Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van het algemeen bestuur op

Transcriptie

1 Aan de leden van het algemeen bestuur van de GR Dienst Gezondheid en Jeugd Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van het algemeen bestuur op Donderdag 28 september 2017 van uur in het Raadhuis Sliedrecht, Dr. Langeveldplein 30, 3361 HE Sliedrecht, raadszaal De agenda voor de vergadering luidt als volgt: AGENDA 1. Opening 2. Gemeenschappelijke Regeling DG&J a. Vaststellen notulen DG&J d.d. 6 juli 2017 b. Janssen Kaderstelling op de GR c. Lambrechts Vergaderplanning Ingekomen- en uitgaande stukken Dienst Gezondheid & Jeugd Uitgaand - Informatiebrief Rijksvaccinatieprogramma 4. Dienst Gezondheid en Jeugd Besluitvormend Portefeuillehouder Onderwerp a. Janssen Bijdrageverordening Informerend b. Van der Linden Voortgang herpositionering Veilig Thuis (mondeling) 5. Rondvraag 6. Ingekomen- en uitgaande stukken Serviceorganisatie Jeugd 7. Serviceorganisatie Jeugd Besluitvormend Portefeuillehouder Onderwerp a. De Witte Handhaving solidariteitsafspraken jeugdhulp b. De Witte Projectplan Crisis Interventie Team (CIT) 8. Rondvraag 9. Ingekomen- en uitgaande stukken Regionale Ambulance Voorziening 1

2 10. Regionale Ambulance Voorziening ZHZ a Janssen Stand van zaken herpositionering RAV - mondeling 11. Rondvraag 12. Kabinetsdeel 13. Sluiting De voorzitter van de GR Dienst Gezondheid en Jeugd, C.M.L Lambrechts 2

3 OPENBARE vergadering algemeen bestuur Dienst Gezondheid & Jeugd 6 juli 2017 Aanwezig: Dordrecht Alblasserdam Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Hendrik-Ido-Ambacht Korendijk Leerdam Molenwaard Oud-Beijerland Sliedrecht Strijen Zederik Zwijndrecht Secretaris Met kennisgeving afwezig: Papendrecht mevrouw C.M.L. Lambrechts, voorzitter mevrouw A.D. Zandvliet de heer A. Mol de heer J.J. Luteijn de heer H. van der Linden de heer H. Akkerman mevrouw E.L. Dansen mevrouw G.K.C. Baggerman de heer P. van der Giessen de heer P. Boogaard de heer C. Taal de heer P. Vat mevrouw J.H.M. Hermans Vloedbeld mevrouw G.J. Visser de heer G.M.J. Janssen de heer A. Donker mevrouw J.G.H. de Witte de heer K.J. van Hengel mevrouw J.R. Reuwer Verheij Ambtelijk aanwezig: Dienst Gezondheid & Jeugd de heer L. van der Giessen, directiesecretaris Serviceorganisatie Jeugd de heer P.J. Kadee, directeur Nexus Management Assistance v.o.f. mevrouw C. Feun, notulist Voorts aanwezig t.b.v. agendapunt 4: Verstegen accountants de heer D. Vermaas 1. OPENING, VASTSTELLEN VAN DE AGENDA EN MEDEDELINGEN De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. De heer Luteijn, burgemeester van Cromstrijen, en mevrouw Hermans, waarnemend burgemeester van Oud-Beijerland, stellen zich kort voor. 2. VASTSTELLEN NOTULEN DG&J D.D. 6 APRIL 2017 Er zijn geen opmerkingen over de notulen, zodat deze ongewijzigd zijn vastgesteld. Mevrouw Visser ziet bij de toezeggingen onderaan het verslag geen datum staan. De voorzitter zegt toe dat in het volgende verslag de data en de stand van zaken van de toezeggingen en afspraken worden opgenomen. 3. INGEKOMEN EN UITGAANDE STUKKEN Brief aan de gemeenten Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht inzake PFOA Het AB neemt kennis van de brief. Brief en factsheet van de VRZHZ inzake jodiumprofylaxe De heer Van Hengel licht toe dat VWS de landelijke uitrol voor zijn rekening neemt. De predistributie bestaat uit twee fases: een persoonlijke brief aan de doelgroep en het organiseren van locaties als aanvulling op de predistributie. In augustus 2017 volgt naar verwachting meer duidelijkheid over de communicatiecampagne van het Rijk. Nog onduidelijk is of vragen in de gemeente moeten worden beantwoord of op een centrale plek. 1

4 De heer Vat kan zich voorstellen dat op de gemeentelijke websites uitleg over de aanleiding komt met een link naar de informatie van de overheid. Informatie bij gemeenten moet wel gelijkluidend zijn. Continuering mandaat SOJ Hardinxveld-Giessendam Het AB neemt kennis van de brief. Brief budget jeugdhulp Het AB neemt kennis van de brief. Brief Leerdam over onvoldoende informatievoorziening vanuit de GR Het AB neemt kennis van de brief en geeft het DB opdracht om de brief te beantwoorden met een kopie aan het AB. 4. BESLUITVORMENDE STUKKEN DIENST GEZONDHEID & JEUGD 4.a Jaarstukken 2016 Ontwerpbesluit 1. Het onttrekken van uit de reserve bovenformatieven van de Dienst Gezondheid en Jeugd; 2. De jaarstukken 2016 van de GR Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid; 3. Het resultaat van: a. De Dienst Gezondheid en Jeugd ter grootte van ; b. De Regionale Ambulancevoorziening ter grootte van ; c. De Serviceorganisatie Jeugd ter grootte van 0; 4. Het resultaat van de Dienst Gezondheid en Jeugd, , aan de gemeenten uit te keren op basis van de inwoneraantallen zoals die bij de begroting 2016 zijn gehanteerd (zie bijlage 1 voor uitsplitsing naar gemeenten); 5. Het resultaat van de Regionale Ambulancevoorziening toe te voegen aan de reserve aanvaardbare kosten volgens de beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit; 6. Van de door de gemeenten toegezegde bijdrage voor de frictiekosten 2015 de jaarlasten 2016 ter hoogte van in rekening te brengen (op basis van inwoneraantallen zoals deze bij de begroting 2016 worden gehanteerd, zie bijlage 1). Besluit 1. tot en met 6. conform besloten, met toevoeging van punt 7: het AB volgt het advies van de Audit commissie om de PGB-problematiek in VNGverband aan de orde te stellen. Overweging De heer Vermaas licht toe dat de jaarrekening is voorzien van een goedkeurende controleverklaring op het gebied van de getrouwheid. Op het gebied van rechtmatigheid is er een oordeel met beperking afgegeven. Deze beperking houdt verband met een onzekerheid van ruim 10 miljoen. De grens van goedkeuring ligt op 3% van het budget van de GR als totaal (circa 4 miljoen). Wel is de onzekerheid ten opzichte van 2015 afgenomen. De onzekerheid houdt voor twee derde verband met het PGB, dat wordt uitgevoerd door de SVB. De SVB heeft de eerste tien maanden van 2016 geen controles uitgevoerd, zodat er voor de SVB een niet-goedkeurende controleverklaring is afgegeven, hetgeen doorwerkt in de verantwoording van het onderdeel SOJ. Voor het overige zijn de onzekerheden ten opzichte van 2015 sterk afgenomen. Voorafgaand aan de jaarrekeningcontrole is een controle uitgevoerd gericht op de interne beheersing binnen de dienst. Daarover is een management letter uitgebracht en bij de controle van de jaarrekening is vastgesteld dat de daarin beschreven punten alle zijn opgepakt. De heer Mol heeft naar aanleiding van een motie van de gemeenteraad van Binnenmaas een aantal vragen over de jaarrekening. In de jaarrekening staat voor de DG&J een totaal van aan kosten voor de controller ( frictiekosten). Wat worden de totale kosten die voortvloeien uit de verstoorde arbeidsrelatie met deze medewerker? De heer Janssen antwoordt dat het totale bedrag is. Het rapport van Berenschot ten aanzien van het bestuur drukt op de DG&J en de op de RAV. Het bedrag van is opgenomen in de risicoparagraaf, omdat ten tijde van het opstellen van de cijfers de omvang van het risico nog niet bekend was. Bij een eerstvolgende AB-vergadering zal dit in de burap worden meegenomen. 2

5 De heer Mol vraagt voorts waarom geen voorziening voor ontbindingskosten is opgenomen in plaats van de totale post. De heer Janssen antwoordt dat dit een kwestie van gekozen techniek is geweest met instemming van de accountant. Materieel maakt het niet uit. De heer Vermaas voegt toe dat de vaststellingsovereenkomst inmiddels is gesloten, zodat het een harde verplichting is, die daarom is opgenomen onder de kortlopende schulden. De heer Mol vraagt welk bedrag ten laste komt van de DG&J. Zijn er nog risicolasten voor de DG&J? De heer Janssen antwoordt dat dit is. Tot slot vraagt de heer Mol waarom bij de RAV geen begrotingswijziging is doorgevoerd naar aanleiding van deze kosten. De heer Janssen kan zich voorstellen dat dit komt doordat de vaststellingsovereenkomst laat in het jaar is gesloten. Bij de burap van december was het nog niet bekend, omdat er nog geen sprake was van een vaststellingsovereenkomst. De heer Van Hengel licht toe dat het AB de wens heeft uitgesproken om de kosten zo veel mogelijk ten laste van 2016 te brengen, mede op advies van de Audit commissie. De heer Leo van der Giessen merkt nog op dat de RAV geen inwonersbijdrage kent. Er is geen verhoging van de inwonerbijdragen en er is dus ook geen sprake van een zienswijze van de raad. De heer Taal zou graag de uitkomsten horen van de gesprekken over het ontbreken van een goedkeurende verklaring. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat er voor 2017 wel een goedkeurende verklaring komt? Mevrouw Baggerman vraagt of de PGB-problematiek eenmalig is of blijvend. De heer Vermaas antwoordt dat dit een landelijk beeld is waarmee iedere gemeente te maken heeft. De controles bij de SVB worden vanaf oktober 2016 wel uitgevoerd, zodat er over 2017 hopelijk een goedkeurende verklaring komt. De SVB gaat niet na of de prestatie is geleverd en dat aspect maakt ook deel uit van het controletraject. Daarover wordt nog een discussie gevoerd, waaraan ook de VNG zou moeten meedoen. Mevrouw Baggerman vindt het belangrijk dat het beeld naar buiten is dat de gemeenten er zelf niet veel aan kunnen doen. De SVB loopt gigantisch achter. Zij verzoekt het DB daarop qua uitleg voor te sorteren. De heer Vat stelt voor in de beslispunten mee te nemen dat het AB het advies van de Audit commissie volgt om de PGB-problematiek in VNG-verband aan de orde te stellen. De voorzitter dankt de heer Vermaas van Verstegen accountants voor zijn aanwezigheid en inbreng. 4.b Eerste burap 2017 Ontwerpbesluit 1. Vaststellen van de 1 e bestuursrapportage 2017 DG&J; 2. Vaststellen van de begrotingswijzigingen zoals deze zijn gespecificeerd in bijlage 1. Besluit 1. en 2. conform besloten, met de toevoeging op bladzijde 18 dat vergaderstukken op tijd aangeleverd moeten worden aan het AB en het kernteam. Overweging Mevrouw Visser ziet op pagina 18 een opsomming van acties om de governance te verbeteren. Zij stelt voor om bij het punt Verbeteren vergaderingen toe te voegen dat de stukken op tijd moeten worden aangeleverd, zowel aan het AB als aan het kernteam. De overige AB-leden stemmen in met dit voorstel. Mevrouw Baggerman concludeert dat in eerste instantie een resultaat begroot was van en dat het resultaat nu 0 is. Zij heeft begrepen dat de lonen zijn aangepast en vraagt of dit een verplichting is. Had dat niet aan de voorkant ingecalculeerd moeten worden? De heer Janssen antwoordt dat de loonaanpassing een verplichting van de cao is. Je zou vooraf een verwacht percentage kunnen opnemen, maar er is voor gekozen om de wijziging pas door te voeren als het percentage daadwerkelijk bekend is. 3

6 4.c Begroting 2018 Ontwerpbesluit Kennis te nemen van: 1. de door de gemeenten ingediende zienswijzen; 2. de brief van het dagelijks bestuur aan de gemeenten met de reactie op de zienswijzen. Vast te stellen: 3. De primaire begroting 2018 van de Gemeenschappelijke regeling Diens Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid; 4. De meerjarenraming ; 5. De gemeentelijke bijdragen voor 2018; 6. Het verlagen van de rekenrente naar 0%. Besluit 1. tot en met 6 conform besloten. Het AB besluit voorts dat naast het zienswijzenrapport per ingebrachte gemeentelijke zienswijze een toegesneden reactie moet worden toegezonden. Overweging De heer Van der Linden denkt dat de druk op het jeugdzorgbudget en Veilig Thuis en de gevoelens daarover goed zijn verwoord in de begroting. Er moet nog gediscussieerd worden over de vraag hoe je hiermee omgaat in het meerjarenperspectief. De heer Akkerman had liever eerst over de inhoud gesproken en daarna over de begrotingsgevolgen. De voorzitter licht toe dat het DB de keuze heeft gemaakt om deze volgorde aan te houden. Mevrouw De Witte voegt toe dat de procedure is dat eerst de begroting wordt vastgesteld, waarna pas een wijziging op de begroting kan worden doorgevoerd. De heer Akkerman vindt met betrekking tot het jeugdzorgbudget dat de hoofdlijn moet zijn: wat nodig is, moet financieel mogelijk worden gemaakt. Hij vindt het echter geen goede strategie om richting de zorgaanbieders uit te dragen dat de gemeenten in 2018 de financiën wel bijpassen. De hoofdlijn blijft dat de gemeenten bekostigen wat echt nodig is. Voorts moeten de gemeenteraden weten dat gemeenten het niet alleen redden met de bedragen uit de meicirculaire. De heer Donker sluit zich bij de vorige spreker aan. Je kunt niet bezuinigen op jeugdzorg, want dat wreekt zich op een ander punt. De medewerkers van de gemeente zijn vanwege de wachtlijsten veel tijd kwijt om de cliënten op de gewenste plaats te krijgen. Die tijd moet eigenlijk besteed worden om de jeugd te helpen, maar daar komt men nu te weinig aan toe. De heer Vat merkt met betrekking tot de Jeugdzorg op dat hij de kolom lokale gelden mist. Mevrouw Van Zandvliet vindt de reactie op de zienswijzen mager en te weinig specifiek per gemeente. Met betrekking tot de Jeugdzorg moet worden gedaan wat nodig is, maar dan is het de vraag wat nodig is. Die vraag moet op tafel komen. Zij is er niet van overtuigd dat er 6,5 miljoen nodig is. Het bedrag zal er nu wel moeten komen, maar volgens haar kan het ook op een andere manier worden gedaan. De bedoeling in 2015 was om het stelsel wezenlijk te veranderen en de aanbieders te dwingen om te transformeren. Het nieuwe stelsel vergt een heel andere manier van inrichting. Alvorens akkoord te gaan met de begroting 2018 wil zij graag eerst weten hoe het tekort wordt teruggedrongen. Mevrouw De Witte stelt vast dat van tevoren bekend is dat men geld tekort komt voor 2018 en dat voorzien wordt dat een begrotingswijziging nodig is. De begroting moet voor een bepaalde datum naar de provincie en voor die datum is er nog geen overeenstemming over een begrotingswijziging. Zij wil dat expliciet in het stuk opgenomen zien. Zij vraagt wat mevrouw Van Zandvliet anders wil zien in de reactie op de zienswijzen. Mevrouw Van Zandvliet antwoordt dat de gemeenteraad wil horen wat er met hun opmerkingen wordt gedaan. De heer Janssen meent dat het veel tijd kost om 17 toegesneden brieven te schrijven. De heer Akkerman denkt dat elke gemeente behoefte heeft aan een overzicht van wat is ingestuurd en wat ermee gebeurt. Er moet dus wel een zienswijzerapport worden gemaakt, maar een reactie op de zienswijze per gemeente moet ook mogelijk zijn. Mevrouw Hermans meldt dat de raad van Oud-Beijerland zich eigenaar voelt van dit dossier en zij kan zich dan ook vinden in de oproep om de zienswijzen van de raden serieus te nemen. In de regio ZHZ proberen verbonden partijen nieuwe spelregels en relaties af te spreken en daar is dit onderdeel 4

