Maatschappelijke participatie in Rijssen-Holten onderzocht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Maatschappelijke participatie in Rijssen-Holten onderzocht"

Transcriptie

1 Maatschappelijke participatie in Rijssen-Holten onderzocht

2

3 Maatschappelijke participatie in Rijssen-Holten onderzocht augustus 2011

4 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk SGBO Benchmarking SGBO Benchmarking Postbus HE Den Haag SGBO _5 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO. Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.

5 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding Participatie in de Wmo Grenzen aan de mogelijkheden van participatie Maatschappelijke participatie, een theoretische afbakening Onderzoeksvragen Onderzoeksverantwoording Leeswijzer 9 2 Participatiegedrag Vormen van maatschappelijke participatie Typologie maatschappelijke participatie Inzet ten behoeve van anderen Achtergrondkenmerken van mensen en hun manier van participeren Vrijwilligers en verenigingsleden (type 1) Actieve buurtbewoners (type 2) Mantelzorg (type 3) 16 3 Belemmeringen bij maatschappelijke participatie Inleiding Belemmeringen en hun invloed op participatie Doelgroepen en hun belemmeringen Armoede en participatie 27 4 Participatie en eenzaamheid Inleiding Samenhang participatie en eenzaamheid Participatie en eenzaamheid per doelgroep Invloed woonsituatie op eenzaamheid 35 5 Rijssen-Holten Profielschets van de gemeente en respondentengroep Participatie in de gemeente Rijssen-Holten Niet-deelname verenigingsleven en vrijwilligerswerk 42

6 5.4 Belemmeringen bij maatschappelijke participatie Eenzaamheid in de gemeente Maatschappelijke weerbaarheid Betrokkenheid bij de buurt Sociale cohesie Gebruik van buurtvoorzieningen Ondersteuning door de gemeente Rijssen-Holten 48 6 Samenvatting en conclusie 51 Bijlage I Participatie en eenzaamheid onder doelgroepen 57 Bijlage II Maatschappelijke weerbaarheid onder doelgroepen 59 Bijlage III Tevredenheid ondersteuning 61 Bijlage IV Vragenlijst 64 Bijlage V Literatuurlijst 76

7 1 Inleiding Participatie is het kernbegrip van de Wmo. Maar hoe het gesteld is met de participatie van burgers in Nederland en in uw gemeente, daarover is niet veel bekend. Daarom heeft uw gemeente dit jaar gekozen voor een onderzoek naar de maatschappelijke participatie van inwoners. Deze inleiding begint met een verkenning van het begrip participatie: wat is de rol van participatie in de Wmo? Wat zijn de grenzen van participatie en welke onduidelijkheden zitten er in het begrip verborgen? Vervolgens gaan we in op de afbakening van het begrip maatschappelijke participatie en de onderzoeksvragen die we in het onderzoek gehanteerd hebben. Na de onderzoeksverantwoording eindigt dit hoofdstuk met een leeswijzer voor de rest van het rapport. 1.1 Participatie in de Wmo De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is erop gericht dat zoveel mogelijk mensen zolang als mogelijk is kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Deze taak is opgedragen aan gemeenten omdat zij het dichtst bij de burgers staan. Binnen de Wmo lag het accent aanvankelijk sterk op het verstrekken van voorzieningen. Gemeenten waren vooral bezig met het overnemen, uitvoeren en evalueren van de hulp bij het huishouden en het verstrekken van individuele voorzieningen. Inmiddels is er ook veel aandacht gekomen voor de uiteindelijke doelen van de Wmo, namelijk het behoud van zelfstandigheid en het vermogen maatschappelijk te participeren. Er wordt gestreefd naar een andere manier van werken, waarbij gemeenten kiezen voor een resultaatgerichte compensatie in plaats van een voorzieninggerichte compensatie (de Kanteling). Voor het einddoel maatschappelijke participatie is het te bereiken resultaat in de nieuwe modelverordening Wmo van de VNG als volgt geformuleerd 1 : De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Mensen die door ziekte of beperkingen moeite hebben om op eigen kracht mee te blijven doen aan de samenleving moeten daarin gesteund worden. Daarvoor dient eerst in de eigen familie en het eigen sociale netwerk gekeken te worden. Pas daarna kan men een beroep doen op formele zorg en de gemeentelijke overheid. Maatschappelijke participatie is in de ogen van veel beleidsmakers zowel doel als middel. Voor de meeste mensen is het hebben van contact met anderen en deelname aan het maatschappelijk leven van grote betekenis voor het persoonlijk welbevinden. Maar hieraan zit ook een instrumentele kant: als familieleden, vrijwilligers en mantelzorgers zich bekommeren om kwetsbare mensen dan kost dat geen formele zorg en overheidssteun of leidt dat tot een uitgesteld beroep daarop. 1 Modelverordening Wmo 2010, VNG (Den Haag 2010) blz 11. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 1

