Stage almanak. Informatie over stagelopen op de Kennemer Praktijkschool en LWOO

Transcriptie

1 Stage almanak Informatie over stagelopen op de Kennemer Praktijkschool en LWOO Schooljaar 2015/2016

2 Leerjaar 1 Voorbereidend op de Maatschappelijke stage (MAS-stage) De leerlingen gaan klein beginnen, in de eigen leefomgeving. Op school krijgen ze eerst uitleg over het begrip maatschappelijke stage. Wat houdt het in? Wat is het belang ervan voor de maatschappij en wat is het belang ervan voor jezelf? In het eerste leerjaar krijgt de leerling een strippenkaart. Na de herfstvakantie gaat de leerling zelf op zoek naar 2 tot 4 maatschappelijke klussen. Voorbeelden van klussen zijn: boodschappen doen voor de zieke buurvrouw de schuur bij oma opruimen met opa de tuin opknappen oppassen het buurmeisje uit school halen 1 strip staat voor 1 uur. De leerling mag natuurlijk ook een aantal uren achter elkaar besteden aan een grotere klus. Alle uren houdt de leerling bij op de strippenkaart welke door de leermeester aan de leerling wordt verstrekt. Degene voor wie de leerling de klus doet, tekent als eerste de kaart af en geeft aan hoeveel strippen er zijn gebruikt. Daarna laat de leerling de kaart door zijn of haar ouders tekenen en als laatste tekent de leermeester de kaart af. De leerling loopt in leerjaar 1 een maatschappelijke stage van 4 uur. Met een uitloop van maximaal 1 uur.

3 Voorbeeld Strippenkaart leerjaar 1: Naam : Klas : Strippenkaart Activiteit Datum Wat heb je gedaan? Begeleider Ouder Verslag Leermeester Leerjaar 2 MAS-stage In het tweede leerjaar maken de MAS-stages (maatschappelijke stages) onderdeel uit van het lesprogramma. Tijdens deze stages oriënteert de leerling zich op het werken en op de maatschappij. Sociale vaardigheden en stage vaardigheden staan centraal. De leerlingen lopen stage in de richting die ze gekozen hebben. Kiest een leerling voor de richting Groen dan zal hij tijdens de stage bijvoorbeeld gras gaan maaien of een boom verplaatsen. Dit gras maaien zal geoefend worden bij de afdeling Groen zodat de leerling goed voorbereid op stage gaat.

4 Op deze manier komen de leerlingen op een goede manier in contact met de maatschappij, zodat de overgang van school naar het bedrijfsleven gelijkmatiger verloopt. De leerlingen doen praktische ervaringen op, op het gebied van de sociale- en stagevaardigheden, zoals: leren hoe je je in een bepaalde situatie behoort te gedragen; leren hoe je contact maakt; leren hoe je initiatief neemt; leren afspraken na te komen; leren hoe je zelfstandig moet werken. Tevens ervaren de leerlingen wat vrijwilligerswerk is en wat dit voor onze samenleving betekent. Op deze manier willen we de maatschappelijke betrokkenheid stimuleren. De opbouw in leerjaar 2 ziet er als volgt uit. De eerste 10 weken: Leerlingen maken kennis met het stagewerkboek. Leerlingen krijgen EHBO-les (workshops), gevolgd door een EHBOexamen ( jeugd EHBO). Er wordt in workshops aandacht besteed aan verkeersveiligheid en sociale vaardigheden. Leerlingen maken een keuze in welke sector ze willen stagelopen. Leerlingen maken kennis met en oefenen de sociale vaardigheden en stagevaardigheden. Leerlingen organiseren een beroepenmarkt. Er wordt een beroepskeuzetest gemaakt en de uitslag wordt besproken met leerlingen, leermeester en ouders tijdens het IOPgesprek.

