Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 28 augustus 2007 Nummer voorstel: 2007/89

Transcriptie

1 Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 28 augustus 2007 Nummer voorstel: 2007/89 Voor raadsvergadering d.d.: Agendapunt: 27 Onderwerp: Weigering vrijstelling ten behoeve van het realiseren van een berging op het perceel Veneweg 322 te Wanneperveen. Aan de raad van de gemeente Steenwijkerland wordt voorgesteld te besluiten: Conceptbesluit: Geen medewerking te verlenen aan een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van het realiseren van een berging op het perceel Veneweg 322 te Wanneperveen. Samenvatting: Het perceel Veneweg 322 had in het voormalige bestemmingsplan Ronduite 1969 de bestemming parkgebied. In het geldende bestemmingsplan Ronduite 1975 heeft het perceel de bestemming natuurgebied II. Op basis van deze bestemming is een recreatiewoning eigenlijk niet wenselijk, maar omdat het pand als recreatiewoning gebruikt werd voor het van kracht worden van het bestemmingsplan Ronduite 1969 is het recreatieve gebruik van de woning onder het overgangsrecht komen te vallen en kon het gebruik ongewijzigd worden voortgezet. Volgens het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft het perceel de bestemming recreatie gekregen met de aanduiding recreatiewoning. Dit omdat wegbestemde percelen meegenomen dienen te worden in een nieuw bestemmingsplan als de bebouwing c.q. gebruik tijdens de vorige planperiode is blijven bestaan. In de huidige situatie is hier sprake van en dus zal het perceel in de toekomst de bestemming recreatie, met de aanduiding recreatiewoning krijgen in het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied. De huidige natuurbestemming staat echter het realiseren van een berging ten behoeve van een recreatiewoning niet toe. Alhoewel het perceel in de toekomst de bestemming recreatie, met de aanduiding recreatiewoning zal krijgen, staat ook deze bestemming het realiseren van een berging ten behoeve van de recreatiewoning niet toe. Hiermee wordt duidelijk dat het hier een ongewenste situatie betreft waaraan geen medewerking moet worden verleend. 1

2 Bovengenoemde bouwaanvraag is ingevolge artikel 46 lid 3 van de Woningwet aangemerkt als een verzoek om vrijstelling volgens de WRO. Op grond van bovenstaande motivering zijn wij van mening dat de vrijstelling dient te worden geweigerd. Het geldend bestemmingsplan is ouder dan 10 jaar. Ten tijde van de bouwaanvraag was er geen ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd en gold er voor het gebied geen voorbereidingsbesluit. Op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 4 betekent dit dat de vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid WRO daarom formeel dient te worden geweigerd en er dus geen titel is om de vrijstelling en de bouwvergunning te kunnen verlenen. Bijlagen bij het voorstel concept raadsbesluit, diverse correspondentie, aanvraag bouwvergunning Ondertekening De loco-secretaris De burgemeester drs. G.H. Aalderink drs. H.H. Apotheker Betrokken partijen afdeling adviseur behandeld in commissie VROM Lianda Vis, tel.: , lianda.vis@steenwijkerland.nl ja, nl. Commissie I van 28 augustus 2007 nee 2

3 Raadsbesluit Steenwijk, 11 september 2007 Nummer: 2007/89 De raad van de gemeente Steenwijkerland; gezien de aanvraag van de heer P. de Haas, gedagtekend en ontvangen 20 december 2006, waarbij vrijstelling van het bestemmingsplan wordt gevraagd voor het realiseren van een berging op het perceel Veneweg 322 tewanneperveen ten behoeve van het zomerhuis. Overwegende; dat het perceel waarvoor het bouwplan is aangevraagd gelegen is in het bestemmingsplan Ronduite 1975 de bestemming natuurgebied II heeft; dat ingevolge die bestemming het gebruik van het zomerhuisje en het realiseren van een berging ten behoeve van het zomerhuis niet is toegestaan; dat op grond van het overgangsrecht de bestaande situatie mag worden voortgezet; dat daarmee het bouwen van een berging ten behoeve van het zomerhuis een vergroting van het strijdig gebruik is; dat het geldende bestemmingsplan geen binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid kent die dit wel mogelijk maakt; dat om de plannen toch te kunnen realiseren het verlenen van vrijstelling ex artikel 19 WRO van het bestemmingsplan noodzakelijk is; dat ingevolge artikel 46 lid 3 van de Woningwet bovengenoemde bouwaanvraag aangemerkt wordt als een verzoek om vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO; dat op grond van artikel 19, lid 4 WRO vrijstelling krachtens het eerste lid niet wordt verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waar het bestemmingsplan niet tijdig is herzien (=10 jaar) tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd; dat het perceel tevens is gelegen in het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied waar het de bestemming recreatie, met de aanduiding recreatiewoning heeft gekregen; dat ook volgens dit toekomstige bestemmingsplan het realiseren van een berging ten behoeve van een recreatiewoning niet wordt toegestaan; dat hiermee duidelijk wordt dat het hier een ongewenste situatie betreft en het verlenen van vrijstelling niet in de rede ligt; 1

