Samenvatting NO2 PM10 Benzeen Analyse historische meetdata

Transcriptie

1

2

3 Samenvatting De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 172 norm voor een aantal verrichtingen met betrekking tot luchtkwaliteitmetingen Dit betekent dat de metingen volgens vastgestelde procedures plaatsvinden om een bepaalde mate van kwaliteit te garanderen. In het kwaliteitshandboek staan de procedures beschreven. Ondanks de procedures kunnen er omstandigheden zijn die de metingen onverwacht beïnvloeden en niet te ondervangen zijn. Dat zijn bijvoorbeeld omstandigheden rond het meetstation, zoals weg- en bouwwerkzaamheden, menselijk handelen of weersomstandigheden. Om dit beter in beeld te krijgen zijn statistische modellen ontwikkeld. Het doel is om de kwaliteit van de metingen te onderzoeken en eventueel correcties uit te voeren. De gebruikte statistische methode houdt in dat het model op basis van achtergrondconcentraties van andere monitoringstations, moment van de week en weersomstandigheden een waarde voorspelt. De waarde wordt vergeleken met de werkelijk gemeten waarde. In ideale omstandigheden zijn beide waarden gelijk aan elkaar, maar dit is zelden het geval. Op het moment dat het verschil tussen beide waarden voor een langere tijd erg groot is is er sprake van een onverwacht meetresultaat. Deze worden onderzocht. Op het moment dat wordt geconstateerd dat er een aanwijsbare technische meetfout is opgetreden, wordt de waarde met terugwerkende kracht alsnog afgekeurd. Als er veel waarden worden afgekeurd kan het voorkomen dat ook een nieuw jaargemiddelde moet worden bepaald. Niet-verklaarbare onverwachte meetresultaten worden gemerkt. Dit is ter ondersteuning van trendanalyses. De modellen zijn ontwikkeld voor stikstofdioxide (NO 2 ), fijnstof (PM 1 ) en benzeen (C 6 H 6 ). Het onderzoeksperiode is NO 2 Over de periode zijn meerdere onverwachte NO 2 meetgegevens geconstateerd, maar is er geen duidelijke verklaring gevonden. Voor het uitvoeren van historisch onderzoek zijn deze waarden wel gemerkt, maar niet afgekeurd. De eerder vastgestelde jaargemiddelden blijven ongewijzigd. In een geval was er sprake van een geconstateerde technische meetfout. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in 211 voor een periode van drie maanden station Overschie een afwijking is gevonden. Dit werd veroorzaakt door een niet goed functionerende monitor. Er is besloten deze data met terugwerkende kracht af te keuren en een nieuw jaargemiddelde te bepalen. Het nieuwe jaargemiddelde is vastgesteld op 44,2 µg/m 3. PM 1 Over de periode zijn weinig tot geen onverwachte PM 1 meetgegevens geconstateerd. Voor het uitvoeren van historisch onderzoek zijn een aantal gegevens wel gemerkt, maar niet afgekeurd. De eerder vastgestelde jaargemiddelden blijven ongewijzigd. Benzeen Benzeen wordt ver onder de grenswaarde gemeten in een gebied waar de monitoren lineariteitsproblemen hebben. De modellen geven daardoor minder eenduidige resultaten. Er is een verschil van ongeveer 2% geconstateerd in de gemeten concentraties door de twee type apparaten die zijn gebruikt. Het RIVM is om advies gevraagd. Het verschil is niet te verklaren uit het type apparaat dat is gebruikt. Er is besloten de eerder vastgestelde jaargemiddelden niet aan te passen, maar wel per gebruikt apparaat te merken. blad 4 van 34 Analyse historische meetdata

4 Inhoud 1 Inleiding 6 2 Methodiek 7 3 Resultaten 1 4 Conclusies en aanbevelingen 1 Bijlage 1 Overzicht NO 2 modellen 16 Bijlage 2 Overzicht PM 1 modellen 2 Bijlage 3 Overzicht benzeen modellen 23 Bijlage 4 Overzicht NO 2 historische analyse 2 Bijlage Overzicht PM 1 historische analyse 29 Bijlage 6 Overzicht benzeen historische analyse 32 Bijlage 7 Jaargemiddelden 34 Analyse historische meetdata blad van 34

