De amateurkunsten in beeld gebracht: DE LEDENBEVRAGING VAN MUZIEKMOZAIEK

Transcriptie

1 Dries Vanherwegen (UGent) John Lievens (UGent) Guido Vangoidsenhoven (VUB) Jessy Siongers (VUB) Wendy Smits (VUB) Mark Elchardus (VUB) De amateurkunsten in beeld gebracht: DE LEDENBEVRAGING VAN MUZIEKMOZAIEK 1

2 Inhoud Inleidend Hoe actief zijn de leden in hun discipline? Profielen Eigenschappen van beoefening Hoe komt men in contact met jazz/folk/wereldmuziek? Op eigen houtje? Via welke personen komt men in contact met jazz/folk/wereldmuziek? Activiteitsgraad van de introducerende personen Organisaties of andere kanalen waardoor men in contact kwam met amateurkunst Opleidingen Frequenties Evaluatie van de opleidingen De presentatie van jazz/folk/wereldmuziek Wanneer beoefent men? Dagen waarop men beoefent Momenten waarop men beoefent Internetgebruik Internetgebruik: algemeen Functionaliteiten: waarvoor gebruikt men het internet? Professionaliteit Economische aspecten Uitgaven aan amateurkunst Inkomsten De verwachtingen ten aanzien van Muziekmozaïek Specifieke vragen Initiatieven van Muziekmozaïek: gekendheid en tevredenheid Tijdschriften van Muziekmozaïek Frequentie lezers, abonnees en evaluatie Wenselijke thema s in de tijdschriften van Muziekmozaïek Volksinstrumentenmuseum te Gooik Gekendheid en participatie Wenselijke aandachtspunten

3 4.4 Publicaties en documentatie uit de jazz- en folkwereld Officieel lidmaatschap van Muziekmozaïek Diensten van Muziekmozaïek Belangrijkheid van huidige diensten Aantal diensten Focus voor de toekomst

4 Inleidend Dit onderzoeksrapport bespreekt de resultaten van een websurvey naar de activiteiten van de leden van Muziekmozaïek. Het rapport maakt deel uit van een groter onderzoeksproject naar amateurkunstbeoefening in Vlaanderen uitgevoerd door de UGent en de VUB in opdracht van het Forum voor Amateurkunsten in de periode van augustus 2008 tot september Het onderzoeksproject is het eerste kwantitatieve survey-onderzoek in Vlaanderen dat zich volledig op amateurkunstbeoefening richt. Drie doelstellingen onderbouwen het onderzoek. Ten eerste is het de bedoeling om de lacune aan systematisch verzamelde data omtrent amateurkunstbeoefening op te vullen. Ten tweede -en in het verlengde daarvan- is het daarbij de bedoeling om amateurkunstbeoefening op een zeer gedetailleerde manier te meten. Hierdoor willen we -ten derde- cruciale input kunnen leveren voor het beleid en de sector van de amateurkunsten door het aanleveren van betrouwbare participatiecijfers, profielen van deelnemers te schetsen, behoeften van beoefenaars in kaart te brengen, drempels tot participatie weer te geven, de percepties rond amateurkunsten in kaart te brengen en een zeer uitgebreide vergelijking te maken tussen beoefenaars en niet beoefenaars. In overleg met het Forum voor Amateurkunsten werd geopteerd voor een combinatie van een bevolkingsonderzoek en een ledenonderzoek. Het bevolkingsonderzoek betreft een schriftelijke bevraging van een aselecte steekproef uit het Rijksregister bij een representatief staal van de Vlaamse bevolking. Daarnaast werden een aantal onderzoeksvragen beantwoord door middel van secundaire analyses op basis van de survey Cultuurparticipatie in Vlaanderen (Lievens, Waege en De Meulemeester, 2006). Deze survey betreft face-to-face enquêtes bij 2848 Vlamingen tussen 14 en 85 jaar oud op basis van een representatieve aselecte steekproef uit het Rijksregister. De survey Cultuurparticipatie in Vlaanderen bevat tevens informatie over de aanwezige gezinsleden. Aan iedere respondent die mondeling ondervraagd werd, werd namelijk gevraagd of alle andere aanwezige gezinsleden een korte schriftelijke vragenlijst invulden. De resultaten van het bevolkingsonderzoek en de secundaire analyses worden apart gerapporteerd in een algemeen eindrapport. Om meer gedetailleerde uitspraken te kunnen doen over actieve beoefenaars van de verschillende amateurkunsten werkten we na intensief overleg met elke Vlaamse landelijke amateurkunstorganisatie een webenquête uit. Deze online bevraging bij de leden of geregistreerde geïnteresseerden van de amateurkunstenorganisaties is tweeledig. Naast een generiek deel dat voor iedere organisatie gelijk loopt, kreeg iedere organisatie de ruimte een aantal zeer specifieke vragen te stellen aan hun leden. Iedere organisatie stelde het adressenbestand van zijn leden ter beschikking. Van iedere organisatie werd een aselecte toevalssteekproef van 10% getrokken. De geselecteerde leden 1 werden via mail gecontacteerd met de uitnodiging om deel te nemen aan de online bevraging (totaal: verzonden mails). Er werd een strikt opvolgingsdesign gehanteerd: in totaal werden 2 herinneringsmails gestuurd ter verhoging van de responsgraad. Tabel 1 geeft een overzicht van de gerealiseerde respons per organisatie. 1 Hoewel niet alle amateurkunstorganisaties met hetzelfde systeem van lidmaatschap werken, definiëren we een lid van een organisatie hier zeer pragmatisch als een persoon die zich in het aangeleverde adressenbestand van de organisatie bevindt. 4

5 De brutoresponsgraad betreft het aantal ingevulde enquêtes (volledig of deels ingevuld) gedeeld door het aantal verzonden enquêtes. De nettoresponsgraad is correcter en houdt rekening met het aantal ongeldige adressen. Het gaat hier dus met andere woorden over het aantal ingevulde enquêtes (volledig of deels ingevuld) gedeeld door het aantal verzonden s (exclusief de ongeldige adressen). In het totaal merken we dat 35,92% van de leden de online bevraging invulde. De leden van OPENDOEK, Centrum voor Beeldexpressie, Vlamo, Muziekmozaïek en Koor&Stem volgen dit algemeen patroon min of meer. Bij Creatief Schrijven en Danspunt ligt de responsgraad wat lager: respectievelijk 31,20% en 26,46% van hun leden vulde de webenquête in. Een opvallend hogere respons vinden we terug bij de leden van KUNSTWERK[t]: daar vulde 57,06% van de leden de webenquête in. Tabel 1 : Overzicht van responsgraad per organisatie Verzonden (N) Respons (N) Bruto- respons (%) Netto-respons (%) Poppunt Danspunt Creatief Schrijven OPENDOEK Centrum voor Beeldexpressie Vlamo Muziekmozaïek Koor&Stem KUNSTWERK[t] TOTAAL In de rest van dit rapport gaan we enkel in op de resultaten van de leden van Muziekmozaïek. Dit ledenrapport dient dan ook als complementair gezien te worden aan het algemeen rapport. Dit ledenrapport is in eerste instantie een synthese van de cijfers die zich in het algemeen rapport bevinden. In tweede instantie worden een aantal punten verder uitgediept en bevat het rapport uiteraard de resultaten van de organisatiespecifieke vragen (die niet in het algemeen rapport opgenomen worden). Voor uitgebreide vergelijkingen met andere sectoren en andere thema s verwijzen we naar het algemeen eindrapport. 5