4 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2007, nummer 2007/89; gelet op het bestemmingsplan Ronduite 1975 en artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; b e s l u i t : Geen medewerking te verlenen aan een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van het realiseren van een berging op het perceel Veneweg 322 te Wanneperveen Voor de motivering van de weigering wordt verwezen naar de nadere toelichting die deel uitmaakt van dit besluit. De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter, R.G.H.P. Moonen drs. H.H. Apotheker 2

5 Nadere toelichting Inleiding Voor dit perceel is op 20 december 2006 een aanvraag bouwvergunning ingediend ten behoeve van het realiseren van een berging. Deze berging staat niet ten dienste van de natuurbestemming en het college wordt verzocht om de raad voor te stellen de aanvraag tot vrijstelling van het bestemmingsplan te weigeren. Het betreft hier een aanvraag voor het realiseren van een berging behorend bij een zomerhuisje. Sinds de jaren 60 was de woning in het bezit van de familie van de aanvrager en is nu in eigendom van mevrouw J.M. de Haas-Rood. Het pand is altijd in gebruik geweest als recreatiewoning ook ten tijde van het van kracht worden van het geldende bestemmingsplan. Bestemmingsplansituatie In het plan van 1963 was zuidelijk langs Ronduite door het natuurgebied een nieuwe weg geprojecteerd. Mede in verband met deze weg was een omvangrijke recreatieve ontwikkeling voorzien, bestaande uit onder andere hotels, jachthaven en een aantal bungalows in het natuurgebied. Nadien is het plan voor de nieuwe verkeersweg ingetrokken. Daardoor werd een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. In dit bestemmingsplan (1969) werd veel meer de nadruk gelegd op het behoud van natuur en landschap. Met name was dit plan er op gericht de oevers van het Belterwijde en het Beulakerwijde te ontzien. Wat de recreatie betreft werd prioriteit gegeven aan voorzieningen met een grote capaciteit waarvan een grote groep mensen profijt kan hebben, en werd afgezien van recreatievormen die niet voor iedereen bereikbaar zijn en die veel ruimte vragen. Hotels en particuliere zomerhuizen werden dan ook in het plan van 1969 niet opgenomen. De zuidelijke oever van de Beulakerwijde werd bestemd tot parkgebied. In dit gebied is tevens Veneweg 322 gelegen. In het geldende bestemmingsplan Ronduite 1975 heeft het perceel de bestemming natuurgebied II. Op basis van deze bestemmingen is een recreatiewoning eigenlijk niet wenselijk, maar omdat het pand als recreatiewoning gebruikt werd voor het van kracht worden van het bestemmingsplan Ronduite 1969 is het recreatieve gebruik van de woning onder het overgangsrecht komen te vallen en kon het gebruik ongewijzigd worden voortgezet. Volgens het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied zal het perceel in de toekomst worden voorzien van de bestemming recreatie met de aanduiding recreatiewoning. Dit omdat wegbestemde percelen meegenomen dienen te worden in een nieuw bestemmingsplan als de bebouwing c.q. gebruik tijdens de vorige planperiode is blijven bestaan. In de huidige situatie is hier sprake van en dus zal het perceel in de toekomst voorzien worden van de bestemming recreatie, met de aanduiding recreatiewoning volgens het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied. De huidige natuurbestemming staat echter het realiseren van een berging ten behoeve van een recreatiewoning niet toe. Alhoewel het perceel in de toekomst voorzien zal worden van de bestemming recreatie, met de aanduiding recreatiewoning, staat ook deze bestemming het realiseren van een berging ten behoeve van de recreatiewoning niet toe. 3