8 1.2 Grenzen aan de mogelijkheden van participatie Het nut van maatschappelijke participatie is in de ogen van veel mensen zo overduidelijk dat niet meer verduidelijkt wordt wat men daarmee wil bereiken. Participatie is goed dus het moet, lijkt het motto te zijn. Diverse schrijvers 2 hebben echter gewezen op tegenstrijdigheden in het streven naar maatschappelijke participatie en dat er soms ook schaduwkanten aan zitten. Hieronder noemen we er enkele. Voor maatschappelijke participatie zijn mondigheid en zelf de regie kunnen voeren nodig. Deze vaardigheden zijn niet altijd voldoende aanwezig bij verschillende groepen maatschappelijke uitvallers, zoals verslaafden, mensen met dementie en GGZ-cliënten. De vestiging van mensen met een ernstig verstandelijke handicap in gewone woonwijken in het kader van vermaatschappelijking leidt feitelijk tot een inperking van hun bewegingsvrijheid in plaats van tot meer participatie. Van het faciliteren van een wens tot participatie is het soms een dwang tot participatie geworden. Vooral professionele organisaties zijn betrokken geraakt bij het bevorderen van participatie in plaats van niet-professionele organisaties. De nadruk op eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid die in de Kanteling gelegd wordt, kan ook een keerzijde hebben. Mensen vinden het vaak moeilijk hulp te vragen. In combinatie met het feit dat veel mensen een afwachtende houding aannemen als het om hulp aanbieden gaat (men wil niet bemoeizuchtig overkomen) kan dit tot problemen leiden. Er dient voor gewaakt te worden dat mensen tussen wal en schip dreigen te vallen. Dit komt ook voor in wijken met een sterke sociale cohesie. Vaak zijn de verbanden in kleine gemeenschappen nog heel sterk, maar is de spreekwoordelijke val ook des te groter als geen aansluiting (meer) plaatsvindt. Beleidsmakers hopen vaak dat iemand die participeert het ook op andere fronten goed doet: minder eenzaam is en een sterk vangnet heeft. In hoeverre kunnen gevoelens van eenzaamheid daadwerkelijk teruggedrongen worden door maatschappelijke participatie? Daarvoor is het belangrijk te beseffen dat eenzaamheid bestaat uit twee componenten. Van emotionele eenzaamheid is sprake wanneer iemand een sterk gemis ervaart van een intieme relatie, een emotionele hechte band met een partner of vriend(in). Van sociale eenzaamheid is sprake wanneer iemand betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen mist. Maatschappelijke participatie kan dan wel een rol vervullen in het tegengaan van sociale eenzaamheid maar is niet direct een middel tegen emotionele eenzaamheid. In dit rapport wordt de relatie tussen eenzaamheid en participatie verder uitgediept. 2 Marjet van Houten, Aletta Winsemius red. Participatie ontward. Vormen van maatschappelijke participatie uitgelicht, Movisie (Utrecht, 2011), blz En TSS Jaarboek 2010, Brave burgers gezocht. De grenzen van de activerende overheid. Als meedoen een dogma wordt door V. Lub e.a., (Amsterdam 2010). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 2

9 Participatie is een veelgebruikte term, maar niet alle aspecten van participatie zijn even ver uitgedacht. Er lijkt nog weinig rekening gehouden te worden met veranderende participatiebehoeften bij het ouder worden. Wat zijn de participatiebehoeften in de verschillende levensfasen? Gaandeweg komt er meer aandacht voor bijvoorbeeld maatschappelijke participatie in de derde levensfase, de periode tussen het 60-ste en 75-ste levensjaar 3. Hebben mensen van die leeftijd de behoefte om zich geleidelijk aan terug te trekken uit de samenleving of om juist nieuwe sociale contacten aan te gaan en van alles te ondernemen? De meningen zijn hierover nog verdeeld. Wellicht dat de behoeften niet alleen per leeftijdsgroep verschillen maar ook met het genoten opleidingsniveau. In dit onderzoek komen hierover verschillende interessante gegevens naar voren. 1.3 Maatschappelijke participatie, een theoretische afbakening Participatie is een breed begrip dat vele ladingen dekt: arbeidsparticipatie, onderwijsparticipatie, beleidsparticipatie, et cetera. Dit onderzoek gaat in op maatschappelijke participatie en niet zozeer op participatie die te maken heeft met inspraak in beleid. Maatschappelijke participatie staat voor allerlei positieve aspecten van ons mens-zijn, zoals zelfbeschikking, productiviteit, zelfontplooiing en het vermogen tot betrokkenheid. 4 De mens is een sociaal wezen en heeft daarbij het contact met anderen nodig om volledig tot zijn recht te komen en om zich te kunnen ontwikkelen. Anderzijds heeft de samenleving het nodig dat veel mensen zich inzetten voor het algemeen belang en voor de ander. Als de allereerste levensbehoeften van de mens vervuld zijn (eten, drinken, onderdak en bestaanszekerheid) dienen de volgende behoeften 5 zich aan: sociale behoeften (saamhorigheid, ergens bij horen, liefde); erkenning (reputatie, zelfrespect, eigen waarde); zelfontwikkeling (zelfverwezenlijking, een roeping volgen). Het belang dat aan maatschappelijke participatie wordt toegekend, houdt verband met deze levensbehoeften. Anders gezegd, maatschappelijke participatie wordt gezien als middel tegen eenzaamheid, voor het krijgen van erkenning en als mogelijkheid voor zelfontwikkeling. 3 Jan Willem van de Maat, Maatschappelijke participatie in de derde levensfase, Je wilt nog wel wat maar je wilt je niet meer binden, (Amsterdam 2008). 4 Nancy Hoeymans, Maatschappelijke participatie bij ouderen TPE digitaal Jaargang 3, nummer 2 juni 2009, blz Behoeftehiërarchie van Abraham Maslow. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 3