6 1 Hoe actief zijn de leden in hun discipline? Hoe actief zijn de leden in hun discipline? Om dit na te gaan werd na overleg met het Forum voor Amateurkunsten en iedere landelijke amateurkunstorganisatie een uitgebreide vraag opgesteld waarin gepeild werd naar zeer verschillende vormen van amateurkunst. Omdat deze vraag in het generieke deel van het websurvey vervat zit, wordt in totaal gepeild naar 75 creatieve activiteiten (zie vraag 5 in vragenlijst als bijlage). Voor elke activiteit vroegen we de respondenten aan te geven of, en hoe vaak ze die activiteit beoefend hebben. Er werd gewerkt met een referentieperiode van 6 maanden voorafgaand aan de bevraging. De intensiteit van beoefening werd gemeten aan de hand van de volgende zespuntenschaal: 1. Een uitzonderlijke keer 2. Maandelijks 3. Meermaals per maand 4. Wekelijks 5. Meermaals per week 6. Dagelijks We operationaliseren het actief lid zijn van Muziekmozaïek als iemand die in de laatste 6 maanden voorafgaand aan de bevraging actief één van de volgende activiteiten beoefende: 1. Wereldmuziek of folk spelen (v5.67) 2. Jazzmuziek spelen (v5.68) 3. Folkzang (v5.37) Op basis van deze operationalisering concluderen we dat net iets meer dan de helft van de leden (53.6%) van Muziekmozaïek in de afgelopen 6 maanden actief was in de één van de drie bovenstaande sectorspecifieke activiteiten. Een groep van 41.6% van de leden is nooit actief geweest op vlak van jazz-, folk- of wereldmuziek. Een absolute minderheid van 4.8% was vroeger wel actief, maar was dat niet meer tijdens de laatste zes maanden voorafgaand aan de bevraging (zie Tabel 2). We gingen niet alleen na hoeveel actieve leden er zijn, door de zespuntenschaal zijn we in staat om een onderscheid te maken tussen occasionele en frequente beoefenaars. We definiëren een frequente beoefenaar als iemand die minstens wekelijks zijn activiteit beoefent. Daarnaast gaat men ook als frequente beoefenaar door als men minstens twee activiteiten minstens meermaals per maand uitoefent. Occasionele beoefenaars zijn dan degenen die één van de drie activiteiten een uitzonderlijke keer, maandelijks of maximum meermaals per maand beoefenen. We stellen duidelijk meer frequente dan occasionele beoefenaars vast. Meer dan 40% (41.2%) van de leden is actief in de sectorale activiteiten op een frequente basis. Een kleinere groep van 12.4% van de leden is slechts op occasionele basis actief (zie Tabel 2). 6

7 Tabel 2: Hoe actief zijn de leden in hun discipline (in %)? % leden van Muziekmozaïek Nooit beoefend 41,6 Enkel vroeger, nu niet meer 4,8 Momenteel beoefenaar 53,6 Totaal 100,0 (N=563) Niet beoefenaar 46,4 Occasionele beoefenaar 12,4 Frequente beoefenaar 41,2 Totaal 100,0 (N=563) Een andere manier om na te gaan hoe actief de leden van Muziekmozaïek zijn in hun discipline is om de tijd die ze eraan besteden in kaart te brengen. We gingen het gemiddeld aantal besteedde uren per week tijdens de afgelopen zes maanden voorafgaand aan de bevraging na voor de actieve leden van Muziekmozaïek. We constateren dat de actieve leden van Muziekmozaïek gemiddeld 9,13 uren per week besteden aan hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek (Figuur 1). Figuur 1: Tijdsbesteding: gemiddeld aantal uren per week de afgelopen 6 maanden. Figuur 1 brengt de tijdsbesteding in kaart door middel van een boxplot. Een boxplot is een visualisering van de heterogeniteit onder de respondenten van een groep. De onderkant van de box of doos wordt afgemeten op het 25ste percentiel, dit is de waarde waaronder 25% van de respondenten van de groep zich bevindt. De bovenkant van de doos wordt afgemeten op de waarde van het 75ste percentiel. Op die manier bevindt zich dus in iedere doos 50% van de respondenten van de groep en krijgen we een idee van de spreiding van de antwoorden. De dikke zwarte streep in het midden van de doos duidt de mediaan aan of de waarde waaronder 50% van de respondenten van de groep zich bevindt. De zogenaamde whiskers (de korte streepjes in de grafiek) werden ingesteld op telkens het 5de en het 95ste percentiel. Het gemiddelde wordt voorgesteld door de ruitvormige figuur binnen de boxplot. Uit de voorstelling van de spreiding merken we dat 25% van de leden minder dan 4 uur per week besteedt aan hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. De helft van de respondenten 7

8 besteedt er 7 uur of minder aan per week en ¾ van de actieve leden besteedt er 10 uur of minder aan. 8

