Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp"

Transcriptie

1 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Vereniging voor Terpenonderzoek Archeologische sporen rondom een terpnederzetting Johan Nicolay & Gilles de Langen (redactie) Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp In 2009 is direct zuidelijk van de huidige dorpsterp van het Friese Achlum door het Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen, in samenwerking met de provincie Fryslân, een 120 m lange proefsleuf gegraven. De sleuf doorsneed niet alleen de flanklagen van de oorspronkelijke terp zelf, maar over vele tientallen meters ook het aangrenzende kweldergebied. Dit bood een unieke kans om meer inzicht te verkrijgen in de activiteiten die zich op de flank en vooral rondom een terp afspeelden. De kwelder blijkt met sloten in percelen voor akkers, hooilanden en weidegronden te zijn ingedeeld; binnen de percelen waren drenkplaatsen voor vee gegraven, werden op grote schaal zoden en plaggen gewonnen en vonden ambachtelijke activiteiten plaats, zoals de bewerking van ijzer. In dit rijk geïllustreerde boek worden de aangetroffen sporen en vondsten in detail besproken. Als synthese is een model ontwikkeld dat een nieuw beeld geeft van de ruimtelijke en functionele indeling van zowel de terp alsook het omliggende kwelderlandschap - een landschap dat al ruim 2500 jaar een intensief door de mens benut cultuurlandschap is. Vereniging voor Terpenonderzoek Vereniging voor Terpenonderzoek

2 JAARVERSLAGEN

3

4 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Archeologische sporen rondom een terpnederzetting Johan Nicolay & Gilles de Langen (redactie) Met bijdragen van Marco Bakker Koen Blok Nicolien Bottema-Mac-Gillavry Johan van Gent Hans Huisman Harry Huisman Arjan Hullegie Jan de Koning Johan Nicolay Gert van Oortmerssen Wietske Prummel Patrice de Rijk Mans Schepers Bert Tuin Theun Varwijk Peter Vos JAARVERSLAGEN VAN DE VERENIGING VOOR TERPENONDERZOEK

5 Het onderzoek werd mogelijk gemaakt door: Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door: COLOFON UITGEVER Vereniging voor Terpenonderzoek p/a Groninger Instituut voor Archeologie Poststraat ER Groningen EINDREDACTIE OPMAAK EN OMSLAG DRUK ABONNEMENTEN A. Nieuwhof S. Boersma Drukkerij Tienkamp, Groningen ( Via lidmaatschap vereniging ( ISSN ISBN Copyright 2015 Individual authors Afbeelding omslag voorzijde: Zicht op de profielsleuf door de zuidelijke terpflank van Achlum tijdens het veldwerk in de zomer van 2009, foto Daniël Postma (RUG/GIA). Afbeeldingen omslag achterzijde: De profielsleuf wordt machinaal aangelegd (boven); een verspoeld skelet van een rund in de profielsleuf wordt ingemeten en getekend (onder), foto s RUG/GIA.

6 Inhoudsopgave Voorwoord 9 1 De geschiedenis van een steilkant en de waarde van booronderzoek op terpflanken Koen Blok & Johan Nicolay Inleiding Locatie van de onderzoeksterp Reeds beschikbare gegevens Aanleiding voor het onderzoek en vraagstellingen Organisatie en financiering Booronderzoek en de realiteit: de waarde van boringen op terpflanken Aandacht van publiek en media Na afronding van het veldwerk: herstel van het talud 28 2 Op veilige afstand van de Marne: geologische en paleolandschappelijke waarnemingen in Achlum Peter Vos Inleiding Geolandschappelijke setting Lithologische beschrijving van de lagen onder en naast het terplichaam Datering van de wad- en kwelderlagen Antwoord op de geo- en archeo-landschappelijke vragen Conclusie 46 3 Sporen op de terpflank en in het omliggende kweldergebied Johan Nicolay Inleiding Terplagen en ingegraven sporen Fasering van de sporen Datering van de bewoningsfasen Conclusie 66 4 Terplagen en verbrande mest onder de loep: micromorfologisch onderzoek op een terpflank Hans Huisman Inleiding Resultaten en discussie Conclusie 78 5 Randscherven: het handgevormde aardewerk uit een terpflank in Achlum Theun Varwijk, Marco Bakker & Koen Blok Inleiding Methoden Aardewerkvormen per periode Keramische artefacten en verbrande kleiresten Discussie Conclusie 96

7 6 Inhoudsopgave 6 Het importaardewerk uit de Romeinse tijd en middeleeuwen Jan de Koning Inleiding Bespreking van het draaischijfaardewerk Discussie Conclusie Voorwerpen van metaal en glas Johan Nicolay & Gert van Oortmerssen Inleiding Voorwerpen van metaal Voorwerpen van glas Conclusie Al dan niet met de hamer geslagen: de interpretatie van het slakmateriaal Patrice de Rijk Inleiding Het slakmateriaal Archeologische contet en datering Conclusie Natuursteen: van malen tot vergruizen Johan Nicolay & Harry Huisman Inleiding Gebruiksvormen van natuursteen in Achlum Steensoorten en hun herkomst Conclusie Rondslingerend menselijk bot? Bert Tuin Inleiding Het botmateriaal uit Achlum Discussie Conclusie Dieren op en rond de Achlumer terp Arjan G.J. Hullegie & Wietske Prummel Inleiding Methoden Resultaten Discussie en conclusie Verspoelde dieren op de kwelder Johan van Gent Inleiding De drie deelskeletten Vergelijking Eerder onderzoek Conclusie 168

8 7 13 Hout, houtskool en niet-verhoute planten: van houten paal tot gedraaid touw Nicolien Bottema-Mac Gillavry Inleiding Resultaten Discussie Conclusie Zilt met een korreltje zout: nieuw licht op de vegetatie rond een terp Mans Schepers Inleiding Historische archeobotanie in Achlum Flotatiemonsters Mestpakketten Conclusie Het kweldergebied als cultuurlandschap: een model Johan Nicolay Inleiding De Halligen als raamwerk Archeologische waarnemingen: terpen en omgeving Het onderzoek in Achlum Menselijke activiteiten op en rond de terp: een model Conclusie 220 Bijlagen: drie kaartbladen

9 Een drenkplaats op de met een zomerdijk beschermde kwelder van Hallig Hooge, voor de westkust van Schleswig-Hostein. Bij Achlum lagen waarschijnlijk vergelijkbare drenkplaatsen op de onbedijkte kwelder (foto N. Bottema-Mac Gillavry, augustus 2013).

10 Voorwoord Sinds 2006 zijn in het terpengebied van Friesland verschillende opgravingen uitgevoerd door het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) van de Rijksuniversiteit Groningen. Het onderzoek vond plaats in nauwe samenwerking met de Provincie Fryslân, met name provinciaal archeoloog prof. dr. Gilles de Langen. De aanleiding tot dit onderzoek was niet, zoals bij veel moderne opgravingen het geval is, verstoring van het bodemarchief door bouwwerkzaamheden. Het uitgangspunt was puur wetenschappelijk: het werd uitgevoerd om onze kennis over de bewoningsgeschiedenis van het terpen- en wierdengebied te vergroten. Hoewel daar dankzij het terpen- en wierdenonderzoek in het verleden al heel wat over bekend is, zijn er ook nog veel vragen onbeantwoord. Hoe meer we weten, hoe meer we ons realiseren dat er nog heel veel is dat we niet weten! Het terpenonderzoek in Friesland van de afgelopen jaren heeft drie speerpunten: het zogenaamde steilkantonderzoek (zeven opgravingen) onder leiding van dr. Johan Nicolay, een promotieonderzoek naar vroege veenontginningen door Marco Bakker (vier opgravingen), en een tweede promotieonderzoek, gericht op de informatie die in terpzolen ligt besloten, door Theun Varwijk (drie opgravingen). Deze opgravingen hebben veel aandacht gekregen in de media en trokken honderden bezoekers naar de open dagen. Ze brengen daardoor het nieuwe terpenonderzoek onder de aandacht van een groot publiek. De Vereniging voor Terpenonderzoek steunt dit mooie onderzoek door het publiceren van de resultaten van een aantal van deze opgravingen in onze reeks Jaarverslagen. Dit nummer, gewijd aan het tweede steilkantonderzoek dat in 2009 in Achlum is uitgevoerd, is het eerste van deze verslagen. Het zijn opgravingsverslagen volgens de eisen die daaraan worden gesteld door de wetgever, maar ze gaan verder dan een standaard-opgravingsverslag. Er wordt gestreefd naar verbreding, door dieper in te gaan op de wetenschappelijke vragen en door bijzondere aspecten etra aandacht te geven. De verzamelde kennis van de onderzoekers van het Terpencentrum van het GIA wordt daarbij ingezet. In dit boek staat een onderwerp centraal dat meestal weinig aandacht krijgt in het terpen- en wierdenonderzoek: wat gebeurde er eigenlijk op de flanken van terpen en in het aansluitende kweldergebied? Ook is er een hoofdstuk gewijd aan de verschillende stadia van ontbinding van dieren die om het leven zijn gekomen op buitendijkse kwelders. Gewapend met die kennis kan een bijzonder runderskelet, dat tijdens de opgraving werd gevonden, worden verklaard. Voor de betrokken onderzoekers is de analyse van de opgravingsgegevens en het publiceren van de resultaten een enorm karwei. Wij hopen dat zij er in zullen slagen deze klus binnen afzienbare tijd te klaren en dat dit het eerste nummer is van een reeks mooie publicaties. Dit Jaarverslag kan verschijnen mede dankzij genereuze financiële ondersteuning door de Ottema-Kingma Stichting en de Stichting Nederlands Museum voor Anthropologie en Praehistorie. De redactie, de auteurs en het bestuur van de Vereniging voor Terpenonderzoek willen deze organisaties graag bedanken voor de verleende steun. Het vernieuwde uiterlijk van dit jaarverslag is vormgegeven door Siebe Boersma (Groninger Instituut voor Archeologie). De rechten op de foto s in deze publicatie berusten, tenzij anders vermeld, bij het Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG/GIA). De determinatielijsten en lijsten met beschrijvingen van sporen en structuren worden afzonderlijk gepubliceerd in de digitale serie Grondsporen ( in een uitgave die geheel gewijd zal zijn aan de basisgegevens van het Friese steilkantonderzoek. Annet Nieuwhof