7 van. Namens de raad brengt zij twee punten ter vergadering in: 1. er moet adequate hulp zijn, zodat kinderen niet tussen wal en schip vallen en 2. de gemeenten moeten met elkaar sturen op budgetbeheersing en moeten bijdragen aan de transformatie bij de zorgaanbieders. De heer Luteijn deelt mede dat de gemeenteraad van Cromstrijen een amendement heeft aangenomen om niet akkoord te gaan met de twee jaar van solidariteit in de jeugdhulp maar slechts met één jaar. Het signaal dat hiermee wordt afgegeven, is dat men ervaart onvoldoende grip te hebben. In de Veiligheidsregio krijgt elke gemeente een brief waarin staat wat er met de zienswijze is gedaan. Hij pleit ervoor om die spelregel ook hier vast te houden, anders neemt de verbondenheid af. De gemeente Cromstrijen kan de voorliggende begroting met de gemaakte kanttekeningen goedkeuren. De heer Van der Giessen onderschrijft dat de zienswijzen royaal moeten worden beantwoord. De discussie over wat nodig is, gaat nu vooral over de korte termijn, 2017/2018, terwijl een visie op de langere termijn ook nodig is. De solidariteitsdiscussie, gekoppeld aan te halen besparingen, moet integraal gevoerd worden. Mevrouw Baggerman vraagt waarom in de risicoparagraaf van de begroting 2018 de uittreding of fusie van gemeenten niet is meegenomen. Voorts sluit zij aan bij mevrouw Van Zandvliet. Het is de vraag of de dienst in control is of achter de niet-transformerende zorgaanbieders aanloopt. Voor 2017 is het onvermijdelijk dat er geld bij moet. Zij onderschrijft dat kinderen niet tussen wal en schip mogen vallen, en vraagt naar de wachtlijsten. De achterliggende discussie over wat echt nodig is, wordt niet gevoerd. Alvorens de begroting goed te keuren, wil zij eerst uitleg over het bedrag van voor Veilig Thuis. De heer Mol ondersteunt de opmerkingen over de terugkoppeling op de zienswijzen. Er is een transitieagenda opgesteld tussen zorgaanbieders en de Serviceorganisatie en er kunnen dan ook geen vrijblijvende afspraken worden gemaakt. Hij gaat akkoord met de begroting. Mevrouw Dansen meldt dat de insteek van de raad van Gorinchem positief is, waarbij de manier van begroten wel ter discussie staat. Nu wordt telkens gevraagd om meer geld, maar zij geeft er de voorkeur aan om aan de voorkant ruimer te begroten. De heer Taal vindt dat strak gestuurd moet worden op de transformatie. Over de extra bijdrage van 5,6 miljoen moet in de raad worden besloten. De heer Janssen gaat over tot de beantwoording. De zienswijzen van de raden worden zeker serieus genomen. Omdat de wijze van beantwoording van de zienswijzen niet voldoende blijkt te zijn, zal alsnog naar iedere gemeente een toegesneden brief worden gezonden. Voorts wordt gemeld van welke gemeenten geen zienswijze is ontvangen. Uittreding en fusie zijn bewust niet in de begroting opgenomen, omdat dat de positie van de dienst kan verzwakken. Mevrouw De Witte stelt voor om bij de bespreking van de knoppennotitie inhoudelijk in te gaan op innovatie en lokale gelden. De heer Kadee voegt toe dat er geen risico is dat het bedrag van de lokale impuls verandert. Mevrouw Baggerman concludeert dat de gemeenten geen keus hebben en dus wel akkoord moeten gaan. Voorwaarde is wel dat de begroting nog wordt gewijzigd. De heer Akkerman sluit zich hierbij aan. Mevrouw De Witte verduidelijkt nog dat de primaire begroting formeel naar de provincie moet worden gestuurd en dat wijzigingen later worden doorgestuurd. 5

8 4.d Positionering Veilig Thuis Ontwerpbesluit 1. Te kiezen voor positionering van Veilig Thuis als afdeling binnen de Dienst Gezondheid & Jeugd; 2. de bestuurlijke randvoorwaarden voor deze positionering verder uit te werken en ter besluitvorming aan het AB voor te leggen; 3. de voorbereiding van de besluitvorming voor het aanpassen van de gemeenschappelijke regeling op te pakken t.b.v. besluitvorming door de colleges, met toestemming van hun gemeenteraden; 4. de verdere samenwerking en integratie van het Crisis Interventie Team (CIT) met Veilig Thuis mee te nemen in de besluitvorming over het CIT eind september 2017; 5. een meerjarenbegroting voor Veilig Thuis voor te bereiden, waarbij in beeld wordt gebracht hoe de integratie van Veilig Thuis bedrijfsmatig effect kan hebben, met als uitgangspunt dat efficiëntie leidt tot substantiële besparingen; 6. de begroting 2018 van de Dienst Gezondheid & Jeugd te wijzigen, na het inwinnen van zienswijzen daarop bij de gemeenteraden; 7. de directie van de DG&J opdracht te geven voorbereidingen te treffen voor de implementatie van het organisatieontwerp (o.a. opstellen organisatieplan) per 1 januari Besluit 1. tot en met 7. conform besloten, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen. Overweging De heer Van der Linden licht toe dat het voorliggende voorstel een uitwerking is van wat begin juni 2017 is besproken. Een en ander is voorbesproken in drie radenbijeenkomsten. De drie belangrijke aspecten die steeds aan de orde kwamen, zijn: hoeveel geld is er nodig, hoe organiseer je het en de inhoud. Geconcludeerd is dat de inhoud uitgangspunt moet zijn en dat de inhoud de beweging moet sturen. Voorts is het van belang dat Veilig Thuis zelfstandig zijn werk moet kunnen doen en een financieel onafhankelijke positie moet hebben. De heer Akkerman had niet het gevoel dat er in de stuurgroep echt iets te sturen viel. Hij wil graag vandaag een besluit nemen, maar wil snel een gesprek voeren over de inhoud en de stappen die nog moeten worden gezet. De heer Donker denkt dat positionering van Veilig Thuis binnen de DG&J problemen oplevert met de raden. In 2014 is de Serviceorganisatie bewust los gezet van de DG&J en dat zou voor Veilig Thuis ook een goede positie zijn. Hij gaat dan ook niet akkoord met punt 1 van het voorstel. De heer Van der Linden wijst op de voordelen van het zo dicht mogelijk in de organisatie plaatsen (overhead, werkprocessen en afstemming op inhoud). De heer Donker erkent de voordelen. Positionering buiten de dienst zal iets meer kosten, maar de politieke rust is volgens hem belangrijker. De heer Vat sluit zich bij de vorige spreker aan. De Veilig Thuis organisatie zou op een zelfde wijze gepositioneerd moeten worden als de Serviceorganisatie. Dat geeft duidelijkheid qua financiën en aansturing. Aan de andere kant wil hij de handen vrij hebben om in de toekomst een kleinere DG&J te hebben. Als de gemeenten zaken uit de DG&J uithalen, is op enig moment de vraag aan de orde of de DG&J nog zelfstandig moet blijven bestaan, maar het voortbestaan van de Serviceorganisatie en Veilig Thuis moet gewaarborgd zijn. Hij wil dan ook Veilig Thuis wel onder de GR positioneren, maar niet als afdeling van de DG&J. Mevrouw Van Zandvliet vindt het nemen van een besluit lastig. In het rapport staat geen adequate onderbouwing en de ambtelijke voorbereiding is slecht. Zij kan instemmen met het voorstel, maar benadrukt dat de bestuurlijke randvoorwaarden goed moeten worden uitgewerkt. Mevrouw De Witte deelt de onvrede van de heer Akkerman over de stuurgroep. Na het besluit moeten de raden toestemming geven om de GR te wijzigen. Zij maakt zich zorgen over het draagvlak voor deze positionering. Zij stelt voor om voorlopig te kiezen voor deze positionering, de directeuren opdracht te geven om verder te gaan met het proces, maar ervoor te zorgen dat er nog een terugweg mogelijk is als de zienswijze op de GR anders uitpakt. 6

9 Mevrouw Hermans sluit aan bij het voorgestelde besluit, maar onderschrijft de zorgen van het kernteam over de korte tijd voor de implementatie en over de kosten. De heer Van der Giessen vraagt naar het verschil in kosten van positionering binnen of buiten de DG&J. Mevrouw Baggerman memoreert dat men van vier keuzes naar twee keuzes is gegaan en dat vervolgens is gekozen voor onderdeel B met variatie. In het voorliggende voorstel is echter geen variatie te zien. Het lijkt erop dat er al gekozen is. Zij vraagt zich af waarom de dienst groter moet worden gemaakt, terwijl er wordt gesproken over de toekomst van de dienst en over de governance. Als er een knip moet komen is de SOJ veilig gesteld, want die kan zelfstandig verder. Zij kan alleen akkoord gaan met positionering van Veilig Thuis als een zelfstandige organisatie buiten de dienst en kan dus niet instemmen met het voorstel. Mevrouw Visser sluit zich aan bij de woorden van de heer Vat. Zij is er niet van overtuigd dat de DG&J in de huidige vorm blijft voortbestaan. Raad en college van Sliedrecht vinden dat Veilig Thuis publiek bestuurd moet worden, maar als een volledig zelfstandige organisatie. In de oplegnotitie zijn de financiën voor een apart organisatieonderdeel en een stichting wel opgenomen, maar de financiën voor het incorporeren in de DG&J niet. Er staat alleen dat het de meest voordelige optie is. Zij heeft de indruk dat het stuk op een bepaalde uitkomst is geschreven. De heer Mol meldt dat de Hoeksche Waard van mening is dat Veilig Thuis als afdeling onder de DG&J moet worden gepositioneerd om de dienst robuust te houden en de overhead te verminderen. Ook zou volgens hem de positionering van de SOJ moeten worden heroverwogen. Hij gaat akkoord met het voorstel. Mevrouw Dansen merkt op dat dit de beste optie lijkt, maar is er niet blij mee. De governance van de dienst is nu al onoverzichtelijk en nu wordt er nog meer aan toegevoegd. Zij sluit aan bij het voorstel van mevrouw De Witte om een voorlopig besluit te nemen. De heer Boogaard sluit aan bij de woorden van de heer Mol. Eigenlijk zouden eerst de bestuurlijke randvoorwaarden moeten worden opgesteld en daarna de positionering moeten worden bepaald. Hij gaat akkoord met de voorgestelde route. De heer Taal vindt dat er te weinig informatie is om akkoord te gaan met het voorstel. Hij vraagt zich af hoe veel draagvlak er binnen de raden is. De heer Van der Linden licht toe dat Dordrecht op het standpunt staat dat er in ieder geval een keuze moet worden gemaakt. Er is geen collegebesluit over genomen, maar het college onderschrijft dat de voorgestelde richting een prima oplossing is. Hij steunt het besluit. De heer Van der Linden onderscheidt in de reacties twee meningen. Sommige gemeenten zijn van mening dat de dienst kleiner zou moeten worden, terwijl andere willen dat de SOJ een afdeling binnen de dienst wordt. De discussie daarover kan nu niet worden gevoerd, maar is in het licht van dit besluit wel belangrijk. Voorwaarde voor de positionering van Veilig Thuis is in ieder geval dat de organisatie op enig moment moet kunnen worden losgemaakt. Het besluit is een collegebevoegdheid, maar de wethouders willen uiteraard rekening houden met de gevoelens in de raden. Hij vraagt de heer Van Hengel in te gaan op de verschillen qua inhoudelijke aansluiting en efficiencywinst bij positionering binnen of buiten de DG&J. De heer Van Hengel reageert dat een aparte organisatie op beide terreinen ingewikkelder is, omdat dat een aparte directeur en aparte bestuurlijke lijnen betekent. Het is dan lastiger om verbindingen te leggen. Voordelen van positionering binnen de DG&J zijn een betere inhoudelijke verbinding en een grotere kans op efficiency. Positionering buiten de DG&J heeft ook tot gevolg dat een belangrijk deel uit de dienst wordt gehaald, want een deel van de Veilig Thuis organisatie bestaat uit medewerkers van de DG&J. Mevrouw Visser vraagt waarom de voordelen niet gekwantificeerd zijn. Voorts vraagt zij wat belangrijker is: het voortbestaan van de dienst als organisatie of het goed regelen van Veilig Thuis. De positionering moet niet de discussie over de governance vertroebelen. De heer Van der Linden 7