5 1 Inleiding 1.1 Huidige situatie De metingen van de luchtkwaliteit bij de DCMR Milieudienst vallen onder het RVA (Raad voor de accreditatie) certificaat voor Inspectie. Dit betekent dat de metingen volgens vastgestelde procedures plaatsvinden om een bepaalde mate van kwaliteit te garanderen. In het kwaliteitshandboek staan de procedures beschreven. De kwaliteitsbewaking van de metingen vindt in verschillende stappen plaats. De eerste- en tweedelijnscontroles moet ervoor waken dat de gemeten waarden binnen een bepaalde bandbreedte aan de gestelde kwaliteit voldoen. Ieder kwartaal wordt de meetdata technisch gevalideerd. De validatiecriteria bepalen of het om technisch valide metingen gaat. Daarnaast wordt de waarschijnlijkheid van de meetresultaten beoordeeld, dit is vooral op ervaring gebaseerd en betreft een beoordeling in de context van de omstandigheden. Bijvoorbeeld waren er afwijkingen in de meteorologie, in de bronnen, enz. Omstandigheden die de metingen hebben beïnvloedt zijn echter niet altijd bekend. Ondanks de kwaliteitsprocedures zijn er over een aantal meetperiodes vragen waarbij niet onomstotelijk vaststond dat de apparatuur correct functioneerde. Een van de indicatoren hiervoor zijn niet uit brongedrag verklaarbare trendbreuken. De meetgegevens zijn hierdoor niet altijd bruikbaar voor speciale analyses, zoals de opsporing van trends en wijzigingen in emissies. Met het beschikbaar komen van aanvullende data-analysemethoden is besloten de meetgegevens van de afgelopen 1 jaar op mogelijke kwaliteitsproblemen te screenen. 1.2 Doelstelling Het onderzoek naar de historische meetdata heeft als doel om de kwaliteit van de meetgegevens over de periode te waarborgen. Deze zogenaamde hervalidatie levert een set meetcijfers op die bruikbaar is voor het toetsen aan de normen en andere analyses. In het uiterste geval levert het onderzoek nieuwe jaargemiddelde concentraties op. Eveneens worden onverklaarbare afwijkingen geïdentificeerd. Dit leidt niet tot herziening van eerder gerapporteerde jaargemiddelden maar wel tot een annotatie van gemeten data. Onderzoekers kunnen dan eventueel besluiten twijfeldata uit hun analyses weg te laten. Afhankelijk van het doel van de analyse kan dit nodig/wenselijk zijn. 1.3 Onderzoeksbereik Het onderzoek beperkt zich tot de componenten stikstofdioxide (NO 2 ), fijnstof (PM 1 ), en benzeen (C 6 H 6 ). Dit zijn in ons werkgebied juridisch zeer relevante componenten die daarnaast soms direct aan brongedrag gekoppeld worden. Voor PM 1 gaat het specifiek om de concentraties gemeten door de monitoren TEOM (tot 21). De componenten ozon (O 3 ), koolmonoxide (CO), en fijnstof (PM 2. ) zijn buiten beschouwing gelaten. De O 3 concentraties zijn niet gerelateerd aan specifieke bronnen. De CO concentraties liggen ver onder de grenswaarde. PM 2. wordt pas sinds 211 gemeten. Die periode is te kort om een betrouwbare analyse op uit te voeren. De analyseperiode is vastgesteld op Na 23 is het meetnet flink uitgebreid en is er voor de componenten voldoende data aanwezig om een analyse uit te voeren. blad 6 van 34 Analyse historische meetdata

