Creatieve Therapie Opleidingen Praktijkleren hoofdfase 2

Transcriptie

1 Creatieve Therapie Opleidingen Praktijkleren hoofdfase 2 December

2 Beste lezer, Voor u ligt de brochure praktijkleren hoofdfase 2 van de opleiding Creatieve Therapie in Nijmegen. Deze brochure geeft een indruk van de inhoud en de organisatie van het praktijkleren in het derde leerjaar (hoofdfase 2) van de opleiding creatieve / psychomotorische therapie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Mocht u na het lezen van deze brochure nog inhoudelijke vragen hebben, kunt u contact opnemen met de coördinator praktijkleren van de betreffende differentiatie. Beeldende therapie: Bert Henskens Bert.Henskens@han.nl Dramatherapie: Gerdi Tuender Gerdi.Tuender@han.nl Muziektherapie: Tom van den Heuvel Tom.vandenheuvel@han.nl Psychomotorische therapie: Brechje Tijssen Brechje.Tijsen@han.nl Voor procedurele vragen omtrent stages, kunt u contact opnemen met het praktijkbureau CTO: Karin Moonen Praktijkbureau.CTO@han.nl Met vriendelijke groet, Team praktijkleren HAN-CTO 2

3 Inhoudsopgave 1. Wat is creatieve therapie/ psychomotorische therapie? 2. Wat is onze visie op praktijkleren en de hoofdfase 2 stage? 3. Wat zijn de criteria voor praktijkorganisaties? 4. Wat houdt het begeleiden van een student in? a. wat is de taak van begeleider binnen de praktijkorganisatie? b. wat is de taak van de begeleiders binnen de school? 5. Hoe is de tijdsindeling gedurende de stage? 6. Hoe ziet het onderwijs er gedurende dit jaar uit? 7. Hoe is het contact geregeld tussen stage-instelling en opleiding? 8. Hoe wordt feedback gegeven en beoordeeld? 9. Hoe vindt in chronologische volgorde het contact plaats tussen de stageinstelling en de opleiding? 3

4 1. Wat is creatieve therapie / psychomotorische therapie? Creatieve en psychomotorische therapie zijn vormen van behandeling voor cliënten met psychische en psychosociale problemen en/of handicaps. De creatief therapeut specialiseert zich in het therapeutisch inzetten van drama, muziek, of beeldend vormen. De psychomotorisch therapeut maakt op therapeutische wijze gebruik van bewegings- en lichaamsgerichte werkvormen. De creatief- en psychomotorisch therapeut werkt methodisch en richt zich op het behandelen van de problematiek van de cliënt. De creatieve therapieopleiding is op de Hogeschool Arnhem en Nijmegen een onderdeel van het Instituut Vaktherapeutische en Psychologische Studies van de faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij. 2. Wat is onze visie op praktijkleren en de hoofdfase 2 stage? De HAN heeft gekozen voor competentiegericht onderwijs, waarin de beroepspraktijk bepalend is voor de inrichting van het onderwijs. Studenten worden zo vanaf het begin getraind in het ontwikkelen van een beroepsidentiteit. We gaan er vanuit dat een student een beroep alleen goed kan leren wanneer hij theorie en praktijk voortdurend aan elkaar kan koppelen: als hij de theorie in de praktijk kan toepassen, en als hij de praktijk met behulp van de theorie kan onderzoeken. Studenten krijgen daarom al vroeg in de opleiding de gelegenheid om kennis te maken met functioneren in de praktijk. We beschouwen de praktijk als buitenschoolse leerbron, naast binnenschoolse leerbronnen als practica, werk- en hoorcolleges, literatuur, docenten en medestudenten. De praktijk neemt een unieke plaats in binnen het onderwijs. Het is namelijk de enige plaats waar de beroepstaken in al hun complexiteit voorkomen en waarin een student kan laten zien dat hij competent is. Bovendien is het de enige plek waar de student feedback kan krijgen van professionals uit de praktijk, en misschien nog wel belangrijker - van de doelgroep zelf, in de vorm van reacties op het beroepshandelen. In de eerste twee jaar van de opleiding hebben studenten zich voorbereid op het leren in de praktijk en hebben zij ervaring opgedaan op verschillende praktijkleerplekken. Ze hebben geleerd om in belangrijke mate redelijk complexe beroepsproducten zelfstandig op te leveren. Tevens hebben zij tijdens hun opleiding sessies praktisch geoefend met cliëntacteurs of medestudenten. In de therapiestage zijn zij als beginnend beroepsbeoefenaar in staat om observaties naar diagnostiek te vertalen en te komen tot indicatiestelling voor een cliënt of een groep, passend bij de richtlijnen die daarvoor gelden binnen de stageverlenende instelling. Dit alles kunnen ze onderbouwen met vakspecifieke kennis. Studenten kunnen een behandelplan schrijven en de behandeling uitvoeren bij diverse doelgroepen en deze evalueren. Zij zijn in staat om een behandelproduct of module te ontwikkelen. Als beginnend beroepsbeoefenaar kunnen studenten ook een bijdrage leveren aan de kwaliteitszorg en de beleidsontwikkeling van de organisatie. 4