10 onderschrijft dat het ooit mogelijk moet zijn om een organisatie eruit te halen. De heer Van Hengel voegt toe dat er na het besluit nog een zienswijze moet volgen. Er is dus een expliciete keuze nodig over wat ter zienswijze moet worden voorgelegd. Er moet nu richting worden gekozen, anders kan een aantal zaken niet in werking worden gezet en komt de datum van 1 januari 2018 in gevaar. Mevrouw Baggerman meent dat het AB kan besluiten dat Veilig Thuis publiek moet worden bestuurd onder of binnen de DG&J. Dan kan vervolgens een en ander uitgewerkt worden. De heer Luteijn denkt dat, als je bij de raden een goed verhaal hebt en daarin gelooft, het misschien goed komt. Hij vindt het geen goede gang van zaken als de AB-leden aan hun raden gaan vragen wat zij moeten doen. De raad heeft wethouders die besturen, maar dan moeten wethouders ook blijven sturen. Zij moeten de beste variant voorleggen, daarin geloven en dat regelen. De raden worden nu in verwarring gebracht door het debat in het AB. De woorden van de heer Luteijn zijn de heer Akkerman uit het hart gegrepen. Hij is wars van het sentiment dat er van alles mis is met de dienst. Als dingen niet goed zijn, moeten de leden ervoor zorgen dat het beter wordt. Bij het sentiment over de dienst hebben de wethouders een taak. Het moet vooral over de inhoud gaan. De heer Donker heeft vertrouwen in de dienst, maar wil desondanks de Veilig Thuis organisatie graag los houden van de dienst. Door de positionering van de SOJ was het mogelijk om daarbij aan te sluiten. De heer Vat onderkent dat beide varianten voordelen hebben. Hij blijft voorstander van positionering onder publiek bestuur, maar wel op zichzelf staand. Mevrouw Van Zandvliet vindt niet duidelijk onderbouwd wat de beste optie is. Zij gaat akkoord, maar vindt het belangrijk dat de bestuurlijke randvoorwaarden goed worden uitgewerkt. Mevrouw De Witte herhaalt haar voorstel voor een voorlopig besluit. Zij vindt de aangeleverde argumentatie te dun om een overtuigde keuze te maken, maar vindt dit logisch gezien de meest voor de hand liggende positionering. Mevrouw Hermans sluit zich aan bij het standpunt vanuit de Hoekse Waard. Mevrouw Baggerman onderschrijft dat op enig moment een knip mogelijk moet zijn. Mevrouw Visser blijft bij haar eerder ingenomen standpunt. De heer Van der Linden memoreert dat in juni over de inhoudelijke overwegingen is gesproken. Elke Veilig Thuis regio stelt de inhoud centraal, maar er is een grote variatie in organisatievormen. Met het oog op de ketensamenwerking vindt hij het belangrijk dat de verbinding met andere beleidsterreinen goed kan worden gelegd. De voorzitter gaat over tot stemming over het voorstel en concludeert dat van de 62 aanwezige stemmen er 41 stemmen voor het voorstel zijn uitgebracht, zodat het voorstel is aangenomen. De gemeenten Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Molenwaard, Sliedrecht, Zederik en Zwijndrecht hebben tegen gestemd. Mevrouw Van Zandvliet vindt het jammer dat het AB over een belangrijk onderwerp zo n verdeeld besluit neemt. De heer Akkerman wil graag in een bijeenkomst inhoudelijk verder spreken over het vervolg. De heer Van der Linden reageert dat bij de verdere uitwerking goed moet worden gelet op de bestuurlijke voorwaarden en de governance. Hij wil hiervoor graag een-op-een met zowel voor- als tegenstanders spreken over het vervolg. De heer Donker zou het goed vinden als een DB-lid ieder jaar bij elke gemeente een bezoek aflegt. Mevrouw Hermans verlaat de vergadering. 8

11 4.e Delegatiebesluit Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten Ontwerpbesluit Het Delegatiebesluit Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten vast te stellen. Besluit Conform besloten. 4.f Bestuursopdracht personen met verward gedrag Ontwerpbesluit Met de bestuursopdracht vragen we u opdracht te geven om op Zuid-Holland Zuid niveau tot een ontwikkelagenda te komen voor een sluitende aanpak personen met verward gedrag. We vragen u daartoe ook een bestuurlijk opdrachtgever en een ambtelijk opdrachtnemer te benoemen en die namens u af te vaardigen naar bovengenoemd Regionaal Schakelteam. Door deze afvaardiging naar het Regionaal Schakelteam stemmen we actief af op de agendapunten die op het niveau van Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland Zuid zijn belegd. 1. In te stemmen met het aanwijzen van wethouder Karin Lambrechts als bestuurlijk opdrachtgever voor de bestuursopdracht ontwikkelagenda 'Personen met verward gedrag' Zuid-Holland Zuid; 2. Te besluiten, naast wethouder Karin Lambrechts, ook wethouder Eva Dansen (portefeuille Maatschappelijke Zorg) namens onze regio Zuid- Holland Zuid af te vaardigen naar het regionaal schakelteam Rotterdam- Rijnmond/Zuid-Holland Zuid; 3. In te stemmen met de in deze bestuursopdracht benoemde ontwikkelpunten (hoofdstuk 3) ten behoeve van de realisatie van een inhoudelijk uitgewerkte, SMART geformuleerde ontwikkelagenda 'Personen met verward gedrag' die in het eerste kwartaal 2018 gereed moet zijn, zodat alle gemeenten in oktober 2018 over een goed werkende keten kunnen beschikken voor de ondersteuning van personen met verward gedrag; 4. Waarbij de besluitvorming voorbehouden blijft aan de lokale colleges/gemeenteraden en de vergadering van het Algemeen bestuur DG&J als afstemmingsplatform zal worden benut; 5. De bestuursopdracht ontwikkelagenda 'Personen met verward gedrag' met een positief advies ter besluitvorming voor te leggen aan uw college. Besluit 1. tot en met 5. conform besloten met de aantekening dat de formulering over wie het besluit neemt, wordt aangepast. Overweging De voorzitter licht toe dat dit geen taak is die bij de dienst belegd is. De colleges zijn formeel verantwoordelijk om dit uit te voeren. Het punt is hier op de agenda gezet, omdat de gemeenten elkaar hier allemaal treffen. Mevrouw Van Zandvliet vraagt of nu besloten wordt om dit door te verwijzen naar alle colleges. Geantwoord wordt dat het voorstel wordt doorgeleid naar de colleges, voorzien van een advies. De heer Van Hengel licht toe het AB geen besluit neemt. Het netwerk van 17 wethouders neemt gezamenlijk het besluit om de bestuursopdracht ontwikkelagenda met een positief advies voor te leggen aan hun colleges. Mevrouw Van Zandvliet reageert dat er geen regio ZHZ bestaat, terwijl dit wel in beslispunt 2 staat. De heer Van Hengel reageert dat bedoeld zijn de 17 wethouders van ZHZ. De tekst zal overeenkomstig worden aangepast. INFORMEREND STUKKEN DIENST GEZONDHEID & JEUGD 4.g Reglement van orde Ontwerpbesluit Kennis te nemen van het Reglement van orde voor het dagelijks bestuur; Besluit Conform besloten. 4.h Kennisprogramma Ontwerpbesluit Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van het kennisprogramma ; 2. Kennis te nemen van het uitvoeringsplan van het kennisprogramma. Besluit Conform besloten. 9

12 Overweging De heer Van der Linden vindt dit een heel positief onderwerp. Hij is aangenaam verrast over wat de dienst aan kennis, informatie en contacten te bieden heeft op allerlei gebieden. Het is goed om al die kennis en informatie nog sterker te verbinden aan lokale en regionale beleidsissues. 4.i Memo Bijdrageverordening Ontwerpbesluit Kennis te nemen van het informerende memo en het onderwerp te agenderen voor de vergadering van 28 september a.s. Besluit Conform besloten. 4.j Herindeling Vijfheerenlanden Ontwerpbesluit Kennis te nemen van de stand van zaken. Besluit Conform besloten. 5. RONDVRAAG De heer van Hengel meldt dat eind september een ontmoeting wordt georganiseerd tussen het algemeen bestuur van de DG&J en het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio. Voor het eerste deel van de bijeenkomst wordt een programma gemaakt met onderwerpen die beide besturen raken. Het tweede deel van de bijeenkomst staat in het teken van het thema terrorismegevolgbestrijding. Mevrouw Van Zandvliet deelt mede dat er op een school in Alblasserdam tbc is en dat hierbij de verbinding tussen de DG&J en de GGD Rotterdam niet soepel is verlopen. Overigens moet de hele school worden getest, hetgeen voor maatschappelijke onrust zorgt. 6. BESLUITVORMENDE STUKKEN SERVICEORGANISATIE JEUGD 6.a Eerste burap 2017 Ontwerpbesluit 1. De 1 e Bestuursrapportage (Burap) 2017 van de Serviceorganisatie vast te stellen, exclusief de begrotingswijzigingen 2017 en 2018; 2. De voorgenomen begrotingswijziging 2017 voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende gemeenteraden, met het verzoek om voor 15 oktober 2017 de zienswijze kenbaar te maken aan het Dagelijks Bestuur; 3. De Serviceorganisatie toe te staan om naast de eerder toegezegde 1,6 miljoen extra uitgaven te doen voor een bedrag van maximaal 2,3 miljoen om knelpunten in de zorgmarkt te kunnen oplossen, vooruitlopend op besluitvorming over de begrotingswijziging 2017; 4. In de vergadering van het Algemeen Bestuur op 2 november 2017 na weging van de ontvangen zienswijzen te besluiten over de begrotingswijziging 2017, ad 5,4 miljoen. 5. De Serviceorganisatie te verzoeken om een meerjarenperspectief op te stellen; 6. De Serviceorganisatie te verzoeken om zo nodig bij het meerjarenperspectief een voorstel voor begrotingswijziging voor 2018 te doen. Besluit 1. tot en met 6. conform besloten. Overweging Mevrouw De Witte licht toe dat er normaal gesproken een voornemen is tot een begrotingswijziging, waarna een zienswijze wordt opgehaald en een besluit wordt genomen. Omdat het geld nu nodig is, lag oorspronkelijk het voorstel voor om de begrotingswijziging vast te stellen en daarna pas voor te leggen voor zienswijze. Het alternatief is om het voornemen tot de begrotingswijziging voor te leggen aan de raden en daarna een definitief besluit in oktober nemen. Wel moet dan de Serviceorganisatie de ruimte krijgen om noodzakelijke uitgaven te doen voor een bedrag van 3,9 miljoen voor Voor 2018 zal nog geen besluit worden genomen. De Serviceorganisatie zal worden gevraagd om een meerjarenbegroting op te stellen, waarin maatregelen staan voor de langere termijn. Het besluit voor 2018 wordt dan in december genomen. 10

13 Mevrouw Van Zandvliet is het eens met het gewijzigde voorstel, maar benadrukt dat alles gedaan moet worden om ook in 2017 binnen de perken te blijven. Het aangepaste voorstel wordt ter vergadering uitgedeeld. 6.b Begrotingswijziging Veilig Thuis Ontwerpbesluit 1. Kennis te nemen van de zienswijzen van de gemeenten op de begrotingswijziging Veilig Thuis en Crisis Interventie Team 2017; 2. Het op 15 december 2016 genomen besluit tot de begrotingswijziging Veilig Thuis en Crisis Interventie Team 2017 te handhaven; 3. Het Dagelijks Bestuur op te dragen de aandachtspunten uit de zienswijzen overeenkomstig de nota van reactie te betrekken bij het vervolgproces. Besluit 1. tot en met 3. conform besloten. 6.c Financiële knoppennotitie Ontwerpbesluit 1. De 'Knoppen'-notitie jeugdhulp ZHZ 2016 met de daarin gesignaleerde verwachte budgetoverschrijding in 2017, vast te stellen; 2. De voorgenomen begrotingswijziging 2017 voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende gemeenteraden, met het verzoek om voor 15 oktober 2017 de zienswijze kenbaar te maken aan het Dagelijks Bestuur; Besluit De 'Knoppen'-notitie jeugdhulp ZHZ 2017 met de daarin gesignaleerde verwachte budgetoverschrijding in 2017, voor kennisgeving aan te nemen. Overweging Mevrouw De Witte licht toe dat dit besluit ook wordt aangepast. De heer. Van der Linden constateert dat de meeste knoppen de financiën betreffen en dat de meeste financiën in de zorgmarkt zitten. Het oorspronkelijke doel was om de zorgmarkt veel kleiner te maken omdat er veel meer met de jeugd moet gebeuren. Mevrouw De Witte voegt toe dat in het voorstel beoogd wordt om de verbinding vanuit de jeugdteams met de jeugdhulp vorm te geven. De heer Vat vraagt of deze notitie ook wordt aangeboden aan de raden. De raden verwachten dat zij hierover nog iets kunnen zeggen. Mevrouw De Witte antwoordt dat de knoppennotitie als bijlage wordt meegezonden ter onderbouwing van de begroting. De heer Kadee meldt nog dat de voorbereidingsgroep, die de vorige keer bouwstenen heeft aangedragen voor de zienswijzen op de begroting, op 24 augustus 2017 een vervolgbijeenkomst houdt. De heer Mol vraagt naar de procedure rond de knoppennotitie en de zienswijzen daarop. Mevrouw De Witte legt uit dat de knoppennotitie als onderbouwing is gevoegd bij de voorgenomen begrotingswijziging De begrotingswijziging wordt ter zienswijze voorgelegd aan de raden, waarbij de Serviceorganisatie de ruimte krijgt om uitgaven te doen tot 3,9 miljoen. Een definitief besluit wordt daarna genomen. Mevrouw Dansen mist in het stuk wat de gemeenten zelf preventief doen met de eigen lokale gelden en de discussie over hoe daar een andere kostenverdeling in kan worden gemaakt. Met meer lokale gelden zou een behoorlijke transformatie mogelijk zijn. Mevrouw Van Zandvliet sluit zich hierbij aan. Juist de lokale transformatie is belangrijk. Als er knoppen zijn waaraan men liever niet wil draaien, moeten die besproken worden. Zij is het eens met de te volgen procedure en stelt voor om de meerjarenbegroting op dezelfde wijze aan de raden aan te bieden. De heer Kadee reageert dat in die discussie ook het voorveld en de relatie naar de jeugdteams moeten worden betrokken en de betekenis daarvan voor de begroting De heer Mol stelt dat de raden twijfels hebben over de cijfers en invloed willen kunnen uitoefenen aan de voorkant. De communicatie moet verbeterd worden. Er zou eerst binnen de eigen organisatie moeten worden getracht om de kosten te verminderen. Voorts is er onduidelijkheid over de vraag of de 1,6 miljoen verdisconteerd zit in de 5,4? De laatste vraag wordt bevestigend beantwoord. De heer Kadee reageert op de eerste vraag dat het AB de discussie daarover moet voeren. Mevrouw De Witte noemt als 11

