gemeente Eindhoven Raadsbijlage Voorstel tot het niet ontvankelijk verklaren van een en ongegrond verklaren van een tweede bezwaarschrift

Transcriptie

1 +Mp + %Q+ gemeente Eindhoven Dienst Stedelijke Ontmikkeling en Beheer Raadsbijlage nummer 48 Inboeknummer 01P Beslisdatum B&W 28 februari 2001 Dossiernummer Raadsbijlage Voorstel tot het niet ontvankelijk verklaren van een en ongegrond verklaren van een tweede bezwaarschrift tegen het nemen van een voorbereidingsbesluit Herman Gorterlaan e.o. 1 Inleiding Bij besluit van 4 september 2000 heeft uw raad een voorbereidingsbesluit genomen voor de Herman Gorterlaan e.o. teneinde een juridische basis te creeren om medewerking te kunnen verlenen aan de uitbreidingsplannen voor het verzorgingsãćâćňâăi en verpleeghuis van Kortonjo-De Weerde. 2 Probleemstelling Tot 1 april 2000 bestond het nemen van een voorbereidingsbesluit geen rechtsbescherming aangezien het nemen van een voorbereidingsbesluit op de zogenaamde negatieve lijst van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) was vermeld. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening is het nemen van een voorbereidingsbesluit geschrapt van de negatieve lijst en valt sedertdien onder de AWB voor wat betreft bezwaar- en beroepsmogelijkheden. 3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes De materiele rechtsbescherming is uiterst beperkt, aangezien het raadsbesluit tot het nemen van een voorbereidingsbesluit niet meer impliceert dan de verklaring dat een bestemmingsplan wordt voorbereid en door middel van een bezwaarschrift niet kan worden afgedwongen dat wij stoppen met het denken en juridisch voorbereiden en vormgeven van het planologische en stedenbouwkundige beleid. Wanneer bezwaar bestaat tegen bouwplannen, waarvoor het voorbereidingsbesluit de juridische basis vormt, biedt de bezwaren procedure tegen de te verlenen bouwvergunning meer mogelijkheden van rechtsbescherming. 4 Wijze van aanpak / oplossingsrichting Op basis van de bepalingen van de AWB zijn beide bezwaarmakers in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord doch na telefonisch overleg hebben bezwaarmakers ingestemd dat het horen i.c. achterwege kan blijven.

2 Raadabij lage nummer 48 5 Financiele gevolgen en risico s Niet van toepassing. 6 Overige gevolgen van de aanpak De beslissing tot het nemen van het voorbereidingsbesluit is op de gebruikelijke wijze gepubliceerd waarbij de rechtsbeschermingsmogelijkheden en de daarvoor geldende termijn was aangegeven. Deze termijn liep van 6 september 200 t/m 17 oktober Er zijn twee bezwaarschriften ingekomen van: 1 mr P.W.M. Dom, Leenderweg 228, 5644 AC Eindhoven, namens een 13-tal omwonenden van het gebied waarvoor het voorbereidingsbesluit was genomen; 2 Buurtvereniging Genneperzijde, Poelhekkelaan 19, 5644 TH Eindhoven. Het bezwaarschrift van mr Dom is op 10 oktober 2000 ontvangen en is ontvankelijk. Het bezwaarschrift van de Buurtverenig ing Genneperzijde is gedateerd op 16 oktober 2000 en is op 26 oktober 2000 ontvangen. Het bezwaarschrift van de buurtverenging is gedateerd op 16 oktober 2000 doch de ontvangststempel is gedateerd op 26 oktober Desgevraagd is namens de buurtvereniging het volgende medegedeeld. Het bezwaarschrift is op de avond van de 16 in de brievenbus van het Stadskantoor gedeponeerd. De gang van zaken is dan als volgt. Op de enveloppe stond dat de brief was gericht aan de raad van de gemeente Eindhoven, per adres directeur van de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. Deze brieven worden door de postkamer van het Stadskantoor nog dezelfde dag, i.c. dus 17 oktober 2000, per interne post doorgestuurd naar de betreffende vakdienst. In het uiterste geval zal de brief dus op 18 oktober 2000 zijn ingeboekt bij de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. Nu het bezwaarschrift niet per post is bezorgd, doch in de gemeentelijke brievenbus is gedaan en ook niet om een ontvangstbevestiging is verzocht, ligt volgens constante jurisprudentie de bewijslast van de tijdige bezorging bij bezwaarmaker. Nu bezwaarmaker niet heeft kunnen aantonen dat het bezwaarschrift tijdig is bezorgd dient het bezwaarschrift van Buurtvereniging Genneperzijde niet ontvankelijk te worden verklaard. Mr Dom maakt bij brief van 9 oktober 2000 bezwaar tegen het raadsbesluit tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied Herman Gorterlaan e.o. De bezwaren luiden samengevat als volgt: Het voorbereidingsbesluit als basis voor artikel 19 WRO-procedure Uitgangspunt bij het nemen van het voorliggende voorbereidingsbesluit dient te zijn ÃćâĆňâĂİ nu dit wordt gebruikt in het kader van artikel 19 WRO ÃćâĆňâĂİ dat dit besluit is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan waarvoor dit besluit c.q. artikel 19 WRO wordt geentameerd. Deze ruimtelijke onderbouwing dient ÃćâĆňâĂİ bij afwezigheid van een structuurplan ÃćâĆňâĂİ in te gaan op de relatie met het geldende