5 Daarop volgende 20 schoolweken Leerlingen lopen per week een dagdeel stage in een bedrijf of organisatie welke gekoppeld is aan de gekozen sectorrichting. Deze stage is verdeeld in twee blokken van acht weken. In ieder blok komt de stagedocent 2 maal langs op de werkplek om de vorderingen van de leerling met de begeleider op de werkplek te bespreken. Na 8 weken wordt de stage aan de hand van de bezoekverslagen uitgebreid besproken en beoordeeld. De leerling gaat dan op school in gesprek met zijn stagedocent. De stagedocent geeft de informatie door aan de leermeester van de leerling. Leerlingen leren het stagewerkboek te gebruiken. Ze worden hierop beoordeeld. Gedurende deze twintig weken besteedt de leermeester regelmatig aandacht aan het feit dat leerlingen aan het einde van deze stageperiode een keuze maken in welke richting ze in het derde jaar verder willen gaan. De leermeester bespreekt dit met ouders/verzorgers tijdens de IOP-gesprekken. Laatste 10 schoolweken( begin mei t/m eind juni) Leerlingen organiseren een bedankmiddag voor de stagebegeleiders. Leerlingen maken een sectorkeuze door middel van het afleggen van een meesterproef (zie volgende pagina). Eind mei komen alle betrokken docenten bij elkaar (leermeesters, werkmeesters en stagedocenten) en bespreken de keuze van de leerling voor de sector. Mogelijk wordt een ander advies gegeven. Dit zal met de leerling en ouders worden besproken. De stagedocent neemt kennis van de beroepswens van de leerling. Leerlingen gaan individueel in gesprek met de stagedocenten over hun eventuele beroepswens. Leerlingen geven hun toekomstvisie en stagedocenten geven mogelijkheden en onmogelijkheden aan. Stagedocenten werken zoveel mogelijk vanuit de interessewereld van de leerling en zoeken vanuit deze interessewereld een passende stageplek in het derde leerjaar. Stagedocenten geven duidelijk aan wat de toekomstmogelijkheden voor de betreffende leerling in de sector zijn. Onrealistische verwachtingen worden in de gesprekken uitgebreid besproken.

6 Leermeesters lichten de ouders in over de definitieve plaatsing in de sector. Dit gebeurt aan het eind van het schooljaar. Meesterproef Om een definitieve sectorkeuze voor de bovenbouw te kunnen maken, wordt er na de maatschappelijke stage door de leerlingen de meesterproef afgelegd. Het hele tweede schooljaar ordent en verzamelt de leerling gericht bewijzen om zijn keuze voor een bepaalde sector te onderbouwen. Hij doet de meesterproef om te laten zien dat hij voldoende aanleg, motivatie en kennis heeft voor de sector van zijn keuze. In het tweede jaar wordt ook een beroepskeuzetest afgenomen. Aan het eind van leerjaar 2 worden alle bovenstaande ervaringen, beoordelingen en verslagen meegenomen om in samenspraak met de leerling en ouders een goed advies te kunnen geven over de verdere schoolloopbaan. Dit betekent concreet dat aan het eind van het tweede leerjaar de leerling een keus maakt uit één van de vier sectoren: techniek groen zorg & welzijn economie