6 2 Methodiek 2.1 Theorie Voor elke stof is er een meetwaarde op een plaats en een tijd: M(x,y,t). M is een technisch gevalideerde waarde, maar uit een trendanalyse komt soms een onverklaarbare breuk naar voren. Een extra toets is kan een verklaring voor afwijkend gedrag vaststellen. Die toets bestaat uit het vergelijken van M(x,y,t) met een verwachting op dezelfde plaats en tijd: V(x,y,t). In principe geldt: M(x,y,t) = V(x,y,t) + E(x,y,t). E is de zogenaamde error, ruis of residuterm. Als M en V goed zijn geldt dat: - E(x,y, gemiddeld) = constant (anders is er drift) - E(x,y, gemiddeld) = (anders is er bias; dit hoeft niet erg te zijn als die bekend is bijv. de correctiefactor) - E(x,y,t) is normaal verdeeld met geen al te grote sd. Deze toetsen op het gedrag van E zijn eenvoudig uit te voeren. Als de toets negatief uitvalt betekent dat een alarm: of M of V is niet goed. V kan door afwijkende omstandigheden niet van toepassing zijn M blijft gehandhaafd; als er echter geen reden is aan V te twijfelen M waarschijnlijk fout. Om V te bepalen wordt gekeken naar metingen op andere locaties. Daarnaast wordt rekening gehouden met factoren als windrichting, windsnelheid, temperatuur, neerslag en dag van de week. Dit resulteert in de vergelijking: V(x,y,t) = Functie{M(xi,yi,t)} Per station wordt met historische data een model gemaakt waarmee per locatie en stof de verwachtingsfunctie V wordt gedefinieerd. Een belangrijk aspect voor deze methode is het bepalen van de referentiestations. Het meest voor de hand ligt het gemiddelde van de achtergrond stations. Een complete beschrijving en toetsing van de theorie is terug te vinden in het rapport Measurement validations bij observation predictions, Elshout et.al, De modellen Met de theorie uit de voorgaande paragraaf is voor de componenten NO 2, PM 1 en benzeen per locatie een model gemaakt. De modellen zijn ontwikkeld met de meest recente beschikbare data. In Tabel 2.1 staan de parameters per component beschreven. Tabel 2.1 Gebruikte parameters voor het bepalen van de statistische modellen. Component Jaarbereik Referentie Opmerking NO Schiedam. Maassluis, Hoogvliet, Zwartewaalstraat en Schiemsevest (RIVM) PM Schiedamsevest (RIVM) Tot 21 zijn de concentraties gemeten met een TEOM monitor. Benzeen Schiedam. Maassluis, Hoogvliet Na 21 is het aantal meetpunten gewijzigd. Analyse historische meetdata blad 7 van 34

7 De modellen worden op basis van daggemiddelde waarden met volgende vergelijking gemaakt: V(x,y,t) = Functie{A(t), WK(t), WR(t), WS(t), TMP(t), NSL(t)} Tabel 2.2 Uitleg afkortingen functie. Parameter Uitleg V Verwachte/voorspelde waarde (in µg/m 3 ) A Gemiddelde achtergrondconcentratie (in µg/m 3 ) WK Week of weekenddag WR Windrichting (in zes windhoeken) WS Windsnelheid (in mm, uitgedrukt in 1/(1-ws)) TMP Temperatuur (in graden Celsius) NSL Neerslag (in millimeters) Voor de meteorologische parameters is gebruik gemaakt van data van het KNMI station Rotterdam The Hague Airport. De functie wordt bepaald met behulp van stepwise regressie. Vervolgens wordt het verschil (residu) van de verwachtingswaarde (V) en gemeten waarde (M) geplot in een grafiek. Het verschil wordt omgerekend naar een doorlopend 28- dagengemiddelde om de scatter in de grafiek te beperken. De modellen worden beoordeeld op hun voorspellende waarde. Na goedkeuring van de modellen vindt de screening van de historische data plaats. 2.3 Criteria voor afkeuringen van een meetwaarde In de meest ideale omstandigheid is de verwachte waarde gelijk aan de gemeten waarde. In de grafiek beweegt de lijn zich in de grafiek dan zo dicht mogelijk langs de nullijn. Maar dit is niet altijd het geval. Als de lijn ver afwijkt van de nullijn dan is er sprake van een onverwachte meting. Er is sprake van een onverwachte meting als de lijn buiten een bepaalde bandbreedte terechtkomt of sterke wisselingen van positief naar negatief of omgekeerd laten zien. De afwijking kan verschillende oorzaken hebben. Voorbeelden zijn: - bijzondere omstandigheden rond het meetstation, zoals weg- en bouwwerkzaamheden; - een technische meetfout die door de eerste- en/of tweedelijnscontrole niet als afwijking is geïdentificeerd; - een technische ingreep, zoals het verwisselen van een apparaat of onderhoud ter plaatse. De afwijkingen worden in kaart gebracht en op basis van informatie uit de logboeken, weersomstandigheden en omgeving van het meetstation wordt bepaald of een meetwaarde moet worden afgekeurd. Er is besloten dat een meetwaarde alleen wordt afgekeurd als er een aanwijsbare technische meetfout is opgetreden. Alle andere zogenaamde onverwachte metingen worden gemerkt. Dit wordt gedaan om bij historische analyse als achtergrondinformatie te dienen. 2.4 Bepalen nieuw jaargemiddelden De Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 27 (RBL27) schrijft voor dat een jaargemiddelde alleen voor toetsing in aanmerking komt als het aantal meetwaarden minstens 9% van het maximaal aantal uurwaarden is. Als uit het onderzoek blijkt dat een aantal meetwaarden met terugwerkende kracht worden afgekeurd (en daarmee het aantal meetwaarden in een kalenderjaar onder 9% uitkomt) dan moet er een nieuw jaargemiddelde worden vastgesteld. Als het aantal valide metingen < 9% van de tijd wordt het nieuwe jaargemiddelde vastgesteld aan de blad 8 van 34 Analyse historische meetdata