6 Door middel van het niet toestaan van bijgebouwen bij vakantiewoningen wordt voorkomen dat deze woningen permanent bewoond zullen worden. De enige mogelijkheid om bedoelde aanvraag te realiseren is middels een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) danwel herziening van het bestemmingsplan. Omdat het bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar, wordt formeel niet voldaan aan het vereiste voor het volgens van een artikel 19, lid 1 WRO vrijstellingenprocedure. Om dit mogelijk te maken zal er eerst een voorbereidingsbesluit ex artikel 21 WRO dienen te worden genomen. De heer De Haas heeft hiervoor geen verzoek ingediend. Voorwaarden artikel 19 lid 4 WRO Bovengenoemde bouwaanvraag is ingevolge artikel 46 lid 3 van de Woningwet (WW) aangemerkt als een verzoek om vrijstelling volgens de WRO. Ten tijde van de bouwaanvraag lag geen ontwerp bestemmingsplan ter inzage of gold er voor het gebied een voorbereidingsbesluit. Hiermee wordt niet voldaan aan de in artikel 19, vierde lid, WRO vervatte voorwaarden voor het kunnen verlenen van vrijstelling als bedoeld in het eerste lid van deze bepaling. Ingevolge jurisprudentie betekent dit dat de vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid WRO geweigerd dient te worden en er dus geen titel is om de bouwvergunning te kunnen verlenen. Gelet op het bovenstaande komen we niet toe aan de inhoudelijke toetsing. Volledigheidshalve is hier (kort) op ingaan. Temeer omdat ook een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is en het uit een oogpunt van zorgvuldigheid gewenst is het bouwplan daar aan te toetsen. Gelet op het bovenstaande wordt duidelijk dat het hier een ongewenste situatie betreft waaraan geen medewerking moet worden verleend. Zienswijzen Artikel 44 van de Woningwet bepaalt dat een bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd als het bouwplan waarvoor zij gevraagd wordt in strijd is met het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de bouwverordening of redelijke eisen van welstand. Aangezien het bouwplan strijdig is met de bestemmingsplanvoorschriften en er ook geen (binnenplanse) vrijstelling ex artikel 15 van de WRO toegepast kan worden, had het bestemmingsplan gewijzigd moeten worden op grond van artikel 11 WRO of, indien deze mogelijkheid niet is opgenomen, ingevolge artikel 46 lid 3 Woningwet opgevat moet worden als een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 17 of 19 WRO. Omdat de aanvraag zowel niet in het geldende als in het toekomstige bestemmingsplan past kan geconcludeerd worden dat het hier een ongewenste ontwikkeling betreft. Op 3 april 2007, ontvangen 5 april 2007 is een zienswijze van mevrouw mr. J.M. de Haas-Rood tegen ons voornemen ontvangen als antwoord op onze brief waarin het voornemen om de vrijstelling te weigeren is opgenomen. 4