11 14 Zilt met een korreltje zout: nieuw licht op de vegetatie rond een terp Mans Schepers 14.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek aan botanische macroresten uit de terp Achlum. Het doel van dit onderzoek was tweeledig: het verkrijgen van informatie over het gebruik van planten in en rond de terp enerzijds, en het schetsen van een beeld van de natuurlijke vegetatie in de omgeving anderzijds. Natuurlijke staat hier tussen aanhalingstekens, omdat ook de samenstelling van de vroegere vegetatie in de omgeving van de terp waarschijnlijk al sterk beïnvloed is geweest door menselijke activiteit, waardoor zogenaamde synantropische vegetaties zullen zijn ontstaan. Planten kennen veel toepassingen, waarbij het gebruik als voedsel één van de bekendste en voornaamste is. Bij voedselplanten maken we onderscheid tussen gedomesticeerde gewassen, die in akkers, moestuinen en boomgaarden verbouwd worden, en planten waarvan bruikbare delen in het wild verzameld zijn. Behalve als voedsel kunnen planten ook gebruikt en/of verbouwd worden voor bijvoorbeeld hun vezels (vlas, hennep) of hun hout. 1 De verbouw van gewassen kan op het niveau van lokale samenlevingen een directe rol spelen in het voorzien in de behoeften, maar ook een indirecte door het verhandelen van delen van de oogst met groepen die in gebieden leven waar andere gewassen verbouwd kunnen worden. Bijzonder aan het onderzoek in Achlum is dat dit, in tegenstelling tot veel andere terpopgravingen, niet op de kern van de nederzetting, maar op de randzone was gericht. Een interessante vraag is of dit nieuwe inzichten oplevert over de vegetatie en het gebruik van gewassen op de relatief hoge kwelder direct rondom een terp. Voorafgaand aan de bespreking van de resultaten van het huidige onderzoek wordt eerst kort verslag gedaan van archeobotanisch onderzoek dat in het verleden is uitgevoerd in Achlum, in de periode van de terpafgravingen. De tijdens het archeologisch onderzoek aangetroffen plantenresten zijn afkomstig uit een tweetal mestmonsters en uit bijna 40 gedroogde flotatiemonsters, waarvan de laatste met name voor het archeozoölogisch onderzoek genomen zijn. 2 De flotatiemonsters worden hier eerst besproken. Deze zijn het meest geschikt voor het verkrijgen van een overzicht van de chronologische variatie en voor het 1 Voor houtgebruik op de terp, zie hoofdstuk Zie hoofdstuk 11. vergelijken van monsters uit verschillende archeologische conteten. Bij de twee mestmonsters ligt de nadruk van de analyse op het duiden van de verschillen tussen beide en op het beeld dat ze kunnen geven van de natuurlijke vegetatie rond de terp. De gehanteerde nomenclatuur volgt de laatste editie van Heukels s Flora van Nederland. 3 Deze, of een andere flora, wordt ook aangeraden voor meer informatie over individuele soorten Historische archeobotanie in Achlum Onderzoek aan plantenresten uit terpen kent een lange geschiedenis. Het eerste onderzoek vond al plaats in de tweede helft van de 19e eeuw. 4 In 1929 werd door Beijerinck een overzicht gepubliceerd van de subfossiele plantenresten in de terpen van Friesland en Groningen. 5 Voor dat onderzoek onderzocht hij in totaal 233 monsters, afkomstig uit 16 terpen. Welgeteld één van die monsters is afkomstig uit een terp nabij Achlum, genaamd De Gouden Kroon. In dit monster werden slechts twee soorten aangetroffen, wat vermoedelijk de reden is dat Beijerinck niet meer monsters uit Achlum heeft onderzocht. In de eerste plaats betreft het schorrenzoutgras (Triglochin maritima), dat ook in dit onderzoek weer is aangetroffen. De tweede soort is duivenboon (Vicia faba var. minor; fig. 14.1). Deze kleinzadige voorloper van de hedendaagse tuinboon is één van de algemene voedselgewassen in het terpengebied, maar ontbreekt in de hier gepresenteerde monsters. 6 Uit de publicatie van Beijerinck valt niets op te maken over de archeologische periode waaruit deze vondst afkomstig is, doordat contetgegevens helaas geheel ontbreken. In de relatief late, 12e- en 13e-eeuwse monsters die zijn verzameld tijdens recent archeologisch onderzoek in de 3 km ten zuidwesten van Achlum gelegen vindplaats Zürich- Kimswerderlaan zijn eveneens enkele tuinbonen aangetroffen Flotatiemonsters Voor het zoölogisch onderzoek worden meestal monsters met een relatief groot volume (12-24 liter) genomen, omdat botmateriaal over het algemeen groter is dan zaden en 3 Van der Meijden Bijv. Westerhoff Beijerinck Boersma 2005, Van Haaster 2006, 7.

12 184 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Fig Historische archeobotanie: duivenboon (Vicia faba var. minor) uit de dorpsterp van Jelsum (links) en uit een terp nabij Achlum (midden), evenals vogelwikke (Vicia cracca) uit Ezinge (rechts). Schaal 5:1 (naar Beijerinck 1929, plaat XXI/fig. 42). vruchten. Een voor het botanisch onderzoek nadelig aspect van deze monsters is dat ze gespoeld zijn op zeven met een kleinste maaswijdte van 2 mm, waardoor veel zaden van wilde planten door de zeef vallen. Daarnaast zijn de monsters voorafgaand aan het spoelen gedroogd, wat voor veel nat geconserveerde, fragiele plantendelen funest is. Tot slot is voor het spoelen geen schoon water maar slootwater gebruikt, zodat tussen de niet-verkoolde resten recent materiaal kan voorkomen. Hier staat tegenover dat deze wijze van bemonsteren de mogelijkheid biedt om ook voor de plantenresten een groot volume te onderzoeken. Van plantenresten die maar in zeer kleine dichtheden in lagen of spoorvullingen aanwezig zijn, kan op deze wijze toch nog redelijk wat materiaal worden verzameld. Ook geven deze monsters een beeld van de planten die erg algemeen zijn en als nederzettingsruis kunnen worden beschouwd. Een voorbeeld hiervan vormen de verkoolde graankorrels, die vanuit gedumpt afval makkelijk over de nederzetting konden verwaaien zolang ze nog droog waren. De flotatiemonsters zijn uit vrijwel alle fasen van de terp afkomstig en bovendien uit verschillende typen conteten, waardoor ze niet alleen inzicht kunnen geven in de chronologische ontwikkeling maar ook in de tafonomie (de vorming) van verschillende archeologische sporen. In totaal bleken 39 flotatiemonsters determineerbare archeobotanische resten te bevatten (tabel 14.1). Er is voor gekozen alleen die resten te vermelden die ten minste tot op geslachtsniveau te determineren waren. De enige uitzonderingen hierop zijn mosfragmenten (Bryophyta, uit de monsters 78 en 116) en verkoolde granen (Triticeae). Hoewel tot de Triticeae ook de wilde soorten van enkele graangeslachten behoren, kunnen alle resten in Achlum als resten van een gedomesticeerde gerst- of tarwesoort worden beschouwd. Tot slot is vanwege de archeologische relevantie nog een muizenkeutel in tabel 14.1 opgenomen. De planten worden allemaal ingedeeld in categorieën op basis van standplaats. Een nadeel van de indeling in categorieën, zoals akkeronkruid, nederzetting en kwelder, is dat de brede ecologische range van sommige soorten hiermee niet in beeld komt. De indeling zoals hier gebruikt, is grotendeels gebaseerd op die van Cappers voor Leeuwarden- Oldehoofsterkerkhof. 8 Voordat wordt overgegaan tot een archeologische analyse van de gegevens moeten er eerst enkele methodologische beperkingen worden besproken. Ten eerste verschilt het aantal monsters dat per periode beschikbaar was sterk (fig. 14.2), waarbij vooral fase 6 (11e-12e eeuw) oververtegenwoordigd is. Deze verhouding is een vrij directe weerslag van het feit dat van sommige fasen in het veld niet of weinig sporen zijn aangetroffen. 9 Ten tweede varieert het aantal determineerbare plantenresten per monster nogal. 10 Maar liefst 35 monsters bevatten elf of minder soorten, waarvan 13 monsters zelfs maar één soort. De vier monsters met meer soorten (nrs. 78, 85, 116 en 206; respectievelijk 26, 15, 34 en 18 soorten) zijn alle toe te wijzen aan fase 6. Het verschil in aantal determineerbare plantenresten kan verklaard worden door een verschil in de conservatie, de concentratie van plantenresten en het volume van de genomen monsters. De vier monsters met de meeste plantenresten zijn voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de hieronder gepresenteerde patronen. Met inachtneming van deze beperkingen wordt hier een poging gedaan de patronen in de data te interpreteren om zo tot een beter begrip van de vegetatie en het plantgebruik in en rond Achlum te kunnen komen. Hierbij worden twee verschillende variabelen onderscheiden: de chronologische spreiding, met nadruk op de aangetroffen economische planten, en de verschillen per archeologische contet. Chronologische spreiding De chronologische spreiding van de soorten in de flotatiemonsters is samengevat in tabel Evident is dat de meeste soorten in sporen uit bewoningsfase 6 zijn aangetroffen. Hoewel dit een goede interpretatie van de beschikbare gegevens aanmerkelijk compliceert, zijn enkele voorzichtige conclusies gerechtvaardigd. Vast staat dat gerst (Hordeum vulgare) gedurende de gehele periode van bewoning te Achlum als voedselplant beschikbaar is geweest. Gerst is in het noordelijk kweldergebied de meest algemene graansoort vanaf het eerste moment van kolonisatie in de midden-ijzertijd. Dit is verklaarbaar doordat het beter gedijt op de kwelders dan andere destijds bekende granen, zoals broodtarwe, emmertarwe en gierst. 11 De meeste gerstresten zijn gedetermineerd als 6-rijïge bedekte gerst (ssp. vulgare var. bedekt). Op de eerder genoemde vindplaats bij Zürich, die gelijktijdig is met fase 7 te Achlum (12e-13e eeuw), is hiervan een vorm met relatief lange internoden aangetroffen. 12 In archeobotanische literatuur wordt deze vorm soms als aparte ondersoort benoemd (Hordeum vulgare ssp. tetrastichon), maar deze naam wordt niet langer 8 Cappers 2008, 235, Zie hoofdstuk Een monster met drie determineerbare typen kan in theorie drie keer gerst bevatten: aarspil, graankorrels en door sterke verwering slechts als graan (Triticeae) bestempelde resten. In de tekst wordt verder van soorten gesproken. 11 Boersma 2005, 574; Bottema et al. 1980, Van Haaster 2006, 3.

13 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 185 Fig Het totale aantal onderzochte flotatiemonsters per periode (n=39), waarbij een sterke oververtegenwoordiging van monsters uit fase 6 zichtbaar is. erkend in de taonomie. Omdat in Achlum slechts enkele aarspilfragmenten werden aangetroffen (monsters 66, 85, 78 en 111), bleek het niet mogelijk vast te stellen of het ook hier om een vorm met langere internoden ging. In een aantal monsters zijn resten van tarwe aangetroffen. In monster 246 uit de late ijzertijd werd één graankorrel van emmertarwe (Triticum turgidum ssp. dicoccon) gedetermineerd. Voor een aarspilfragment ( kaf ) uit de late middeleeuwen gaat het mogelijk om dezelfde soort, maar dit zou ook spelt kunnen zijn (monster 85). In de monsters uit de latere fase bleek het mogelijk broodtarwe (Triticum aestivum ssp. aestivum) te determineren (monsters 78 en 138). Omdat in Achlum alleen graankorrels en geen aarspilfragmenten zijn aangetroffen, zou het in theorie ook om harde tarwe (Triticum turgidum ssp. durum) kunnen gaan. De etreme zeldzaamheid hiervan in de Nederlandse archeologie en het feit dat op de nabijgelegen vindplaats Zürich- Kimswerderlaan ook aarspilfragmenten van broodtarwe zijn aangetroffen, leiden echter tot het verwerpen van deze optie. 13 Brinkkemper en Van Haaster hebben een duidelijke samenhang tussen de saliniteitsratio (de mate van ziltheid) van archeologische vindplaatsen en het al dan niet voorkomen van tarwe aangetoond. 14 Dat tarwe vanaf de Drentse zandgronden werd ingevoerd is, zeker voor de latere perioden van terpbewoning, nog steeds onderwerp van discussie. 15 Opvallend is dat met de intensivering van het terpenonderzoek gedurende de afgelopen jaren emmertarwe niet langer als een zeldzaamheid in het terpengebied kan worden beschouwd, aangezien het bij intensief onderzoek altijd wel in enige mate wordt aangetroffen. 16 In deze bijdrage zal de traditionele aanname dat verbouw van tarwe in de kwelderzone door de zilte en natte omstandigheden niet of slecht mogelijk is, worden genuanceerd (zie onder). In fase 6 lijkt de verscheidenheid aan voedselplanten toe te nemen, zoals zichtbaar aan het voorkomen van hazelaar (Corylus avellana), erwt (Pisum sativum, determinatie onzeker) en vlas (Linum usitatissimum). De erwt is ook aangetroffen te Zürich. 17 Vlas is in Achlum slechts in zeer lage aantallen aanwezig. Vermoedelijk speelt de methode van monsternemen hierbij een rol, want het is in het terpengebied één van de meest algemeen aangetroffen soorten cultuurplanten. Vlas was economisch zowel voor de vezels als voor de olie interessant. 18 In Achlum is de soort overigens al in fase 2 (50-250/300 n.chr.) aanwezig, zoals blijkt uit de analyse van de mestmonsters (zie onder). De hoge aantallen van biet (Beta vulgaris) in monster 116 uit fase 6 suggereren dat deze hier als voedselplant aanwezig is geweest en wellicht op kleine schaal ter plaatse verbouwd werd. De vruchtclusters zijn echter niet te onderscheiden van die van de wilde strandbiet (Beta vulgaris ssp. maritima). Andere vondsten van biet in het terpengebied worden dan ook als wild geïnterpreteerd, zoals die uit Wijnaldum. 19 De strandbiet kan goed groeien op een vloedmerksubstraat op het talud van een terp of een dijk. Ook in Zürich zijn hoge aantallen vruchtjes van biet gevonden, waarbij Van Haaster op grond van het samen voorkomen met ander consumptieafval vermoedt dat dit resten van een gecultiveerde variant zijn. 20 Overigens zou ook de wilde vorm voor consumptie gebruikt kunnen zijn. Hiervan zijn de wortels (de biet) weliswaar veel kleiner, maar ze hebben wel een hoog suikergehalte. 21 De discussie wordt nog verder bemoeilijkt door het feit dat de wilde vormen en de gecultiveerde biet vooral in Noord-Europa goed met elkaar kunnen kruisen. 22 In de monsters zijn twee boomvruchten aangetroffen, namelijk van de hazelaar (Corylus avellana) in fase 6 en van de vlier (Sambucus nigra) in fase 2. Hazelnoten worden lang niet altijd aangetroffen bij terponderzoek. In enkele opgravingen waar uitgebreid botanisch onderzoek is uitgevoerd, zoals die te Heveskesklooster, Englum en Anjum, ontbreken ze bijvoorbeeld volledig. 23 Vondsten van hazelnoten, zoals vermeld door Beijerinck, zijn afkomstig uit Ezinge, Ferwerd en Rasquert. 24 Het gaat echter in alle gevallen om een enkel eemplaar zonder datering. Een 40-tal hazelnoten is aangetroffen door Behre te Elisenhof (Noord-Duitsland), zij het alle eveneens in de vorm van losse eemplaren. 25 Alleen in het Noord-Duitse Feddersen Wierde zijn enkele vondsten gedaan van een tot twee handen vol, maar hier zijn de zandgronden veel dichterbij dan voor nederzettingen in 13 De archeobotanische database RADAR (2006) vermeldt slechts één zekere vondst uit een 18e-eeuwse contet (Van Haaster & Smeerdijk 2002). Aestivum/durum-determinaties zijn bekend uit een aantal publicaties (o.a. Bakels et al (vroeg-neolithicum); Brinkkemper 2006 (late middeleeuwen)). 14 Brinkkemper & Van Haaster 2010, 4-8; voor een toelichting, zie ook hoofdstuk Bazelmans et al. 2009, Schepers 2014, Van Haaster 2006, Körber-Grohne 1987, Pals Van Haaster 2006, Becker-Dillingen 1928, Ford-Lloyd 1986, Cappers 1994, 142 (Heveskesklooster); Nieuwhof & Woldring 2008 (Englum); Maurer 2010 (Anjum). 24 Beijerinck Behre 1976, 22.