9 2 Profielen Nu we een eerste beeld hebben van de activiteitsgraad van de leden van Muziekmozaïek, gaan we in dit deel na wat voor personen dit zijn. We doen dit door de verdeling na te gaan op een aantal profielvariabelen zowel voor de leden die we als actief 2 konden benoemen als voor de overige leden. Wat geslacht betreft constateren we dat er meer mannen dan vrouwen zijn onder de leden van Muziekmozaïek. Dit stellen we zowel bij de actieve als de niet-actieve leden vast. Wel valt op dat dit overwicht aan mannen statistisch significant groter is bij de niet-actieve leden (75% vs. 65,4% bij de actieve leden). Wat leeftijd betreft merken we dat de actieve leden voornamelijk afkomstig zijn uit de categorie jaar. Daarnaast merken we dat bijna 30% van de actieve leden tussen 18 en 34 jaar oud is. Opvallend is dat slechts 16,4% van de actieve leden ouder is dan 54 jaar. In vergelijking met de actieve leden constateren we bij de niet-actieve leden een duidelijk ouder profiel. Zo bevat de groep niet-actieve leden bijna 20 procentpunten minder jarigen en ongeveer 18 procentpunten meer jarigen. Beide verschillen blijken statistisch significant. Wat opleidingsniveau betreft, stellen we bij de actieve leden vast dat een duidelijke meerderheid van 58,9% in het hoger onderwijs afstudeerde. Ongeveer één op vijf van de actieve leden behaalde ten hoogste een diploma hoger secundair onderwijs, terwijl slechts een absolute minderheid van 4,3% niet verder studeerde dan het lager secundair onderwijs. Daarnaast constateren we dat zo n 16 % van de actieve leden momenteel nog studeert. De niet-actieve leden wijken nergens noemenswaardig af van de verdeling die we vaststellen bij de actieve leden. Enkel valt op dat het aandeel studenten statistisch significant lager ligt dan bij de actieve leden (2,6% vs 16,3%). Deze vaststelling loopt dan ook in lijn met de eerde vastgestelde verschillen in leeftijdsverdeling (waarbij actieve leden een jonger profiel hebben). De bevraagde studierichtingen die de respondenten gevolgd hebben of momenteel nog volgen, werden herschikt tot 3 categorieën. Een eerste categorie omvat de studierichtingen waarvan het object van de opleiding een sterk culturele dimensie omvat, zoals: talenonderwijs, lerarenopleiding en kunstonderwijs. Daarnaast werden de opleidingen waarvan het studieobject sterk gericht is op de omgang, verzorging en/of het contact met mensen en die aldus sterk dienstverlenend van aard zijn, samengenomen. Het betreft hier onder andere: de medische en paramedische sector, economisch, administratief en commercieel onderwijs, juridisch en bestuurlijk onderwijs, openbare orde en veiligheid. Tenslotte werden de meer technische en materieel georiënteerde opleidingen samengenomen zoals het agrarisch onderwijs, opleidingen gericht op transport en verkeer, kleding en textiel en de exacte wetenschappen. Meer dan de helft van de actieve leden van Muziekmozaïek studeerde of studeert in een culturele richting. Zo n 18% koos voor een studierichting die uitzicht kan geven op een beroep waarin dienstverlening centraal staat. Meer dan een vijfde van de actieve leden (27,9%) studeerde een eerder technisch-materiële richting. We stellen verder vast dat de niet-actieve leden zo n 12 procentpunten minder personen bevat die culturele richtingen studeerden of studeren, en net wat meer personen bevat die een studierichting volgen of volgden die uitzicht kan geven op een beroep waarin de dienstverlenende aspecten groot zijn. 2 Actieve beoefening van wereldmuziek/folk, jazzmuziek of folkzang. 9

10 Wat beroepsstatus betreft, constateren we dat de overgrote meerderheid van de actieve leden van Muziekmozaïek momenteel aan het werk 3 is (67,4%). Een minderheid van ca. 6% is momenteel inactief 4 en zo n 10% gepensioneerd. Vergelijken we dit profiel met de niet-actieve leden dan wordt weer duidelijk dat de niet-actieve leden een duidelijk ouder profiel hebben. Zo bevat de groep nietactieve leden duidelijk minder studenten enerzijds en meer werkenden en gepensioneerden anderzijds. We gingen ook de verdeling na wat de gezinssituatie van de respondenten betreft. Hiervoor maakten we het onderscheid tussen studenten, alleenwonenden zonder kinderen, samenwonenden zonder kinderen, samenwonenden waarvan het jongste kind jonger is dan 10 jaar, waarvan het jongste kind tussen 10 en 18 jaar is en waarvan het jongste kind ouder dan 18 jaar is. Wat de actieve leden betreft merken we dat net iets meer dan de helft (50,4%) samenwoont met een partner. Ongeveer een vierde van de actieve leden woont samen met partner en heeft kinderen die ouder zijn dan 18 jaar. Een kleine 18% van de actieve leden woont samen met de partner en heeft kinderen tussen de 10 en 18 jaar. Slechts een kleine 10% van hen woont samen met de partner en heeft jonge kinderen (jongste kind is jonger dan 10 jaar). Daarnaast merken we dat ongeveer één op vijf van de actieve leden alleen woont, geen kinderen heeft (en geen student meer is). Vergelijken we deze verdeling met de niet-actieve leden dan vallen een aantal grote verschillen op. Ten eerste stellen we het verschil weer vast wat het aandeel studenten betreft (statistisch significant minder studenten bij de niet-actieve leden). Daarnaast valt op dat de groep niet-actieve leden minder alleenstaande personen bevat (een statistisch significant verschil van 7,7 procentpunten). Tenslotte constateren we -conform het reeds aangegeven leeftijdsverschil- dat er onder de niet-actieve leden veel meer samenwonende beoefenaars zijn met oudere kinderen (een statistisch significante verschilscore van 18,1 procentpunten). Ook hier blijkt dus weer het duidelijk ouder profiel van de niet-actieve leden. Naast deze vaak gebruikte profielvariabelen gingen we na in welke mate de woonplaats van de leden van Muziekmozaïek verstedelijkt is. Voor de opdeling naar graad van verstedelijking werd daarbij Van Hecke (1997) gevolgd die de Vlaamse gemeenten in zes groepen indeelt op basis van hun score op acht verschillende functies (o.a. detailhandel, cultuur, onderwijs, ). De middencategorieën ( centrumgemeenten in de regionaalstedelijke gebieden, centrumgemeenten in de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden, centrumgemeenten in de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau en gemeenten die grenzen aan Brussel ) werden samengenomen. Op die manier werden drie groepen onderscheiden: 1) centrumgemeenten in grootstedelijke gebieden (Antwerpen, Brussel of Gent), 2) centrumgebieden en 3) niet centrumgebieden. Uit Tabel 3 blijkt dat de grootste groep van de actieve leden van Muziekmozaïek (43,0%) in een niet centrumgebied woont. Ongeveer een derde van de actieve leden woont in een ander centrumgebied, terwijl exact 23% van de actieve leden in een grootstedelijk gebied woont. Een vergelijking met de verstedelijking van de woonplaatsen van de niet-actieve leden brengt geen noemenswaardige verschillen aan het licht (kleine en niet statistisch significante verschilscores). We vroegen de respondenten ook naar het netto maandelijks inkomen van hun gezin. Met het netto-huishoudensinkomen beodoelen we het totaal van de inkomsten van het gezin (eigen loon en 3 ook GESCO, RVA-stage, PWA, interim, dienstencheques en meewerkend in gezins- of familiebedrijf 4 werklozen, voltijds huisman/huisvrouw, ziekte- of bevallingsverlof, werkonbekwaam/invalide of op zoek naar eerste werk 10