10 In ons onderzoek zijn we ervan uitgegaan dat er vele vormen van maatschappelijke betrokkenheid bestaan: deze kunnen maatschappelijk en economisch waardevol zijn maar niet per se. Daarnaast ook in de vorm van actieve en passieve betrokkenheid. 6 We komen dan uit bij: betaalde arbeid; opleiding; deelname aan het verenigingsleven; actieve deelname aan buurtactiviteiten; gebruik van buurtvoorzieningen; deelname aan ontspanningsactiviteiten; deelname aan vrijwilligerswerk; leveren en ontvangen van mantelzorg; het hebben van sociale contacten. 1.4 Onderzoeksvragen Het mee kunnen (blijven) doen aan de samenleving is het voornaamste beleidsdoel van de Wmo. Daarom is het voor gemeenten van belang om inzicht te krijgen in de vraag hoe er geparticipeerd wordt in de gemeente. Dit leidt tot onze eerste hoofdvraag: Hoe participeren burgers (in de gemeente)? Wij gaan er in principe vanuit dat mensen die (zonder hulp) kunnen participeren, dit ook al doen, of als zij dat niet doen daar geen behoefte aan hebben. Aandacht voor deze laatste groep zou gemotiveerd kunnen worden vanuit de behoefte van de samenleving aan mensen die zich betrokken tonen en inzetten voor anderen. In zekere zin besteedt de Wmo hieraan aandacht door de sociale omgeving van mensen met een ondersteuningsbehoefte nadrukkelijk in beeld te brengen en zo mogelijk in te schakelen. Tweede aanname is dat de mensen die wel willen participeren maar dit niet of te weinig doen, een belemmering ervaren. Voor het beleid is het van belang te weten wat voor soort belemmeringen deze mensen ervaren. Dit kunnen fysieke belemmeringen zijn (mensen die slecht ter been zijn of een visuele beperking hebben), mentale belemmeringen (iemand die de groepsdynamiek of een groot aantal impulsen tijdens een bewonersbijeenkomst niet aan kan), financiële belemmeringen (denk aan het niet lid kunnen zijn van een sportvereniging) en tussenvormen zoals schaamte of angst om zich niet geaccepteerd te voelen. Dat kan zijn vanwege het eigen uiterlijk, bijvoorbeeld door een handicap, brandwonden, huidskleur, tweedehands kleding of vanwege een levensstijl of geaardheid. De belemmeringen kunnen dus hele diverse vormen aannemen en veroorzaakt worden door veel verschillende aspecten, die vaak wel een bepaalde samenhang hebben. 6 Hoeymans, Maatschappelijke participatie bij ouderen, blz. 55. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 4

11 Dit leidt tot de tweede hoofdvraag: Welke belemmering(en) ervaren burgers (die meer zouden willen participeren dan zij nu doen) om te participeren? Wij gaan in dit onderzoek dus niet in op de mensen die volgens de visie van een gemeente of rijksoverheid wellicht meer zouden kunnen participeren maar dit, om wat voor reden dan ook, niet doen. Wij zien participatie niet als iets wat wordt of kan worden opgedrongen maar als iets waaraan ieder mens in zekere mate behoefte heeft. Dit betekent niet dat mensen die participeren niet ook een steun in de rug kunnen gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan mensen die mantelzorg verlenen. Zij verlenen deze zorg, niet omdat er in de Wmo staat dat hulpbehoevende eerst hulp moeten krijgen vanuit hun eigen netwerk, maar door een persoonlijke band die zij met de zorgvrager hebben. Dit neemt echter niet weg dat de (gemeentelijke) overheid een taak heeft om goede en adequate ondersteuning te bieden aan mantelzorgers. (Zorg)vrijwilligers plegen hun inzet niet door de veranderende visie van de overheid op civil society, maar omdat zij een bepaalde voldoening halen uit hun vrijwillige inzet. Ook dit neemt niet weg dat de (gemeentelijke) overheid een rol kan spelen in het faciliteren van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Het betekent wel dat mensen zichzelf niet zien als een instrument van beleidsuitvoering maar uit intrinsieke motieven handelen. Hiermee dient rekening gehouden te worden in het beleid en, specifieker, bij de eisen die gesteld worden aan mantelzorgers, vrijwilligers en burgers in het algemeen. Om te komen tot antwoorden op de twee hoofdvragen zullen wij eerst antwoorden zoeken en geven op de volgende deelvragen: Welke verschijningsvormen (typen) van participatie zijn te destilleren op basis van het feitelijk gedrag van respondenten? Wat zijn de kenmerken van de verschillende typen participatie? In welke mate zijn de verschillende typen aanwezig binnen de gemeente? Wat zijn de achtergrondkenmerken van elke type? Welk(e) type(n) ervaart/ervaren met name beperkingen en om welke beperking gaat het? Hoe groot is het aandeel burgers dat meer zou willen doen, maar een belemmering ervaart? Wat zijn de (mogelijke) oorzaken van deze belemmeringen? Hoe zouden bepaalde belemmeringen opgelost kunnen worden? Voor veel mensen hangt hun persoonlijk welbevinden samen met het vermogen deel te (blijven) nemen aan het maatschappelijk leven en daarom is het belangrijk dat de Wmo daaraan aandacht besteedt. De vraag of maatschappelijke participatie leidt tot uitstel of afstel van een beroep op formele zorg of ondersteuning door de gemeente, valt buiten het kader van dit onderzoek. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 5

12 1.5 Onderzoeksverantwoording Het onderzoek is in februari 2011 uitgevoerd. In totaal hebben 15 7 gemeenten aan het onderzoek deelgenomen. Steekproef en respons Deelnemers hebben op aanwijzing van SGBO een steekproef getrokken uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van inwoners van 18 jaar en ouder in de gemeente. Waar het wenselijk was om uitspraken over een bepaalde doelgroep te doen (bijvoorbeeld thuiswonende 75-plussers, mensen met een Wmo-hulpmiddel, et cetera) of een bepaalde wijk of buurt, is een gestratificeerde steekproef getrokken. In totaal zijn er vragenlijsten opgestuurd naar inwoners van de 15 gemeenten. In totaal zijn er ingevulde vragenlijsten teruggekomen. In de gemeente Rijssen-Holten zijn er mensen aangeschreven en zijn er vragenlijsten ingevuld teruggekomen. De respons is hiermee 32%. In de referentiegroep is de respons gemiddeld 37%. Uw gemeente heeft gekozen om waar relevant de resultaten uit te laten splitsen naar vijf wijken/kernen/dorpen. Deze zijn in de onderstaande tabel weergegeven. De respons is goed verdeeld over de verschillende wijken. Wijken Aantallen (absoluut) Percentage Rijssen Centrum % Rijssen Noord % Rijssen Zuidoost % Rijssen Zuidwest % Holten % Totaal % Representativiteit Doordat enkele gemeenten inzicht wilden in de participatie van (thuiswonende) 75-plussers zijn relatief meer personen uit deze groep aangeschreven. Daarnaast is de responsbereidheid onder ouderen groter (gebleken) dan onder andere leeftijdscategorieën. Derhalve is er voor gekozen om een weging op de onderzoeksresultaten toe te passen, zodat een representatief beeld kan worden gecreëerd van de situatie in uw gemeente, en daarnaast de resultaten van uw gemeente goed kunnen worden vergeleken met die van de andere gemeenten in dit onderzoek. 7 Bernheze, Castricum, Dinkelland, Echt-Susteren, Gulpen-Wittem, Laarbeek, Oss, Overbetuwe, Rijssen-Holten, Roermond, Teylingen, Utrechtse Heuvelrug, Veendendaal, Vlist, Waddinxveen SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 6

