ADVIES BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Transcriptie

1 ADVIES BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Datum B&W-vergadering : Openbaar Onderwerp : Bouwaanvraag legalisatie 36 chalets op chaletpark 'de Wijdewormer' Portefeuillehouder(s) : H.A. Stuurman, Afdelingshoofd/hoofd BMO: J. van der Stoop Paraaf : Paraaf: Afdeling : VROM Datum : Taakveld : BWT Reg. nr. : Redacteur : mr M.C. Steeman Betrokken afd./or : VROM Inspraak : Ja Bezwaar/beroep mogelijk : Nee Conceptbesluit: Met betrekking tot het bouwplan van de VVE van het chaletpark 'de Wijdewormer' voor de legalisatie van de bouw van 36 van de 39 chalets op het park: 1- Het voornemen om medewerking te verlenen aan de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO ter inzage leggen voor inspraak; 2- Aan de vrijstelling de voorwaarde te verbinden dat binnen één jaar na de verzenddatum van het vrijstellingsbesluit door de individuele aanvragers wordt aangetoond dat hij/zij of de gebruiker van het recreatieverblijf niet permanent in het recreatieverblijf woont, noch deze voor permanente bewoning doet of laat gebruiken; 3- De voorronde van de raad om advies vragen. Paraaf: Akkoord Bespreken Het college heeft besloten: burgemeester Conform advies op : 1e wethouder het advies aan te houden 2e wethouder wijziging(en) aanpassen 3e wethouder besloten met wijziging(en) secretaris Bevoegdheid: Gemeenteraad (voorblad griffie vereist) College van Burgemeester en Wethouders Burgemeester Agenderen raadsavond (voorblad griffie vereist) Delegatie/mandaat Voorhangprocedure: Ja (voorblad griffie vereist) Nee }

2 Aanleiding en probleemstelling (Analyse) Door de vereniging van eigenaren van het chaletpark 'de Wijdewormer' aan de Oosterdwarsweg 8 te Wijdewormer (verder: de VVE) is een bouwaanvraag ingediend voor het oprichten (legaliseren) van 36 chalets op het park. Dit zijn niet alle chalets, drie van de in totaal 39 chalets zijn niet aangesloten bij de VVE en maken geen deel uit van de bouwaanvraag (dit zijn nummers 3, 19 en 35). Het bouwplan is in strijd met het de voorschriften van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1974, inclusief partiële herziening 1984'. Medewerking aan het bouwplan kan alleen verleend worden door een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In dit advies wordt geadviseerd of medewerking kan worden verleend aan het bouwplan. Verleden Het chaletpark 'de Wijdewormer' (verder: het chaletpark) is gelegen aan de Oosterdwarsweg 8 te Wijdewormer. Het chaletpark dat toen nog het karakter van een recreatiepark / kampeerterrein had, is in 2000 aangekocht door Chaletpark Wijdewormer BV. Na de aankoop heeft een renovatie plaatsgevonden en is het terrein verkaveld. De kavels zijn verkocht aan individuele eigenaren die hierop een chalet hebben laten plaatsen. Op het moment van plaatsing was niet (voldoende) duidelijk of voor de plaatsing van de chalets een bouwvergunning nodig was. Door miscommunicatie tussen de gemeente en de eigenaar van het park is de eigenaar ervan uitgegaan dat de chalets zonder vergunning geplaatst konden worden, de 39 chalets zijn derhalve zonder bouwvergunning geplaatst. In april 2003 heeft de VROM-inspectie, naar aanleiding van een klacht van mevrouw Dol, de gemeente opgedragen handhavend te gaan optreden tegen (onder meer) 'het ontstaan van een woonwijkje midden in het landelijk gebied'. De VROM-inspectie gaf daarbij aan dat de plaatsing van de chalets, naar de mening van de inspectie, strijdig was met artikel 40 Woningwet (bouw zonder vergunning). Naar later bleek vallen de chalets niet onder een uitzondering op de bouwvergunningplicht voor 'caravans'. Navraag bij de VNG leerde dat een maatvoering van 70m² gehanteerd zou kunnen worden om te bepalen welke chalets bouwvergunningplichtig waren en welke niet. In 2004 is een vooraanschrijving gedaan aan de eigenaren van de drie grootste chalets op het park, waarin werd aangegeven dat het college voornemens was handhavend op te treden wegens bouw zonder vergunning. De