8 hand van valide metingen en gecorrigeerd voor eventuele seizoensinvloeden. Het op deze wijze bepaalde jaargemiddelde moet daarna als indicatief worden aangemerkt. Analyse historische meetdata blad 9 van 34

9 3 Resultaten 3.1 Stikstofdioxide (NO 2 ) Modelresultaten Voor de achtergrondstations Schiedam, Hoogvliet, Maassluis en Zwartewaalstraat, verkeerstations Overschie, Ridderkerk, Statenweg, Botlek (A1) en Pleinweg en industriestations Berghaven en Pernis. zijn modellen ontwikkeld voor daggemiddelde concentraties. De modellen zijn bepaald met metingen van 211 en 212. Voor het bepalen van de gemiddelde achtergrondconcentraties van de achtergrondstations zijn bij het betreffende station de gemeten waarden ter plaatse buiten beschouwing gelaten. Dus bijvoorbeeld voor Schiedam is de achtergrondconcentratie bepaald aan de hand van de stations Hoogvliet, Maassluis, Zwartewaalstraat en Schiedamsevest. In Tabel 3.1 zijn de vastgestelde modelresultaten weergegeven. Tabel 3.1 Modelresulaten voor NO 2. Parameter Schiedam Hoogvliet Maassluis Overschie Ridderkerk Statenweg Berghaven Botlek Pleinweg Zwartewaal Pernis A WK D D D D D D TP NS WS INT RMSE R2A Legenda: A: Achtergrondconcentratie; WK: Week- of weekenddag; D1: windhoek 1 6; D2: windhoek 61 12; D3: windhoek ; D4: windhoek ; D: windhoek 241 3; D6: windhoek 31 36; TP: Temperatuur; NS: Neerslag; WS: Windsnelheid; INT: Intercept; RMSE: Root mean square error; R2A: R-kwadraad aangepast Uit de tabel blijkt dat niet alle parameters een significante relatie hebben met de gemeten waarden. Voor alle stations is er een relatie met de achtergrondconcentratie en dag van de week. Dit laatste is logisch aangezien NO 2 sterk gerelateerd is aan verkeersemissies en die verschillen op week en weekenddagen. De R-kwadraat (R 2 ) is een maat die informatie geeft over de mate waarin een model de werkelijke data benaderd. Indien alle voorspelde data overeenkomen met de werkelijk gemeten waarden dan is de R 2 gelijk aan 1. Een R 2 hoger dan.6 wordt als sterk beschouwd. Uit de tabel blijkt dat de R 2 voor alle modellen hoger is dan.6. De modellen voorspellen in sterke mate de gemeten waarde. Het resultaat van de modellen is terug te vinden in bijlage 1. blad 1 van 34 Analyse historische meetdata