13 Vragenlijst Aan de deelnemers is een schriftelijke vragenlijst gestuurd met vragen over uiteenlopende onderwerpen zoals: - de omgang in de buurt; - de betrokkenheid en inzet voor de buurt; - het gebruik van voorzieningen (in de buurt); - recreatie; - verenigingsleven; - informatie en advies van de gemeente; - jeugd, opvoeding, opvoedingsondersteuning; - vrijwilligerswerk; - het geven en ontvangen van mantelzorg; - sociale contacten/sociaal netwerk - dagbesteding en inkomen; - woonsituatie. Ook is gevraagd naar hun achtergrondkenmerken zoals leeftijd, geslacht, opleiding, etniciteit, inkomensniveau, gezinssamenstelling, et cetera 8. Als iemand bij een onderwerp aangaf niet of nauwelijks deel te nemen, is gevraagd naar de reden hiervoor. Respondenten konden uit de volgende antwoorden kiezen: - geen interesse of behoefte; - tijdgebrek/te druk; - ik ken het aanbod niet; - er is onvoldoende (aantrekkelijk) aanbod; - ik ervaar een belemmering. Vervolgens is aan de groep respondenten - met een belemmering bij maatschappelijke participatie - gevraagd de aard van de belemmering(en) aan te geven. De mogelijke belemmeringen zijn als volgt benoemd: - problemen met kinderopvang of huishouden; - financiën (reiskosten, kosten deelname); - gebrek aan vervoer/afstand te groot; - ik voel mij niet welkom; - ik vind het eng om er (alleen) heen te gaan; - gezondheid(sproblemen); - fysieke belemmering (bijvoorbeeld geen lift, hellingbaan of automatische deurknop, te smalle ingang, te hoge drempels, enzovoorts); - (problemen met) taal; - anders. 8 Voor de volledige vragenlijst, zie bijlage IV. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 7

14 De onderzoeksresultaten bieden de mogelijkheid om niet alleen in te gaan op de participatie in uw gemeente, maar ook uitspraken te doen over aan participatie gerelateerde onderwerpen, zoals sociale cohesie en eenzaamheid. Operationalisering van maatschappelijke participatie en eenzaamheid Om de mate van maatschappelijke participatie van groepen inzichtelijk te maken, als de mate van eenzaamheid, zijn in dit onderzoek twee indicatoren gehanteerd: de participatiescore en de eenzaamheidsscore. Participatiescore De participatiescore hebben wij gebaseerd op negen mogelijke vormen van (sociaal-) maatschappelijke participatie: betaalde arbeid, opleiding, vrijwilligerswerk, mantelzorg, lidmaatschap vereniging, culturele participatie, recreatieve participatie, sociale contacten en buurtparticipatie 9. De score geeft een indicatie van de reikwijdte van participatie. Aan de afzonderlijke deelaspecten, de vormen van participatie, is geen waardeoordeel toegekend. Ook de intensiteit van de participatie(vorm) is geen factor in de participatiescore, elke vorm van participatie werkt daarmee in dezelfde mate door in de algehele participatiegraad. In de gehanteerde participatiescore kan een respondent participeren in maximaal negen verschijningsvormen. Een score van 0 betekent dat de respondent zich volledig aan maatschappelijke participatie onttrekt. Bij een participatiescore van 2 of lager is er sprake van een geringe/eenzijdige participatie. Boven de 3,8 is er sprake van een bovengemiddelde participatie. Een score van 6 of hoger betekent dat iemand een brede participatie oriëntatie kent, en in hoge mate participeert 10. Eenzaamheidsscore Om eenzaamheidsbeleving te meten is de eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld 11 gebruikt. Deze schaal wordt ook gehanteerd in onder andere GGD gezondheidsonderzoeken/monitors. Een belangrijk kenmerk van deze benadering is dat het de discrepantie tussen dat wat mensen verlangen aan affectie en intimiteit van anderen en wat ze in werkelijkheid ondervinden aan het licht brengt. Hoe groter het verschil, hoe groter de eenzaamheid. De eenzaamheidsscore vloeit voort uit het antwoordgedrag op 11 stellingen over vriendschap, vertrouwen en sociale steun Recreatieve participatie is samengesteld op basis van vraagnummers 13, 14, 24, 25, 28 en 29, Culturele participatie is samengesteld op basis van vraagnummers 26 en 27, buurtparticipatie op vraagnummers 7 en 8, en sociale contacten op vraagnummers 12, 15, 19 en 20, participatie in het verenigingsleven op vraagnummer 33, vrijwilligerswerk op vraagnummer 56, mantelzorg op vraagnummers 67, 68 en Mate van participatie: niet (0), beperkt (0<=2), benedengemiddeld (2<=3.8), bovengemiddeld (3.8<=6, breed (6<). 11 Jenny de Jong Gierveld, & Frans Kamphuis The development of a Rasch-type loneliness-scale (Amsterdam 1985). 12 Vraag 82 tot en met 92 in de vragenlijst. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 8