14 186 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Tabel Macroresten uit de flotatiemonsters. Spoor 1025 is feitelijk een waterkuil en geen waterput, spoor 217 is een greppel en geen sloot. De getallen geven de aantallen weer (: aanwezig, maar niet gekwantificeerd, as: aarspil; b: bloeiwijze; dp: drenkplaats; per: perianth; st: schone terplaag; vk: verkoold; vr: vrucht; z: zaad). Watervoerende conteten waterput sloot dp fase a 1b 1b 1b spoornummer vondstnummer Economische planten Beta vulgaris (vr+per) 80 Brassica nigra (z) Corylus avellana (vr) 1 Hordeum vulgare (vr/vk) , Hordeum vulgare (as/vk) 9 1 Linum usitatissimum (z) 1 cf. Pisum sativum (z/vk) 1 Poaceae tribe triticeae (z/vk) 4 1 Sambucus nigra (vr) 1 2 Triticum aestivum (vr/vk) 3 Triticum turgidum ssp. dicoccon (vr/vk) 1 Triticum (a. spelta of t.dicoccon)(as/vk) 1 2. Akkeronkruiden Atriple patula/prostrata (vr) cf. Avena (vr) 1 Avena (vr) 1 1 Carduus (vr) 6 Carduus crispus (vr) Cirsium (vr) 12 Euphorbia helioscopia (vr) 2 1 Fumaria officinalis (vr) 1 Galeopsis (vr) 3 Lamium (vr) 1 Leontodon autumnalis (vr) 5 Persicaria lapathifolia (vr) Polygonum aviculare Raphanus raphanistrum (vr) Raphanus raphanistrum (z) 2,5 2 Rume obtusifolius (vr+per) Sinapis arvensis (z) 67 Sinapis arvensis (vr) Sonchus arvensis (vr) 3 3. Nederzetting Arctium (vr) Conium maculatum (vr) 1 Coronopus squamatus (vr) 1 0,5 1,5 4 Rume crispus (vr) Rume crispus (vr+per) Grasland Anthriscus sylvestris (vr) 1 Glyceria fluitans (vr) 1 cf. Picris (vr) 2 cf. Vicia hirsuta (z) 1 Vicia cf. cracca (z) 1 5. Water en oeverplanten Eleocharis palustris (vr) 1 Potamogeton (vr) 1 1 Potamogeton pectinatus (vr) 3 Stachys palustris (vr) 6. Strand en kwelder Armeria maritima (vr+per) Atriple littoralis (vr) Bolboschoenus maritimus (vr) Juncus (vr) 1 Limonium/armeria (vr+per) 5 Potentilla anserina (vr) 4 7 Ranunculus sardous (vr) 12 1 Suaeda maritima (vr) 1 1 Triglochin maritima (vr) 1 7. Niet gecategoriseerd Antitrichia curtipendula (takje) Brassica (z) Bryophyta (takje) Ranunculus (z) 2 Rume (vr) Stachys (vr) 10 Trifolium (b) Muizenkeutel

15 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 187 Terp- en kwelderlagen Overige conteten vuile terplaag st plag kuil hutkom (+2) 5a 6a 6a 7 5a b 5b 94a ,5 1 0, ,

16 188 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Fig Een vlier langs de rand van een dobbe op het Noorderleech, bij het Friese Hallum (september 2014, foto J.A.W. Nicolay, RUG/GIA) het Friese kweldergebied het geval is. 26 Behre stelt dat de noten en het hout van de hazelaar incidenteel van hogere zandgronden moeten zijn aangevoerd, maar dat de noten in de voedselvoorziening geen grote rol speelden. Van hazelaar is alleen een houtskoolfragment aangetroffen in Achlum. Dat de hazelaar op de terp zelf groeide is daarmee niet waarschijnlijk. 27 Het voorkomen van vlier is minder zeldzaam in het terpengebied. Te Englum werden hiervan zelfs vrij grote aantallen vruchten aangetroffen. 28 Hoewel de vlier niet goed groeit op een zilte bodem kan deze boomsoort zeewind wel goed verdragen. Zo groeit er een vlier aan de rand van een dobbe op het Noarderleech bij het Friese Hallum (fig. 14.3), maar staan er ook talrijke op het Willlemsduin op Schiermonnikoog. In het algemeen wijzen de gegevens erop dat de terpbewoners vrijwel uitsluitend aten wat ze zelf verbouwden of verzamelden. Hoewel in allerlei materiaalgroepen duidelijk handelscontacten met andere regio s zichtbaar zijn, is er geen enkele aanwijzing voor de invoer van landbouwgewassen. 29 Hoewel een vergelijkbaar beeld naar voren komt uit het Wurten-onderzoek in Noord-Duitsland, is een tekortkoming van het onderzoek aan zaden en vruchten dat vaak niet met zekerheid gezegd kan worden welke wilde planten verzameld en gegeten zullen zijn. 30 Van enkele planten op de kwelder is bekend dat ze goed eetbaar zijn. Het bekendste voorbeeld hiervan is zeekraal (Salicornia europaea), dat in de monsters van Achlum weliswaar niet is aangetroffen maar zeker wel aanwezig is geweest. Ook wortels van wilde planten kunnen zijn verzameld. Daarvan is heen (Bolboschoenus maritimus) in het kweldergebied één van de makkelijkst te verzamelen voorbeelden. Voor het Neolithicum wordt aangenomen dat heen onderdeel van het voedsel moet hebben 26 Körber-Grohne 1967, Zie hoofdstuk Nieuwhof & Woldring 2008, Vergelijk de in de hoofdstukken 6 en 7 genoemde importen. 30 Voor Noord-Duitsland, zie Behre 2008, 75.

17 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 189 Tabel De chronologische spreiding van de taa uit de flotatiemonsters. Fase Eleocharis palustris Ranunculus Triticum turgidum ssp. dicoccon Coronopus squamatus Arctium Atriple littoralis Potamogeton Potentilla anserina Polygonum aviculare Hordeum vulgare Bolboschoenus maritimus Anthriscus sylvestris Sambucus nigra Avena Ranunculus sardous Atriple patula/prostrata Rume crispus Fumaria officinalis Beta vulgaris Corylus avellana Linum usitatissimum cf. Pisum sativum cf. Avena Carduus Carduus crispus Cirsium Galeopsis Lamium Leontodon autumnalis Persicaria lapathifolia Rume obtusifolius Sinapis arvensis Sonchus arvensis Glyceria fluitans cf. Picris cf. Vicia hirsuta Vicia cf. cracca Potamogeton pectinatus Stachys palustris Armeria maritima Juncus Limonium/armeria Triglochin maritima Antitrichia curtipendula Bryophyta Rume Stachys Muizenkeutel Trifolium Brassica nigra Conium maculatum Euphorbia helioscopia Raphanus raphanistrum Suaeda maritima Triticum aestivum Brassica uitgemaakt. 31 Ook van zilverschoon (Potentilla anserina), dat grote oppervlaktes van de kwelders kan bedekken, kunnen de wortels gegeten worden. 32 Op betreden en begraasde grond vormt zilverschoon talrijke bovengrondse uitlopers van de wortelstokken, die dan gemakkelijk te verzamelen zijn (fig. 14.4). In de samenstelling van de wilde flora zijn gedurende de bewoningsfasen 1-6 geen grote veranderingen zichtbaar. Dat in de latere periode de invloed van de zee nog duidelijk merkbaar was, is af te leiden uit de aanwezigheid van schorrenkruid (Suaeda maritima) en schorrenzoutgras (Triglochin maritima), beide typische kwelderplanten. Van een aantoonbare verzoeting gedurende de periode van terpbewoning lijkt geen sprake. Dat wordt bevestigd door de analyse van de mestmonsters. Uit het tweede deel van de late middeleeuwen (fase 7) zijn te weinig gegevens bekend om uitspraken over de natuurlijke vegetatie te doen. De archeozoölogische gegevens wijzen er echter op dat er in die periode sprake is van verzoeting, veroorzaakt door bedijkingen. 33 Samenstelling per contettype In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gepresenteerd van de verschillende lagen en ingegraven sporen die op de terpflank en in de aangrenzende kwelder te Achlum zijn aangetroffen. Door de botanische samenstelling van monsters uit de verschillende typen sporen in beeld te brengen, kan mogelijk inzicht worden verkregen in het gebruik van verschillende spoortypen. Bij een dergelijke analyse moet echter altijd rekening gehouden worden met het feit dat de bemonsterde lagen of vullingen vaak niet met het primaire gebruik, maar met storten van afval of de demping van een kuil of waterput verband houden. De onderzochte flotatiemonsters zijn afkomstig uit acht verschillende typen sporen of lagen. Deze staan in tabel 14.1 gecategoriseerd per contettype en de daarmee mogelijk samenhangende inhoud. Het gaat hierbij om de vullingen van a) watervoerende conteten, zoals waterputten en sloten, b) vuile en schone terplagen en c) droge conteten, zoals kuilen en een hutkom. Uitgangspunt hierbij is dat in de sporen die waterhoudend of watervoerend zijn geweest resten van water- en oeverplanten zijn te verwachten, waarbij vooral in sloten een sterkere vermenging kan voorkomen met planten van andere herkomst aangevoerd tijdens overstromingen. Echt droge planten moeten, als ze al worden aangetroffen, als import vanaf de zandgronden worden beschouwd. Vooral de schone terplagen kunnen meer informatie geven over de kweldervegetatie, omdat de terpen opgeworpen zijn uit plaggen die van de kwelders afkomstig zijn. Voor de vuile terplagen geldt echter dat waarschijnlijk sterke vermenging met meer ruderale vegetatie is opgetreden. Voor de vullingen van droge conteten, zoals kuilen en hutkommen, is het lastiger vooraf een verwachting van de samenstelling uit te spreken. 31 Out 2009, Fedorov et al. 1971, 166; Griffin-Kremer Zie hoofdstuk 11.4.

