Priemontbinding in kwadratische lichamen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Priemontbinding in kwadratische lichamen"

Transcriptie

1 Priemontbinding in kwadratische lichamen Auteur: Marieke van der Wegen Begeleider: Dr. J. Stienstra Bachelorscriptie Universiteit Utrecht Datum: April-Juni 015 Studentnummer:

2

3 Inhoudsopgave Inleiding 1 Ring van gehelen 3 De ideaalklassengroep 8 3 Ontbinding in priemidealen 15 4 Priemontbinding in de ring van gehelen 0 1

4 Inleiding Het is bekend dat elk natuurlijk getal groter dan 1 te schrijven is als product van priemgetallen, en dat deze ontbinding uniek is. Door met -1 te vemenigvuldigen kunnen we zo ook alle negatieve gehele getallen kleiner dan -1 uniek ontbinden. Dus alle gehele getallen behalve -1, 0 en 1 zijn uniek te ontbinden in priemgetallen. We kunnen Z beschouwen als de gehele getallen in Q. In de wiskunde kijken we ook vaak naar andere getallenlichamen. Ook daar kunnen we ons afvragen of er ontbinding bestaat, en of deze uniek is. In deze scriptie kijk ik niet naar Q, maar naar kwadratische uitbreidingen van Q. Binnen een dergelijke uitbreiding kunnen we ook gehele getallen definiëren. In hoofdstuk 1 zal ik kijken naar een kwadratische uitbreiding van Q: Q( d). Ook zien we hoe we hier gehele getallen kunnen definieren. Deze gehele getallen blijken samen weer een ring te vormen, de ring van gehelen O K. We zullen in de rest van de scriptie kijken naar ontbinding in O K. In hoofdstuk zal ik kijken naar een equivalentierelatie op idealen. De equivalentieklassen hiervan vormen een groep, de ideaalklassengroep. De orde van deze groep blijkt een goede maat te zijn voor unieke ontbinding. Hoofdstuk 3 zal laten zien dat als we geen elementen, maar idealen gaan ontbinden, ontbinding wel altijd uniek is. Tot slot zullen we in hoofdstuk 4 bewijzen dat ontbinding uniek is dan en slechts dan als de ideaalklassengroep triviaal is. Hierbij hebben we de resultaten uit hoofdstuk en 3 nodig. Voor negatieve d vermoedde Gauss al dat ontbinding uniek is in precies de volgende gevallen: d = 1,, 3, 7, 11, 19, 43, 67, 163. Het is in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw bewezen dat de ideaalklassengroep inderdaad precies in deze gevallen triviaal is. Voor positieve d vroeg Gauss zich af of het er eindig veel zijn waarvoor ontbinding uniek is. Dit is echter nog steeds een open probleem. Als voorkennis voor deze scriptie worden enkele begrippen uit ringentheorie verwacht, onder anderen worden de begrippen lichaamsuitbreiding en ideaal bekend verondersteld.

5 1 Ring van gehelen In dit hoofdstuk zullen we een lichaam K bekijken, waarbij K een kwadratische uitbreiding van Q is. Dan is K een deelverzameling van C. We zullen de ring van gehelen van K definiëren, en laten zien dat deze ring van gehelen een uitbreiding van Z is. Stel dat K een kwadratische uitbreiding van Q is: K = Q(α). Dan is α een nulpunt van een kwadratisch polynoom f(x) = ax + bx + c, met coëfficiënten in Q en a 0. Dus met de abc-formule zien we dat α = b ± b 4ac. a Noem nu D = b 4ac. Voor een willekeurige β K, geldt dat we β kunnen schrijven als β = m + nα met m en n rationaal. Hieruit volgt dat β = m + n b± D a = m bn a ± a n D, dus β Q( D). Het is ook eenvoudig te zien dat elk element in Q( D) ook in K zit. Dus er volgt dat K = Q( D). We kunnen D schrijven als D = kd, waar k een kwadraat is, en d kwadraatvrij. Dan zien we dat K = Q( d). Om deze reden zullen we vanaf nu alleen lichamen van de vorm K = Q( d) bekijken, waar d kwadraatvrij is. In deze lichamen is 1, d een Q-basis voor K. In de rest van deze scriptie zullen we met K een dergelijke kwadratische uitbreiding Q( d) bedoelen, waar d kwadraatvrij is. We weten dat een getal algebraïsch is als het een nulpunt van een polynoom met coëfficiënten in Q is. Op een soortgelijke wijze kunnen we een algebraïsch geheel getal definiëren: Definitie 1.1. Een getal α C noemen we algebraïsch geheel getal als het een nulpunt van een monisch polynoom met coëfficiënten in Z is. Binnen de rationale getallen vallen de algebraïsch gehele getallen precies samen met de gehele getallen: Stelling 1.. Stel r Q, dan geldt dat r een algebraïsch geheel getal is dan en slechts dan als r Z. Bewijs. Stel r Z, dan is r een nulpunt van x r. Dus dan is r een algebraïsch geheel getal. Stel dat r Q een algebraïsch geheel getal is. Zonder verlies van algemeenheid kunnen we aannemen dat r = p q, met ggd(p, q) = 1. Omdat r een algebraïsch geheel getal is, geldt r n + c n 1 r n c 1 r + c 0 = 0, voor zekere c i Z. Door met q n te vermenigvuldigen volgt dat p n + c n 1 p n 1 q c 1 pq n 1 + c 0 q n = 0. We zien dat q c n 1 p n 1 q c 1 pq n 1 + c 0 q n en q 0, dus q p n. Omdat ggd(p, q) = 1 volgt dat q = ±1, dus r Z. We kunnen nu ook bekijken wanneer elementen van K algebraïsche gehele getallen zijn. Bekijk hiervoor de volgende definities: Definitie 1.3. De norm, N(α), van α = a + b d K is a db. Definitie 1.4. Het spoor, t(α), van α = a + b d K is a. Zij α = a + b d, dan noemen we α = a b d de geconjugeerde van α. Merk op dat αβ = αβ 3

6 en α + β = α + β. Nu geldt dat N(α) = αα en t(α) = α + α. Door de definitie uit te schrijven is te zien dat de norm multiplicatief is, en het spoor additief: N(αβ) = N(α)N(β) en t(α + β) = t(α) + t(β). Een belangrijk resultaat over de norm en het spoor is het volgende: Stelling 1.5. Zij α K, dan is α een algebraïsch geheel getal dan en slechts dan als N(α) en t(α) gehele getallen zijn. Bewijs. Zij α = a + b d K, en stel dat α een algebraïsch geheel getal is. Dan is er een polynoom P (X) = X + c 1 X + c 0 met gehele coëfficiënten, zodanig dat α een nulpunt van P is. Bekijk dan het polynoom (X α)(x α) = X ax + a db, waar α een nulpunt van is. Zo hebben we twee kwadratische vergelijkingen voor α: α + c 1 α + c 0 = 0 α + aα + a db = 0 Door deze van elkaar af te trekken krijgen we de vergelijking: c 1 α + aα + c 0 a + db = (c 1 b + ab) d + c 1 a + a + c 0 a + db = 0. Hieruit volgt meteen dat c 1 = a of b = 0. We bekijken eerst het eerste geval. Dan volgt ook dat c 0 = a db. Omdat c 1 en c 0 geheel zijn, blijkt nu dat de norm en het spoor ook geheel zijn. In het tweede geval volgt dat α Q. Uit Stelling 1. volgt dan dat α Z. Hieruit zien we meteen dat de norm en het spoor ook geheel zijn. Zij nu α K en stel dat N(α) en t(α) geheel zijn. Bekijk dan het polynoom (X α)(x α) = X (α + α)x + αα = X t(α)x + N(α). Omdat het spoor en de norm geheel zijn volgt nu dat α het nulpunt is van een monisch polynoom met gehele coëfficiënten, dus α is een algebraïsch geheel getal. We kunnen nu de ring van gehelen definiëren. We zullen straks laten zien dat dit ook echt een ring is. Definitie 1.6. De ring van gehelen, O K, van een lichaam K, is de doorsnede van K met de verzameling van algebraïsche gehele getallen. We zullen bewijzen dat O K een ring is, door te laten zien welke elementen precies in O K zitten. Deze elementen vormen een bekende ring, daaruit volgt dan dat O K ook een ring is. Stelling 1.7. De ring van gehelen heeft de volgende vorm: { Z[ d] als d, 3 (mod 4) O K = Z[ 1+ d ] als d 1 (mod 4). Bewijs. Merk eerst op dat d kwadraatvrij is, dus het geval d 0 (mod 4) komt niet voor. We zullen hier eerst bewijzen dat Z[δ] O K, voor δ = d als d, 3 (mod 4), en δ = 1+ d als d 1 (mod 4). Daarna zullen we laten zien dat O K Z[δ]. Stel dat d, 3 (mod 4). Zij α Z[ d], dan geldt α = a + b d voor gehele a en b. Door de definitie van de norm en het spoor uit te schrijven volgt dat de norm en het spoor beide ook geheel zijn. Omdat α ook een element is van K volgt uit Stelling 1.5 dat α een algebraïsch geheel getal is, dus in O K zit. Ofwel Z[ d] O K. Stel nu dat d 1 (mod 4). Zij α Z[ 1+ d ], dan geldt α = a + b 1+ d = a + b + b d voor 4

7 gehele a en b. Het spoor van α is nu gelijk aan a + b, en is dus geheel. De norm is nu a + ab b d 4 b = a + ab d 1 4 b. Omdat d 1 (mod 4) is d 1 4 een geheel getal, dus de norm is ook geheel. Wederom volgt nu uit Stelling 1.5 dat α een element van O K is, dus Z[ 1+ d ] O K. Stel α = a + b d O K, voor zekere a, b Q. Omdat α algebraïsch geheel is, geldt t(α) Z, dus a is geheel. Dus ook 4a Z. Uit N(α) Z volgt nu dat 4(a db ) = 4a 4db Z, dus 4db Z. We kunnen nu uit het ongerijmde, met een gevalsonderscheiding, bewijzen dat b Z: Stel dat b Z. Stel eerst dat 4b Z. Dus b = r s, waar ( r s ) Z, met r, s Z en ggd(r, s) = 1. Dan geldt dus dat s r. Omdat ggd(r, s) = 1 geldt dat s = ±1. Dit is in tegenspraak met b Z. Stel nu dat 4b Z. Dan is 4b = ( r s ), met ggd(r, s) = 1. Invullen geeft r d Z. s Omdat ggd(r, s) = 1 volgt nu dat s d. Dit is in tegenspraak met het feit dat d kwadraatvrij is. Dus b Z. Stel nu m = a en n = b, dan volgt m, n Z. Dan geldt m dn = 4a 4db 0 (mod 4). We zullen hier de gevallen d (mod 4), d 3 (mod 4) en d 1 (mod 4) apart bekijken. Hier maken we gebruik van het feit dat x 0 (mod 4), als x 0 (mod ) en x 1 (mod 4), als x 1 (mod ). Stel d (mod 4). We bekijken de combinaties voor m en n modulo : m 0, n 0 (mod ): m dn (mod 4) m 0, n 1 (mod ): m dn 0 1 (mod 4) m 1, n 0 (mod ): m dn (mod 4) m 1, n 1 (mod ): m dn (mod 4) Dus m n 0 (mod ) is de enige oplossing, dus a, b Z. Dus als d (mod 4), dan geldt O K Z[ d]. Het bewijs voor d 3 (mod 4) gaat analoog. Stel nu d 1 (mod 4). Dan bekijken we weer de combinaties voor m en n modulo : m 0, n 0 (mod ): m dn (mod 4) m 0, n 1 (mod ): m dn (mod 4) m 1, n 0 (mod ): m dn (mod 4) m 1, n 1 (mod ): m dn (mod 4) Nu zijn er twee oplossingen: m n 0 (mod ) en m n 1 (mod ). Hieruit volgt dat a en b beide van de vorm k of k + 1 zijn, waar k Z. Dus α = p+q d+r( d), voor zekere p, q, r Z. Nu zien we dat α = s + t 1+ d, waar s = p q en t = q + r. Dus α Z[ 1+ d ], dus O K Z[ 1+ d ] Al met al zien we dat O K = wat precies is wat we wilden bewijzen. { Z[ d] als d, 3 (mod 4) Z[ 1+ d ] als d 1 (mod 4), 5