10 3.1.2 Afwijking model Overschie Tijdens het vaststellen van het Overschie model ( ) is in 211 afwijking geconstateerd. In de periode van 14 maart tot en met 23 juni 211 laten de residuen een afwijking van maximaal 12. µg/m 3 zien. Ter illustratie is in Figuur 3.1 is het verloop van de residuen weergegeven. De afwijking is te groot om uit brongedrag verklaard te kunnen worden. 1. Overschie Model in µg/m Onderhoud Figuur 3.1 Eerste modelresultaat Overschie ( ). Uit onderzoek kwam naar voren dat er onderhoud aan een monitor heeft plaatsgevonden. De monitor is voor onderhoud gerepareerd en bij het terugplaatsen zijn de aanzuigleidingen gewijzigd. Na zes maanden is er opnieuw onderhoud aan de monitor gepleegd. Naast dit feitenonderzoek is ook het RIVM om een second opinion gevraagd. Ook zij kwamen tot de conclusie dat het afwijkende gedrag precies tussen twee onderhoudsmomenten plaatsvond en te toevallig en te lang was om samen te vallen met (of met het wegvallen van) een omgevingsbron. Op basis van de bevindingen is besloten voor de periode van 14 maart tot en met 23 juni 211 de data af te keuren waardoor over 211 geen gemeten jaargemiddelde beschikbaar is. Voor kalenderjaar 211 is een nieuw NO 2 jaargemiddelde vastgesteld op 44.2 µg/m 3. Voor het historisch onderzoek is een nieuw model ontwikkeld waarbij de afgekeurde data buiten beschouwing is gelaten Resultaten historisch onderzoek In bijlage 4 zijn de resultaten van het historisch onderzoek weergegeven. Voor bijna alle stations zijn periodes van met onverwachte data gevonden. Alle afwijkingen zijn onderzocht. Een aantal afwijkingen zijn te verklaren door omgevingsomstandigheden. Bij de stations Maassluis en Statenweg zijn weg- en bouwwerkzaamheden geweest die de NO 2 concentraties hebben beïnvloed. Voor de andere afwijkingen zijn geen verklaringen gevonden. Er is besloten de afwijkingen aan te merken, maar de data niet af te keuren. 3.2 Fijnstof (PM 1 ) Modelresultaten Voor de achtergrondstations Schiedam, Hoogvliet en Maassluis, verkeerstations Overschie, Ridderkerk en Statenweg en industriestation Berghaven zijn modellen ontwikkeld. De modellen Analyse historische meetdata blad 11 van 34

11 zijn gebaseerd op de ongecorrigeerde metingen van 28 en 29. Als gemiddelde achtergrondconcentratie zijn de metingen van RIVM station Schiedamsevest gebruikt. In Tabel 3.2 zijn de vastgestelde modelresultaten weergegeven. Tabel 3.2 Modelresulaten voor PM 1. Parameter Schiedam Hoogvliet Maassluis Overschie Ridderkerk Statenweg Berghaven A WK D D D3 1.2 D D D6-1.8 TP NS WS INT RMSE R2A Legenda: A: Achtergrondconcentratie; WK: Week- of weekenddag; D1: windhoek 1 6; D2: windhoek 61 12; D3: windhoek ; D4: windhoek ; D: windhoek 241 3; D6: windhoek 31 36; TP: Temperatuur; NS: Neerslag; WS: Windsnelheid; INT: Intercept; RMSE: Root mean square error; R2A: R-kwadraad aangepast Uit de tabel blijkt dat niet alle parameters een significante relatie hebben met de gemeten waarden. Voor alle stations is er een relatie met de achtergrondconcentratie. De meeste stations hebben ook een relatie met de windsnelheid en neerslag. Wind en neerslag zijn van invloed op de hoogte van de PM 1 concentraties. Alle modellen hebben een R 2 hoger dan.6. Dit betekent dat de modellen in sterke mate de gemeten waarden voorspellen. Het resultaat van de modellen is terug te vinden in bijlage Resultaten historisch onderzoek In bijlage zijn de resultaten van het historisch onderzoek weergegeven. De figuren laten zien dat de residuen binnen de bandbreedte blijven. In tegenstelling met de NO 2 residuen vertonen de PM 1 residuen een egaler verloop. De reden hiervoor is dat de PM 1 concentraties door de jaren heen minder gevoelig zijn geworden voor bronnen, zoals verkeer en industrie. Bij NO 2 zijn de bronnen belangrijker voor het concentratieniveau. Er zijn geen grote afwijkingen geconstateerd. Er is besloten om geen van de PM 1 data af te keuren en de eerder vastgestelde PM 1 jaargemiddelden te handhaven. 3.3 Benzeen Modelresultaten Voor de achtergrondstations Schiedam, Hoogvliet en Maassluis, verkeerstations Overschie, Ridderkerk en Statenweg zijn modellen ontwikkeld. De modellen zijn gebaseerd op de metingen van 29 en 21. Voor het bepalen van de gemiddelde concentraties van de achtergrondstations is bij het betreffende station de gemeten waarden ter plaatse buiten beschou- blad 12 van 34 Analyse historische meetdata