18 190 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Fig Zilverschoon (Potentilla anserina) met talrijke bovengrondse worteluitlopers bij het Lauwersmeer (foto M. Schepers, RUG/GIA). Het was verrassend dat de hierboven geformuleerde verwachtingen niet of nauwelijks uit bleken te komen. De paar soorten die als water- of oeverplanten kunnen worden beschouwd komen inderdaad vooral voor in de natte conteten, maar in lage aantallen (monsters 116 en 244). Veel monsters bevatten simpelweg te weinig soorten die sterk indicatief zijn voor specifieke omstandigheden om tot een completere interpretatie te komen van het spoor waaruit het monster afkomstig is. Monster 187 bijvoorbeeld, afkomstig uit een drenkpaats, geeft alleen een algemeen terpnederzettingssignaal. Van de vier monsters met de meeste soorten (78: kuil, 85: sloot, 116: waterput en 206: kuil), valt op dat monsters 116, 78 en in mindere mate ook 206 sterk overeenkomen. Hoewel de monsters 116 en 78 uit een ander type contet afkomstig zijn, zijn hun vullingen dus sterk gelijkend. In beide monsters zijn verkoolde graankorrels aangetroffen. Omdat in hetzelfde monster ook veel akkeronkruiden zijn aangetroffen, gaat het hier waarschijnlijk om dorsafval. Dat dit type samenstelling twee keer voorkomt, geeft aanleiding te veronderstellen dat dit het product is van een vrij algemene nederzettingsactiviteit. Bij bedekte gerst (en andere bedekte granen) kan het dorsen alleen plaats vinden als het kaf dat de granen omsluit droog en broos geworden is. Wanneer de lokale omstandigheden niet droog en warm genoeg zijn om dit natuurlijk te laten plaatsvinden, worden de granen kunstmatig verhit wat soms in verkoold materiaal resulteert. 34 Vermoedelijk is een deel van de graanvoorraad vlak voor verwerking door middel van zeven van akkeronkruiden ontdaan. Vervolgens is bij het dorsproces en mogelijk ook later, tijdens de voedselverwerking, een deel van de graankorrels verkoold of verschroeid geraakt (fig. 14.5). Nadien is het afval als geheel verzameld en weggegooid, resulterend in de monsters zoals in het onderzoek aangetroffen. Het idee van een afvalmengsel, deels bestaande uit de verbrandingsresten, sluit aan bij de veldinterpretatie van de vulling van de laag waaruit monster 78 komt als vuile aslaag. De lagen waaruit de overige drie monsters komen bevatten eveneens verbrand materiaal, maar bestaan niet uit een geconcentreerde laag van as en houtskool. Van soorten die we primair indelen bij de strand- en kwelderplanten is in het geval van de monsters 78, 116 en 206 sprake van een sterke associatie van deze soorten met de akkeronkruiden en de graankorrels. Van soorten als krulzuring (Rume crispus), behaarde boterbloem (Ranunculus sardous), heen (Bolboschoenus maritimus, fig. 14.6) en 34 Bakels 2009, 220.

19 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 191 Fig Vrucht van heen (Bolboschoenus maritimus) uit monster 116. Hoogte ca. 3 mm (foto R.T.J. Cappers, RUG/GIA). Fig Verschroeide gerstekorrel (Hordeum vulgare) uit monster 116. Hoogte ca. 6 mm (foto R.T.J. Cappers, RUG/GIA). Uit bovenstaande analyses blijkt, niet geheel verrassend, dat voor de interpretatie de vulling van archeologische sporen vaak van grotere waarde is dan de aard van het spoor. Een verdere analyse van de conteten is dan ook van weinig toegevoegde waarde. Voor bijvoorbeeld informatie over de plantengroei in (indien überhaupt van toepassing) en rond een waterput is alleen een monster uit de diepste, primaire vullingen relevant. zilverschoon (Potentilla anserina), in tabel 14.1 ingedeeld bij de strand- en kwelderplanten, kan zo aannemelijk worden gemaakt dat deze ook als akkeronkruid of langs sloten aan de randen van akkers groeiden (fig. 14.7). Voor de laatste drie worden deze locaties overigens ook in de hedendaagse flora als mogelijke standplaats opgevoerd. 35 Een interpretatie als akkeronkruid wordt nog eens onderstreept door het feit dat ook enkele van de vruchten van heen, net als de hierbij aangetroffen graankorrels, verkoold of verschroeid zijn. Omdat heen relatief grote vruchten heeft, zijn deze vermoedelijk niet allemaal uit de graanvoorraad gezeefd. Het gebruik van een grotere maaswijdte, waarbij ook al deze vruchten uitgezeefd worden, heeft als onwenselijk bijeffect dat de kleinere graankorrels eveneens verloren gaan. Door hetzelfde proces is ook de haver (Avena, vermoedelijk oot (Avena fatua)) in monster 116 verkoold. Het voorkomen van kwelderplanten als akkeronkruid is ook gebleken uit de eerder uitgevoerde eperimenten op de kwelders en uit eerder archeobotanisch onderzoek in kustzones. 36 De gerstekorrels die in de andere monsters zijn aangetroffen, moeten beschouwd worden als nederzettingsruis. Gerst is eerder als ruis aangetroffen tijdens de opgraving op het Oldehoofsterkerkhof te Leeuwarden. 37 Deze gerstekorrels zijn vaak zwaar verweerd, in tegenstelling tot de vrij gave eemplaren uit de monsters met een concentratie graankorrels (fig. 14.5) Mestpakketten In terpen worden mestpakketten met name aangetroffen in Oostergo en de provincie Groningen. De analyse van pure mest leidt tot inzicht in wat er door (rund)vee gegeten is. Hiermee kan een uitspraak worden gedaan over de samenstelling van de vegetatie die gebruikt werd voor begrazing of hooien. Nauwkeurige bestudering van mestpakketten in andere terpen heeft echter uitgewezen dat wat in het veld doorgaans mest genoemd wordt, in feite vaak een verzamelnaam is voor een aantal verschillende, sterk organische materialen. In sommige gevallen betreft het inderdaad zuivere mest, maar veelal echter een mengsel van mest met ander organisch materiaal. 38 De botanische waarde van mest Vee stond waarschijnlijk vooral in de winter veel op stal en graasde voor de rest van het jaar op de uitgestrekte kweldergronden rond de terp. Op stal werd het vee gevoerd met hooi. Nieuwhof en Woldring zien in Englum aanwijzingen voor het ook in de zomer s nachts binnenhalen van het vee door de aanwezigheid van enkele plantendelen (stuifmeel van Zeeaster en vruchten van Lamsoor) waarvan zij in verband met de bloei- en rijpinsgtijd het onwaarschijnlijk achten dat die in hooi terecht komen. 39 In mestlagen kunnen echter ook zaden inwaaien. Een goed voorbeeld van ingewaaide plantenresten zijn de lichte, verkoolde resten die in de meeste monsters uit Achlum 35 Van der Meijden 2005, 144, 256, Zie bijv. Van Zeist et al. 1976, ; Van Zeist 1974, 343; Behre 1976, 38-39; Kubiak-Martens 2006, Cappers 2008, Behre 1976, 25 (Elisenhof); Körber-Grohne 1967, (Feddersen Wierde). 39 Nieuwhof & Woldring 2008, 174.

20 192 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Fig Zo zou de sloot aan de rand van een akker bij de terp Achlum eruit gezien kunnen hebben, met zilverschoon (Potentilla anserina), krulzuring (Rume crispus), akkerdistel (Cirsium arvense) en heen (Bolboschoenus maritimus, helemaal aan de slootkant). De foto is genomen in de Friese zomerpolder Noarderleech (juli 2012, foto M. Schepers, RUG/GIA). zijn aangetroffen en die zeker niet gegeten zullen zijn. 40 Ook het water dat het vee dronk kan plantaardige resten bevatten, zoals zichtbaar in de vondst van fonteinkruid (Potamogeton) in monster 454. Sommige zaden in mestmonsters kunnen afkomstig zijn van planten op de mesthoop zelf. Een mesthoop biedt een bijzonder geschikte standplaats voor planten die gedijen op voedselrijke ondergrond (fig. 14.8). Als er daarnaast ook artefacten, zoals aardewerk en dierlijk bot, in het mestmonster aangetroffen worden, werd de mestvaalt waarschijnlijk tegelijk als afvalhoop gebruikt. De processen die de precieze samenstelling van de mestmonsters verklaren, zijn dus talrijk en comple. Ondanks deze complicerende factoren zijn mestmonsters door hun soortenrijkdom erg waardevol voor inzicht in de vegetatie van (delen van) de kwelder. Vooral de graslandvegetatie komt goed in beeld door de analyse van mest. Hiermee vertegenwoordigen de plantenresten in de mest een deel van de wilde vegetatie dat niet snel via andere wegen in archeologische sporen zal belanden. Mest in Achlum In Achlum zijn monsters genomen uit twee mestpakketten. Het gaat om monster 454 (spoor 231, fase 2: 1e-3e eeuw n.chr) en monster 453 (spoor 168, fase 6: 11e-12e eeuw n.chr), dat zeker 700 jaar jonger is. Bij het spoelen van de monsters viel op dat aardewerk of botresten ontbraken. Ook het aandeel zand en klei was laag, zodat het hier om min of meer pure mest lijkt te gaan (fig. 14.9). 40 Vergelijk ook de verkoolde resten die in slijpplaatmonsters uit vuile terplagen zijn herkend (zie hoofdstuk 4, monsters 4-12). Fig Detailopname van een schoongespoeld deel van de mest uit monster 454. Doorsnede ca. 3 cm (foto R.T.J. Cappers, RUG/GIA).

21 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 193 Fig Zwarte nachtschade (Solanum nigrum) vol bessen op een mesthoop bij de voormalige proefboerderij De Ossenkampen van de universiteit Wageningen (december 2011, foto M. Schepers, RUG/GIA). Van de monsters was ongeveer tien liter beschikbaar, maar tijdens het spoelen bleek dat de dichtheid aan organisch materiaal dusdanig hoog was dat een steekproef voor bestudering van de macroresten voldoende was. Uiteindelijk is 1500 ml gezeefd over vier zeven (2,0 mm, 1,0 mm, 0,5 mm en 0,25 mm). Van het residu van de 2,0 mm-fractie is alles uitgezocht. Van de kleinere fracties is een representatief gedeelte uitgezocht. Door middel van een omrekeningsfactor zijn voor deze fracties de totale hoeveelheden bepaald (tabel 14.3). Dit is enigszins discutabel voor de allerkleinste fractie, omdat de omrekeningsfactor hier bijzonder groot is. Toch zijn de Tabel De volumes (ml) aan residu van monsters 453 en 454, de al dan uitgezochte delen daarvan en de daaruit volgende omrekenfactor voor de 1,0, 0,5 en 0,25 mm-fracties. totaal uitgezocht niet uitgezocht omrekenfactor ,2 0, ,25 364,2 4, , ,5 0, ,7 0, aantallen die dit oplevert wel een goede indicatie van de orde van grootte van de hoeveelheid zaden van met name zilte rus (Juncus gerardii), die in dit soort monsters aanwezig (kunnen) zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat deze plant per individu gemakkelijk 1500 zaden produceert, waar dat er bijvoorbeeld bij zilverschoon (Potentilla anserina) ongeveer 150 zijn. 41 Vooral voor de soorten die in lage aantallen voorkomen, kunnen dit soort omrekeningen echter een vertekend beeld opleveren. 42 De resultaten van beide monsters zijn weergegeven in tabel Beide monsters zijn erg rijk aan botanische resten, maar vertonen duidelijke verschillen. In de mest zijn enkele planten met een economische gebruikswaarde aangetroffen. Biet (Beta vulgaris), gerst (Hordeum vulgare), hazelaar (Corylus avellana), vlas (Linum usitatissimum) en zwarte mosterd (Brassica nigra) werden ook in de flotatiemonsters aangetroffen. Uit de mestpakketten komt hier nog één mogelijk economische plant bij: huttentut (Camelina sativa). Deze plant wordt vanaf ongeveer 500 v.chr. verbouwd, maar kwam in de middeleeuwen waarschijnlijk vooral nog als 41 Data uit de LEDA Traitbase (Kleyer et al. 2008). 42 Voor een alternatieve omgang met deze problematiek, zie Körber- Grohne 1967, 71.