15 De eenzaamheidsscore loopt van 1 tot en met 11, en kan nader worden ingedeeld naar vier niveaus: niet eenzaam (score 0, 1 of 2), matige eenzaamheid (score 3 t/m 8), sterke eenzaamheid (score 9 of 10) en zeer sterke eenzaamheid (score 11). Door middel van het kwantificeren van zowel feitelijke participatie als subjectieve eenzaamheid kunnen we (doel)groepen in de maatschappij identificeren, alsmede een vergelijking maken tussen uw gemeente en een vergelijkbare groep andere gemeenten ( referentiegroep ). In dit onderzoek zijn we met name geïnteresseerd welke groepen achterblijven bij maatschappelijke participatie en (daarmee?) een hoge mate van eenzaamheid kennen. Doorgaans waarderen mensen hun deelname aan de maatschappij meer naarmate ze aan meer vormen van participatie deelnemen; ze voelen zich dan ook minder snel eenzaam. Toch is dat lang niet altijd het geval. Iemand kan breed participeren in de maatschappij maar zich desondanks wel eenzaam voelen. Het gaat hier om groepen waarbij de participatie niet afdoende resulteert in een afname van de ervaren eenzaamheid. Beide groepen staan centraal in het participatieonderzoek. 1.6 Leeswijzer Dit rapport begint met een aantal algemene bevindingen over maatschappelijke participatie. We behandelen de vraag hoe mensen participeren. Hierbinnen krijgt de inzet ten behoeve van anderen speciale aandacht. Omwille hiervan is een typologie geconstrueerd op basis van het feitelijk gedrag van respondenten. In welke mate komen de typen voor, en welke kenmerken hebben ze? Na de uiteenzetting van de wijze waarop mensen participeren in de maatschappij zal in hoofdstuk 3 worden ingegaan op de belemmeringen die mensen ervaren bij maatschappelijke participatie. De belemmeringen kunnen (deels) gekoppeld worden aan achtergrondkenmerken van mensen. Enkele doelgroepen voor gemeentelijk beleid komen terug in dit hoofdstuk. Daarna behandelen we de relatie tussen eenzaamheid en participatie (hoofdstuk 4). Deze eerste vier hoofdstukken zijn gebaseerd op resultaten van de gehele onderzoekspopulatie. Hiermee worden verbanden met een hoge mate van betrouwbaarheid blootgelegd en komt een theoretisch kader tot stand waarbinnen de resultaten van uw gemeente (hoofdstuk 5) in perspectief kunnen worden geplaatst. Let wel: het feit dat het eerste deel van het rapport gebaseerd is op de gehele onderzoekspopulatie betekent niet dat er geen lessen of actiepunten uit te trekken zijn voor de eigen gemeente. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 9

16 Tot slot wordt de stap gemaakt naar de specifieke situatie van de gemeente Rijssen-Holten (hoofdstuk 5). Welke verschillen zijn er zichtbaar tussen uw gemeente en de referentiegroep, en welke verschillen zijn te signaleren tussen de verschillende kern of wijken van de gemeente? SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 10

17 2 Participatiegedrag Op basis van een groot aantal vragen uit de vragenlijst hebben wij negen vormen van maatschappelijke participatie gedefinieerd. Deze vormen zijn: betaalde arbeid, opleiding, vrijwilligerswerk, mantelzorg, lidmaatschap van een verenging, culturele participatie, recreatieve participatie, sociale contacten en buurtparticipatie. De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op alle respondenten, en leggen patronen bloot die in hoge mate gelden voor de individuele gemeenten. In hoofdstuk 5 zullen we dieper ingaan op de situatie in uw gemeente. 2.1 Vormen van maatschappelijke participatie In onderstaande tabel zijn de verschillende vormen van maatschappelijke participatie in volgorde van frequentie vermeld. Daarbij moeten we in gedachten houden dat de totale groep respondenten niet volledig representatief is voor de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder. Eerder hebben we al opgemerkt dat we een weging hebben toegepast om de leeftijdsopbouw in de respondentengroep in lijn te brengen met de werkelijke leeftijdsopbouw in een gemeente. Echter, er kan sprake zijn van een lichte vertekening in de resultaten 13 doordat kwetsbare personen eerder geneigd zijn om de vragenlijst in te vullen dan andere mensen. Figuur 1 Vormen van participatie (%) De meest gangbare vormen van maatschappelijke participatie zijn recreatieve en sociale participatie (respectievelijk 70% en 69%). Voorts is meer dan de helft van de respondenten lid van een vereniging. De aandelen van de verschijningsvormen waarbij de 13 Deze vertekening komt met name tot uiting in het relatieve lage aandeel betaalde arbeid onder personen van 18 jaar en ouder. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 11