14 oorzaken voor het tekort de lagere budgetten van het Rijk en de stijgende zorgvraag van 16%. De heer Van der Giessen zou via de Serviceorganisatie informatie willen krijgen over de best practices. Dan kunnen de gemeenten op basis daarvan handelen. Mevrouw De Witte antwoordt dat dit heel goed kan als het AB besluit dat de Serviceorganisatie dat mag. Het lokale veld is steeds een lokale verantwoordelijkheid geweest. Mevrouw Baggerman merkt op dat de gemeenten zelf ook nog niet transformeren. Zij wil graag de discussie voeren over wachtlijsten. Zij hoopt dat de landelijke lobby doorgaat. Zij gaat akkoord met de begrotingswijziging 2017, maar benadrukt dat het voorliggende stuk geen knoppennotitie is. De heer Mol wil graag bijgepraat worden over ontwikkelingen in de afspraken van de Serviceorganisatie met de zorgaanbieders. De voorzitter concludeert dat de AB-leden instemmen met het voorstel, maar vinden dat er meer rekening moet worden gehouden met wat er lokaal gebeurt. Mevrouw Dansen scherpt de conclusie aan: als je werkelijk wilt inzetten op je eigen preventieve lokale programma, is er meer geld nodig. Dat zou een herschikking van de middelen tot gevolg hebben. De heer Akkerman reageert dat voorlopig in de zorgmarkt alle beschikbare budgetten nodig zijn. Je kunt wel geld vanuit de zorgmarkt naar voren willen halen, maar dat is er op dit moment niet. Als je aan geen van de vier knoppen wil draaien, is de conclusie dat er voor investeringen aan de voorkant extra geld nodig is. De heer Van der Linden merkt nog op dat een aantal aanbieders beweegt, maar dat veel aanbieders niet of onvoldoende transformeren. Voorts is het belangrijk op welke wijze de sociale wijkteams in de gemeenten vorm geven aan de transformatie. Mevrouw De Witte concludeert dat de wens om meer geld beschikbaar te hebben voor het lokale veld wordt meegenomen in de meerjarenbegroting en als onderlegger wordt gebruikt voor de begrotingswijziging d Jaarverslag SO Jeugd 2016 Ontwerpbesluit Het Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2016 van de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ vast te stellen. Besluit Conform besloten. Overweging Mevrouw De Witte vraagt of er belangstelling is voor het verspreiden van een factsheet op één A4 tje. Dit blijkt niet het geval te zijn. 6.e Handhaving en naleving Jeugdwet Ontwerpbesluit De 17 colleges te verzoeken om: 1. de directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid te benoemen als toezichthouder ten behoeve van de uitvoering van artikel van de Jeugdwet, alsmede artikel 11 van de Verordening Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid. (Mandaat- en benoemingsbesluit toezichthouder Jeugdwet extern bijlage 1); 2. de directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid mandaat te verlenen om personen werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid te benoemen tot toezichthouder behoeve van de uitvoering van artikel van de Jeugdwet, alsmede artikel 11 van de Verordening Jeugdhulp Zuid- Holland Zuid. (Mandaat- en benoemingsbesluit toezichthouder Jeugdwet intern bijlage 3); 3. Kennis te nemen van het intern proces t.a.v. de aanpak van (on)rechtmatigheden binnen de Jeugdwet, wat de directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid heeft vastgesteld op grond van het door gemeenten verleende uniform mandaat. (Plan van Aanpak Cirkel van Naleving bijlage 2). Besluit 1. tot en met 3. conform besloten. 12

15 Overweging Mevrouw De Witte licht toe dat het bij dit voorstel puur om de rechtmatigheid gaat. Mevrouw Baggerman vindt het niet goed dat één persoon afspraken over de inkoopcontracten maakt en achteraf beoordeelt of die goed zijn uitgevoerd. De heer Kadee reageert dat het is bedoeld voor het geval een aanbieder fraudeert. Mevrouw De Witte antwoordt dat de beoordeling is gekoppeld aan de inkoop. De heer Taal vraagt wat het alternatief is. Mevrouw De Witte antwoordt dat dan iemand anders moet worden ingehuurd. Mevrouw Baggerman kan zich voorstellen dat de beoordeling gebeurt door iemand die niets met het proces te maken heeft, zodat neutraliteit gewaarborgd is. Mevrouw De Witte denkt dat degene die de afspraken heeft gemaakt het beste kan constateren als die niet goed worden nagekomen. Als het tot een conflict komt, is het oordeel aan de rechter. 7. RONDVRAAG Mevrouw De Witte meldt dat er een voortgangsgesprek met het ouderplatform heeft plaatsgevonden. De verhoudingen zijn goed en afgesproken is om tweemaandelijks met elkaar te spreken. Een verslag van het gesprek volgt. De heer Donker was aanwezig bij een informatiebijeenkomst in Giessenburg. De heer Kadee heeft daar informatie gegeven over de Serviceorganisatie. Het zou goed zijn als op een dergelijke bijeenkomst een DB-lid aanwezig is om in te gaan op vragen die door raadsleden worden gesteld. 8. BESLUITVORMENDE STUKKEN REGIONALE AMBULANCEVOORZIENING ZHZ 8.a Eerste burap 2017 Ontwerpbesluit 1. Kennis te nemen van de eerste bestuursrapportage RAV ZHZ 2017; 2. De volgende begrotingswijziging van de RAV ZHZ 2017 vast te stellen; Besluit Primitieve begroting 2017 Gewijzigde begroting 2017 Wijzigingen Baten Lasten Resultaat Het meerjareninvesteringsplan RAV ZHZ met een saldo van vast te stellen. 4. De Bestuursrapportage I 2017 RAV ZHZ te verzenden aan de 17 colleges van de gemeenten in Zuid-Holland Zuid 1. tot en met 4. conform besloten. 8.b Stand van zaken herpositionering RAV ZHZ Ontwerpbesluit Kennis te nemen van het DB besluit d.d over de stand van zaken in het project positionering RAV Zuid-Holland Zuid. Besluit Conform besloten. Overweging De heer Janssen benadrukt dat met de gekozen positionering de kwaliteit voor de patiënten gewaarborgd wordt en dat de gemeenten een eigen RAV in de regio behouden. Voor de gemeenten in ZHZ heeft het voorstel geen financiële consequenties. Er wordt een besluit genomen over de intentieovereenkomst om gezamenlijk met de partners te onderzoeken wat er nodig is om de coöperatie op de juiste manier inhoud te geven. Het is de bedoeling dat het AB op 28 september 2017 of op 2 november 2017 een definitief besluit neemt. Met de begeleidingsgroep is verscheidene malen over dit dossier gesproken. Met de voorgestelde positionering is de kwaliteit beter gewaarborgd, omdat het Erasmus Universitair Medisch Centrum en het Albert Schweitzer Ziekenhuis hun kennis en kunde delen, zodat de zorg voor de patiënten op een juiste wijze gewaarborgd is. De heer Akkerman memoreert dat in de vorige vergadering de vraag is gesteld om bij een vervolgbesluit in beeld te brengen wat dit betekent voor de governance. Hij constateert dat er geen antwoord op die vraag is 13

16 gegeven. De heer Janssen reageert dat nu wordt besloten om uit te zoeken wat er allemaal bij komt kijken. Daarbij komt ook de governance aan de orde. De heer Akkerman constateert dat men dan wel op weg is naar een coöperatie. De heer Janssen antwoordt dat het AB heeft besloten tot onderzoek naar de mogelijkheid van een coöperatie. Mevrouw Baggerman meent dat er meerdere governancevormen zouden worden onderzocht. Er zijn alternatieven toegezegd, maar die zijn er niet gekomen. Mevrouw Van Zandvliet zat in de voorbereidingsgroep. Volgens haar is bij de presentatie in de vorige vergadering duidelijk gezegd dat een coöperatie de enige mogelijkheid is vanwege de licentie. Alternatieven komen al snel buiten het publieke domein en dan ben je de licentie kwijt. De heer Van Hengel memoreert dat in de vorige vergadering is geconcludeerd dat een coöperatie de meest kansrijke startpositie is. Er is toen opdracht gegeven om dat nader te onderzoeken. In de voorliggende intentieovereenkomst wordt vastgelegd dat de drie partijen deze optie gaan onderzoeken. Het besluit zal op een later moment aan het AB worden voorgelegd. Mevrouw Baggerman wijst op de stap daarvoor. Er zou gezocht worden naar mogelijke opties. Nu is men al zo ver dat het straks alleen nog tekenen bij het kruisje is. Mevrouw Van Zandvliet wijst er nogmaals op dat er wel meer keuzes zijn, maar dat je als publieke instelling dan de licentie kwijt raakt. Het AB wil de RAV echter juist in het publieke domein houden, omdat de witte kolom zo belangrijk is. In de presentatie bleken er twee vormen mogelijk te zijn: een coöperatie of een B.V. Om een aantal redenen was een B.V. minder opportuun. Daarom is de opdracht gegeven om de optie van de coöperatie verder uit te werken. Bij deze verdere uitwerking hebben de partners uitgesproken dat zij geheimhoudingsverklaringen wenselijk achten en hebben zij de intentie uitgesproken om serieus te kijken of dit een haalbare optie is. Die haalbaarheid hangt af van een aantal aspecten: pensioentechnisch, fiscaal en op personeelsgebied. Die zaken worden allemaal uitgezocht. Als het AB in september of november niet tot deze positionering besluit, is dat een feit. De heer Van der Linden merkt op dat de uitkomst van het onderzoek kan zijn dat het toch geen realistische optie is. Wat is dan het vervolg? Wordt het dan overgelaten aan een busmaatschappij? Geantwoord wordt dat het niet verstandig is om hierop vooruit te lopen, maar dat het wel een rampscenario zou betekenen. 9. RONDVRAAG Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. 10 KABINET Van het besloten deel is een afzonderlijk verslag gemaakt. 11. SLUITING De voorzitter sluit de vergadering. Vastgesteld op 28 september 2017 in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd, de secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel Mw. C.M.L. Lambrechts 14

17 TOEZEGGINGENLIJST AB DIENST GEZONDHEID & JEUGD Datum 28 september Datum Onderwerp Actie Wie Status Datum afhandeling Vragen over Rijksvaccinatieprogramma Brief Leerdam over informatievoorziening Bestuursopdracht personen met verward gedrag Verwerking gemeentelijke zienswijze op begroting. Beantwoorden. De Witte Geagendeerd Beantwoorden met kopie aan het algemeen bestuur. Formulering aanpassen over wie het besluit neemt. Op specifieke gemeente toegesneden beantwoording verzenden. Lambrechts verzonden Lambrechts verzonden Janssen verzonden

18 Ontwerpbesluit Het Algemeen bestuur besluit om; 1. kennis te nemen van de bereikte ambtelijke overeenstemming ten aanzien van een uniforme kaderstelling GR en op ZHZ niveau, zoals opgenomen in bijgevoegde notitie 2. in te stemmen met deze kaders 3. na behandeling in de AB's van de 3 GR-en een gezamenlijke brief te zenden naar de deelnemende gemeenten met het verzoek in te stemmen met deze kaders Kern van de zaak Zoals bekend, leeft er binnen de regio Zuid-Holland Zuid al geruime tijd de wens om voor de 3 GR-en (OZHZ, VR en DG&J) te werken met eenduidige kaders voor begroting, Algemene Reserve, e.d. In de afgelopen periode is daarover uitgebreid en constructief overleg gevoerd tussen een aantal controllers van gemeenten (die de subregio s A-V, Drechtsteden en Hoeksche Waard vertegenwoordigen) en de concerncontrollers van de Dienst Gezondheid & Jeugd, Omgevingsdienst en Veiligheidsregio. In juni jl. is daarover binnen deze overleggroep overeenstemming bereikt. Het betreffende memo daarover is bijgevoegd. Op 23 augustus is het memo ter bespreking in het AGV geweest. Daar is waardering uitgesproken voor het traject en het gezamenlijk bereikte resultaat. In de AGV is besloten dat deze kaders eerst behandeld zouden moeten worden in de AB s van de 3 GR-en. Reeds genomen besluiten Nvt. Argumenten Samengevat worden de volgende kaders voorgesteld. Begroting: Voorafgaand aan het proces (oktober) stellen de gemeenten in overleg met de GR-en een gezamenlijke uitgangspuntenbrief / regionale meerjarige financiële verkenning op met daarin: o Verwachte prijs- en loonindex op basis van de septembercirculaire, de macro economische verkenning en eventuele bijstelling van indexatie het jaar ervoor; o Een globale meerjarige verkenning van financiële ruimte in het netwerk als gevolg van rijksbeleid, wettelijke veranderingen voor gemeenten en / of GRen, etc. De GR-en ontvangen uiterlijk 1 november bericht over de te hanteren begrotingskaders, zodat zij dit op kunnen nemen in hun begrotingsrichtlijnen, die veelal in december door de individuele AB s worden vastgesteld.

19 De GR-en stellen voor 15 april een complete meerjarenbegroting op inclusief indexering, plus eventuele voorstellen voor taakstellingen en wensen voor nieuw beleid (inclusief vertaling naar inwonerbijdragen). Alle gemeenten hebben nu een totaal overzicht van alle ombuigingen en nieuwe wensen, lokaal én regionaal, en wegen dit integraal af in hun kadernota- / perspectiefnotaproces. In dit proces is het niet 100% uitgesloten dat vanwege krappe financiële ruimte een taakstelling wordt opgelegd om kosten van indexatie via een ombuiging te dekken (indexatie is dus wél uitgangspunt maar géén automatisch recht). Deze besluiten worden verwerkt in hun zienswijzen over de begrotingen. De GR-en betrekken deze zienswijzen bij de vaststelling van hun begroting. De gemeenten verwerken de vastgestelde begrotingen in hun eigen begroting. Weerstandsvermogen / Risicoreserveringen: Hiervoor geldt dat het allerbelangrijkste is het goed managen en in beeld hebben van de risico's. Het start met een goed risicomanagement bij GR-en aan de hand van een goede inschatting van de risico's, de grootte van de risico's en de kans van optreden; plus daarbij het actualiseren en managen van die risico's in de P&C documenten (begroting, turaps / buraps en jaarstukken). Risico's die zich daadwerkelijk voor doen moeten allereerst binnen de GR-en worden opgevangen. Op de 1 e plaats via de exploitatie, anders via het aanwezige weerstandsvermogen (Algemene Reserve). Pas indien deze geen ruimte meer heeft, kan bij voorkeur door verwerking via de resultatenrekening en dus via het jaarresultaat een beroep worden gedaan op de deelnemende gemeenten. Anderzijds moeten GR-en een zekere ruimte houden voor een efficiënte bedrijfsvoering. Daarom is het voorstel: o GR-en houden als Algemene Reserve een eenvoudige, bescheiden buffer aan van 1% van het totaal van de lasten met een minimum van 0,5 miljoen. o GR-en nemen in hun begrotingen, jaarstukken e.d. een goede en smarte paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement op (berekend op basis van een systematiek van grootte maal kans) zodat gemeenten dat kunnen verwerken / aanvullen in hun eigen risico-inschatting c.q. risicobuffer, daarbij rekening houdend met de buffer die reeds bij de GR in de vorm van de Algemene Reserve voorhanden is. o Indien de buffer bij een GR lager is geworden dan de voorgestelde 1% van het begrotingstotaal wordt dit in beginsel niet aangevuld door de gemeenten. Aanvulling dient primair plaats te vinden uit mogelijke (toekomstige) voordelige jaarrekeningresultaten. Het is daarbij niet de bedoeling een dergelijke aanvulling te regelen via een extra inwonerbijdrage in de onderscheiden begrotingen van de GR-en. Jaarrekeningresultaat / bestemmingsreserves: De discussie over resultaatbepaling of resultaatbestemming is financieel technisch en bestuurlijk van minder belang. Inhoudelijk is van belang dat eventuele resultaten nadat een eventueel tekort in de Algemene Reserve is aangevuld tot 1% van het begrotingstotaal - in principe terug horen te vloeien naar de eigenaren en GR-en terughoudend moeten omgaan met het vormen van bestemmingsreserves. Voorstellen om uit het resultaat een deel te storten in een bestemmingsreserve dienen onderbouwd te zijn met concrete bedragen en concrete voornemens/plannen. In de jaarrekeningen dient per bestemmingsreserve het resterende deel eveneens onderbouwd te zijn met concrete bedragen en een planning. Een niet benodigd deel van een bestemmingsreserve dient samen met het jaarrekeningresultaat te worden uitgekeerd aan de eigenaren.