8 In de rest van deze scriptie zullen we gaan kijken wanneer ontbinding in irreducibele elementen in deze ring van gehelen uniek is. Om verwarring te voorkomen geven we hier nog de definitie van irreducibel en priem element. Definitie 1.8. Een element p noemen we irreducibel als voor elke ontbinding p = ab geldt dat a of b een eenheid is. Definitie 1.9. Een element p noemen we priem als het volgende geldt: als p ab dan ook p a of p b. In Z vallen deze definities samen. Dit is in het algemeen niet zo. In een domein is een priem element ook irreducibel. En in hoofdideaaldomeinen zijn irreducibele elementen ook priem. Stelling Zij R een domein. Als een element p R priem is, dan is p ook irreducibel. Bewijs. Stel dat p priem is, en dat p = ab. Dan geldt dus ook dat p ab, dus zonder verlies van algemeenheid volgt dat p a. Dus a = kp voor een zekere k. Hieruit volgt dat p = kpb, ofwel p(1 kb) = 0. Hieruit volgt dat kb = 1, dus b is een eenheid. Dus p is irreducibel. Stelling Als R een hoofdideaaldomein is en p R is een irreducibel element, dan is p ook priem. Bewijs. Stel dat p irreducibel is, en dat p ab. Bekijk dan het ideaal (a, p). Dit is een hoofdideaal, zeg (g). Dan geldt g p en g a, dus p = gk en a = gl voor een zekere k en l. Dus g is een eenheid, of k is een eenheid. In het laatste geval geldt dat a = pk 1 l, dus dan p a. In het eerste geval geldt dat (g) de hele ring is, dus dat er x en y zijn zodanig dat xa + yp = 1. Als we nu beide kanten met b vermenigvuldigen zien we dat xab+ypb = b. Omdat p de linkerzijde deelt, moet dus ook gelden dat p b. Wij zullen dus ontbinding in irreducibele elementen in deze ring van gehelen bekijken. Ik zal hier eerst een aantal voorbeelden geven met behulp van Euclidische domeinen. Definitie 1.1. Een Euclidisch domein is een domein R waarvoor een functie λ : R\{0} N bestaat die aan de volgende voorwaarde voldoet: voor alle a, b R en b 0, zijn er c, d R zodanig dat a = cb + d en ófwel d = 0 ófwel λ(d) < λ(b). In een Euclidisch domein bestaat er een soort algoritme van Euclides om de grootste gemene deler van twee elementen te bepalen. Ook kunnen we laten zien dat elk Euclidisch domein een hoofdideaaldomein is. Stelling Elk Euclidisch domein is ook een hoofdideaaldomein. Bewijs. Stel dat R een Euclidisch domein is, en bekijk een ideaal A in R. Bekijk dan de verzameling {λ(α) α A\{0}}. Dit is een deelverzameling van N, dus er is een kleinste element, λ(k). We zullen nu laten zien dat A voortgebracht wordt door k. Omdat k A, volgt meteen dat (k) A. Stel nu dat a A. Dan zijn er m, n zodanig dat a = mk + n, met n = 0 of λ(n) < λ(k), want we werken in een Euclidisch domein. Omdat we λ(k) hebben gekozen als het kleinste element moet nu gelden dat n = 0. Hieruit volgt dat a een veelvoud van k is, ofwel a (k). Dus A (k). Al met al concluderen we dat R een hoofdideaaldomein is. 6

9 We weten dat elk hoofdideaaldomein ook een uniek factorisatiedomein is, hier zullen we in hoofdstuk 4 meer over zien. Op deze manier kunnen we dus van enkele ringen laten zien dat het unieke ontbindingsdomeinen zijn. Voorbeeld Bekijk de uitbreiding K = Q(i) = Q( 1). Omdat d = 1 3 (mod 4) is de ring van gehelen in dit geval O K = Z[i]. We kunnen laten zien dat Z[i] een Euclidisch domein is, door te laten zien dat de norm-functie de gewenste eigenschappen heeft. Dus stel λ(a + bi) = a + b. We zien dat deze functie altijd positieve gehele waarden aanneemt voor elementen uit Z[i] ongelijk aan 0. Neem nu α, β twee elementen van Z[i], waar β ongelijk aan 0 is. Bekijk dan α β = m + ni, met m, n rationaal. Kies dan r, s Z zodanig dat m r 1 en n s 1, en noem γ = r + si. Dan zien we dat α = γβ + (α γβ), waar γ en α γβ elementen van Z[i] zijn. Ook zien we dat ( λ(α γβ) = λ ( )) α β β γ ( ( )) α = N β β γ ( ) α = N (β) N β γ = N(β)N(m + ni r si) ( 1 N(β) ) 4 = 1 λ(β) < λ(β) Dus λ voldoet aan de gewenste voorwaarden. Dus Z[i] is een Euclidisch domein, dus ook een hoofdideaaldomein. Voorbeeld We zullen ook K = Q(ζ) bekijken, waar ζ de derdemachtseenheidswortel is. Merk eerst op dat ζ een nulpunt is van het polynoom X + X + 1, en dat ζ = 1+ 3, dus K = Q( 3). Dan is de ring van gehelen O K = Z[ 1+ 3 ]. Ook dit is een Euclidisch domein, wederom met de norm-functie. Dus stel λ(a + b 3) = a + 3b. We zien dat het domein van deze functie inderdaad N is. Stel nu α en β twee elementen van O K, met β 0. Bekijk dan α β = m + n 3, waar m, n rationaal zijn. Kies nu r Z[ 1 ] zodanig dat r m 1 4. Als nu r een element van Z is, kies dan s Z, zodanig dat s n 1. Als r van de vorm k + 1 is, kies dan s ook van de vorm l + 1 zodanig dat s n 1. Definieer dan γ = r + s 3, dan is γ een element van O K. Definieer tot slot η = α βγ, dan is η ook een element van O K. Dan zien we dat α = γβ + η. Als nu η 0, dan volgt dat λ(η) = λ(β( α β γ)) = N(β)N(α 1 β γ) = λ(β)( ) < λ(β). Dus Z[ 1+ 3 ] is een Euclidisch domein, dus ook een hoofdideaaldomein. We hebben nu twee voorbeelden gezien waar de norm-functie de ring van gehelen tot een Euclidisch domein maakt. Er zijn echter ook domeinen waar de norm-functie niet aan de gewenste voorwaarden voldoet, maar die wel Euclidisch zijn. Ook zijn er ringen waar ontbinding wel uniek is, maar die geen Euclidisch domein zijn. We zullen daarom verder kijken naar eigenschappen van de ring van gehelen die wat zeggen over of ontbinding uniek is. 7

10 De ideaalklassengroep We zullen in dit hoofdstuk de ideaalklassengroep definiëren. Dit zullen we doen door een equivalentierelatie op de idealen in O K te definiëren. Om dan te laten zien wat de ideaalklassengroep is, hebben we ook nog een stelling nodig die zegt dat elk ideaal door hoogstens twee elementen wordt voortgebracht. Om te beginnen zullen we een aantal eigenschappen van idealen herhalen, die we later nodig zullen hebben. De definitie van een hoofdideaal is een ideaal dat voortgebracht kan worden door slechts één element. Als α O K zien we dat (α) = {αr r O K }. Dus (1) = {1 r r O K } = O K. Zij A en B twee idealen. Dan definiëren we het product AB = {a 1 b 1 + a b a m b m a i A, b j B voor alle i, j}. Omdat we hier commutatieve ringen bekijken, is vermenigvuldiging van idealen ook commutatief. Immers: AB = {a 1 b a m b m a i A, b j B voor alle i, j} = {b 1 a b m a m a i A, b j B voor alle i, j} = BA. Uit de definitie van ideaalvermenigvuldiging volgt dat het product van twee idealen voortgebracht wordt door de producten van de voortbrengers: Als A = (a 1, a,..., a n ) en B = (b 1, b,..., b m ), dan is AB = (a 1 b 1, a 1 b,..., a n b m ). Een aantal directe voorbeelden hiervan zijn de volgende: Als A = (α) en B = (β) twee hoofdidealen zijn, dan is AB = (αβ) weer een hoofdideaal. Ook volgt dat als A = (α) een hoofdideaal is, en B een ideaal, dan is AB = {αb b B}. Merk op dat hieruit volgt dat (1)B = {1 b b B} = B. Tot slot zullen we nog de geconjugeerde van een ideaal definiëren: Definitie.1. Zij A een ideaal. We noemen A = {α α A} de geconjugeerde van A. Omdat 0 A geldt ook dat 0 A. Stel dat α, β A. Dan geldt dus dat α, β A, dus ook α + β = α + β A. Dus dan α + β A. Stel nu dat α A en r O K. Dan volgt dat α A en r O K, dus ook rα A. Dus dan ook rα A. Dus A is ook een ideaal in O K. En als A = (a 1, a,..., a n ), dan volgt dat A = {α α A} = {r 1 a 1 + r a +... r n a n r i O K } = {r 1 a 1 + r a +... r n a n r i O K } = (a 1, a,..., a n ). Dus A wordt voortgebracht door de geconjugeerde van de voortbrengers van A. We kunnen nu een equivalentierelatie definiëren op de idealen, ongelijk aan het nulideaal. Daarom zullen we in de rest van dit hoofdstuk, en in de rest van de scriptie met ideaal, een ideaal ongelijk aan het nulideaal bedoelen. We noemen twee idealen A en B equivalent als er α, β O K, ongelijk aan 0, zijn zodanig dat (α)a = (β)b. We zullen eerst laten zien dat dit een equivalentierelatie is: Reflexief Zij A O K een ideaal. Dan geldt dat (1)A = (1)A, dus A A. Symmetrisch Zij A, B O K idealen en A B. Dan zijn er α, β O K zodanig dat (α)a = (β)b. Dus ook (β)b = (α)a, ofwel B A. Transitief Zij A, B, C O K idealen en A B en B C. Dan zijn er α, β, γ, δ O K zodanig dat (α)a = (β)b en (γ)b = (δ)c. We zullen nu laten zien dat A equivalent is aan C door te laten zien dat (αγ)a = (βδ)c. Stel k (αγ)a, dan geldt k = αγa voor een zekere a A. Omdat αa (α)a volgt dat αa = βb voor een zekere b B. Dus k = γβb. Omdat γb (γ)b volgt dat γb = δc voor 8

11 een zekere c C. Dus k = βδc (βδ)c. Hieruit volgt dat (αγ)a (βδ)c. Analoog zien we dat (βδ)c (αγ)a. We concluderen dat A C. We zullen nu de equivalentieklassen van deze relatie bekijken. Er zal blijken dat die klassen een groep vormen: de klassengroep. De orde van deze groep zullen we klassengetal noemen. We zullen eerst bewijzen dat elk ideaal een inverse heeft. We hebben al gezien dat (1) als identiteit werkt. Dus we willen dat voor elk ideaal A er een ideaal B is, zodanig dat AB = (1). We zullen bewijzen dat AA (1). Hiervoor hebben we eerst een aantal definities en lemma s nodig. We zullen eerst laten zien dat elk ideaal in O K gegenereerd wordt door hoogstens twee elementen. Daarna zullen we laten zien dat AA = (k) voor een zekere k Z. En tot slot merken we op dat (k) (1). Merk eerst op dat we O K kunnen beschouwen als vectorruimte over Z, want O K = Z[δ] voor een zekere δ (Stelling 1.7). Dus O K is isomorf aan Z. Stel nu dat A een ideaal is in O K. Dan kunnen we elk element α = a 1 + a δ beschouwen als vector (a 1, a ). Omdat A een ideaal in O K is geldt: 0 A, Als α, β A, dan ook α + β A, Stel α A, omdat 1 O K volgt dat α A. Dus A is een ondergroep van Z onder optelling. We willen nu laten zien dat A ten hoogste twee voortbrengers heeft. verzameling { } a D = 1 b 1 a b a 1 + a δ, b 1 + b δ A. Bekijk hiervoor de Omdat a 1, a, b 1, b Z volgt dat elk element x D, ook in Z zit, dus D Z. We hebben een stelling over D nodig: Stelling.. D is een ideaal in Z. Bewijs. Omdat A een ideaal is geldt dat 0 A. Hieruit volgt dat = 0 D. Stel dat k Z en a 1 b 1 k a b D. Dan volgt dat a 1 b 1 a b = ka 1 b 1 ka b D, want k(a 1 +a δ) A, omdat A een ideaal is in O K, k O K en a 1 + a δ A. Stel dat α = a 1 b 1 a b D en β = c 1 d 1 c d D en α, β 0. Stel dat a 1 0 en b 1 0, en stel dat a 1 b 1. Met het Euclidisch algoritme kunnen we de grootste gemeenschappelijke deler van a 1 en b 1 vinden: a 1 = p 1 b 1 + r 1 b 1 = p r 1 + r. r n 1 = p n+1 r n + 0 9