3 Raadsbij lage nummer 48 bestemmingsplan, dan wel gemotiveerd aan te geven waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. Bij ons voorstel tot het nemen van het voorbereidingsbesluit hebben wij voldaan aan hetgeen mr Dom hierboven heeft gesteld. De afwijking van het vigerende bestemmingsplan. De afwijking van het vigerende bestemmingsplan is fors te noemen. In het vigerende bestemmingsplan is binnen de bestemming OBG/WON ten aanzien van de woonfunctie vastgelegd, dat geen uitbreiding hiervan kan plaatsvinden indien ÃćâĆňâĂİ zoals thans ÃćâĆňâĂİ de Meyboomf lat niet wordt geamoveerd. Zelfs al zou deze Meyboomf lat verdwijnen, zou blijkens de toenmalige planologische inzichten (zie ook raadsvoorstel tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan Gennep 1988 d.d. 12 september 1988, dat voor u ter inzage ligt) slechts sprake mogen zijn van maximaal 110 woningen. Nu is echter de situatie aan de orde dat de Meyboomf lat blijft staan en dat 132 appartementen worden toegevoegd aan de lokale woningvoorraad, hetgeen een niet onaanzienlijke afwijking van de vigerende planologische uitgangspunten betekent. Het realiseren van als bedrijfsmatig te kwalificeren keuken vormt eveneens een duidelijke afwijking van het aldaar vigerende OBG-karakter nu vaststaat dat de keuken niet enkel wordt gebruikt als zijnde dienstbaar aan de ter plaatse voorgestane ontwikkeling, doch ook dienst zal doen ter bevrediging van de behoeften van derden. Een dergelijke bedrijfsmatige inrichting is op generlei wijze te rijmen met het vigerende planologische kader. In ons voorstel tot het nemen van het voorbereidingsbesluit zijn wij ingegaan op de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan waarbij wij het volgende willen opmerken. De vaststelling van een bestemmingsplan moet bezien worden in het beeld van die tijd en dienen de toen heersende gedachten en overwegingen hierbij in ogenschouw te worden genomen. Op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan Gennep 1988 aan het einde van de jaren 80 was er enkel sprake van de mogelijke afbraak van de Meyboomf lat. Voor het overige waren er geen (bouw)ontwikkelingen voorzien zodat, gelet op de gevoeligheid voor het gebied Gennep, gekozen is voor het gedetailleerd bestemmen van de toen bestaande bebouwing. De tijd staat echter niet stil en op allerhande gebied doen zich ontwikkelingen voor en verandering van inzichten. Ook op het gebied van ruimtelijke ordening, ouderenzorg, volkshuisvesting en planologie hebben zich deze processen voorgedaan.