22 194 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Tabel Macroresten uit de mestmonsters. De getallen geven de aantallen weer, =aanwezig, =veel, e=economische plant, c=verkoold. fase 2 6 spoornummer vondstnummer Agrostis vrucht 36 fioringras Alnus glutinosa vrucht 1 zwarte els Amaranthaceae vrucht 21 6 amarantenfamilie Anagallis arvensis zaad 17 guichelheil Apiaceae vrucht 4 3 schermbloemige Armeria maritima vrucht 36 engels gras Armeria/limonium vrucht 5 engels gras/ lamsoor Aster tripolium vrucht 3 6 zeeaster Asteraceae vrucht 9 samengesteldbloemige Atriple littoralis vrucht 43 strandmeld Atriple pat./pros. zaad uitstaande/spiesmelde Beta vulgaris e vrucht en perianth 22 biet Bolboschoenus maritimus c vrucht 1 heen Bolboschoenus maritimus vrucht heen Brassica vrucht 3 kool Brassica nigra e vrucht zwarte Mosterd Brokstukken graan e/c vrucht graan Bromus vrucht 3 dravik Bromus hordeaceus vrucht 6 zachte dravik Camelina sativa vruchtklep 1 huttentut Care zegge 4 zegge Care otrubae vrucht 4 hazenzegge Cerastium zaad 44 hoornbloem Cerastium cf. fontanum zaad 18 hoornbloem cf. Galeopsis vrucht 3 hennepnetel Chenopodium album vrucht 4 3 melganzenvoet Chenopodium ficifolium vrucht stippelganzenvoet Cirsium vrucht 101 vederdistel Cirsium arvense vrucht 1 3 akkerdistel Coronopus squamatus vrucht 3 grote varkenskers Corylus avellana e endocarp 1 hazelaar Cyperaceae vrucht 6 cypergras Daucus carota vrucht 5 peen Erica tetrali blad 6 dopheide Euphorbia helioscopia zaad 7 kroontjeskruid Fabaceae zaad 3 vlinderbloemige Festuca rubra vrucht 3 6 rood zwenkgras Glau maritima vrucht 4 3 melkkruid Glyceria fluitans vrucht 11 mannagras Hordeum vulgare e/c vrucht 1 20 gerst Hordeum vulgare e/c aarspil 7 gerst Hordeum vulgare e aarspil 6 gerst Hyoscyamus niger vrucht 10 bilzekruid Juncus gerardii zaad Zilte rus Lamium vrucht 3 dovenetel Leontodon autumnalis vrucht vertakte leeuwentand Limonium vulgare vrucht 5 lamsoor Linum usitatissimum e vrucht vlas Linum usitatissimum e zaad 8 vlas Medicago lupulina zaad 9 hopklaver Menyanthes trifoliata zaad 3 waterdrieblad Bryophyta blad mos Odontites vernus zaad 19 ogentroost Oenanthe lachenalii vrucht 24 1 zilt torkruid Persicaria lapathifolia zaad 3 6 Beklierde duizendknoop Plantago vruchtklep 7 weegbree Plantago major vruchtklep 16 grote weegbree

23 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 195 Tabel Vervolg fase 2 6 spoornummer vondstnummer Plantago major zaad 33 grote weegbree Poa pratensis/trivialis vrucht 278 ruw beemdgras/moerasbeemdgras Polygonum aviculare vrucht gewoon varkensgras Potamogeton cf. perfoliatus vrucht 3 doorgroeid fontijnkruid Potamogeton natans vrucht 1 drijvend fontijnkruid Potamogeton pectinatus vrucht 2 schedefontijnkruid Potentilla anserina vrucht zilverschoon Potentilla recta vrucht 3 rechte ganzerik Puccinellia maritima vrucht 21 gewoon kweldergras Ranunculus vrucht 4 boterbloem Ranunculus repens/acris vrucht 14 kruipende/scherpe boterbloem Ranunculus sardous vrucht behaarde boterbloem Raphanus raphanistrum vruchtsegment knopherik Rhynchspora vrucht 3 snavelbies Rume vrucht 1 16 zuring Rume crispus vrucht + perianth 7 1 krulzuring Rume maritimus vrucht + perianth 3 goudzuring Rume obtusifolius vrucht + perianth 1 ridderzuring Sagina procumbens zaad 1304 liggende vetmuur Silene zaad 4 silene Solanum nigrum zaad 3 zwarte nachtschade Sonchus arvensis vrucht 24 3 akkermelkdistel Sonchus asper vrucht gekroesde melkdistel Sonchus oleraceus vrucht 33 gewone melkdistel Spergularia salina zaad 24 zilte schijnspurrie Sphagnum blad veenmos Stellaria media zaad 8 9 vogelmuur Suaeda maritima vrucht 81 3 klein schorrenkruid Taraacum officinale vrucht 7 paardebloem Trifolium vrucht 3 klaver Trifolium dubium vrucht met bloemdek kleine klaver Trifolium pratense vrucht met bloemdek 118 bochtige klaver Triglochin maritima vrucht schorrenzoutgras Urtica urens zaad 3 6 kleine brandnetel Vicia cf. cracca c zaad 1 vogelwikke Zostera noltii zaad 4 klein zeegras onkruid in vlasakkers voor. 43 In Achlum is huttentut aangetroffen in een monster uit de Romeinse tijd (fase 2), maar gezien de lage aantallen en de combinatie met vlas gaat het ook hier mogelijk om de onkruidvorm. 44 Aangezien de aantallen aangetroffen resten van vlas ook laag zijn, is de determinatie in dit geval niet zeker. In gevallen waarin grotere aantallen van huttentut in een terpmonster worden aangetroffen, is de kans groter dat dit gewas lokaal verbouwd is. 45 Geen van de in de mest aangetroffen gewassen is verbouwd als diervoeder. Wel is het mogelijk dat verwerkingsafval aan het vee werd gevoerd. Nieuwhof en Woldring verklaren op deze wijze het voorkomen van geperste vlaszaden in een mestpakket uit Englum. 46 Het frequent voorkomen van onverkoolde resten van cultuurgewassen in mestmonsters uit terpen toont aan dat dit normaal gebruik was, maar de lage aantallen wijzen uit dat de resten geen wezenlijk aandeel vormden van het veevoer. 47 Saliniteit en vegetatiestructuur Om beter zicht te krijgen op de verschillen tussen de twee monsters is de ecologische range van de planten in beeld gebracht conform de classificatie in ecotopen door Runhaar et al. 48 In dit systeem worden waarden toegekend 43 Voor het oudste gebruik, zie Körber-Grohne 1987, ; Van Zeist 1970, ; voor de middeleeuwen, zie Brinkkemper & Van Haaster 2010, Zie ook Behre 1976, Zie bijv. Körber-Grohne 1967 (Feddersen Wierde), 37-38; Out & Kaaijk 2010 (Goutum). 46 Nieuwhof & Woldring 2008, Zie bijv. Van Zeist 1974, 230 & 242 (Ezinge); Out & Kaaijk 2010 (Goutum). 48 Runhaar et al. 2004; voor de waarden per soort, zie: synbiosys.alterra.nl/ecotopen/ (geraadpleegd november 2010).

24 196 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Tabel De zouttolerantie van de taa uit de mestmonsters. zout brak zoet zout brak zoet 453 Armeria maritima beide Suaeda maritima 453 Limonium vulgare beide Triglochin maritima 453 Puccinellia maritima beide Aster tripolium 453 Spergularia salina beide Glau maritima 453 Care otrubae beide Juncus gerardii 453 Cerastium fontanum beide Bolboschoenus maritimus 453 Holcus lanatus beide Festuca rubra 453 Odontites vernus beide Oenanthe lachenalii 453 Bromus hordeaceus beide Cirsium arvense 453 Corylus avellana beide Leontodon autumnalis 453 Erica tetrali beide Plantago major 453 Hyoscyamus niger beide Potentilla anserina 453 Lepidium coronopus beide Ranunculus sardous 453 Medicago lupulina beide Rume crispus 453 Menyanthes trifoliata beide Sonchus arvensis 453 Polygonum aviculare beide Bolboschoenus maritimus 453 Rhynchospora beide Chenopodium album 453 Rume obtusifolius beide Chenopodium ficifolium 453 Sagina procumbens beide Persicaria lapathifolia 453 Solanum nigrum beide Raphanus raphanistrum beide Sonchus asper 454 Zostera noltii beide Stellaria media 454 Beta vulgaris beide Trifolium dubium 454 Atriple littoralis beide Urtica urens 454 Potamogeton pectinatus 454 Potamogeton perfoliatus 454 Alnus glutinosa 454 Anagallis arvensis 454 Daucus carota 454 Euphorbia helioscopia 454 Galeopsis 454 Glyceria fluitans 454 Potamogeton natans 454 Potentilla recta 454 Ranunculus acris/repens 454 Rume maritimus 454 Sonchus oleraceus 454 Taraacum officinale 454 Trifolium pratense 454 Vicia cracca voor verschillende indelingskenmerken, zoals vegetatiestructuur, saliniteit, vochttoestand en voedselrijkdom. Hoewel in dit onderzoek naar alle kenmerken gekeken is, wordt alleen dieper ingegaan op de saliniteit en de vegetatiestructuur. Voor de analyse zijn de gecultiveerde planten weggelaten. Tevens zijn de meeste resten die niet tot op soortniveau gedetermineerd konden worden uit de analyse gelaten. Uitzonderingen zijn enkele soorten, zoals Rhynchospora, die binnen een geslacht een beperkte ecologisch bereik hebben. Voor de saliniteit (tabel 14.5) bestaat de lijst die overblijft uit 63 soorten, waarvan er 20 uniek zijn voor monster 453, 19 uniek zijn voor monster 454, en 24 soorten in beide monsters voorkomen. Voor de vegetatiestructuur gaat het in totaal om 58 soorten, waarvan er 18 uniek zijn voor monster 453, 16 uniek zijn voor monster 454, en 24 soorten in beide monsters voorkomen (tabel 14.6). Deze verschillen worden veroorzaakt doordat niet voor alle soorten gegevens met betrekking tot de vegetatiestructuur beschikbaar zijn. Brinkkemper en Van Haaster hebben voor hun recente overzicht van het verband tussen het voorkomen van bepaalde graansoorten en de saliniteit van de vindplaats gebruik gemaakt van de ratio tussen zouttolerante (halofyten) en zoutmijdende (glycofyten) soorten, uitgaande van de kensoorten van Behre. 49 Deze kensoorten vormen een selectie van wilde planten, die waarschijnlijk geen onderdeel van de ruderale vegetatie vormden. De verhouding tussen het aantal zoete en zoute kensoorten wordt uitgedrukt in een getal van 0 tot 1, waarbij 0 volledig zoet en 1 volledig zout is. Hiermee komt zoveel mogelijk de natuurlijke situatie in 49 Behre 1991, ; Brinkkemper & Van Haaster 2010, 4-8.

25 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 197 Tabel De vegetatiestructuur van de taa uit de mestmonsters. grasland bos en struweel pioniervegetatie ruigtevegetatie verlandingsvegetatie water grasland bos en struweel pioniervegetatie ruigtevegetatie verlandingsvegetatie water 453 Armeria maritima beide Juncus gerardii 453 Care otrubae beide Leontodon autumnalis 453 Cerastium fontanum beide Oenanthe lachenalii 453 Limonium vulgare beide Trifolium dubium 453 Medicago lupulina beide Triglochin maritima 453 Puccinellia maritima beide Festuca rubra 453 Erica tetrali beide Glau maritima 453 Bromus hordeaceus beide Potentilla anserina 453 Odontites vernus beide Ranunculus sardous 453 Spergularia salina beide Rume crispus 453 Rume obtusifolius beide Aster tripolium 453 Corylus avellana beide Chenopodium album 453 Hyoscyamus niger beide Chenopodium ficifolium 453 Coronopus squamatus beide Persicaria lapathifolia 453 Polygonum aviculare beide Plantago major 453 Sagina procumbens beide Raphanus raphanistrum 453 Solanum nigrum beide Sonchus asper 453 Menyanthes trifoliata beide Stellaria media beide Suaeda maritima 454 Daucus carota beide Urtica urens 454 Potentilla recta beide Bolboschoenus maritimus 454 Taraacum officinale beide Cirsium arvense 454 Trifolium pratense beide Sonchus arvensis 454 Ranunculus acris/repens beide Bolboschoenus maritimus 454 Vicia cracca 454 Alnus glutinosa 454 Anagallis arvensis 454 Atriple littoralis 454 Euphorbia helioscopia 454 Rume maritimus 454 Sonchus oleraceus 454 Potamogeton natans 454 Potamogeton pectinatus 454 Potamogeton perfoliatus 454 Zostera noltii beeld. Hoewel dit systeem voor de vergelijkbaarheid van meerdere vindplaatsen over een langere periode bruikbaar blijkt te zijn, is deze voor onderzoek naar de vegetatie direct rond de terp minder geschikt en daarvoor ook niet ontworpen. Door het uitsluiten van ruderale vegetatie komt immers juist de situatie in de directe omgeving van de terp slecht in beeld. De monsters van Achlum hebben een saliniteitsratio van 0,75 (nr. 454) en 1 (nr. 453). Omdat monster 454 beduidend ouder is dan monster 453, zou hieruit de conclusie getrokken kunnen worden dat ter plaatse sprake is van verzilting van de omgeving. Wanneer niet alleen de kensoorten van Behre, maar álle in de monsters aanwezige soorten in de analyse van de saliniteit worden meegenomen, komt een ander beeld naar voren (tabel 14.4). Beide monsters wijzen op een overwegend zoete vegetatie, waarbij opvalt dat juist de overlappende soorten zich meer onder de brakke en zilte soorten bevinden. De ziltere vegetatie, kenmerkend voor de lage en middenkwelder, is in vergelijking met de hogere kwelderdelen soortenarm. Relatief weinig plantensoorten zijn bestand tegen de frequente overstroming die op deze delen van de kwelders plaats heeft. In zones waar saliniteit een kleinere rol speelt kan de vegetatie veel diverser zijn, bijvoorbeeld door verschillen in vochtigheid, landgebruik en voedselrijkdom. Hier komen naast de typische kwelderplanten ook landplanten voor die enige brakke invloed kunnen overleven. In de huidige vegetatie van de Friese buitendijkse vastelandkwelders zijn slechts 51 van de 144 aangetroffen plantensoorten echt gebonden aan de kust Jager & Rintjema 2011, 172.