7 Leerjaar 3 Beroepsoriënterende stage of VOS-groep Beroepsoriënterende stage: Een beroepsoriënterende stage is een stage binnen een of meer beroepssectoren waarbij buiten de school meer specifieke ervaring opgedaan kan worden. Deze stage is bedoeld voor leerlingen die met succes de MAS-stages hebben afgerond en oud genoeg zijn om stage te mogen lopen. Deze stage heeft als doelstelling: het ontwikkelen van een goede werkhouding, het in kaart brengen van mogelijkheden en de ontwikkelpunten van de leerling, daarbij staan de (vak)competenties centraal. Na de meesterproef van leerjaar 2 worden de leerlingen ondergebracht in de door hun gekozen sector. Vanuit deze sector wordt er door de stagedocenten een geschikte stageplaats gezocht. Per leerling wordt gekeken hoeveel stagedagen per week hij/zij aankan. Dit zouden 1, 2 of zelfs meerdere dagen kunnen zijn (afhankelijk van de leeftijd, leerbehoefte en leermogelijkheden van de leerling). Voordat de leerling daadwerkelijk stage gaat lopen, moet hij/zij eerst een sollicitatieprocedure volgen. Dit houdt in dat de leerling samen met de stagedocent een sollicitatiegesprek aangaat bij het mogelijke stagebedrijf. Als dit gesprek naar tevredenheid van alle partijen is gevoerd, wordt er een stage overeenkomst opgesteld. Deze overeenkomst wordt verstrekt aan zowel stageplek, school als de leerling/ouders zelf. In de overeenkomst staat informatie over het bedrijf, de leerling, de stagedocent en de begeleider op de stageplek alsook de startdatum, werktijden en werkzaamheden. Tevens worden er in het contract de geldende juridische afspraken opgenomen. Zodra de contracten zijn getekend door alle partijen kan de leerling beginnen met stagelopen. Tijdens de stageperiode houdt de leerling een stagewerkboek bij. Hierin wordt de aanwezigheid op de stageplek geregistreerd alsook het daadwerkelijk functioneren op de werkplek. Dit gebeurt door het beantwoorden van de volgende vragen: - Welke werkzaamheden / activiteiten heb je verricht? - Beschrijf een activiteit waarover je tevreden bent. - Beschrijf een punt van deze stagedag dat je kunt verbeteren. - Omschrijf kort wat je op deze stagedag hebt geleerd.

8 - Op welk punt zou je hulp willen/kunnen gebruiken? Elke drie à vier weken komt de stagedocent op de werkplek om te zien hoe de leerling daar functioneert. Tijdens dit gesprek, wordt er gekeken naar de competenties die de leerling al beheerst en naar de competenties die de leerling nog verder moet ontwikkelen. Veelal wordt samen met de stagedocent, de begeleider op stage en de leerling een leervraag opgesteld waar op de stageplek en/of op school aan kan worden gewerkt. Deze leervraag wordt bij een volgend bezoek met de leerling geëvalueerd. De stagedocent maakt van alle bezoeken aantekeningen. Deze aantekeningen worden verwerkt in een beoordelingsgrafiek waaraan af te lezen is op welk niveau de leerling zich bevindt binnen de verschillende stagevaardigheden (werkhouding, sociale vaardigheden enz.). VOS-groep: Leerlingen die niet stagerijp of stagevaardig zijn, worden in de VOS-groep geplaatst. In de (V)oorbereiden (O)p (S)tage groep werkt elke leerling door middel van workshops aan het verwerven van stagecompetenties. Leerlingen die niet stagerijp of stagevaardig zijn, zullen deels met deze workshops meedoen en deels een eigen programma volgen.

9 Leerjaar 4/5 (plaatsingsstage of beroepsvoorbereidende stage) De plaatsingsstage is een stage binnen een bedrijf waarbij het de bedoeling is dat de stage kan leiden tot een eventueel arbeidscontract. De stage vindt plaatst binnen een commerciële of gesubsidieerde werksetting. De plaatsingsstage is bedoeld voor leerlingen die over voldoende vaardigheden beschikken om een reële kans te maken op een reguliere arbeidsplaats in een bedrijf of een overheidsinstelling. Het doel van de plaatsingsstage is dan ook: De leerlingen laten ingroeien in een bedrijf, zodat de kans groot wordt dat de stagiair na afloop van de stage wordt aangenomen als reguliere werknemer. De leerling loopt 2, 3 of 4 dagen stage bij het bedrijf en werkt bijna mee als regulier werknemer. De beroepsvoorbereidende stage is bedoeld voor leerlingen die na de praktijkschool hun schoolcarrière voorzetten op bijvoorbeeld een ROC. Voor deze leerlingen geldt dat er een stageplaats wordt gezocht welke aansluit bij zowel hun niveau als gekozen opleiding/erkende leerplek. Dit kan voor zowel BOL als BBL gelden. Voor beide soorten stage geldt dat de leerling gemiddeld een keer per 3 weken wordt bezocht door de stagedocent.