekening op basis van genoemde uitgangspunten en factoren is als volgt: DG&J JGZ SOJ Omschrijving kostensoort Kosten Factor Totaal Veilig Thuis Dienstverlening Regie, onderzoek en advies Crisisorganisatie Bedrijfsvoering en Staf Huisvesting Projectkosten DG&J Reserves en voorzieningen* Vorderingen/schulden** Subtotaal DG&J Desintegratiekosten Rivas/Careyn (frictie) Subtotaal JGZ Desintegratiekosten Friciekosten Jeugdpreventieteam Desintegratiekosten stichting Jeugdteams Projectkosten SOJ Subtotaal SOJ Totaal * Het betreft het nog aan Vijfheerenlanden uit te keren aandeel in de reserves en voorzieningen op basis van de nog vast te stellen Jaarrekening ** Het betreft het door Vijfheerenlanden te betalen aandeel in de openstaande vordering bovenformatieven. In 2015 is een vordering ontstaan op de gemeenten van 1,925 miljoen omdat de DG&J een reserve en een voorziening diende te vormen voor de kosten die met de reorganisatie samenhing. Toen is afgesproken om de daadwerkelijke in het boekjaar gedane lasten als aflossing te hanteren. De verwachte omvang per 31 december 2018 bedraagt 0,5 miljoen. Het aandeel van Leerdam en Zederik hierin bedraagt

139 Overeenstemming Over het resultaat is in een aantal sessies met (bestuurlijke) delegaties van beide partijen, en waar nodig ondersteund en gevalideerd door externe adviseurs, van standpunt gewisseld. Bij het bestuurlijk overleg was ook de Begeleidingscommissie vertegenwoordigd. In deze setting hebben partijen op 15 november 2018 in principe overeenstemming bereikt op basis waarvan het algemeen bestuur een besluit kan nemen. Strekking van het akkoord is, dat de verschillende onderwerpen een integraal pakket vormen en ook in die samenhang beschouwd moeten worden. Over de contouren van de berekening van de uittredingssom waren partijen het al eens. De wijze van berekening is eenduidig en gaf geen aanleiding tot discussie. Een aantal aanpassingen ten opzichte van de tussenrapportage in september lichten wij hier toe: a. Op de huisvestingskosten wordt niet de factor 12 toegepast, die door DG&J was berekend in verband met de langjarige verplichtingen. Op grond van jurisprudentie wordt nu de maximale factor 5 gehanteerd. b. De projectkosten (voor medewerkers e.d.) kunnen door DG&J niet volledig worden gedeclareerd, al wordt door Vijfheerenlanden erkend dat in een aantal gevallen een bewuste keuze is gemaakt voor inzet van eigen medewerkers in plaats van inhuur. Ook wordt erkend dat er in 2019 nog projectkosten bij DG&J zullen zijn, die dan niet worden afgedekt in de begroting. In dat licht worden de projectkosten voor DG&J in stand gelaten, maar verminderd met [ voor de DG&J en voor SOJ]. c. De frictiekosten voor het Jeugdpreventieteam, alsmede de desintegratiekosten en frictie van de Jeugdgezondheidszorg zijn in de uittredingssom opgenomen en door Vijfheerenlanden geaccepteerd. d. De kosten voor de Jeugdhulp worden afgerekend op basis van de jaarrekening 2018, waarna geen verrekening meer plaatsvindt over eventuele nakomende declaraties. e. Als randvoorwaarde geldt dat de Stichting Jeugdteams Zuid-Holland Zuid voor 3 jaar een subsidietoekenning krijgt voor alle betrokken jeugdprofessionals inclusief overhead, zodat daardoor geen desintegratiekosten ontstaan. Eindafrekening Jeugdhulp op basis van vastgestelde jaarrekening 2018 Voor de Serviceorganisatie Jeugd is met Leerdam en Zederik overeengekomen dat kosten voor de jeugdhulp door de Serviceorganisatie worden afgerekend op basis van de jaarrekening Alle declaraties die daarna binnenkomen worden niet meer verrekend. Als gevolg van die afspraak treedt Vijfheerenlanden uit de solidariteit en is er sprake van een 'clean break', waardoor de Serviceorganisatie en Vijfheerenlanden na 1 januari 2019 geen financiële relatie meer hebben. Mede vanwege de financiële solidariteit tussen de 17 gemeenten zou het wél met elkaar verrekenen van deze kosten leiden tot een intensief traject met allerlei bewijslast en bijkomende gegevensverwerking. Dat leidt bovendien tot veel administratief werk en hoge accountantskosten. Gegeven het hieronder gestelde onder punt 3 betreft het niet verrekenen een voordeel voor Leerdam en Zederik. Toelichting financiële solidariteit 1. Tot nu toe is er sprake van volledige financiële solidariteit tussen de 17 gemeenten binnen ZHZ met uitzondering van de individuele gemeentelijke afrekening ten aanzien van de jeugdteams. Dit houdt in dat de (financiële) risico's binnen de regio ZHZ, op de kosten van de jeugdteams na, worden gedeeld. Schommelingen van individuele gemeenten in het gebruik van jeugdhulp worden opgevangen en de gemeenten vangen een eventuele regionale overschrijding van het budget gezamenlijk op.

140 2. Rekeningen van aanbieders kunnen tot 5 jaar na afloop van het boekjaar worden ingediend. Dit impliceert dat Leerdam en Zederik (of hun rechtsopvolger Vijfheerenlanden) t/m 31 december 2023 gehouden is mee te betalen aan nog binnen te komen facturen van jeugdigen van een van de 17 huidige gemeenten. 3. De gemeenten Leerdam en Zederik betalen gebaseerd op de peiling in augustus 2018 voor afgerond mee aan de kosten van de andere 15 gemeenten. Ergo, men betaalt meer dan er middelen ontvangen worden op gemeenteniveau. 4. Kosten over de boekjaren : Alle zorgkosten worden tot en met 31 december 2018 gedragen en verrekend door de SOJ conform binnen de gemeenschappelijke regeling gemaakte afspraken inclusief die met betrekking tot de financiële solidariteit. De afrekening over 2018 wordt gebaseerd op basis van de jaarrekening 2018 welke in het algemeen bestuur in juli 2019 wordt vastgesteld. Rekeningen over jeugdigen uit de regio kunnen t/m 31 december 2023 worden verrekend. 5. Kosten 2019: Alle zorgkosten voor kinderen uit Leerdam en Zederik vanaf 1 januari 2019 zijn voor rekening en verantwoording van de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden. De nagekomen lasten aangaande kosten voor jeugdhulp aan kinderen en jeugdigen uit onze regio over de jaren zullen in de jaarrekening 2019 en daarna (plussen en minnen vanwege uitblijvende of juist extra declaraties) niet meer worden verrekend met Leerdam en Zederik. Regionale Ambulancevoorziening Op voorstel van de Begeleidingscommissie zijn de kosten voor de Regionale Ambulancevoorziening volledig buiten de berekening van de uittredingssom gelaten. Argument daarvoor is dat de (betrokken) gemeenten geen enkele invloed hebben op de wijze waarop de ambulancezorg wordt ingericht. Het is beter om de discussie over de locatie en financiering van een alternatieve ambulancepost te voeren met de partijen die daar daadwerkelijk over gaan. De Begeleidingscommissie stelt zich garant voor de nakoming van deze kosten, die bestaan uit de bouw van een nieuwe ambulancepost ter vervanging van de post in Meerkerk en de daarbij behorende interne projectkosten. Daarnaast hebben de Vijfheerenlanden zich bereid verklaard om het gebouw in Meerkerk aan te kopen tegen de boekwaarde. Waarmee de frictiekosten op deze post met verminderen. Kanttekeningen en risico s Geen. Kosten, baten en dekking Over de precieze betaling en het betalingsritme van de uittredingssom zijn nog geen besluiten genomen. Aangenomen mag worden dat de betaling gespreid over een periode van drie jaar zal plaatsvinden. Voorgesteld wordt de uittredingssom in een bestemmingsreserve te laten vloeien welke als doel heeft om de maatregelen te financieren die moeten worden genomen c.q. de (tijdelijke) tekorten op te vangen welke voortkomen uit de uittreding van Leerdam en Zederik uit de gemeenschappelijke regeling. Deze bestemmingsreserve zou in beginsel voor een periode van 5 jaar worden ingesteld, waarna wordt geëvalueerd of deze nog in stand moet worden gehouden. Juridische of personele consequenties Het risico van de personele afbouw die samenhangt met de uittreding van Leerdam en Zederik, als gevolg van de afname van de baten komt voor rekening van de gemeenschappelijke regeling. In de gestelde periode van drie jaar moet de omvang van het personeel in overeenstemming worden gebracht met de dan beschikbare financiële middelen. Deze opgave is ingecalculeerd en realistisch.

141 Vervolgprocedure De kans dat er nog een geschil ontstaat over de uittredingssom nu deze in overleg is vastgesteld, is gering. Formeel neemt het algemeen bestuur nu een eenzijdig besluit, zoals bedoeld in artikel 47, lid 4 van de gemeenschappelijke regeling. De Begeleidingscommissie zal dit besluit beoordelen en ook een uitspraak doen over de verdeling van de kosten over de betalende partijen. Vervolgens ligt een besluit over betaling voor bij de raad van gemeente Vijfheerenlanden. Als dan ondanks de overeenstemming alsnog nog een geschil ontstaat over de hoogte van de uittredingssom, kan een beroep worden gedaan op artikel 10 van de betreffende herindelingswet inzake Vijfheerenlanden. Indien de deelnemers geen overeenstemming kunnen bereiken over verrekening, kunnen de colleges van gedeputeerde staten van Utrecht en Zuid-Holland in onderling overleg tot een verrekening komen. Indien ook zij niet tot overeenstemming komen, wordt het verrekeningsbedrag vastgesteld bij koninklijk besluit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij deze verrekening heeft de billijkheid als richtsnoer te gelden. Portefeuillehouder: G. Janssen Informatie: L. van der Giessen / A. Tolsma Telefoonnummer: a.tolsma@dienstgezondheidjeugd.nl

142 Het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; gelet op: artikel 47, lid 4 van de gemeenschappelijke regeling; b e s l u i t : 1. De financiële gevolgen van uittreding van de gemeenten Leerdam en Zederik uit de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid per 1 januari 2019 (de uittredingssom) vast te stellen op totaal De uittredingssom in een bestemmingsreserve te laten vloeien welke als doel heeft om de maatregelen te financieren die moeten worden genomen c.q. de (tijdelijke) tekorten op te vangen welke voortkomen uit de uittreding van Leerdam en Zederik uit de gemeenschappelijke regeling. 3. Deze bestemmingsreserve in beginsel voor een periode van 5 jaar in te stellen, waarna wordt geëvalueerd of deze nog in stand moet worden gehouden. 4. De kosten voor de Jeugdhulp af te rekenen op basis van de jaarrekening 2018, waarna geen verrekening meer plaatsvindt over eventuele nakomende declaraties. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 13 december 2018, de secretaris de voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden

143 DG&J JGZ SOJ Omschrijving kostensoort Kosten Factor Totaal Veilig Thuis Dienstverlening Regie, onderzoek en advies Crisisorganisatie Bedrijfsvoering en Staf Huisvesting Projectkosten DG&J Reserves en voorzieningen* Vorderingen/schulden** Subtotaal DG&J Desintegratiekosten Rivas/Careyn (frictie) Subtotaal JGZ Desintegratiekosten Friciekosten Jeugdpreventieteam Desintegratiekosten stichting Jeugdteams Projectkosten SOJ Subtotaal SOJ Totaal * Het betreft het nog aan Vijfheerenlanden uit te keren aandeel in de reserves en voorzieningen op basis van de nog vast te stellen Jaarrekening ** Het betreft het door Vijfheerenlanden te betalen aandeel in de openstaande vordering bovenformatieven. In 2015 is een vordering ontstaan op de gemeenten van 1,925 miljoen omdat de DG&J een reserve en een voorziening diende te vormen voor de kosten die met de reorganisatie samenhing. Toen is afgesproken om de daadwerkelijke in het boekjaar gedane lasten als aflossing te hanteren. De verwachte omvang per 31 december 2018 bedraagt 0,5 miljoen. Het aandeel van Leerdam en Zederik hierin bedraagt

144 Dordrecht, 22 november 2018 Onderwerp: Meerjarenperspectief Veilig Thuis ZHZ Agendapunt: 6a Geachte leden van het algemeen bestuur het dagelijks bestuur stelt u het volgend voor: Ontwerpbesluit 1. In te stemmen met het Meerjarenperspectief Veilig Thuis ZHZ In te stemmen met het bijgaande voorstel tot wijziging van de Begroting Kern van de zaak In het Meerjarenperspectief worden de opdracht en werkwijze van Veilig Thuis uitgelegd in de context van de nieuwe landelijke vastgestelde kaders. De ontwikkelingen hebben invloed op de begroting voor de jaren Reeds genomen besluiten Per 1 januari 2018 is Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid ingebed in de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd. Bij de besluitvorming daarover behoorde de ontwikkeling van een Meerjarenperspectief tot de wensen van de gemeenten. In het Meerjarenperspectief dat nu wordt voorgesteld zijn belangrijke nieuwe ontwikkelingen verwerkt. Op 18 oktober zijn de ontwikkelingen rond Veilig Thuis opiniërend besproken in de themabijeenkomst van het algemeen bestuur. Argumenten Het kabinet heeft in overleg met gemeenten en ketenpartners als Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de kinderbescherming, jeugdbescherming, onderwijs, vrouwenopvang, wijkteams, medisch domein, GGZ en jeugd- en opvoedhulp besloten om de komende jaren echt het verschil te willen maken in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Dat heeft o.a. geleid tot de gewijzigde wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die er op gericht is dat: signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld eerder gezien worden; signalen eerder leiden tot acties van professionals en anderen die zich zorgen maken. Directeuren van alle 26 Veilig Thuis organisaties in Nederland spraken in samenhang met vorenstaande, de ambitie uit gezamenlijk te werken aan kwaliteitsverhoging en uniformering van werkwijzen. Concreet betekent dit: Eén visie op samenwerken aan veiligheid en samenwerken aan een standaard risicogestuurde-zorg; (aanpakken van onderliggende factoren die de onveiligheid in stand houden) Aangepaste werkwijze als gevolg van de gewijzigde wet Meldcode, waardoor huiselijk geweld en kindermishandeling eerder gesignaleerd kan worden. Werken met een geactualiseerd en uniform handelingsprotocol, een herzien informatieprotocol, een verbeterd triage instrument dat voor alle Veilig Thuis organisaties geldt. De verwachte toename van het aantal meldingen en de uitbreiding van taken betekent voor Veilig Thuis Zuid Holland Zuid uitbreiding van operationele inzet. Bij het in kaart brengen van de consequenties van deze uitbreiding is gekeken naar beïnvloedingsmogelijkheden om de

145 uitbreiding van inzet te beperken. Beïnvloeding is mogelijk op beperken van de instroom en op het verschuiven van inzet op onderzoek naar inzet op ondersteuning. Of deze beïnvloedingsmogelijkheden tot het daadwerkelijk gewenste effect leiden is in belangrijke mate afhankelijk van de mate waarin lokale teams uitvoering kunnen geven aan het hiertoe benodigde partnerschap. Kanttekeningen en risico s Geen. Kosten, baten en dekking De extra rijksmiddelen die de centrumgemeenten ontvangen in het kader van de aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bieden samen met de beschikbare middelen uit de begroting 2019 voor 2019 voldoende dekking voor de benodigde extra inzet. Er zal voor 2019 geen verhoging van de inwonerbijdrage gevraagd worden. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is wél het hebben van commitment van alle gemeenten om in samenhang met de lokale teams de instroom van meldingen te beperken. Mocht instroom niet beperkt kunnen worden - en wordt Veilig Thuis niet in staat gesteld minder onderzoek en meer ondersteuning te bieden - dan is vanaf 2020 een extra bijdrage vanuit de gemeenten onontkoombaar om uitvoering te kunnen geven aan de taakstelling Veilig Thuis ZHZ. In de financiële paragraaf is bij het begroten van de baten en lasten rekening gehouden met de uittreding van Leerdam en Zederik. Hierbij zijn aannames gemaakt ten aanzien van de beschikbare middelen bij de centrumgemeenten alsook het mogelijk effect op de overheadkosten die aan Veilig Thuis toegerekend worden. Bij de subsidieaanvraag alsook bij de actualisering van de begroting zijn deze aannames nog niet verwerkt aangezien de uittredingssom nog moet worden vastgesteld en de inzet hiervan een nadere uitwerking vraagt. Communicatie Geen. Vervolgprocedure Zoals in dit voorstel beschreven. Evaluatie en verantwoording Geen.

146 Meerjarenperspectief Veilig Thuis Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid Sandrina Huijgen Manager Veilig Thuis November 2018

147 Inhoud Meerjarenperspectief Veilig Thuis Inleiding Veilig Thuis taken gericht op huiselijk geweld en kindermishandeling Verschil maken in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld Partnerschap Samenvatting Nieuwe ontwikkelingen Gewijzigde Wet Meldcode Huiselijke geweld en kindermishandeling Radarfunctie Handelingsprotocol Impactanalyse van de gewijzigde meldcode Landelijke impactanalyse vertaald naar Zuid Holland Zuid Beïnvloedingsmogelijkheden instroom meldingen Impact op uren per activiteit van Veilig Thuis Beïnvloedingsmogelijkheden op inzet van Veilig Thuis Effecten beïnvloedingsmogelijkheden op benodigde formatie Meerjarig financieel perspectief Beschikbare middelen Financiële gevolgen Begroting Begrotingswijziging...15 Bijlage Bijlage

148 1 Inleiding Geweld hoort "Nergens Thuis"; dat vindt iedereen maar toch zijn er in Nederland nog veel volwassenen en kinderen die te maken hebben met Huiselijk Geweld en kindermishandeling. Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid is één van de 26 Veilig Thuis organisaties in Nederland. Veilig Thuis ZHZ zorgt voor een samenhangende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling: het gaat om één Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Per 1 januari 2018 is Veilig Thuis ZHZ als een apart organisatieonderdeel gepositioneerd bij de Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ. In dit meerjarenperspectief wordt de opdracht aan en de werkwijze van - Veilig Thuis ZHZ in het perspectief van de nieuwe landelijk ontwikkelingen nader toegelicht. Daarnaast worden deze ontwikkelingen ook vertaald in een financieel meerjarenperspectief. 1.1 Veilig Thuis taken gericht op huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis ZHZ is gericht op actieve interventies in situaties waar de veiligheid in het geding is van kinderen en volwassenen in afhankelijkheidsrelaties. Veilig Thuis ZHZ zet in op borging van de veiligheid en stabilisatie van de situatie. Zij doet dit in samenwerking met politie en de hulpverlening. Daarnaast is Veilig Thuis ZHZ een 'expertisecentrum' waar kinderen, volwassenen, betrokkene(n) en professionals deskundige steun en advies krijgen bij hun vragen op het gebied van (vermoedens) van huiselijk geweld, ouderenmishandeling en kindermishandeling. Veilig Thuis ZHZ is ook de centrale ingang waar inwoners en professionals vermoedens en signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld kunnen melden. Die meldingen worden door Veilig Thuis ZHZ gewogen en beoordeeld (triage), om vervolgens zelf een interventie te plegen of de melding toe te leiden naar passende hulpverlening. Als het nodig is vindt nader onderzoek door Veilig Thuis ZHZ plaats. Dit houdt in dat Veilig Thuis ZHZ informatie ophaalt, brengt en verzamelt, afspraken maakt met de melder, een eerste risicotaxatie maakt, urgentie bepaalt en de gegevens over de melding registreert. Veilig Thuis ZHZ is gemakkelijk toegankelijk, zowel telefonisch als voor persoonlijk contact en er is sprake van 7 x 24 uur bereikbaarheid en beschikbaarheid. Veilig Thuis ZHZ coördineert plaatsingen in vrouwen crisisopvang en voert proces coördinatie in het kader van de wet tijdelijke huisverboden. 1.2 Verschil maken in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld Het kabinet heeft in overleg met gemeenten en ketenpartners als Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de kinderbescherming, jeugdbescherming, onderwijs, vrouwenopvang, wijkteams, medisch domein, GGZ en jeugd- en opvoedhulp besloten om de komende jaren echt het verschil te willen maken in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Dat heeft o.a. geleid tot de gewijzigde wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die er op gericht is dat: signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld eerder gezien worden. signalen eerder leiden tot acties van professionals en anderen die zich zorgen maken. 3

149 Directeuren van alle 26 Veilig Thuis organisaties in Nederland spraken in samenhang met vorenstaande, de ambitie uit gezamenlijk te werken aan kwaliteitsverhoging en uniformering van werkwijzen. Concreet betekent dit: één visie op samenwerken aan veiligheid en samenwerken aan een standaard risicogestuurde-zorg; (aanpakken van onderliggende factoren die de onveiligheid in stand houden) Aangepaste werkwijze als gevolg van de gewijzigde wet Meldcode, waardoor huiselijk geweld en kindermishandeling eerder gesignaleerd kan worden. Werken met een geactualiseerd en uniform handelingsprotocol, een herzien informatieprotocol, een verbeterd triage instrument dat voor alle Veilig Thuis organisaties geldt. De vernieuwde werkwijze van Veilig Thuis is ontwikkeld met steun van het ministerie van VWS, de VNG en het ministerie van V&J. Alle Veilig Thuis organisaties bereiden zich in het laatste kwartaal van 2018 voor op de gewijzigde aanpak. 1.3 Partnerschap Veilig Thuis ZHZ wil partnerschap in de regio nog meer vorm geven en uit dragen. Veilig Thuis werkt voor gemeenten en inwoners én met inwoners en ketenpartners. De visie van Veilig Thuis ZHZ is dat samenwerking en partnerschap op meer niveaus vorm krijgt. In de eerste plaats werkt VT met het gezin samen (waar een melding van of over is). Het is de taak van Veilig Thuis te werken aan directe veiligheid. Pas daarna kunnen oorzaken van de onveiligheid die was ontstaan worden opgepakt. Het aanpakken van de oorzaken wordt "risico-gestuurde zorg" genoemd en moet leiden tot stabiele veiligheid van het gezin. De werkwijze is dus gefaseerd en daarmee wordt aangesloten bij het natuurlijke herstelproces van het gezin. Ondersteuning door professionals van Veilig Thuis is zo voor een langere periode, waarbij ook echt de ontwikkeling van het gezin wordt ondersteund en de veiligheid van slachtoffer wordt gemonitord. In de tweede plaats heeft Veilig Thuis een rol als deskundige partner op het gebied van veiligheid. Die deskundigheid wordt ingezet voor het ondersteunen van lokale teams en/of deskundigheidsbevordering van lokale teams. Het doel is lokale teams te versterken. In de inhoudelijke samenwerkingsrelatie met onze partnerorganisaties en de betrokken gezinssystemen, zijn we verbindend en transparant. Dat impliceert ook transparantie over de keuze voor het inzetten van interventies die passen bij de mate en de ernst van onveiligheid in een gezinssysteem 4