eigenaren zijn in de gelegenheid gesteld op de vooraanschrijving te reageren. De reacties op de vooraanschrijvingen hebben tot gevolg gehad dat de hele casus opnieuw tegen het licht werd gehouden. Na onderzoek bleek dat alle chalets (ongeacht de maatvoering) bouwvergunningplichtig waren. Uit het onderzoek bleek ook dat het aanschrijven van de eigenaren op grond van bouw zonder vergunning wegens de gecompliceerde eigendomsverhoudingen tijdens en na de plaatsing van het chalet tot zeer onwenselijke risico's zou leiden. Deze conclusies hebben ertoe geleid dat contact is gezocht met de VROM-inspectie en, in later instantie, ook met de Provincie Noord-Holland om een andere oplossing dan handhaving van de bouwregelgeving te zoeken. Aangezien handhaving een onwenselijk risico vormde en gedogen niet mogelijk bleek is voorgesteld de chalets op het park te legaliseren, waarbij binnen de legalisatieprocedure voor de bouwwerken in samenspraak met de VVE een oplossing gezocht zou worden voor het permanente wonen op het park. Dit heeft ertoe geleid dat aan de VVE in oktober 2005 een voorstel is gedaan de situatie op het park te legaliseren. In overleg met de advocaat van de VVE is ervoor gekozen aan de vrijstelling een voorwaarde te verbinden, waarbij het permanente wonen op het park definitief opgelost wordt. Nadat de VVE haar vertegenwoordigende positie op het park had versterkt en de financiën rond had gekregen is op 26 oktober 2006 (een jaar na het eerste voorstel) een bouwaanvraag ingediend voor de legalisatie van de bouw 36 van de 39 chalets op het park. Op dat moment was het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Wormerland (2007)' nog niet in ontwerp ter inzage gelegd, waardoor de bouwaanvraag getoetst moest worden aan de voorschriften van het toen geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1974, inclusief Partiële herziening 1984'. Omdat het nieuwe bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Wormerland (2007)' de bebouwing niet toestaat zal de vrijstelling gevoerd en verleend moeten worden vóórdat het nieuwe bestemmingsplan in werking treedt. Mocht dat niet haalbaar blijken zal uw college nader geïnformeerd worden over de gevolgen.

3 Bestaand beleid Strijdigheden huidig bestemmingsplan Het perceel Oosterdwarsweg 8 te Wijdewormer valt binnen het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1974, inclusief Partiële herziening 1984 (verder het huidige bestemmingsplan) binnen de bestemming Kampeerterrein (artikel 12). Toegestaan is een terrein waar al dan niet bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot kamperen. Als bebouwing is, onder andere, het bouwen van stacaravans toegestaan. In het bestemmingsplan is verder niet terug te vinden wat onder het begrip stacaravan moet worden begrepen. Binnen de (relevante en van toepassing zijnde) bebouwingsvoorschriften is gesteld dat ten hoogste 39 onderkomens mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 4 meter. De dakhelling van enig gebouw, behoudens stacaravans, moet ten minste 12 zijn. Voor de dakhelling is dus een uitzondering gemaakt voor stacaravans. In het bestemmingsplan is verder niet terug te vinden of die uitzondering bedoeld is om ervoor te zorgen dat op stacaravans géén (hellend)dak aanwezig mag zijn of dat de stacaravans van willekeurig welke dakhelling voorzien mogen worden. Voor de bouwwerken op het terrein is nergens een maximum-maat opgenomen in de bestemmingsvoorschriften. In het bestemmingsplan is een vrijstellingsmogelijkheid gegeven voor het toestaan van een goothoogte tot maximaal 4.50m. De chalets kunnen niet als caravan in de zin van de WOR worden aangemerkt en daarmee niet worden gezien als stacaravan zoals bedoeld in het bestemmingsplan. De chalets kunnen naar aard en omvang niet fungeren als mobiel kampeermiddel en kunnen slechts als recreatiewoningen gezien worden. Dit betekent dat het bouwen van de chalets niet binnen de voorschriften uit het bestemmingsplan past. Er wordt ook niet voldaan aan de voorwaarde dat