4 Raadsbijlage nummer 48 Zo noopt de toenemende schaarste om te komen tot een intensivering van bebouwing en gebruiksmogelijkheden en tot een verhoging van de efficientie van met name ook de zorginstellingen. En als deze beleidswijziging leidt tot een behoefte aan meer bebouwing zal dit niet op een ongeclausuleerde wijze plaatsvinden doch op een wijze die uit stedenbouwkundig en planologisch oogpunt aanvaardbaar is. De ruimtelijke aspecten van deze processen dienen zich te voltrekken via de daarvoor geldende bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De ruimtelijke onderbouwing. Op grond van het bovenstaande dient derhalve in het voorbereidingsbesluit ter onderbouwing van de kennelijke bouwwens en het hiermee samenhangende gebruik van artikel 19 WRO een zeer solide onderbouwing te worden opgenomen, om al deze substantiele afwijkingen van het vigerende bestemmingsplankader te kunnen rechtvaardigen c.q. te motiveren. De ruimtelijke onderbouwing als gegeven onder het kopje "afwegingen" is echter minimaal te noemen en de conclusie die hierop volgt dat het bestemmingsplan naar de huidige inzichten te beperkend is, is echter geenszins onderbouwd. Onder het kopje "ruimtelijke onderbouwing" wordt na een enkele beschrijving van het betreffende (bestemmings)plangebied direct overgegaan tot een feitelijke beschrijving van de individuele bouwwensen van de aanvrager van de thans de facto aan de orde zijnde bouwvergunning. Omtrent ruimtelijk planologische uitgangspunten die hebben geleid tot een gewijzigd inzicht in de concrete bouwpotentie van de locatie wordt geheel niets vermeld, Het is evident onjuist dat het gebruik van reeds verhard terrein een rechtvaardiging zou kunnen zijn, zoals door de gemeente herhaaldelijk is betoogd, om dit terrein ook te bebouwen op de wijze als thans aan de orde. De ruimtelijke gevolgen van bebouwing zijn uiteraard evident anders dan het bestaan van louter verhard terrein. Het is hierbij tevens duidelijk dat op terrein Kortonjo de gegeven bebouwingspercentages worden overschreden en dit voor een functie (bedrijfskeuken) die aldaar feitelijk niet inpasbaar is. Mr Dom roept met dit gedeelte van het bezwaarschrift het beeld op dat de bouwer een bouwplan heeft ingediend en waar de gemeente kritiekloos aan heeft meegewerkt. Dit is echter een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken en doet geen recht aan de zorgvuldige wijze waarop de bouwplanontwikkeling zijn beslag heeft gekregen, Toen de noodzaak van modernisering, in combinatie met het toevoegen van bebouwing ons bekend werd hebben wij stedenbouwkundige en planologische randvoorwaarden opgesteld die zijn meegegeven als kader waar binnen de ontwikkelingen zich zouden moeten voltrekken.

5 Raadabijlage nummer 48 Te uwer informatie is een memo voor u ter inzage gelegd waarop de eerste randvoorwaarden zijn aangegeven. Aan de hand van deze randvoorwaarden is het bouwplan ontwikkeld en heeft de inspraakprocedure doorlopen en is inmiddels bouwvergunning afgegeven. Inzake de bedrijfskeuken hebben wij gesteld het verantwoord te vinden dat de keuken een beperkte overcapaciteit heeft, doch hoofdzakelijk is bestemd ten behoeve van de bestaande en nieuw te realiseren bebouwing. Het is een voorziening die functioneel verbonden is aan de bestaande en de te realiseren functies, zodat wij niet de mening delen dat de keukenfunctie in deze omvang niet ter plaatse zou thuishoren. Het bijzondere belang bij een goede ruimtelijke onderbouwing en bescherming Tongelreep. Naast het algemeen belang bij een goede ruimtelijke onderbouwing van het gebruik van artikel 19 WRO als in dit artikel verplicht voorgeschreven kent de locatie nog een bijzonder belang bij een dergelijke onderbouwing. In het voorbereidingsbesluit is opgenomen dat de locatie onderdeel vormt van het groengebied Gennep en dat de locatie grenst aan een natuurontwikkelingzone van de Tongelreep, die bescherming behoeft. Van het uitgangspunt om binnen een zone van 20 tot 75 meter van de Tongelreep bebouwing toe te staan in maximaal drie bouwlagen wordt direct afgeweken onder de motivering dat ondanks de grotere hoogte van de geprojecteerde bebouwing sprake is van het behoud van openheid en de ruimtelijke beleving op maaiveld van de Herman Gorterlaan, die openbare weg zal blijven. Het behoud van openbaarheid heeft echter niets van doen met bebouwingshoogte en de ruimtelijke beleving op maaiveld heeft vervolgens niets van doen met de wenselijke bebouwingshoogte op een afstand van 20 tot 70 meter van de Tongelreep, nu de Herman Gorterlaan minimaal op 100 meter afstand is gelegen van deze waterloop. Voor onze reactie op dit gedeelte van het bezwaarschrift verwijzen wij u naar hetgeen wij hebben gesteld omtrent de memo inzake de uitgangspunten voor de bouwplanontwikkeling. Reden gebruik artikel 19 WRO. Urgentie vormt onvoldoende basis voor het gebruik van de vrijstellingsbevoegdheid en kan een inbreuk in het bestaande planologische regime niet rechtvaardigen zonder dat daadwerkelijk sprake is van enige onderbouwing, die verder gaat dan de individuele bouwwens van de aanvrager.