150 2 Samenvatting Het kabinet heeft in overleg met gemeenten en ketenpartners als Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de kinderbescherming, jeugdbescherming, onderwijs, vrouwenopvang, wijkteams, medisch domein, GGZ en jeugd- en opvoedhulp besloten om de komende jaren echt het verschil te willen maken in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Dat heeft o.a. geleid tot de gewijzigde wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die er op gericht is dat: signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld eerder gezien worden. signalen eerder leiden tot acties van professionals en anderen die zich zorgen maken. Directeuren en bestuurders van alle 26 Veilig Thuis organisaties in Nederland spraken de ambitie uit, gezamenlijk te werken aan kwaliteitsverhoging en uniformering van werkwijzen. Concreet betekent dit: één visie op samenwerken aan veiligheid en samenwerken aan een standaard risicogestuurde-zorg; (aanpakken van onderliggende factoren die de onveiligheid in stand houden) Aangepaste werkwijze als gevolg van de gewijzigde wet Meldcode, waardoor eerder huiselijk geweld en kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Werken met een geactualiseerd en uniform handelingsprotocol, een herzien informatieprotocol, een verbeterd triage instrument dat voor alle Veilig Thuis organisaties geldt. De gewijzigde wet Meldcode gaat in per januari 2019 en zal naar verwachting een toename in het aantal meldingen bij Veilig Thuis tot gevolg hebben. Daarbij is Veilig Thuis belast met de z.g. radarfunctie. Door uitvoering te geven aan de radarfunctie komt bij Veilig Thuis alle informatie over jeugdigen en volwassenen, die zich in een situatie van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bevinden, op de "radar". Hiermee wordt voorkomen dat jeugdigen en volwassenen uit zicht raken zonder dat de situatie waarin zij zich bevinden is verbeterd en/of genormaliseerd. Een belangrijk onderdeel van het op de "radar" hebben van jeugdigen en volwassenen is de uitbreiding van taken met betrekking tot de monitor functie. De monitoring richt zich op de effecten van de gestelde veiligheidsvoorwaarden en bewaakt daarmee de focus op veiligheid gedurende het hele ketentraject tot het stabiel veilig is. Veilig Thuis heeft hiervoor gedurende de monitor periode contact met direct betrokkenen en hulpverlening. Er is ook direct contact met betrokken kinderen. Het handelingsprotocol op basis waarvan Veilig Thuis haar werkzaamheden uitvoert is op basis van de gewijzigde wet Meldcode en de doorontwikkelde visie over samenwerken aan veiligheid, geactualiseerd. De kern van het nieuwe handelingsprotocol is dat de directe betrokkene in geval van een melding centraal staat. Om hier uitvoering aan te geven wordt met ingang van 2019 met alle betrokkenen, direct nadat de melding bij Veilig Thuis is gedaan, gesproken. De verwachte toename van het aantal meldingen en de uitbreiding van taken betekent voor Veilig Thuis Zuid Holland Zuid uitbreiding van operationele inzet. Bij het in kaart brengen van de consequenties van deze uitbreiding is gekeken naar beïnvloedingsmogelijkheden om de uitbreiding van inzet te beperken. Beïnvloeding is mogelijk op beperken van de instroom en op het verschuiven van inzet op onderzoek naar inzet op ondersteuning. Of deze beïnvloedingsmogelijkheden tot het daadwerkelijk 5

151 gewenste effect leiden is afhankelijk van de mate waarin lokale teams uitvoering kunnen geven aan het hiertoe benodigde partnerschap. De extra rijksmiddelen die de centrum gemeenten ontvangen in het kader van de aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bieden samen met de beschikbare middelen uit de begroting 2019 voor 2019 voldoende dekking voor de benodigde extra inzet. Er zal voor 2019 geen verhoging van de inwonersbijdrage gevraagd worden. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is wél het hebben van commitment van alle gemeenten om in samenhang met de lokale teams de instroom van meldingen te beperken. De wijze waarop in gemeenten de toegangsfunctie is belegd, betekent in veel gevallen dat lokale teams minder in staat zijn gezinnen te begeleiden of in beeld te houden. Een groot deel van de inzet gaat immers naar het diagnosticeren en op basis daarvan afgeven van beschikkingen. In de samenwerking met de lokale teams is het juist van belang dat de lokale teams meer begeleidingsmogelijkheden hebben voor die gezinnen waarbij sprake is van complexe problematiek. Het bieden van continuïteit in begeleiding is immers een belangrijke succesfactor in het voorkomen van verergering van de situatie. Mocht instroom niet beperkt Mocht instroom niet beperkt kunnen worden - en Veilig Thuis niet in staat worden gesteld minder onderzoek en meer ondersteuning te bieden - dan is vanaf 2020 een extra bijdrage vanuit de gemeenten onontkoombaar om uitvoering te kunnen geven aan de taakstelling Veilig Thuis ZHZ. 6

152 3 Nieuwe ontwikkelingen 3.1 Gewijzigde Wet Meldcode Huiselijke geweld en kindermishandeling. De gewijzigde wet leidt tot een verbeterde meldcode per 1 januari Deze is bedoeld als houvast voor professionals in de beroepsgroepen onderwijs, justitie, verpleegkundigen en verzorgenden, artsen, pedagogen/psychologen e.a., paramedici en kinderopvang. De verandering van de meldcode betekent dat professionals eerder óók bij acute en structurele onveiligheid waarbij zij zelf hulp bieden of organiseren, een melding bij Veilig Thuis moeten doen. Het meer en sneller melden is erop gericht Veilig Thuis in staat te stellen de radarfunctie beter te laten vervullen. Veilig Thuis ZHZ kan deze signalen nu combineren met andere signalen uit andere regio's of eerdere perioden. Huiselijk geweld en kindermishandeling betreft helaas problematiek die vaak jaren duurt. Het risico op herhaald slachtofferschap is groot. Daarom is het van belang dat Veilig Thuis signalen van verschillende melders kan combineren, ook over een langere periode. De verbeterde meldcode betekent ook een aanpassing van de werkwijze van Veilig Thuis. Dit is vorm gegeven in het handelingsprotocol. 3.2 Radarfunctie De Radar functie is opgebouwd uit een aantal aspecten waaronder de monitorfunctie. 1. Tijdens het eerste contact tussen de melder en Veilig Thuis is er door het doorlopen van de stappen van de Meldcode meer zicht op de gemelde situatie. Partnerschap met Veilig Thuis kan direct in gang gezet worden. Naast het contact met de melder (veelal een professional) zoekt Veilig Thuis ook het contact met de direct betrokkene. 2. Veilig Thuis raadpleegt het Veilig Thuis-register. Dit is een nieuw aspect van het triage instrument. Na invoering van gegevens over betrokkene wordt direct duidelijk of er al eerder informatie over betrokkene is. Hierbij wordt niet alleen gekeken in de eigen systemen maar ook in de systemen van alle overige Veilig Thuis organisaties. Hierdoor blijft betrokkene in zicht ook als er sprake is van verhuizing naar andere regio's 3. De monitorfunctie maakt het langer en systematisch betrokkenen te kunnen volgen. De monitoring richt zich op de effecten van de gestelde veiligheidsvoorwaarden en bewaakt daarmee de focus op veiligheid gedurende het hele ketentraject tot het stabiel veilig is. Veilig Thuis heeft hiervoor gedurende de monitor periode contact met direct betrokkenen en hulpverlening. Er is ook direct contact met betrokken kinderen. 4. Veilig Thuis zet de dienst monitoring altijd in nadat een onderzoek van Veilig thuis is afgesloten of wanneer Veilig Thuis in plaats van onderzoek veiligheidsvoorwaarden heeft opgesteld en de verantwoordelijkheid voor het zicht op veiligheid is overgedragen aan de lokale of gespecialiseerde hulpverlening

153 De taak van monitoren is niet nieuw, maar zal langer èn systematischer vorm krijgen.. Alle betrokkenen worden gesproken, ook kinderen vanaf 4 jaar met de vraag of de situatie veilig is. In overleg met de hulpverlener wordt afgesproken wie hier leidend in is. In bijlage 1 is inzichtelijk gemaakt wat de effecten zijn van de aanpassingen in de werkwijze. 3.3 Handelingsprotocol De ambitie om te komen tot kwaliteitsverhoging en uniformering heeft geleid tot een actualisering van het handelingsprotocol voor Veilig Thuis. Aanleiding tot wijziging van het handelingsprotocol waren de uitkomsten van het wetenschappelijke onderzoek van het Verwey Jonkerinstituut: "Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp" (2014) en het wetenschappelijk onderzoek van het Trimbos-instituut: "Giving maltreated childeren a voice" (2014). Uit deze onderzoeken bleek geweld in de gemelde gezinnen te lang door te gaan ook na melding bij Veilig Thuis. Met veel kinderen bleek het anderhalf jaar na de melding zelfs minder goed met ze te gaan dan voor de melding. Dit heeft aanleiding gegeven de aanpak van Veilig Thuis te verbeteren. De inspectie heeft in 2016 en 2017 alle Veilig Thuis organisaties onderzocht op kwaliteit van dienstverlening en prestaties. De algemene bevindingen van de inspectie hebben het ministerie van VWS, V&J en de VNG aanleiding gegeven om advies te vragen op welke wijze de kwaliteit verbeterd kon worden. Uit dit advies kwam naar voren dat er een betere definiëring van de diensten het zicht op veiligheid beter kan borgen. En om werkelijk stabiele veiligheid voor gezinnen te bewerkstelligen, er beter en langer gemonitord moet worden. Ook de rol van vertrouwensartsen en gedragsdeskundigen diende beter geborgd te worden. Veilig Thuis Zuid Holland Zuid is in het onderzoek naar kwaliteit van dienstverlening en prestaties als kwalitatief voldoende beoordeeld. Tijdens het kwalitatieve onderzoek door de inspecties werd geconstateerd dat bij Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid de inzet en bemoeienis van vertrouwensartsen weloverwogen en sterk werd uitgevoerd. De kern van het nieuwe handelingsprotocol is dat direct betrokkene in geval van een melding, centraal staat. Het komt nu nog te veel voor dat er "over" betrokkenen wordt gesproken en niet "met". Wanneer er een melding bij Veilig Thuis komt, is in het nieuwe handelingsprotocol, het standaard uitgangspunt eerst gesprek met betrokkenen aangaan. 8

154 4 Impactanalyse van de gewijzigde meldcode De gewijzigde meldcode heeft invloed op het aantal uur en de soort activiteiten per melding. De VNG heeft daarom Q-Consult gevraagd een impactanalyse te maken naar de consequenties. Doel van deze impactanalyse was het inzichtelijk maken van de extra kosten. VNG hanteerde hierbij de volgende uitgangspunten: Impact op aantallen: Scenario Laag Scenario midden Scenario hoog Meldingen +5% +15% +25% Adviesaanvragen +5% +7% +7% 4.1 Landelijke impactanalyse vertaald naar Zuid Holland Zuid In Zuid Holland Zuid verwachten we over het eerste halfjaar 2018 ten opzichte van 2017 een toename van meldingen ten opzichte van 20.5%. We verwachten het jaar 2018 af te sluiten met een toename van 13%. Dit omdat we er vanuit gaan dat de reguliere toename in meldingen zijn hoogtepunt heeft bereikt. De geschetste ontwikkelingen ten aanzien van de gewijzigde wet Meldcode voorspellen echter een (nieuwe) toename van meldingen. Op basis van de landelijke prognose en de reguliere stijging van de afgelopen periode verwachten wij dan ook voor een toename van het aantal meldingen met 7%. Voor wat betreft de groei van adviesvragen denken wij uit te kunnen gaan van de landelijke geprognotiseerde groei van 5%. Bij alle nu volgende prognoses met betrekking tot het aantal meldingen en aantal adviesaanvragen is rekening gehouden met de uittreding van Leerdam en Zederik. Prognose groei aantallen meldingen en adviezen n.a.v. verbeterde meldcode. Prognose 2018 prognose 2019 prognose 2020 prognose 2021 prognose 2022 Melding Instroom na uittreding Zederik en Leerdam Advies Instroom na uittreding Zederik en Leerdam Beïnvloedingsmogelijkheden instroom meldingen Veilig Thuis ziet voor de Regio Zuid Holland Zuid de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op verlaging van de instroom van meldingen door de beweging meer naar voren te maken. De instroom adviezen is naar verwachting niet te beïnvloeden. In 2019 en volgende jaren investeert Veilig Thuis in de samenwerking met de jeugdteams en sociale wijkteams in Zuid Holland Zuid, zoals dat nu ook in pilot Sliedrecht vorm krijgt. In de pilot is Veilig Thuis eerder en vaak nog voor een melding door het lokale team, actief betrokken bij complexe casuïstiek. De verwachting is dat dit een afname in het totaal aantal meldingen zal laten zien. Afhankelijk van de definitieve uitkomsten van de pilot en de wijze waarop deze manier van werken ook in overige 9

155 gemeenten kan worden ingezet, breidt Veilig Thuis graag deze werkwijze in de samenwerking uit. Onze stelling is: "door vanuit Veilig Thuis de beweging naar voren te maken en vooruitlopend op een officiële melding vanuit Veilig Thuis lokale ondersteuning te bieden, neemt het aantal meldingen af". Op basis van deze stelling komen wij tot onderstaande prognose met betrekking tot de instroom. Prognose groei aantallen meldingen n.a.v. verbeterde meldcode en met meer partnerschap met lokale teams exclusief gemeenten Leerdam en Zederik. Prognose 2018 prognose 2019 prognose 2020 prognose 2021 prognose 2022 Melding instroom met meer inzet van lokale teams Melding instroom zonder inzet van lokale teams Impact op uren per activiteit van Veilig Thuis De gewijzigde wet Meldcode en de daarbij behorende actualisering van het handelingsprotocol is van invloed op de benodigde formatie/uren Veilig Thuis Zuid Holland Zuid. (Zie bijlage 1 voor een uitgebreide uitwerking van de aanpassingen in tijd per activiteit.) De activiteiten van Veilig Thuis en de inzet die voor de uitvoering van deze activiteiten nodig is, kennen van oudsher een landelijke normering. De huidige uitbreiding van de monitor taak en de wijzigingen naar aanleiding van het geactualiseerde handelingsprotocol hebben geleid tot bijstelling van de landelijke normering. Veilig Thuis Zuid Holland Zuid hanteert door efficiëntere interne procesinrichting, samenwerking met het lokale veld (jeugd- en sociale teams), samenwerking met het veiligheidshuis ZHZ en samenwerking met andere Veilig Thuis organisaties een lagere norm dan de landelijke norm. Gezien de behaalde eerdere effectiviteit in de werkprocessen ziet Veilig Thuis ook voor 2019 en volgende jaren kans om de geactualiseerde normuren voor onderzoek en monitoring te verlagen. Door gebruik te maken van functiedifferentiatie is er ook nog een positief effect op de productieve tijd van uitvoerend medewerkers te behalen. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de landelijk gehanteerde huidige en geactualiseerde normen en de normen zoals die door Veilig Thuis Zuid Holland Zuid gehanteerd worden. Effecten van verbeterde meldcode en geactualiseerd handelingsprotocol op bedrijfsvoering Veilig Thuis Zuid Holland Zuid (uitgedrukt in uren) Activiteiten norm huidig norm huidig norm nieuw norm nieuw Landelijk VT ZHZ Landelijk VT ZHZ advies en consult triage / veiligheidstaxatie en overdracht *1) dienst veiligheidsvoorwaarden en vervolghulp dienst onderzoek met verolghulp monitoring *1) huidige norm van 8 uur is ontoereikend. Feitelijk wordt nu al 12 uur voor deze dienst ingezet 10

156 5.1 Beïnvloedingsmogelijkheden op inzet van Veilig Thuis Veilig Thuis ziet een aantal beïnvloedingsmogelijkheden: Direct overdragen van meldingen die gezien de aard van de melding niet bij Veilig Thuis in behandeling komen. Dit is mogelijk door verbetering van de kwaliteit van de "warme" overdracht en door deskundigheidsbevordering te bieden aan de lokale teams. Meer inzet vanuit Veilig Thuis op ondersteuning van de lokale teams waardoor minder Veilig Thuis onderzoeken nodig zijn Onderstaand overzicht geeft de ambitie van Veilig Thuis weer op de diensten direct overdragen, overdragen met ondersteuning/veiligheidsvoorwaarden en onderzoek. Prognose verdeling ingekomen meldingen naar activiteiten van Veilig Thuis Prognose totaal aantal meldingen Percentage meldingen direct overdragen 60% 62% 65% 68% Percentage meldingen overdragen met ondersteuningstraject*1 25% 26% 26% 27% Percentage meldingen in onderzoek 15% 12% 9% 5% *1) Vanaf 2019 kent Veilig Thuis de dienst opstellen veiligheidsvoorwaarden, deze worden gerekend onder ondersteuningstraject. Ook de activiteiten in het kader van Wet tijdelijk huisverbod en crisisopvang voor volwassen worden uitgevoerd in het kader van de ondersteuningstrajecten. De realisatie van een verhouding 68% direct doorverwijzen, 27% overdragen met ondersteuning en 5% onderzoek (in 2022) is afhankelijk van de mate waarin lokale teams in staat zijn bij Veilig Thuis gemelde zaken zelfstandig te kunnen begeleiden en/of hulpverlening direct inzetbaar is. 11

157 6 Effecten beïnvloedingsmogelijkheden op benodigde formatie Bij een onveranderde instroom en een onveranderd takenpakket was voor 2019 de reguliere inzet toereikend geweest en had er op basis van de beschreven beïnvloedingsmogelijkheden ook een afname kunnen plaatsvinden in de jaren De huidige ontwikkelingen veroorzaken echter een noodzakelijke uitbreiding van de inzet vanuit Veilig Thuis. Het verminderen van de instroom van de meldingen door meer in partnerschap met lokale teams te werken en het intensiever ondersteunen van lokale teams heeft op termijn positieve gevolgen voor de benodigde inzet. Er van uitgaande dat alle onder punt 5.1 benoemde beïnvloedingsmogelijkheden realiseerbaar blijken, levert dit een benodigde inzet op primair proces zoals in onderstaand overzicht weergegeven. Prognose benodigde inzet Functie Maatschappelijk werker 33,08 38,20 39,80 39,80 36,40 Vertrouwensarts 3,78 4,00 4,00 4,00 4,00 Gedragswetenschapper 2,84 3,00 3,00 3,00 3,00 Informatieassistent 0,00 2,00 2,00 2,00 2,00 Secretariaat 5,48 8,00 8,00 8,00 8,00 Totaal primair proces 45,17 55,20 56,80 56,80 53,40 Voor het daadwerkelijk behalen van de ambitie is Veilig Thuis in belangrijke mate afhankelijk van de samenwerking met de lokale teams. Detail informatie met betrekking tot de benodigde inzet is beschreven in bijlage 2. 12

158 7 Meerjarig financieel perspectief 7.1 Beschikbare middelen Om de integratie van Veilig Thuis binnen DG&J in goede banen te leiden, maar ook vanwege de complexiteit van de uitvoering, is afgesproken dat de beschikbare middelen voor 2018 gelijk zijn aan de middelen zoals deze in 2017 werden verstrekt. Middels de P&C-cyclus wordt over de uitputting van de middelen in 2018 verantwoord. De totale omvang van de beschikbare middelen in 2018 bedraagt 5,6 miljoen. Het betreft enerzijds middelen die via de centrumgemeenten beschikbaar worden gesteld, anderzijds gaat het om de inwonerbijdrage die van gemeenten wordt ontvangen. Al eerder is afgesproken dat binnen de overhead een efficiency wordt behaald. Dit effect loopt op van in 2019 tot structureel in Tot slot heeft de uittreding van de gemeenten Leerdam en Zederik invloed op de beschikbare middelen. Dit effect is reeds in de bijdragen van zowel de middelen voor Veilig Thuis Volwassenen als Veilig Thuis Jeugd verwerkt. Hieronder is het meerjarig verloop van de beschikbare middelen weergegeven. (bedragen x 1) Bijdrage Van Veilig Thuis volwassenen Centrumgemeente Risico taxaties, huisvesting (Centrum)gemeenten Veilig Thuis Jeugd Gemeenten Efficiency overhead* Totaal * In de cijfers 2019 is de efficiency op de overhead reeds verwerkt in de bijdragen. Voor 2019 betreft het een bedrag van Hierdoor is deze niet de regel efficiency overhead weergegeven. 7.2 Financiële gevolgen De gewijzigde wet Meldcode en de daarbij behorende actualisering van het handelingsprotocol leiden ertoe dat de personele omvang van Veilig Thuis hierop aangepast moet worden. Vanuit het Rijk zijn extra middelen toegekend aan de centrumgemeenten voor de dekking van de meerkosten die zich voor doen door deze ontwikkelingen. Deze middelen zijn aan de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang toegevoegd en zijn specifiek voor Veilig Thuis bedoeld. Voor Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid betreft het de centrumgemeente Dordrecht voor de regio Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en den centrumgemeente Nissewaard voor de regio Hoeksche Waard. De huidige financiering systematiek houdt in dat voor volwassenen de benodigde middelen via een subsidieaanvraag bij de centrumgemeenten wordt opgehaald en dat voor jeugd de middelen vanuit de inwonerbijdrage wordt opgehaald. Doordat nu middelen voor zowel volwassenen als jeugd aan de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang zijn toegevoegd, leidt dit ertoe dat jeugd zowel vanuit gemeenten als jeugd wordt gefinancierd. Voor 2019 is reeds een subsidieaanvraag bij de centrumgemeenten Dordrecht en Nissewaard in gediend. 13