26 198 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp Fig Engels gras (Armeria maritima) op een door schapen beweide kwelderwal in het Groningse Noordpolderzijl (zomer 2011, foto M. Schepers, RUG/GIA). Het gehele landschap rondom de terpen wordt vaak omschreven als een boomloze vlakte van zilte graslanden. Door Gerrets is voor Westergo recent nog een landschap beschreven waar enkel op de terpen sprake was van enige begroeiing door bomen en struiken, en de vegetatie rondom de terpen gekenmerkt werd door zoutminnende grassen en kruiden. 51 Een zelfde beeld voor het landschap rond Anjum wordt geschetst door Vos en De Lange. 52 Met zoutminnende planten worden hier de zogenaamde halophyten bedoeld. Hoewel er enige discussie bestaat over hoe deze precies gedefinieerd moeten worden, is duidelijk dat de halophyten slechts een beperkt deel van de totale kweldervegetatie beslaan. Voor het beschrijven van de gehele vegetatie in het kweldergebied kan men deze term dan ook beter niet gebruiken. 53 Knol karakteriseert de gehele vegetatie op de oude kwelder als een zilte-rus vegetatie. 54 Deze verwijst naar de zogeheten associatie van zilte rus (Juncetum gerardi). 55 Met zilte graslanden wordt echter niet volledig recht gedaan aan het palet aan vegetatietypen dat ook nu nog op de kwelder te vinden is. Het landschap rond de terpencluster van Wijnaldum werd door Pals anders benoemd, namelijk als salt marsh vegetations. 56 Deze laatste vorm verdient ten opzichte van de voorgaande de voorkeur, omdat dit de geaccepteerde parapluterm is voor het gehele spectrum aan vegetatietypen dat in de hedendaagse buitendijkse gronden voorkomt. 57 Voor het vaststellen van de vegetatie van de uitgestrekte kweldervlaktes uit de perioden die hier onderzocht zijn, kunnen deze niet zondermeer worden vergeleken met de smalle kwelderstroken die nu aan de waddenkust aanwezig zijn. Uit historische bronnen is bekend dat rampzalige dijkdoorbraken in het kweldergebied in de late middeleeuwen leidden tot mislukte oogsten en verzilting van de weidegronden. 58 Over de uitgestrekte kwelders van vóór de aanleg van de dijken kon bij een hoge vloed het zeewater echter breed uitvloeien en werd deze minder hoog opgestuwd. Ook zal de eroderende werking van een zich langzaam verspreidende 51 Gerrets 2010, Vos & De Lange 2010, Adam 1990, Knol 1993, Knol 1993, 28; Schaminée et al. 1998, Pals 1999, Zie bijv. Adam 1990; Beeftink Jansen & Janse 1991.

27 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 199 Fig Tredplanten: grove varkenskers (Coronopus squamatus, midden), grote weegbree (Plantago major, linksboven) en varkensgras (Polygonum aviculare, geheel links) bij het bezoekerscentrum van It Fryske Gea bij Hallum (Friesland, juli 2012, foto M. Schepers, RUG/GIA). vloed minder hevig geweest zijn dan bij een dijkdoorbraak. 59 Bovendien kon het water na zo n vloed snel weer afvloeien, waardoor de verziltende werking ervan beperkt was. 60 Er zullen grote delen van de hoge kwelder geweest zijn die maar zelden door de vloed bereikt werden, zeker in tijden met minder stormvloeden. 61 Daarnaast is te verwachten dat de incidentele vloeden die wel de gronden rond de terpen overstroomden vooral s winters voorkwamen. 62 Vooral de frequentie van overstroming is van doorslaggevende invloed op de saliniteit van de bodem. 63 Op de op grote afstand van de zee liggende hogere kwelderdelen, die maar zeer zelden overstroomd worden, heeft neerslag een grotere invloed en zal de bodem dus aanmerkelijk zoeter zijn. 64 De invloed van neerslag wordt nog eens verhoogd door het gebruik van het landschap. Het onderzoek in Achlum heeft, net als vele eerdere terponderzoeken, aangetoond dat het 59 Wolters 2006, De Langen 2010, Nieuwhof & Woldring 2008, 161; Knol 1993, 28; Van Zeist et al. 1976, Behre 2008, De Leeuw et al. 1991, Behre 1976, 32. land rondom de terp intensief in gebruik was. Dat menselijke activiteiten, zoals afplaggen en ploegen, uitspoeling van de bodem kunnen versnellen, past in het beeld dat uit de mestmonsters naar voren komt, namelijk van een goeddeels zoete vegetatie. 65 Op de kwelderwallen zal dit effect nog groter geweest zijn, omdat deze grover (zandiger) van structuur zijn dan de omliggende gronden. Dat de hoogste delen van de kwelder, en dan vooral de kwelderwallen, een vrij zoete bodem hebben, werd al in 1935 genoemd door De Vries. 66 Door die zoetere bodem zullen de hoogste delen van de kwelder begroeid zijn met een subassociatie van de eerder genoemde associatie van zilte rus. Deze subassociatie is gebaseerd op het voorkomen van vertakte leeuwentand (Leontodon autumnalis; Juncetum gerardii leontodontetosum). Dat in botanische monsters uit terpen zoveel geheel volgroeide zaden worden gevonden, is een aanwijzing dat de mest die in de terpen wordt aangetroffen het resultaat is van hooi dat aan het einde van de zomer gehooid is. Hooilanden op de hoogste delen van de kwelder lopen het minste risico overstroomd te raken. Bovendien 65 Zie Vos et al. 2008, De Vries 1935, 103.

28 200 Graven aan de voet van de Achlumer dorpsterp kan het hooi in de directe nabijheid van de terp het gemakkelijkst verzameld worden. In hoofdstuk 15 wordt een alternatief model gepresenteerd, waarbij de hooilanden niet in de directe omgeving van de terp worden gepositioneerd. Naar mijn overtuiging hoeven de beide modellen elkaar niet uit te sluiten, maar kunnen en moeten ze in de toekomst in één model worden samengevoegd. Op de iets lagere delen van de hoge kwelder was de gewone vorm van de associatie van zilte rus aanwezig (Juncus gerardii typicum). De associatie van zilte rus houdt alleen stand als er enige mate van beweiding optreedt (ca. 0,5 stuks rundvee per ha). 67 Zowel níet begrazen als intensief begrazen blijkt op den duur een nadelig effect te hebben op de biodiversiteit. 68 Dat betekent dat er ook in de hooilanden een doorgaande begrazingsactiviteit moet zijn geweest, zij het mogelijk in een soort roulatiesysteem. Het aantal verstoringsindicatoren in de mest, zowel wat betreft het aantal soorten als het aantal resten daarvan, is te hoog om te stellen dat alle mest van hooilanden met een zilte rus-vegetatie komt. Een ordening naar vegetatiestructuur (tabel 14.6) laat dit goed zien. Het is mogelijk dat een deel van het hooi afkomstig was van braakliggende akkers, zoals ook gesuggereerd door Out en Kaaijk voor Goutum. 69 Ook moet er rekening gehouden worden met het feit dat het intensieve gebruik van het landschap direct rond de terp mogelijk tot een graslandvegetatie heeft geleid die in het huidige buitendijks kwelderlandschap niet meer voorkomt. Een ander graslandtypen waar rekening mee moet worden gehouden, is de associatie van engels gras (Armeria maritima) en rood zwenkgras (Armerio-Festucetum litoralis). Dit is een graslandtype dat zich vooral vestigt op een zandiger en beter doorlucht bodemtype dan de associatie van zilte rus, maar heeft als overeenkomstig kenmerk dat er sprake moet zijn van enige mate van beweiding. Engels gras kan zich sterk uitbreiden onder invloed van beweiding en zich lang handhaven in een landschap met geen of zeer beperkte zoute invloed (fig ). 70 Omdat het vegetatietype geen uitgesproken eigen kenmerken heeft, wordt het in het buitenland vaak niet apart onderscheiden. De associatie kan na opslibbing en zandafzetting ontstaan uit de associatie van zilte rus. 71 Als dit graslandtype in de omgeving van Achlum voorkwam, was dat op zandige delen van de kwelderwallen maar niet al te dicht bij de terp zelf. De zone direct rond de terp In de directe omgeving van de terp was de menselijke invloed het duidelijkst zichtbaar. Zowel monster 453 als 454 hebben een aantal kenmerken van frequent betreden, zoet tot brakke graslandvegetatie binnen de weegbreeklasse (Plantaginetea majoris). Hieronder vallen onder andere antropogene tredplantengemeenschappen van het varkensgrasverbond (Polygonion avicularis). 72 Het voorkomen van vegetatie die kenmerkend is voor betreding is in de directe omgeving van de terpen te verwachten. Van de weegbree-klasse komen associaties voor aan de kust, maar deze zijn niet kustgebonden. In monster 453 is het betredingssignaal het sterkst, met de aanwezigheid van typische tredplanten als vetmuur (Sagina), grote weegbree (Plantago major), varkensgras (Polygonum aviculare) en de minder algemene grove varkenskers (Coronopus squamatus, fig ). De paardenbloem (Taraacum officinale), wilde peen (Daucus carota) en rode klaver (Trifolium pratense) in monster 454 zijn typisch voor zoetere graslanden en kunnen ook binnendijks veelvuldig in niet te intensief begraasde weilanden en in wegbermen voorkomen. Eerder onderzoek in het terpengebied heeft al aanleiding gegeven om aan te nemen dat er naast verstoringsvegetatie ook dergelijke graslanden op de hoge delen van de kwelder aanwezig waren. Cappers maakt voor het Oldehoofsterkerkhof melding van een signaal van niet-zilte graslanden, maar stelt dat deze waarschijnlijk op enige afstand van de terp zijn gelokaliseerd. 73 Omdat zich waarschijnlijk juist in de zones rond de terp een groot deel van de menselijke activiteiten heeft afgespeeld, is het zoete karakter van een deel van de vegetatie van groot belang voor ons beeld van de gebruiksmogelijkheden van het landschap. Bovendien moet in de directe omgeving van de terp de menselijke invloed op de vegetatie groot geweest zijn, als gevolg van het graven van sloten, het aanleggen van wegen en akkers en het steken van plaggen. In plaats van een natuurlijke vegetatie, kan hier dan beter gesproken worden van een culturele kweldervegetatie. Hierbij is van belang dat de graslanden zoals die nu nog op de kwelders aanwezig zijn een geschikte analogie vormen voor een groot deel van de hooi- en weidegronden in de terpentijd, maar dat er ook een aantal verschillen is geweest. Deze verschillen zitten niet alleen in de beschikbare vegetatietypen, maar ook in de arealen die ze beslagen hebben. De associatie van zilte rus komt op de huidige vastelandskwelders relatief weinig voor, omdat hiervoor de geschikte kommen en laagten ontbreken. 74 In de onbedijkte kwelder daarentegen zullen tussen de kwelderwallen wel uitgestrekte laagtes aanwezig zijn geweest die met zilte rus begroeid waren. In welke mate sprake was van kommen hangt af van de mate waarin zich in de betreffende periode alweer nieuwe kwelderwallen gevormd hadden. In elk gevalwas het landschap gedurende de periode van de bewoning te Achlum variabel. Samenvatting mestpakketten: vegetatiezones op de kwelder De mestmonsters van Achlum maken het mogelijk de gehele ecologie rondom Achlum in brede termen te karakteriseren. De typische kwelderplanten en gradiënten komen allemaal in beeld. De lage kwelder is bijvoorbeeld vertegenwoordigd door schorrenkruid (Suaeda maritima), de hoogste door 67 Schaminée et al. 1998, Schaminée 2009, Out & Kaaijk 2011, Weeda et al. 2003, Schaminée et al. 1998, ; Schaminée et al. 2010, Schaminée, Stortelder & Weeda 1996, Cappers 2008, Schaminée et al. 2010, 282.

