Ontwerp weigering omgevingsvergunning

Transcriptie

1 Ontwerp weigering omgevingsvergunning Nummer: W Z / Burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee; beschikkende op de aanvraag van: de heer F. Simonis wonende/gevestigd: Martin Luther Kinglaan 157 te: 2552 PR 's-gravenhage die is ontvangen op: 20 oktober 2017 om op het perceel, kadastraal bekend: Havendijk 16, 3257 LH Ooltgensplaat (C1386) en plaatselijk bekend: Fort Prins Frederik kavel 3 omschrijving aanvraag: het realiseren van een recreatief nachtverblijf (chalet) Besluit Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 2.1, 2.10 en 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, juncto artikel 4, lid 1 van Bijlage II bij het Besluit Omgevingsrecht de omgevingsvergunning op. te weigeren. De omgevingsvergunning wordt geweigerd onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning. De omgevingsvergunning wordt geweigerd voor de volgende activiteiten: - Bouw, fase 1 (artikel 2.1 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). - Planologisch strijdig gebruik (artikel 2.1 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). - Sloop/verplaatsen/wijzigen/herstellen/gebruiken van een beschermd (Rijks)monument (artikel 2.1 lid 1 onder f Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Motivering De aanvraag is beoordeeld op de volgende onderstaande onderdelen; Ontvankelijk De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voorts is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriele regeling omgevingsrecht. De aanvraag is ontvankelijk. Bestemmingsplan Ter plaatse van het gevraagde is het bestemmingsplan Recreatiegebieden van toepassing, Dit bestemmingsplan is op 10 oktober 1991 vastgesteld door gemeenteraad van de voormalige gemeente Oostflakkee en op 2 juni 1992 goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland. De betreffende gronden hebben de bestemming Recreatieve Doeleinden III (artikel 14 Planregels), als mede de bestemming Gebieden van Cultuurhistorische waarde (artikel 25 Planregels. Koningin Julianaweg XB Middelharnis, Postbus 1, 3240 AA Middelharnis T , info@goeree-overflakkee.nl, BNG Rek. nr

2 Artikel 14, lid 1 Planregels luidt: De op de kaart voor Recreatieve Doeleinden III aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van terreinen voor tenten, caravans en trekkershutten én horeca. Artikel 14, lid 2, Planregels luidt: Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, onder de volgende voorwaarden: a. de bouw van maximaal één dienstwoning is toegestaan; b. de inhoud van de dienstwoning mag niet meer dan 650 m³ zijn; c. bij een dienstwoning mag 40 m² aan aanbouwen en bijgebouwen en 20 m² aan hobbykassen worden gebouwd; d. bij iedere standplaats is de bouw toegestaan van een gebouwtje, waarvan de oppervlakte niet meer dan 2 m² mag bedragen; e. buiten de bouwvlakken mag per bestemmingsvlak in totaal 100 m² aan sanitaire voorzieningen worden gebouwd; f. buiten de bouwvlakken is de bouw van trekkershutten toegestaan, waarvan de inhoud niet meer dan 30 m³ mag zijn en waarvan de afstand onderling en tot andere gebouwen ten minste 3 m dient te bedragen; g. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken, met uitzondering van de in lid 2 sub c, d, e en f bedoelde gebouwen; h. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer zijn, dan: 1) 4 m voor de dienstwoning; 2) 10 m voor de overige onder g bedoelde gebouwen; 3) 2,50 m voor de onder c, d en e bedoelde gebouwen met uitzondering van aanbouwen waarvan de goothoogte maximaal gelijk mag zijn aan de hoogte van de begane grondlaag van het gebouw waartegen wordt aangebouwd; 4) 2 m voor de onder f bedoelde gebouwen; i. op de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing; j. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan: 1) 7 m voor masten en palen; 2) 5 m voor speelwerktuigen; 3) 2 m voor het overige; k. op de buiten de bouwvlakken gelegen fortificaties zijn de bebouwingsvoorschriften van artikel 23 lid 2 (bedoeld wordt artikel 25 lid 2) van toepassing. Artikel 25 Planregels luidt: 1. De op de kaart voor gebieden van cultuurhistorische waarde aangegeven gronden zijn primair bestemd voor het behoud en herstel van de op deze gronden aanwezige cultuurhistorische waarden. 2. Op de in lid 1 bedoelde gronden mag, op grond van lid 2 van dit artikel, uitsluitend worden gebouwd, onder de voorwaarden dat de goothoogte, hoogte, situering en oppervlakte van de gebouwen niet mag afwijken van de situatie ten tijde van de ter inzagelegging van het vastgesteld plan. Artikel 33 Planregels (Overgangsbepalingen) luidt: 1. De gronden en bouwwerken, die ten tijde van het van kracht worden van het plan mogen worden gebruikt voor een doel, hetwelk krachtens artikel 26 is verboden, mogen voor dit doel in gebruik blijven. 2. Het is verboden het gebruik van gronden en bouwwerken, dat strijdig is met de bestemming, te wijzigen in een ander strijdige gebruik, tenzij dat andere gebruik minder strijdig is met de bestemming. Pagina 2 van 6