159 Voor 2018 was circa aan middelen beschikbaar ten behoeve van de invoering van de meldcode. DG&J heeft de noodzakelijke werkzaamheden binnen de bestaande begroting opgevangen. Deze middelen zijn dan ook niet opgehaald bij de centrumgemeenten. In onderstaande tabel zijn, voor centrumgemeenten Dordrecht en Nissewaard, de middelen die aan de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang toegevoegd weergegeven. De uittreding van de gemeenten Zederik en Leerdam leidt mogelijk tot een correctie van de beschikbare middelen. (bedragen x 1) Centrumgemeente Dordrecht Nissewaard Totaal beschikbaar Begroting De extra rijksmiddelen die de centrum gemeenten ontvangen in het kader van de aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bieden samen met de beschikbare middelen uit de begroting 2019 voor 2019 voldoende dekking voor de benodigde extra inzet. Er zal dan ook voor 2019 geen verhoging van de inwonersbijdrage gevraagd worden. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is het hebben van commitment van alle gemeenten om in samenhang met de lokale teams de instroom van meldingen te beperken. De wijze waarop in gemeenten de toegangsfunctie is belegd, betekent in veel gevallen dat lokale teams minder in staat zijn gezinnen te begeleiden of in beeld te houden. Een groot deel van de inzet gaat immers naar het diagnosticeren en op basis daarvan afgeven van beschikkingen. In de samenwerking met de lokale teams is het juist van belang dat de lokale teams meer begeleidingsmogelijkheden hebben voor die gezinnen waarbij sprake is van complexe problematiek. Het bieden van continuïteit in begeleiding is immers een belangrijke succesfactor in het voorkomen van verergering van de situatie. Mocht instroom niet beperkt kunnen worden en Veilig Thuis niet in staat worden gesteld minder onderzoek en meer ondersteuning te bieden, dan is vanaf 2020 een extra bijdrage vanuit de gemeenten onontkoombaar om uitvoering te kunnen geven aan de taakstelling Veilig Thuis ZHZ. Vanaf 2022 is de verwachting dat bij een onveranderde situatie de middelen die vanuit de (centrum)gemeenten beschikbaar zijn gesteld toereikend zijn. Voor de jaren 2020 en 2021 zullen op basis van de huidige prognose extra middelen nodig zijn ook na realisatie van de in hoofdstuk 5 en 6 gestelde ambitie van Veilig Thuis. Bij het opstellen van de begroting 2020, 2021 en 2022 wordt de benodigde omvang herijkt. (bedragen x 1) Beschikbare middelen Benodigde middelen Totaal

160 7.4 Begrotingswijziging Uitgaande van de toekenning van de beschikbare middelen van de centrumgemeenten is, in het kader van dit meerjarenperspectief het verzoek, de begroting 2019 te verhogen met

161 Bijlage 1 Impact op formatie Veilig Thuis Zuid Holland Zuid per activiteit Consequenties voor Veilig Thuis door invoering vernieuwde Meldcode Eerder en meer overleg tussen professionals en Veilig Thuis op basis van de afwegingskaders die de beroepsgroepen zelf hebben opgesteld waardoor signalen eerder en vaker in beeld komen. Het aantal meldingen bij veilig thuis over acute en structurele onveiligheid neemt toe doordat melden de professionele norm wordt. Veilig Thuis combineert de informatie uit meldingen en komt in samenspraak met de melder tot een volledige inschatting van de situatie. Een melding doen bij Veilig Thuis betekent niet altijd dat VT overneemt maar wel dat er samen gewerkt kan worden aan de veiligheid van het slachtoffer. Veilig Thuis ondersteunt indien gewenst de professionals bij het zorgen voor langdurige veiligheid. De professional die belt heeft door het afwegingskader een beter beeld waardoor samenwerken met Veilig Thuis beter vorm krijgt. VT kan bij acute en structurele onveiligheid bezien of de veiligheid langdurig wordt geborgd door het volgen van Triage wordt verrijkt met info opgehaald bij andere VT-organisaties (Radar functie): sneller beoordelen van de veiligheidssituatie en beslissen over vervolg; Meer verzoeken tot het geven van voorlichting over het volgen van de meldcode op basis van het eigen afwegingskader. Consequenties nieuwe diensten Veilig Thuis Partnerschap met betrokkenen en lokale professionals staat voorop Veilig Thuis doet samen met de melder een veiligheid taxatie, waarbij de op een veiligheidsschaal de mate van veiligheid wordt vastgesteld. Veilig Thuis spreekt eerder dan nu het geval de direct betrokkenen Veilig Thuis beoordeelt de situatie en heeft de keuze uit drie mogelijkheden o De melding wordt direct overgedragen aan de voorliggende lokale partij en daarbij wordt afgesproken welke rol Veilig Thuis wel of niet (tijdelijk) kan vervullen. o De melding wordt door Veilig Thuis opgepakt vanuit de dienst veiligheidsvoorwaarden en vervolghulp. Veilig Thuis stelt vast welke veiligheidsafspraken tenminste met het gezin gemaakt moeten worden, bespreken dit met het gezin en de hulpverlening. Hulpverlening heeft daardoor handvatten om verder met het gezin te werken het terugbrengen van de veiligheid. o De melding wordt door Veilig Thuis opgepakt vanuit de dienst onderzoek en vervolghulp. Vanuit haar monitorfunctie toetst Veilig Thuis gedurende ca anderhalf jaar of de veiligheidsvoorwaarden en de uitkomsten vanuit onderzoek leiden tot stabiele veiligheid over langere periode. Met meer contacttijd en doorlooptijd tot gevolg. 16

162 Vergelijking wijzigingen nieuwe handelingsprotocol (HP) en verbeterde meldcode (VM) Oude HP Nieuwe HP Inhoudelijke wijzigingen door wijziging verbetering HP en VM Advies/ondersteuning Advies /ondersteuning Direct betrokkenen 1. Meer adviesvragen +5% (VM) 2. Gemiddeld iets meer tijd voor extra beantwoorden beroepsgroepen + 10 minuten (VM) Advies en ondersteuning (omstanders en professionals) 1. Alle meldingen +5% (VM) 2. Tijdens triage extra tijd voor verkenning melding met alle direct betrokkenen + 1 uur) (HP) 3. Gemiddeld genomen iets meer tijd voor triage (uitgebreide informatie check, feitelijke uitvraag + 15 minuten (HP) Melding direct overdragen naar lokale veld Melding inzetten vervolgtraject interventie zonder onderzoek Melding Inzetten vervolgtraject met onderzoek Overdracht na Triage Casusoverdracht naar derden moet veiligheidstaxatie van Veilig Thuis bevatten (geen tijdseffect) (HP) Veiligheidsvoorwaarden 1. In tegenstelling tot melding; vervolgtraject zonder onderzoek spreekt Veilig Thuis bij iedere dienst veiligheidsvoorwaarden iedere betrokkenen + 4 uur (HP) 2. Opstellen veiligheidsplan verschuift meer naar de keten (geen tijdseffect) (HP) 3. Meer inzet gedragsdeskundige en vertrouwensarts vanwege meer multidisciplinaire samenwerking +25% uitbreiding Fte*1) (VM) Onderzoek Overdracht na bemoeienis Monitoren duurzame veiligheid 4. Monitoring *2)(HP) en (VM) 1. Meer inzet gedragsdeskundige en vertrouwensarts wegens meer multidisciplinaire samenwerking*1) (VM) 2. Altijd monitoren *2)(VM) 1. Contact met direct betrokkenen*2) (VM) 2. Minimaals 2x contact gedurende anderhalf jaar met alle direct betrokkenen *2)(HP) *1) Inzet vertrouwensarts en gedragsdeskundige eenmalig uitbreiden met 25% *2) totaal benodigde tijdsinvestering t.b.v. monitoring + 15 uur 17

163 Bijlage 2 Detail informatie benodigde inzet Veilig Thuis ZHZ In onderstaande overzichten is per jaar weergegeven wat de geprognotiseerde groei aan meldingen en de gewijzigde taken met bijbehorende normering tot gevolg hebben. De gestelde ambities van Veilig Thuis ZHZ zijn voor onderstaande berekening als uitgangspunt genomen. Per jaar is aangegeven hoeveel meldingen en adviezen wij verwachten en het percentage is voor de verdeling van de activiteit. Dit is vervolgens afgezet tegen de normuren per activiteit en leidt tot de benodigde operationele inzet in fte. Prognose van de benodigde inzet op basis van verlaagde instroom door stevig partnerschap met lokale teams gerelateerd aan de nieuwe normuren: 2019 na uittreding leerdam zederik en meer inzet lokaal % van totaal normuren aantal x norm uren Benodigde fte op basis meldingen per dienst van 1350 productieve uren advies 2565 meldingen 3450 Triage/direct overdragen % dienst veiligheidsvoorwaarden % dienst onderzoek en vervolg % advies Monitoring Totaal benodigde inzet 55, advies 2693 meldingen 3600 % van totaal normuren aantal x norm uren Benodigde fte op basis meldingen per dienst van 1350 productieve uren Triage/direct overdragen % dienst veiligheidsvoorwaarden % dienst onderzoek en vervolg % advies Monitoring Totaal benodigde inzet 56, advies 2828 meldingen 3500 % van totaal normuren aantal x norm uren Benodigde fte op basis meldingen per dienst van 1350 productieve uren Triage/direct overdragen % dienst veiligheidsvoorwaarden % dienst onderzoek en vervolg 315 9% advies Monitoring Totaal benodigde inzet 56,8 18

164 2022 advies 2970 meldingen 3250 % van totaal normuren aantal x norm uren Benodigde fte op basis meldingen per dienst van 1350 productieve uren Triage/direct overdragen % dienst veiligheidsvoorwaarden % dienst onderzoek en vervolg 163 5% advies Monitoring Totaal benodigde inzet 53,4 19

165 Het algemeen bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid, Gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur van 22 november 2018 B e s l u i t : 1. In te stemmen met het Meerjarenperspectief Veilig Thuis ZHZ In te stemmen met het bijgaande voorstel tot wijziging van de Begroting Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van 13 december 2018, de secretaris de voorzitter, K.J. van Hengel H. van der Linden

166 ADVIESNOTA Dordrecht, 22 november 2018 Onderwerp: GGD Benchmarkresultaten 2017 Agendapunt: 6b Geachte leden van het algemeen bestuur, Het dagelijks bestuur stelt u het volgende voor Ontwerpbesluit Kennis te nemen van de GGD Benchmarkresultaten 2017 Kern van de zaak GGD en houden zichzelf al jarenlang een spiegel voor om de kwaliteit van hun werk te monitoren en van elkaar te kunnen leren. Dit gebeurt o.a. door middel van de benchmark voor GGD en. Sinds 2012 wordt er jaarlijks door GGD-GHOR Nederland een uitvraag gedaan op basis van een aantal indicatoren. Dit jaar worden de resultaten van de benchmark voor het eerst openbaar, en wordt door middel van een rapportage een beeld gegeven van het werk van de GGD en. Op 31 oktober jl. werd de benchmark gepubliceerd op de website van GGD-GHOR Nederland. GGD Zuid-Holland Zuid scoort binnen de bandbreedte in vergelijking met de andere 25 GGD'en. Er zijn geen bijzondere afwijkingen te noemen. Op onderwerpen waarop onze GGD goed scoort blijkt dat deze aansluiten op specifieke beleidsprioriteiten van gemeenten, zoals bijvoorbeeld bij programma's over dementie. Reeds genomen besluiten GGD Zuid-Holland Zuid neemt sinds 2013 deel aan de benchmark. Argumenten Algemeen Doel van de benchmark is om als GGD-en van elkaar te leren hoe we onze taken zo efficiënt en effectief mogelijk kunnen realiseren. Ale 25 GGD'en hebben deelgenomen. GGD'en streven naar het leveren van een zo hoog mogelijke kwaliteit van publieke gezondheid en de meest effectieve en efficiënte aanpak daartoe. Om dat te kunnen realiseren is informatie nodig over de prestaties van GGD'en en handvatten om deze prestaties te verbeteren. Om klanten en belanghebbenden informatie en vertrouwen te geven en om bij te dragen aan een eenduidig beeld van waar een GGD voor staat, worden de resultaten van deze benchmark dit jaar openbaar gemaakt. In de benchmark is de naam GGD Zuid-Holland Zuid aangehouden. De benchmark geeft 'scores' aan de GGD-prestaties door middel van best practices.

167 De 25 GGD'en in Nederland zijn onderling verschillend in grote en in de uitvoering van taken. Onze GGD Zuid-Holland Zuid is een relatieve kleine GGD qua omvang en aantallen medewerkers met uiteenlopende taken. Door de onderlinge verschillen tussen de GGD'en is geen generieke duiding van best practices mogelijk. In algemene zin kan niettemin gesteld worden dat de scores voor onze GGD herkenbaar zijn en dat uitkomsten verklaarbaar zijn vanuit de historie, gekozen structuur en schaalgrootte van de organisatie. In die zin levert de benchmark geen opvallende nieuwe inzichten op. Over de GGD Zuid-Holland Zuid De benchmark laat o.i. zien dat de GGD Zuid-Holland Zuid een organisatie is waarin de verschillende GGD-functies op een niveau zijn ingevuld dat prima past binnen de bandbreedte van de landelijke gemiddelden. Er is op een enkele uitzondering na geen sprake van grote uitschieters naar boven of naar beneden. Dat is gezien waar we vandaan komen, en hoe onze GGD zich de afgelopen jaren in positieve zin heeft ontwikkeld, een herkenbaar beeld. De benchmark laat zijn dat we er als relatief kleine GGD redelijk goed in slagen om belangrijke GGD-kernfuncties op een meer dan gemiddeld (omvangs-)niveau in te vullen. Dat geldt bijvoorbeeld voor functionaliteiten als 'infectieziektebestrijding', 'technische hygiënezorg' en 'medisch milieukundigen'. Onze intensieve samenwerking met de GGD-Rotterdam Rijnmond draagt hier zeker aan bij. De benchmark laat ook zien dat we in Zuid-Holland Zuid weliswaar gemiddeld scoren op beleidsprioriteiten als 'alcoholgebruik bij jongeren' of 'overgewicht bij jongeren', maar dat er ook voldoende aanleiding is om op die onderwerpen de gezamenlijke inspanningen van gemeenten en GGD voort te zetten. Dat geldt ook voor een belangrijke indicator als 'percentage zuigelingen dat volledig heeft deelgenomen aan het Rijksvaccinatieprogramma', waarin we significant onder gemiddeld scoren. Deze uitkomst was overigens geen verrassing. Al enige tijd wordt er ingezet op beleid dat er op gericht is de vaccinatiegraad te vergroten. Er is bestuurlijk al afgesproken dat die plannen in de eerste helft van 2019 gepresenteerd zullen worden. Met een 0,93 fte. 'epidemiologie' per inwoners beschikt onze GGD over een bovengemiddelde bezetting in dit vakgebied. Dat is in lijn met het in onze beleidsplannen opgenomen speerpunt om de kennisfunctie te versterken en de GGD sterker te positioneren als kennispartner van gemeenten en andere spelers in het Netwerk. Ook voor het aantal fte. 'gezondheidsbevordering' (en budget per inwoners) geldt dat we bovengemiddeld scoren, maar dat dit tevens de reflectie is van het belang dat in onze regio aan die functie wordt gehecht. Voor bijvoorbeeld het aspect 'dementieprogramma's' geldt dat de cijfers ook daadwerkelijk laten zien dat gemeenten in Zuid-Holland Zuid hieraan nadrukkelijk prioriteit geven. Met betrekking tot het onderdeel 'bedrijfsvoering & governance' valt op dat we relatief laag scoren op de indicatoren voor wat betreft de omvang van de overhead. De hoogte van de inwonerbijdrage is bovengemiddeld. Daarbij spelen twee factoren een belangrijke rol: we zijn een relatief kleine GGD die er toch in slaagt om kernfuncties op een kwalitatief goed niveau in te vullen; en het is ook een uitdrukking van een redelijke balans tussen vaste en flexibele financiering. Bij veel GGD-en met een lagere inwonerbijdrage is er sprake van een andere verhouding tussen vaste en flexibele financiering. Tenslotte is de hoogte van ons ziekteverzuim is in deze cijfers nog zorgwekkend. Inmiddels zijn maatregelen genomen als bijvoorbeeld de inzet van de verzuimcoach en daalt dat percentage gestaag. Het hoge percentage wordt, zoals ook al gemeld in de burap veroorzaakt door het langdurig verzuim. Het kort verzuim ligt over het algemeen juist lager dan gemiddeld.

168 Kanttekeningen en risico s Doordat GGD en regionaal en lokaal maatwerk leveren, zijn niet alle 25 GGD en hetzelfde. Vanzelfsprekend zien we dit terug in deze benchmark en betekent het dat het vergelijken van de GGD en op alle cijfers niet per se mogelijk is. Getracht wordt de benchmark daarop jaarlijks te verfijnen. Kosten, baten en dekking Geen. Communicatie De benchmark is geplaatst op de website van GGD GHOR Nederland en is ook geplaatst op de eigen website van de DG&J. Vervolgprocedure Te overwegen valt om de benchmark in een volgende themabijeenkomst te agenderen voor het algemeen bestuur. Evaluatie en verantwoording De benchmark geeft als zodanig geen aanleiding tot bestuurlijke evaluatie of verantwoording. In de jaarplannen van de GGD Zuid-Holland Zuid worden de aandachtspunten uit de benchmark na analyse waar nodig omgezet in concrete actiepunten.

169

170 Dit is een uitgave van: GGD GHOR Nederland Zwarte Woud SJ Utrecht T (030) E info@ggdghor.nl , GGD GHOR Nederland. Alle rechten voorbehouden, overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding.

171 Inhoudsopgave Inleiding 5 Pijler 1: Monitoring, signalering en advisering 7 Pijler 2: Uitvoerende taken gezondheidsbescherming 15 Pijler 3: Publieke gezondheid bij incidenten, rampen en crises 21 Pijler 4: Toezicht houden 25 Veelvoorkomende taken die GGD en uitvoeren voor gemeenten: 26 - Gezondheidsbevordering 26 - Jeugdgezondheidszorg 29 - Forensische geneeskunde 34 Bedrijfsvoering en Governance 37 Lijst met afkortingen 42 GGD BENCHMARKRESULTATEN

172 4 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

173 Inleiding De 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD) in Nederland bewaken, bevorderen en beschermen de gezondheid van burgers. Daarvoor zetten de GGD en vooral in op de publieke gezondheid: maatregelen die de gezondheid van grote delen van de bevolking en risicogroepen beschermen. Dit zijn bijvoorbeeld preventieve maatregelen zoals vaccineren, de medische hulpverlening bij rampen, onderzoek naar de gezondheid van grote groepen mensen of voorlichten over gezondheidsrisico s als slechte voeding of onbeschermd vrijen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (nu Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd) concludeerde in 2016 op basis van een drietal onderzoeken dat de GGD en hun taken goed uitvoeren. De Inspectie ziet dat de GGD en gericht zijn op innovatie en het bieden van toegevoegde waarde voor burgers, gemeenten, zorgaanbieders en het Rijk. De GGD wil een betekenisvolle rol in preventie, gezondheid en veiligheid, zodat mensen zoveel mogelijk een gezond en veilig leven leiden. GGD en houden zichzelf ook al jarenlang een spiegel voor om de kwaliteit van het werk te monitoren en van elkaar te kunnen leren. Dit gebeurt door middel van de benchmark voor GGD en. Sinds 2012 wordt er jaarlijks een uitvraag gedaan op basis van een aantal indicatoren. Dit jaar worden deze resultaten voor het eerst openbaar en wordt door middel van een rapportage een beeld gegeven van het werk van de GGD en. Rijk en gemeenten samen verantwoordelijk voor publieke gezondheid De organisatie van deze publieke gezondheid is in Nederland geregeld via de Wet publieke gezondheid (Wpg). De Rijksoverheid, specifiek de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), is de eerstverantwoordelijke voor een goed functionerende infrastructuur voor publieke gezondheid. Het ministerie van VWS heeft vier taken als pijler benoemd voor de publieke gezondheid: 1) monitoring, signalering, advisering, 2) gezondheidsbescherming, 3) crisisbeheersing, 4) toezicht. Gemeenten moeten ook Jeugdgezondheidszorg aanbieden. Dit hebben de meeste gemeenten belegd bij de GGD. Regionaal en lokaal maatwerk Een belangrijk deel van de publieke gezondheid is bij de gemeenten neergelegd die daarvoor verplicht een regionale GGD in stand houden. De Wpg schrijft voor welke taken de gemeenten aan de GGD moeten toewijzen; deze taken worden landelijk uniform uitgevoerd. Dat pakket is verbonden met andere taken die de GGD en van oudsher verrichten. Zo zijn het ministerie van VWS en de gemeenten samen systeemverantwoordelijk voor de publieke gezondheid. De taken die de GGD en voor gemeenten in hun regio s uitvoeren collectief of op basis van maatwerk zijn breed en voortdurend in ontwikkeling. Naast de basistaken, kunnen de taken die de GGD en uitvoeren per regio dus variëren omdat zij inspelen op de lokale en regionale behoeften in gemeenten. Taken die GGD en uitvoeren voor gemeenten zijn bijvoorbeeld Gezondheidsbevordering en forensische geneeskunde. Instrument om van elkaar te leren Voor deze benchmark is voor alle vier de pijlers en voor de veelvoorkomende taken een aantal indicatoren geselecteerd. Zo geeft de benchmark een beeld van het werk van de GGD en. Doordat GGD en regionaal en lokaal maatwerk leveren, zijn niet alle 25 GGD en hetzelfde. Vanzelfsprekend zien we dit terug in deze benchmark en betekent het dat het vergelijken van de GGD en niet per se mogelijk is. Deze benchmarkrapportage geeft de resultaten en cijfers weer over Het rapport is ingedeeld op basis van de vier pijlers en de veelvoorkomende taken. Wat er precies wordt verstaan onder de genoemde pijlers en de veelvoorkomende taken, wordt toegelicht. Vervolgens worden de bijbehorende indicatoren en de resultaten weergegeven en waar nodig toegelicht. De lijst met indicatoren is niet uitputtend: de benchmark geeft een eerste algemeen beeld en wordt de komende jaren verder ontwikkeld. De benchmark verschijnt eens in de twee jaar. GGD BENCHMARKRESULTATEN