12 Bekijk dan nu: α = a 1 b 1 a b = a 1 p 1 b 1 b 1 a p 1 b b = r 1 b 1 a p 1 b b = r 1 b 1 p r 1 a p 1 b b p (a p 1 b ) = r 1 r a p 1 b b p (a p 1 b ). = 0 l k m of l 0 m k = ± 0 l k m Voor zekere l, k en m in Z, waar l = ggd(a 1, b 1 ). Merk hierbij op dat de kolomvectoren steeds in A zitten, omdat A een ideaal is. Dus (0, k), (l, m) A. Als b 1 < a 1 gaat deze afleiding analoog. Als a 1 = 0 of b 1 = 0, dan staat de determinant al in de gewenste vorm. Analoog volgt dat β = ± 0 t s u. Zij nu q = ggd(k, s). Uit de stelling van Bézout volgt dan dat q = xk + ys voor zekere gehele x en y, dus (0, q) A. We weten dat k = vq en s = wq voor zekere v, w Z. Dus α = ± 0 vl k v vm = 0 ±vl q ±vm β = ± 0 wt s wu = 0 ±wt q ±wu Merk op dat de kolomvectoren nog steeds in A zitten. Dus α + β = 0 q = 0 q w ±vl ±vm + 0 ±wt q ±wu ±vl ± wt ±vm ± wu En (0, q) A en (±vl ± wt, ±vm ± wu) A, dus α + β D. Al met al volgt dat D een ideaal is in Z. Dan hebben we nu alle gegevens om te bewijzen dat elk ideaal ten hoogste twee voortbrengers heeft: 10

13 Stelling.3. Elk ideaal heeft ten hoogste twee voortbrengers. Bewijs. Zij A een ideaal in O K. Stel nu dat D alleen het element 0 bevat. Als A het nulideaal is, dan is het een hoofdideaal. Als A niet het nulideaal is, dan is er een element m + n d in A ongelijk aan 0. Dit element heeft norm ongelijk aan 0. Dan bevat A ook het element (m + n d)(m n d) = m dn, want n m d O K. Dit element zit in Z, dus heeft norm groter dan 0. Dus er is een element met norm groter dan 0 in A. Kies dan het element α = a 1 + a δ A zodanig dat α de kleinste positieve norm heeft. We zullen laten zien dat A een hoofdideaal is dat voortgebracht wordt door α. Zij nu β = b 1 +b δ een element van A ongelijk aan 0. Dan geldt dat a 1 b 1 a b = a 1b a b 1 = 0. Stel nu dat a 1 = 0, dan geldt dat a b 1 = 0. Omdat α geen 0 is, volgt dat b 1 = 0. Omdat α en β niet 0 zijn, zijn a en b niet 0. Definieer dan g = ggd(a, b ), dan volgt uit de stelling van Bézout dat er x, y Z zijn zodanig dat xa + yb = g. Omdat a δ, b δ A, volgt dat gδ A. Dus N(gδ) N(α) = N(a δ), dus g = a. Hieruit volgt dat β = kα, voor k Z. Dus in dit geval is A = (α). Als b 1 = 0, dan volgt analoog dat A = (α). Stel nu dat a 1, b 1 0. We weten dat a 1 b a b 1 = 0, dus nu volgt dat a a 1 = b b1, noem deze verhouding q = r s, waar ggd(r, s) = 1. Hieruit volgt ook dat a = qa 1 en b = qb 1. Definieer ook g = ggd(a 1, b 1 ). Nu volgt wederom uit de stelling van Bézout dat er x, y Z zijn, zodanig dat xa 1 + yb 1 = g. Bekijk dan xα + yβ = xa 1 + yb 1 + (xa + yb )δ = g + qgδ. Dit is een element van A. Dan weten we het volgende over de norm: N(g + qgδ) N(α). Als δ = d dan volgt dat N(g + qgδ) = g + dq g = g (1 + dq ) en N(α) = a 1 + dq a 1 = a 1 (1 + dq ). We zien nu dat g (1 + dq ) a 1 (1 + dq ). We hebben α zo gekozen dat N(α) positief is, dus (1 + dq ) is positief, dus g a 1. Omdat g een deler is van a 1 volgt nu dat g = ±a 1. Als δ = 1+ d dan volgt g = ±a 1 analoog. Hieruit concluderen we dat β = kα voor een k Z, dus A = (α) is een hoofdideaal. Stel nu dat D {0}. Dan is er een kleinste positief element in D, noem deze k. Dit element is de determinant van een matrix met twee kolomvectoren α = (a 1, a ) en β = (b 1, b ). Omdat Z een hoofdideaaldomein is, is D een hoofdideaal, dus D = (k). Stel nu γ = (c 1, c ) A. Omdat elke drie vectoren in Z lineair afhankelijk zijn geldt dat λ 1 α + λ β + λ 3 γ = 0 voor zekere λ 1, λ, λ 3 R, niet allen 0. Als λ 3 gelijk is aan 0, dan zijn α en β lineair afhankelijk. Dit is in tegenspraak met dat hun determinant ongelijk aan 0 is. Dus λ 3 is ongelijk aan 0. We weten dat 0 a 1 0 a = 0. Invullen van de vergelijking geeft: λ 1a 1 + λ b 1 + λ 3 c 1 a 1 λ 1 a + λ b + λ 3 c a = λ 1 a 1 a 1 a a + λ b 1 a 1 b a + λ 3 c 1 a 1 c a b = λ 1 a 1 b a + λ 3 c 1 a 1 c a = 0. 11

14 Hieruit volgt dat λ c 1 a 1 c a = λ 3 b 1 a 1 b a = c 1 a 1 c a a 1 b 1 a b = r voor een zekere r Q. Analoog vinden we λ c 1 b 1 1 c b = λ 3 a = s voor een zekere s Q. 1 b 1 a b Omdat D = (k) en k = a 1 b 1 a b volgt dat c 1 a 1 c a = µ 1k en c 1 b 1 c b = µ k, met µ 1, µ Z. Dus r = µ 1 en s = µ. Als we nu weer naar de vergelijking λ 1 α + λ β + λ 3 γ = 0 kijken, zien we dat γ = λ 1 λ 3 α λ λ 3 β = µ α µ 1 β. Dus γ is een lineaire Z-combinatie van α en β. Omdat Z O K volgt dat A (α, β). En omdat α, β A geldt (α, β) A. Dus A = (α, β). Dus elk ideaal in O K heeft hoogstens twee voortbrengers. Dan kunnen we nu bewijzen dat voor elk ideaal A het ideaal AA een hoofdideaal is. Hiermee kunnen we straks bewijzen dat elk ideaal een inverse heeft. Stelling.4. Zij A O K een ideaal. Dan is AA een hoofdideaal. Bewijs. Zij A een hoofdideaal in O K. Dan geldt dat A = (α) voor een zekere α, en A = (α). Dus AA = (αα), ofwel AA is een hoofdideaal. Zij A een ideaal in O K, geen hoofdideaal. Dan volgt uit Stelling.3 dat A = (α, β) voor zekere α en β. Hieruit volgt dat A = (α, β). Nu weten we dat AA = (αα, αβ, βα, ββ). Bekijk dan nu de elementen αα, ββ en αβ + βα, dit zijn elementen van AA. Ook geldt dat αα = N(α) Z, want α O K. Zo geldt ook ββ Z. Tot slot zien we dat αβ + βα = t(αβ) Z, want αβ O K. Nu kunnen we de grootste gemeenschappelijke deler bepalen van αα, ββ en αβ + βα, noem deze g. Uit de stelling van Bézout volgt dan dat g = c 1 αα + c ββ + c 3 (αβ + βα) voor zekere c 1, c en c 3 in Z. We zullen nu laten zien dat AA = (g). Omdat g een Z-lineaire combinatie is van elementen in AA weten we dat g AA. (g) AA. Stel nu k AA. Dan weten we dat k = λ 1 αα + λ αβ + λ 3 βα + λ 4 ββ voor zekere λ 1, λ, λ 3, λ 4 O K. αα = λ 1 g g + λ αβ g g + λ βα 3 g g + λ ββ 4 g g Dus 1

15 Omdat g een deler is van αα en ββ volgt dat Het is duidelijk dat αβ g αβ = µ 1 g + λ g g + λ βα 3 g g + µ 4g met µ 1 en µ 4 in O K. en βα g ( X αβ g nulpunten zijn van het polynoom: ) ( X βα ) = X g αβ + βα g X + αα ββ g g En omdat g een deler is van αβ + βα, αα en ββ, volgt dat de coëfficiënten van dit polynoom elementen van Z zijn. Dus αβ g en βα g zijn algebraïsche gehele getallen. Dus k = µ 1 g + µ g + µ 3 g + µ 4 g waar µ 1, µ, µ 3, µ 4 O K. Dus k (g), ofwel AA (g). Al met al zien we dat AA een hoofdideaal is. Stelling.5. De equivalentieklassen vormen een groep, deze groep noemen we de ideaalklassengroep, of kortweg klassengroep. Bewijs. We zullen eerst laten zien dat vermenigvuldiging van equivalentieklassen welgedefinieerd is, daarna zullen we alle groepseigenschappen aflopen. Stel A 1 A en B 1 B. Dan zijn er α, β, γ, δ O K zodanig dat (α)a 1 = (β)a en (γ)b 1 = (δ)b. Nu kunnen we laten zien dat (αγ)a 1 B 1 = (βδ)a B. Stel k (αγ)a 1 B 1. Dan geldt k = αγl voor zekere l A 1 B 1 = αγ(a 1 c 1 + a c a m c m ) voor zekere a i A 1 en c j B 1 = αγa 1 c 1 + αγa c αγa m c m = αa 1 γc 1 + αa γc αa m γc m = βb 1 δd 1 + βb δc βb m δd m voor zekere b i A en d j B = βδ(b 1 d 1 + b d b m d m ) (βδ)a B. Dus A 1 B 1 A B. Het bewijs voor A B A 1 B 1 gaat analoog. Dus A 1 B 1 A B. Dan zullen we nu de eigenschappen van een groep nagaan: De vermenigvuldiging van twee idealen geeft weer een ideaal, dus de klassen zijn gesloten onder vermenigvuldiging. Omdat vermenigvuldiging in O K associatief is, is vermenigvuldiging van idealen in O K ook associatief. We hebben al gezien dat het ideaal (1) als identiteitselement werkt. Tot slot volgt uit Stelling.4 dat voor elk ideaal A het ideaal AA een hoofdideaal is. Zij (k) een hoofdideaal in O K. Dan geldt dat (1)(k) = (k)(1), dus (k) (1). We concluderen dat AA (1). Dus elk ideaal heeft een inverse. Definitie.6. Het klassengetal van een lichaam K definiëren we als de orde van de klassengroep. Notatie: u K. 13

16 Nu kunnen we laten zien dat uit de definitie van een klassengroep volgt dat de klassengroep triviaal is, dan en slechts dan als O K een hoofdideaaldomein is. Hiermee zullen we daarna van een aantal ringen hun klassengetal kunnen bepalen. Stelling.7. u K = 1 dan en slechts dan als O K een hoofdideaaldomein is. Bewijs. Stel dat O K een hoofdideaaldomein is, en zij A een ideaal in O K. Dan geldt dat A = (α) voor een zekere α. We zien dat (1)(α) = (α)(1), dus A (1). Dus elk ideaal is equivalent aan (1), dus u K = 1. Stel dat u K = 1, en zij A een ideaal in O K. Dan geldt dat A (1). Dus er zijn α, β O K zodanig dat (α)a = (β)(1), ofwel (α)a = (β). We zullen laten zien dat A = ( β α ). Er geldt dat β (α)a, dus β α A. Dus ( β α ) A. Zij nu k A. Dan geldt dat αk (β), dus αk = mβ voor een zekere m O K. Ofwel k = m β α, dus k ( β α ). Dus A is een hoofdideaal, en O K is een hoofdideaaldomein. Alle hoofdidealen zijn dus aan elkaar gerelateerd, en elk ideaal, dat geen hoofdideaal is, is niet gerelateerd aan een hoofdideaal: [(1)] = {A A een hoofdideaal in O K }. Voorbeeld.8. Bekijk de ring Z, dit is de ring van gehelen van Q. Het is bekend dat elk ideaal in Z een hoofdideaal is. Hieruit volgt dus dat het klassengetal 1 is. Voorbeeld.9. Bekijk de ring Q(i) = Q( 1). De ring van gehelen is in dit geval O K = Z[i]. We hebben in Voorbeeld 1.14 gezien dat Z[i] Euclidisch is, en dus een hoofdideaaldomein is. Nu blijkt dus ook dat de klassengroep triviaal is. Voorbeeld.10. In hoofdstuk 1 hebben we ook de ring Q(ζ) = Q( 3) bekeken, waar ζ de derdemachtseenheidswortel is. De ring van gehelen is in dit geval Z[ 1+ 3 ]. We hebben gezien dat deze ring ook Euclidisch is, dus deze ring heeft ook klassengetal 1. Het klassengetal geeft een maat geeft voor of ontbinding uniek is. Het klassengetal is namelijk 1 dan en slechts dan als ontbinding uniek is. Dit zullen we in hoofdstuk 4 bewijzen. 14