11 dat van de eventuele partner) en dit na aftrek van de belastingen 5. Uit de inkomensverdeling in Tabel 3 blijkt dat de ongeveer één op vier van de actieve leden van Muziekmozaïek een maandelijks gezinsinkomen heeft tussen 2500 en Verder blijkt dat zo n 17% van de actieve leden een inkomen heeft tussen de 1500 en Een duidelijke minderheid van 12% heeft een lager inkomen tussen de 600 en Conform het aandeel studenten onder de actieve leden van Muziekmozaïek constateren we dat 14,5% geen eigen inkomen heeft. Vergelijken we deze inkomensverdeling met die van de niet-actieve leden dan valt ook meteen het statistisch significant verschil op wat betreft het aandeel leden dat geen eigen inkomen heeft (0.5% vs. 14,5% bij de actieve leden). De overige inkomensklassen vertonen geen statistisch significante verschillen. Naast dit objectief inkomen werd ook gepeild naar het subjectieve inkomen. De respondenten werd gevraagd op een zevenpuntenschaal aan te geven in welke mate men comfortabel kan leven met het gezinsinkomen. De schaal liep van 1 (het is zeer moeilijk om rond te komen) tot 7 (het is zeer gemakkelijk om rond te komen). Categorieën 1 en 2 werden samengenomen, 3, 4 en 5 vormen de middencategorie, en 6 en 7 vormen de rechtse pool. Uit een inspectie van antwoordverdelingen van de actieve leden blijkt dat de grootste groep van de actieve leden (53,9%) niet gemakkelijk maar ook niet moeilijk kan rondkomen met z n gezinsinkomen. Voor ongeveer een derde van de actieve leden is het (zeer) gemakkelijk om rond te komen terwijl het voor zo n 11% moeilijk of zeer moeilijk is om rond te komen. Uit een vergelijking van deze antwoordverdelingen met die van de niet-actieve leden blijken geen statistisch significante verschillen (zie Tabel 3). 5 Inbegrepen: loon, maaltijdcheques, eventueel kindergeld, uitkeringen, pensioen of andere inkomsten uit kapitaal, creatieve hobby s, onroerende goederen, etc. 11

12 Tabel 3: Profielen van actieve en niet-actieve leden vergeleken (kolompercentages). Muziekmozaïek niet-actieve actieve leden leden % % verschilscore* Geslacht man 75,0% 65,4% 9,6* vrouw 25,0% 34,6% -9,6* Totaal (N) 100,0% (196) 100,0% (257) Leeftijd 7-17,0% 1,6% -1, ,1% 29,4% -19,4* ,9% 52,5% -0, ,2% 12,9% 18,3* 66+ 6,9% 3,5% 3,3 Totaal (N) 100,0% (189) 100,0% (255) Opleidingsniveau studenten 2,6% 16,3% -13,7* max lager secundair onderwijs 5,1% 4,3% hoger secundair 24,6% 20,5% onderwijs 4,1 hoger onderwijs 67,7% 58,9% 8,8 Totaal (N) 100,0% (195) 100,0% (258) Studierichting cultureel 41,7% 54,1% -12,4* dienstverlenend 27,8% 18,0% 9,8* technisch materieel 30,5% 27,9% 2,6 Totaal (N) 100,0% (187) 100,0% (244) Beroepsactiviteit studenten 2,5% 16,3% -13,8* werkenden 75,3% 67,4% 7,8 inactieven 6,1% 6,2% -0,1 0,9 Gezinssituatie gepensioneerden 16,2% 10,1% 6,1 Totaal (N) 100,0% (198) 100,0% (258) niet samenwonende 1,2% 16,5% studenten zonder kinderen niet 11,8% 19,5% samenwondenen geen studenten zonder kinderen samenwonend 17,2% 13,6% zonder kinderen samenwonend jongste kind is jonger dan 10 samenwonend, en jongste kind tussen 10 en 18 samenwonend, jongste kind is ouder dan 18 13,6% 9,3% 14,8% 17,8% 41,4% 23,3% -15,3* -7,7* 3,6 4,3-3,0 18,1* 12

13 Verstedelijking woonplaats Totaal (N) 100,0% (169) 100,0% (236) grootstedelijk 22,9% 23,0% centrum -0,1 ander centrum 33,3% 34,0% -0,7 niet-centrum 43,8% 43,0% 0,8 Totaal (N) 100,0% (192) 100,0% (256) Inkomen objectief geen eigen inkomen,5% 14,5% -13,9* [ 600; 999] 1,6% 4,0% -2,4 [ 1000; 1499] 11,2% 8,0% 3,2 [ 1500; 1999] 12,3% 17,3% -5,0 [ 2000; 2499] 17,6% 14,1% 3,6 2500; 3749] 29,4% 25,3% 4,1 [ 3750; 4999] 17,6% 11,2% 6,4 Rondkomen met inkomen > ,6% 5,6% 4,0 Totaal (N) 100,0% (187) 100,0% (249) (zeer) moeilijk om 9,3% 11,4% rond te komen Tussen beide (3,4,5) (zeer) gemakkelijk om rond te komen Totaal (N) 50,5% 53,9% 40,2% 34,7% 100,0% (194) 100,0% (245) -2,2-3,4 5,5 *Statistisch significante verschillen tussen actieve en niet-actieve leden (p<0.05) 13

14 3.1 Hoe Op Via Activiteitsgraad 3 Eigenschappen van beoefening komt men in contact met jazz/folk/wereldmuziek? Hieronder gaan we in op de vraag hoe de leden van Muziekmozaïek met hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek in contact kwamen. We maken daarbij het onderscheid tussen de invloed van een aantal personen enerzijds en een aantal organisaties of andere kanalen anderzijds. Omdat deze analyse zich ook in het algemene eindrapport bevindt, zullen we de resultaten hier slechts kort bespreken en een uitvoerige vergelijking met andere sectoren achterwege laten. eigen houtje? Door welke personen kwamen de beoefenaars van jazz/folk/wereldmuziek in contact met hun hobby? Om deze vraag te kunnen beantwoorden geven we eerst een beeld van de respondenten die aangeven dat ze op eigen houtje in contact kwamen met jazz/folk/wereldmuziek. We merken dat 12,1% van de actieve leden van Muziekmozaïek op eigen houtje in contact kwam met zijn activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Tabel 4 Percent actieve leden dat alleen in contact kwam met zijn sector (in%) % Totaal (N) Jazz- folk- en wereldmuziek 12,1 256 welke personen komt men in contact met jazz/folk/wereldmuziek? Tabel 5 geeft de procentuele verdeling van de personen waardoor de actieve leden van Muziekmozaïek in contact kwamen met hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Voor meer uitvoerige analyses en vergelijkingen tussen sectoren verwijzen we naar het algemeen eindrapport. We merken bij jazz/folk/wereldmuzikanten het belang op van vrienden of kennissen als introducerende personen (70,70%). Op de tweede plaats komen de ouders als personen waardoor men in contact kwam met jazz/folk/wereldmuziek (23,6%). De overige personen scoren relatief gelijklopend met percentages tussen ca. 13 en 14%. van de introducerende personen Nu deze eerste blik is geworpen, gaan we in wat volgt na in welke mate deze contactpersonen zelf ook actief jazz/folk/wereldmuziek beoefenen/beoefenden. Tabel 5 geeft ook een overzicht van de activiteitsgraad voor de verschillende personen die de beoefenaars in contact brachten met hun hobby. Vrienden of kennissen, de belangrijkste contactpersonen voor het aanvatten van jazz/folk/wereldmuziek, blijken zelf ook zeer actief. In 78% van de gevallen beoefenen of beoefenden de introducerende vrienden zelf ook activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Ca. 41.5% van 14