174 6 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

175 1. Monitoring, signalering en advisering De GGD is stevig gebouwd op vier pijlers, dat zijn de taken die alle GGD en voor gemeenten uitvoeren. Deze vier pijlers komen aan bod in de volgende hoofdstukken: 1) monitoring, signalering, advisering, 2) gezondheidsbescherming, 3) crisisbeheersing en 4) toezicht. De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving heeft berekend dat 27 procent van de ziektelast van welvaartsziekten wordt veroorzaakt door roken, alcoholgebruik, ongezonde voeding, te weinig beweging en overgewicht. Daarnaast hebben milieufactoren een negatieve invloed: zij veroorzaken 6 procent van de ziektelast (RVZ, 2011 ). Om gerichte maatregelen te nemen, is informatie nodig over de gezondheid van burgers en over de factoren die van invloed zijn op de ziektelast. Gemeenten en het Rijk hebben beide een verantwoordelijkheid voor het nemen van gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen, zoals vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). De GGD en monitoren gezondheidsrisico s in de fysieke en sociale omgeving. Deze monitoring vormt voor de GGD en de basis voor het signaleren en adviseren aan de gemeenten over het beleid voor preventie en gezondheidsbescherming. De monitoringsinformatie biedt ook een belangrijke basis voor de GGD en om gemeenten te adviseren over de aanpak van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. De GGD brengt gezondheidsproblemen op wijk- en buurtniveau in kaart, adviseert over effectieve aanpakken en legt verbindingen met partijen in relevante sectoren. In de benchmark zijn onderstaande indicatoren opgenomen die invulling geven aan de pijler monitoring, signalering en advisering. Hoewel de Omgevingswet naar verwachting in 2021 in werking treedt, is het adviseren over gezondheid in de Omgevingswet ook opgenomen. GGD en bereiden de invoering immers al actief voor. Pijler 1: Monitoring, signalering en advisering Aantal FTE epidemiologie per inwoners. Percentage overgewicht bij 10-jarigen. Percentage kinderen dat op contactmoment 13/14 jaar of klas 2 voorgezet onderwijs (PGO-2VO) rookt. Percentage kinderen dat op contactmoment 13/14 jaar of klas 2 voortgezet onderwijs (PGO-2VO) alcohol drinkt. Percentage ouderen met een goed ervaren gezondheid. Percentage van de gemeenten in de GGD regio waarbij de GGD betrokken is bij de ontwikkeling en/ of uitvoering van gemeentelijk gezondheidsbeleid? Percentage van de gemeenten in de GGD regio waarbij de GGD betrokken is bij de ontwikkeling en/ of uitvoering van de omgevingswet? Percentage gemeenten waar de doelgroep mensen met lage sociaal economische status (SES) op wijkniveau in beeld is gebracht. GGD BENCHMARKRESULTATEN

176 Aantal FTE epidemiologie per inwoners Om te kunnen voldoen aan de taken rondom monitoring, signalering en advisering is het van belang voldoende epidemiologen beschikbaar te hebben binnen de GGD. Epidemiologen richten zich op het inzichtelijk maken van prevalenties, trends en verschillen in gezondheid en factoren die gezondheid beïnvloeden. In de Wet publieke gezondheid is aangegeven dat colleges van B&W moeten zorgen voor het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking. Gemiddeld hebben GGD en 0,72 fte epidemiologie per inwoners in dienst. Er is geen norm vastgesteld voor het aantal FTE epidemiologie per GGD. Percentage overgewicht bij 10-jarigen Het onderwerp overgewicht is relevant, omdat het voorkomen, signaleren en vroegtijdig behandelen van overgewicht ernstige gezondheidsproblemen op latere leeftijd voorkomt. GGD en zien het als belangrijke opgave om overgewicht zoveel mogelijk te beperken. Dat doen GGD en door te signaleren, adviseren en via preventieprogramma s. In deze indicator is obesitas niet meegenomen omdat kinderen met obesitas direct moeten worden doorverwezen naar de huisarts of specialist om lichamelijke pathologie uit te sluiten. Zij komen dus niet in aanmerking voor een extra consult. Door het percentage overgewicht bij 10-jarigen in beeld te brengen in verloop van tijd en in vergelijking met andere GGD en kan uiteindelijk een beeld worden geschetst van de gerealiseerde gezondheidswinst. Uit deze cijfers blijkt dat de laagste score op 10,5 procent ligt en de hoogste score op 19 procent. Het gemiddelde van de 22 GGD en die hier een score hebben ingevuld is 13,73 procent. Toelichting De gegevens voor de regio Haaglanden ontbreken omdat de JGZ geen onderdeel is van GGD Haaglanden. GGD Twente heeft deze gegevens niet beschikbaar. Amsterdam 2,7 West-Brabant 1,69 Haaglanden 1 Zaanstreek-Waterland 0,93 Zuid-Holland-Zuid 0,93 Kennemerland 0,85 Hart voor Brabant 0,81 Brabant-Zuidoost 0,79 Limburg Noord 0,71 Hollands Noorden 0,66 Gelderland-Zuid 0,66 Hollands Midden 0,61 Zuid-Limburg 0,57 Noord- en Oost Gelderland 0,55 Twente 0,53 Fryslan 0,5 Zeeland 0,47 Drenthe 0,46 Groningen 0,43 Regio Utrecht 0,42 Rotterdam-Rijnmond 0,4 Flevoland 0,37 Gelderland Midden 0,36 IJsselland 0,31 Gooi en Vechtstreek 0,3 Landelijk gemiddelde 0,72 Hollands Noorden 19 Rotterdam-Rijnmond 18,1 Amsterdam 16,1 Flevoland 15,9 Zuid Holland Zuid 15,7 Zuid-Limburg 14,6 Groningen 14,4 West-Brabant 14,2 Zaanstreek-Waterland 14 Drenthe 13,6 Zeeland 13,54 Limburg Noord 13,4 Brabant-Zuidoost 13 IJsselland 13 Gelderland-Zuid 12,9 Hollands Midden 12,9 Hart voor Brabant 12,1 Noord- en Oost Gelderland 12 Gelderland Midden 11,6 Kennemerland 11 Regio Utrecht 10,6 Fryslan 10,5 Gooi en Vechtstreek 8,5 Haaglanden - Twente - Landelijk gemiddelde 13,73 0 0,5 1 1,5 2 2, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

177 Percentage kinderen dat op contactmoment 13/14 jaar of klas 2 van het voorgezet onderwijs (PGO-2VO) rookt Roken kan ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. Het onderwerp roken is voor GGD en dan ook relevant omdat het voorkomen dat mensen gaan roken en het vroegtijdig interveniëren gezondheidsproblemen kan voorkomen. GGD en zien het als belangrijke opgave om roken zoveel mogelijk te beperken. Dit doen ze door voorlichting te geven en preventieprogramma s aan te bieden. Uit onderstaande figuur blijkt dat het percentage kinderen dat rookt varieert per GGD-regio. Het landelijk gemiddelde is 1,1 procent. Het gaat om kinderen die door de Jeugdgezondheidszorg zijn gezien tijdens het contactmoment voor 13-/14-jaren en/of kinderen die in de tweede klas van het voortgezet onderwijs zitten. De wijze waarop de gegevens worden verzameld kan invloed hebben op het resultaat. Sommige cijfers komen uit anonieme bronnen en andere uit niet-anonieme, dit kan invloed hebben op het resultaat. In een anonieme vragenlijst zijn kinderen mogelijk eerlijker dan bij een niet-anonieme vragenlijst. Dit kan dus de verschillen tussen de GGD en voor een deel verklaren. Toelichting Het percentage van GGD Gelderland Midden is niet verwerkt, omdat hun meting is gedaan bij kinderen van 15 tot 16 jaar. GGD Hollands Midden meet sinds november 2017 en heeft daardoor nog geen cijfers beschikbaar kunnen stellen. De waarde van GGD Rotterdam-Rijnmond ontbreekt omdat het CJG geen onderdeel uitmaakt van de GGD. De gegevens van de regio Haaglanden ontbreken omdat de JGZ in die regio geen onderdeel is van de GGD. Groningen 2,6 Gelderland-Zuid 2,2 Kennemerland 2,1 Twente 2 Brabant Zuid-Oost 2 Gooi en Vechtstreek 1,7 Flevoland 1,7 Noord-en Oost Gelderland 1,6 Zaanstreek Waterland 1,3 Hollands Noorden 1,2 Zuid-Limburg 1 IJsselland 1 Drenthe 1 Limburg Noord 0,8 West Brabant 0,7 Hart voor Brabant 0,4 Fryslan 0,4 Amsterdam 0,4 Zeeland 0,37 Zuid-Holland-Zuid 0,3 Regio Utrecht 0,1 Gelderland-Midden - Haaglanden - Hollands Midden - Rotterdam-Rijnmond - Landelijk gemiddelde 1,1 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 GGD BENCHMARKRESULTATEN

178 Percentage kinderen dat op contactmoment 13/14 jaar of klas 2 voortgezet onderwijs (PGO-2VO) alcohol drinkt Alcoholgebruik kan tot ernstige gezondheidsproblemen leiden. GGD en vinden het een belangrijke opgave om problematisch alcoholgebruik zoveel mogelijk te beperken. Hier wordt op ingezet door middel van voorlichting en preventie. Door het voorkomen dat kinderen gaan drinken, te signaleren en vroegtijdig te interveniëren, kunnen gezondheidsproblemen voorkomen worden. Voor deze indicator is gekeken naar het alcoholgebruik in de afgelopen vier weken voor het JGZ-contactmoment bij kinderen van 13/14 jaar. Het gemiddelde van bijna 10 procent is relatief hoog te noemen, aangezien er geen alcohol verkocht mag worden aan kinderen onder de 18 jaar en zij in het openbaar geen alcohol bij zich mogen hebben. Het drinken van alcohol in de niet-publieke ruimte is niet verboden en strafbaar. Toelichting Het percentage van GGD Gelderland Midden is niet verwerkt, omdat hun meting is gedaan bij kinderen van 15 en 16 jaar. GGD Hollands Midden meet dit onderdeel sinds november 2017 en er zijn dus nog geen cijfers beschikbaar. Bij GGD Rotterdam-Rijnmond heeft het Centrum Jeugd en Gezin dit cijfer niet kunnen aanleveren. Het CJG is geen onderdeel van de GGD. De gegevens van de regio Haaglanden ontbreken omdat de JGZ in deze regio geen onderdeel is van de GGD. Twente 18 Drenthe 17,2 Gelderland-Zuid 16 Groningen 16 Noord- en Oost Gelderland 15,7 IJsselland 14,8 Flevoland 13,2 Zuid-Limburg 11,3 Zaanstreek Waterland 11 Fryslan 10,7 Gooi en Vechtstreek 9,6 Zuid-Holland-Zuid 8,6 Hollands Noorden 8,1 West-Brabant 7,3 Kennemerland 6,7 Zeeland 6,09 Brabant-Zuidoost 6 Hart voor Brabant 5,4 Limburg Noord 4,9 Regio Utrecht 3,8 Amsterdam 1,4 Haaglanden Gelderland Midden Rotterdam-Rijnmond Hollands Midden Landelijk gemiddelde 9, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

179 Percentage ouderen met een goed ervaren gezondheid Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de ouderengezondheidszorg, dit is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). In hoeverre de ouderengezondheidszorg bijdraagt aan het bevorderen van de gezondheid, kan gemeten worden door te kijken naar de ervaren gezondheid. De ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle relevante gezondheidsaspecten voor de persoon in kwestie. Deze onderliggende gezondheidsaspecten variëren per persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. In de Wpg is ook opgenomen dat gemeenten ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren op systematische wijze volgen en signaleren. Ervaren gezondheid past daar uitstekend bij. GGD en hebben weliswaar geen specifieke taak op het gebied van preventie of gezondheidsbevordering gericht op ouderen, toch is deze indicator opgenomen in de benchmark. Daar is voor gekozen omdat het aantal ouderen (65 jaar en ouder) toeneemt en het van belang is de gezondheid van deze groep te monitoren en waar mogelijk te bereiken via voorlichting en preventie. De indicator laat een gelijkmatig beeld zien waarbij meer dan de helft van de ouderen aangeeft tevreden te zijn over hun gezondheid het landelijk gemiddelde is 63 procent. Zuid-Limburg 69,4 Fryslan 68,8 Gooi en Vechtstreek 66,5 Hollands Midden 66 Hollands Noorden 65,8 Drenthe 65 Gelderland Midden 65 Twente 65 IJsselland 65 Kennemerland 65 Noord- en Oost Gelderland 65 Hart voor Brabant 63,3 Regio Utrecht 62,5 West-Brabant 62 Zeeland 62 Groningen 62 Zuid-Holland-Zuid 62 Gelderland-Zuid 61,8 Brabant-Zuidoost 61 Zaanstreek Waterland 61 Haaglanden 60,7 Limburg Noord 59 Flevoland 59 Rotterdam-Rijmond 58 Amsterdam 57 Landelijk gemiddelde 63, GGD BENCHMARKRESULTATEN

180 Percentage van de gemeenten in de GGD regio waarbij de GGD betrokken is bij de ontwikkeling en/of uitvoering van gemeentelijk gezondheidsbeleid De GGD is goed op de hoogte van de belangrijkste gezondheidsproblemen binnen de gemeente. Gemeenten kunnen deze kennis en expertise bijvoorbeeld benutten voor advies of het ontwikkelen en/of uitvoeren van gezondheidsbeleid. Uit onderstaande figuur blijkt dat het grootste gedeelte van de GGD en betrokken is bij alle gemeenten in het werkgebied waar het gaat om Gemeentelijk Gezondheidsbeleid. Percentage van de gemeenten in de GGD-regio waarbij de GGD betrokken is bij de ontwikkeling en/of uitvoering van de Omgevingswet De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit is het motto. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijke regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. Gezondheid speelt binnen de fysieke leefomgeving een belangrijke rol. GGD en kunnen daar vanuit hun kennis en expertise over adviseren. Hoewel de Omgevingswet naar verwachtging in 2021 in werking treedt, werken gemeenten en GGD en aan de voorbereiding van de invoering. Uit onderstaande figuur blijkt dat een groot deel van de GGD en al betrokken is bij de Omgevingswet. Limburg Noord 100 Flevoland 100 Haaglanden 100 Brabant-Zuidoost 100 Zaanstreek Waterland 100 Gelderland-Zuid 100 West-Brabant 100 Zeeland 100 Groningen 100 Zuid-Holland-Zuid 100 GGD Regio Utrecht 100 Hart voor Brabant 100 Drenthe 100 Gelderland Midden 100 Twente 100 Kennemerland 100 Noord- en Oost Gelderland 100 Hollands Noorden 100 Hollands Midden 100 Gooi en Vechtstreek 100 Fryslan 100 Zuid-Limburg 100 IJsselland 81,8 Rotterdam-Rijmond 50 Landelijk gemiddelde 97,27 Flevoland 100 Rotterdam-Rijnmond 100 Zaanstreek Waterland 100 Gelderland-Zuid 100 West-Brabant 100 Zeeland 100 Groningen 100 Zuid-Holland-Zuid 100 GGD Regio Utrecht 100 Drenthe 100 Gelderland Midden 100 Kennemerland 100 Noord- en Oost Gelderland 100 Hollands Noorden 100 Hollands Midden 100 Gooi en Vechtstreek 100 Fryslan 100 Zuid-Limburg 100 Twente 85,7 IJsselland 72,7 Groningen 70 Drenthe 66,7 Fryslan 62,5 Hart voor Brabant 36 Landelijk gemiddelde 91, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

181 Percentage gemeenten waar de doelgroep mensen met lage sociaaleconomische status op wijkniveau in beeld is gebracht Mensen met een lage sociaaleconomische status vormen een belangrijke doelgroep waar het gaat om het behalen van gezondheidswinst. Dit refereert aan mensen met een lage opleiding (basisonderwijs, lo, vmbo, avo, mavo) en/of mensen met een laag inkomen. Ongeveer 30 procent van de mensen in Nederland heeft een zogenoemde lage sociaaleconomische status. Hun gezondheid is over het algemeen slechter dan die van mensen met een hoge sociaaleconomische status. Mensen met een lage sociaaleconomische status kampen vaak met belemmeringen waardoor gezond leven niet boven aan de prioriteitenlijst staat. Dit kan gaan om financiële problemen, weinig ondersteuning in de sociale omgeving en ontbrekende kennis over gezond gedrag. Ook nemen zij vaker minder deel aan preventieve activiteiten. Het is belangrijk om te weten om wie het gaat, zodat de interventies op maat aangeboden kunnen worden. Het overgrote deel van de GGD en heeft deze doelgroep geheel of gedeeltelijk in beeld gebracht. Amsterdam 100 Zaanstreek Waterland 100 Brabant-Zuidoost 100 Gelderland-Zuid 100 West-Brabant 100 Zeeland 100 Groningen 100 Zuid-Holland-Zuid 100 GGD Regio Utrecht 100 Gelderland Midden 100 Kennemerland 100 Noord- en Oost Gelderland 100 Hollands Noorden 100 Haaglanden 100 Hart voor Brabant 100 Hollands Midden 100 Limburg Noord 100 IJsselland 72,7 Fryslan 62,5 Flevoland 50 Drenthe 41,67 Zuid-Limburg 22 Twente 14,3 Gooi en Vechtstreek 14,3 Rotterdam-Rijnmond 1 Landelijk gemiddelde 79, GGD BENCHMARKRESULTATEN

182 14 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

183 2. Uitvoerende taken gezondheidsbescherming Mensen nemen zelf maatregelen om zich te beschermen tegen ziekten, maar vertrouwen er ook op dat zij beschermd worden tegen risico s als de verspreiding van infectieziekten. GGD en hebben een aantal, in de Wet publieke gezondheid vastgelegd, gezondheidsbeschermende taken die om specialistische medische deskundigheid vragen. Het gaat om de uitvoeringstaak voor gemeenten op het terrein van infectieziektebestrijding, medische milieukunde en technische hygiënezorg. Binnen deze pijler zijn de volgende indicatoren opgenomen: Pijler 2: Uitvoerende taken gezondheidsbescherming Aantal FTE infectieziektebestrijding per inwoners. Aantal nieuwe tbc-gevallen per inwoners. Aantal opgespoorde latente infecties tbc (LTBI) / inwoners. Beschikbare formatie Technische Hygiënezorg (THZ) per inwoners in FTE (excl. formatie kinderopvang). Aantal FTE Medische Milieukundigen per inwoners. GGD BENCHMARKRESULTATEN

184 Infectieziektebestrijding Eén van de al eerder aangehaalde onderzoeken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg uit 2016 richtte zich op de infectieziektebestrijding. Uit eerder onderzoek bleek namelijk dat de toekomstbestendigheid aandacht nodig had omdat de infectieziektebestrijding steeds complexer wordt. Antibioticaresistentie neemt toe, net als internationale infectieziekten, zoals Ebola, MERS en nu het Zika-virus. Dit concludeerde ook GGD GHOR Nederland en de vereniging bracht aanbevelingen uit aan overheid, gemeenten en GGD en om de infectieziektebestrijding verder te versterken. Gemeenten en GGD en hebben dit opgepakt en de Inspectie stelde vervolgens in 2016 onder meer dat: De GGD en hebben een sprong voorwaarts gemaakt en hebben veel geïnvesteerd in de versterking van hun netwerk. Hierdoor zijn GGD en beter bestand tegen onverwachte gebeurtenissen zoals een grootschalige uitbraak van een infectieziekte. Aantal FTE Infectieziektebestrijding per inwoners Gemeenten moeten maatregelen nemen die ervoor zorgen dat overdracht van infectiezieken zo veel mogelijk voorkomen wordt. Daarnaast geldt een wettelijke meldingsplicht voor verschillende ziekten. Artsen en laboratoria die een dergelijke ziekte vaststellen, moeten dat aan de GGD melden. Onder infectieziektebestrijding vallen de volgende onderdelen: - Bron- en contactonderzoek. GGD en proberen de bron van de besmetting te achterhalen en contacten te beschermen. - Vaccinaties en voorschrijven van preventieve medicijnen. - Adviseren over hygiënemaatregelen. Voorlichting en adviezen geven over het voorkomen van infectieziekten. Ook wijzen GGD en op eventuele risico s van infectieziekten. - Melden van meldingsplichtige ziekten bij het RIVM. Er zijn circa 50 meldingsplichtige ziekten, bijvoorbeeld mazelen, polio, hepatitis A. - (Wetenschappelijk) onderzoek. Uit onderstaande figuur blijkt dat het gemiddelde aantal FTE infectieziektenbestrijding per inwoners gemiddeld 1,18 fte is. De verschillen worden verklaard door het gemiddeld aantal bij een GGD gemelde meldingsplichtige infectieziekten, meldingen en outbreaks. Wanneer deze hoger liggen bij een GGD-regio, zal deze GGD dus ook een hoger aantal FTE infectieziektebestrijding hebben. Rotterdam-Rijnmond 1,98 Gelderland Midden 1,68 Zuid-Holland-Zuid 1,51 Zuid-Limburg 1,5 Kennemerland 1,46 Regio Utrecht 1,45 Zeeland 1,4 IJsselland 1,21 Limburg Noord 1,21 Twente 1,18 Haaglanden 1,18 Noord- en Oost Gelderland 1,14 Hollands Noorden 1,14 Hollands Midden 1,13 Gelderland-Zuid 1,13 Drenthe 1,12 Flevoland 1,06 Groningen 1,05 West-Brabant 0,99 Fryslan 0,93 Zaanstreek-Waterland 0,87 Amsterdam 0,84 Hart voor Brabant 0,83 Brabant Zuidoost 0,8 Gooi en Vechtstreek 0,74 Landelijk gemiddelde 1,18 0 0,5 1 1, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