17 3 Ontbinding in priemidealen We zullen in dit hoofdstuk laten zien dat ondanks dat ontbinding in elementen niet altijd uniek is, ontbinding in idealen altijd uniek is. We zullen dit eerst illustreren aan de hand van een voorbeeld: Voorbeeld 3.1. We bekijken d = 1, dus K = Q(i). Omdat d 3 (mod 4) volgt dat de ring van gehelen in dit geval Z[i] is. Bekijk het element in deze ring. Dit element is als volgt te ontbinden: = (1 + i)(1 i). We kunnen deze ontbinding ook in idealen bekijken. Dan krijgen we () = (1 + i)(1 i). Het blijkt dat (1 + i) en (1 i) priemidealen zijn. Bekijk hiervoor de afbeelding φ : Z[i] Z/Z die gegeven wordt door a + bi a b (mod ). Dit is een homomorfisme: φ(1) = 1 Stel dat α = a 1 +a i en β = b 1 +b i elementen zijn van Z[i], dan zien we dat φ(α+β) = φ(a 1 + b 1 + (a + b )i) = a 1 + b 1 (a + b ) (mod ) = φ(α) + φ(β). Stel dat α = a 1 + a i en β = b 1 + b i elementen zijn vanz[i], dan zien we dat φ(αβ) = φ(a 1 b 1 a b + (a 1 b + a b 1 )i) = a 1 b 1 a b a 1 b a b 1 (mod ) a 1 b 1 + a b a 1 b a b 1 (mod ) = (a 1 a )(b 1 b ) (mod ) = φ(α)φ(β) Ook zien we dat φ(0) = 0 en φ(1) = 1, dus dit is een surjectief homomorfisme. De kern hiervan zijn de elementen a + bi waarvoor geldt dat a b (mod ). We zien dat 1 + i in de kern zit. Stel nu dat a + bi in de kern zit, dan geldt dus dat a b (mod ). We zien dat ( b+a + b a b+a i)(1 + i) = a + bi, en + b a i Z[i]. Dus a + bi (1 + i). We concluderen dat (1 + i) de kern is van dit homomorfisme. Nu volgt uit de eerste isomorfismestelling dat Z[i]/(1 + i) isomorf is aan Z/Z. En omdat Z/Z een domein is, is (1 + i) een priemideaal. Daarnaast geldt dat (1 i) = (1+i), want 1 i = i(1+i), dus 1 i (1+i), en 1+i = i(1 i), dus 1 + i (1 i). Het ideaal () is dus te ontbinden in priemidealen. In het algemeen is elk ideaal, ongelijk aan het nulideaal, te ontbinden in priemidealen in de ring van gehelen. Dat zullen we in dit hoofdstuk bewijzen. Hiervoor zullen we eerst een aantal rekenregels voor idealen bewijzen. Vanaf nu zullen we met idealen, idealen ongelijk aan het nulideaal bedoelen. Rekenen met idealen Om te beginnen moeten we deling definiëren op idealen. Dit gaat analoog aan deling voor gehele getallen: Definitie 3.. Zij A en B idealen. We zeggen dat A een deler is van B als er een ideaal C is zodanig dat B = AC. Notatie: A B. Nu kunnen we een aantal stellingen over idealen bewijzen. Stelling 3.3. Zij A, B en C idealen. Als AB = AC, dan geldt B = C. Bewijs. Zij A, B en C idealen en stel AB = AC. We weten dat AA = (k) voor een zekere 15

18 k, dus AAB = AAC, ofwel (k)b = (k)c. Zij nu b B, dan geldt dat kb (k)b, dus ook kb (k)c. Dus er is een c C, zodanig dat kb = kc. Omdat O K een domein is, kunnen we concluderen dat b = c. Dus B C. Analoog vinden we C B, dus B = C. Stelling 3.4. Zij A en B idealen, dan geldt A B dan en slechts dan als B A Bewijs. Stel A en B idealen zodanig dat A B. Dan is er een ideaal C zodaning dat B = AC. Zij nu b B. Dan volgt dat b = a 1 c 1 + a c a m c m voor zekere a i A en c i C. Omdat A een ideaal is volgt dat b ook een element van A is, dus B A. Stel nu dat A en B idealen zijn zodanig dat B A. We weten dat AA = (k) voor een zekere k, dus BA (k). Noem de, niet noodzakelijk verschillende, voortbrengers van BA nu a 1 en a. Dan zijn a 1 = kb 1 en a = kb voor zekere b 1 en b. Noem nu C = (b 1, b ), dan zien we dat BA = (k)c. Door beide kanten met A te vermenigvuldigen krijgen we nu B(k) = (k)ca, ofwel B = CA (Stelling 3.3). Dus A B. Stelling 3.5. Zij A een priemideaal en B en C idealen. Stel BC A, dan geldt B A of C A. Bewijs. Zij A een priemideaal, en stel BC A. Als nu geldt B A dan zijn we klaar. Stel dat B A. Kies dan β B zodanig dat β A. Dan geldt voor elke c C dat βc BC, dus ook βc A. Omdat A een priemideaal is volgt nu dat c A, voor elke c C. Dus C A. Stelling 3.6. Zij A een ideaal in O K. Dan is O K /A eindig. Bewijs. Zij A een ideaal in O K. Omdat A niet het nulideaal is, is er een element α A, ongelijk aan 0. Noem nu a = N(α), dan geldt dat a = αα A, en a Z. Bekijk dan O K /(a), de ring van nevenklassen van (a). We zullen laten zien dat (a) ten hoogste a nevenklassen heeft, door te laten zien dat elk element een representant heeft in de verzameling S = {m + nδ 0 m, n < a}. En deze verzameling heeft a elementen, dus hieruit volgt dat O K /(a) eindig is. Tot slot zullen we laten zien dat daaruit volgt dat O K /A ook eindig is. Zij β O K, dan is β = b 1 + b δ = ka + laδ + p + qδ p + qδ (mod a), met 0 p, q < a. Dus elk element heeft een representant in S. En S heeft precies a elementen, dus O K /(a) heeft hoogstens a elementen. We weten dat a A, dus (a) A. Er bestaat een surjectieve afbeelding φ : O K /(a) O K /A, gegeven door φ((a) + b) = A + b Bekijk een restklasse A + b, als b geen element van A is, dan is b ook geen element van (a). Deze restklasse wordt dus bereikt door (a) + b. Daarnaast wordt A bereikt door (a). Dus de functie is inderdaad surjectief. Hieruit volgt dat O K /A kleiner dan of gelijk aan O K /(a) is, dus O K /A heeft ook hoogstens a elementen en is dus ook eindig. Definitie 3.7. Zij A een ideaal in O K, dan noemen we O K /A de norm van A. Notatie: N(A). Het is bekend dat elk maximaal ideaal priem is. De andere kant is niet algemeen geldig. Bekijk bijvoorbeeld het ideaal (X) in de ring Z[X]. We zien dat Z[X]/(X) Z, en Z is een domein, dus (X) is een priemideaal. Maar het ideaal (, X) bevat (X), dus (X) is geen maximaal ideaal. In O K is een priemideaal wel alijd maximaal: 16

19 Stelling 3.8. Elk priemideaal in O K is een maximaal ideaal. Bewijs. Stel dat A een priemideaal is. Dan geldt dat O K /A een domein is. Stel nu dat α 0 een element is van O K /A. Dan moet gelden dat er verschillende k en l zijn, 0 < k, l N(A)+1, zodanig dat α k = α l. Dus α k α l = 0, ofwel α l (α k l 1) = 0. Omdat O K /A een domein is volgt nu dat α k l = 1. Dus α heeft een inverse, dus O K /A is een lichaam. Hieruit volgt nu dat A een maximaal ideaal is. Stelling 3.9. Zij A een ideaal. Dan zijn er slechts eindig veel idealen die A bevatten. Bewijs. Zij A en B idealen, en stel A B. Zij β een element van B. Als nu β A, dan is er een nevenklasse A + a zodanig dat β A + a. Zij nu α A + a, dan geldt α β = γ A voor een zekere γ. Dus α = β + γ B, want B is een ideaal en bevat β en γ. Dus als B een element uit een restklasse A + a bevat, dan bevat B de hele restklasse. Omdat er maar eindig veel restklassen zijn, zijn er ook maar eindig veel mogelijke idealen B die A bevatten. Hieruit volgt direct dat elke keten A 1 A A 3... van idealen eindig is. Ringen met deze eigenschap noemen we Noethers. Dus de ring van gehelen is altijd een Noetherse ring, deze eigenschap zullen we vaak gebruiken. Stelling Zij A een ideaal. Dan is er een maximaal ideaal P, zodanig dat A P. Bewijs. Zij A een ideaal. Als A een maximaal ideaal is, dan zijn we klaar. Als A geen maximaal ideaal is, dan is er een ideaal B 1 O K zodanig dat A B 1. Als B 1 een maximaal ideaal is, dan zijn we klaar. Als B 1 geen maximaal ideaal is, dan is er een ideaal B O K zodanig dat B 1 B. Etc. Merk nu op dat A B 1 B... een keten van idealen is. Deze keten moet eindig zijn, dus er is een maximaal ideaal P, zodanig dat A P. Ontbinding in idealen Stelling Elk ideaal in O K is uniek te ontbinden in priemidealen. Bewijs. We zullen eerst laten zien dat elk ideaal te ontbinden is, en vervolgens dat deze ontbinding ook uniek is. Zij A een ideaal. Als A een priemideaal is, dan zijn we klaar. Als A geen priemideaal is, dan is er een maximaal ideaal P 1, zodanig dat A P 1. Dan volgt uit Stelling 3.4 dat er een B 1 is, zodanig dat A = P 1 B 1. Elk maximaal ideaal is priem, dus P 1 is een priemideaal. Als B 1 ook een priemideaal is, dan zijn we klaar. Als B 1 geen priemideaal is, dan is er een maximaal ideaal P zodanig dat B 1 P. Dus er is een B zodanig dat B 1 = P B. Als B een priemideaal is zijn we klaar. Als B geen priemideaal is, etc. Merk nu op dat A B 1 B... een keten van idealen is in O K. Omdat er maar eindig veel idealen zijn die A bevatten, is deze keten eindig. Dus A is te ontbinden in priemidealen. Stel nu dat A een ideaal is en A = P 1 P... P m = Q 1 Q... Q n twee verschillende ontbindingen zijn. We nemen aan dat voor alle i, j geldt dat P i Q j, en dat geen van deze idealen gelijk is aan (1). Als dit niet het geval is kunnen we deze idealen namelijk wegdelen (Stelling 3.3). Omdat P 1 P 1 P... P m geldt natuurlijk ook dat P 1 Q 1 Q... Q n. En omdat P 1 een 17