7 In deze zienswijze wordt allereerst aangegeven dat volgens het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichte bouwwerken (Bblb) een lichte vergunning verleend dient te worden op grond van artikel 4 lid 2. Reactie gemeente: In het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichte bouwwerken (Bblb) worden de indieningsvereisten vermeld voor de licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken en wordt vermeld wat verstaan wordt onder vergunningsvrije bouwwerken. Nadat voldaan is aan deze indieningsvereisten moet de aanvraag getoetst worden aan onder andere het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan geeft aan dat deze aanvraag strijdig is. Het voldoen aan de indieningsvereisten volgens het Bblb betekent niet dat de aanvraag ook zonder meer verleend kan worden. De toetsing zal dan nog plaats moeten vinden. Vervolgens wordt in de zienswijze aangegeven dat voldaan wordt aan de overgangsbepalingen genoemd in artikel 22 van het bestemmingsplan. Reactie gemeente: De aanvraag bouwvergunning betreft hier een nieuw te bouwen berging. De overgangsbepaling zoals genoemd in artikel 22 van het geldende bestemmingsplan geeft aan dat bestaande bouwwerken, die strijdig zijn met het plan, gedeeltelijk mogen worden vernieuwd, veranderd en vergroot onder voorwaarden. Omdat het hier geen bestaande bouwwerken betreft maar een nieuw te bouwen berging is de overgangsbepaling zoals genoemd niet van toepassing. Als derde wordt in de zienswijze aangegeven dat deze aanvraag eveneens voldoet aan de voorwaarden voor het toepassen van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 3 WRO omdat hier geen onderscheid wordt gemaakt tussen bouwwerken voor permanente bewoning en voor niet-permanente bewoning. Reactie gemeente: Artikel 20 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft de reikwijdte aan voor de toepassing van artikel 19 derde lid WRO. In artikel 20 lid 1 onder a sub 1 en 2 Bro wordt gesproken over een woongebouw. Ingevolge de jurisprudentie (ABRS 19 november 2003, ) valt een recreatiewoning hier niet onder. Dit betekent dat ook een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 3 WRO niet kan worden toegepast. Bovendien zijn er beleidsregels vastgesteld bij collegebesluit d.d. 13 november 2001, laatstelijk gewijzigd bij collegebesluit van 13 februari 2007 en in werking getreden 15 februari 2007, voor de toepassing van artikel 19 lid 3 WRO. Deze beleidsregels geven een beperking met betrekking tot realiseren van bijgebouwen en uitbouwen van vakantiewoningen. Dit om permanente bewoning te voorkomen. Tenslotte wordt in de zienswijze aangegeven dat de berging erg noodzakelijk in verband met de handicap van de heer De Haas. Door het realiseren van een berging hoeft mevrouw De Haas niet alle terras- en bootspullen naar zolder te verplaatsen in het najaar en in het voorjaar andersom. Bovendien is er in 1999 een bouwvergunning verleend voor een bijgebouw aan de Veneweg 332 ten name van de heer V.d. Berg. Indien deze vergunning geweigerd zou worden is er sprake van rechtsongelijkheid. Reactie gemeente: 5

8 De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) is van toepassing op permanent bewoonde woningen. Zodra er sprake is van een situatie die voldoet aan de voorwaarden en waar de Wvg van toepassing is zal in de meeste situaties planologische medewerking worden verleend. Dit om te voorkomen dat dergelijke voorzieningen niet uitgevoerd kunnen worden. Het betreft hier namelijk meestal het realiseren van voorzieningen die meer ruimte in beslag nemen waar het bestemmingsplan vaak niet in voorziet. Omdat in deze situatie geen sprake is van permanente bewoning betekent dit dat geen aanspraak gemaakt kan worden op de Wvg en dus planologische medewerking niet zonder meer mogelijk is en gekeken moet worden wat het geldende bestemmingsplan toestaat. Op 15 mei 2000 is inderdaad een positieve reactie op een melding bouwvoornemen gegeven voor het realiseren van een botenhuis op het perceel Veneweg 332 te Wanneperveen. Hiervoor is een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 3 WRO toegepast. Deze vergunning is afgegeven door de voormalige gemeente Brederwiede. De vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 3 is in deze periode net van kracht geworden. Er bestonden dan ook nog geen gemeentelijke beleidsregels die de reikwijdte van artikel 19 lid 3 beperkten. Omdat het hier om één van de eerste verzoeken om toepassing van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 lid 3 ging was men waarschijnlijk in de veronderstelling dat deze vrijstellingsprocedure ook toegepast kon worden ten behoeve van recreatiewoningen. Later is jurisprudentie ontstaan die aangeeft dat onder een woongebouw niet een recreatiewoning wordt verstaan. Gelet op het vorenstaande is er in de tussenliggende periode van de toen verleende vergunning voor het botenhuis (Veneweg 332) en de huidige aanvraag jurisprudentie ontstaan over wat nu precies moet worden verstaan onder een woongebouw en is er gemeentelijk beleid ontwikkeld die het realiseren van een bijgebouw ten behoeve van vakantiewoning niet toestaat. Dat dit botenhuis destijds is gerealiseerd betekent niet dat alle andere vergelijkbare verzoeken eveneens gerealiseerd moeten worden. Er kan immers niet geëist worden dat een onjuist oordeel bij volgende beschikkingen wordt gecontinueerd. Conclusie Gelet op het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat het hier gaat om een ongewenste ontwikkeling zowel in het geldende bestemmingsplan als in het toekomstige bestemmingsplan. De ingebrachte zienswijzen brengen hier geen verandering in. Uw raad wordt daarom geadviseerd geen voorbereidingsbesluit te nemen. Dit betekent dat er geen vrijstelling verleend kan worden en dient te aanvraag om bouwvergunning geweigerd te worden. 6