3 3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 2, indien strikte toepassing van dat voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. 4. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, danwel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, en dat afwijkt van het in het plan behoudens in dit artikellid bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot; a. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing, verandering of vergroting van de hoogte van het in de aanhef bedoelde bouwwerk tot gevolg heeft; b. Uitsluitend indien het bouwwerk door een calamiteit is teniet gegaan, geheel worden vernieuwd, mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 18 maanden nadat het bouwwerk is tenietgegaan; c. Tot niet meer dan 115 % van de oppervlakte van het in de aanhef bedoeld bouwwerk worden uitgebreid, met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan behoudens in dit artikellid zijn bepaald. Toetsing De door u ingediende aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteit bouwen. Deze aanvraag wordt getoetst aan artikel 2.10 Wabo. Het in de aanvraag bedoeld bouwwerk betreft een chalet. Een chalet is echter op de voornoemde bestemmingen niet toegestaan. Gelet op artikel 2:10, eerste lid, onder c, Wabo wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is (artikel 2.10, lid 2, Wabo). Afwegingen Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a, Wabo wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien niet wordt voldaan aan het bepaalde onder artikel 2.10, lid 1 a tot en met d, Wabo. Kort gezegd betreffen dat de volgende 4 items die voor de bedoelde aanvraag van toepassing zijn: art lid a. Bouwbesluit art lid b. Bouwverordening art lid c. Bestemmingsplan art lid d. Welstand Het betreft hier een limitatief, imperatief stelsel van weigeringsgronden. Om reden dat op grond van het geldende bestemmingsplan de aanvraag omgevingsvergunning geweigerd dient te worden is de toetsing aan de overige 3 genoemde items achterwege gelaten. Artikel 2.10, lid 1, onder c, Wabo Dit artikel luidt: Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: c De activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4,1m derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel Zoals verwoord in artikel 14 lid 1, Planregels zijn de aangewezen gronden alleen bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van terreinen voor tenten, caravans en trekkershutten én horeca. Een bouwwerk in de vorm van een chalet, zoals het betreffende bouwplan, valt niet onder één van voornoemde omschrijvingen. Voorts is er sprake van strijd met de bouwregels, zoals opgenomen Pagina 3 van 6