18 inzet ten behoeve van anderen aan de orde is variëren van 42% voor vrijwilligerswerk, 34% voor buurtparticipatie tot 18% voor vrijwillige hulp (mantelzorg). Figuur 2 Vormen van participatie in relatie tot leeftijd (%) Jongvolwassenen (18 t/m 26 jaar) zetten zich van alle leeftijdsklassen het minst in voor vrijwilligerswerk, verbetering van de leefbaarheid en sociale contacten in de buurt, en vrijwillige hulp. Van alle groepen doen zij het meest aan recreatieve participatie. Over het algemeen begint de inzet voor anderen en/of de eigen buurt met name vanaf 35 jaar. Het hoogtepunt van deze vormen van participatie kan worden opgetekend voor de leeftijdsklasse 55 t/m 64 jaar. Na het 65 ste levensjaar neemt de participatie gestaag af. Dit geldt met name voor recreatieve participatie en vrijwilligerswerk. Vrijwillige zorg aan een naaste (mantelzorg) blijft echter redelijk stabiel. Op basis van leeftijd (van jong naar oud) zien wij een verschuiving van vormen van participatie van I) recreatieve participatie naar II) sociale contacten en buurtparticipatie naar III) mantelzorg en vrijwilligerswerk, en culturele participatie en lidmaatschap vereniging. Of een respondent in fase III meer richting mantelzorg en vrijwilligerswerk gaat of naar culturele participatie en lidmaatschap vereniging, is deels afhankelijk van inkomen en/of opleiding. Respondenten met een laag gezinsinkomen doen minder aan culturele participatie, buurt participatie, recreatieve participatie en vrijwilligerswerk dan mensen met een hoog inkomen. De hoge inkomens zijn binnen alle vormen van participatie goed vertegenwoordigd. Onderzocht is welke achtergrondkenmerken van respondenten de overhand voeren bij bepaalde participatievormen. Anders gezegd: verschillen mensen die vrijwilligerswerk verrichten van mensen die actief zijn in het verenigingsleven of die recreatief participeren? Er zijn aanwijzingen dat mensen die zich voor anderen inzetten door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen, andere achtergrondkenmerken hebben dan mensen die mantelzorg bieden of actief zijn in en voor de buurt. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 12

19 2.2 Typologie maatschappelijke participatie Inzet ten behoeve van anderen Van alle onderscheiden vormen van maatschappelijke participatie kan opgemerkt worden dat deze een mix van individuele en maatschappelijke doelen dienen. Bij enkele vormen van participatie ligt het accent meer op de inzet voor anderen. Voor deze participatievormen is onderzocht of er een bepaalde samenhang in respondent kenmerken en -gedrag voorkomt. Met behulp van statistische analysetechnieken is gebleken dat er duidelijke typen van inzet ten behoeve van anderen te onderscheiden zijn 14. Deze typen zijn: Type 1: lid van een vereniging en actief in het vrijwilligerswerk, kortweg aangeduid als vrijwilligers en verenigingsleden. Type 2: actief om leefbaarheid en contact in de buurt te vergroten, kortweg actieve buurtbewoners. Type 3: levert en/of ontvangt mantelzorg, kortweg mantelzorg. 2.3 Achtergrondkenmerken van mensen en hun manier van participeren Wat is het belang en/of de betekenis van dit type voor de personen zelf of voor de maatschappij? Uit welke gedrag bestaat het type? Welke achtergrondkenmerken van mensen komen met name voor binnen dit type? Vrijwilligers en verenigingsleden (type 1) Deelname aan een vereniging biedt mensen mogelijkheden tot ontmoetingen, familiariteit en betekenisvolle sociale relaties. Het samen ondernemen van activiteiten, of het gevoel je samen in te zetten met (of voor) een bepaald doel is vaak belangrijker dan het doel op zich. Participatie in het verenigingsleven komt vaak voort uit een bepaalde intrinsieke motivatie. Anderzijds stelt het mensen, met name op jonge leeftijd, in de gelegenheid om sociale vaardigheden op te doen. Mogelijke bijkomende voordelen van bijvoorbeeld deelname aan een sportvereniging is een positieve invloed op de gezondheid. Respondenten is gevraagd of zij lid zijn van een vereniging, of actief zijn in een maatschappelijke organisatie. Vrijwilligers zijn onmisbaar in onze samenleving en in de Wmo worden belangrijke maatschappelijke taken aan hen toegedicht. Belangrijker is dat vaak nog meer dan bij actieve deelname binnen verenigingen, vrijwilligerswerk kansen biedt voor mensen om 14 De gehanteerde analysemethode betreft een latente-klassenanalyse. Deze analysetechniek maakt het mogelijk personen op basis van hun participatiegedrag op het vlak van inzet voor anderen in te delen in min of meer homogene subgroepen. Aan de hand van de exploratieve analysemethode zijn drie typen gedestilleerd. De drie typen hebben samen een verklarende variantie van 65%. Dit betekent dat bijna twee derde van het gedrag van de respondentengroep op dit deel van de maatschappelijke participatie verklaard kan worden door de drie typen tezamen. Dit is een hoge verklarende variantie. Type 1 heeft een verklarende variantie van 24%, type 2 van 23% en type 3 van 18%. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 13