tenminste 40% van het terrein moet zijn bestemd voor gemeenschappelijke voorzieningen. Door de verkaveling is minder dan 40% van het terrein als gezamenlijke voorziening aan te merken. Bij bijna alle de chalets zijn bijgebouwen geplaatst. Voor deze bijgebouwen is geen ruimte gegeven in het bestemmingsplan, voor geen bijgebouw is een bouwvergunning afgegeven. Aangezien de chalets op het park niet zijn aan te merken als woning of woongebouw gaan de bepalingen uit het besluit bouwvergunningsvrije en licht- bouwvergunningplichtige bouwwerken niet op en is voor deze bouwwerken een bouwvergunning benodigd geweest. De aanwezige chalets vallen verder alle binnen de overige bebouwingsvoorschriften uit het huidige bestemmingsplan. Het zijn er 39, geen van de chalets heeft een goothoogte hoger dan 4m, geen van de chalets heeft een te kleine dakhelling. De te voeren vrijstelling heeft betrekking op de navolgende strijdigheden: - Het feit dat de chalets geen stacaravans zijn, zoals bedoeld in de bestemmingsvoorschriften; - Het feit dat minder van 40% van het terrein is bestand voor 'gemeenschappelijke voorzieningen'; - Het feit dat bij de chalets bijgebouwen zijn geplaatst; - Het feit dat de afstand van een gebouw tot de grens van het kampeerterrein nergens minder dan 10 meter zou mogen bedragen. Oplossingsrichtingen/beoogd resultaat Vermoeden van permanente bewoning Een vrijstelling voor de bouwwerken op het chaletpark kan door de gemeente geweigerd worden op grond van concrete vermoedens dat de bouwwerken in strijd met de gegeven bestemming gebruikt zullen gaan worden. De reeds gebouwde chalets op het chaletpark de Wijdewormer zijn allemaal geschikt om permanent bewoond te worden, welk gebruik in strijd is met de huidige bestemming en in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied. Het vermoeden bestaat dat een groot deel van de chalets op het park nu al permanent bewoond wordt. Dit vermoeden wordt gestaafd door ambtelijk onderzoek, waaruit geconcludeerd kan worden dat van de 39 recreatieverblijven op het park bij 6 verblijven met (enige) zekerheid gesteld kan worden dat ze permanent bewoond worden, bij 16 verblijven een zeer sterk vermoeden bestaat, bij 8

4 verblijven een vermoeden bestaat en bij 4 chalets een zwak vermoeden van permanente bewoning bestaat. Deze opdeling is gemaakt naar aanleiding van het aantal bewijsmiddelen waaruit de permanente bewoning zou blijken (inschrijving in GBA, belastinggegevens, kadastrale gegevens, etcetera). Dit betekent dat van de 39 verblijven bij in ieder geval 34 verblijven enig vermoeden van permanente bewoning bestaat. Door de eigenaren zelf is nooit enig bewijs aangeleverd waaruit zou blijken dat het verblijf dat bij hem of haar in eigendom is niet permant bewoond wordt. Uit vaste jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat de gemeente een bouwvergunning op voorhand kan weigeren wegens het vermoeden van permanente bewoning op het park en dat op de eigenaren de bewijslast ligt om uit eigen beweging gegevens of bescheiden aan te leveren waaruit blijkt dat het voorgenomen gebruik van de recreatieverblijven inderdaad recreatief (en daarmee overeenkomstig de geldende bestemming) is. Vrijstelling onder voorwaarde In overleg met de advocaat van de VVE is een oplossingsrichting overeengekomen waarbij de bouwvergunningen verleend kunnen worden en de gemeente de mogelijkheid krijgt het permanente wonen op het park binnen een redelijke termijn op te lossen. Aan een vrijstelling (ex artikel 19, lid 1 en 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) van de bestemmingsvoorschriften kunnen door de gemeente voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden moeten op grond van vaste jurisprudentie van de Raad van State echter dienen ter bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan de bepalingen, waarvan vrijstelling wordt verleend, in het plan zijn opgenomen, zoals is weergegeven in artikel 19a, lid 1 laatste zin WRO JO artikel 15 lid 3 WRO. Vrijstellingsprocedure Voor de