12 wing gelaten. Dus bijvoorbeeld voor Schiedam is de achtergrondconcentratie bepaald aan de hand van de stations Hoogvliet en Maassluis. In Tabel 3.3 zijn de vastgestelde modelresultaten weergegeven. Tabel 3.3 Modelresulaten voor benzeen. Parameter Schiedam Hoogvliet Maassluis Overschie Ridderkerk Statenweg A WK D D D D D D TP NS -.2 WS INT RMSE R2A Legenda: A: Achtergrondconcentratie; WK: Week- of weekenddag; D1: windhoek 1 6; D2: windhoek 61 12; D3: windhoek ; D4: windhoek ; D: windhoek 241 3; D6: windhoek 31 36; TP: Temperatuur; NS: Neerslag; WS: Windsnelheid; INT: Intercept; RMSE: Root mean square error; R2A: R-kwadraad aangepast Uit de tabel blijkt dat niet alle parameters een significante relatie hebben met de gemeten waarden. Voor alle stations is er een relatie met de achtergrondconcentratie. Alle stations hebben ook een relatie met de windsnelheid en temperatuur. Bijna alle modellen hebben een R 2 lager dan.6. Alleen voor het Overschie model is de R 2 hoger dan.6. Dit betekent dat de modellen in zwakke mate de gemeten waarden voorspellen. Het resultaat van de modellen is terug te vinden in bijlage 3. De benzeenmetingen zijn met twee verschillende apparaten uitgevoerd, namelijk een CHROMPACK en een SYNTECH. Verder zijn de instellingen van de SYNTECH een aantal malen veranderd. Dat is niet weergegeven. Om de invloed van het gebruik van de apparaten in beeld te brengen zijn ook de wisselmomenten in de grafieken opgenomen Resultaten historisch onderzoek In bijlage 6 zijn de resultaten van het historisch onderzoek weergegeven. De lage R 2 kwadraat van de modellen heeft mogelijk te maken met het feit dat de benzeenconcentraties ver onder de grenswaarde liggen in een gebied waar de monitoren een lineariteitsprobleem hebben. Het onderzoek geeft geen aanleiding meetcijfers af te keuren. Een belangrijke constatering van de modellen is wel dat er een verschil zit in de waarnemingen gedaan door een CHROMPACK of SYNTECH. Nader onderzoek wijst op een onderlinge afwijking van ongeveer 2%. Er is aan het RIVM advies gevraagd hoe om te gaan met deze afwijking. Zij concluderen dat het verschil niet is toe te schrijven aan het type detector in de apparatuur. Als er geen technische redenen zijn voor het afwijkend gedrag, dan ziet het RIVM geen reden om benzeenwaarden te corrigeren. Beide apparaten vallen binnen de wettelijk vastgestelde nauwkeurigheid van 2%. Analyse historische meetdata blad 13 van 34

13 Er is besloten om geen van de benzeen data af te keuren en de eerder vastgestelde benzeen jaargemiddelden te handhaven. De uurgegevens worden wel geoormerkt met het betreffende apparaat waarmee de waarde is bepaald. Bij historische analyses moet hiermee rekening worden gehouden. blad 14 van 34 Analyse historische meetdata