20 Een nadelig jaarrekeningresultaat dient in eerste instantie te worden gedekt uit de eigen Algemene Reserve. Pas wanneer deze nihil is, kan een beroep worden gedaan op de gemeenten. Voorgesteld wordt voor de voorgestelde resultaatbestemming (dus incl. de eventuele vorming van bestemmingsreserves) een zienswijzeprocedure te voeren. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften van veel gemeenten, rekening gehouden met opmerkingen in Grip op GR-en en invulling gegeven aan adviezen van kernteams c.a.. De AB s zullen vervolgens bij de vaststelling van de jaarrekening en de resultaatbestemming deze zienswijzen hierbij betrekken. Op deze manier wordt adequaat invulling gegeven aan het budgetrecht van de AB s en eigenaren. Met dit voorstel: Wordt recht gedaan aan de eigenaarsrol van gemeenten; Wordt in een vroeg stadium duidelijkheid geboden aan de GR-en én aan de deelnemende gemeenten c.q. provincie; Houden de GR-en verantwoordelijkheid en ruimte voor de eigen bedrijfsvoering; Wordt het onnodig oppotten van geld voorkomen; Komt een einde aan regelmatig terugkerende discussies over de Algemene Reserve en andere reserves; Wordt aandacht gevraagd voor een goed risicomanagement (zowel actualiseren als managen van de risico s); Wordt rekening gehouden met Grip op Verbonden partijen. Kanttekeningen en risico s Nvt. Kosten, baten en dekking Nvt. Communicatie Na behandeling in de AB s van de 3 GR-en wordt een gezamenlijke brief verzonden naar de deelnemende gemeenten. Juridische of personele consequenties Nvt. Evaluatie en verantwoording Nvt.

21 Het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; Gelet op: Artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; B e s l u i t : 1. kennis te nemen van de bereikte ambtelijke overeenstemming ten aanzien van een uniforme kaderstelling GR en op ZHZ niveau, zoals opgenomen in bijgevoegde notitie 2. in te stemmen met deze kaders 3. na behandeling in de AB's van de 3 GR-en een gezamenlijke brief te zenden naar de deelnemende gemeenten met het verzoek in te stemmen met deze kaders Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 28 september 2017, de secretaris de voorzitter, K.J. van Hengel mevrouw C.M.L. Lambrechts

22 Memo Aan: Van: AGV namens ZHZ gemeenten en ZHZ-GR-en Jos Buijserd, Dennis vd Graaf, Arie vd Heiden, Johan Rutten, Gé van Strien, Peter Vermeulen, Jeroen den Uijl, Teunis de Haas Opsteller Gé van Strien Betreft: Naar een Financieel veerkrachtig netwerk (uniformering kaderstelling GR en op ZHZ niveau) Datum: 26 juni 2017 Aanleiding De Gemeenschappelijke Regelingen in Zuid-Holland-Zuid worden voor gemeenten steeds belangrijker als partner in het beleid en uitvoering en vertegenwoordigen een belangrijk deel van de uitgaven van gemeenten (circa 30-50%). In de financiële sturing van die verbonden partijen zijn de afgelopen jaren per Gemeenschappelijke Regeling afzonderlijke en verschillende afspraken gemaakt over taakstellingen, indexering, weerstandsvermogen e.d. Bij zowel de GR'en als de gemeenten is de behoefte om uniforme regels af te spreken naar alle GR'en, zowel procesregels als financieel-technische regels. Een vertegenwoordiging van concerncontrollers van gemeenten uit de subregio s Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden en Hoeksche Waard hebben met elkaar en met de concerncontrollers van de GR en op ZHZ-niveau (Veiligheidsregio, Omgevingsdienst en Dienst Gezondheid en Jeugd) gesproken over uniformering van kaderstelling voor GR en. In dit memo treft u, als uitkomst van de gesprekken, een aantal uitgangspunten/voorstellen aan voor uniformering van de kaderstelling voor GR en. Als er ook bestuurlijk draagvlak is voor de uitgangspunten/voorstellen dan worden deze uitgangspunten/voorstellen, bij eerstvolgende aanpassing, in de kaderstellende beleidsdocumenten van de GR en (zoals een financiële verordening, bijdrageverordening e.d.) verwerkt en vastgesteld. Doelstelling De nieuwe regels beogen het volgende: - De GR'en hebben met name behoefte aan duidelijkheid: eensluidende en eenvoudige richtlijnen voorafgaande aan de begrotingsopstelling (dus in nov/dec T-2) enerzijds en tijdige, meerjarige afspraken als het gaat over zaken als ombuigingen anderzijds. Daarbij gaat het niet alleen om zaken als te hanteren indices bij de jaarlijkse begroting, maar ook over het aan te houden weerstandsvermogen, hoe om te gaan met risico s en met (bestemmings)reserves. - Gemeenten hebben met name behoefte aan een jaarlijkse, integrale, bestuurlijke afweging, d.w.z. complete, beleidsrijke GR meerjarenbegrotingen per 15 april vergezeld van eventuele wensen en ombuigingen, zodat de eigenaren bestuurlijke afwegingen kunnen maken in hun kader- of perspectief nota tussen GR'en onderling en tussen GR prioriteiten en lokale prioriteiten. - Een handvat hoe effectief en efficiënt om te gaan met risico reserveringen in het netwerk. - Transparantie en eenvoud voor het begrotingsproces in het netwerk. Voorstel Het voorstel bestaat uit: - Begroting

23 Memo o Voorafgaand aan het proces (oktober) stellen de gemeenten in overleg met GR'en een gezamenlijke uitgangspuntenbrief /regionale meerjarige financiële verkenning op met daarin Verwachte prijs- en loonindex op basis van de septembercirculaire, de macro economische verkenning en eventuele bijstelling van indexatie het jaar ervoor (dus geen tussentijdse nacalculatie, maar wel de doorwerking van de werkelijke index van het jaar ervoor) Een globale meerjarige verkenning van financiële ruimte in het netwerk als gevolg van rijksbeleid, wettelijke veranderingen voor gemeenten en/of GR'en, etc. o De GRen ontvangen uiterlijk 1 november bericht over de te hanteren begrotingskaders, zodat zij dit op kunnen nemen in hun begrotingsrichtlijnen, die veelal in december door de individuele AB s worden vastgesteld. o De GR'en stellen een complete meerjarenbegroting op inclusief indexering, plus eventuele voorstellen voor taakstellingen en wensen voor nieuw beleid (voor 15 april plus vertaling naar inwonerbijdragen) o Alle gemeenten hebben nu een totaal overzicht van alle ombuigingen en nieuwe wensen, lokaal én regionaal, en wegen dit integraal af in hun kadernota/perspectiefnota proces. In dit proces is het dus niet 100% uitgesloten dat vanwege krappe financiële ruimte een taakstelling wordt opgelegd om kosten van indexatie via een ombuiging te dekken (indexatie is dus wél uitgangspunt maar géén automatisch recht). Deze besluiten worden verwerkt in hun zienswijzen. o De GR'en betrekken deze zienswijzen bij de vaststelling van hun begroting o De gemeenten verwerken de vastgestelde begrotingen in hun eigen begroting - Weerstandvermogen / Risicoreserveringen o Ook hier geldt dat het allerbelangrijkste is het goed managen en in beeld hebben van de risico's. Het start met een goed risicomanagement bij GR'en aan de hand van een goede inschatting van de risico's, de grootte van de risico's en de kans van optreden; plus daarbij het actualiseren en managen van die risico's in de P&C documenten (begroting, buraps en jaarstukken). o Risico's vinden nooit allemaal tegelijk plaats. Daarom is het niet efficiënt als alle GR'en hun eigen risicobuffer moeten aanleggen, dit zou leiden tot meerdere, versnipperde risicobuffers (en zog. dood geld). Bovendien moeten risico s die zich daadwerkelijk voordoen allereerst binnen de GR-en worden opgevangen. Op de 1 e plaats via de exploitatie, anders via het aanwezige weerstandsvermogen (Algemene reserve). Pas indien deze geen ruimte meer heeft, kan bij voorkeur door verwerking via de resultatenrekening en dus via het jaarresultaat een beroep worden gedaan op de deelnemende gemeenten. Anderzijds moeten GR'en een zekere ruimte houden voor een efficiënte bedrijfsvoering. Daarom is het voorstel: GR'en houden een eenvoudige, bescheiden buffer aan van 1% van het totaal van de lasten met een minimum van 0,5 miljoen 1. 1 Huidige risicobuffers: VRZHZ ratio > 1 = > = 0,6% van 48 mln; OZHZ: 5% van de omzet ad 23 mln; DG&J: SOJ géén buffer (alles resultaatbepaling), RAV reserves zijn van de verzekeraars, omzet 137 mln; GRD: Per dochter wordt een exploitatiereserve gevormd. De maximale hoogte hiervan bedraagt 3% van de apparaatslasten, met een minimum van Voor de algemene reserve is er een maximumniveau van vastgesteld. Totale omzet 296 mln.

24 Memo GR'en nemen in hun begrotingen, jaarstukken e.d. een goede en smarte weerstandsvermogen en risicoparagraaf op (op basis van een systematiek van grootte maal kans) zodat gemeenten dat kunnen verwerken / aanvullen in hun eigen risico inschatting c.q. risicobuffer, daarbij rekening houdend met de buffer die reeds bij de GR in de vorm van de Algemene reserve voorhanden is. Indien de buffer bij een GR lager is geworden dan de voorgestelde 1% van het begrotingstotaal wordt dit in beginsel niet aangevuld door de gemeenten. Aanvulling dient primair plaats te vinden uit mogelijke (toekomstige) voordelige jaarrekeningresultaten. Het is daarbij niet de bedoeling een dergelijke aanvulling te regelen via een extra inwonerbijdrage in de onderscheiden begrotingen van de GRen. - Jaarrekeningresultaat / bestemmingsreserves o De discussie over resultaatbepaling of resultaatbestemming is financieel technisch en bestuurlijk van minder belang. Inhoudelijk is van belang dat eventuele resultaten nadat een eventueel tekort in de Algemene reserve is aangevuld tot 1% van het begrotingstotaal - in principe terug horen te vloeien naar eigenaren en GR'en terughoudend moeten omgaan met het vormen van bestemmingsreserves. o Voorstellen om uit het resultaat een deel te storten in een bestemmingsreserve dienen onderbouwd te zijn met concrete bedragen en concrete voornemens/plannen. In de jaarrekeningen dient per bestemmingsreserve het resterende deel eveneens onderbouwd te zijn met concrete bedragen en een planning. o Een niet benodigd deel van een bestemmingsreserve dient tezamen met het jaarrekeningresultaat te worden uitgekeerd aan de eigenaren. o Een nadelig jaarrekeningresultaat dient in eerste instantie te worden gedekt uit de eigen Algemene reserve. Pas wanneer deze nihil is, kan een beroep worden gedaan op de gemeenten. o Voorgesteld wordt voor de voorgestelde resultaatbestemming (dus incl. de eventuele vorming van bestemmingsreserves) een zienswijzeprocedure te voeren. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften van veel gemeenten, rekening gehouden met opmerkingen in Grip op GR-en en invulling gegeven aan adviezen van kernteams c.a.. De AB s zullen vervolgens bij de vaststelling van de jaarrekening en de resultaatbestemming deze zienswijzen hierbij betrekken. Op deze manier wordt adequaat invulling gegeven aan het budgetrecht van de AB s en eigenaren. - Eigenarenoverleg o Voor de bemensing van de werkgroep die de jaarlijkse uitgangspuntenbrief opstelt, wordt voorgesteld 2 controllers per subregio plus de controllers GRD, VRZHZ, OZHZ en DG&J, te organiseren en dit voor te laten bereiden door 1 controller per subregio. Vervolgproces Het voorstel is om deze memo in het AGV te bespreken op inhoud en het AGV te advies te vragen met betrekking tot het gewenste bestuurlijke vervolgproces.

25 Bestuurlijke vergaderplanning 2018 dienst Gezondheid & Jeugd versie Stuurgroep SOJ DB DG & J ZHZ uur DG&J, kamer 4.08 Kernteam t.b.v. ABvergadering Auditcommissie tbv AB vergadering Maandag uur DG&J, kamer 4.08 AB DG & J ZHZ Donderdag uur Vooroverleg DB uur Bijzonderheden 11 januari 18 februari 22 januari 1 februari 25 januari uur 15 februari Gezamenlijk DB DG&J en VR ZHZ 8 maart 15 maart 19 maart 29 maart 12 april In DB ligt jaarrekening 2017 en primaire begroting mei (ivm feestdagen) uur 7 JUNI THEMA AB BIJEENKOMST: uur 14 juni 21 juni 25 juni 5 juli In AB: Jaarrek. 2017/1 e burap/begr In DB de 1 e burap, en indien wijzigingen zich hebben voorgedaan de Jaarrekening 2017 en primaire begroting Eind april/begin mei zal er een gezamenlijke bijeenkomst zijn met OZHZ en VRZHZ ivm presentatie begroting 30 augustus 6 september 10 september 20 september 13 september uur 18 OKTOBER thema AB BIJEENKOMST: Gezamenlijk DB DG&J en VR ZHZ 18 oktober 1 november 5 november 15 november 2 e burap en geactualiseerde begroting november 29 november 3 december 13 december De grijs gekleurde vakken zijn bestemd voor de DB- en AB-leden.