185 Aantal nieuwe tbc-gevallen per inwoners Tuberculose (tbc) is een infectieziekte die jaarlijks bij circa 800 mensen in Nederland vastgesteld wordt. Wereldwijd is tuberculose een groot probleem. Jaarlijks krijgen 10 miljoen mensen de ziekte en overlijden meer dan 1,5 miljoen mensen aan tbc. Tbc wordt bijna altijd overgedragen via de lucht door een patiënt met (besmettelijke) longtuberculose. Bij het hoesten worden de bacteriën vanuit de longen via kleine druppeltjes in de omgeving verspreid. Deze kleine druppeltjes kunnen bij inademing in de longblaasjes terechtkomen, waar de bacteriën kleine ontstekingshaarden veroorzaken. Vroeger werd de bacterie ook overgedragen via besmette melk van zieke koeien. Deze vorm komt vrijwel niet meer voor in Nederland nu de veestapel vrij is van deze bacterie en de melk gepasteuriseerd wordt.in Nederland wordt tbc meestal vastgesteld door longartsen, internisten en andere ziekenhuisspecialisten. GGD en zijn verantwoordelijk voor de bestrijding en doen onder andere screening van immigranten (indien zij afkomstig zijn uit een voor tbc hoog risicoland) en gedetineerden (als zij aan bepaalde risicofactoren voldoen) en bron- en contactonderzoek. Uit onderstaande tabel blijkt dat het landelijk gemiddelde van het aantal nieuwe tbc-gevallen per inwoners op 4,55 ligt. Daar waar de meeste risicogroepen wonen is het aantal nieuwe gevallen logischerwijs hoger. Aantal opgespoorde latente tbc-infecties (LTBI) per inwoners Tbc komt in Nederland, vergeleken met honderd jaar geleden, veel minder voor. Toch wordt iedere dag nog bij gemiddeld drie patiënten tuberculose vastgesteld en jaarlijks overlijden ongeveer tien mensen aan de ziekte. Daarom blijven GGD en investeren in bestrijding van tuberculose en de vroege opsporing ervan. Een latente tuberculose-infectie (LTBI) is een infectie zonder klinische, bacteriologische of radiologische aanwijzingen voor actieve tuberculose. De contacten van een tbc-patiënt worden onderzocht op besmetting. Ze krijgen hiervoor eerst een huidtest, het bekende prikje op de arm. Daarna wordt de definitieve diagnose gesteld met een bloedtest. Een belangrijke eigenschap van de tbc-bacterie is dat deze na infectie lange tijd (een mensenleven) latent aanwezig kan blijven in het lichaam. Uit onderstaande figuur blijkt dat het landelijk gemiddelde van het aantal opgespoorde latente tbc-infecties 10,55 is. De verschillen worden verklaard door het feit dat risicofactoren regionaal verschillen en omdat screening op latente infectie nog in ontwikkeling is bij GGD en. Amsterdam 11 Haaglanden 7 Zuid-Limburg 6,5 Rotterdam-Rijnmond 6,06 Flevoland 6 Brabant-Zuidoost 6 Gelderland-Zuid 5,8 Noord- en Oost Gelderland 5,24 Zuid-Holland-Zuid 4,53 Hollands Noorden 4,14 Groningen 4,1 Fryslan 4 Gooi en Vechtstreek 4 Kennemerland 4 Regio Utrecht 4 Hollands Midden 4 West-Brabant 4 Hart voor Brabant 4 Gelderland Midden 3,67 Zeeland 3,4 IJsselland 3 Limburg-Noord 3 Drenthe 2,42 Twente 2 Zaanstreek-Waterland 2 Landelijk gemiddelde 4,55 Zuid-Limburg 21 Amsterdam 20,6 Noord- en Oost Gelderland 18,53 Zaanstreek-Waterland 17 Flevoland 16 Hart voor Brabant 13 Regio Utrecht 12 Limburg-Noord 12 Gelderland-Zuid 10,9 Rotterdam-Rijnmond 10,67 Zuid-Holland-Zuid 10,67 Gooi en Vechtstreek 10 Kennemerland 10 Gelderland Midden 9,55 Drenthe 9 IJsselland 9 Twente 9 Hollands Noorden 8,59 Haaglanden 8 West-Brabant 7 Brabant-Zuidoost 6 Groningen 5,84 Hollands Midden 5 Fryslan 3 Zeeland 1,3 Landelijk gemiddelde 10, GGD BENCHMARKRESULTATEN

186 Beschikbare formatie Technische Hygiënezorg (THZ) per inwoners in FTE (exclusief formatie kinderopvang) Technische hygiënezorg (THZ) is een onderdeel van de preventieve gezondheidszorg. De technische hygiënezorg richt zich vooral op situaties waarin het van belang is het risico op overdracht van ziekmakende micro-organismen te beperken of te voorkomen en veiligheidsaspecten te beoordelen. Daarbij gaat het om situaties waar veel mensen van gemeenschappelijke of collectieve voorzieningen gebruikmaken en veelal specifieke doelgroepen die op basis van bijvoorbeeld leeftijd en gezondheid extra risico kunnen lopen op infectieziekten. De beschikbare FTE voor Technische Hygiënezorg maakt inzichtelijk hoeveel aandacht er voor THZ kan zijn. GGD en adviseren gemeenten waar toezicht op gehouden moet worden. Een GGD stelt een gemeentelijk of regionaal risicoprofiel op en op basis daarvan wordt een beleidsvoorstel voor de gemeente gemaakt. Hierin staat wat nodig is aan THZ. De THZ-taken zijn onder te verdelen in wettelijke taken en maatwerktaken. Voorbeelden van wettelijke taken zijn: - taken op basis van Wet publieke gezondheid; - inspectie Ship Sanitation; - vergunningverlening tatoeëren en piercen; - toezicht evenementen; - toezicht seksbranche; - adviestaak seksbranche; - toezicht en adviestaak asielzoekerscentra; - toezicht kindercentra; - toezicht WMO. Maatwerktaken zijn: - advies zorginstellingen; - advies voedselveiligheid; - advies rondom legionellapreventie. Afhankelijk van de aanwezigheid van bijvoorbeeld scheepvaart of asielzoekerscentra en de afspraken over maatwerktaken, is er meer of minder FTE Technische Hygiënezorg nodig. West-Brabant 0,88 Kennemerland 0,84 Amsterdam 0,83 Zuid-Limburg 0,54 Gooi en Vechtstreek 0,39 Zuid-Holland-Zuid 0,37 Limburg Noord 0,37 Zeeland 0,35 Flevoland 0,34 Hart voor Brabant 0,34 Hollands Noorden 0,27 Gelderland Midden 0,26 Haaglanden 0,21 Noord- en Oost Gelderland 0,18 Rotterdam-Rijnmond 0,17 Brabant Zuidoost 0,17 Regio Utrecht 0,13 Hollands Midden 0,11 Groningen 0,1 Fryslan 0,1 IJsselland 0,1 Gelderland-Zuid 0,08 Drenthe 0,05 Twente 0,04 Zaanstreek Waterland 0,03 Landelijk gemiddelde 0,29 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

187 Aantal FTE Medisch Milieukundigen per inwoners Medische milieukunde is een specialisme dat zich bezighoudt met de interactie tussen milieufactoren en gezondheid. Het belangrijkste doel van de medische milieukunde is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers door risico s van milieufactoren te beperken en positieve omgevingsfactoren te stimuleren. Het werkveld van de medische milieukunde is divers, zoals: leefomgeving, bodem- en waterverontreiniging, de binnenlucht van huizen, de buitenlucht, geuroverlast, geluidsoverlast, straling, chemische stoffen en veiligheid. Er is geen norm voor het aantal FTE dat nodig is in een regio. Rotterdam-Rijnmond 0,75 Amsterdam 0,6 Haaglanden 0,54 Zuid-Holland-Zuid 0,53 Groningen 0,49 Brabant Zuid-Oost 0,49 West-Brabant 0,49 Hart voor Brabant 0,49 Gelderland Midden 0,46 Zaanstreek-Waterland 0,45 Hollands Midden 0,45 Fryslan 0,44 IJsselland 0,44 Limburg Noord 0,37 Zuid-Limburg 0,36 Noord- en Oost Gelderland 0,36 Twente 0,32 Hollands Noorden 0,31 Drenthe 0,3 Gelderland-Zuid 0,3 Flevoland 0,29 Kennemerland 0,25 Zeeland 0,24 Gooi en Vechtstreek 0,1 Landelijk gemiddelde 0,41 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 GGD BENCHMARKRESULTATEN

188 20 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017 Fotografie Flashphoto NL

189 3. Publieke gezondheid bij incidenten, rampen en crises Rampen, incidenten en crises hebben een grote impact op het leven van mensen. Het kan gaan om situaties met grote aantallen gewonden en/of dodelijke slachtoffers, maar ook om vermissingen en incidenten op kleinere schaal, die een groot deel van de bevolking raken. Bij rampen en crises is er met betrekking tot de gezondheidszorg een rol weggelegd voor zowel de GGD als voor de Veiligheidsregio. De Directeur Publieke Gezondheid (DPG) is op grond van de Wpg/Wvr directeur van de GGD én GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio). De DPG heeft zodoende een verantwoordelijkheid in zowel het gezondheidsdomein als in het veiligheidsdomein. Deze benchmark gaat in op de processen in het kader van Publieke Gezondheid (de GGD-processen). Afhankelijk van de aard van het incident of crises is de GGD betrokken in het kader van infectieziektebestrijding, gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, psychosociale hulpverlening (PSH) en/of gezondheidsonderzoek na rampen. In acute situaties voert de DPG regie op deze processen en de uitvoering van de taken. Om goed voorbereid te zijn op rampen en crises is het van belang dat er aantal zaken op orde is. Deze zijn opgenomen als indicator in de benchmark voor GGD en: Pijler 3: Publieke gezondheid bij incidenten, rampen en crises Heeft de GGD samenwerkingsafspraken met ketenpartners over psychosociale hulp bij rampen? Oefent het crisisteam van de GGD minimaal twee keer per jaar hun inzet voor ten minste twee van de vier GGD processen? Heeft de GGD een procedure voor het proces leiding en coördinatie bij rampen en crisis? GGD BENCHMARKRESULTATEN

190 Samenwerkingsafspraken met ketenpartners over psychosociale hulp bij rampen Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de psychosociale hulpverlening (PSH) bij rampen, zo is vastgelegd in de Wpg. Deze taak is belegd bij de DPG. De GGD en hebben een coördinerende rol op het PSH-proces en maken samenwerkingsafspraken met ketenpartners. Psychosociale hulpverlening heeft tot doel om getroffenen, door middel van professionele begeleiding, het gevoel van zelfcontrole na een schokkende gebeurtenis terug te laten krijgen. De GGD coördineert de psychosociale hulpverlening en de taak wordt uitgevoerd door instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ), Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en Slachtofferhulp Nederland (SHN). Na een ramp is er een belangrijke rol weggelegd voor huisartsen die zorg kunnen dragen voor signalering en doorverwijzing. De Multidisciplinaire richtlijn PSH bij rampen en crises beschrijft dat voor taken die in samenwerking met anderen plaatsvinden, gezamenlijke voorbereiding nodig is. Een hulpmiddel hierbij is het PSH-model convenant voor de samenwerking tussen GGD en ketenpartners. Uit onderstaand overzicht blijkt dat alle GGD en deze samenwerkingsafspraken hebben gemaakt. Oefent het crisisteam van de GGD minimaal twee keer per jaar hun inzet voor ten minste twee van de vier GGD-processen? Door functionarissen uit het crisisteam te laten oefenen met verschillende GGD-processen (infectieziektenbestrijding, medische milieukunde, psychosociale hulpverlening en gezondheidsonderzoek na rampen), kan de werkwijze van het crisisteam eigen worden gemaakt. Dit bevordert de kwaliteit van de crisiszorg. Opleiden, trainen en oefenen is van groot belang voor functionarissen uit het crisisteam, onder meer omdat zij in het crisisteam een rol vervullen die afwijkt van hun reguliere taken. Door te oefenen kan de werkwijze van het crisisteam eigen worden gemaakt, zodat ten tijde van een crisis als vanzelfsprekend via de crisisteam structuur gewerkt wordt. Uit het onderstaande overzicht blijkt dat niet alle GGD en twee keer per jaar oefenen, sommige doen dit één keer. Zaanstreek-Waterland West-Brabant Twente Rotterdam-Rijnmond Noord- en Oost Gelderland Zuid-Holland-Zuid Zeeland Limburg Noord Kennemerland IJsselland Zuid-Limburg Hollands Noorden Amsterdam JA Hollands Middden Hart voor Brabant Brabant-Zuidoost Drenthe Flevoland Fryslan Gelderland Midden Gelderland Zuid GGD Regio Utrecht Gooi en Vechtstreek Groningen Haaglanden Zuid-Limburg Zuid-Holland-Zuid Zeeland Zaanstreek-Waterland Twente Hart van Brabant Fryslan Rotterdam-Rijnmond Limburg Noord Noord- en Oost Gelderland West-Brabant Kennemerland Amsterdam NEE IJsselland Hollands Noorden Brabant-Zuidoost Drenthe Flevoland Gelderland Midden Gelderland Zuid GGD Regio Utrecht Gooi en Vechtstreek Groningen Haaglanden Hollands Middden 22 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

191 Heeft de GGD een procedure voor het proces leiding en coördinatie bij rampen en crisis? Leiding en coördinatie is een van de vier basisvereisten crisismanagement. De overige zijn: melding en alarmering, op- en afschaling, informatiemanagement en crisiscommunicatie. Degenen die bij een ramp of crisis leiden en coördineren, moeten kritieke besluiten nemen die een grote impact kunnen hebben en mede bepalend zijn voor het verloop van een crisis. Het is daarom belangrijk dat het proces van leiding en coördinatie goed doordacht is, vastgelegd en duidelijk is voor betrokkenen. Zaanstraak-Waterland West-Brabant Twente Rotterdam-Rijnmond Noord- en Oost Gelderland Zuid-Holland-Zuid Zeeland Limburg Noord Kennemerland IJsselland Zuid-Limburg Hollands Noorden Amsterdam JA Hollands Middden Hart voor Brabant Brabant-Zuidoost Drenthe Flevoland Fryslan Gelderland Midden Gelderland Zuid GGD Regio Utrecht Gooi en Vechtstreek Groningen Haaglanden GGD BENCHMARKRESULTATEN

192 24 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

193 4. Toezicht houden Burgers maken gebruik van allerlei voorzieningen, variërend van een sporthal tot kinderdagverblijf en van tatoeageshop tot het bezoeken van een evenement. Het gebruik daarvan moet veilig zijn, daar vertrouwen mensen op. Binnen deze pijler hebben we ons beperkt tot een indicator over het toezicht kinderopvang omdat dit de grootste wettelijke toezichtstaak van de GGD en is. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen. De uitvoering van het toezicht is belegd bij de GGD. GGD-toezichthouders beoordelen de kwaliteit van de opvang, leggen dit vast in een openbaar inspectierapport en geven al dan niet een advies tot handhavend optreden richting de gemeenten. De Inspectie van het Onderwijs is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aangewezen om interbestuurlijk toezicht uit te oefenen op de manier waarop gemeenten hun wettelijke taken van toezicht op en handhaving van de kinderopvangvoorzieningen en gastouderbureaus uitvoeren. Zowel de kwaliteitseisen waaraan kinderopvangorganisaties moeten voldoen, als de rechten en plichten van de toezichthouder staan omschreven in de Wet kinderopvang plus onderhavige regelgeving (besluiten, regelingen en beleidsregels). In de Wet kinderopvang (art. 1.62) staat dat alle voorzieningen voor kinderopvang (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en gastouderbureaus) jaarlijks minimaal één keer geïnspecteerd moeten worden door een GGD-toezichthouder. In principe vindt bij iedere voorziening een jaaronderzoek plaats. Daarnaast kunnen er ook andere onderzoeken worden gehouden, zoals een nader onderzoek of een incidenteel onderzoek. Het percentage inspecties kan daardoor boven de 100 procent komen. In deze indicator zijn de gastouders buiten beschouwing gelaten. Twee regio s halen de 100 procent niet. Dit is door de Inspectie van het onderwijs ook al opgemerkt. Het is gebleken dat deze twee regio s in de laatste periode van 2017 met veel uitval te maken hebben gehad en hierdoor niet alle inspecties hebben kunnen uitvoeren. Beide regio s hebben in overleg met de onderliggende gemeenten diverse maatregelen getroffen om in 2018 wel alle verplichte inspecties uit te voeren. Amsterdam 179 Gelderland Midden 172 Flevoland 164 Drenthe 161,84 Fryslan 150,54 Gelderland-Zuid 148 Hollands Midden 147,36 IJsselland 141 Zuid-Limburg 138 Hart voor Brabant 137,65 West-Brabant 134,81 Haaglanden 131,01 Regio Utrecht 129,33 Noord- en Oost Gelderland 128 Kennemerland 125 Twente 124,91 Rotterdam-Rijnmond 124 Brabant Zuid-Oost 123,01 Groningen 122,83 Zuid-Holland-Zuid 121 Limburg Noord 100 Zaanstreek-Waterland 100 Hollands Noorden 100 Gooi en Vechtstreek 91,29 Zeeland 73 Landelijk gemiddelde 130, GGD BENCHMARKRESULTATEN

194 Veelvoorkomende taken die GGD en uitvoeren voor gemeenten Naast de basistaken van GGD en, zoals beschreven in de vier pijlers, voeren de GGD en taken uit voor de gemeenten in hun regio. Elke GGD maakt hierover afspraken met de gemeenten. Het gaat daarbij om maatwerk zodat de GGD en goed in kunnen spelen op wat nodig is in een regio. Dat betekent ook dat GGD en onderling dus verschillen. Deze benchmark gaat dan ook niet zozeer over vergelijken, maar is een instrument om van elkaar te leren. Veelvoorkomende taken die GGD en voor gemeenten uitvoeren zijn Gezondheidsbevordering, Jeugdgezondheidszorg en Forensische geneeskunde. Gezondheidsbevordering Gezondheidsbevordering is een breed onderwerp waarbij verschillende partijen betrokken zijn: GGD, gemeenten, thuiszorg, welzijnsinstellingen, sportorganisaties en scholen. Het gaat op lokaal niveau over thema s als alcohol, roken, overgewicht, bewegen en depressie. Gezondheidsbevordering betreft zowel het beïnvloeden van de omgeving als het beïnvloeden van gedrag. De adviestaken van de GGD zijn benoemd onder pijler 1 (zie pagina 6). De GGD en voeren daarnaast nog andere taken uit op het gebied van gezondheidsbevordering. Het gaat dan met name om het coördineren van samenwerkingen met meerdere partijen, bij programma s zoals Gezonde School of Gezonde Wijk en uitvoeren van door de gemeente(n) vastgestelde programma s zoals regionale alcoholprojecten. Om te duiden hoeveel FTE en budget de GGD en hebben voor dit onderwerp zijn indicatoren opgenomen in deze benchmark. Daarnaast is een indicator opgenomen over dementie, omdat dit één van de snelst groeiende ziektes is met een grote impact op de persoon en zijn of haar omgeving. Gezondheidsbevordering Aantal FTE gezondheidsbevordering per inwoners. Wat is het budget dat de GGD jaarlijks heeft voor Gezondheidsbevordering per inwoners? Bij welk percentage van de gemeenten is de GGD betrokken bij de uitvoering van programma s over dementie? 26 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

195 Aantal FTE gezondheidsbevordering per inwoners Gemeenten maken afspraken met organisaties om te werken aan gezondheidsbevordering van inwoners. Vaak doen gemeenten dit ook met GGD en, vanwege de kennis en expertise van de diensten. Per regio gaat het dus om maatwerk: wat is nodig in een regio en welke afspraken worden met de gemeentes gemaakt. Dit maatwerk zien we terug in onderstaande figuur. Het aantal FTE voor gezondheidsbevordering verschilt per GGD-regio. Naar gelang de behoefte in een regio, worden de werkzaamheden op het gebied van gezondheidsbevordering ingevuld. Zo wordt in Gelderland Zuid gewerkt aan een dekkend netwerk van Gezonde Schooladviseurs en gezondheidsmakelaars. In de regio Gelderland Midden is er geen aparte afdeling gezondheidsbevordering. Gemeenten maken gebruik van commerciële partijen voor de uitvoering van gezondheidsbevordering. Budget voor gezondheidsbevordering per inwoners Ook hier is verschil tussen de GGD en waar te nemen. Elke GGD maakt in overleg met de gemeente keuzes in de wijze waarop ze aandacht en invulling geven aan het onderwerp gezondheidsbevordering. Logischerwijs is het budget voor Gelderland Zuid hoger, aangezien zij veel investeren in gezondheidsbevordering door middel van Gezonde School en Gezondheidsmakelaars. Zoals bij de vorige indicator al aangegeven heeft GGD Gelderland Midden geen aparte tak voor gezondheidsbevordering. In Rotterdam-Rijnmond voeren de gemeente de gezondheidsbevorderende taken zelf uit en heeft de GGD geen budget voor gezondheidsbevordering. Voor GGD Haaglanden is het specifiek maken van het budget voor gezondheidsbevordering niet mogelijk, omdat de taken over verschillende organisatieonderdelen verdeeld zijn. Ook GGD Gooi en Vechtstreek is onderdeel is van een grotere regio daardoor zijn veel zaken niet meer apart voor de GGD te herleiden. Dit geldt ook voor het budget voor gezondheidsbevordering. Uit onderstaande figuur blijkt dat er gemiddeld ruim euro per inwoners beschikbaar is bij de GGD en. Dit is dus 1,14 per inwoner. Het verschil in begroting wordt dus zoals eerder al aangegeven verklaard door de wijze waarop de GGD-regio invulling geeft aan gezondheidsbevordering en of zij deze taken zelf uitvoeren of dat er andere partijen worden ingehuurd. Gelderland-Zuid 3,38 Amsterdam 2,9 Kennemerland 2,49 Zuid-Holland-Zuid 2,43 Haaglanden 2,3 Hart voor Brabant 2 Brabant-Zuidoost 2 Limburg Noord 1,3 Hollands Midden 1,29 Fryslan 1,1 West-Brabant 1,1 Noord- en Oost Gelderland 1,05 Zuid-Limburg 1,05 Zaanstreek-Waterland 1 Regio Utrecht 1 Gooi en Vechtstreek 0,9 Zeeland 0,7 Twente 0,7 Groningen 0,65 Hollands Noorden 0,65 IJsselland 0,64 Drenthe 0,64 Flevoland 0,49 Rotterdam-Rijnmond 0,4 Gelderland-Midden Landelijk gemiddelde 1,33 Gelderland-Zuid Amsterdam Brabant Zuid-Oost ,4 Kennemerland Hart voor Brabant ,4 Zuid-Holland-Zuid Regio Utrecht ,7 Limburg Noord ,7 Zaanstreek-Waterland ,8 Hollands Noorden Zeeland Hollands Midden 90529,9 West-Brabant Fryslan 85777,5 Zuid-Limburg Drenthe Noord- en Oost Gelderland Groningen 63124,1 Flevoland Twente 33391,9 IJsselland Rotterdam-Rijnmond Haaglanden Gelderland Midden Gooi en Vechtstreek Landelijk gemiddelde ,25 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3, GGD BENCHMARKRESULTATEN