14 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Er is een statistische analyse naar de meetcijfers van het DCMR meetnet uitgevoerd. Voor de componenten PM 1, NO 2 en benzeen zijn hiervoor modellen ontwikkeld. Op basis van de resultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken: - De statistische analysemethode van stepwise regressie is bruikbaar voor een analyse van de historische data; - De NO 2 en PM 1 modellen hebben een R 2 hoger dan.6. De modellen voorspellen in sterke mate de gemeten waarden; - Het benzeenmodellen hebben een R 2 lager dan.6. De modellen voorspellen in zwakke mate de gemeten waarden. Ze zijn niet bruikbaar voor een betrouwbare analyse van de historische data; - Het gemeten NO 2 jaargemiddelde voor kalenderjaar 211 op het station Overschie moet worden afgekeurd. Het nieuwe indicatieve jaargemiddelde is vastgesteld op 44,2 µg/m 3 ; - Op basis van het onderzoek worden de PM 1 jaargemiddelden niet aangepast; - De modellen voor benzeen zijn onbetrouwbaar. Er is geen data afgekeurd en ook geen jaargemiddelden aangepast; - De CHROMPACK en SYNTECH monitoren vertonen een onderlinge afwijking in het meten van de benzeenconcentraties. De monitoren wijken in het ondergebied ( -. µg/m 3 ) ongeveer 2% van elkaar af. Er zijn geen technische redenen voor het verschil gevonden. Op basis van deze bevindingen zijn de jaargemiddelden niet aangepast. De jaargemiddelden voor de componenten NO 2, PM 1 en benzeen zijn voor de periode 23 tot en met 212 terug te vinden in bijlage Aanbevelingen Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de monitoren, die gebruikt zijn voor het uitvoeren van benzeenmetingen, in het ondergebied (< µg/m 3 ) een afwijking van 2% vertonen. In het bovengebied meten beide apparaten gelijkwaardige concentraties. Het is aan te bevelen bij de aanschaf van nieuwe type monitors voor benzeenmetingen rekening te houden met afwijkingen en lineariteitsproblemen in het ondergebied. Het concentratieniveau is in het Rijnmondgebied laag en nauwkeurige en betrouwbare concentratiemetingen zijn in het ondergebied erg belangrijk. Analyse historische meetdata blad 1 van 34

15 Bijlage 1 Overzicht NO 2 modellen 1. DCMR station Schiedam apr-11 1-jul-11 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 1. van het Schiedam NO 2 model. DCMR station Hoogvliet apr-11 1-jul-11 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 2. van het Hoogvliet NO 2 model apr-11 1-jul-11 1-okt-11 DCMR station Maassluis 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 3. van het Maassluis NO 2 model. blad 16 van 34 Analyse historische meetdata

16 1. DCMR station Overschie apr-11 1-jul-11 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 4. van het Overschie NO 2 model apr-11 1-jul-11 DCMR station Ridderkerk 1-okt-11 Tabel. van het Ridderkerk NO 2 model apr-11 1-jul-11 1-apr-12 1-jul-12 DCMR station Statenweg 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 1-okt-12 Tabel 6. van het Statenweg NO 2 model. Analyse historische meetdata blad 17 van 34

17 1. DCMR station Berghaven apr-11 1-jul-11 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 7. van het Berghaven NO 2 model apr-11 1-jul-11 1-okt-11 DCMR station Botlek/A1 Tabel 8. van het Botlek/A1 NO 2 model apr-11 1-jul-11 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 DCMR station Pleinweg 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 1-okt-12 Tabel 9. van het Pleinweg NO 2 model. blad 18 van 34 Analyse historische meetdata

18 1. DCMR station Zwartewaalstraat apr-11 1-jul-11 1-okt-11 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 1. van het Zwartewaalstraat NO 2 model apr-11 1-jul-11 1-okt-11 DCMR station Pernis 1-apr-12 1-jul-12 1-okt-12 Tabel 11. van het Pernis NO 2 model. Analyse historische meetdata blad 19 van 34

19 Bijlage 2 Overzicht PM 1 modellen 2 Schiedam Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel 1. van het Schiedam PM 1 model. 2 Hoogvliet Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel 2. van het Hoogvliet PM 1 model. 2 1 Maassluis Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel 3. van het Maassluis PM 1 model. blad 2 van 34 Analyse historische meetdata

20 2 Overschie Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel 4. van het Overschie PM 1 model. 2 Ridderkerk Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel. van het Ridderkerk PM 1 model. 2 Statenweg Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel 6. van het Statenweg PM 1 model. Analyse historische meetdata blad 21 van 34

21 2 Berghaven Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor apr-8 1-jul-8 1-okt-8 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 Tabel 7. van het Berghaven PM 1 model. blad 22 van 34 Analyse historische meetdata

22 Bijlage 3 Overzicht benzeen modellen Schiedam CHROMPACK SYNTECH - 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 1-apr-1 1-jul-1 1-okt-1 Tabel 1. van het Schiedam BENZEEN model. Hoogvliet CHROMPACK SYNTECH - 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 1-apr-1 1-jul-1 1-okt-1 Tabel 2. van het Hoogvliet BENZEEN model. Maassluis CHROMPACK SYNTECH - 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 1-apr-1 1-jul-1 1-okt-1 Tabel 3. van het Maassluis BENZEEN model. Analyse historische meetdata blad 23 van 34