26 Informatiebrief aan het Algemeen Bestuur Onderwerp Rijksvaccinatieprogramma Datum 28 september 2017 Geachte leden van het algemeen bestuur, Op 6 april 2017 is het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd geïnformeerd over de aanstaande transitie van de verantwoordelijkheid van de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) van Rijk naar gemeenten. Er is toen besloten dat de uitvoering van het RVP zal worden toegevoegd aan het takenpakket Jeugdgezondheidszorg (JGZ) als onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd. Tijdens de behandeling van dit agendapunt zijn een aantal aanvullende vragen gesteld. In bijlage 1 treft u het gedeelte uit het verslag. Deze vragen worden in deze memo beantwoord. Daarnaast is beschreven welke activiteiten worden ondernomen om de vaccinatiegraad in de regio te verhogen. Deze brief is tot stand gekomen in samenwerking met het Consortium Rivas/ Careyn en afdelingen infectieziektebestrijding en epidemiologie van de Dienst Gezondheid & Jeugd. Beantwoording vragen uit AB 6 april Wordt de vaccinatiegraad voor baarmoederhalskanker apart bijgehouden? De vaccinatiegraad voor baarmoederhalskanker wordt apart bijgehouden. In Zuid- Holland Zuid is de vaccinatiegraad ongeveer gelijk aan Nederland (52% in ZHZ t.o.v. 53% in NL). In Zuid-Holland Zuid zijn wel duidelijk uitschieters: Hardinxveld Giessendam heeft de laagste graad (25%) en Cromstrijen de hoogste (71%). In tabel 1 zijn alle cijfers terug te vinden. In heel Nederland is de vaccinatiegraad voor baarmoederhalskanker duidelijk lager dan de andere vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma. Dit zien we ook in Zuid-Holland Zuid. Dit is zorgelijk omdat meisjes die zich niet laten vaccineren niet beschermd zijn tegen bepaalde varianten van Humaan Papillomavirus (HPV) die baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Baarmoederhalskanker is een ernstige ziekte die jaarlijks bij zo'n 600 vrouwen wordt ontdekt. Elk jaar overlijden er ongeveer 200 vrouwen in Nederland aan.

27 2. Wat is het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal vaccinaties? De vaccinatiegraad is het percentage kinderen dat op een bepaalde leeftijd een (serie van) vaccinatie(s) heeft ontvangen ten opzichte van alle kinderen die voor toediening van de vaccinatie(s) in aanmerking kwamen. Het RIVM bepaalt de vaccinatiegraad voor de verschillende vaccinaties op de leeftijd van 2 jaar, 5 jaar, 10 jaar en 14 jaar. De Dienst Gezondheid & Jeugd beschikt over deze vaccinatiegraad. Het RIVM beschikt over het aantal vaccinaties gegeven per kind, op basis daarvan wordt de vaccinatiegraad berekend. De vaccinatiegraad ligt in Zuid-Holland Zuid iets onder het gemiddelde in Nederland (tabel 2). Maar voldoet aan de WHO doelstelling (Global Vaccine Action Plan ) te komen tot een vaccinatiegraad van minimaal 90%. Echter verschillende individuele gemeenten hebben een lagere vaccinatiegraad (zie tabel 2). De WHO-norm van 95% nodig voor de eliminatie van mazelen, wordt regionaal met 91% niet gehaald. Alleen in Gorinchem en Zwijndrecht wordt deze norm (beide 95%) wel gehaald (zie tabel 2). 3. Kunnen middelen die, in geval van lage vaccinatiegraad, mogelijk overblijven ingezet worden voor het vaccineren van ouderen? Op dit moment loopt de financieringsstroom van het Rijksvaccinatieprogramma via de begroting van het ministerie van VWS naar het RIVM. Het RIVM stelt de vaccinaties om niet beschikbaar aan Rivas/ Careyn. Voor het toedienen van de vaccinaties en bijkomende werkzaamheden ontvangt Rivas/ Careyn, achteraf, een vast bedrag per gegeven prik. De hoogte van het bedrag is afhankelijk of het een individueel toegediende vaccinatie of een groepsvaccinatie betreft. Vanaf 1 januari 2019 gaat de financiële verantwoordelijkheid van het Rijksvaccinatieprogramma over naar gemeenten. De vaccinaties zullen dan ook om niet beschikbaar gesteld worden aan Rivas/ Careyn. Op welke wijze gemeenten de financiering van het toedienen van de vaccinaties en bijkomende werkzaamheden kunnen vormgeven is op dit moment nog niet bekend. Dit zal worden opgenomen in de circulaire van december 2017 zodat het meegenomen kan worden in de begroting voor het jaar Aanvullende informatie - wat wordt ondernomen om de vaccinatiegraad in de regio te verhogen Op 24 oktober 2017 vindt het kennisatelier '25 jaar na de laatste polio-epidemie: het belang van vaccineren!' plaats.het kennisatelier is bedoeld voor wethouders, raadsleden en beleidsmedewerkers van gemeenten, JGZ-professionals, huisartsen en specialisten. Meer informatie vindt u via onderstaande link. Het is een opstart voor vervolg in gramma_def-kennisatelier.pdf Per 1 januari 2018 wordt het vaccinatieconsult/ informed consent landelijk ingevoerd. In het vaccinatieconsult is ruimte voor vragen en twijfels van ouders. Het Consortium is voorbereidingen aan het treffen voor de invoering van het vaccinatieconsult/ informed consent. De artsen en verpleegkundigen van het Consortium volgen de (nieuwe) e-learning van het RIVM met achtergronden van het RVP. Het doel van deze e-learning is kennis van jeugdartsen en verpleegkundigen aan te vullen om op het gebied van vermeende bijwerkingen/ bestanddelen e.d. om de inhoudelijke discussie met de kritische prikker te kunnen voeren. Voor meer informatie:

28 nsf/NieuwsbriefSendWeb?OpenForm&Query=7849F50C66B1A009C125815C004 00C8C Binnen het Consortium wordt gebruik gemaakt van de brochures over de acceptatie van vaccinatie onder bevindelijk gereformeerden ontwikkeld door de academische werkplaats in Nijmegen (zowel de brochure voor ouders als die voor medische professionals). Rivas en Careyn hebben een webpagina ingericht met informatie over vaccinaties ( en Daarnaast is er een e- mailadres ingericht waar ouders met vragen rondom vaccinaties terecht kunnen en Het RIVM heeft een uitgebreide website met informatie en veelgestelde vragen over het Rijksvaccinatieprogramma ( )

29 Tabel 1: Vaccinatiegraad HPV, leeftijd 14 jaar, meisjes (2017) Gemeenten Vaccinatiegraad HPV Alblasserdam 41 Binnenmaas 57 Cromstrijen 71 Dordrecht 57 Giessenlanden 61 Gorinchem 63 Hardinxveld- 25 Hendrik-Ido-Ambacht 48 Korendijk 40 Leerdam 49 Molenwaard 36 Oud-Beijerland 55 Papendrecht 64 Sliedrecht 36 Strijen 56 Zederik 49 Zwijndrecht 54 Regio Zuid-Holland Zuid 52 Nederland 53 Bron: RIVM. Na te zoeken op de databank van de Dienst Gezondheid & Jeugd (ook vaccinatiegraad van andere vaccinaties is hier na te zoeken): - Ziekte & Zorg Infectieziekten Rijksvaccinatieprogramma vaccinatiegraad Directe link: d8a4-40f a540f6492cd

30 Tabel 2: Geboorten en vaccinatiegraad zuigelingen Thema's - Gemeenten Aantal kinderen in cohort zuigelingen 2-jarigen Vaccinatiegraad zuigelingen DKTP (vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar) [%] Vaccinatiegraad zuigelingen Hib (vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar) [%] Vaccinatiegraad zuigelingen Hepatitis B (vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar) [%] Vaccinatiegraad zuigelingen Pneumo (vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar) [%] Vaccinatiegraad zuigelingen BMR (vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar) [%] Vaccinatiegraad zuigelingen Men C (vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar) [%] Alblasserdam Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld Hendrik-Ido-Ambacht Korendijk Leerdam Molenwaard Oud-Beijerland Papendrecht Sliedrecht Strijen Zederik Zwijndrecht Regio Zuid-Holland Nederland Bron: RIVM. Na te zoeken op de databank van de Dienst Gezondheid & Jeugd (ook vaccinatiegraad van andere vaccinaties is hier na te zoeken: - Ziekte & Zorg Infectieziekten Rijksvaccinatieprogramma vaccinatiegraad Directe link: 92f1-49d8-be23-42e d

31 Figuur 1: Vaccinatieschema Bron:

32 Bijlage 1 Verslag openbare vergadering algemeen bestuur Dienst Gezondheid & Jeugd d.d. 6 april 2017, agendapunt 4.

33 Ontwerpbesluit Het Algemeen Bestuur besluit om; 1. kennis te nemen van de presentatie waarin drie opties met daarbij behorende herverdeeleffecten worden geschetst voor het opstellen van een bijdrageverordening 2. een voorkeur uit te spreken voor één optie en het voor vaststelling van de verordening te volgen tijdpad Kern van de zaak Het vaststellen van de deelnemerbijdragen is momenteel gekoppeld aan het vaststellen van de begroting. Hierin is een bijlage opgenomen waarin op basis van verschillende verdeelsleutels de omvang van de bijdrage wordt bepaald. Deze verdeelsleutels zijn historisch bepaald en zijn niet verankerd in een verordening. In de begroting 2018 leidt dit tot het volgende beeld; Begroting 2018 Programma Lasten Bijdrage Toezicht kinderop vang Overige baten (subsidies/tarief) Saldo Huidige grondslag bijdrage 1. Publieke gezondheid Samen voor gezond 2. Maatschappelijke zorg Onderwijs BLVS 4. JGZ Bestuur & organisatie Algemene dekkingsmiddelen VGZ JGZ/JPT/Digitaal dossier/extra contactmoment Geconstateerd kan worden dat er geen aansluiting is tussen kosten en baten op programmaniveau en hierin onderling gecompenseerd wordt. In het kader van transparantie wordt voorgesteld om een bijdrageverordening te laten vaststellen waarin uitgangspunten zijn benoemd ten aanzien van de kostentoerekening en de voor de bijdrage te hanteren verdeelsleutels. Ten aanzien van de verdeelsleutels zijn 3 opties benoemd. Reeds genomen besluiten In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 23 februari is de notitie bijdrageverordening besproken. Deze notitie gaf inzicht in de huidige systematiek van bekostiging en benoemde de mogelijke uitgangspunten voor een bijdrageverordening. In deze vergadering zijn verschillende vragen gesteld en suggesties gedaan. Hierop is een reactie gegeven in een memo dat in de AB vergadering van 6 juli ter informatie is geagendeerd. In dit memo is voorgesteld om in de AB vergadering van september een presentatie te geven over de mogelijke verdeelsleutels die gehanteerd kunnen worden en de gevolgen hiervan.

34 Argumenten Herverdeeleffecten Opties verdeelsleutels Er zijn drie opties uitgewerkt ten aanzien van de te hanteren verdeelsleutel en de consequenties hiervan; 1. geen aanpassing van de bijdragen en verdeelsleutels zoals die nu worden gehanteerd 2. een bijdrage die gerelateerd is aan het saldo kosten (inclusief overhead) en overige opbrengsten per product. Voor producten met een specifieke doelgroep wordt een specifieke verdeelsleutel gehanteerd. Dit geld voor de producten: a. Leerplicht- verdeelsleutel aantal leer- en kwalificatieplichtigen (5-17) b. Jeugdgezondheidszorg verdeelsleutel jeugdigen (0-18) Voor producten met een generieke doelgroep wordt een verdeelsleutel inwoneraantal gehanteerd. 3. als 2 maar voor de producten met een generieke doelgroep in plaats van inwoneraantal de keuze voor de sleutel aandeel deelnemer in het aan alle deelnemers uitgekeerde algemeen deel van het gemeentefonds Analyse 1. Bij een keuze voor variant 1: zullen er geen herverdeeleffecten optreden over de deelnemers. Hiermee wordt echter de idee losgelaten dat er een verband is tussen de voor een product gemaakte kosten en de bijdrage die hiervoor wordt opgehaald. 2. Bij een keuze voor variant 2: zullen er herverdeeleffecten optreden die variëren van /-6,1% tot /9,5%. Met deze variant wordt er wel een verband aangebracht tussen de kosten voor een product en de hiervoor op te halen bijdrage. 3. Bij een keuze voor variant 3: zij er eveneens herverdeeleffecten optreden, de variatie hier is tussen de /11,2% tot /8,4%. Ook met deze variant wordt er een verband aangebracht tussen de kosten voor een product en de hiervoor op te halen bijdrage. Kanttekeningen en risico s Nvt. Kosten, baten en dekking Nvt. Communicatie Nvt. Juridische of personele consequenties Nvt. Vervolgprocedure Het voorleggen van de concept-verordening aan het AB en vervolgens ter zienswijze aan de gemeenteraden. Evaluatie en verantwoording Nvt.