196 Dementie programma s Een op de vijf mensen krijgt dementie. Bij vrouwen is de kans nog groter: een op de drie vrouwen krijgt tijdens haar leven dementie. Hoe ouder, hoe groter de kans op dementie. Boven de 90 jaar heeft maar liefst 40 procent van de mensen een vorm van dementie. Nederland telt op dit moment ruim mensen met dementie. Door de vergrijzing en het ouder worden van de bevolking zullen in 2040 ruim een half miljoen mensen lijden aan dementie. Risicofactoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van dementie zijn erfelijke factoren en leefstijl, zoals roken. Uit onderstaand overzicht blijkt dat elf GGD en betrokken zijn bij de uitvoering van programma s die zich richten op mensen met dementie of hun naasten. Tevens blijkt dat nog niet alle GGD en betrokken zijn bij dit soort programma s. Het is nog een nieuw onderwerp voor de meeste GGD en. De verwachting is dat in de toekomst meer gemeenten de keuze zullen maken om zich op deze aandoening te gaan richten en dat dit dus hoger op de agenda van de GGD zal komen te staan. Gelderland-Zuid 69 Zuid-Holland-Zuid 47 Hart voor Brabant 44 Zuid-Limburg 40 Brabant-Zuidoost 38,1 Limburg Noord 26,7 Hollands Midden 25 Noord- en Oost Gelderland 18 Fryslan 11,8 West-Brabant 11,1 Rotterdam-Rijnmond 7 Zaanstreek-Waterland Gelderland-Midden Zeeland Amsterdam Kennemerland Twente Regio Utrecht Flevoland Hollands Noorden Haaglanden IJsselland Groningen Gooi en Vechtstreek Drenthe Landelijk gemiddelde 13, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

197 Jeugdgezondheidszorg De jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft als doel om alle kinderen in gezondheid te laten opgroeien. Daarbij wordt breder gekeken dan naar alleen het kind zelf. De JGZ-medewerkers kijken ook naar de omgeving van het kind, omdat deze bepalend is voor de gezondheid en het welzijn van het kind. De JGZ is een onderdeel van de publieke gezondheid en wordt collectief aangeboden aan alle kinderen in Nederland. De JGZ heeft dan ook (bijna) alle kinderen in Nederland in beeld en biedt hen en hun ouders (voornamelijk preventieve) zorg en ondersteuning aan om gezondheidsproblemen te voorkomen dan wel tijdig te signaleren. De indicatoren over de JGZ die zijn opgenomen in de benchmark, staan in onderstaande tabel. Niet alle GGD en hebben de JGZ in eigen huis. Gemeenten zijn verplicht Jeugdgezondheidszorg aan te bieden en bepalen zelf door welke organisatie zij dit laten uitvoeren. Doordat de JGZ soms door andere organisaties wordt uitgevoerd, zijn voor die regio s geen gegevens in deze benchmark beschikbaar. Ook kan het per JGZ-organisatie verschillen aan welke leeftijdsgroep de zorg wordt aangeboden. Dit kan gericht zijn op 0- tot 4-jarigen, 4 - tot 18-jarigen of 0- tot 18-jarigen. Jeugdgezondheidszorg Percentage verwijzingen (vanuit standaard contactmoment en vanuit onderzoek op indicatie). Percentage extra contacten ten opzichte van reguliere contactmomenten. Som van het aantal FTE JGZ-artsen, JGZ-verpleegkundigen en JGZ-doktersassistenten per jeugdigen. Percentage gebruik van de meldcode kindermishandeling. Percentage zuigelingen van een specifiek geboortecohort in Nederland dat volledig heeft deelgenomen aan het Rijksvaccinatieprogramma. GGD BENCHMARKRESULTATEN

198 Percentage verwijzingen (vanuit standaard contactmoment en vanuit onderzoek op indicatie) Bij deze indicator gaat het om externe verwijzingen, dus buiten de JGZ maar binnen de jeugdketen in brede zin dus zowel psychosociaal, somatisch als ontwikkelingsproblematiek. Een vervolgcontact is het contact dat volgt naar aanleiding van een gesignaleerd probleem (door JGZ, door de ouders of door derden). Onder vervolgcontacten valt, behalve onderzoek op indicatie, bijvoorbeeld ook een telefonisch consult, een huisbezoek, een gesprek op school. De verwijzing kan ofwel naar aanleiding van somatische en/ of ontwikkelingsproblematiek maar ook naar aanleiding van psychosociale problematiek zijn. Het gaat dus om externe verwijzingen, niet binnen de GGD. Een verwijzing naar een medewerker van de JGZ van de GGD die binnen een (sociaal) wijkteam werkzaam is, wordt niet meegeteld. Verwijzingen door de logopediste worden niet meegenomen. Toelichting GGD Zuid-Holland-Zuid geeft aan geen gegevens beschikbaar te hebben. Dit geldt ook voor het CJG van GGD Rotterdam Rijnmond, het CJG is geen onderdeel van de GGD. Ook GGD Hollands Noorden geeft aan dat deze gegevens niet beschikbaar zijn. GGD Amsterdam legt uit dat er voor 2017 geen percentage te berekenen was. GGD Gooi en Vechtstreek kan deze indicator vanwege een nieuw registratiesysteem dit jaar nog niet aanleveren. Limburg Noord 14,8 Hart voor Brabant 10 Hollands Midden 7,3 West-Brabant 6,7 Gelderland Midden 6,4 Brabant Zuidoost 6 Flevoland 5,98 Gelderland-Zuid 5,81 Regio Utrecht 5 IJsselland 4,9 Zeeland 4,72 Fryslan 4,7 Zaanstreek-Waterland 4,6 Twente 4,4 Groningen 4 Zuid-Limburg 3,5 Kennemerland 3 Drenthe 2,9 Noord- en Oost Gelderland 2,89 Amsterdam Gooi en Vechtstreek Hollands Noorden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid Haaglanden Landelijk gemiddelde 5, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

199 Percentage extra contacten ten opzichte van reguliere contactmomenten Deze indicator meet het percentage extra contacten ten opzichte van de reguliere contacten van de JGZ. Daarbij gaat het om de contacten die kinderen hebben met de JGZ, buiten de reguliere contactmomenten om. Vanaf de geboorte krijgt een kind jeugdgezondheidszorg, dat begint al bij de hielprik en gehoorscreening van baby s. Tot en met de middelbare school heeft een kind contact met een jeugdarts of jeugdverpleegkundige. Daarnaast kunnen er dus extra contacten zijn, als daar volgens kind, ouders en/of professionals behoefte aan is. Het gaat dan om telefonische consulten en indicatieconsulten (indicatieconsulten die als vervolg op een standaardcontactmoment plaatsvinden, ofwel indicatieconsulten die door ouders of derden zijn aangevraagd). Som van het aantal FTE JGZ-artsen, JGZverpleegkundigen en JGZ-doktersassistenten per jeugdigen Deze indicator geeft weer hoe de verdeling van de JGZ-staf is binnen de GGD. Hierbij is onderscheid gemaakt in JGZ-artsen, verpleegkundigen en doktersassistenten. Gemiddeld hebben de GGD en 45,21 fte verpleegkundigen in dienst, 23,63 fte artsen en 14,20 fte doktersassistenten. Toelichting GGD Fryslan geeft aan dat deze gegevens niet beschikbaar zijn. De gegevens van de regio Haaglanden ontbreken omdat de JGZ in deze regio geen onderdeel is van de GGD. Artsen Doktersassistenten Verpleegkundigen West-Brabant 85,1 Zuid-Limburg 84 Gelderland-Zuid 75,38 Groningen 69,9 Hart voor Brabant 58,4 Zeeland 58,24 Rotterdam-Rijnmond 52,5 Noord- en Oost Gelderland 47,86 IJsselland 47,8 Brabant-Zuidoost 47 Flevoland 44,3 Drenthe 41 Limburg Noord 39,5 Hollands Midden 38 Gooi en Vechtstreek 37,5 Kennemerland 36 Zaanstreek-Waterland 34,1 Regio Utrecht 29,4 Amsterdam 26,6 Gelderland Midden 25,8 Hollands Noorden 23,3 Twente 20 Fryslan Haaglanden Landelijk gemiddelde 45,69 Limburg Noord 117,43 Amsterdam 113,56 Rotterdam-Rijnmond 113,31 Zeeland 109,06 Regio Utrecht 105,02 Zuid-Holland-Zuid 102,5 Hollands Noorden 98,51 Fryslan 97,52 Zaanstreek-Waterland 97,5 Groningen 90,81 Gooi en Vechtstreek 89,2 Twente 87,89 Hart voor Brabant 86,56 Gelderland Midden 86,5 IJsselland 81,91 Hollands Midden 81,17 Gelderland-Zuid 74,29 Drenthe 66,43 Kennemerland 65,6 Brabant-Zuidoost 60 West-Brabant 56,2 Flevoland 49,37 Noord- en Oost Gelderland 35,59 Zuid-Limburg 33,3 Haaglanden 0 Landelijk gemiddelde 83, GGD BENCHMARKRESULTATEN

200 Percentage gebruik van de meldcode kindermishandeling De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is een stappenplan waarin staat hoe bijvoorbeeld een huisarts, kinderopvangmedewerker, leerkracht of hulpverlener moet omgaan met het signaleren en melden van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij vermoedens van kindermishandeling treedt de meldcode in werking. Dit kan in sommige digitaal dossiers wel vastgelegd worden (zoals mlcas) maar in andere niet. Als tweede stap dient overlegd te worden wordt met de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en Veilig Thuis. Mede op basis daarvan wordt besloten of hulp georganiseerd wordt of dat gemeld wordt bij het Veilig Thuis. Uit onderstaande figuur komt naar voren dat slechts een klein deel van de GGD en met de meldcode werkt. Dit geeft een vertekend beeld aangezien men wel werkt met de meldcode, maar dat bij een aantal GGD-en nog geen geautomatiseerde registratie van individuele gevallen plaatsvindt, wel handmatige registratie. Die is echter niet zonder veel extra werk uit de registratie te halen. Er wordt door de GGD en gewerkt aan het aanpassen van de systemen zodat deze indicator bij de volgende benchmark een beter beeld zal geven. Zaanstreek-Waterland 1,7 Noord- en Oost Gelderland 1,6 Groningen 0,44 Zuid-Limburg 0,4 Gelderland-Zuid 0,26 Regio Utrecht 0,23 IJsselland 0,2 Gelderland Midden 0,13 Zeeland 0,11 Fryslan 0,09 Hollands Midden 0,07 West-Brabant 0,04 Hart voor Brabant 0,01 Haaglanden Limburg Noord Brabant-Zuidoost Zuid-Holland-Zuid Rotterdam-Rijnmond Hollands Noorden Kennemerland Gooi en Vechtstreek Twente Drenthe Amsterdam Flevoland Landelijk gemiddelde 0,38 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 1,4 1,6 1,8 32 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

201 Percentage zuigelingen dat volledig heeft deelgenomen aan het Rijksvaccinatieprogramma De hoofddoelstelling van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is het voorkómen van ziekte en sterfte, door te vaccineren. Het collectieve programma is werkzaam op twee niveaus: individuele bescherming en groepsbescherming om epidemieën te voorkomen. Het aanbieden van vaccinaties in het kader van het RVP is een taak van de jeugdgezondheidszorg volgens de Wpg (artikel 5c). In deze indicator wordt het aantal kinderen dat alle vaccinaties volgens het RVP-schema toegediend heeft gekregen voor het bereiken van de leeftijd van twee jaar, en daarmee de basisimmuniteit heeft bereikt afgezet tegen het totaal aantal kinderen tot twee jaar in de specifieke regio. Om een hoge vaccinatiegraad te kunnen bereiken dient onder andere de samenwerking en coördinatie tussen de uitvoerende partijen goed te verlopen. Bij de uitvoering van het RVP zijn meerdere partijen betrokken: thuiszorgorganisaties, GGD en, Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), verloskundige hulpverleners, kinderartsen en huisartsen. Het RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) voert de centrale regie, evaluatie en communicatie in opdracht van het ministerie van VWS. Regionale Coördinatie Programma s (RCP) coördineert en heeft medisch toezicht op de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma. De hieronder weergegeven percentages zijn afkomstig van het RIVM en worden beschikbaar gesteld via de website van het CBS: Statline Uit de resultaten uit 2017 blijkt dat de vaccinatiegraad gemiddeld 90,1 procent is. Een deel van het verschil in vaccinatiegraad kan worden verklaard doordat sommige regio s worden gekenmerkt door een hoge mate van inwoners met een (geloofs)overtuiging, waarbinnen vaccinatie niet altijd past. Vaccinatie is sowieso een onderwerp dat de laatste periode onderwerp is voor veel discussie. Er is een groep in de samenleving die vaccinatie ter discussie stelt wat gevolgen kan hebben voor vaccinatiegraad en dus de bescherming tegen ziektes. Voor bijvoorbeeld mazelen is er volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie een percentage van 95 procent gevaccineerde kinderen nodig om groepsimmuniteit te garanderen. Ook voor andere ziektes geldt een ondergrens voor groepsbescherming. Hart voor Brabant 94,6 Twente 93,4 Limburg Noord 93 West-Brabant 93 Brabant Zuidoost 92,7 Groningen 92,6 IJsselland 92,5 Rotterdam-Rijnmond 92,5 Fryslan 92,5 Gooi en Vechtstreek 92,4 Hollands Noorden 91,9 Hollands Midden 91,8 Regio Utrecht 91,7 Zaanstreek-Waterland 91,6 Haaglanden 91,6 Zuid-Limburg 90,7 Drenthe 90,6 Kennemerland 90,3 Noord- en Oost Gelderland 90,1 Gelderland-Zuid 89,1 Zuid-Holland-Zuid 88,5 Amsterdam 88,1 Flevoland 88,1 Gelderland Midden 86,5 Zeeland 84,4 Landelijk gemiddelde 90, GGD BENCHMARKRESULTATEN

202 Forensische geneeskunde De meeste GGD en in Nederland hebben Artsen Maatschappij en Gezondheid die forensisch geneeskundige taken uitvoeren. Forensische of gerechtelijke geneeskunde is de tak van geneeskunde die medische kennis toepast ten behoeve van rechtszaken en justitieel onderzoek. Het is een vorm van forensisch onderzoek. Het vak wordt uitgeoefend door de forensisch arts, ook wel forensisch geneeskundige of gemeentelijk lijkschouwer genaamd. Die laatste benaming dekt eigenlijk de lading niet, omdat de uitwendige lijkschouw slechts één van de deeltaken is van de forensisch arts. Het specialisme omvat vier onderdelen: medische zorg, medische advisering, sporenonderzoek en lijkschouw. Het eerste onderdeel richt zich vooral op de medische behandeling van de verdachte, arrestant of gevangene, de andere onderdelen zijn vooral gericht op het opsporen van (strafbare) feiten. In deze benchmark zijn twee indicatoren opgenomen die gaan over de betrokkenheid van de GGD bij de lijkschouw. Volgens de wet moet elke overledene geschouwd worden door een arts. De lijkschouw is gericht op het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een natuurlijke, dan wel een niet-natuurlijke dood. De lijkschouw moet in beginsel worden verricht door de behandelend arts. Om de lijkschouw te mogen verrichten hoeft de arts de patiënt niet bij leven te hebben behandeld. Ook dienstdoend artsen mogen als behandelend arts optreden in de zin van de Wet op de lijkbezorging. Na de melding van een overlijden wordt voor zover andere dringende werkzaamheden dat toelaten zo spoedig mogelijk geschouwd. De arts vormt zich tijdens de lijkschouw een oordeel over de aard van het overlijden. Dit oordeel wordt gebaseerd op informatie over de toedracht verkregen van omstanders en nabestaanden, onderzoek van de omgeving, onderzoek van het lichaam van de overledene en, indien noodzakelijk, gegevens uit het patiëntendossier. Is de overledene minderjarig, dan overlegt de behandelend arts altijd met de gemeentelijk lijkschouwer. Is de arts overtuigd van een natuurlijke dood, dan geeft hij een verklaring van overlijden en een doodsoorzakenverklaring af. Bij een niet-natuurlijke dood, of twijfel aan de natuurlijke aard van het overlijden, schakelt de arts direct de gemeentelijk lijkschouwer in. De richtlijn geeft aan wanneer en hoe de behandelend arts samenwerkt met de gemeentelijk lijkschouwer en de politie. Forensische geneeskunde Aantal lijkschouwingen (door de GGD) per inwoners exclusief euthanasie. Aantal lijkschouwingen na euthanasie (door de GGD) per inwoners. 34 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

203 Aantal lijkschouwingen (door de GGD) per inwoners exclusief euthanasie Aantal lijkschouwingen na euthanasie (door de GGD) per inwoners Toelichting GGD Zaanstreek Waterland en GGD Zuid-Holland-Zuid voeren geen lijkschouwingen uit. Toelichting GGD Zaanstreek Waterland en GGD Zuid-Holland-Zuid voeren geen lijkschouwingen uit. Amsterdam 96 Gooi en Vechtstreek 80 Hollands Noorden 76 Zuid-Limburg 72,82 Limburg Noord 71 Gelderland-Zuid 71 Rotterdam-Rijnmond 67 Haaglanden 65 Drenthe 61 IJsselland 60,14 Kennemerland 60 West-Brabant 60 Twente 59 Groningen 58,4 Fryslan 58 Noord-en Oost Gelderland 57 Hollands Midden 55,9 Hart voor Brabant 54 Gelderland Midden 53,2 Brabant-Zuidoost 53 Zeeland 49,8 Regio Utrecht 47 Flevoland 36,3 Zaanstreek-Waterland Zuid-Holland-Zuid Landelijk gemiddelde 61,81 Gooi en Vechtstreek 70 Hollands Noorden 61 Amsterdam 55 Kennemerland 52 Zuid-Limburg 50,99 Limburg Noord 44 West-Brabant 43 Twente 41 Gelderland-Zuid 40 Brabant-Zuidoost 39 Fryslan 38 Drenthe 38 Haaglanden 38 Hollands Midden 37,3 Regio Utrecht 37 Groningen 34,6 Hart voor Brabant 34 Zeeland 31,4 Geldeland Midden 31,15 Flevoland 31,1 Noord- en Oost Gelderland 31 Rotterdam-Rijnmond 28 IJsselland 26,9 Zaanstreek Waterland Zuid-Holland-Zuid Landelijk gemiddelde 40, GGD BENCHMARKRESULTATEN

204 36 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

205 Bedrijfsvoering en Governance Deze laatste categorie van benchmarkindicatoren laat zien hoe de resultaten van de GGD en zijn op het gebied van bedrijfsvoering en Governance. De indicatoren die binnen dit onderwerp zijn uitgevraagd hebben betrekking op de wijze waarop de verschillende GGD en hun overhead hebben ingericht, wat de gemiddelde leeftijd van het directe personeel is en ook wordt weergegeven hoe hoog het ziekteverzuim is binnen de sector. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de inwonerbijdrage per GGD en hoe de verhouding is van de vaste en variabele financiering per GGD. De laatste indicator die is geselecteerd gaat over de Governancecode. Deze verzameling van indicatoren geeft een beeld van de sector, zowel wat betreft het personeel als de financiën. Bedrijfsvoering & Governance Som van het aantal FTE P&O, FC en Management op het totale aantal FTE (%). Gemiddelde leeftijd direct personeel. Percentage ziekteverzuim. Inwonerbijdrage. Verhouding vast ten opzichte van variabele financiering van de GGD. Gebruikt u GGD de governancecode van de DPG? GGD BENCHMARKRESULTATEN

206 Som van het aantal FTE P&O, FC en Management op het totale aantal FTE (%) Deze indicator laat de verdeling van het aantal FTE zien van de verschillende overheadtaken binnen de GGD en. Het gaat hierom het percentage overhead verdeeld in Personeel & Organisatie, Finance & Control en management van het totale aantal FTE dat in dienst is van de GGD. Toelichting Bij GGD Rotterdam-Rijnmond zijn de taken belegd binnen de gehele gemeentelijke organisatie, waardoor deze niet apart zijn te herleiden. GGD Gooi en Vechtstreek is onderdeel van een grotere regio en zodoende zijn deze gegevens ook niet herleidbaar. Gemiddelde leeftijd direct personeel Uit onderstaand overzicht blijkt dat de gemiddelde leeftijd van de GGD-medewerkers 47,5 jaar is. Het landelijk gemiddelde van de gehele beroepsbevolking in Nederland is 42 jaar. Er zijn geen grote verschillen waar te nemen tussen de verschillende regio s. Voor de GGD en is het van belang om na te denken over het arbeidsmarktbeleid. De verwachting is dat over ongeveer 15 jaar een grote uitstroom van medewerkers zal plaatsvinden. FC Management P&O IJsseland 10,73 Kennemerland 10,64 Regio Utrecht 10,29 Zuid-Limburg 10,2 Noord- en Oost Gelderland 10,07 Brabant-Zuidoost 9,06 Amsterdam 8,94 Flevoland 8,46 Gelderland-Zuid 8,39 Twente 7,87 Zaanstreek-Waterland 7,61 Limburg Noord 7,27 Hollands Midden 7,25 Haaglanden 6,65 Zuid-Holland-Zuid 6,59 Hart voor Brabant 6,41 Drenthe 6,1 Gelderland Midden 5,9 Groningen 5,48 West-Brabant 4,9 Zeeland 4,86 Hollands Noorden 4,76 Gooi en Vechtstreek 0 Rotterdam-Rijnmond 0 Landelijk gemiddelde 7,61 Zeeland 49,67 IJsselland 49,45 Gelderland-Zuid 49 West-Brabant 49 Groningen 48,9 Limburg Noord 48,85 Fryslan 48,7 Hollands Midden 48,5 Twente 48,2 Kennemerland 48,1 Gelderland Midden 48 Noord- en Oost Gelderland 48 Drenthe 48 Zuid-Holland-Zuid 47,6 Zaanstreek Waterland 47,37 Regio Utrecht 47 Hollands Noorden 46,79 Brabant-Zuidoost 46,2 Haaglanden 46 Zuid-Limburg 46 Amsterdam 44 Flevoland 41 Rotterdam-Rijnmond Gooi en Vechtstreek Landelijk gemiddelde 47, GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