20 priemideaal is geldt nu ook dat P 1 Q k voor een zekere k (Stelling 3.5). Maar elk priemideaal is een maximaal ideaal, dus er geldt P 1 = Q k of P 1 = O K. Beide gevallen zijn in tegenspraak met onze aannames. Tot slot zullen we hier nog een voorbeeld bekijken: Voorbeeld 3.1. Stel d = 5, dan bekijken we dus het lichaam K = Q( 5). Omdat 5 3 (mod 4), volgt dat de ring van gehelen in dit geval Z[ 5] is. Ontbinding in deze ring is niet uniek, bekijk bijvoorbeeld: 6 = 3 = (1 + 5) (1 5). We zullen eerst laten zien dat al deze elementen irreducibel zijn. Hiervoor bekijken we de normen: N() = 4, N(3) = 9, N(1 + 5) = 6, N(1 5) = 6. Stel dat = αβ. Dan geldt 4 = N() = N(αβ) = N(α)N(β). Als N(α) = 1 (of N(β) = 1), dan is α (respectievelijk β) een eenheid. Dan blijft het geval N(α) = N(β) = over. Stel α = a + b 5, dan zien we dat N(α) = a (mod 5). Maar kwadraten kunnen alleen 0, 1 of 4 (mod 5) zijn, dus dit geeft geen oplossingen. Dus is irreducibel. Het bewijs dat 3, en 1 5 irreducibel zijn gaat analoog. We zullen tot slot laten zien dat deze ontbindingen inderdaad verschillend zijn. Bekijk hiervoor weer de normen. We weten dat eenheden norm ±1 hebben, dus twee geassocieerde elementen hebben dezelfde norm, op teken na. We zien dus dat de ontbindingen verschillend zijn. We kunnen deze ontbinding nu ook in idealen bekijken: (6) = ()(3) = (1 + 5)(1 5). Deze idealen zijn echter geen priemidealen. Bekijk daarom nu de volgende idealen: A = (, 1 + 5) B = (3, 1 + 5) C = (3, 1 5) We zullen eerst laten zien dat dit allemaal priemidealen zijn. Bekijk het ideaal B. Dit ideaal is niet het nulideaal, ook geldt B (1). Als namelijk 1 B, dan geldt 1 = 3a + b(1 + 5). Dan moet gelden a = 1 3 en b = 0, en 1 3 is geen element van Z[ 5]. Bekijk verder de afbeelding φ : Z[ 5] Z/3Z die gegeven wordt door a + b 5 a b (mod 3). Dit is een homomorfisme: φ(1) = 1 Als α = a 1 + a 5 en β = b1 + b 5 elementen zijn van Z[ 5], dan zien we dat φ(α + β) = φ(a 1 + a 5 + b1 + b 5) = a1 + b 1 a b (mod 3) = φ(α) + φ(β). Als α = a 1 + a 5 en β = b1 + b 5 elementen zijn van Z[ 5], dan zien we dat φ(αβ) = φ((a 1 + a 5)(b1 + b 5)) = a1 b 1 5a b a 1 b a b 1 (mod 3) a 1 b 1 + a b a 1 b a b 1 (mod 3) (a 1 a )(b 1 b ) (mod 3) = φ(α)φ(β). En we zien ook dat φ(0) = 0, φ(1) = 1 en φ() =, dus dit is een een surjectief homomorfisme. Het is eenvoudig te zien dat de kern precies de elementen a + b 5 zijn waarvoor geldt dat 18

21 a b (mod 3). Zo zien we dat 3 en elementen in de kern zijn. Zij nu a + b 5 een element uit de kern, dan geldt dus dat a b (mod 3). Hieruit volgt dat a = b + 3k voor een zekere k Z. Dus a + b 5 = a(1 + 5) 3k, dus a + b 5 (3, 1 + 5). Dus de kern is B. Uit de eerste isomorfisme stelling volgt nu dat Z[ 5]/B isomorf is met Z/3Z. Omdat Z/3Z een domein is volgt nu dat B een priemideaal is. Het bewijs voor de andere idealen gaat analoog. Bekijk dan nu het ideaal A = (4, (1 + 5), 4 + 5). Door nu de termen bij elkaar op te tellen en af te trekken vinden we: A = (4,, 5) = (). Analoog vinden we dat BC = (3), AB = (1 + 5) en AC = (1 5). Zo zien we dat de twee verschillende ontbindingen eigenlijk neerkomen op hetzelfde: (6) = A BC = ABAC. 19

22 4 Priemontbinding in de ring van gehelen We zullen in dit hoofdstuk bewijzen dat in de ring van gehelen het klassengetal 1 is dan en slechts dan als O K een uniek ontbindingsdomein is. We hebben al gezien dat u K = 1 dan en slechts dan als O K een hoofdideaaldomein is. We zullen hier laten zien dat als O K een hoofdideaaldomein is, dat O K dan ook een uniek factorisatiedomein is. Daarna laten we zien dat in kwadratische ringen ook geldt dat als O K een uniek factorisatiedomein is, dat O K dan ook een hoofdideaaldomein is. Tot slot zullen we nog een aantal voorbeelden bekijken. Het is bekend dat een hoofdideaaldomein een uniek factorisatiedomein is. Maar voor de volledigheid zal ik hier nog een bewijs geven. Hiervoor zullen we eerst een hulpstelling bewijzen. Stelling 4.1. Zij R een hoofdideaaldomein, dan is R een Noetherse ring. Bewijs. Zij R een hoofdideaaldomein, en zij A 0 A 1 A... een keten van idealen in R. Dan is A = i=0 A i ook een ideaal in R. Omdat R een hoofdideaaldomein is geldt nu dat A = (α) voor een zekere α R. Omdat α A is er een k zodanig dat α A k, en daarmee ook α A i voor alle i k. Dus (α) A i voor alle i k. Aan de andere kant geldt dat A i A voor alle i, dus ook A i (α). Dus voor elke i k geldt dat A i = A. Dus R is een Noetherse ring. Stelling 4.. Zij R een hoofdideaaldomein, dan is R een uniek factorisatiedomein. Bewijs. Zij R een hoofdideaaldomein en r een element van R. We zullen eerst laten zien dat er een ontbinding van r in irreducibele elementen bestaat, door te laten zien dat r een irreducibele factor heeft, en daarna dat hij te schrijven is als product van irreducibele factoren. Daarna zullen we laten zien dat deze ontbinding uniek is. Stel dat r irreducibel is, dan heeft hij een irreducibele factor. Stel dat r niet irreducibel is, dan is hij te schrijven als r = a 0 b 0 waar a 0 en b 0 beide geen eenheid zijn. Als a 0 irreducibel is, zijn we klaar. Als a 0 niet irreducibel is, is hij te schrijven als a 0 = a 1 b 1. Als a 1 irreducibel is, zijn we klaar. Als a 1 niet irreducibel is, is hij te schijven als a 1 = a b. Etc. Merk nu op dat (a 0 ) (a 1 ) (a )... een keten van idealen is. Omdat R een Noetherse ring is, volgt dat er een k is zodanig dat (a i ) = (a k ) voor alle i k. Dus a i is geassocieerd met a k voor alle i k. Hieruit volgt dat a k irreducibel is. We zullen nu laten zien dat r te ontbinden is in irreducibele factoren. Stel dat r irreducibel is, dan zijn we klaar. Stel dat r niet irreducibel is, dan is er een irreducibel element a 0 zodanig dat r = a 0 b 0. Als b 0 irreducibel is, zijn we klaar. Als b 0 niet irreducibel is, is er een irreducibel element a 1 zodanig dat b 0 = a 1 b 1. Bekijk dan b 1, als dit irreducibel is, zijn we klaar. Als b 1 niet irreducibel is, is er een een irreducibel element a zodanig dat b 1 = a b. Etc. Merk op dat (r) (b 0 ) (b 1 )... een keten van idealen is. Omdat R een Noetherse ring is, is er een k zodanig dat voor alle i k geldt dat (b i ) = (b k ). Dus b k is irreducibel. Zo zien we dat r = a 0 a 1 a k b k, waar a 0, a 1,..., a k en b k irredicibel zijn, dus r is te ontbinden in irreducibele factoren. Tot slot zullen we laten zien dat deze ontbinding uniek is. Stel dat r = p 1 p p m = q 1 q q n 0

23 twee verschillende ontbindingen in irreducibele factoren zijn. Neem aan dat geen twee van deze elementen geassocieerd zijn. Als dit wel het geval is, delen we deze elementen aan beide kanten weg. Omdat in een hoofdideaaldomein irreducibele elementen ook priem zijn, en p 1 q 1 q q n, geldt dat er een k is, zodanig dat p 1 q k. Omdat q k irreducibel is, volgt dat p 1 geassocieerd is met q k, dit leidt tot tegenspraak. Dus r is uniek te ontbinden, en R is een uniek ontbindingsdomein. In het algemeen geldt niet dat een uniek factorisatiedomein ook een hoofdideaaldomein is. Bekijk bijvoorbeeld de ring Z[X] van alle polynomen met gehele coëfficiënten. Dit is een uniek factorisatiedomein. Maar het ideaal (, X) is geen hoofdideaal, dus Z[X] is geen hoofdideaaldomein. In de ring van gehelen van kwadratische uitbreidingen van Q is deze stelling echter wel waar. Om dit te bewijzen zullen we eerst nog even naar priem elementen kijken. Stelling 4.3. In een uniek factorisatiedomein geldt dat een irreducibel element p ook priem is. Bewijs. Zij R een uniek factorisatiedomein, en stel dat p R irreducibel is. Stel dat p ab voor zekere a, b R. Bekijk dan de ontbindingen a = q 1 q... q n en b = r 1 r... r m. Nu volgt dat ab = q 1 q... q n r 1 r... r m. Omdat R een uniek factorisatiedomein is, volgt dat p geassocieerd is aan q i of r i voor een zekere i. Als p geassocieerd is aan q i, dan volgt dat p a, als p geassocieerd is aan r i, dan volgt dat p b. Dus p is priem. Stelling 4.4. Het hoofdideaal (p) is een priemideaal, dan en slechts dan als p een priem element is. Bewijs. Zij p een priem element. Bekijk dan het ideaal (p) en stel dat ab (p). Dan volgt dat ab = kp voor een zekere k, dus p ab. Omdat p priem is volgt nu dat p a of p b. Dus a (p) of b (p). Dus (p) is een priemideaal. Stel nu dat (p) een priemideaal is, en dat p ab. Dan volgt dat ab (p), dus ook dat a (p) of b (p). Zo zien we dat p a of p b, dus p is een priem element. Nu hebben we alle stellingen die nodig zijn om te bewijzen dat ontbinding in de ring van gehelen uniek is, dan en slechts dan als het klassengetal 1 is. Stelling 4.5. Als O K een uniek factorisatiedomein is, dan is O K een hoofdideaaldomein. Bewijs. We zullen eerst bewijzen dat elk priemideaal een hoofdideaal is, en daarna dat dan ook elk ideaal een hoofdideaal is. Stel dat O K een uniek factorisatiedomein is, en zij A een priemideaal in O K, ongelijk aan het nulideaal. Dan is er een element α A, ongelijk aan 0, en dit element is te ontbinden in irreducibele factoren: α = a 1 a... a n. Omdat A een priemideaal is, is er een factor a k waarvoor geldt a k A. Dus ook (a k ) A. En omdat a k irreducibel is, is a k ook priem en dus is (a k ) een priemideaal. Uit Stelling 3.8 volgt dat (a k ) ook een maximaal ideaal is. Hieruit volgt dat A = O K of A = (a k ). In het eerste geval is A = (1), dus dan is A een hoofdideaal. In het tweede geval geldt A = (a k ), dus dan is A ook een hoofdideaal. Uit Stelling 3.11 volgt dat elk ideaal het product is van priemidealen. Dus elk ideaal is het product van hoofdidealen. En het product van hoofdidealen is weer een hoofdideaal. Dus O K is een hoofdideaaldomein. Al met al volgt dus dat O K een uniek factorisatiedomein is dan en slechts dan als u K = 1. 1

24 Voorbeeld 4.6. We hebben in Voorbeeld.9 en Voorbeeld.10 gezien dat Z[ 1] en Z[ 1+ 3 ] hoofdideaaldomeinen zijn, en dus klassengetal 1 hebben. In Voorbeeld 1.14 en Voorbeeld 1.15 hebben we gezien dat ontbinding in Z[ 1] en Z[ 1+ 3 ] inderdaad uniek is. Voorbeeld 4.7. We hebben in Voorbeeld 3.1 gezien dat ontbinding in Z[ 5] niet uniek is, dus het klassengetal van Z[ 5] is groter dan 1. Er zijn dus idealen die geen hoofdidealen zijn. Het ideaal (3, 1 + 5) is geen hoofdideaal. Stel namelijk dat (3, 1 + 5) = (α), voor een zekere α = a + b 5. Dan moet gelden dat 3 = kα en = lα voor zekere k, l. Als we nu de normen bekijken volgt N(3) = N(kα) = N(k)N(α) = 9 en N(1 + 5) = N(lα) = N(l)N(α) = 6. Omdat de norm altijd positief is volgt hieruit dat N(α) = 3 of N(α) = 1. Als N(α) = 3 moet dus gelden dat a + 5b = 3, dit heeft geen oplossingen in Z. Stel nu dat N(α) = 1, dan volgt dat α een eenheid is. Dus dan moet dit ideaal de hele ring zijn. In dat geval volgt dat er r + s 5 en t + u 5 zijn, zodanig dat 3(r + s 5) + (1 + 5)(t + u 5) = 1, ofwel 3r + t 5u = 1 en 3s + u + t = 0. Uit de laatste vergelijking volgt dat u + t 0 (mod 3). Hieruit zien we dat t 5u 0 (mod 3). Maar uit de eerst vergelijking volgt dat t 5u = 1 (mod 3). Dus dit heeft ook geen oplossingen. Dus (3, 1 + 5) is geen hoofdideaal. Ook de idealen (, 1 + 5) en (3, 1 5) zijn geen hoofdidealen. We zullen laten zien dat de idealen A = (, 1 + 5), B = (3, 1 + 5) en C = (3, 1 5) uit Voorbeeld 3.1 allemaal equivalent zijn: (3) A = (3) (, ) = ( 6, ) = ( 6, ) Hieruit volgt ook dat = ( 1 5 ) (3, ) = ( 1 5 ) B dus A B. (3) A = (3) (, ) = ( 6, ) = ( ) (3, 1 5 ) = ( ) C dus A C. ( 1 5 ) B = ( ) C dus B C. Er zijn manieren om te bewijzen dat het klassengetal van Z[ 5] precies is. In [9] wordt dit bijvoorbeeld gedaan met behulp van de grens van Minkowski. We zullen tot slot kijken naar de relatie tussen ontbinding in irreducibele elementen en ontbinding in priemidealen. We weten uit hoofdstuk 3 dat in O K elk ideaal te ontbinden is in priemidealen. In een hoofdideaaldomein zijn al deze priemidealen hoofdidealen, dus allemaal voortgebracht door priem elementen (Stelling 4.4). In een hoofdideaaldomein zijn priem elementen ook irreducibele elementen. Daar is dus een direct verband tussen ontbinding van het element p in irreducibele elementen, en ontbinding van het ideaal (p) in priemidealen. We weten dat Z[ 1] en Z[ 1+ 3 ] hoofdideaaldomeinen zijn, dus hier correspondeert ontbinding in priemidealen met ontbinding in irreducibele elementen. Als niet alle priemidealen hoofdidealen zijn, dan komt ontbinding in priemidealen niet overeen met ontbinding in irreducibele

Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, 16-4-2009, 9-12 uur

Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, 16-4-2009, 9-12 uur Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, 16-4-2009, 9-12 uur Geef een goede onderbouwing van je antwoorden. Succes! 1. (a) (10 pt) Ontbindt het polynoom X 3 3X+3 in irreducibele factoren in Q[X] en in

Nadere informatie

Gehelen van Gauss. Hector Mommaerts

Gehelen van Gauss. Hector Mommaerts Gehelen van Gauss Hector Mommaerts 2 Hoofdstuk 1 Definities Gehelen van Gauss zijn complexe getallen van de vorm a + bi waarbij a, b Z. De verzameling van alle gehelen van Gauss noteren we met Z(i). Dus

Nadere informatie

6 Ringen, lichamen, velden

6 Ringen, lichamen, velden 6 Ringen, lichamen, velden 6.1 Polynomen over F p : irreducibiliteit en factorisatie Oefening 6.1. Bewijs dat x 2 + 2x + 2 irreducibel is in Z 3 [x]. Oplossing 6.1 Aangezien de veelterm van graad 3 is,

Nadere informatie

Bijzondere kettingbreuken

Bijzondere kettingbreuken Hoofdstuk 15 Bijzondere kettingbreuken 15.1 Kwadratische getallen In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat 2 = 1, 2, 2, 2, 2, 2, 2,.... Men kan zich afvragen waarom we vanaf zeker moment alleen maar

Nadere informatie

Ringen en Galoistheorie, 1e deel, 19 april 2012

Ringen en Galoistheorie, 1e deel, 19 april 2012 Ringen en Galoistheorie, 1e deel, 19 april 2012 Bij dit tentamen mag het dictaat niet gebruikt worden. Schrijf op elk vel je naam, studnr en naam practicumleider. Laat bij elke opgave zien hoe je aan je

Nadere informatie

Uitwerkingen tentamen Algebra 3 8 juni 2017, 14:00 17:00

Uitwerkingen tentamen Algebra 3 8 juni 2017, 14:00 17:00 Uitwerkingen tentamen Algebra 3 8 juni 207, 4:00 7:00 Je mocht zoals gezegd niet zonder uitleg naar opgaven verwijzen. Sommige berekeningen zijn hier weggelaten. Die moest je op je tentamen wel laten zien.

Nadere informatie

RINGEN EN LICHAMEN. Aanvullende opgaven met uitwerkingen

RINGEN EN LICHAMEN. Aanvullende opgaven met uitwerkingen RINGEN EN LICHAMEN Aanvullende opgaven met uitwerkingen Hierna volgen een aantal aanvullende opgaven die gaan over kernbegrippen uit de eerste hoofdstukken van Ringen en Lichamen. Probeer deze opgaven

Nadere informatie

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen.

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen. II.2 Gehele getallen We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen. Axioma s voor Z De gegevens zijn: (a) een verzameling Z; (b) elementen 0 en 1 in Z; (c) een afbeelding +: Z Z Z, de optelling;

Nadere informatie

Algebra. Oefeningen op hoofdstuk Groepentheorie Cayleytabellen van groepen van orde Cyclische groepen

Algebra. Oefeningen op hoofdstuk Groepentheorie Cayleytabellen van groepen van orde Cyclische groepen Oefeningen op hoofdstuk 5 Algebra 5.2 Groepentheorie 5.2.1 Cayleytabellen van groepen van orde 8 Oefening 5.1. Stel de Cayleytabel op voor de groep van de symmetrieën van een vierkant. Bewijs dat deze

Nadere informatie

Het karakteristieke polynoom

Het karakteristieke polynoom Hoofdstuk 6 Het karakteristieke polynoom We herhalen eerst kort de definities van eigenwaarde en eigenvector, nu in een algemene vectorruimte Definitie 6 Een eigenvector voor een lineaire transformatie

Nadere informatie

RSA. F.A. Grootjen. 8 maart 2002

RSA. F.A. Grootjen. 8 maart 2002 RSA F.A. Grootjen 8 maart 2002 1 Delers Eerst wat terminologie over gehele getallen. We zeggen a deelt b (of a is een deler van b) als b = qa voor een of ander geheel getal q. In plaats van a deelt b schrijven

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Inleiding. Lichamen

Hoofdstuk 1. Inleiding. Lichamen Hoofdstuk 1 Lichamen Inleiding In Lineaire Algebra 1 en 2 heb je al kennis gemaakt met de twee belangrijkste begrippen uit de lineaire algebra: vectorruimte en lineaire afbeelding. In dit hoofdstuk gaan

Nadere informatie

Week 22: De macht van het spoor en het spoor van de macht

Week 22: De macht van het spoor en het spoor van de macht Week 22: De macht van het spoor en het spoor van de macht Een belangrijke invariant van een lineaire afbeelding is het spoor. Als we een basis kiezen dan is het spoor simpelweg de som van de elementen

Nadere informatie

Enige informatie over groepen ten bate van het college Topologie en Meetkunde (Jaap van Oosten, Juni 2003)

Enige informatie over groepen ten bate van het college Topologie en Meetkunde (Jaap van Oosten, Juni 2003) Enige informatie over groepen ten bate van het college Topologie en Meetkunde (Jaap van Oosten, Juni 2003) Een groep is een verzameling G met daarop een operatie : G G G (die we schrijven als g, h g h),

Nadere informatie

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1)

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1) Lesbrief 1 Getaltheorie I De getaltheorie houdt zich bezig met het onderzoek van eigenschappen van gehele getallen, en meer in het bijzonder, van natuurlijke getallen. In de getaltheorie is het gebruikelijk

Nadere informatie

E.T.G. Schlebusch. Het Hasse-principe. Bachelorscriptie, 20 juni Scriptiebegeleider: dr. R.M. van Luijk

E.T.G. Schlebusch. Het Hasse-principe. Bachelorscriptie, 20 juni Scriptiebegeleider: dr. R.M. van Luijk E.T.G. Schlebusch Het Hasse-principe Bachelorscriptie, 20 juni 2012 Scriptiebegeleider: dr. R.M. van Luijk Mathematisch Instituut, Universiteit Leiden Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Het lichaam van p-adische

Nadere informatie

Universiteit Gent. Academiejaar Discrete Wiskunde. 1ste kandidatuur Informatica. Collegenota s. Prof. Dr.

Universiteit Gent. Academiejaar Discrete Wiskunde. 1ste kandidatuur Informatica. Collegenota s. Prof. Dr. Universiteit Gent Academiejaar 2001 2002 Discrete Wiskunde 1ste kandidatuur Informatica Collegenota s Prof. Dr. Frank De Clerck Herhalingsoefeningen 1. Bepaal het quotiënt en de rest van de deling van

Nadere informatie

5.2.4 Varia in groepentheorie

5.2.4 Varia in groepentheorie Oefeningen op hoofdstuk 5 Algebra 5.2 Groepentheorie 5.2.1 Cayleytabellen van groepen van orde 8 Oefening 5.1. Stel de Cayleytabel op voor de groep van de symmetrieën van een vierkant. Bewijs dat deze

Nadere informatie

Enkele valkuilen om te vermijden

Enkele valkuilen om te vermijden Enkele valkuilen om te vermijden Dit document is bedoeld om per onderwerp enkele nuttige strategieën voor opgaven te geven. Ook wordt er op een aantal veelgemaakte fouten gewezen. Het is géén volledige

Nadere informatie

7.1 Het aantal inverteerbare restklassen

7.1 Het aantal inverteerbare restklassen Hoofdstuk 7 Congruenties in actie 7.1 Het aantal inverteerbare restklassen We pakken hier de vraag op waarmee we in het vorige hoofdstuk geëindigd zijn, namelijk hoeveel inverteerbare restklassen modulo

Nadere informatie

Lineaire Algebra C 2WF09

Lineaire Algebra C 2WF09 Lineaire Algebra C 2WF09 College: Instructie: L. Habets HG 8.09, Tel. 4230, Email: l.c.g.j.m.habets@tue.nl H. Wilbrink HG 9.49, Tel. 2783, E-mail: h.a.wilbrink@tue.nl http://www.win.tue.nl/wsk/onderwijs/2wf09

Nadere informatie

Getaltheorie II. ax + by = c, a, b, c Z (1)

Getaltheorie II. ax + by = c, a, b, c Z (1) Lesbrief 2 Getaltheorie II 1 Lineaire vergelijkingen Een vergelijking van de vorm ax + by = c, a, b, c Z (1) heet een lineaire vergelijking. In de getaltheorie gaat het er slechts om gehele oplossingen

Nadere informatie

Tentamen Ringen en Galoistheorie, , uur

Tentamen Ringen en Galoistheorie, , uur Tentamen Ringen en Galoistheorie, 30-6-2008, 14-17 uur Dit is een open boek tentamen. Dat wil zeggen, de dictaten mogen gebruikt worden maar geen andere zaken zoals aantekeningen, uitwerkingen, etc. Geef

Nadere informatie

boek Getallen 2009, errata (8 oktober 2011)

boek Getallen 2009, errata (8 oktober 2011) boek Getallen 009, errata (8 oktober 0) De toren van Hanoi 6 0 van a naar b } van a naar b }. 8 6 en x / B } en x / B }. - zonodig zo nodig De natuurlijke getallen 3 - vermenigvuldigeing vermenigvuldiging

Nadere informatie

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma Discrete Wiskunde 2WC15, Lente 2010 Jan Draisma Voorwoord Dit zijn aantekeningen voor het vak Discrete Wiskunde (2WC15), gegeven in het lentesemester van 2010. Dit vak bestaat uit twee delen: algoritmische

Nadere informatie

Ter Leering ende Vermaeck

Ter Leering ende Vermaeck Ter Leering ende Vermaeck 15 december 2011 1 Caleidoscoop 1. Geef een relatie op Z die niet reflexief of symmetrisch is, maar wel transitief. 2. Geef een relatie op Z die niet symmetrisch is, maar wel

Nadere informatie

OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN

OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN 1.3.1. Er zijn 42 mogelijke vercijferingen. 2.3.4. De uitkomsten zijn 0, 4 en 4 1 = 4. 2.3.6. Omdat 10 = 1 in Z 9 vinden we dat x = c 0 +... + c m = c 0 +... + c m. Het getal

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. Congruentierekening. 6.1 Congruenties

Hoofdstuk 6. Congruentierekening. 6.1 Congruenties Hoofdstuk 6 Congruentierekening 6.1 Congruenties We hebben waarschijnlijk allemaal wel eens opgemerkt dat bij vermenigvuldigen van twee getallen de laatste cijfers als het ware meevermenigvuldigen. Stel

Nadere informatie

Algebra and discrete wiskunde

Algebra and discrete wiskunde Algebra and discrete wiskunde dr. G.R. Pellikaan Studiewijzer voor het studiejaar 2016/2017 College 2WF50 Contents 1 Algemeen 2 2 Inhoud van het vak 2 3 Leerdoelen 3 4 Berekening tijdsplanning 3 5 Onderwijs-

Nadere informatie

2 n 1. OPGAVEN 1 Hoeveel cijfers heeft het grootste bekende Mersenne-priemgetal? Met dit getal vult men 320 krantenpagina s.