15 de ouders die een stimulerende rol speelden in het in contact brengen met jazz/folk/wereldmuziek, beoefent of beoefende de activiteit in kwestie zelf ook. Bij de actieve leden van Muziekmozaïek is of was ongeveer de helft van de overige gezinsleden (55,2%) ook actief. We stellen vast dat 77,4% van de introducerende leerkrachten zelf ook actief is of was op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Daarnaast blijkt dat 64,5% van de leden van de ruimere familie ook actief is of was op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Daarnaast blijken ook introducerende collega s opvallend actief: in 86,2% van de gevallen beoefenen of beoefenden deze collega s zelf ook activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Tabel 5Personen waardoor men in contact kwam met zijn/haar hobby, per sector vrienden of kennissen mijn ouders iemand uit mijn gezin een specifieke leerkracht uit mijn school iemand uit mijn ruimere familie Jazz/Folk/ Wereldmuziek Waarvan zelf ook actief 70,7% 78.0% 23,6% 41.5% 12,9% 55.2% 13,8% 77.4% 13,8% 64.5% collega's 12,9% 86.2% (N)

16 3.1.4 Organisaties 3.2 Opleidingen Frequenties of andere kanalen waardoor men in contact kwam met amateurkunst. We gingen ook na in welke mate men in contact kwam met jazz/folk/wereldmuziek via een aantal organisaties of andere kanalen. Grafiek 1 geeft een overzicht. Het belangrijkste introducerend medium voor jazz/folk/wereldmuzikanten betreft live optredens of concerten (82,8%). Op de tweede plaats komen tijdschriftartikels met exact 47% van de beoefenaars die aangeven daardoor in contact te zijn gekomen met jazz/folk/wereldmuziek. Vervolgens zien we dat ook de overige media (35,8%) en het DKO (34,4%) een belangrijke introducerende rol spelen. Grafiek 1: Introducerende organisaties of andere kanalen met betrekking tot jazz/folk/wereldmuziek (n=285) In welke mate leiden de actieve leden van Muziekmozaïek zich op in hun discipline? Trekken ze daarvoor naar het DKO of naar andere instanties? En op welke manier evalueren de beoefenaars deze opleidingen? Grafiek 2 biedt de resultaten. Zo n 40% van de actieve leden van Muziekmozaïek volgde de laatste 6 maanden voorafgaand aan de bevraging een opleiding aan het DKO, zo n 43% heeft dat vroeger gedaan, terwijl een minderheid van 16,37% nooit een DKO opleiding volgde. Wat het alternatieve opleidingsaanbod betreft, constateren we dat iets meer dan een derde van de actieve beoefenaars (35,23%) momenteel (de laatste 6 maanden voorafgaand aan de bevraging) een alternatieve opleiding volgt, ca. 38% van de actieve leden volgde vroeger al een alternatieve opleiding, terwijl ongeveer één op 4 van de beoefenaars er nooit een volgde. 16

17 3.2.2 Evaluatie Grafiek 2: Gevolgde opleidingen door de actieve leden van Muziekmozaïek (in %) (N=218) van de opleidingen We gingen na in welke mate de huidige of vroegere studenten die momenteel actief lid zijn van Muziekmozaïek tevreden zijn over hun opleiding aan het DKO/buiten het DKO 6. Grafiek 3 geeft de resultaten. Daaruit blijkt dat men van de meeste aspecten van de gevolgde opleiding (zowel DKO als buiten DKO) zeer tevreden is. Slechts bij twee criteria valt een lagere tevredenheid op: de hulp en de motivatie die de opleiding aanreikt om naar een professioneel kunstenaarschap over te stappen enerzijds en de opvolging buiten de lessen anderzijds. Wat de hulp en de motivatie om over te schakelen tot een professioneel kunstenaarschap betreft, stellen we vast dat 27,78% (heel) ontevreden is over dit aspect wat het DKO betreft. Een ander beeld verschijnt bij de alternatieve opleidingen. Daar is de groep die het in het midden houdt veel kleiner (8,81%) en zowel de groep die er (heel) tevreden over is als de groep die er (heel) ontevreden over is, blijkt dan weer groter (respectievelijk 46,54% en 44,65%). Een tweede punt waar men in het algemeen minder tevreden over is, betreft de opvolging buiten de lessen. Hoewel 44,39% van de (ex-) DKO studenten daar (heel) tevreden over is, stellen we een grote groep vast die het in het midden houdt (40%) en is de groep die er effectief (heel) ontevreden over is niet zo groot (15,61%). Ook hier verschijnt een ander beeld bij de alternatieve opleidingen. Daar is de polarisering groter. De groep die het in het midden houdt, is veel kleiner (10,34%) en zowel de groep die er (heel) tevreden over is als de groep die er (heel) ontevreden over is, blijkt dan weer groter (respectievelijk 60,92% en 28,74%). 6 Werd bevraagd als een kunstopleiding buiten het deeltijds kunstonderwijs (workshops, lessenreeksen, vormingen buiten de academie) 17

18 Grafiek 3: Bovenaan: DKO evaluatie door actieve leden van Muziekmozaïek. Onderaan: Evaluatie van niet DKO opleidingen door actieve leden van Muziekmozaïek. 18

19 3.3 De presentatie van jazz/folk/wereldmuziek Hoe actief zijn de leden van Muziekmozaïek in het laten zien of horen van hun werk aan anderen? We gingen na of en in welke mate de actieve leden hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek het afgelopen jaar aan de volgende personen lieten zien/horen: 1. Gezinsleden 2. Leden uit de ruimere familie 3. Vrienden of kennissen 4. Collega s 5. Andere beoefenaars (amateurs) 6. Andere beoefenaars (professionals) 7. Mensen die men nog niet kende (via optredens, tentoonstellingen, publicaties of online) Eerst en vooral blijkt dat 75,6% van de actieve leden al ooit iets wat ze gemaakt, ingestudeerd, gecreëerd of geproduceerd hebben op vlak van jazz/folk/wereldmuziek heeft laten horen of zien aan anderen (Tabel 6). Slechts een minderheid van de actieve leden van Muziekmozaïek heeft met andere woorden nog nooit iets laten zien of horen aan anderen wat hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek betreft. Tabel 6: Presentatie van amateurkunsten aan anderen door de actieve leden van Muziekmozaïek (in %). Ooit laten horen of zien Nooit laten horen of zien Totaal (N) 75,6 24,4 295 Daarnaast gingen we na aan welke personen men deze activiteiten heeft laten zien of horen het afgelopen jaar. Aan de hand van onderstaande schaal werd de intensiteit daarvan gemeten. Om de resultaten overzichtelijk te presenteren brachten we de intensiteit terug tot 4 categorieën: nooit, uitzonderlijk ( een uitzonderlijke keer of meermaals per jaar ), occasioneel ( maandelijks of meermaals per maand ) en frequent ( wekelijks, meermaals per week of dagelijks ). Grafiek 4 biedt de resultaten. 1. Nooit 2. Een uitzonderlijke keer 3. Meermaals per jaar Uitzonderlijk 4. Maandelijks 5. Meermaals per maand Occasioneel 6. Wekelijks 7. Meermaals per week Frequent 8. Dagelijks Uit Grafiek 4 maken we op dat de activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek het vaakst worden getoond aan gezinsleden, vrienden of kennissen en andere (amateur) beoefenaars. Opvallend is de 19