207 Percentage ziekteverzuim Deze indicator meet ziekteverzuimpercentage aan de hand van de CBS-definitie: het aantal verzuimde kalenderdagen (inclusief weekenden) in de observatieperiode, gedeeld door de personeelsomvang (in voltijdequivalenten), vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de observatieperiode. Het ziekteverzuim is inclusief verzuim langer dan één jaar en exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het landelijk gemiddelde van de GGD en is 5,4 procent. In Nederland was het ziekteverzuimpercentage over de gehele beroepsbevolking 4 procent (CBS, 2018). Inwonerbijdrage in euro s In deze indicator wordt de bijdragen van de gemeente aan de GGD gedeeld door het aantal inwoners in het werkgebied. Het gaat hierbij om de bijdragen voor het basispakket, inclusief de Jeugdgezondheidszorg, exclusief de bijdrage voor de GHOR. Met deze indicator wordt dus aangegeven wat de gemeente per inwoner betaalt aan de GGD. Toelichting De waarde van GGD Haaglanden ontbreekt omdat de GGD binnen de gemeentelijke organisatie opereert, en het daarom niet mogelijk is om een berekening te maken van de inwonerbijdrage. Zuid-Holland-Zuid 7,7 Hollands Noorden 7,33 Kennemerland 7,23 Drenthe 7,15 Fryslan 6,44 Gelderland-Zuid 6 Brabant-Zuidoost 5,88 IJsselland 5,61 Zuid-Limburg 5,4 Regio Utrecht 5,13 Hollands Midden 5,1 Hart voor Brabant 5,1 Zaanstreek-Waterland 5,04 Flevoland 4,95 Zeeland 4,89 West-Brabant 4,86 Amsterdam 4,8 Haaglanden 4,67 Limburg Noord 4,65 Gelderland Midden 4,5 Groningen 4,45 Noord- en Oost Gelderland 4,07 Twente 3,48 Rotterdam-Rijnmond Gooi en Vechtstreek Landelijk gemiddelde 5,41 Amsterdam 60,5 Zuid-Holland-Zuid 35,88 Zeeland 34,44 Frysland 32,13 Hollands Noorden 32,12 Hollands Midden 31,69 Zaanstreek-Waterland 31,06 Limburg Noord 31,05 IJsselland 30,73 Gelderland-Zuid 30,62 Twente 29,4 Hart voor Brabant 28,98 Drenthe 27,9 Groningen 25,99 West-Brabant 24,51 Kennemerland 21,53 Flevoland 17,38 Zuid-Limburg 16,57 Brabant-Zuidoost 15,56 Noord- en Oost Gelderland 14 Gelderland Midden 12,84 Regio Utrecht 9,8 Rotterdam-Rijnmond 6,51 Gooi en Vechtstreek 5,59 Haaglanden Landelijk gemiddelde 25, GGD BENCHMARKRESULTATEN

208 Verhouding vast ten opzichte van variabele financiering van de GGD GGD en worden gefinancierd uit verschillende bronnen. Een deel van de financiering is vast en een deel variabel. In deze indicator wordt weergegeven hoe hoog het vaste deel van de financiering is per GGD. In het kader van het monitoren van het risico dat de GGD loopt, is het relevant te volgen of het aandeel structurele inkomsten van de GGD hetzelfde blijft, of kleiner wordt. Uit deze tabel blijkt dat het verschil tussen de verschillende GGD en behoorlijk groot is. Gemiddeld bestaat iets meer dan de helft (54,15%) van de begroting van de GGD uit vaste financiering. Toelichting De waarde van GGD Haaglanden ontbreekt omdat de GGD binnen de gemeentelijke organisatie opereert, en het daarom niet mogelijk is om een juiste berekening te maken van de vaste ten opzichte van de variabele financiering. Gebruikt de GGD de model governancecode van GGD GHOR Nederland De Directeur Publieke Gezondheid (DPG) is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de governancecode. Zij gaan binnen hun regionale setting (de gemeenschappelijke regeling) hierover het gesprek aan met hun bestuur. Het doel is draagvlak te organiseren voor de door de DPG en afgesproken principes en te komen tot een regionaal vastgestelde governancecode. De DPG stelt zijn bestuur in staat regionale wensen te formuleren met betrekking tot de governance. En de DPG stelt zijn bestuur en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in staat te toetsen of er wordt gewerkt volgens de governancecode. De DPG en bespreken gezamenlijk tenminste tweejaarlijks of de modelgovernancecode nog adequaat is en voldoende uitnodigt tot reflectie. De modelgovernancecode is eind 2017 vastgesteld in de DPG-raad. Deze vaststelling vond plaats kort voor het moment van meting voor de benchmark en inmiddels zijn alle GGD en aan de slag met de governancecode. Limburg Noord 80 Fryslan 79,61 Rotterdam-Rijnmond 75 Twente 74 Zuid-Holland-Zuid 74 IJsselland 71 Gooi en Vechtstreek 64 Hollands Noorden 62,5 Zeeland 62 Noord- en Oost Gelderland 57 Drenthe 56,55 Hollands Midden 54 Hart voor Brabant 52 Gelderland-Zuid 51 West-Brabant 50,77 Groningen 47 Amsterdam 46,9 Zaanstreek-Waterland 46 Kennemerland 43,04 Gelderland Midden 43 Brabant-Zuidoost 31 Regio Utrecht 30 Flevoland 25 Zuid-Limburg 24,3 Haaglanden Landelijk gemiddelde 54,15 Noord- en Oost Gelderland Hart voor Brabant Groningen Gooi en Vechtstreek Fryslan Flevoland Drenthe Brabant-Zuidoost Amsterdam Zuid-Limburg Rotterdam Rijnmond Ziud-Holland Zuid Zeeland Gelderland Midden NEE JA Zaanstreek-Waterland Gelderland Zuid GGD Regio Utrecht Haaglanden Hollands Middden Hollands Noorden IJsselland Kennemerland Limburg Noord Twente West Brabant GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

209 GGD BENCHMARKRESULTATEN

210 Lijst met afkortingen DPG GGD GHOR GOR GGZ IGJ IZB JGZ MMK PSH SES TBC THZ VWS Directeur Publieke Gezondheid Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Gezondheidsonderzoek bij rampen GGZ Geestelijke Gezondheidszorg Geestelijke Gezondheidszorg Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd Infectieziektebestrijding Jeugdgezondheidszorg Medische Milieukunde Psychosociale Hulpverlening Sociaaleconomische status Tuberculose Technische Hygiënezorg Volksgezondheid, Welzijn en Sport 42 GGD BENCHMARKRESULTATEN 2017

211

212

213

214

215

Donderdag 7 februari 2019, uur tot uur, DG&J, Karel Lotsyweg 40 te Dordrecht, vergaderkamer 4.06

Donderdag 7 februari 2019, uur tot uur, DG&J, Karel Lotsyweg 40 te Dordrecht, vergaderkamer 4.06 Aan de leden van het algemeen bestuur van de GR Publieke Gezondheid en Jeugd Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van het algemeen bestuur op Donderdag 7 februari 2019, 13.30 uur tot 16.00 uur, DG&J,

Nadere informatie

Nota van reactie zienswijzen begrotingswijziging Veilig Thuis en crisisdienst 2017

Nota van reactie zienswijzen begrotingswijziging Veilig Thuis en crisisdienst 2017 Nota van reactie zienswijzen begrotingswijziging Veilig Thuis en crisisdienst 2017 Alblasserdam Kan zich vinden in voorgestelde begrotingswijziging. - (18 april 2017) Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Keurt

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.18.1567 *B.18.1567* Landgraaf, 2 september 2018 ONDERWERP: 1e begrotingswijziging 2019 GGD Zuid Limburg Raadsvoorstelnummer:

Nadere informatie

Begrotingswijziging Avres 2016

Begrotingswijziging Avres 2016 Begrotingswijziging Avres 1 Voorwoord: Inleiding: Bijgaand treft u de swijziging over aan van de Gemeenschappelijke Regeling Avres. Overeenkomstig de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Besluit om:

Raadsvoorstel. Besluit om: Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering 21 november 2018 Portefeuillehouder Mw. C. Kreuk-Wildeman Begrotingsprogramma Sociaal Domein (Programma 2) Onderwerp 2 e begrotingswijziging 2018 Veilig Thuis

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 28 oktober 2011

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 28 oktober 2011 Aan de leden van het algemeen bestuur van Regio Zuid-Holland Zuid Agendapunt 5 Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 28 oktober 2011 Onderwerp Bijlage(n) Behandeld door/tel.nr. Kaders gunning invoering en exploitatie

Nadere informatie

GGD Drenthe} College van burgemeester en wethouders van de Drentse gemeenten/ Leden van de Drentse gemeenteraden

GGD Drenthe} College van burgemeester en wethouders van de Drentse gemeenten/ Leden van de Drentse gemeenteraden GGD Drenthe} Bezoekadres Mien Ruysweg 1 9408 KA Assen Postadres Postbus 144 9400 AC Assen College van burgemeester en wethouders van de Drentse gemeenten/ Leden van de Drentse gemeenteraden O 0592-30 63

Nadere informatie

Begroting 2016 Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid

Begroting 2016 Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid Begroting 2016 Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid Presentatie Alblasserwaard Vijfheerenlanden 15 april 2015 Inhoud Missie en werkgebied Hoofdtaken Bestuurlijke aansturing Sturing en verantwoording Financiële

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.16.0984 B.16.0984 Landgraaf, 23 mei 2016 ONDERWERP: Vaststellen zienswijze raad van begroting GGD Zuid Limburg 2017 Raadsvoorstelnummer:

Nadere informatie

1 e Bestuursrapportage 2017

1 e Bestuursrapportage 2017 1 e Bestuursrapportage 2017 1 Inhoud 1 Inhoudelijke toelichting... 1 2 Programma verantwoording financieel... 5 2.1 Financieel overzicht... 5 2.2 Toelichting... 5 2.3 Prognose... 6 3 Bedrijfsvoering...

Nadere informatie

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Factsheet verbonden partijen Versie ten behoeve van de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Factsheet verbonden partijen Versie ten behoeve van de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Factsheet verbonden partijen Versie ten behoeve van de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Versie mei 2017 Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland

Nadere informatie

Doetinchem, 23 mei 2018

Doetinchem, 23 mei 2018 Aan de raad AGENDAPUNT NR. 5.4 ALDUS VASTGESTELD 31 MEI 2018 Jaarstukken 2017 en concept- Programmabegroting GGD NOG 2019 Te besluiten om: 1. Kennis te nemen van de voorlopige jaarstukken 2017 van GGD

Nadere informatie

Raadsvoorstel Besluit om: Inleiding

Raadsvoorstel Besluit om: Inleiding Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering 19 juni 2019 Portefeuillehouder C. Kreuk - Wildeman Begrotingsprogramma 2 Sociaal Domein Verbonden partijen Onderwerp Zienswijze op concept-begroting 2020 GGD

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

Aan de raad van de gemeente Lingewaard Aan de raad van de gemeente Lingewaard Onderwerp Portefeuillehouder Gevolgen septembercirculaire 2018 voor de gemeente Lingewaard H.W.M. Witjes Beslispunten Kennis te nemen van de gevolgen van de septembercirculaire

Nadere informatie

AAN DE AGENDACOMMISSIE

AAN DE AGENDACOMMISSIE AAN DE AGENDACOMMISSIE Agenda: 8-6-2017 Franeker, 18-4-2017 Onderwerp Concept begroting 2018 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân (Dienst) Portefeuillehouder Wethouder T. Twerda Doel

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.18.0729 B.18.0729 Landgraaf, 19 april 2018 ONDERWERP: Zienswijze Begroting 2019 en meerjarenraming 2020-2022 GR WOZL PROGRAMMA

Nadere informatie

26 oktober Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid

26 oktober Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid 26 oktober 2016 Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid Programma Tekst 1) Inleiding en welkom door Jolanda de Witte (regionaal portefeuillehouder Jeugd) doel is ophalen en discussie Nu met vertegenwoordiging vanuit

Nadere informatie

Bijlage 1 Gegevens per

Bijlage 1 Gegevens per Bijlage 1 Gegevens per gemeente Demografische kenmerken Aantallen jeugdigen en groene druk Toelichting:groene druk is het percentage jeugd tot 18 jaar ten opzichte van de totale bevolking Bron: CBS Tabel

Nadere informatie

Concept Raadsvoorstel 2 e herijking deelbegroting Jeugdhulp 2017 en 1 e herijking deelbegroting jeugdhulp 2018 Regio Hart van Brabant

Concept Raadsvoorstel 2 e herijking deelbegroting Jeugdhulp 2017 en 1 e herijking deelbegroting jeugdhulp 2018 Regio Hart van Brabant Concept Raadsvoorstel 2 e herijking deelbegroting Jeugdhulp 2017 en 1 e herijking deelbegroting jeugdhulp 2018 Regio Hart van Brabant Aanleiding Het Algemeen Bestuur van de GR Hart van Brabant legt voor

Nadere informatie

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 1 november 2016 Corr. nr.:

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 1 november 2016 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 1 november 2016 Corr. nr.: 2016.29266 Onderwerp : Voorstel inzake herijkte begroting 2016 regio Hart van Brabant Programma : 2. Welzijn,

Nadere informatie

Bijlage 1: Analyse jeugdhulp Zuid-Holland Zuid

Bijlage 1: Analyse jeugdhulp Zuid-Holland Zuid Bijlage 1: Analyse jeugdhulp Zuid-Holland Zuid 2015-2017 Inleiding Deze analyse gaat in op de kostenontwikkeling 2015-2017. De kostenontwikkeling wordt gerelateerd aan het aantal jeugdigen en de analyse

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING PUBLIEKE GEZONDHEID & ZORG GRONINGEN ALGEMEEN BESTUUR 15 december 2017

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING PUBLIEKE GEZONDHEID & ZORG GRONINGEN ALGEMEEN BESTUUR 15 december 2017 GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING PUBLIEKE GEZONDHEID & ZORG GRONINGEN ALGEMEEN BESTUUR 15 december 2017 Agendapunt 5.a Bijstelling begroting PG&Z 2017 Op 8 juli 2016 is de beleids- en financiële begroting 2017

Nadere informatie

OplegvelRaadsvoorstel inzake de financiele verwerking van de Wet maatschappelijke ondersteuning

OplegvelRaadsvoorstel inzake de financiele verwerking van de Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven Dienst Maatschappelijke Onnvikkeling Raadsnummer 07. R205$. OOI Inboeknummer opbstoosbb Beslisdatum BSP B april 2007 Dossiernummer yrq.qs6 OplegvelRaadsvoorstel inzake de financiele

Nadere informatie

1 Onderwerp Begroting 2015 Gemeenschappelijke regeling "GGD regio Utrecht

1 Onderwerp Begroting 2015 Gemeenschappelijke regeling GGD regio Utrecht 2 O 1 4 -! s Nieuwegein Gemeenteraad Onderwerp Begroting 2015 GGD ru Datum 19 mei 2014 Raadsvoorstel Afdeling Strategie Maatschappelijke Ontwikkeling Portefeuillehouder A.J. Adfiani 1 Onderwerp Begroting

Nadere informatie

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET)

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET) BOB 14/001 BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET) Aan de raad, Voorgeschiedenis / aanleiding Per 1 januari 2015 worden de volgende taken vanuit het rijk naar de gemeenten gedecentraliseerd:

Nadere informatie

8 februari Begrotingswijziging

8 februari Begrotingswijziging Raadsvoorstel Agendanummer: Datum raadsvergadering: 8 februari 2018 Onderwerp: Begrotingswijziging Gevraagde Beslissing: Te besluiten om: 1. De wijzigingen van de budgetten te autoriseren. Aan de gemeenteraad

Nadere informatie

Vragen en Antwoorden voor huidige cliënten jeugdhulp

Vragen en Antwoorden voor huidige cliënten jeugdhulp Vragen en Antwoorden voor huidige cliënten jeugdhulp Na 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Op dit moment wordt hard gewerkt om ervoor te zorgen dat deze overgang goed

Nadere informatie

Verantwoording Tweede vervolg bestuursopdracht. Transitie en transformatie jeugdhulp ZHZ

Verantwoording Tweede vervolg bestuursopdracht. Transitie en transformatie jeugdhulp ZHZ Verantwoording Tweede vervolg bestuursopdracht Transitie en transformatie jeugdhulp ZHZ Voor u ligt de verantwoording van de Tweede vervolg bestuursopdracht Transitie en transformatie jeugdhulp Zuid-Holland

Nadere informatie

AAN DE AGENDACOMMISSIE

AAN DE AGENDACOMMISSIE AAN DE AGENDACOMMISSIE Agenda: 01-02-2018 Franeker, 10-1-2018 Onderwerp Herziene begroting 2018 Dienst SoZaWe Portefeuillehouder Wethouder B. Tol Steller T. Osinga-van der Zee, t.osinga@waadhoeke.nl Beoogd

Nadere informatie

Aan de Raad. Made, 20 mei 2008. Ontwerp begroting GROGZ 2009

Aan de Raad. Made, 20 mei 2008. Ontwerp begroting GROGZ 2009 Aan de Raad Made, 20 mei 2008 Raadsvergadering: 26 juni 2008 Nummer raadsnota: 19 Onderwerp: Ontwerp begroting GROGZ 2009 Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: Drs. J. Krook Ambtelijke coördinatie:

Nadere informatie

Portefeuillehouder : W.J.J. Ligtenberg Datum collegebesluit : 16 februari 2016 Corr. nr.:

Portefeuillehouder : W.J.J. Ligtenberg Datum collegebesluit : 16 februari 2016 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : W.J.J. Ligtenberg Datum collegebesluit : 16 februari 2016 Corr. nr.: 2016.02807 Onderwerp : GGD: Kadernota 2017 'Gezondheid gaat verder' Programma : 2. Welzijn, zorg en onderwijs

Nadere informatie

Gemeente Haarlem. Raadsstuk

Gemeente Haarlem. Raadsstuk Gemeente Haarlem Raadsstuk Onderwerp Zienswijze Conceptbegroting 2020 van de "Gemeenschappelijke Regeling (GR) Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten (VSV) RMC- regio West-Kennemerland" Nummer 2019/202064

Nadere informatie

gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus AB VEENDAM Geachte heer, mevrouw,

gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus AB VEENDAM Geachte heer, mevrouw, 0117 gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus 97 9640 AB VEENDAM Registratienummer: 2018003670 Onderwerp: Ontwerpbegroting 2019 Contactpersoon: mevrouw N. Abramjan Leek, 28 mei 2018 Geachte heer,

Nadere informatie

Preventief toezicht Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ

Preventief toezicht Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ collegebrief aan de raad Aan de gemeenteraad Van het college van burgemeester en wethouders Datum 8 januari 2015 Onderwerp Zaaknummer Preventief toezicht Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ 173701 Geachte leden

Nadere informatie

1. Argumenten De Kadernota 2018 formuleert, naast de financiële en bedrijfsvoering uitgangspunten, ook een meerjarige toekomstvisie.

1. Argumenten De Kadernota 2018 formuleert, naast de financiële en bedrijfsvoering uitgangspunten, ook een meerjarige toekomstvisie. Raadsvoorstel Gemeente IJsselstein agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 405982 Programma : Inkomen, jeugd en wmo Cluster : Samenleving Portefeuillehouder: mw. M.J.T.G. van Beurkering-Huijbregts

Nadere informatie

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo Vergadering d.d. Agendapunt: 29 mei 2018 Zaaknummer: 471970 Portefeuillehouder : J. Gopal Openbaar Besloten Team : Team Mens en Maatschappij Adviseur

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.17.0848 B.17.0848 Landgraaf, 4 mei 2017 ONDERWERP: Zienswijze raad op de ontwerpbegroting 2018 stadsregio Parkstad Limburg PROGRAMMA

Nadere informatie

U wordt gevraagd (achteraf) in te stemmen met bijgevoegde conceptbrief aan Bureau Jeugdzorg waarin de eerder gemaakte afspraken worden verwoord.

U wordt gevraagd (achteraf) in te stemmen met bijgevoegde conceptbrief aan Bureau Jeugdzorg waarin de eerder gemaakte afspraken worden verwoord. Ambtelijke toelichting / voorstel aan het college zaaknummer : 119802 steller : Jacqueline Gadella-Molhoek portefeuillehouder : wethouder P. (Piet) Vat Onderwerp : Budgetgaranties Bureau Jeugdzorg Gevraagd

Nadere informatie

Raadsstuk. Onderwerp Zienswijze Ontwerpbegroting 2018 van " de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten"

Raadsstuk. Onderwerp Zienswijze Ontwerpbegroting 2018 van  de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten Raadsstuk Onderwerp Zienswijze Ontwerpbegroting 2018 van " de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten" Nummer 2017/179228 Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld

Nadere informatie

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders Reg.nr: BW17-0200 Casenr.:CBB170194 Sector/afd.:Regie & Ontwikkeling / Regie & Ontwikkeling 1 Steller/tel/e-mail: I. Harmsen / 5271 / i.harmsen@heerhugowaard.nl

Nadere informatie

1. Inleiding. Het gaat daarbij om de volgende wijzigingen:

1. Inleiding. Het gaat daarbij om de volgende wijzigingen: 1e begrotingswijziging 2015 1. Inleiding Voor u ligt de 1 e begrotingswijziging 2015 van de GGD Zaanstreek-Waterland. De begroting 2015 wordt in maart en april voorafgaand aan de nieuwe jaarschijf opgesteld.

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.17.0709 B.17.0709 Landgraaf, 20 april 2017 ONDERWERP: 1e berap 2017 ISD BOL PROGRAMMA 2. Maatschappelijke voorzieningen Verantwoordelijke

Nadere informatie

Onderwerp : Conceptbegroting GR VSV 2018

Onderwerp : Conceptbegroting GR VSV 2018 Raadsvoorstel *Z03CD89FFA8* Aan de raad Documentnummer : INT-17-35503 Afdeling : Samenleving Onderwerp : Conceptbegroting GR VSV 2018 Inleiding Beverwijk neemt samen met de gemeenten van de RMC (Regionaal

Nadere informatie

Zienswijze programmabegroting 2013 en jaarstukken 2011 van GGD Hollands Noorden.

Zienswijze programmabegroting 2013 en jaarstukken 2011 van GGD Hollands Noorden. Zienswijze programmabegroting 2013 en jaarstukken 2011 van GGD Hollands Noorden. Algemeen Op 18 april 2012 zijn de programmabegroting 2013 en de jaarstukken 2011 ontvangen van GGD Hollands Noorden (GGD).

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Agendanummer: p.h.: Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering de dato: WIII. de raad van de gemeente Asten.