35 Aan de colleges van burgemeester en wethouders van de 17 gemeenten in Zuid-Holland Zuid Dordrecht, 28 september 2017 Betreft: Voortzetting solidariteitsafspraken Geachte leden van het college, Op 6 april 2017 heeft het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd (verder: Algemeen Bestuur) kennis genomen van het rapport van Significant genaamd "Evaluatie solidariteitsafspraken Jeugdhulpregio Zuid-Holland Zuid" en op basis van dit rapport het besluit genomen om de solidariteitsafspraken, zoals genoemd in de bijdrageverordening Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid artikel 5, in beginsel te handhaven voor een periode van 2 jaar. Het Algemeen Bestuur heeft de colleges verzocht om een zienswijze bij de gemeenteraden op te halen ten aanzien van dit voorgenomen besluit. Wij hebben van 16 van de 17 gemeenten de gevraagde zienswijze ontvangen, waarvoor onze dank. 1 Een samenvatting van de zienswijzen van de verschillende gemeenten en onze beantwoording vindt u in de bijlage. Het merendeel van de gemeenten geeft aan dat er prikkels moeten komen om preventie te stimuleren en te belonen. Het inbouwen van dergelijke prikkels is ook de ambitie van het Algemeen Bestuur. Het is echter in de praktijk lastig gebleken om een direct verband aan te tonen tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Het inbouwen en handhaven van prikkels die door alle partijen als eerlijk worden ervaren is daardoor complex. Doordat er langzaam een steeds beter inzicht ontstaat in de verhouding tussen de kosten en de baten van de 17 gemeenten, is het echter wel mogelijk om op basis van deze inzichten een verder gezamenlijk onderzoek uit te voeren naar het inbouwen van prikkels. Om nu alvast een prikkel in te bouwen en gemeenten de mogelijkheid te geven om van elkaar te leren, zal de Serviceorganisatie elke 4 maanden naar alle 17 gemeenten een overzicht sturen van de verhouding tussen de kosten en de baten in de gemeenten. De gemeenten geven aan dat ze ruim voor de zomer een indicatie willen krijgen over budgetuitnutting en eerder betrokken willen worden bij discussies over de knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. In de sturingsnotitie Jeugdhulp, die in 2014 in alle gemeenteraden is vastgesteld, is echter een andere P&C cyclus afgesproken waar de Serviceorganisatie vervolgens op ingericht is. Bij de knoppennotitie hebben we echter desondanks ons best gedaan om de gemeenteraden zo goed als mogelijk in positie te zetten om een afgewogen besluit te kunnen nemen. In de nieuwe regionale beleidsnota, die naar alle waarschijnlijkheid eind december klaar zal zijn, worden de nieuwe afspraken vastgelegd en zullen we zoveel als mogelijk aansluiten op de gemeentelijke P&C cyclus. 1 Van de gemeente Leerdam hebben we geen zienswijze van de gemeenteraad ontvangen. 1

36 Van de 16 gemeenten hebben 15 gemeenten ingestemd met het handhaven van de solidariteitsafspraken voor de duur van 2 jaar. Alleen de gemeente Cromstrijen heeft voorgesteld om de solidariteitsafspraken voor 1 jaar te continueren. Aangezien 1 jaar te kort is om meer inzicht te krijgen in het gebruik en de achterliggende oorzaken van dit gebruik, heeft het Algemeen Bestuur besloten om de solidariteitsafspraken voor 2 jaar te handhaven en deze afspraken in 2019 te evalueren. Op basis van deze evaluatie wordt er een voorstel gedaan om te komen tot afspraken over verrekening vanaf Wij willen u verzoeken om deze brief en het besluit van het Algemeen Bestuur aan uw gemeenteraad te versturen. Hoogachtend, het dagelijks bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd, de secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel C.M.L. Lambrechts 2

37 Dordrecht, x Onderwerp: Handhaving solidariteitsafspraken Jeugdhulp Agendapunt: Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Het Dagelijks Bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit - De solidariteitsafspraken, zoals genoemd in de bijdrageverordening Jeugdhulp Zuid- Holland Zuid artikel 5, te handhaven voor een periode van 2 jaar ( ); - In het jaar 2019 de afspraken nogmaals te evalueren en met een voorstel te komen voor een verrekeningssystematiek. Kern van de zaak Het Algemeen Bestuur heeft bij brief, d.d ,de 17 colleges verzocht om zienswijzen bij de gemeenteraden op te halen over de voorgenomen handhaving van de solidariteitsafspraken. Alle gemeenteraden (van de gemeente Leerdam hebben we geen reactie ontvangen) hebben ingestemd met de handhaving van de huidige solidariteitsafspraken voor 2 jaar. Alleen de gemeente Cromstrijen heeft in haar zienswijze aangegeven de afspraken voor en periode van 1 jaar te willen handhaven. Gelet op de zienswijze van de gemeenten is het voorstel om de huidige afspraken voor 2 jaar te handhaven, deze in 2019 nogmaals te evalueren en vervolgens met een voorstel te komen voor een verrekeningssystematiek. Reeds genomen besluiten In het Beleidsrijk Regionaal Transitiearrangement (BRTA) is afgesproken om voor de regio Zuid-Holland Zuid het gezamenlijk budgetmodel te hanteren voor een aantal specifieke onderdelen van het jeugdhulpstelsel. Met de derde wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd en de mandaatbesluiten van de 17 gemeenten zijn taken in het kader van de jeugdwet gedelegeerd en gemandateerd. Op 11 december 2014 is in het Algemeen Bestuur van de DG&J de Bijdrageverordening Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid (verder bijdrageverordening) vastgesteld. In deze bijdrageverordening staan in artikel 5 de afspraken over solidariteit en verrekening. In het Dagelijks Bestuur van 1 december 2016 (en ter kennisname in het Algemeen Bestuur van 15 december 2016) is afgesproken een evaluatie uit te voeren over het gekozen model en op basis van de evaluatie een besluit te nemen over de wijze van verrekening vanaf

38 Argumenten Op 6 juli 2017 heeft het algemeen bestuur kennis genomen van het rapport van Significant genaamd "Evaluatie solidariteitsafspraken Jeugdhulpregio Zuid-Holland Zuid" en op basis van dit rapport het besluit genomen om de solidariteitsafspraken, zoals genoemd in de bijdrageverordening Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid artikel 5, in beginsel te handhaven voor een periode van 2 jaar. Het algemeen bestuur heeft de colleges verzocht om een zienswijze bij de gemeenteraden op te halen ten aanzien van dit voorgenomen besluit. Op basis van deze conclusies heeft het algemeen bestuur besloten om de solidariteitsafspraken in beginsel voor een periode van 2 jaar te handhaven. Na dit besluit is het rapport en het besluit van het algemeen bestuur voorgelegd aan de 17 colleges met het verzoek om zienswijzen op te halen bij de gemeenteraden voor zienswijze. Van 16 van de 17 gemeenten hebben wij de zienswijze van de colleges/raden ontvangen (alleen van Leerdam hebben wij geen zienswijze ontvangen). Een samenvatting van de zienswijzen van de verschillende gemeenten en de voorgestelde beantwoording vindt u in de bijlage. Van de 16 gemeenten hebben 15 gemeenten ingestemd met het handhaven van de solidariteitsafspraken voor de duur van 2 jaar. Alleen de gemeente Cromstrijen heeft voorgesteld om de solidariteitsafspraken voor 1 jaar te continueren. Aangezien 1 jaar te kort is om meer inzicht te krijgen in het gebruik en de achterliggende oorzaken van dit gebruik, wordt geadviseerd om de solidariteitsafspraken voor 2 jaar te handhaven en deze afspraken in 2019 te evalueren. Op basis van deze evaluatie wordt er een nieuw voorstel gedaan om te komen tot nieuwe afspraken over verrekening vanaf Gelet op de zienswijze van de gemeenten is het voorstel dus om de huidige afspraken voor 2 jaar te handhaven, deze in 2019 nogmaals te evalueren en vervolgens met een voorstel te komen voor een verrekeningssystematiek. Kanttekeningen en risico s Geen. Kosten, baten en dekking Kosten, baten en dekking blijven onveranderd. Communicatie Alle 17 gemeenten ontvangen een raadsinformatiebrief over dit besluit met de reactie op de zienswijze. Juridische of personele consequenties Geen. Vervolgprocedure Alle 17 gemeenten ontvangen een raadsinformatiebrief over dit besluit met de reactie op de zienswijze. Evaluatie en verantwoording In het jaar 2019 worden de afspraken nogmaals geavulueerd en komt er een voorstel voor een verrekeningssystematiek vanaf

39 Portefeuillehouder: J. de Witte Informatie: D. Gerits Telefoonnummer: Bijlagen: RIB en reactie op de zienswijzen 3

40 Nota van reactie zienswijzen handhaving solidariteitsafspraken 2017 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze Alblasserdam Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 1. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. (Definitief 16 mei 2017) 2. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 3. Het leidende principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 4. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 1. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. 5. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 6. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zogenoemde knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 7. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld. 2. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 3. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 4. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale 1

41 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 8. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie samenwerkingsverbanden/gemeenten op het ter discussie te worden gesteld. gebied van de Wmo. 9. De volgende set afspraken rondom solidariteit moet worden opgesteld vanuit het gemeentelijk domein (op het gehele sociale domein), en dus niet vanuit de Serviceorganisatie. 10. Inzicht in de kosten in verhouding tot de inleg van Alblasserdam. 5. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 6. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 7. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerde. 8. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de nieuwe afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 9. Het onderzoek rondom solidariteit is uitgevoerd door een onafhankelijk partij (Significant). Wij verzoeken u om uw voorstel nader uit te werken en te bespreken met de betrokken gemeenten, zodat er begin 2019 regionale duidelijkheid is over de wijze waarop de nieuwe afspraken worden opgesteld. 2

42 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 10. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Binnenmaas Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 11. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 12. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 13. Het leidende principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 14. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 11. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Definitief (7 juli 2017) 15. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 16. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zogenoemde knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 17. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 12. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 13. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 14. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale 3

43 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 18. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie samenwerkingsverbanden/gemeenten op het ter discussie te worden gesteld. gebied van de Wmo. 15. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 16. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 17. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerde. Cromstrijen Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed maar slechts voor 1 jaar en geeft als aandachtspunt mee: 19. Evalueer het huidige model en onderzoek daarbij alternatieve modellen. 18. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 19. Eén jaar is als termijn erg kort. Er komt een evaluatie waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de nieuwe afspraken en alternatieve modellen vastgesteld. Definitief (4 juli 2017) Dordrecht Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 20. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 20. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de Definitief (27 juni 2017) 4

44 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 21. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 22. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 23. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. 24. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 25. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 26. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 27. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld, rekening houdend met de regionale beleidscyclus 21. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 22. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 23. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 24. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 5

45 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 25. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 26. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerd. Giessenlanden Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft geen aandachtspunten mee: 28. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen 29. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 30. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 31. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 27. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 28. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Definitief (22 juni 2017) 6

46 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 32. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 33. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 29. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 34. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld. 30. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 31. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 32. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 33. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geinformeerd. 34. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 7

47 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze Gorinchem Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 35. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 36. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 37. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 38. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 39. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 35. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. 36. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. Definitief (16 juni 2017) 40. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 41. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 42. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld. 37. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 38. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 8

48 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 39. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 40. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 41. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerd. Hardinxveld- Giessendam Dient geen zienswijze in en geeft als kanttekeningen mee: 43. De invloed van een kleine gemeente als Hardinxveld Giessendam op de regionale zorgmarkt is beperkt. Dit heeft tot gevolg dat het regionale beleid niet altijd aansluit op het lokale beleid en de manier waarop de toegang is georganiseerd. De stuurbaarheid in een GR is groter, daarnaast werkt HG aan het passender maken van de lokale aansluiting. 44. Het huidige model geeft geen prikkels voor individuele gemeenten om tot besparingen te komen. 42. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 43. De aansluiting van de voorkant op de achterkant (v.v.) is en verbeterpunt waaraan gewerkt wordt. Dit ook in relatie tot de verbeterplannen van de SOJ en de stichting Jeugdteams ZHZ. 44. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht Definitief (22 juni 2017) 9

49 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Hendrik-Ido-Ambacht Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 45. Ons uitgangspunt is dat wanneer zorgvormen naar lokaal niveau worden overgebracht, hierdoor lokaal goede initiatieven ontstaan die kunnen worden overgenomen door andere gemeenten. Deze beweging betekent ook dat de aan deze zorgvormen verbonden budgetten over gaan naar lokaal niveau en solidariteit op die onderdelen niet meer van toepassing is. De beweging naar de voorkant vraagt naar onze mening ruimere lokale beleidsvrijheid en daaraan gerelateerd een groter budget voor de lokale impuls. 46. Het bieden van een kostenbesparende lokale maatwerkoplossing wordt binnen het huidige model niet beloond. Voor het model na 2019 is het is onze wens en inzet, dat wanneer door de inzet van lokale maatwerkoplossingen regionaal financieel voordeel ontstaat, dat voordeel ten goede komt aan de betreffende gemeente. 47. Helaas bevat het huidige model geen positieve noch negatieve prikkel om de beweging naar de voorkant te maken. Extra lokale investeringen in preventie en basisvoorzieningen worden daardoor niet beloond. Het is onze wens en inzet dat het model na 2019 gemeenten financiële prikkels geeft om de beweging naar de voorkant te maken. 45. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. In het beleidsplan (dat wij samen met de gemeenten gaan opstellen) zullen we ook afspraken maken over deze beweging naar voren. 46. Dit zal worden meegenomen in de evaluatie en de voorstellen voor een model vanaf Dit zal worden meegenomen in de evaluatie en de voorstellen voor een model vanaf De SOJ kan hierin een faciliterende rol spelen, maar kan de lokale verantwoordelijkheid niet overnemen. 49. Elke 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van de gemeenten) wordt de feitelijke stand van zaken gerapporteerd. Definitief (3 juli 2017) 10

50 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 48. Innovaties in het jeugddomein moeten in de regio meer worden gedeeld. Een versnelling van de leercurve is nodig. Wij verwachten dat de Serviceorganisatie hierbij het initiatief neemt het en leerproces faciliteert. 49. Wij verwachten dat de Serviceorganisatie vanaf nu per gemeente ervarings- en sturingsdata opbouwt, op grond waarvan wij in 2019 in staat zijn een afgewogen oordeel te vormen over een toekomstig financieringsmodel. Korendijk Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 50. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 51. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 52. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 50. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Definitief (21 juni 2017) 53. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 54. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 55. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie 51. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 52. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 11

51 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 56. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 57. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld. 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 53. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 54. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 55. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 56. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerd. Leerdam Molenwaard Oud-Beijerland Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft geen aandachtspunten mee. Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 57. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. Definitief (4 juli 2017) concept (4 juli 2017) 12

52 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 58. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 59. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 60. Wij vinden het van belang dat de SO stevig stuurt op de zorgaanbieders als het gaat om budgetplafonds en het transformeren of innoveren van de zorg. Dit zou als voorwaarde meegenomen kunnen worden bij de inkoop van de zorg. 61. Wij vinden het van belang dat de SO z.s.m. gegevens registreert waardoor inzicht komt in de zorgvraag per gemeente per zorgsoort en ook trends analyseren. Als het slechts blijft bij aannames, kunnen wij nooit sturen hierop. 62. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 63. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 64. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zogenoemde knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 58. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. 59. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 60. Dit wordt meegenomen in de inkoopvoorwaarden. 61. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 62. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 13

53 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 65. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 63. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 66. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld. 64. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 65. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerd. Papendrecht Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 67. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 68. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 69. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 70. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 66. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 67. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Definitief (20 juni 2017) 14

54 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze 68. Gemeenten creëren op dit moment zelf een 71. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 72. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 73. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 74. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld, rekening houdend met de regionale beleidscyclus 69. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 70. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 71. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 72. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 73. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geinformeerd. 15

55 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze Sliedrecht Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 75. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 76. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 77. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 78. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 74. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 75. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Definitief (20 juni 2017) 79. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 76. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 80. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 81. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen 77. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 16