20 3.4 Wanneer Dagen grote groep beoefenaars die op frequente basis (dus minimum wekelijks) zijn activiteiten laat horen of zien aan andere gezinsleden (33,9%). Aan leden van de ruimere familie en aan een onbekend publiek worden de activiteiten iets minder vaak getoond, hoewel meer dan drie vierde van de beoefenaars dat minstens op uitzonderlijke basis doet. Aan professionele beoefenaars laat men in mindere mate zijn of haar werk horen (meer dan een vierde van de beoefenaars doet dat nooit). Toch is er geen sprake van een breuklijn tussen de amateurs en de professionals: een groep van 21,6% toont zijn activiteiten op minstens occasionele basis aan professionele beoefenaars. Grafiek 4: Presentatie van activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek (in %) (N=160) beoefent men? waarop men beoefent Op welke dagen beoefenen de actieve leden van Muziekmozaïek hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek? Tabel 7 geeft een overzicht. Daaruit blijkt dat de meeste actieve leden tijdens weekdagen hun hobby beoefenen (94,8%). Op zaterdagen zijn er iets minder beoefenaars (88,9%) en op zondagen daalt het aantal beoefenaars tot 86,2%. Tijdens de schoolvakanties ligt de activiteit nog wat lager: 78,5% van de actieve leden van Muziekmozaïek beoefent zijn activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek tijdens de schoolvakanties. Tabel 7: Dagen waarop de actieve leden van Muziekmozaïek beoefenen (in%) Weekdag (niet vakantie) Zaterdag (niet vakantie) Zondag (niet vakantie) Tijdens de schoolvakanties Jazz/folk/wereldmuziek 94,8 88,9 86,2 78,5 20

21 3.4.2 Momenten 3.5 Internetgebruik waarop men beoefent We merken dat de actieve leden van Muziekmozaïek wat vaker tijdens de week hun hobby beoefenen dan tijdens het weekend. Hieronder geven we een beeld van de tijdstippen waarop men doorgaans beoefent (zie Tabel 8). 38,69% van de leden die op weekdagen actief zijn op vlak van folk/jazz/wereldmuziek hebben daar geen vast tijdstip voor. De meeste beoefenaars doen het echter wel s avonds tussen 18 en 22 uur. Na 22 uur beoefent ongeveer een kleine 18% van de actieve leden. Zoals eerder vastgesteld, behoort 67,4% van de actieve leden dan ook tot de werkende bevolking die overdag waarschijnlijk met andere zaken bezig is. We merken dat slechts 9,49% van de actieve leden tijdens weekdagen in de voormiddag beoefent, slechts 7,66% beoefent tussen 12 en 14 uur en een kleine 13% beoefent tussen 14 en 18 uur. Tijdens het weekend valt op dat veel meer beoefenaars geen vast tijdstip van beoefening hebben. (Voor zaterdag gaat het om 49,42% en voor zondag om 53,63%). Opvallend is ook dat er al vaker in de namiddag (tussen 14 en 18 uur) wordt beoefend en wat minder vaak s avonds (tussen 18 en 22 uur) in vergelijking met weekdagen. De beoefenaars die tijdens de schoolvakanties actief zijn, kunnen in het gros van de gevallen (66,96%) geen vast tijdstip aanduiden waarop ze actief zijn. Ongeveer één vierde van de beoefenaars beoefent tijdens de schoolvakanties tussen 18 en 22 uur. Een kleine 19% doet dat in de namiddag tussen 14 en 18 uur. Tabel 8: Tijdstip van beoefening (in % van degenen die actief zijn op de aangegeven dagen). Geen vast 8u-12u 12u-14u 14u-18u 18u-22u Na22u tijdstip Weekdag 38,69 9,49 7,66 12,77 53,28 17,88 Zaterdag 49,42 14,79 11,67 28,02 30,35 17,51 Zondag 56,63 12,05 12,05 26,91 24,50 11,65 Schoolvakanties 66,96 10,57 9,25 18,94 23,79 12,33 Hieronder gaan we in op het internetgebruik in het kader van de beoefening van jazz/folk/wereldmuziek. We schetsen allereerst een beeld van het aandeel e-amateurs. Met e- amateurs bedoelen we beoefenaars die gebruik maken van het internet in het kader van de beoefening van hun amateurkunst. Vervolgens geven we een beeld van de functionaliteiten van dit internetgebruik: waarvoor gebruiken de actieve leden van Muziekmozaïek het internet in het kader van de activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek? 21

22 3.5.1 Internetgebruik: Functionaliteiten: algemeen Tabel 9 geeft het aandeel e-amateurs onder de actieve leden van Muziekmozaïek weer. Daaruit blijkt dat 93,1% van de actieve leden van Muziekmozaïek het internet gebruikt in het kader van zijn activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Tabel 9 Aandeel e-amateurs onder de actieve leden van Muziekmozaïek(in %) Categorie % (N) 1. Jazz- folk- en wereldmuziek 93,1 277 waarvoor gebruikt men het internet? Tabel 10 brengt voor de e-amateurs onder de actieve leden van Muziekmozaïek in kaart waarvoor men het internet gebruikt bij het uitoefenen van activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. De e- amateurs in de sector van de jazz/folk/wereldmuziek gebruiken het internet voornamelijk om het werk van anderen te beluisteren (78,7%), om sectorgerelateerde activiteiten op te zoeken (77,1%) en om informatie op te zoeken over technieken en instrumenten (71,7%). Zo n 35% van de e-amateurs in deze sector gebruikt het internet om spullen of materialen te zoeken of te koop aan te bieden op zoekertjessites. Als verkoopskanaal van eigen werk wordt het internet echter slechts door 5,4% van de e- amateurs in deze sector gebruikt. Tenslotte voert zo n 27% van de e-amateurs van deze sector promotie voor concerten en voorstellingen via . Tabel 10 Functionaliteiten van het internetgebruik in het kader van amateurkunstbeoefening, volgens discipline. Jazz/Folk/ Wereldmuziek activiteiten vinden op activiteitenkalender 77, 1% werk van anderen bekijken of beluisteren, erover lezen, etc. 78, 7% informatie over technieken en instrumenten, etc opzoeken 71, 7% promo via 27, 5% wat ikzelf en/of mijn groep doe(t) tonen op een eigen website 28, 7% spullen of materialen vinden en/of aanbieden op zoekertjessites 34, 9% andere beoefenaars leren kennen via online sociale netwerken 41, 5% wat ikzelf en/of mijn groep doe(t) tonen op open websites 28, 3% op online discussiefora en communities informatie vernemen en/of 16, 3% discussiëren verkoopskanaal voor eigen werk 5,4% (N)