4 in artikel 14, lid 2, Planregels. De aanvraag is daarom tevens aangemerkt als aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, Wabo en getoetst aan artikel 2.12 Wabo. Artikel 2.12 Wabo Op grond van artikel 2.10 lid c Wabo dient er bij een plan dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan onderzocht te worden of de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12 Wabo. Artikel 2.12, lid 1, Wabo (voor zover van belang) luidt: Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en: a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: 1. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, 2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of 3. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; Toetsing aan de voornoemde drie punten: a1. In het bestemmingsplan zijn geen afwijkingsregels/voorschriften opgenomen die voor het in onderhavige aanvraag omgevingsvergunning bedoelde bouwplan van toepassing verklaard kunnen worden; a2. Hier wordt verwezen naar artikel 4, Bijlage II Bor. In dit artikel zijn geen aangewezen gevallen opgenomen die toegepast kunnen worden voor de het in onderhavige aanvraag omgevingsvergunning bedoelde bouwplan; a3. Voor het plangebied is recent een procedure gestart voor het vaststellen van nieuw bestemmingsplan Fort Prins Frederik. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. In dit plan is de toekomstvisie vertaald hoe men bestuurlijk wenst om te gaan met de bestemming van het Fort. Dit voorontwerpbestemmingsplan voorziet voor de betreffende locatie evenmin de mogelijkheid voor het realiseren van het bouwplan. Wij zijn om die reden niet voornemens om medewerking te verlegen aan toepassing van dit artikel. Overgangsrecht Het bouwplan valt niet onder het overgangsrecht om reden dat het chalet er zonder vergunning is gerealiseerd en later nog een keer, zonder vergunning, geheel is vervangen. Dit blijkt onder andere uit een luchtfoto van Op die luchtfoto is te zien dat er op betreffende locatie geen chalet aanwezig is. Derhalve biedt het overgangsrecht voor het betreffende bouwplan geen bouwtitel. Toelichting op de aanvraag In de aanvraag is aangegeven dat de aanbouw aan de bestaande illegale chalet verkleind zal worden. U bent van oordeel dat de chalet er niet illegaal staat, maar onder het overgangsrecht valt. U verzoekt tevens om toepassing te geven aan artikel 25 lid 2 en 33 lid 4 sub c van de overgangsbepalingen. Dit zou dan gelden voor de aanbouw aan de chalet. De aanbouw krijgt dan een oppervlakte van 11,10 m². De chalet zelf heeft een oppervlakte van 55,44 m² dit is exclusief het terras. Toepassing van de overgangsbepalingen is, zoals reeds eerder verwoord, niet mogelijk om reden dat er voor de chalet in het verleden geen vergunning is verleend. De chalet staat er illegaal. Zienswijzen Pagina 4 van 6

5 Conform afdeling 3:4 Algemene wet bestuursrecht heeft de concept-beschikking zes weken ter inzage gelegen. Tegen het voornemen om de omgevingsvergunning te weigeren bestond de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Van deze mogelijkheid is wel/geen gebruik gemaakt. De beantwoording van de zienswijzen is op naar u toegezonden/of/de beantwoording van de zienswijzen treft u in de bijlages aan. Bijgevoegde documenten De volgende documenten zijn als gewaarmerkte stukken bijgevoegd, met de datum van dit besluit: 1. Aanvraagformulier 2. Deel A toelichting aanvraag omgevingsvergunning 3. Deel B overige documenten aanvraag omgevingsvergunning 4. Deel C Tekeningen bestaande situatie 5. Deel D Tekeningen nieuwe situatie Pagina 5 van 6

6 Beroepsclausule Tegen het besluit kan binnen zes weken na bekendmaking beroep worden aangetekend. Het beroepsschrift moet in tweevoud worden ingediend bij de Rechtbank Rotterdam, Postbus 50951, 3007 BM te Rotterdam. De beschikking treedt in werking nadat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Hebben u of derde belanghebbenden er veel belang bij dat dit besluit niet in werking treedt, dan kan een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, Postbus 50951, 3007 BM te Rotterdam. Wanneer een voorlopige voorziening wordt aangevraagd treedt de beschikking pas in werking nadat hierover een beslissing is genomen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee, de gemeentesecretaris, burgemeester, W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman Pagina 6 van 6