56 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 82. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld, rekening houdend met de regionale beleidscyclus 78. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 79. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 80. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 81. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geinformeerd. 82. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. Strijen Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 83. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 84. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 83. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 Definitief (22 juni 2017) 17

57 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze maanden (aansluitend op de P&C cyclus van 85. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. 86. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 87. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 84. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 88. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 89. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 90. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld. 85. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 86. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 87. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 88. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de 18

58 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 89. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geinformeerd. Zederik Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 91. Bouw prikkels in om preventie te stimuleren en te belonen. 92. Creëer een lerende omgeving waarin gemeenten elkaar opzoeken om inspiratie op te doen en elkaar te scherpen. 93. Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten. 94. Zorg voor samenhang met de andere decentralisaties. 90. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 91. Het is lastig om een direct verband te zien tussen de inzet van preventie en het verbruik van de regionale zorgmarkt (en daarmee de solidariteitsafspraken). Hierdoor is het inbouwen van regionale prikkels niet eenvoudig. Per 4 maanden (aansluitend op de P&C cyclus van gemeenten) zullen we u een overzicht toesturen met de kosten-baten per gemeente. Dit overzicht geeft inzicht en dient daarnaast om van elkaar te leren. Aan de hand van deze overzichten willen wij graag met gemeenten onderzoeken hoe we prikkels kunnen inbouwen. Definitief (4 juli 2017) 95. Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 96. Delegatie van taken naar de GR: De gemeenteraad wil ruim voor de zomer een indicatie krijgen over budgetuitnutting en betrokken worden bij de discussie over de zgn 92. Gemeenten creëren op dit moment zelf een lerende omgeving. De SOJ speelt hier vanuit haar rol en verantwoordelijkheid een faciliterende en verbindende rol in. 93. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft 19

59 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze knoppennotitie en de te maken afwegingen op basis van de scenario's. 97. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit. 98. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie ter discussie te worden gesteld, rekening houdend met de regionale beleidscyclus. 99. Zet in een subregio in op gezamenlijke preventieve activiteiten. Geef die subregionale afspraken een plek in de uitwerking van de bestuurlijke opdracht "Dijken op Deltahoogte" De subregio AV werkt met sociale teams van Benoem het werken in sociale teams als thema in de uitwerking van de bestuurlijke opdracht "Dijken op Deltahoogte". samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 94. De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo. 95. De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt. 96. Hier wordt zo veel als mogelijk aan tegemoetkomen. De huidige (met de raad) in de regionale sturingsnotitie jeugdhulp afgesproken P&C cyclus voorziet hier echter niet in. In de nieuwe regionale beleidsnota jeugdhulp wordt aan dit verzoek invulling gegeven. Deze nieuwe nota ontvangt u naar alle waarschijnlijkheid eind december 2017 ter besluitvorming. 97. Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerd. 98. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf 2020 vastgesteld. 20

60 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze Zwijndrecht Keurt handhaving solidariteitsafspraken goed en geeft als aandachtspunten mee: 99. De nieuwe solidariteitsafspraken dienen na een evaluatie in 2019 ter discussie te worden gesteld, rekening houdend met de regionale beleidscyclus. 99. Er komt een evaluatie in de eerste helft van 2019 waarin de stand van zaken tegen het licht wordt gehouden; mede op basis daarvan worden de afspraken voor de periode vanaf Definitief (20 juni 2017) 2020 vastgesteld Waarborg dat lokaal voorzieningen beschikbaar zijn en zorg ervoor dat de wachtlijsten goed worden gemonitord en in samenwerking met aanbieders worden geminimaliseerd; zie daarbij toe op een goede informatievoorziening aan ouders bij een cliëntenstop of wachtlijst. Zorg ook voor vroegtijdige en goede informatievoorziening aan Colleges en Raden Informeer ons in de rapportage over de uitvoering van uw verbeterplannen over de verbetering en voortgang van de aansluiting en samenhang met het preventieve veld en samenwerking met verenigingen Het leidend principe is dat we een beweging naar 'voren' wensen waarbij extra middelen naar de jeugdteams gaan en de lokale impuls behouden blijft voor het versterken van preventie en het voorveld. Zorg voor een heldere taakverdeling tussen de SOJ en de gemeenten Wij blijven met u in overleg en blijven u over deze onderwerpen rapporteren. Hoe om te gaan met wachtlijsten wordt o.a. meegenomen in de inkoopvoorwaarden 2018 e.v. T.a.v. de wachtlijsten geldt echter wel dat de aanbieders daar in eerste instantie zelf voor verantwoordelijk zijn Wij zullen u middels raadsinformatiebrieven informeren over de voortgang van de uitvoering van ons verbeterplan. In de aansluiting met het preventieve veld trekken wij samen met de gemeenten en maken we afspraken. Voor de samenhang binnen het preventieve veld en de samenwerking met verenigingen zijn gemeenten zelf verantwoordelijk Zorg voor meer samenhang met de andere decentralisaties. (18-/18+) Ga daarbij actief in overleg met de Sociale Dienst Drechtsteden Maak duidelijke afspraken hoe wordt omgegaan met toename of afname van de middelen uit het gemeentefonds. (automatisme of scenario's) 105. De financiële consequenties van de mogelijke uittreding van Zederik en Leerdam uit de GR en de verhuizing van 102. Er gaan extra middelen naar de Jeugdteams en de lokale impuls blijft behouden. De SOJ heeft samen met de gemeenten de aansturing op de jeugd- en sociale teams verder verduidelijkt door het vaststellen van de regionale formule jeugdteams 2.0 (zoals door de meeste raden verzocht in de zienswijze op de evaluatie van de gemeente). Zie ook het antwoord op het eerste aandachtspunt. 21

61 Gemeente Inbreng Reactie Status zienswijze Hardinxveld-Giessendam naar de Drechtsteden dienen z.s.m. inzichtelijk te worden gemaakt; ook voor de gevolgen daarvan op de solidariteit Communiceer ook met gemeenteraden over de voortgang van de verbeterplannen De SOJ zal hierin binnen haar mogelijkheden een faciliterende rol spelen en is actief in overleg met de Sociale Dienst Drechtsteden, maar hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor de subregionale samenwerkingsverbanden/gemeenten op het gebied van de Wmo De toename en/of afname vanuit het gemeentefonds wordt verwerkt Dit wordt meegenomen bij de gesprekken dienaangaande. Daarover wordt u zodra dat aan de orde is geïnformeerd Wij zullen u middels raadsinformatiebrieven informeren over de voortgang van de uitvoering van ons verbeterplan. 22

62 Dordrecht, 11 september 2017 Onderwerp: projectplan Crisis Interventie Team (CIT) Agendapunt: 7b CIT: besluitpunten xxx (portefeuillehouder De Witte) Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Ik stel u het volgende voor: Ontwerp-besluit 1. In te stemmen met het voorstel zoals beschreven in het "inrichtingsplan en Roadmap" om te komen tot een integrale crisisdienst en die onder te brengen bij Veilig Thuis. NB. dit staat los van de discussie over de positionering van Veilig Thuis en volgt de uitkomst ervan, ook in relatie tot de overname van personeel. 2. De projectleider positionering Veilig thuis de opdracht te geven om de integrale crisisdienst binnen Veilig Thuis financieel en inhoudelijk te realiseren en dat proces zo veel als mogelijk te verbinden met de realisatie van de positionering van Veilig Thuis binnen de Dienst Gezondheid & Jeugd. 3. Gemeenten te verzoeken de bestaande lokale subsidie-afspraken voor crisisinterventies Wmo in 2018 te continueren; 4. Gemeenten te verzoeken in te stemmen met de positionering per 1 januari 2018 van de uitvoering van crisisinterventies Wmo bij Veilig Thuis, onder de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd. Kern van de zaak Per 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de gehele jeugdhulp en WMO en daarmee hebben ze ook de verantwoordelijkheid, de organisatie en de regie op de uitvoering van de crisisdienst en de crisiszorg voor de jeugdhulp en WMO. Binnen Zuid-Holland Zuid (ZHZ) bieden tot op dit moment verschillende organisaties crisishulp aan verschillende doelgroepen. De betrokken partijen streven naar een gezamenlijk, financieel houdbare, crisisdienst voor de gehele regio Zuid-Holland Zuid en voor de doelgroep jaar met één toegang, één telefoonnummer, met een eenduidig en integraal triage-instrument en behoud van kwaliteit die de afzonderlijke diensten nu leveren. In het 4 e kwartaal worden de eerste voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd om te komen tot een integrale crisisdienst. Een groot deel van de activiteiten die in de roadmap gepland staan in het 4 e kwartaal van 2017, worden in het 1 e kwartaal van 2018 onder verantwoordelijkheid van de DG&J uitgewerkt. Doel van het plan is om: - 1 juli 2017 een door de samenwerkende partners vastgesteld plan te hebben over de oprichting van de integrale crisisdienst en - Duidelijkheid te hebben over de positionering van deze crisisdienst, zodat ontvangende en eventueel latende partijen tijdig maatregelen kunnen treffen en - Op 1 oktober 2017 een draaiende integrale crisisdienst te hebben en - Een roadmap te hebben voor de komende 2-3 jaar. Reeds genomen besluiten

63 In het Algemeen Bestuur van december 2016 is besloten voorlopig de samenwerkingsafspraken te behouden met Jeugdbescherming West over de uitvoering van het Crisis Interventie Team (CIT). Het CIT wordt sinds 1 april 2016 praktisch uitgevoerd door Veilig Thuis. Met Jeugdbescherming West is afgesproken dat dit niet onomkeerbaar mag zijn. Het is de vraag of het CIT daadwerkelijk bij Veilig Thuis moet worden gepositioneerd. Dit ligt voor de hand vanwege de overlap van taken en doelgroep. In het Algemeen Bestuur van december 2016 is vanwege geconstateerde capaciteitsproblemen besloten om t.a.v. het CIT het verschil tussen de aangevraagde en de beschikbare middelen te dekken door middel van een extra bijdrage van de 17 gemeenten over de eerste helft van In het Algemeen bestuur van 6 juli jl. is besloten om t.a.v. het CIT het verschil tussen de aangevraagde en de beschikbare middelen te dekken door middel van een extra bijdrage van de 17 gemeenten over de tweede helft van N.B. Voor 2015 was de crisisdienst actief voor een groter gebied dan de huidige regio Zuid-Holland Zuid waardoor er efficiënter gewerkt kon worden dan in de huidige situatie. Daarnaast is met de overgang van de taken naar Jeugdbescherming West een begroting door hen vastgesteld die achteraf niet blijkt te kloppen. De hier genoemde besluiten door het Algemeen Bestuur hebben erin voorzien deze fout voor de betrokken organisatie te herstellen, maar hebben tevens het effect gehad dat de macrobudgetten voor de regio worden overschreden. In het eerste kwartaal van 2017 levert Jeugdbescherming West met hulp van de transformatiemanager en afgestemd met relevante partners en het Sturingsoverleg, een plan op voor een regionale crisisdienst vanaf 1 juli NB omdat de Serviceorganisatie zag dat de relevante partners onvoldoende vaart maakten heeft de Serviceorganisatie vanwege het grote belang van het onderwerp het overgenomen. Argumenten Dit plan richt zich sec op de uitvoering van de crisisdienst. De Integrale Crisisdienst is 24/7 bereikbaar voor burgers en professionals. Wie met de crisisdienst belt, krijgt direct een kundige medewerker aan de telefoon. Het aanbod en de organisatie van crisiszorg (intensieve hulpverlening gedurende een bepaalde periode) en crisisbedden (tijdelijke noodopvang) maken geen onderdeel uit van deze opdracht. Het plan wordt in 2 a 3 jaar uitgebouwd via de roadmap (Het zorgen dat zich minder crisissituaties voordoen c.q. zorgen dat deze in de kiem worden gesmoord, zal alleen kunnen slagen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid en aanpak om te komen tot een effectieve samenwerking tussen jeugdteams, sociale wijkteams, de GGZ, de Gecertificeerde Instelling, Veilig Thuis en de zorgaanbieders) Om inhoudelijke redenen ligt onderbrenging bij Veilig Thuis voor de hand. Veilig Thuis biedt een stabiele omgeving waar de aard van werkzaamheden van een Integrale Crisisdienst aansluit op de al aanwezige disciplines. Dit zorgt voor een omgeving waarin de Crisisdienst zich in kwaliteit kan scherpen en verstevigen. Daarnaast biedt dit bredere mogelijkheden om efficiënter te werken. Immers de bereikbaarheid en triage van Veilig Thuis en de Integrale Crisisdienst kunnen samengevoegd worden. Kanttekeningen en risico s Het CIT dient om inhoudelijke redenen te worden gepositioneerd bij Veilig Thuis. De positionering van Veilig Thuis bij de DG&J is echter niet zonder discussie. Er is 1 randvoorwaarde die in de beschouwing dient te worden betrokken. Het CIT heeft een jeugddeel en een volwassenendeel met eigen financiers, te weten de jeugdwet voor het deel onder 18 jaar via de Serviceorganisatie en de WMO voor het deel boven de 18 jaar; De uitvoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod is 2

64 belegd bij de DG&J in opdracht van de centrumgemeente Dordrecht. (en Nissewaard). De verhouding tussen beide financiers dient verder uitgewerkt te worden. Kosten, baten en dekking Besluiten over de kosten voor 2017 zijn reeds genomen. Er moet een begrotingswijziging 2018 worden voorbereid voor de combinatie Veilig Thuis en de Integrale Crisisdienst, waar bij het uitgangspunt is om de kosten in 2018 gelijk te houden aan de kosten van Op termijn kan efficiencywinst behaald worden met de oprichting van de Integrale Crisisdienst en het onderbrengen van deze dienst in de Veilig Thuis organisatie. Deze uitwerking zal echter pas vanaf 2018 zichtbaar zijn. Niet uitstelbare incidentele kosten zullen worden meegenomen in de tweede BURAP van de Dienst Gezondheid & Jeugd. Communicatie De gemeenteraden zijn begin 2017 via een RIB geinformeerd over de positionering Veilig Thuis en het CIT. In de subregionale bijeenkomsten met de gemeenteraden is er eveneens over gesproken. Juridische of personele consequenties Het personeel van het CIT zal door Veilig Thuis dienen te worden overgenomen indien het positioneringsvraagstuk Veilig Thuis conform eerdere besluitvorming plaatsvindt. Portefeuillehouders: J. de Witte (CIT) Informatie: A. Zoetekouw Telefoonnummer:

65 Integrale Crisisdienst Zuid-Holland Zuid Inrichtingsplan en Roadmap Inrichtingsplan en Roadmap Integrale Crisisdienst Zuid Holland Zuid (versie definitief ) 1