20 zich in te zetten voor iets of iemand vanuit een bepaalde overtuiging. De burger doet op deze manier zelf mee, maar draagt ook bij aan het meedoen van eenzame en kwetsbare groepen. Het gaat hierbij niet alleen om vrijwillige inzet in de zorg, maar ook om vrijwillige inzet op alle terreinen van de samenleving. De motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn van diverse aard. Mensen kunnen vrijwilligerswerk doen omdat het voldoening geeft, omdat het moet (scholieren in het kader van maatschappelijke stages of als onderdeel van een re-integratietraject) en vanuit eigenbelang zoals het opbouwen van een curriculum vitae. Niettemin gaat vrijwilligerswerk steeds om werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Ook de vormen van vrijwilligerswerk zijn erg divers. Het kan bijvoorbeeld gaan om hand en spandiensten bij de sportclub, een bestuursfunctie binnen een vereniging of meer zorggerelateerd vrijwilligerswerk. De respondenten in het type vrijwilligers en verenigingsleden kenmerken zich met name door: autochtone achtergrond; bezoek kerk-/gebedshuisbezoek; middelbare of hoge opleiding; (relatief) hoog inkomen; gezinssituatie met uitwonende kinderen. Het enthousiasme voor het verenigingsleven is vooral manifest in de leeftijdsklasse 55 t/m 74 jaar. Vrijwilligerswerk wordt vooral gedaan door mensen in de leeftijdsklasse 45 t/m 64 jaar. De respondenten in dit type die aangeven ook mantelzorg te verlenen, geven deze zorg vooral aan buren, vrienden of kennissen (en dus relatief minder aan (schoon)ouders, echtgenoot/partner, kinderen en andere familieleden). Wie dragen niet of nauwelijks bij aan vrijwilligerswerk en het verenigingsleven? Jongvolwassenen (18 t/m 26 jaar) ontbreken vrijwel volledig in de groep die vrijwilligerswerk verricht. De redenen die deze respondenten hiervoor aandragen zijn relatief vaak geen tijd beschikbaar voor vrijwilligerswerk, zij zijn daarnaast minder bekend met de mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen, of vinden het aanbod niet aantrekkelijk genoeg. Overigens is tijdgebrek sowieso de meest genoemde reden om geen vrijwilligerswerk te doen, maar bij jongeren speelt dit een nog grotere rol. Bij deze groep (18 t/m 26 jaar) wordt het ervaren van een belemmering relatief weinig aangevoerd als reden om geen vrijwilligerswerk te doen. 75-plussers binnen dit type geven beduidend vaker dan andere leeftijdsklassen aan een belemmering te ervaren bij deelname aan een vereniging. Het verschil is nog veel groter in het geval van deelname aan vrijwilligerswerk. Als wij vervolgens kijken naar het type SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 14

21 belemmeringen voor deze groep, valt op dat de belemmering van 75-plussers gelegen is in hun mobiliteit en gezondheid. Niet-westerse allochtone burgers geven relatief vaak aan niet op de hoogte te zijn van het aanbod, het aanbod niet aantrekkelijk te vinden en/of een belemmering te ervaren. Dit is vooral het geval bij het lidmaatschap van een vereniging. Redenen om niet deel te nemen aan vrijwilligerswerk zijn vooral het te druk hebben en onvoldoende interesse. De ervaren belemmeringen voor deelname aan vrijwilligerswerk die door allochtone inwoners genoemd worden zijn vooral gelegen in de financiën en de taal Actieve buurtbewoners (type 2) Respondenten is gevraagd of zij het afgelopen jaar actief zijn geweest in hun buurt om de leefbaarheid en/of veiligheid te verbeteren, en of zij het afgelopen jaar actief zijn geweest om de sfeer en het onderling contact in hun buurt te vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld schoonmaakacties, deelname aan buurtpreventieteams, bewonersbijeenkomsten, organiseren van straat- of buurtfeesten, enzovoorts. Gemeenten kunnen afhankelijk van hun visie op bijvoorbeeld burgerinitiatieven dergelijke initiatieven op verschillende manieren faciliteren. Actieve buurtbewoners vormen het sociaal kapitaal van een wijk. Het sociaal kapitaal geeft de mate van zelfredzaamheid van een gemeenschap aan. Dit sociaal kapitaal categoriseren verschillende auteurs in meerdere termen, zoals formeel en informeel sociaal kapitaal, naar binnen en naar buiten gericht en overbruggend en bindend sociaal kapitaal. Deze laatste invulling van sociaal kapitaal geven we hieronder schematisch weer. Tabel 1 Invulling sociaal kapitaal 15 Bindend kapitaal Sociale contacten met familie of gelijkgestemden Mantelzorg Niet geformaliseerde vormen van vrijwilligerswerk Activiteiten in organisaties zoals kerken en op culturele basis georganiseerde verenigingen Overbruggend kapitaal Sociale contacten en vriendschappen met mensen met wie je niet veel gemeen hebt Formele vormen van vrijwilligerswerk Activiteiten in formele politieke organisaties Vertrouwen in overheid en de samenleving Vertrouwen in de mensen die men kent 15 A. Britt, R. Leeuwenburg & L. Salomé, Jaarrapport Sociale samenhang en leefbaarheid (Prestatieveld 1) Benchmark Wmo 2010, SGBO,(Den Haag 2010) blz 11. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 15

22 Uitgaande van de mate van bindend of overbruggend kapitaal kunnen wij met het volgend schema vier globale typen wijken onderscheiden: Tabel 2 Type buurten en wijken Veel binding Weinig binding Veel overbrugging Civil society Vinex wijk Weinig overbrugging Klassieke arbeidersbuurt Gedesintegreerde probleemwijk Het type actieve buurtbewoners kenmerkt zich met name door: ondernemen van activiteiten, ter verbetering van de sfeer en onderling contact in de buurt; (in mindere mate) ondernemen van activiteiten om de leefbaarheid en/of veiligheid in de buurt te vergroten; gebruik van buurthuizen en/of wijkcentra; gebruik van (openbare) sociale ontmoetingsplaatsen; gezinssituatie met thuiswonende kinderen. In dit type zitten respondenten uit verschillende inkomensklassen (beter verdeeld dan in type 1: vrijwilligers en verenigingsleden ). Wel is het zo dat de respondenten in de hogere inkomensklassen vaker lid zijn van een vereniging of vrijwilligerswerk doen dan de respondenten in dit type met een lager inkomen. De respondenten in de lagere inkomensklassen zijn meer specifiek buurtgeoriënteerd. Niet-westerse allochtonen zijn sterker in dit type aanwezig dan in type 1. In die zin is het een meer divers type. Ook is het aandeel respondenten met een lagere opleiding groter binnen dit type. Vaak doen zij ook vrijwilligerswerk, maar een dergelijke combinatie is in mindere mate aan de orde dan bij hoogopgeleide mensen van het type 1. Vooral respondenten in de leeftijdsklasse 27 t/m 44 jaar komen voor in dit type. Het gaat dan vooral om personen die deel uitmaken van een (jong) gezin. Mensen die vrijwel afwezig zijn in dit type zijn jongeren (18 t/m 26 jaar), overwegend scholieren en studenten die aangeven te weinig tijd te hebben en weinig interesse te hebben, alsook mensen die al met pensioen zijn Mantelzorg (type 3) In dit onderzoek is de term mantelzorg als volgt gedefinieerd/toegelicht: Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 16