23 3.6 Professionaliteit In welke mate zien de actieve leden van Muziekmozaïek zichzelf als amateur dan wel als professional (wat betreft hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek)? Aan de respondenten werd gevraagd op een zevenpuntenschaal aan te geven in welke mate ze zichzelf als amateur danwel als professional beschouwen. Grafiek 5 geeft de resultaten voor de actieve leden van Muziekmozaïek. We constateren dat ca. 45% van de actieve leden van Muziekmozaïek zichzelf als amateur beschouwt ( 1 of 2 op de schaal). Opnieuw ca. 45% plaatst zich in het midden van de schaal (bij 3, 4 of 5 ). Een groep van ca. 10% van de actieve leden beschouwt zich wat hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek betreft als professional ( 6 of 7 op de schaal). Grafiek 5: Subjectieve zelfevaluering van professionaliteit bij actieve leden van Muziekmozaïek (in%) (N=299). Tabel 11 geeft de gemiddelde score op de professionaliteitschaal voor de actieve leden van Muziekmozaïek. De actieve leden van Muziekmozaïek scoren gemiddeld gezien 2,98 op de schaal van zeven. Tabel 11: Subjectieve zelfevaluering van professionaliteit bij actieve leden van Muziekmozaïek (in%) (N=299). Std. Dev. (N) 1. Jazz/folk/wereld 2,98 1,

24 3.7 Economische Uitgaven aspecten Hoeveel geld besteden de leden van Muziekmozaïek aan (verschillende aspecten van) de beoefening van hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek? Zijn er ook inkomsten aan verbonden, en zo ja, op welk gebied? In dit hoofdstuk zoeken we een antwoord op deze vragen. In overleg met het Forum voor Amateurkunsten en de negen landelijke amateurkunstorganisaties werden over deze economische aspecten drie vragenbatterijen opgesteld en opgenomen in het online ledenonderzoek (vraag 18, 19 en 20: zie bijlage). We starten dit deel met een analyse van de uitgaven verbonden aan amateurkunstbeoefening. In een volgend luik richten we ons op de inkomsten. Voor een meer uitvoerige analyse van de economische aspecten verbonden aan amateurkunstbeoefening verwijzen we naar het algemeen eindrapport. Hier zullen we de analyses beperken tot de actieve leden van Muziekmozaïek. aan amateurkunst De uitgaven werden gemeten voor negen mogelijke uitgavenposten. Telkens werd de beoefenaars gevraagd aan te geven hoeveel ze er het voorbije jaar persoonlijk aan spendeerden: 1. Lidgeld 2. Instrumenten of materiaal (vb. kleding, onderhoud, software, enz.) 3. Infrastructuur (vb. repetitielokaal, ateliers, enz.) 4. Promotie van zichzelf (strooibriefjes, Internetsites, enz.) 5. Vervoer 6. Tentoonstelling- of voorstellingsruimtes, concertzalen of andere podia huren 7. Cursussen of vorming 8. Informatie en documenten (vb. scripts, partituren, boeken, cd-rom, dvd, enz.) 9. Andere Voor elk van deze uitgavenposten werd aan de respondenten gevraagd de kosten ervan aan te geven in zeven categorieën: 1. Niets 2. Minder dan Tussen 50 en Tussen 250 en Tussen en Tussen en Meer dan Hieronder geven we in eerste instantie een overzicht van de totale uitgaven per sector. Vervolgens vergelijken we de verschillende sectoren met elkaar voor de opgenomen uitgavenposten. 24

25 Totale uitgaven 7 Grafiek 6 geeft een overzicht van de totale uitgaven van de actieve leden van Muziekmozaïek op jaarbasis. Op vraag van de sector worden de totalen in 7 categorieën voorgesteld. In het algemeen blijkt dat de beoefening van activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek voor de overgrote meerderheid van de actieve leden van Muziekmozaïek niet kosteloos is. Slechts 4,2% van de actieve leden geeft niets of minder dan 50 uit aan de beoefening van hun hobby op jaarbasis. Slechts een kleine 14% besteedt tussen de 50 en 250 aan hun hobby per jaar. Meer dan 40% tussen 250 en 999 (42,08%). Tot slot stellen we een grote groep beoefenaars van 31,66% vast die tussen en 4999 uitgeeft aan zijn/haar activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek op jaarbasis. We constateren zelfs een kleinere groep van 7,72% die tussen 5000 en uitgeeft op jaarbasis. Een te verwaarlozen groep van 0,39% geeft meer dan per jaar uit aan de beoefening van hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Doorheen de volgende paragrafen zal duidelijk worden waaraan deze uitgaven zoal besteed worden. Grafiek 6 Totale uitgaven aan jazz/folk/wereldmuziek op jaarbasis door actieve leden van Muziekmozaïek (in %). 7 (1) Voor de berekening van de totalen gingen we na hoeveel keer de verschillende bedragen werden genoemd per respondent. Daarbij werden de volgende drempels gehanteerd. (Uitgaande van een normaalverdeling nemen we het midden van iedere categorie als richtbedrag ter bepaling van de drempels) a. Wie twee tot acht maal minder dan 50 aanduidde, komt terecht in de categorie b. Wie twee tot acht maal tussen 50 en 249 aanduidde, komt terecht in de categorie c. Wie twee tot acht maal tussen 250 en 999 aanduidde, komt terecht in de categorie d. Wie twee tot acht maal tussen 1000 en 4999 aanduidde, komt terecht in de categorie e. Wie twee tot acht maal tussen 5000 en aanduidde, komt terecht in de categorie van meer dan (2) De open antwoorden van de categorie andere werden zoveel mogelijk teruggebracht tot de voorgelegde antwoordcategorieën. Er bleven te weinig open antwoorden over, om zinvol te analyseren. 25