2 n 1. OPGAVEN 1 Hoeveel cijfers heeft het grootste bekende Mersenne-priemgetal? Met dit getal vult men 320 krantenpagina s. Hoofdstuk 1 Getallenleer 1.1 Priemgetallen 1.1.1 Definitie en eigenschappen Een priemgetal is een natuurlijk getal groter dan 1 dat slechts deelbaar is door 1 en door zichzelf. Om technische redenen wordt

Nadere informatie

II.3 Equivalentierelaties en quotiënten

II.3 Equivalentierelaties en quotiënten II.3 Equivalentierelaties en quotiënten Een belangrijk begrip in de wiskunde is het begrip relatie. Een relatie op een verzameling is een verband tussen twee elementen uit die verzameling waarbij de volgorde

Nadere informatie

Uitwerkingen toets 12 juni 2010

Uitwerkingen toets 12 juni 2010 Uitwerkingen toets 12 juni 2010 Opgave 1. Bekijk rijen a 1, a 2, a 3,... van positieve gehele getallen. Bepaal de kleinst mogelijke waarde van a 2010 als gegeven is: (i) a n < a n+1 voor alle n 1, (ii)

Nadere informatie

Rationale Punten op Elliptische Krommen

Rationale Punten op Elliptische Krommen Rationale Punten op Elliptische Krommen Bart Sevenster 20 juli 2011 Bachelorscriptie Begeleiding: Prof. Dr. G. van der Geer 2 P 1 Q P Q 2 1 1 2 1 P Q 2 3 KdV Instituut voor wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen,

Nadere informatie

Definitie 1.1. Een groep is een verzameling G, uitgerust met een bewerking waarvoor geldt dat:

Definitie 1.1. Een groep is een verzameling G, uitgerust met een bewerking waarvoor geldt dat: Hoofdstuk 1 Eerste begrippen 1.1 Wat is een groep? Definitie 1.1. Een groep is een verzameling G, uitgerust met een bewerking waarvoor geldt dat: 1. a, b G : a b G 2. a, b, c G : a (b c) = (a b) c = a

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Equivalentierelaties. 3.1 Modulo Rekenen

Hoofdstuk 3. Equivalentierelaties. 3.1 Modulo Rekenen Hoofdstuk 3 Equivalentierelaties SCHAUM 2.8: Equivalence Relations Twee belangrijke voorbeelden van equivalentierelaties in de informatica: resten (modulo rekenen) en cardinaliteit (aftelbaarheid). 3.1

Nadere informatie

Getallenleer Inleiding op codeertheorie. Cursus voor de vrije ruimte

Getallenleer Inleiding op codeertheorie. Cursus voor de vrije ruimte Getallenleer Inleiding op codeertheorie Liliane Van Maldeghem Hendrik Van Maldeghem Cursus voor de vrije ruimte 2 Hoofdstuk 1 Getallenleer 1.1 Priemgetallen 1.1.1 Definitie en eigenschappen Een priemgetal

Nadere informatie

Hoofdstuk 9. Vectorruimten. 9.1 Scalairen

Hoofdstuk 9. Vectorruimten. 9.1 Scalairen Hoofdstuk 9 Vectorruimten 9.1 Scalairen In de lineaire algebra tot nu toe, hebben we steeds met reële getallen als coëfficienten gewerkt. Niets houdt ons tegen om ook matrices, lineaire vergelijkingen

Nadere informatie

Definitie 5.1. Cyclische groepen zijn groepen voortgebracht door 1 element.

Definitie 5.1. Cyclische groepen zijn groepen voortgebracht door 1 element. Hoofdstuk 5 Cyclische groepen 5.1 Definitie Definitie 5.1. Cyclische groepen zijn groepen voortgebracht door 1 element. Als G wordt voortgebracht door a en a n = e, dan noteren we de groep als C n = a.

Nadere informatie

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A Jaap van Oosten 2007-2008 1 Kardinaliteiten Opgave 1.1. Bewijs, dat R N = R. Opgave 1.2. Laat Cont de verzameling continue functies R R zijn. a) Laat zien dat

Nadere informatie

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 en opmerkingen November 10, 2009 Opgave 1 Gegeven een vectorruimte V met deelruimtes U 1 en U 2. Als er geldt dim U 1 = 7, dimu 2 = 9, en dim(u 1 U 2 ) = 4, wat

Nadere informatie

Kwadraatrepresentatie

Kwadraatrepresentatie Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Kwadraatrepresentatie Het representeren van natuurlijke getallen als som van kwadraten. Bachelorscriptie Auteur:

Nadere informatie

0 0 e 1 = = = = 1 2 Voor A nemen we nu de matrix 2 1 T ten opzichte van de geordende basis e 1, e 2, e 3, e 4.

0 0 e 1 = = = = 1 2 Voor A nemen we nu de matrix 2 1 T ten opzichte van de geordende basis e 1, e 2, e 3, e 4. Oude tentamenopgaven LinAlg deel II (Uitwerkingen volgen na de opgaven) 1. Beschouw de vectorruimte M 2,2 over R bestaande uit de 2 2-matrices met reële coëfficienten. Zij A een 2 2-matrix. De afbeelding

Nadere informatie

De 15-stelling. Dennis Buijsman 23 augustus Begeleiding: S. R. Dahmen

De 15-stelling. Dennis Buijsman 23 augustus Begeleiding: S. R. Dahmen De 15-stelling Dennis Buijsman 23 augustus 2015 Begeleiding: S. R. Dahmen Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element.

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element. Hoofdstuk 2 De regels van het spel 2.1 De gehele getallen Grof gezegd kunnen we de (elementaire) getaltheorie omschrijven als de wiskunde van de getallen 1, 2, 3, 4,... die we ook de natuurlijke getallen

Nadere informatie

Algebra and discrete wiskunde

Algebra and discrete wiskunde Algebra and discrete wiskunde dr. G.R. Pellikaan Studiewijzer voor het studiejaar 2015/2016 College 2WF50 Contents 1 Algemeen 2 2 Inhoud van het vak 2 3 Leerdoelen 3 4 Berekening tijdsplanning 3 5 Onderwijs-

Nadere informatie

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht. 4 Modulair rekenen Oefening 4.1. Merk op dat 2 5 9 2 2592. Bestaat er een ander getal van de vorm 25ab dat gelijk is aan 2 5 a b? (Met 25ab bedoelen we een getal waarvan a het cijfer voor de tientallen

Nadere informatie

Radboud Universiteit Nijmegen

Radboud Universiteit Nijmegen Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Factoriseren met de getallenlichamenzeef Naam: Elena Fuentes Bongenaar Studie: Bachelor Wiskunde Begeleider: Dr.

Nadere informatie

3 Modulorekenen. 3.1 De eulerfunctie en de kleine stelling van Fermat. Oefening 3.1. Bepaal Φ(1992), Φ(2011) en Φ(2048) (83 en 2011 zijn priem).

3 Modulorekenen. 3.1 De eulerfunctie en de kleine stelling van Fermat. Oefening 3.1. Bepaal Φ(1992), Φ(2011) en Φ(2048) (83 en 2011 zijn priem). 3 Modulorekenen 3.1 De eulerfunctie en de kleine stelling van Fermat Oefening 3.1. Bepaal Φ(1992), Φ(2011) en Φ(2048) (83 en 2011 zijn priem). Oplossing 3.1 1992 = 2 3 3 83. Φ(1992) = 2 2 2 82 = 656. 2048

Nadere informatie

Priemgetallen en priemidealen in kwadratische lichamen

Priemgetallen en priemidealen in kwadratische lichamen Dirk Dekker Van Uytrechtlaan 25 1901 JK Castricum T.J.Dekker@uva.nl. 1. Inleiding Priemgetallen en priemidealen in kwadratische lichamen Het ontbinden van getallen in factoren en de daaruit te verkrijgen

Nadere informatie

Rationale punten op elliptische krommen

Rationale punten op elliptische krommen Rationale punten op elliptische krommen Anne Barten 6 juli 2015 Bachelorscriptie Begeleiding: dr. S. R. Dahmen Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

Nadere informatie

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A met uitwerking

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A met uitwerking Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A met uitwerking 9 december 2014, 09:30 12:30 Dit tentamen bevat 5 opgaven; zie ook de ommezijde. Alle opgaven tellen even zwaar (10 punten); je cijfer is het totaal

Nadere informatie

Men kan enkele samenstellingen berekenen en vervolgens de Cayleytabel aanvullen, wetende dat het een Latijns vierkant is. De Cayleytabel wordt:

Men kan enkele samenstellingen berekenen en vervolgens de Cayleytabel aanvullen, wetende dat het een Latijns vierkant is. De Cayleytabel wordt: Oefeningen op hoofdstuk 5 Algebra 5.2 Groepentheorie 5.2.1 Cayleytabellen van groepen van orde 8 Oefening 5.1. Stel de Cayleytabel op voor de groep van de symmetrieën van een vierkant. Bewijs dat deze

Nadere informatie

Ruimtemeetkunde deel 1

Ruimtemeetkunde deel 1 Ruimtemeetkunde deel 1 1 Punten We weten reeds dat Π 0 het meetkundig model is voor de vectorruimte R 2. We definiëren nu op dezelfde manier E 0 als meetkundig model voor de vectorruimte R 3. De elementen

Nadere informatie

Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 2 13 januari 2017, 10:00 13:00

Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 2 13 januari 2017, 10:00 13:00 Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 3 januari 07, 0:00 3:00 Hint: Alle karakteristiek polynomen die je nodig zou kunnen hebben, hebben gehele nulpunten. Als dat niet het geval lijkt, dan heb je dus

Nadere informatie

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht. 4 Modulair rekenen Oefening 4.1. Merk op dat 2 5 9 2 = 2592. Bestaat er een ander getal van de vorm 25ab dat gelijk is aan 2 5 a b? (Met 25ab bedoelen we een getal waarvan a het cijfer voor de tientallen

Nadere informatie

Lineaire Algebra C 2WF09

Lineaire Algebra C 2WF09 Lineaire Algebra C 2WF09 College: Instructie: L. Habets HG 8.09, Tel. 4230, Email: l.c.g.j.m.habets@tue.nl H.A. Wilbrink HG 9.49, Tel. 2783, E-mail: h.a.wilbrink@tue.nl http://www.win.tue.nl/wsk/onderwijs/2wf09

Nadere informatie

Ringen en Lichamen van H.W. Lenstra en F. Oort

Ringen en Lichamen van H.W. Lenstra en F. Oort Ringen [versie 4.0 (1.I.2008] Dit is een selectie uit het dictaat Ringen en Lichamen van H.W. Lenstra en F. Oort, zoals bewerkt door B. van Geemen en J. Top. INHOUDSOPGAVE 2 Inhoudsopgave 1 Ringen 3 1.1

Nadere informatie

Getallen, 2e druk, extra opgaven

Getallen, 2e druk, extra opgaven Getallen, 2e druk, extra opgaven Frans Keune november 2010 De tweede druk bevat 74 nieuwe opgaven. De nummering van de opgaven van de eerste druk is in de tweede druk dezelfde: nieuwe opgaven staan in

Nadere informatie

er zijn (p 2 p)/2 irreducibele polynomen van de graad 2 over F p het minimaal polynoom van a deelt ieder polynoom f(x) met f(a) = 0

er zijn (p 2 p)/2 irreducibele polynomen van de graad 2 over F p het minimaal polynoom van a deelt ieder polynoom f(x) met f(a) = 0 Laatste nieuws van Algebra and Discrete Wiskunde (2WF50) College 8.b: Vragenuur Opgaven 11 en 12 van Test 4 op Oncourse Opgaven 2 en 3 van tentamen van april 2015 Opgaven 16 en 19 van 14.8 College 8.a:

Nadere informatie

Lineaire Algebra 3 en 4. Wieb Bosma

Lineaire Algebra 3 en 4. Wieb Bosma Lineaire Algebra 3 en 4 Wieb Bosma juni 2000/juni 2001 Inhoudsopgave 1 Vectorruimten 3 1.1 Inleiding........................................ 3 1.2 Lichamen....................................... 3 1.2.1

Nadere informatie

Inverse limieten en de A-dèle ring. Pim van der Hoorn

Inverse limieten en de A-dèle ring. Pim van der Hoorn Inverse limieten en de A-dèle ring Pim van der Hoorn 29 augustus 2008 Voorwoord Deze scriptie is gebaseerd op onderzoek gedaan in het eerste halfjaar van het jaar 2008 door Marcel de Reus en Pim van der

Nadere informatie

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma Discrete Wiskunde 2WC15, Lente 2010 Jan Draisma HOOFDSTUK 2 Gröbnerbases 1. Vragen We hebben gezien dat de studie van stelsels polynoomvergelijkingen in meerdere variabelen op natuurlijke manier leidt

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma Discrete Wiskunde 2WC15, Lente 2010 Jan Draisma HOOFDSTUK 3 De Nullstellensatz 1. De zwakke Nullstellensatz Stelling 1.1. Zij K een algebraïsch gesloten lichaam en zij I een ideaal in K[x] = K[x 1,...,

Nadere informatie

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015 Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. Elk vraagstuk is maximaal 10 punten waard. Begin elke opgave op een nieuw vel papier. µkw uitwerkingen 12 juni 2015 Vraagstuk 1. We kunnen

Nadere informatie

Definitie 4.1. Als H en K normaaldelers zijn van een groep G en H K = {e} en HK = G dan noemt men G het direct product van

Definitie 4.1. Als H en K normaaldelers zijn van een groep G en H K = {e} en HK = G dan noemt men G het direct product van Hoofdstuk 4 Groepsconstructies 4.1 Direct product We gaan nu bestuderen hoe we van 2 groepen een nieuwe groep kunnen maken of hoe we een groep kunnen schrijven als een product van 2 groepen met kleinere

Nadere informatie

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid Hoofdstuk 3 Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid 31 Diagonaliseerbaarheid Zoals we zagen hangt de matrix die behoort bij een lineaire transformatie af van de keuze van een basis voor de ruimte In dit

Nadere informatie

Velduitbreidingen. Hector Mommaerts

Velduitbreidingen. Hector Mommaerts Velduitbreidingen Hector Mommaerts 2 Hoofdstuk 1 Basisbegrippen 1.1 Definities Definitie 1.1. Een veld L is een uitbreiding van het veld K als het ontstaat door aan K één of meerdere elementen toe te voegen.