23 Overschie CHROMPACK SYNTECH - 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 1-apr-1 1-jul-1 1-okt-1 Tabel 4. van het Overschie BENZEEN model. Ridderkerk CHROMPACK SYNTECH - 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 1-apr-1 1-jul-1 1-okt-1 Tabel. van het Ridderkerk BENZEEN model. Statenweg CHROMPACK SYNTECH - 1-apr-9 1-jul-9 1-okt-9 1-apr-1 1-jul-1 1-okt-1 Tabel 6. van het Statenweg BENZEEN model. blad 24 van 34 Analyse historische meetdata

24 Bijlage 4 Overzicht NO 2 historische analyse 1. DCMR station Schiedam jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 1. van het Schiedam NO 2 analyse DCMR station Hoogvliet 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 2. van het Hoogvliet NO 2 analyse DCMR station Maassluis 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 3. van het Maassluis NO 2 analyse. Analyse historische meetdata blad 2 van 34

25 1. DCMR station Overschie jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 4. van het Overschie NO 2 analyse DCMR station Ridderkerk 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel. van het Ridderkerk NO 2 analyse DCMR station Statenweg 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 6. van het Statenweg NO 2 analyse. blad 26 van 34 Analyse historische meetdata

26 1. DCMR station Berghaven jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 7. van het Berghaven NO 2 analyse DCMR station Botlek/A1 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 8. van het Botlek/A1 NO 2 analyse DCMR station Pleinweg 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 9. van het Pleinweg NO 2 analyse. Analyse historische meetdata blad 27 van 34

27 1. DCMR station Zwartewaalstraat jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 1. van het Zwartewaalstraat NO 2 analyse DCMR station Pernis 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 11. van het Pernis NO 2 analyse. blad 28 van 34 Analyse historische meetdata

28 Bijlage Overzicht PM 1 historische analyse 2 Schiedam Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 1. van het Schiedam PM 1 analyse. 2 Hoogvliet Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 2. van het Hoogvliet PM 1 analyse. 2 1 Maassluis Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 3. van het Maassluis PM 1 analyse. Analyse historische meetdata blad 29 van 34

29 2 Overschie Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 4. van het Overschie PM 1 analyse. 2 Ridderkerk Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel. van het Ridderkerk PM 1 analyse. 2 Statenweg Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 6. van het Statenweg PM 1 analyse. blad 3 van 34 Analyse historische meetdata

30 2 Berghaven Matrix - Schiedamsevest en zonder correctiefactor jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 7. van het Berghaven PM 1 analyse. Analyse historische meetdata blad 31 van 34

31 Bijlage 6 Overzicht benzeen historische analyse Schiedam CHROMPACK SYNTECH - 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 1. van het Schiedam BENZEEN analyse. Hoogvliet CHROMPACK SYNTECH - 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 2. van het Hoogvliet BENZEEN analyse. Maassluis CHROMPACK SYNTECH - 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 3. van het Maassluis BENZEEN analyse. blad 32 van 34 Analyse historische meetdata

32 Overschie CHROMPACK SYNTECH - 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 4. van het Overschie BENZEEN analyse. Ridderkerk CHROMPACK SYNTECH - 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel. van het Ridderkerk BENZEEN analyse. Statenweg CHROMPACK SYNTECH - 1-jan-3 1-jan-4 1-jan- 1-jan-6 1-jan-7 Tabel 6. van het Statenweg BENZEEN analyse. Analyse historische meetdata blad 33 van 34

33 Bijlage 7 Jaargemiddelden Tabel 1. NO 2 jaargemiddelden. Jaar Schiedam Hoogvliet Maassluis Overschie * 4.1 Ridderkerk Statenweg 48.8* Berghaven Botlek Pleinweg Zwartewaal Pernis * aantal meetwaarden is lager dan 9%. Jaargemiddelde is indicatief. Tabel 2. PM 1 jaargemiddelden. Jaar Schiedam Hoogvliet Maassluis Overschie Ridderkerk * Statenweg Berghaven * aantal meetwaarden is lager dan 9%. Jaargemiddelde is indicatief. Tabel 3. Benzeen jaargemiddelden. Jaar Schiedam *.8 1.* * Hoogvliet Maassluis * Overschie Ridderkerk * 1.1* 1.2* 1.8* Statenweg * 1.* 1.1* 2.3* * aantal meetwaarden is lager dan 9%. Jaargemiddelde is indicatief. blad 34 van 34 Analyse historische meetdata

34