5 3. Wat zijn de criteria voor praktijkorganisaties? Voordat een contract met een instelling afgesloten wordt, is het belangrijk om na te gaan of de student hier inderdaad aan de beroepstaken op niveau 3 kan werken en of een samenwerkingsrelatie voor de begeleiding mogelijk is. De stagecriteria die vanuit de opleiding gehanteerd worden zijn terug te vinden in de bijlagen. Zie bijlage 1 voor de stagecriteria voor creatieve therapie beeldend, drama en muziek en bijlage 2 voor de stagecriteria voor psychomotorische therapie Ter bevordering van een goede samenwerking tussen opleiding, praktijkorganisatie en student is het belangrijk om goede afspraken te maken en deze schriftelijk vast te leggen in een stagecontract. 4. Wat houdt het begeleiden van een student in? Studenten die met een hoofdfase 2 stage starten, hebben laten zien dat zij in redelijke mate in staat zijn zelf sturing te geven aan hun leerproces. Wij juichen dit toe, zodat er in de praktijk een versmelting plaats kan vinden tussen de persoonlijke ontwikkeling en de professionele ontwikkeling. Dat vraagt van een stagebeleider dat hij: de student ondersteunt bij het formuleren van leervragen zonder dit van hem over te nemen. de student helpt bij het uitzetten van een leertraject en helpt zoeken naar mogelijke leeractiviteiten binnen de opleiding en in de praktijk. de eigen verantwoordelijkheid van de student voor de uitvoering stimuleert door niet het hele programma uit te stippelen, maar zoveel mogelijk het initiatief aan de student te laten om zelf een planning te maken en tot actie over te gaan. de student zelf de agenda laat bepalen van begeleidingsgesprekken en zelf leerpunten laat inbrengen. a. Wat is de taak van de begeleider binnen de praktijkorganisatie? De praktijkbegeleider houdt contact met betrokken docent van de opleiding over het proces van de student. We vragen de stage-verlenende instelling een medewerker aan te wijzen die goed zicht heeft op het functioneren van de student en met wie de student bij voorkeur eenmaal per week een uur een begeleidingsgesprek kan hebben. Voor psychomotorische therapie geldt dat dit altijd een psychomotorisch therapeut moet zijn (zie bijlage 2). Voor creatieve therapie beeldend, drama en muziek geldt dat dit een vaktherapeut moet zijn (zie bijlage 1). Wanneer op de stageplek van de student de begeleiding niet door een vaktherapeut van de eigen differentiatie wordt gegeven, krijgt de student een stagebegeleider vanuit de opleiding toegewezen die enkele uren per week op de stage-verlenende instelling komt voor stagebegeleiding. Deze begeleider is een vaktherapeut in de differentiatie van de student. De praktijkbegeleider begeleidt bij: De oriëntatie op de beroepstaken zoals die in de betreffende organisatie uitgevoerd worden. Het formuleren van het persoonlijk leerplan. Het uitvoeren van de praktijkwerkzaamheden, d.m.v. instructie en werkbegeleiding. In de werkbegeleiding worden de concrete stappen besproken die studenten nemen in het uitvoeren van de verschillende beroepstaken. Begeleiding bij schoolopdrachten. Deze voorziet hij/zij van feedback. 5

6 In het werk zal de student ook contact hebben met andere medewerkers dan de praktijkbegeleiders. We hopen dat de student ook op hen een beroep kan doen bij het werken aan de beroepstaken. b. Wat is de taak van de verschillende betrokkenen binnen de opleiding? De methodiekdocent Deze verzorgt de lessen methodiek binnen de opleiding. In de methodieklessen worden situaties uit de stage besproken en uitgewerkt. Daarnaast geeft de methodiekdocent een methodisch en theoretisch kader voor het maken van de verschillende beroepsproducten. De stagedocent Deze onderhoudt contact met de praktijkbegeleider van de stage-verlenende instelling over de student. Hij is vooral procesbewaker. De stagedocent is vaak ook de methodiekdocent, of heeft indien nodig contact met de methodiekdocent over het verloop van de stage. De coördinator praktijkleren Deze is verantwoordelijk voor het zoeken van geschikte stageplekken, organiseert werkveldcontactdagen en informeert (meestal via mail) praktijkbegeleiders. De supervisor Deze begeleidt de student bij de persoonlijke ontwikkeling tot professional. De externe begeleider (geldt alleen voor praktijkleren creatieve therapie beeldend, drama en muziek) Deze begeleider is alleen betrokken indien er op de stageplek geen vaktherapeut werkt en bijvoorbeeld een psycholoog de stagebeleiding op zich neemt. Deze externe begeleider is vaktherapeut binnen de betreffende differentiatie en komt éénmaal per week langs op de stageplek voor inhoudelijke begeleiding van de student. 5. Hoe is de tijdsindeling gedurende de stage? Globaal dient een student zes dagdelen te besteden aan therapeutisch werk, inclusief het werken aan het goed kunnen functioneren in een professionele organisatie (kwaliteitsverbetering oftewel KBO). Vanaf januari heeft de student acht therapieën gestart, waarbij een minimum van zes therapieën noodzakelijk is. Naast het therapeutisch werken reserveert de student minstens twee dagdelen voor behandelplanbesprekingen, vergaderingen, doelgroepstudie, begeleidingsgesprekken, voorbereiding en het uitvoeren van opdrachten voor de opleiding. De stageperiode is verdeeld over 40 weken (totaal 1248 uur). De student komt alle vrijdagen terug naar de opleiding en dient vrijgehouden te worden van stage-activiteiten. De student heeft recht op alle schoolvakanties, in overleg met de student kan hier van worden af geweken. 6