RAADSVOORSTEL. Agendanummer: p.h.: Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering de dato: WIII. de raad van de gemeente Asten. RAADSVOORSTEL Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering de dato: Besparing huisvestingskosten GGD en extra contactmoment JGZ Agendanummer: p.h.: 1 17-09-2013 13.09.07 WIII de raad van de gemeente Asten Samenvatting

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL (via commissie)

RAADSVOORSTEL (via commissie) RAADSVOORSTEL (via commissie) COMMISSIE BURGERS d.d. 26-8-2013 AGENDANUMMER:8 Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering de dato: Besparing huisvestingskosten GGD en extra contactmoment JGZ Agendanummer: p.h.:

Nadere informatie

2.2 Aanvulling op geformuleerde uitgangspunten: verdeelsleutel financiering

2.2 Aanvulling op geformuleerde uitgangspunten: verdeelsleutel financiering 1 Inleiding In dit memorandum wordt een nadere toelichting gegeven op de concept- begroting Veilig Thuis 2017-2020. De algemene uitgangspunten voor het opstellen van de begroting zijn opgenomen in het

Nadere informatie

Burgemeester en Wethouders 16 mei Steller Documentnummer Afdeling. L. van der Hoeven z Samenleving

Burgemeester en Wethouders 16 mei Steller Documentnummer Afdeling. L. van der Hoeven z Samenleving Burgemeester en Wethouders Steller Documentnummer Afdeling Samenleving Doorkiesnummer Communicatie Portefeuillehouder Nee G.M. Dijksterhuis Kabinet Brief bijgevoegd Te volgen procedure Nee Rubriek Advies

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp Zienswijze voorjaarsnota 2016 GGD Hart voor Brabant. Status Oordeelvormend

Raadsvoorstel. Onderwerp Zienswijze voorjaarsnota 2016 GGD Hart voor Brabant. Status Oordeelvormend Datum: 24-03-15 Onderwerp Zienswijze voorjaarsnota 2016 GGD Hart voor Brabant Status Oordeelvormend Voorstel 1. Kennis nemen van de voorjaarsnota 2016 GGD Hart voor Brabant zoals opgesteld door het GGD-Dagelijks

Nadere informatie

KWARTAALRAPPORTAGE Q2 2016

KWARTAALRAPPORTAGE Q2 2016 KWARTAALRAPPORTAGE Q2 2016 BESCHERMD WONEN EN OPVANG 30 september 2016 Inhoud Analyse cliënten naar ondersteuningsvraag Analyse cliënten op de wachtlijst In- en uitstroom cliënten Financiën Reflecterend

Nadere informatie

Memo (071) (071) Marieke Ouwerkerk Saskia Lekkerkerker

Memo (071) (071) Marieke Ouwerkerk Saskia Lekkerkerker Memo Aan Van Doorkiesnummer AOZW Onderwerp Marieke Ouwerkerk Saskia Lekkerkerker (071) 516 73 66 (071) 516 57 54 Datum Laatste nieuws rond budgetten Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang 29-6-2016

Nadere informatie

S. Nieuwenburg 3580

S. Nieuwenburg 3580 steller telefoonnummer email Agendapunt commissie: 5.1 S. Nieuwenburg 3580 Stefan.Nieuwenburg@a2samenwerking.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 250782/250832 portefeuillehouder H. Tindemans Van

Nadere informatie

Het college van burgemeester & wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten:

Het college van burgemeester & wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: Gemeente Nieuwkoop College van Burgemeester en Wethouders raadsvoorstel portefeuillehouder opgesteld door Registratienummer collegebesluit 13.10608 vergaderdatum raad 30 mei 2013 jaar/nummer 2013-060 Frans

Nadere informatie

Het college van burgemeester & wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten:

Het college van burgemeester & wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: Gemeente Nieuwkoop College van Burgemeester en Wethouders raadsvoorstel portefeuillehouder opgesteld door Registratienummer Frans Buijserd Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Ellen Burgers collegebesluit

Nadere informatie

Onderwerp : Beleidsregels en Nadere regels jeugdhulp Molenwaard

Onderwerp : Beleidsregels en Nadere regels jeugdhulp Molenwaard Ambtelijke toelichting / voorstel aan het college zaaknummer : 193734 steller : Jacqueline Gadella-Molhoek portefeuillehouder : wethouder P. (Piet) Vat Onderwerp : Beleidsregels en Nadere regels jeugdhulp

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Ambulancedienst pagina 3. Uitvoeringsprogramma s en Gezonde School pagina 4. OGGZ pagina 5. Reizigerszorg pagina 6

Inhoudsopgave. Ambulancedienst pagina 3. Uitvoeringsprogramma s en Gezonde School pagina 4. OGGZ pagina 5. Reizigerszorg pagina 6 Samen bouwen vanuit één gemeenschappelijke Dienst Gezondheid & Jeugd Bijlagen 2 Inhoudsopgave Ambulancedienst pagina 3 Uitvoeringsprogramma s en Gezonde School pagina 4 OGGZ pagina 5 Reizigerszorg pagina

Nadere informatie

Raadsstuk. Onderwerp Verzoek extra budget voor Veilig Thuis Kennemerland beschikbaar te stellen

Raadsstuk. Onderwerp Verzoek extra budget voor Veilig Thuis Kennemerland beschikbaar te stellen Raadsstuk Onderwerp Verzoek extra budget voor Veilig Thuis Kennemerland beschikbaar te stellen Nummer 2019/90774 Portefeuillehouder Botter, J. Programma/beleidsveld 2.2 Voorzieningen Jeugd Afdeling JOS

Nadere informatie

Eenheid Rotterdam. Reactietijden politie spoedmeldingen

Eenheid Rotterdam. Reactietijden politie spoedmeldingen Eenheid Rotterdam Reactietijden politie Eenheid Rotterdam Alblasserdam Albrandswaard Barendrecht Binnenmaas Brielle Capelle aan den IJssel Cromstrijen Dordrecht Giessenlanden Goeree-Overflakkee Gorinchem

Nadere informatie

*ZEA006D8E93* Raadsvergadering d.d. 30 juni 2015

*ZEA006D8E93* Raadsvergadering d.d. 30 juni 2015 *ZEA006D8E93* Raadsvergadering d.d. 30 juni 2015 Agendanr. 13. Aan de Raad No.ZA.15-33292/DV.15-498, afdeling Samenleving. Sellingen, 18 juni 2015 Onderwerp: Jaarverslag en jaarrekening 2014, Actualisatie

Nadere informatie

RAADSVOORS *D14.003565* D14.003565

RAADSVOORS *D14.003565* D14.003565 RAADSVOORS *D14.003565* D14.003565 DATUM 30 juni 2014 AGENDAPUNT 6 ONDERWERP Jaarstukken 2013 en begroting 2015 GGD INLEIDING De Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden (GGD) heeft onlangs de

Nadere informatie

Missie. Gemeenschappelijke regeling: GGD Hollands Noorden

Missie. Gemeenschappelijke regeling: GGD Hollands Noorden Gemeenschappelijke regeling: GGD Hollands Noorden Hoofddoelstelling Doel van de samenwerking is het gezamenlijk behartigen van belangen, die de schaal van de individuele gemeenten te boven gaan, ten behoeve

Nadere informatie

AGENDA EN BESLUITENLIJST. voor de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015

AGENDA EN BESLUITENLIJST. voor de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015 gemeente Hardinxveld-Giessendam AGENDA EN BESLUITENLIJST voor de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015 Aanwezig: college van B. en W.: burgemeester Roel Augusteijn,

Nadere informatie

Beslisdocument college van Peel en Maas

Beslisdocument college van Peel en Maas Beslisdocument college van Peel en Maas Document openbaar: Ja Zaaknummer: 1894/2015/691480 Documentnummer: 1894/2015/693843 Besluitnummer: 47 9.1 Onderwerp: Stichting Veilig Thuis Noord- en Midden-Limburg

Nadere informatie

Kaderbrief Programmabegroting 2018 GGD IJsselland

Kaderbrief Programmabegroting 2018 GGD IJsselland Kaderbrief Programmabegroting 2018 GGD IJsselland Inleiding Deze kaderbrief voor de begroting 2018 is de eerste stap in de voorbereiding van de Programmabegroting 2018. In deze kaderbrief worden de uitgangspunten

Nadere informatie

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de Raad

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de Raad Gemeente Langedijk Raadsvergadering van : 31 mei 2016 Agendanummer : 14 Portefeuillehouder Afdeling Opsteller : J. (Jasper) Nieuwenhuizen : Bestuurs- en managementondersteuning : M. (Mark) Prijs Voorstel

Nadere informatie

Workshop beschermingstafel. 11 november 2016, Angelique Zoetekouw

Workshop beschermingstafel. 11 november 2016, Angelique Zoetekouw Workshop beschermingstafel 11 november 2016, Angelique Zoetekouw Opzet workshop 1. 2. 3. Kennismaken en inventariseren verwachtingen Korte presentatie beschermingstafel Gesprek over veiligheid van kinderen

Nadere informatie

Raadsvoorstel Zaak :

Raadsvoorstel Zaak : Zaak : 00509545 Onderwerp Portefeuillehouder Mevrouw drs. M. Mulder Datum raadsvergadering 27 juni 2017 Samenvatting Het Dagelijks Bestuur (DB) van Baanbrekers heeft de geactualiseerde begroting 2017,

Nadere informatie

Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008

Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008 bijlage 10 Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008 Onderwerp Begrotingswijziging 2008 Service Centrum Drechtsteden agendapunt 10 datum 19 mei 2008 steller J. van Dijk doorkiesnummer 078 6398513

Nadere informatie

Collegevoorstel 105/2003. Registratienummer Opgesteld door, telefoonnummer L.Deurloo, Programma openbare gezondheidszorg

Collegevoorstel 105/2003. Registratienummer Opgesteld door, telefoonnummer L.Deurloo, Programma openbare gezondheidszorg 105/2003 Registratienummer 3.1327 Opgesteld door, telefoonnummer L.Deurloo, 2230 Programma openbare gezondheidszorg Portefeuillehouder G.J.M. van Rumund Onderwerp van het voorstel financiering jeugdgezondheidszorg

Nadere informatie

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 6 mei 2015

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 6 mei 2015 No.: Portefeuillehouder: G.J. Harmsen Afdeling: Openbaare Werken Behandelaar: M.L.F. de Bruijn De raad van de gemeente Tholen Tholen, 6 mei 2015 Onderwerp: Consultatie over ontwerpbesluit AB OLAZ met betrekking

Nadere informatie

Dordrecht Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid t.a.v. het Algemeen Bes

Dordrecht Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid t.a.v. het Algemeen Bes Dordrecht Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid t.a.v. het Algemeen Bestuur Postbus 166 3300 AD DORDRECHT Raadsgriffie Spuiboulevard

Nadere informatie

AB Jeugdhulp Rijnmond. Datum vergadering: 8 december Agendapunt nr.: 16. Onderwerp: Knelpunten 2017 en verder

AB Jeugdhulp Rijnmond. Datum vergadering: 8 december Agendapunt nr.: 16. Onderwerp: Knelpunten 2017 en verder Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond Datum vergadering: 8 december 2016 Agendapunt nr.: 16 Onderwerp: Knelpunten 2017 en verder Gevraagde beslissing: 1. Kennisnemen van de geconstateerde knelpunten 2017; 2.

Nadere informatie

! "# $ % & $ &! ' ( ) & * + ', # ", - - ',. ", / ', 0 1 ' + ( * ' ' " ' &. 2

! # $ % & $ &! ' ( ) & * + ', # , - - ',. , / ', 0 1 ' + ( * ' '  ' &. 2 # # ;! "# $ % & $ &! ( ) & * +, # ", - -,. ", /, 0 1 + ( * " &. 2 3 4 25 6 / " 6 7 2 " /, 8 9 / " / / +, # ", /, + " : / ) / / /, ),, " / 0,,/ 6 7 6, / ", # ) "$. %, 6 "! "# $ % /, 7,! "# $ % < 2 2 + 2

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE RAAD. De werkgroep Gemeenschappelijke Regelingen heeft de volgende reactie gegeven: Volgnr

VOORSTEL AAN DE RAAD. De werkgroep Gemeenschappelijke Regelingen heeft de volgende reactie gegeven: Volgnr Onderwerp Beleidsbegroting 2012 Regionale Ambulancevoorziening Volgnr. 2011-043 Portefeuillehouder wethouder B. van Vessem Ambtenaar B.C. Koolstra Afdeling Samenleving Datum voorstel 17 mei 2011 Opiniërende

Nadere informatie

Wij bewaken door gezondheidsrisico s en onveiligheid te signaleren en de inzichten hierover actief te verspreiden.

Wij bewaken door gezondheidsrisico s en onveiligheid te signaleren en de inzichten hierover actief te verspreiden. Naam gemeenschappelijke regeling: GGD Hollands Noorden Jaarrekening 2017 Wat wilden we bereiken? Welke (maatschappelijke) doelen waren vastgesteld? GGD Hollands Noorden bewaakt, beschermt en bevordert

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen.

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen. Raadsvoorstel Aan : Gemeenteraad Datum vergadering : 15 oktober 2014 Agenda nummer : 2014-07-13997 Portefeuillehouder : K. Krook Onderwerp : Vaststelling beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen

Nadere informatie

Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Raadsvoorstel Bevoegdheid Raad Vergadering Gemeenteraad Oirschot Vergaderdatum: 31 mei 2011 Registratienummer: 2011/45 Agendapunt nummer: 16 Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio

Nadere informatie

BEGROTINGSWIJZIGING (concept)

BEGROTINGSWIJZIGING (concept) BEGROTINGSWIJZIGING (concept) Gemeenschappelijke Regeling Provincie Dienstjaar Wijziging GGD Midden-Nederland Utrecht 2013 nr. 2 Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling GGD Midden-Nederland,

Nadere informatie

Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB14.00447 RV2014.030

Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB14.00447 RV2014.030 Raadsvergadering d.d. Casenummer Raadsvoorstelnummer Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB14.00447 RV2014.030 Gemeente Bussum Vaststellen Perspectiefnota 2015 Brinklaan 35 Postbus 6000 1400 HA Bussum Aan de gemeenteraad.

Nadere informatie

GEVOLGEN VOOR JA/NEE ROUTING DATUM Communicatie Nee College Financieel Juridisch. Gemeenteraad

GEVOLGEN VOOR JA/NEE ROUTING DATUM Communicatie Nee College Financieel Juridisch. Gemeenteraad *Z0119AEED03* Voorstel voor de gemeenteraad Voorstelnummer Voorstellen Raad Directeur : drs. L.J.C. Huberts Zaakgericht\448 Behandelend ambtenaar M. Keller Zaaknummer Z.17-20407 Datum: 8 mei 2017 Afdeling

Nadere informatie

Burgemeester en Wethouders 3 juli Steller Documentnummer Afdeling. L. van der Hoeven Samenleving

Burgemeester en Wethouders 3 juli Steller Documentnummer Afdeling. L. van der Hoeven Samenleving Steller Documentnummer Afdeling L. van der Hoeven 00500000013405 Samenleving Doorkiesnummer Communicatie Portefeuillehouder Nee E.J. de Jonge Kabinet Brief bijgevoegd Te volgen procedure Nee Rubriek Advies

Nadere informatie

\ raadsvoorstel. Voerendaal, d.d. 29 april Nummer: Portefeuillehouder: P. Verbraak. Afdeling: Beleid. Programma: Leven en welzijn koesteren

\ raadsvoorstel. Voerendaal, d.d. 29 april Nummer: Portefeuillehouder: P. Verbraak. Afdeling: Beleid. Programma: Leven en welzijn koesteren \ raadsvoorstel Voerendaal, d.d. 29 april 2009 Nummer: Portefeuillehouder: P. Verbraak Afdeling: Beleid Programma: Leven en welzijn koesteren Product: Onderwerp: Zuid-Limburg Aan de Raad. \ Voorstel De

Nadere informatie

Onderwerp: Dienstverleningsovereenkomst en begroting Werkplein Fivelingo 2018

Onderwerp: Dienstverleningsovereenkomst en begroting Werkplein Fivelingo 2018 Vergadering gemeenteraad d.d. 28 september 2017 Agenda nummer 5 Portefeuillehouder: wethouder de heer M. Joostens Onderwerp: Dienstverleningsovereenkomst en begroting Werkplein Fivelingo 2018 Korte inhoud:

Nadere informatie

2 e begrotingswijziging GGD Zuid Limburg. Directie- en bestuursbureau. Heerlen. Maart GGD Zuid Limburg

2 e begrotingswijziging GGD Zuid Limburg. Directie- en bestuursbureau. Heerlen. Maart GGD Zuid Limburg 2 e begrotingswijziging 2019 GGD Zuid Limburg Heerlen Maart 2019 Directie- en bestuursbureau GGD Zuid Limburg Postbus 33, 6400 AA Heerlen T 088 880 50 00 F 088 880 50 01 info@ggdzl.nl www.ggdzl.nl 1. Inleiding

Nadere informatie

Wy stelle jo foar te besluten om: de begroting te wijzigingen conform de mutaties in de decembercirculaire gemeentefonds 2014.

Wy stelle jo foar te besluten om: de begroting te wijzigingen conform de mutaties in de decembercirculaire gemeentefonds 2014. Riedsútstel Ried : 12 februari 2015 Agindapunt : 5 Status : Opiniërend/Besluitvormend Eardere behandeling : Informatiecarrousel 5 februari 2015 (agendapunt 7) Portefúljehâlder : Mw. G. Postma Amtner :

Nadere informatie

Tussenrapportage sociaal domein. 1 e helft 2016

Tussenrapportage sociaal domein. 1 e helft 2016 Tussenrapportage sociaal domein e helft 206 . Inleiding In 206 is een eerste rapportage in de nieuwe vorm opgesteld voor 205 en het e kwartaal van 206. Voor het vervolg is in de Raad van juli 206 besloten

Nadere informatie

Beslisdocument college van Peel en Maas

Beslisdocument college van Peel en Maas Beslisdocument college van Peel en Maas Document openbaar: Ja Zaaknummer: 1894/2016/884605 Besluitnummer: 51 9.1 Onderwerp: Meerjarenplan Veilig Thuis Noord-en Midden Limburg 2017-2018 Advies: 1 2 3 4

Nadere informatie

Oplegvel. 1. Onderwerp Financieel nieuws Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen 2. Rol van het

Oplegvel. 1. Onderwerp Financieel nieuws Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen 2. Rol van het Oplegvel 1. Onderwerp Financieel nieuws Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen 2. Rol van het Platformtaak volgens gemeente samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 3. Regionaal belang 1) Vanaf 1 januari

Nadere informatie

* * RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering van Stuk/nummer Agendapunt 29 mei 2012 KNDK/2012/835

* * RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering van Stuk/nummer Agendapunt 29 mei 2012 KNDK/2012/835 *001010012012835* RAADSVOORSTEL Raadsvergadering van Stuk/nummer Agendapunt 29 mei 2012 KNDK/2012/835 Datum: 20 maart 2012 Verzonden: Aan de gemeenteraad. Onderwerp: Bestuursopdracht Transformatie jeugdzorg

Nadere informatie

Inkoopbesluit specialistische jeugdhulp regio Noordoost Brabant

Inkoopbesluit specialistische jeugdhulp regio Noordoost Brabant mle Ja b b n.v.t. N ee Ja b I SO.00005350bbsl vso.00005350e Registratienr.: openbaar Ja Onderwerp Inkoopbesluit specialistische jeugdhulp 2017-2020 regio Noordoost Brabant Samenvatting In de Centrumregeling

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE RAAD: Raadsvergadering d.d. 28 mei 2019 NR.: RI

VOORSTEL AAN DE RAAD: Raadsvergadering d.d. 28 mei 2019 NR.: RI VOORSTEL AAN DE RAAD: Raadsvergadering d.d. 28 mei 2019 NR.: RI-19-00499 Onderwerp: Ontwerpbegroting 2020 en meerjarenbegroting 2020-2024 BsGW Agendapunt 19. Raadsvoorstelnummer 2019-29 Voorstel: 1. In

Nadere informatie

26 maart 2015 Coos Rijsdijk

26 maart 2015 Coos Rijsdijk Raadsvoorstel Datum Raad Portefeuillehouder 26 maart 2015 Coos Rijsdijk Registratienummer BR1500017 Preventief toezicht van toepassing Nee Onderwerp Liquidatieplan Stadsregio Rotterdam Gevraagde beslissing

Nadere informatie

BEGROTING 2014 SOCIALE DIENST DRECHTSTEDEN

BEGROTING 2014 SOCIALE DIENST DRECHTSTEDEN BEGROTING 2014 SOCIALE DIENST DRECHTSTEDEN Primaire begroting 2014 SDD pagina 1 van 6 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Inleiding...3 1.2 Conclusies, acties, bijsturing e.d...3 2. Programmaverantwoording...

Nadere informatie

Doorkiesnummer : (0495) 575 521 Agendapunt: 8 ONDERWERP

Doorkiesnummer : (0495) 575 521 Agendapunt: 8 ONDERWERP Wijnen, Peter FIN S3 RAD: RAD131106 2013-11-06T00:00:00+01:00 BW: BW131001 voorstel gemeenteraad Vergadering van de gemeenteraad van 6 november 2013 Portefeuillehouder : J.M. Cardinaal Behandelend ambtenaar

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 489473 Datum : 10 oktober 2017 Programma : Alle Blad : 1 van 6 Commissie : Bestuur Portefeuillehouder: mr. P.J.M. van Domburg

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.19.0701 *B.19.0701* Landgraaf, 8 april 2019 ONDERWERP: Begroting 2020 Veiligheidsregio Zuid-Limburg PROGRAMMA 2. Veiligheid

Nadere informatie

Het advies is om kennis te nemen van de begrotingswijziging en geen zienswijze in te dienen.

Het advies is om kennis te nemen van de begrotingswijziging en geen zienswijze in te dienen. Raadsvoorstel Gemeente IJsselstein agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer 595820 Programma 5 Commissie : Samenleving Portefeuillehouder: B.J.A. Roks Informatie bij M. van Herwijnen

Nadere informatie

Sociale Dienst Oost Achterhoek Nota Algemeen Bestuur

Sociale Dienst Oost Achterhoek Nota Algemeen Bestuur Sociale Dienst Oost Achterhoek Nota Algemeen Bestuur Nr(s) geregistreerde stuk(ken): 5 AB / 30-06-2017 Datum nota: 15 juni 2017 Onderwerp: Begroting 2018 Sociale Dienst Oost Achterhoek Advies: - De begroting

Nadere informatie

Verkiezingen 18 maart 2015

Verkiezingen 18 maart 2015 Verkiezingen 18 maart 2015 Bekijk hier uw mogelijkheden om zelf uw stem uit te brengen of dit door iemand anders te laten doen verder Wij gaan er vanuit dat u: op 4 februari 2015 in Dordrecht staat ingeschreven

Nadere informatie

Vertrouwelijk (bij gebruik van persoonsgegevens) Raadscommissie. F&V LTA ja: Maand Jaar LTA nee: Niet op LTA

Vertrouwelijk (bij gebruik van persoonsgegevens) Raadscommissie. F&V LTA ja: Maand Jaar LTA nee: Niet op LTA Raadsvoorstel Onderwerp Decembercirculaire gemeentefonds 2016 Registratienr. 6140851 Steller/telnr. Franke Hiemstra/ 76 98 Bijlagen geen Classificatie Portefeuillehouder Langetermijn agenda (LTA) Raad

Nadere informatie