29 Nieuw licht op de vegetatie rond een terp 201 Fig De voornaamste vegetatiezones rond de terp (tekening M. Schepers, RUG/GIA). 1. zee, met zeegras op hoge wadplaten, 2. pionierzone, 3. lage kwelder, 4. midden-hoge kwelder, 5. hoge kwelder, 6. hoge kwelder en kwelderwallen, 7. antropogene kwelder, 8. akkers, 9. terp. Engels gras (Armeria maritima). Waterplanten zijn vertegenwoordigd door het op de zeebodem groeiende zeegras (Zostera noltii) tot het in zoet-tot-brak water groeiende schedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus). Dit zoete tot brakke water was waarschijnlijk aanwezig in op de terp gelegen dobbes. Helemaal zoet worden deze in het kustgebied nooit, zelfs al overstromen ze niet. 75 Ook op de zelden overstromende hoogste delen van de kwelder blijft het water nog lang te brak om gedurende het hele jaar geschikt drinkwater voor het vee te garanderen. 76 In figuur zijn de voornaamste vegetatiezones rondom de terp geschematiseerd weergegeven. Alle zones in dit schema gaan geleidelijk in elkaar over. Microreliëf in de vorm van oeverwallen naast kreken en kwelderwallen lager op de kwelder, evenals erosiegaten op vrij hoge delen, leiden ertoe dat de vegetatie een divers, paletachtig aanzicht moet hebben gehad. De dominante invloed van de mens op het landschap in de directe omgeving van de terp is zichtbaar in de vorm van indicatoren voor tredplantengemeenschappen en verstoringsvegetatie. Dit deel van de kwelder (zones 8 en 7) kunnen we omschrijven als de antropogene kwelder. Hier lagen de akkers en in mindere mate de hooilanden. Bovenop de zandige kwelderwallen stond de meer verzoete vorm van de associatie van zilte rus en daaraan gerelateerde vegetatietypen, die als hooi- en graaslanden zijn gebruikt (zones 6 en 5). De inmenging van verstoringsvegetatie en planten van een nog verder verzoete bodem lijkt groter dan bijvoorbeeld het geval is in Peins, maar vergelijkbaar met bijvoorbeeld Goutum en de latere fasen in Leeuwarden. 77 Dat de vegetatie van de hoogste delen van de kwelders, en meer in het bijzonder de kwelderwallen, zeer divers kan zijn geweest, wordt bevestigd door de keuze van Vos & De Lange in de publicatie over Anjum om voor dit deel van de kwelder open te laten welke planten daar groeiden. 78 Grote delen van de aangrenzende kwelders waren begroeid met zilte graslanden van de gewone associatie van zilte rus en de kweldergrasassociatie (zones 4 en 5). Ook deze delen zijn in gebruik geweest voor het weiden van vee, waarbij schapen waarschijnlijk vaker op de lagere delen graasden dan koeien. 79 Vanaf hier gaat de kwelder geleidelijk over in de lagere zones van de kwelder, begroeid met typische kwelderplanten als schorrenkruid (Suaeda maritima), zilte schijnspurrie (Spergularia salina), en zeekraal (Salicornia europaea) (zones 3 en 2), uiteindelijk uitkomend in zee (zone 1) Conclusie Uit de opgraving van de terp Achlum zijn 41 monsters onderzocht voor de analyse van botanische macroresten. 39 van deze monsters zijn flotatiemonsters, die in eerste instantie genomen waren voor het archeozoölogisch onderzoek. De flotatiemonsters zijn afkomstig uit bijna alle bewoningsfasen, maar fase 6 (11e-12e eeuw) is sterk oververtegenwoordigd. De twee overige monsters zijn genomen uit mestpakketten van de fasen 2 en 6. De analyse van de flotatiemonsters wijst uit dat gerst over de gehele periode het belangrijkste voedselgewas op de terp is geweest. In fase 6 neemt de verscheidenheid aan voedselplanten toe (o.a. erwt, vlas en biet), maar hierbij moet rekening gehouden worden met een mogelijke vertekening door het grote aantal monsters uit deze fase. Op basis van de publicatie van Beijerinck uit 1929 kan de tuinboon, aangetroffen op een terp nabij Achlum, aan de lijst met economische planten worden toegevoegd. De precieze datering en contet van deze vondst is echter niet meer bekend. 75 Claassen 1983; Schepers et al. 2013, 768; Verhoeven et al De Vos 2011, Nieuwhof 2006 (Peins); Cappers 2008 (Leeuwarden); Out en Kaaijk 2011 (Goutum). 78 Vos & De Lange 2010, 62 (fig. 2.1) 79 Zie ook hoofdstuk 11.4.

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat BIAXiaal 340 Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat K. Hänninen Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken BIAXiaal 398 Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken K. Hänninen Maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 551 NOVEMBER 2011 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 551

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek naar de dorpsterp van Jelsum (Fr.) Een vergelijkend onderzoek van archeobotanische veldresiduen en labresiduen

Archeobotanisch onderzoek naar de dorpsterp van Jelsum (Fr.) Een vergelijkend onderzoek van archeobotanische veldresiduen en labresiduen Archeobotanisch onderzoek naar de dorpsterp van Jelsum (Fr.) Een vergelijkend onderzoek van archeobotanische veldresiduen en labresiduen Naam: Merit Hondelink Studentnummer: S1699903 Vak: Extra module

Nadere informatie

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II BIAXiaal 159 Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II K. Hänninen Mei 2003 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

De Leege Wier van Englum

De Leege Wier van Englum De Leege Wier van Englum Archeologisch onderzoek in het Reitdiepgebied Annet Nieuwhof (redactie) Met bijdragen van J. Nicolien Bottema-Mac Gillavry Steven Jongma Marcel J.L.T. Niekus Wietske Prummel Bert

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden BIAXiaal 85 Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden C. Vermeeren 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie Colofon

Nadere informatie

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap (on)kruiden kennen Datum: woensdag 8 februari 2017 Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap 2 Denk aan de toets Aan het einde van deze presentatie gaan we na of je de belangrijke termen die besproken worden

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 699 DECEMBER 2013 F. VERBRUGGEN Colofon Titel: BIAXiaal 699 Onderzoek aan botanische macroresten uit een

Nadere informatie

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort BIAXiaal Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort L. Kooistra K. Hänninen juni 1998 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

University of Groningen. Gebruiksplanten in het terpen- en wierdengebied Schepers, Mans. Published in: Van Wierhuizen tot Achlum

University of Groningen. Gebruiksplanten in het terpen- en wierdengebied Schepers, Mans. Published in: Van Wierhuizen tot Achlum University of Groningen Gebruiksplanten in het terpen- en wierdengebied Schepers, Mans Published in: Van Wierhuizen tot Achlum IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's

Nadere informatie

ï tng. E, Parée ARCHIEFtt1)5-~O~ Vegetatie inventarisatie kleidijk Hellegatpolder (7204F0401_A241 P2352)

ï tng. E, Parée ARCHIEFtt1)5-~O~ Vegetatie inventarisatie kleidijk Hellegatpolder (7204F0401_A241 P2352) Ministerie van Verkeer en Waterstaat Projectbureau Zeeweringen P,a. Waterschap Zeeuwse Eilanden t.a.v, Joris Perquin Postbus 1000 4330 ZW GOES Directoraat-Ge netaal Rijkswaterstaat ~ +;_;~~~;;;!~~~A,u

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 47 augustus 00 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 47 Archeobotanisch onderzoek aan de

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten)

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 607 augustus 2012 O. Brinkkemper Colofon Titel: BIAXiaal 607 Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse

Nadere informatie

terp/wierde Excursie Belangrijke begrippen 28-9-2015 Wonen op terpen en wierden - Annet Nieuwhof Cursus Seniorenacademie najaar 2015

terp/wierde Excursie Belangrijke begrippen 28-9-2015 Wonen op terpen en wierden - Annet Nieuwhof Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Wonen op terpen en wierden. De archeologie van het Noord-Nederlandse kustgebied 1. Inleiding en geschiedenis van het onderzoek Annet Excursie Hegebeintum Noarderleech

Nadere informatie

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae Gemaakt door: Datum: Thomas Rozendaal 9-10-'11 Pagina 3 Madelief Pagina 4 Kale jonker Pagina 5 Speerdistel Pagina 6 Boterbloem Pagina 7 Gewone Brunel Pagina 8 Witte smeerwortel Pagina 9 Guichelheil Pagina

Nadere informatie

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden opdrachtvel naam Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden Ben je eerder klaar met de vragen? Dan mag je beginnen met de woordzoeker op de laatste pagina. 1. Welk antwoord is goed?

Nadere informatie

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 556 DECEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 556 Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Nadere informatie

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Getallen in de tabel geven het aantal contexten weer waarin de soort is gevonden. Legenda: H = Huifakker; M = Moskes, S = Steenakker; (o) =

Nadere informatie

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek Vegetatieopnamen Kievitsbloem-associatie Polder Stein periode 1992-2012 2003 => Opnamenummer: 66108 Datum (jaar/maand/dag) : 2003/04/25 X-coordinaat : 113.098000 Y-coordinaat : 448.244000 Bloknummer :

Nadere informatie

Menameradiel, terpen en de Friese beschaving. Dr. Johan Nicolay Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie

Menameradiel, terpen en de Friese beschaving. Dr. Johan Nicolay Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie Menameradiel, terpen en de Friese beschaving Dr. Johan Nicolay Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie Vragen, voorgelegd door gemeenteraad - Wie is dhr. Nicolay. Is hij echt de

Nadere informatie

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN EENDENKOOI SCHIPLUIDEN 2015-16 C.J. Nonhof F. Severijn KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 580 maart 2012 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 580 Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 535 oktober 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 535 Archeobotanisch

Nadere informatie

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Speuren naar bloeiende planten langs het Henri Dunantpad, 30 december 2015 foto: Pieter Hielema Theo van Schie Eindejaars Plantenjacht 2015 FLORON

Nadere informatie

Een Mooker spiekertje

Een Mooker spiekertje BIAXiaal 323 Een Mooker spiekertje Archeobotanisch macrorestenonderzoek aan een paalkuil van de ijzertijdvindplaats Molenhoek Middelweg (gem. Mook-Middelaar) W. van der Meer Augustus 2007 BIAX C o n s

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl BIAXiaal 99 Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl K. Hänninen H. van Haaster Oktober 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 684 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 684 Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven

Nadere informatie

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen (Zie voor meer informatie over de verschillende graan rassen www.oranjelijst.nl) Tarwe (Triticum aestivum) 2 Eenkoorn (Triticum monococcum) 3

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie

. bepaald. + 15% klein % willekeurig. I.<5% vrij groot % willekeurig % willekeurig

. bepaald. + 15% klein % willekeurig. I.<5% vrij groot % willekeurig % willekeurig DE SAMENSTELLING VAN DE VEGETATIE OP DE DOOR SCHAPEN BEWEIDE GEDEELTEN OP "DE RUG", "ACHTER DE ZWARTEN" EN OP DE "ZUIDELIJKE LOB" IN DE LAUWERSZEE IN 1978 door P. Slager 1979-138 Abw. juni L. R I J K D

Nadere informatie

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen Bermbeheer Beveren Bermbesluit Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen Datum : 27/06/1984 Pagina B.S. :13392

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar Veertiende jaargang, no. 7 14 augustus 2016 Hondsbossche Zeewering en Duinen Voor de tweede maal dit seizoen bracht de Plantenwerkgroep een bezoek aan de

Nadere informatie

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting BIAXiaal 390 Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting L. van Beurden Januari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd)

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 622 DECEMBER 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 624 Archeobotanisch

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 1: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen De se bevolkingskernen vertonen niet alleen een ongelijkmatig ruimtelijk spreidingspatroon, maar ook regionale verschillen

Nadere informatie

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley P.Q.1 87.385-415.604 2013: Topje van bosje 087386-415586 4-7 1-7 /11-9 Hopklaver Humulus lupulus A Kleine klaver Trifolium dubium R Madeliefje

Nadere informatie

Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle

Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 568 1 FEBRUARI 2012 W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 568 Heen-en-weer, exploitatie

Nadere informatie

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo BIAXiaal 287 Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo K. Hänninen D.G. van Smeerdijk November 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

1 9 NOV 2002. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Projectbureau Zeeweringen T.a.v. Dhr. P. Hengst Postbus 114 4460 AC Goes. Ing. E.