bebouwing op het park moet een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO gevoerd worden (project-vrijstelling), waarbij een ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk is. Stedenbouwkundig bureau DHV heeft in mei 2007 de ruimtelijke onderbouwing aangeleverd. De procedure zal, mocht de procedure tot vergunningverlening leiden, leiden tot een bouwvergunning voor de aanwezige bebouwing op het park, waarbij vrijstelling wordt verleend van de bepalingen uit het bestemmingsplan voor zover betrekking hebbende op de maximale maatvoeringen. Voorwaarde in vrijstelling In het uiteindelijke vrijstellingsbesluit moet een voorwaarde gesteld worden teneinde te bewerkstelligen dat binnen één jaar na verlening van de vrijstelling formeel geen permanente bewoning meer voorkomt op het park. Een tekstvoorstel voor een dergelijke vrijstellings-voorwaarde luidt: ( )vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO te verlenen van het bepaalde in het bestemmingsplan ( ) onder de voorwaarde dat: Binnen één jaar na de verzenddatum van dit vrijstellingsbesluit door u wordt aangetoond dat u of de gebruiker van de recreatiewoning niet permanent in het recreatieverblijf woont, noch deze recreatiewoning voor permanente bewoning doet of laat gebruiken en daarmee voldoet aan de geldende gebruiksvoorschriften uit het bestemmingsplan. Dit houdt in dat u uiterlijk op (datum) aan ons college aantoont dat u een andere woning dan de recreatiewoning in bezit heeft of huurt en die andere woning gebruikt voor uw hoofdverblijf. Hiertoe kunt u gebruik maken van het bijgevoegde formulier verklaring recreatief gebruik. Als binnen de gestelde termijn niet of niet voldoende voldaan wordt aan de voorwaarde uit de vrijstelling zal door het college direct handhavend opgetreden worden, waarbij wij ervan uit gaan dat u uw recreatiewoning permanent bewoont. Handhaving De vrijstellingsvoorwaarde kan op eenzelfde manier gehandhaafd worden als de gebruiksvoorwaarden uit het vigerende bestemmingsplan. Hierbij wordt de gemeente echter een gedeelte van de bewijslast ontnomen, aangezien bij het niet- voldoen aan de opgelegde voorwaarde de gemeente ervan uit kan gaan dat het recreatieverblijf permanent bewoond wordt.

5 In de gevallen waarbij deze handhaving ingezet dient te worden zal eventueel een maatwerkoplossing gezocht moeten worden teneinde vervangende woonruimte te (helpen) zoeken. Al op dit moment is bij de afdeling Burgerzaken bekend dat op het chaletpark niet permanent gewoond mag worden. Zodra een persoon vraagt om zich in het GBA in te laten schrijven op het adres Oosterdwarsweg 8 te Wijdewormer wordt hiervan melding gemaakt bij het taakveld BWT. Vanuit het taakveld BWT wordt vervolgens actie ondernomen met betrekking tot de vermoedelijke vestiging ten behoeve van permanente bewoning. Aan degene die zich heeft ingeschreven wordt middels het toesturen van een formulier 'verklaring recreatieve bewoning' gevraagd aan te geven voor welk doeleinde de inschrijving in het GBA bedoeld is. Mocht blijken dat niet verklaard kan worden dat de inschrijving bedoeld is voor recreatieve bewoning wordt een formele handhavingsprocedure gestart. Ruimtelijke onderbouwing Op basis van de verzamelde gegevens met betrekking tot de situatie ter plaatse van het chaletpark kan worden geconcludeerd dat er voor wat betreft de ruimtelijke aspecten en milieuaspecten geen bezwaren zijn voor het legaliseren van het chaletpark. In totaal voldoen tien chalets niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 db. Aangezien het recreatiewoningen betreft behoeft er hiervoor (formeel gezien) geen hogere waarde aangevaagd te worden. Echter zal men wel een aanvaardbaar verblijfsrecreatief klimaat moeten garanderen. Uit de planschadeanalyse blijkt dat ten aanzien van drie onderwerpen het vrijstellingsbesluit een wijziging brengt ten opzichte van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1974, inclusief partiële herziening Deze onderwerpen zijn: 1. Toegestane bebouwing wordt van stacaravan