26 Uitgavenposten voor de actieve leden van Muziekmozaïek Uit Grafiek 7 blijkt ten eerste een aantal uitgavenposten waaraan relatief weinig wordt uitgegeven: het huren van ruimte (Tentoonstelling- of voorstellingsruimtes, concertzalen of andere podia huren), infrastructuur (vb. repetitielokaal, ateliers, enz.) en de promotie van zichzelf (via strooibriefjes, internetsites, enz.). Zo heeft ca. 85% van de actieve leden van Muziekmozaïek geen kosten aan het huren van ruimten om activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek te tonen aan anderen. Ook voor andere infrastructuur zoals repetitielokalen en voor zelfpromotie geldt dat een overgrote meerheid (respectievelijk 75,3% en 71,8%) van de actieve leden er geen kosten aan heeft. Naast deze uitgavenposten waaraan relatief minder wordt uitgegeven stellen we een aantal uitgavenposten vast waaraan duidelijk meer wordt uitgegeven. In de eerste plaats stellen we vast dat de actieve leden van Muziekmozaïek het meeste geld uitgeven aan instrumenten of materiaal. Vergeleken met de overige uitgavenposten vinden we hier een zeer grote groep leden terug (27%) die er meer dan per jaar aan uitgeeft. Daarnaast merken we dat ook vervoer een relatief grote uitgavenpost is. Hoewel iets meer dan een vierde van de actieve leden geen geld besteedt aan vervoer, geeft meer dan een derde (36,7%) van de beoefenaars er tussen 50 en 249 aan uit. We vinden zelfs een kleine groep terug van 5,4% die meer dan aan vervoer besteedt op jaarbasis. Naast instrumenten en vervoer wordt ook relatief veel uitgegeven aan informatie/documenten (zoals partituren). Slechts 27,8% van de actieve leden heeft daar geen kosten aan. Meer dan een derde (36.7%) van de actieve leden geeft hier tussen de 50 en 249 aan uit. Bijna 10% (9,7%) geeft er meer dan 250 aan uit op jaarbasis. Naast drie lagere uitgavenposten (het huren van ruimte, infrastructuur en zelfpromotie) en drie hogere uitgavenposten (instrumenten of materiaal, vervoer en informatie/documenten) constateren we twee uitgavenposten die een tussenpositie innemen: lidgeld enerzijds en opleidingen anderzijds. Telkens 44,4% van de actieve leden heeft daar namelijk geen kosten aan, een ook de hoge uitgaven van meer dan 250 blijven beperkt. In de volgende paragraaf gaan we na hoe deze kosten worden opgevangen. Grafiek 7 Uitgaven in het kader van jazz/folk/wereldmuziek door de actieve leden van Muziekmozaiek (N=259). 26

27 Hoe worden deze kosten opgevangen? In wat volgt gaan we na op welke manieren deze uitgaven worden opgevangen. Tabel 12 geeft een overzicht van de manieren waarop de beoefenaars hun uitgaven opvangen. We maken daarbij het onderscheid tussen degenen die deze uitgaven zelf opvangen, (deels) terugbetaald krijgen door ouders of een vereniging en degenen die eventueel op overheidssteun kunnen rekenen om de kosten (deels) te compenseren. We gingen ook na in welke mate er sprake is van compensatie van de kosten door de opbrengsten van amateurkunst. Tabel 12 Manieren waarop uitgaven worden opgevangen (in %, Multiple Respons). Eigen rekening (deels) betaald door ouders (deels) betaald door vereniging (deels) compensatie door de overheid (deels) compensatie door opbrengsten Jazz/folk/wereld 59,4 13,9 12,0 25,1 33,5 (251) (N) We constateren dat ca. 60% van de actieve leden van Muziekmozaïek de kosten verbonden aan de uitoefening van hun hobby voor eigen rekening neemt. Voor zo n 14% van de actieve leden helpen de ouders in het terugbetalen van de kosten. In 12% van de gevallen wordt er (deels) bijgesprongen door de vereniging waarvan men lid is. Bij iets meer dan één vierde van de actieve leden van Muziekmozaïek is er sprake van (partiële) compensatie van de kosten door overheidssteun. Tot slot merken we op dat ongeveer een derde van de actieve leden van Muziekmozaïek zijn uitgaven (deels) kan compenseren door inkomsten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. In de volgende paragraaf gaan we dieper in op deze inkomsten. 27

28 3.7.2 Inkomsten Naast de uitgaven verbonden aan amateurkunst werd met het ledenonderzoek ook nagegaan in welke mate er inkomsten verbonden zijn aan de beoefening van amateurkunst. In dit deel schetsen we eerst een algemeen beeld van de totale inkomsten. Vervolgens zoomen we in op de verschillende inkomstenbronnen. De berekening van de totalen is gebaseerd op de inkomsten uit de volgende categorieën: Figuur 2: Inkomsten uit amateurkunst: bevraagde inkomstenbronnen 1. Lesgeven 2. Verkoop van kunstwerken 3. Optredens of voorstellingen 4. Verkoop van cd s, dvd s, boeken, enz 5. Promotie en merchandising 6. Andere We merken op dat de totale inkomsten op dezelfde wijze werden berekend als de totale uitgaven. Zoals Grafiek 8 laat zien, haalt iets meer dan de helft van de actieve leden van Muziekmozaïek helemaal geen inkomsten of minder dan 50 per jaar uit hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Zo n 30% van de actieve leden haalt er tussen 50 en 1000 uit per jaar. Zo n 10% genereert tussen 1000 en 4999 per jaar aan inkomsten, terwijl een kleinere groep van 7,11% meer dan aan inkomsten genereert door hun activiteiten op vlak van jazz/folk/wereldmuziek. Grafiek 8 Inkomsten uit de beoefning van jazz/folk/wereldmuziek door de actieve leden van Muziekmozaiek. 28

29 Inkomstenbronnen Zoals Tabel 13 duidelijk maakt worden de meeste inkomsten gegenereerd door het geven van optredens of voorstellingen. Hoewel meer dan de helft van de leden van Muziekmozaïek er niets of minder dan 50 per jaar aan verdient, constateren we een groep van 17,2% die tussen 50 en 249 per jaar verdient door het geven van optredens. We stellen ook een groep van 14,6% vast die er tussen 250 en 999 aan verdient. Opvallend is ook de relatief grote groep van 11,3% die meer dan 1000 verdient op jaarbasis aan het geven van optredens of voorstellingen. Er zijn niet zoveel actieve leden die geld verdienen door les te geven. Slechts 15.5% van de actieve leden van Muziekmozaïek verdient daar namelijk iets aan. Toch valt hier de relatief grote groep beoefenaars op die meer dan 1000 per jaar verdienen door les te geven (6,7%). Voor de overige inkomstenbronnen (verkoop van kunstwerken of andere creatieve output, en promotie en merchandising) stellen we vast dat er amper inkomsten aan verbonden zijn. Tabel 13 Inkomsten uit de beoefening van jazz/folk/wereldmuziek bij de actieve leden van Muziekmozaiek (in %) (n=239). niets < >= 1000 lesgeven 84,5 1,3 3,8 3,8 6,7 verkoop van kunstwerken 95,4 1,3 1,7 0,4 1,3 optredens of voorstellingen 51,5 5,4 17,2 14,6 11,3 verkoop van cds, dvds, boeken, enz 88,7 2,9 3,8 2,5 2,1 promotie en merchandising 97,1 2,1 0,8 0,0 0,0 29