1 9 NOV 2002. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Projectbureau Zeeweringen T.a.v. Dhr. P. Hengst Postbus 114 4460 AC Goes. Ing. E. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Projectbureau Zeeweringen T.a.v. Dhr. P. Hengst Postbus 114 4460 AC Goes Contactpersoon ng. E. Parée Datum 1 9 NOV 2002 Ons kenmerk

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 265 Archeobotanisch onderzoek aan een middeleeuwse vlasverwerkingsnederzetting bij Alblasserdam H. van Haaster April 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley 2014

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley 2014 Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley 2014 P.Q.1 87.385-415.604 2013: Topje van bosje 087386-415586 4-7 1-7 /11-9 26/7 Hopklaver Humulus lupulus A F Kleine klaver Trifolium dubium

Nadere informatie

Graan, hout, vee en vis

Graan, hout, vee en vis BIAXiaal 325 Graan, hout, vee en vis Botanisch, zoölogisch en fysisch antropologisch onderzoek aan sporen uit de IJzertijd, Romeinse periode en de Middeleeuwen van de vindplaats Ockenburgh (gemeente Den

Nadere informatie

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1 Plan van Aanpak Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) Projectnr. A16-085-I, september 2016, versie: 1 Auteur: dr. P.T.A. de Rijk Verkennend booronderzoek Veldwerk Inleiding: Onderzoeksvragen:

Nadere informatie

Kwelderherstel langs de Terschellinger Waddendijk

Kwelderherstel langs de Terschellinger Waddendijk Kwelderherstel langs de Terschellinger Waddendijk Jantsje M. van Loon-Steensma; Earth System Sciences Climate Change Group 15 februari 2012 Symposium Een ruimere jas voor natuurontwikkeling in het Waddengebied

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland twitter: KNNVafdDelfland facebook: KNNV-afdeling-Delfland

Nadere informatie

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart BIAXiaal Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart L.I. Kooistra november 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT)

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 648 MAART 2013 W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 648 Archeobotanisch onderzoek

Nadere informatie

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 BIAXiaal De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 Zaden, pollen, hout en houtskool van de Romeinse tijd tot 1900 K. Hänninen M. van der Linden C. Vermeeren Oktober 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek van Rotterdam-Blijdorp. De nederzetting Rotta uit de 12 e eeuw. O. Brinkkemper. maart ArBoRa 29

Archeobotanisch onderzoek van Rotterdam-Blijdorp. De nederzetting Rotta uit de 12 e eeuw. O. Brinkkemper. maart ArBoRa 29 Archeobotanisch onderzoek van Rotterdam-Blijdorp. De nederzetting Rotta uit de 12 e eeuw O. Brinkkemper maart 2008 ArBoRa 29 2 1 1 Inleiding In maand@? 2006? is door medewerkers van het BOOR (Bureau Oudheidkundig

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA)

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 553 NOVEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Onkruid in kassen Westland

Onkruid in kassen Westland Onkruid in kassen Westland C.J. Nonhof KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 601 SEPTEMBER 2012 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 601 Pollen

Nadere informatie

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 BIAXiaal 232 Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 K. Hänninen L. de Vries Mei 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Vijftiende jaargang, no. 9 27 augustus 2017 Park van Luna De plantengroei in het park van Luna is zich leuk aan het ontwikkelen. Toen we hier een

Nadere informatie

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium Opdracht Biologie Informatie planten voor herb Opdracht door J. 1666 woorden 14 april 2013 4,2 16 keer beoordeeld Vak Biologie Duizendknoopfamilie Veldzuring Rumex acetose L. Plukdatum 14-05-12 Rood Duizendknoopfamilie

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Zestiende jaargang, no. 6 22 juni 2018 Verder is de scheve hoornbloem een soort die niet dagelijks wordt gevonden. Andere zilte heerlijkheden die

Nadere informatie

In deze memo worden de resultaten van het eerste groeiseizoen beschreven.

In deze memo worden de resultaten van het eerste groeiseizoen beschreven. , Rijkswaterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vegetatie proefvakken Burgh en Westlandpolder het eerste jaar (009) memo PIa Waterschap Zeeuwse Eilanden Kanaalweg 1 Middelburg PIa Postadres: Postbus

Nadere informatie

Biodiversiteit en Landschap tentamen, oktober 2008 Nr:...

Biodiversiteit en Landschap tentamen, oktober 2008 Nr:... Vraag ECOLOGIE De Boschplaat op Terscheling is een zoutmoeras. In onderstaand figuur zijn de verschillende zones van de kwelder van elkaar gescheiden door een stippellijn. De nummers in de figuur corresponderen

Nadere informatie

De Leege Wier van Englum

De Leege Wier van Englum De Leege Wier van Englum Archeologisch onderzoek in het Reitdiepgebied Annet Nieuwhof (redactie) Met bijdragen van J. Nicolien Bottema-Mac Gillavry Steven Jongma Marcel J.L.T. Niekus Wietske Prummel Bert

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

University of Groningen. De steilkant van Anjum opnieuw bekeken Nicolay, J. A. W.

University of Groningen. De steilkant van Anjum opnieuw bekeken Nicolay, J. A. W. University of Groningen De steilkant van Anjum opnieuw bekeken Nicolay, J. A. W. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

terra sigllata waarvoor wordt materiaalstudie gebruikt? 27/10/2015 Cursus Seniorenacademie najaar 2015 draaischijfaardewerk: niet handgevormd!

terra sigllata waarvoor wordt materiaalstudie gebruikt? 27/10/2015 Cursus Seniorenacademie najaar 2015 draaischijfaardewerk: niet handgevormd! Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Wonen op terpen en wierden. De archeologie van het Noord-Nederlandse kustgebied 4. Materiaalstudie: aardewerk Annet Nieuwhof waarvoor wordt materiaalstudie gebruikt?

Nadere informatie

Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae

Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae Programma Inleiding Amatanthaceae, Amarantenfamilie Soorten van de Amarantenfamilie die in de Bossenwaard voorkomen pauze Zelf een aantal soorten determineren

Nadere informatie

Vegetatie Ketenissepolder: situatie bij aanvang van de monitoring

Vegetatie Ketenissepolder: situatie bij aanvang van de monitoring Vegetatie Ketenissepolder: situatie bij aanvang van de monitoring Verslag Frederic Piesschaert & Erika Van den Bergh Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud 2002.24 Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 258 Archeobotanisch onderzoek op twee vindplaatsen in het waterleidingtracé tussen Sweikhuizen en Geverik (Bandkeramiek en Late-Middeleeuwen) H. van Haaster februari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

Inventarisatie van de flora in de Inlaag Zeeland

Inventarisatie van de flora in de Inlaag Zeeland Inventarisatie van de flora in de Inlaag 2005 2010 Zeeland 1 2 Inventarisatie van de flora in de Inlaag 2005. 2010 Plantenwerkgroep KNNV afdeling Bevelanden Mart Karremans en Hans Fortuin Dit onderzoek

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Onkruiden 9 1.1 Eigenschappen van onkruiden 9 1.2 Systematische indeling van onkruiden 10 1.3 Vermeerdering van onkruiden 13 1.4 Overleven van onkruidzaden 14 1.5 Afsluiting

Nadere informatie

De Limfa zat er niet voor niets

De Limfa zat er niet voor niets Veel waterputten gevonden bij archeologisch onderzoek De Limfa zat er niet voor niets HARRY BENSCHOP Tijdens het veldwerk voor het archeologisch onderzoek op het voormalige Limfa-terrein aan de Chaamseweg

Nadere informatie

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen Henk van der Velde en Niels Bouma Inleiding In de zomermaanden van 2017 heeft er in Oosterdalfsen een publieksopgraving plaatsgevonden. Een archeoloog,

Nadere informatie

Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort) Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE 11-05-2015 - A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort) voor de hoofdstukken 5, 6 en 10, afbeeldingen en bijlage 1. Locatie Projectnaam Plaats binnen

Nadere informatie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst

Nadere informatie

1998 en 1999: vondst dijkjes uit begin jaartelling Dongjum en Peins

1998 en 1999: vondst dijkjes uit begin jaartelling Dongjum en Peins Cursus Seniorenacademie najaar 2015 Wonen op terpen en wierden. De archeologie van het Noord-Nederlandse kustgebied 2. Bestaansmogelijkheden en economie Annet Nieuwhof 1998 en 1999: vondst dijkjes uit

Nadere informatie

De onderkant van de Huzarenwei

De onderkant van de Huzarenwei BIAXiaal 214 De onderkant van de Huzarenwei Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op de Huzarenwei te Goirle (IJzertijd-Romeinse tijd) H. van Haaster Januari 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek Watou Oude Provenstraat Archeologisch onderzoek 1. Inleiding Begin november 2014 werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd langs de Oude Provenstraat in Watou ter voorbereiding van de toekomstige

Nadere informatie

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016 Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016 Laatst gewijzigd 2 september 2016 Om aan de vergroeningseis 5% ecologisch aandachtsgebied te voldoen kunt u in 2016 kiezen voor 1 of meer van de volgende

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) BIAXiaal 408 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) H. van Haaster Juni 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte BIAXiaal 243 Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte H. van Haaster P. van Rijn December 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Zestiende jaargang, no.10 16 augustus 2018 Hoefplan Op 24 juli bezocht de Plantenwerkgroep het Hoefplan. De wijk is op de schop gegaan om de riolering

Nadere informatie

Vloeren onder de loupe

Vloeren onder de loupe BIAXiaal 7 Vloeren onder de loupe Een botanisch onderzoek naar de vloerlagen uit huis 2 van vindplaats 11.17 (Duifpolder, Midden-Delfland) O. Brinkkemper december 1994 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar Veertiende jaargang, no. 9 15 september 2016 Geestmerambacht De laatste excursie van dit seizoen bracht ons naar het Geestmerambacht. We bezochten de noordelijke

Nadere informatie

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld 2015 Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld Voorlopig evaluatierapport, Archol BV Opgraving Hengelo Winkelskamp

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.

Nadere informatie

Bijlage 3. Vrijstellingen

Bijlage 3. Vrijstellingen Bijlage 3. Vrijstellingen Terreinen van hoge archeologische waarde: provinciaal monument (AWG categorie 1) De West-Friese Omringdijk is een provinciaal monument. Vergunning verloopt via de provincie Noord-

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710

Nadere informatie

Johan Van Meerbeek Gustaaf Grouwels Annemie Verheyden Jeroen Vanden Borre

Johan Van Meerbeek Gustaaf Grouwels Annemie Verheyden Jeroen Vanden Borre Datum excursie: 8/07/2013 Hokcode: E6 4321 Plaats: Velm Gids: Bert Berten Deelnemers: Jean Vangrinsven Georges Peters Richard Pawlowski Jos Eykens Bieke Geukens Theo Nulens Johan Van Meerbeek Gustaaf Grouwels

Nadere informatie

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden. Document: Archeologische Quickscan (versie 2) Plangebied: Westeinde 310a, Berkhout, gemeente Koggenland Adviesnummer: 15034 Opsteller: J.T. Verduin & C.M. Soonius (senior-archeoloog) Datum: 10-07-2015

Nadere informatie

Bijlage 2 Landschapsleeskaart en memo

Bijlage 2 Landschapsleeskaart en memo Bijlage 2 Landschapsleeskaart en memo Landschapsleeskaart Verticale samenhang = de uitdrukking van de ondergrond (bodem, water, reliëf) in het landgebruik, de biotopen, de vegetatie etc. Hoe wordt het

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

De presentatie rond de trap

De presentatie rond de trap Kijktocht OER! Plus 6000 jaar geleden woonden er al mensen in dit gebied. Het is de prehistorie; de tijd van de jagers en boeren. De mensen noemen we Swifterbantmensen. Deze kijktocht helpt je ontdekken

Nadere informatie