Nadere informatie

College WisCKI. Albert Visser. 17 oktober, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Equivalentierelaties.

College WisCKI. Albert Visser. 17 oktober, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Equivalentierelaties. College WisCKI Albert Visser Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University 17 oktober, 2012 1 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 3 Wat is een equivalentierelatie? Een

Nadere informatie

5 Inleiding tot de groepentheorie

5 Inleiding tot de groepentheorie 5 Inleiding tot de groepentheorie Oefening 5.1. Stel de Cayleytabel op voor de groep van de symmetrieën van een vierkant. Bewijs dat deze groep de viergroep van Klein bezit als deelgroep van index 2. Oplossing

Nadere informatie

Ingela Mennema. Roosters. Bachelorscriptie. Scriptiebegeleider: Dr. R.M. van Luijk en H.D. Visse MSc. Datum Bachelorexamen: 28 juni 2016

Ingela Mennema. Roosters. Bachelorscriptie. Scriptiebegeleider: Dr. R.M. van Luijk en H.D. Visse MSc. Datum Bachelorexamen: 28 juni 2016 Ingela Mennema Roosters Bachelorscriptie Scriptiebegeleider: Dr. R.M. van Luijk en H.D. Visse MSc Datum Bachelorexamen: 28 juni 2016 Mathematisch Instituut, Universiteit Leiden Inhoudsopgave 1 Inleiding

Nadere informatie

1 Groepen van orde 24.

1 Groepen van orde 24. 1 1 Groepen van orde 24. Als G een groep van orde 24 is, dan zeggen de stellingen van Sylov: Het aantal 2-Sylow-groepen van G is 1 modulo 2 en bovendien een deler van 24, dus bedraagt 1 of 3. Het aantal

Nadere informatie

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen Opmerking TI1300 Redeneren en Logica College 2: Bewijstechnieken Tomas Klos Algoritmiek Groep Voor alle duidelijkheid: Het is verre van triviaal om definities te leren hanteren, beweringen op te lossen,

Nadere informatie

Hoofdstuk 12. Sommen van kwadraten. 12.1 Sommen van twee kwadraten

Hoofdstuk 12. Sommen van kwadraten. 12.1 Sommen van twee kwadraten Hoofdstuk 12 Sommen van kwadraten 12.1 Sommen van twee kwadraten In Hoofdstuk 11 hebben we gezien dat als p een oneven priemdeler van a 2 + b 2 is, en p deelt niet zowel a als b, dan is p gelijk aan 1

Nadere informatie

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN Vakcode: 8D2. Datum: woensdag 28 juni 26. Tijd: 4: 7:. Plaats: HG. C. Lees dit vóórdat je begint! Maak iedere opgave op een apart vel. Schrijf je naam

Nadere informatie

Syllabus Algebra I. Prof. Dr G. van der Geer

Syllabus Algebra I. Prof. Dr G. van der Geer Algebra I -1 1 Syllabus Algebra I voorlopige versie Prof. Dr G. van der Geer Faculteit Wiskunde en Informatica Universiteit van Amsterdam Science Park 94248 1090 GE Amsterdam Versie: 2013 Algebra I -2

Nadere informatie

Het lokaal-globaalprincipe

Het lokaal-globaalprincipe Björn de Rijk (brijk@math.leidenuniv.nl) Het lokaal-globaalprincipe Bachelorscriptie, 18 augustus 2010 Scriptiebegeleider: drs. P. Bruin Mathematisch Instituut, Universiteit Leiden Inhoudsopgave 1 Inleiding

Nadere informatie

Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave.

Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave. Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave. Opgave 6 Lesbrief, opgave 4.5 De getallen m en n zijn verschillende positieve gehele getallen zo, dat de laatste drie cijfers van 1978 m en 1978 n overeenstemmen.

Nadere informatie

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015 Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) januari, 5 In deze uitwerkingen is hier en daar een berekening weggelaten (bijvoorbeeld het bepalen van de kern van een matrix) die uiteraard op het tentamen

Nadere informatie

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN ANALYTISCHE MEETKUNDE I. 1. Theorie

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN ANALYTISCHE MEETKUNDE I. 1. Theorie EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN ANALYTISCHE MEETKUNDE I MAANDAG 17 JANUARI 2011 1. Theorie Opgave 1. (a) In Voorbeelden 2.1.17 (7) wordt gesteld dat de maximale lineair onafhankelijke deelverzamelingen van

Nadere informatie

Rationale tetraëders.

Rationale tetraëders. Youssef Achnine Rationale tetraëders. Bachelorscriptie, 1 juni 009 Scriptiebegeleider: Dr. R.M. van Luijk Mathematisch Instituut, Universiteit Leiden 1 Inhoudsopgave Introductie 1. Topologische begrippen

Nadere informatie

Tentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets)

Tentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets) Tentamen lineaire algebra 8 januari 9, : : Uitwerkingen (schets) Opgave. ( + punten) Gegeven is de matrix ( ) A =. (a) Bepaal een diagonaliseerbare matrix D en een nilpotente matrix N zodanig dat A = N

Nadere informatie

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017 Selectietoets vrijdag 10 maart 2017 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. Zij n een even positief geheel getal. Een rijtje van n reële getallen noemen we volledig als voor elke gehele

Nadere informatie

Irreducibele polynomen

Irreducibele polynomen Irreducibele polynomen Peter Koymans Student nummer: 0748876 p.h.koymans@student.tue.nl Begeleid door Aart Blokhuis 12 augustus 2013 Department of Mathematics and Computer Science 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding

Nadere informatie

College WisCKI. Albert Visser. 16 januari, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Loodrechte Projectie

College WisCKI. Albert Visser. 16 januari, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Loodrechte Projectie College WisCKI Albert Visser Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University 16 januari, 2012 1 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 3 Zij V een deelruimte met basis v 1,..., v k.

Nadere informatie

De rij van Fibonacci in Z/nZ

De rij van Fibonacci in Z/nZ De rij van Fibonacci in Z/nZ Bart Zevenhek 16 mei 2007 Samenvatting Om de deelbaarheidseigenschappen van de rij van Fibonacci te onderzoeken, ligt het voor de hand om de rij te definiëren binnen Z/nZ en

Nadere informatie

Ringen en lichamen. H.W. Lenstra, Jr en F. Oort. (Herziene versie, 2014) door

Ringen en lichamen. H.W. Lenstra, Jr en F. Oort. (Herziene versie, 2014) door Ringen en lichamen door H.W. Lenstra, Jr en F. Oort (Herziene versie, 2014) Inhoudsopgave I RINGEN 1 1 Definitie, voorbeelden, elementaire eigenschappen..................... 3 2 Ringhomomorfismen en idealen...............................

Nadere informatie

Ringen en lichamen. H.W. Lenstra, Jr en F. Oort. (Herziene versie, augustus 2015) door

Ringen en lichamen. H.W. Lenstra, Jr en F. Oort. (Herziene versie, augustus 2015) door Ringen en lichamen door H.W. Lenstra, Jr en F. Oort (Herziene versie, augustus 2015) Inhoudsopgave I RINGEN 1 1 Definitie, voorbeelden, elementaire eigenschappen..................... 3 2 Ringhomomorfismen

Nadere informatie

cyclotomische polynomen

cyclotomische polynomen Coëfficiënten van cyclotomische polynomen Joris Luijsterburg Studentnummer: 0314137 Maart 2009 Bachelorscriptie Onder begeleiding van Dr. W. Bosma Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en

Nadere informatie

Opgeloste en onopgeloste mysteries in de getaltheorie

Opgeloste en onopgeloste mysteries in de getaltheorie Opgeloste en onopgeloste mysteries in de getaltheorie Jan De Beule, Tom De Medts en Jeroen Demeyer Voorwoord 1 Voorwoord Beste leerling, Deze nota s zijn bedoeld als begeleiding bij 6 lesuren Opgeloste

Nadere informatie

3 De duale vectorruimte

3 De duale vectorruimte 3 De duale vectorruimte We brengen de volgende definitie in de herinnering. Definitie 3.1 (hom K (V, W )) Gegeven twee vectorruimtes (V, K) en (W, K) over K noteren we de verzameling van alle lineaire

Nadere informatie

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE 1

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE 1 INHOUDSOPGAVE 1 Inhoudsopgave 1 Ringen 4 1.1 Definitie, voorbeelden, elementaire eigenschappen....... 4 1.2 Eenheden en nuldelers...................... 8 1.3 Constructies van ringen......................

Nadere informatie

4 Positieve en niet-negatieve lineaire algebra

4 Positieve en niet-negatieve lineaire algebra 4 Positieve en niet-negatieve lineaire algebra Positieve en niet-negatieve matrices komen veel voor binnen de stochastiek (zoals de PageRank matrix) en de mathematische fysica: temperatuur, dichtheid,

Nadere informatie

Eenheden van orders van getallenvelden

Eenheden van orders van getallenvelden Eenheden van orders van getallenvelden Hoofdstuk 1 Orders 1.1 Definities Definitie 1.1. Een order is een subring O van een ring A zodat 1. A is een ring die een eindig dimensionele algebra is over Q..

Nadere informatie

compact weer te geven (ken ook een waarde toe aan n).

compact weer te geven (ken ook een waarde toe aan n). 1 HOVO: Gravitatie en kosmologie OPGAVEN WEEK 2 - Oplossingen Opgave 1: Er geldt n 3 en we hebben de compacte uitdrukking y i a r i x r, waarbij we gebruik maken van de Einsteinsommatieconventie. a Schrijf

Nadere informatie

Aanvullingen bij Hoofdstuk 6

Aanvullingen bij Hoofdstuk 6 Aanvullingen bij Hoofdstuk 6 We veralgemenen eerst Stelling 6.4 tot een willekeurige lineaire transformatie tussen twee vectorruimten en de overgang naar twee nieuwe basissen. Stelling 6.4. Zij A : V W

Nadere informatie

Tentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen)

Tentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen) Tentamen Lineaire Algebra Wiskundigen Donderdag, 23 januari 24,.-3. Geen rekenmachines. Motiveer elk antwoord.. Voor alle reële getallen a definiëren we de matrix C a als a C a = a 2. a Verder definiëren

Nadere informatie

De slecht benaderbare getallen van het Hurwitz spectrum

De slecht benaderbare getallen van het Hurwitz spectrum De slecht benaderbare getallen van het Hurwitz spectrum Gijs Langenkamp Master Thesis Scriptiebegeleider: prof.dr. F. Beukers augustus 2009 Mathematisch Instituut, Universiteit Utrecht Voorwoord Voor de

Nadere informatie

College WisCKI. Albert Visser. 21 november, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Vectorruimte

College WisCKI. Albert Visser. 21 november, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Vectorruimte College WisCKI Albert Visser Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University 21 november, 2012 1 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 3 Lichaam Lichaam (Körper, Field):

Nadere informatie

College WisCKI. Albert Visser. 5 december, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Lijn, Vlak, etc.

College WisCKI. Albert Visser. 5 december, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Lijn, Vlak, etc. College WisCKI Albert Visser Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University 5 december, 2012 1 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 3 Vectorvoorstelling Lijn: x = b +

Nadere informatie