6 Raadsbijlage nummer 48 %? g+ Bij de herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is het urgentiecriterium vervallen aangezien de wetgever de artikel 19 WRO procedure heeft verzelfstandigd en heeft de toepassing van artikel 19 geen relatie meer met een toekomstig bestemmingsplan. Zodoende behoeft ook niet meer te worden onderbouwd dat niet gewacht kan worden met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor het betreffende gebied. De toekomstige ontwikkeling van de locatie. Het is aannemelijk dat de thans voorliggende bouwplannen niet de laatste zijn zodat het noodzakelijk is thans op basis van een totaalbeeld te beslissen omtrent de huidige bouwplannen als onderdeel van dit totaalbeeld. Wanneer dit niet wordt gedaan betekent dit in feite dat binnen afzienbare tijd wederom op basis van een onvoldoende zware onderbouwing zal moeten worden beslist over een verdere intensivering van het grondgebruik, hetgeen alsdan niet zou kunnen worden geweigerd omdat de eerste fase reeds is vergund en realisering van de afronding hiervan toch zeker in het algemeen belang mag worden geacht te zijn. Het nemen van een voorbereidingsbesluit, noodzakelijk aangezien het bestemmingsplan Gennep 1988 ouder is dan 10 jaar, biedt de juridische basis om de artikel 19, lid 1-procedure op te starten. Wanneer er zich in de toekomst nog ontwikkelingen zullen voordoen zal op dat moment de planologische en stedenbouwkundige aanvaardbaarheid wederom plaatsvinden. Het is apert onjuist, zoals mr Dom stelt, dat wij niet meer de ruimte zouden hebben om medewerking aan toekomstige ontwikkelingen te kunnen weigeren. Wanneer er, zoals gezegd, zich in de toekomst verder initiatieven voordoen zullen wij ons op dat moment over de eventuele aanvaardbaarheid uitspreken, doch de beantwoording van deze vraag is op dit moment niet opportuun. 7 Resultaten van overleg / inspraak Op het nemen van een voorbereidingsbesluit is de gemeentelijke inspraakverordening niet van toepassing. 8 Communicatie Het besluit zal aan bezwaarmakers worden toegezonden waarbij de beroepsmogelijkheid zal worden aangegeven. 9 Advisering raadscommissie(s) De commissie voor stadsontwikkeling en beheer hebben wij gehoord. Haar advies en de overige op deze aangelegenheid betrekking hebbende stukken liggen voor u ter

7 Raadsbijlage nummer 48 &r++ inzage. De meerderheid in de commissie stemt in met het voorstel. Een minderheid stemt niet in met het voorstel. 10 Voorstel mr Dom in zijn bezwaarschrift ontvankelijk te verklaren en de Buurtvereniging Genneperzijde in haar bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren. Het bezwaarschrift van mr Dom ongegrond te verklaren. Bezwaarmakers van uw besluit in kennis stellen. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven, R. Welschen, burgemeester. S. Broersma, loco-secretaris.

8 Raadsbijlage nummer 4S %P Besluit De raad van de gemeente Eindhoven; overwegende dat de raad in zijn vergadering van 4 september 2000 een voorbereidingsbesluit heeft genomen voor de Herman Gorterlaan e.o.; dat tegen dit voorbereidingsbesluit, onder dagtekening van 9 oktober 2000 door mr P.W.M. Dom, Leenderweg 228, 5644 AC Eindhoven namens een 13-tal bewoners van de omgeving Herman Gorterlaan en door Buurtvereniging Genneperzijde, Poelhekkelaan 19, 5644 TH Eindhoven bezwaarschriften zijn ingediend; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 februari 2001, nr. 48; gelet op het advies van de commissie voor stadsontwikkeling en beheer; mede gelet op de bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht; besluit: met overneming van de door burgemeester en wethouders in hun voorstel van nr., vermelde motieven: I het bezwaarschrift van mr Dom ontvankelijk te verklaren en het bezwaarschrift van de Buurtvereniging Genneperzijde niet ontvankelijk te verklaren; ll het bezwaarschrift van mr Dom ongegrond te verklaren. Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 maart R. Welschen, voorzitter. C. Tetteroo, secretaris. BF