recreatiewoning; 2. Vrijstelling wordt verleend van de eis dat minimaal 40% (na binnenplanse vrijstelling 35%) van de oppervlakte bestemd is voor gemeenschappelijke voorzieningen; 3. Vrijstelling wordt verleend van de eis dat een afschermende groenvoorziening van 8 meter langs de rand van het kampeerterrein wordt aangelegd en een afstand van 10 meter tussen de grens van het terrein en de chalets in acht moet worden genomen. Ten aanzien van de onderwerpen als genoemd onder 1 en 2 is er geen sprake van een planologische verslechtering. Ten aanzien van het onderwerp genoemd onder 3 is mogelijk sprake van een planologische verslechtering. Tevens zijn er op basis van de stukken geen schadefactoren denkbaar die, als er als sprake zou zijn van een planologische verslechtering, leiden tot schade voor belanghebbenden, behoudens mogelijke uitzichtschade vanwege de (gedeeltelijke) afwezigheid van de afschermende groenvoorziening. Mocht aangetoond worden dat er sprake is van een planologische verslechtering en belanghebbenden schade lijden, dan hoeft deze schade niet vergoed te worden aan belanghebbenden die aan de gemeente geen verzoek om handhavend optreden hebben ingediend tegen de in strijd met het bestemmingsplan geplaatste chalets. Voor deze belanghebbenden geldt, volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat de schade niet veroorzaakt wordt door de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan, maar door de feitelijke situatie waartegen zij geen bezwaar hebben gemaakt. Kort samengevat: naar mening van DHV is er geen sprake van een planologische verslechtering. Als er wel sprake is van een planologische verslechtering, dan is niet goed denkbaar dat hieruit schade voortvloeit. Mocht dit onverhoopt toch het geval zijn, dan heeft alleen mevrouw Dol, die als enige om handhaving van de bouwregelgeving heeft verzocht, recht op schadevergoeding. Als mevrouw Dol een planschadeclaim indient zal nader onderzocht dienen te worden of een afschermende groenvoorziening ontbreekt of de chalets dichter dan 10 meter bij de grens van het terrein staan waardoor zij schade lijdt. Op grond van de Procedureregeling planschadevergoeding 2005 is aan de VVE gevraagd een planschadeovereenkomst te tekenen. Een ondertekende overeenkomst is door de VVE aangeleverd.

6 Overige chalets De bouwaanvraag is gedaan voor 36 van de 39 chalets. Dit betekent dat voor 3 chalets geen bouwvergunning, achteraf en ter legalisatie, is aangevraagd. Met betrekking tot deze chalets zal na de start van de vrijstellingsprocedure voor de 36 chalets waarvoor vergunning is aangevraagd een handhavingsprocedure gestart worden teneinde deze 3 chalets volledig in overeenstemming te brengen met het geldende bestemmingsplan. Naar alle waarschijnlijkheid kan voor deze chalets geen gelijke bouwvergunningprocedure ter legalisatie worden doorlopen omdat inmiddels het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied Wormerland is vastgesteld. Ook met betrekking tot eventuele permanente bewoning van deze chalets zal handhavend worden opgetreden. Bevoegdheid (procedure) Werkschema artikel 19 lid 1 WRO: $ Het bouwplan wordt door gesproken in het ambtelijk overleg; $ Bij de afhandeling van de vrijstellingsprocedure wordt de op 6 november 2001 vastgestelde verordening beleidsregels toepassing artikel 19 leden 1 en 2 WRO in acht genomen. Indien de medewerkers van het taakveld Ruimtelijke Ordening een positief advies willen uitbrengen aan het college, vraagt zij de aanvrager een ruimtelijke onderbouwing in te dienen. De ruimtelijke onderbouwing van een project is afhankelijk van de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten, de mate van ingrijpendheid in relatie tot de aanwezige en toekomstige stedenbouwkundige structuur van het gebied, de actualiteit van het ruimtelijk beleid, de relevantie voor het beleid van de hogere overheden en de kenbaar gemaakte zienswijze. Indien mogelijk wordt bij de onderbouwing verwezen naar het vastgestelde sectoraal en/of ruimtelijke