7 6. Hoe ziet het onderwijs er gedurende dit jaar uit? De student werkt zelfstandig aan de beroepstaak Behandelen en aan de beroepstaak Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling. Daarvoor wordt een aantal opdrachten aangeboden waar verschillende competenties geïntegreerd worden. Naast de integrale opdrachten is er ondersteunend onderwijs. Alle contacturen (eventueel met uitzondering van supervisie) vinden plaats op de binnenschoolse lesdag op vrijdag. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de algemene aanpak van het jaar en de inhoud van met name het ondersteunend onderwijs en mediumverdieping. De student werkt dit jaar aan 2 beroepstaken: 1. Behandelen, niveau 3; 2. Kwaliteitsverbetering en Beleidsontwikkeling, niveau 3. Ondersteunend onderwijs Het onderwijs op de binnenschoolse lesdag bestaat uit de volgende onderdelen: Supervisie Methodiek Studieloopbaanbegeleiding Vaardigheden / KBO Mediumverdieping (wekelijks bij drama en muziek, tweewekelijks bij beeldend) Werkvormen (alleen psychomotorische therapie) Piano- c.q. gitaarconsult (alleen voor muziek) 7. Hoe is het contact geregeld tussen stage-instelling en opleiding? Gedurende periode 1 en 2 is er telefonisch contact tussen stagedocent en praktijkbegeleider. Na periode 2 vindt het eerste beoordelingsgesprek plaats op de stageverlenende instelling. Gedurende periode 3 en 4 is er telefonisch contact tussen stagedocent en praktijkbegeleider. Na periode 4 vindt het tweede beoordelingsgesprek plaats. Het beoordelingsgesprek vindt plaats op de opleiding. Voor PMT geldt dat dit gesprek ook op de stageverlenende instelling plaats vindt. In periode 3 (maart/april) vindt de werkveldcontactdag plaats, op deze dag is er ruimte om met alle stagebegeleiders en stagedocenten uit te wisselen. De uitnodiging wordt t.z.t. verstuurd via het Praktijkbureau. 8. Hoe wordt feedback gegeven en beoordeeld? In een praktijkperiode van 10 maanden vindt er tweemaal een beoordelend gesprek plaats met de student, de praktijkbegeleider en de stagedocent. De belangrijkste gespreksonderwerpen zijn: De inhoud van de werkzaamheden in de praktijk. De werkomgeving en de begeleiding. Evaluatie van het werk- en leerproces en feedback en beoordeling. 7

8 De praktijkbegeleider evalueert samen met de student diens handelen in de praktijkorganisatie. De praktijkbegeleider leest de opdrachten die de stagiair moet inleveren op de opleiding en voorziet ze van feedback. De praktijkbegeleider geeft de student feedback op zijn vermogen te reflecteren op zijn handelen. De praktijkbegeleider geeft aan de hand van de beoordelingsformulieren twee keer per jaar feedback aan de stagiair en geeft een adviesbeoordeling aan de stagedocent. Deze laatste is betrokken bij de beoordelingsgesprekken en neemt al dan niet de adviesbeoordeling over. De stagedocent geeft de uiteindelijke beoordeling. 9. Hoe vindt in chronologische volgorde het contact plaats tussen de stage-instelling en de opleiding? Het praktijkbureau inventariseert in november hoeveel stageplaatsen er nodig zijn voor het volgende schooljaar. Vanaf februari gaan de studenten solliciteren naar stageplaatsen, op advies van de methodiekdocenten. De methodiekdocent geeft het fiat aan een student om te starten met een sollicitatieprocedure voor een stageplaats. In juni ontvangt u de handleiding praktijkleren hoofdfase 2. Op 1 september starten de studenten met hun stage. 8