beleid; bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan.. $ Het advies omtrent medewerking te verlenen aan het opstarten van de inspraakprocedure (op grond van de inspraakverordening Wormerland) wordt voorgelegd aan het college. $ Na het collegebesluit wordt het plan conform de inspraakprocedure ter inzage gelegd. $ Na de inspraakprocedure stelt het college het eindverslag en het daarbij behorende besluit omtrent de inspraakreacties aan de orde in de raadsvoorronde voor advies en bijstand. Een en ander zal plaatsvinden in een openbare vergadering. In deze vergadering vindt in eerste aanleg een gedachtewisseling plaats tussen de betrokken raadsleden en de insprekers over de meningen (zienswijze) van de insprekers. Vervolgens zal de raadsvoorronde in de vergadering aangeven of zij kan instemmen met de start van de officiële vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO jo artikel 19a lid 2 en 4 WRO. $ Indien de raadsvoorronde negatief advies uitbrengt zal het college overwegen of zij het bouwplan verder wil behandelen. $ Ingeval de beslissing van het college afwijkt van een (eerder) uitgebracht advies van de raadsvoorronde, zal het besluit opnieuw aan de raadsvoorronde worden voorgelegd; $ Indien de meerderheid van de raadsvoorronde en het college bij een tweede behandeling in de voorronde niet tot overeenstemming komen, wordt de besluitvorming als bedoeld in artikel 19a lid 2 voorgelegd aan de raad; $ Indien het college, gesteund door advies van de raadsvoorronde, heeft besloten door te gaan met de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO wordt het voornemen om vrijstelling te verlenen ter inzage gelegd conform afdeling 3.4 Awb, zie artikel 19 a lid 4 WRO. $ Indien het advies van de raadsvoorronde en de contactcommissies positief is, zal al naar gelang de leeftijd van het bestemmingsplan, de raad ook worden voorgesteld een voorbereidingsbesluit te nemen voor het betreffende gebied of perceel. $ Na het raadsbesluit, wordt gelijktijdig met de terinzagelegging de vrijstellingsprocedure ex artikel 19a lid 2 en 4 WRO het voorbereidingsbesluit voor 6 weken ter inzage gelegd. $ Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen belanghebbende bezwaren indienen tegen het voorbereidingsbesluit. $ Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de vrijstellingsprocedure voor de aanvraag om bouwvergunning kenbaar maken. $ Diegene die zienswijze hebben ingediend en de aanvrager van het project worden gehoord ten overstaande van de wethouder verantwoordelijk voor Ruimtelijke Ordening en een beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening. $ Naar aanleiding van de zienswijze besluit het college binnen 8 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar. Alvorens dit besluit te nemen vraagt zij de raadsvoorronde om advies. $ Indien geen zienswijze zijn ingediend vraagt het college de verklaring van geen bezwaar bij de provincie aan.

7 $ Na ontvangst van de verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten verlenen burgemeester en wethouders de vrijstelling. Conceptbesluit Met betrekking tot het bouwplan van de VVE van het chaletpark 'de Wijdewormer' voor de legalisatie van de bouw van 36 van de 39 chalets op het park: 1- Het voornemen om medewerking te verlenen aan de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO ter inzage leggen voor inspraak; 2- Aan de vrijstelling de voorwaarde te verbinden dat binnen één jaar na de verzenddatum van het vrijstellingsbesluit door de individuele aanvragers wordt aangetoond dat hij/zij of de gebruiker van het recreatieverblijf niet permanent in het recreatieverblijf woont, noch deze voor permanente bewoning doet of laat gebruiken; 3- De voorronde van de raad om advies vragen. Communicatie Via het huis- aan- huisblad 'de Zaankanter' wordt eenieder op de hoogte gesteld van het voornemen om vrijstelling te verlenen aan het bouwplan. Beslag op middelen Geen Tijdpad/procedure 12 juni 2007 college 3 juli 2007 raad Vanaf 11 juli 2007 ligt het plan voor 6 weken ter inzage