23 familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorg is ook geen vrijwilligerswerk. Volgens sommige definities moet deze zorg ook meer dan 4 of 8 uur per week omvatten en langer dan 3 maanden duren voordat er sprake is van mantelzorg. Wij hanteren deze grenzen niet om respondenten van de groep mantelzorgers uit te sluiten. Wel hanteren wij de grens van minimaal 8 uur per week en minimaal 3 maanden lang om de respondenten in te delen in zwaar en lichte vormen van mantelzorg. 16 Interessant aan dit type participatiegedrag is dat er zowel gevers van mantelzorg in zitten, alsmede ontvangers van mantelzorg. De maatschappelijke participatie van gevers en ontvangers van mantelzorg blijkt eenzijdig gericht te zijn op het zorgen. De zorg voor een zorgbehoevende partner, ouder of kind kost dusdanig veel tijd en energie dat er voor andere vormen van maatschappelijke participatie nagenoeg niets over blijft. Een groot risico van mantelzorg is dan ook dat zowel de gever als de ontvanger geïsoleerd raken. Vooral mantelzorgende partners zijn feitelijk 24 uur per dag beschikbaar. Vaak kunnen en durven zij hun zorgbehoevende partner niet alleen te laten. Bij deze vorm van maatschappelijke participatie is eerder sprake van een gedwongen situatie dan van een min of meer vrije keuze. Onze uitkomsten bevestigen de hypothese dat mantelzorgers geïsoleerd kunnen raken door het verlenen van zorg, met name als zij zorgen voor een hulpbehoevende partner. Kenmerken die veel mensen binnen dit type gemeen hebben zijn: weinig tot geen recreatieve participatie; niet actief in verenigingen of vrijwilligerswerk; niet actief om leefbaarheid en/of onderling contact in buurt te vergroten; overwegend vrouwelijke geslacht; hebben uitwonende kinderen; vooral getrouwd/samenwonend. Binnen dit type is met name de leeftijdsgroep jarigen dominant. Zij geven vooral mantelzorg aan hun (schoon)ouders. Een vrij specifieke subgroep bestaat uit respondenten van 65 t/m 74 jaar, die nog wel lid zijn van een vereniging of vrijwilligerswerk doen, maar niet actief zijn op buurtniveau. Een groot deel van de respondenten is - gezien de leeftijd logischerwijs - gepensioneerd. Respondenten in de leeftijd van 18 t/m 44 jaar komen binnen dit type weinig voor, evenals respondenten met thuiswonende kinderen. Ook is het zo dat respondenten in dit type weinig tot geen gebruikmaken van (openbare) sociale ontmoetingsplaatsen. 16 Let wel, zonder afbreuk te willen doen aan de betekenis van en inzet door mantelzorgers die minder dan 8 uur per week en/of minder dan 3 maanden lang zorg verlenen aan een naaste. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 17

24 Allochtone respondenten (zowel westers als niet-westers) komen eveneens voor in dit type. Zij geven met name mantelzorg aan hun (schoon)ouders. Mensen om op terug te vallen Eén van de vragen die aan alle respondenten gesteld is: Heeft u zelf iemand om op terug te vallen als u hulp of zorg nodig heeft?. Opvallend is dat respondenten die mantelzorg geven vaker niemand hebben om op terug te vallen dan respondenten die geen mantelzorg bieden. Met andere woorden: mantelzorgers hebben vaker geen vangnet dan niet-mantelzorgers. Voor een deel kan de verklaring gezocht worden in de hoge leeftijd van mantelzorgers en in het sociale isolement waarin zij door hun situatie terecht kunnen komen. Bovendien wordt hun sociale netwerk vooral op hogere leeftijd dunner door het wegvallen van vrienden en familieleden door ziekte en overlijden. Binnen de groep mantelzorgers zijn wel bepaalde verschillen waar te nemen. Mantelzorgers die zorg bieden aan hun (schoon)ouders hebben relatief vaak iemand om op terug te vallen. Dan betreft het dikwijls een mantelzorgende dochter/zoon met een eigen gezin en sociaal netwerk die als vangnet kunnen dienen. Mantelzorgers die zorg bieden aan vrienden, buren of kennissen, hebben relatief vaak niemand om op terug te vallen. Deze groep doet vaker dan andere mantelzorgers een beroep op ondersteuning. Zij hebben wat meer afstand tot degene die zij mantelzorg geven, beseffen vaker dat zij mantelzorger zijn en vinden het minder een probleem om de zorg met anderen te delen. Mantelzorg en overbelasting De groep mantelzorgers die ondersteuning aan hun (schoon)ouders geeft, doet dit over het algemeen minder dan 8 uur per week en/of korter dan 3 maanden. Zij geven aan niet vaak overbelast te zijn, maar zijn verder niet actief als vrijwilliger of in verenigingsverband. Zij verrichten over het algemeen wel betaalde arbeid en hebben vaak thuiswonende kinderen. Zij zetten zich minder actief in voor de buurt dan nietmantelzorgende ouders met thuiswonende kinderen. De groep mantelzorgers die zorg verleent aan vrienden, kennissen of buren geeft niet vaak aan overbelast te zijn. Wel moet er rekening gehouden worden met het feit dat zij meestal zelf niemand hebben om op terug te vallen. Dus dat als overbelasting wel plaatsvindt, het meteen tot grotere problemen kan leiden. De grootste groep allochtone mantelzorgers die zorg aan hun (schoon)ouders biedt, is niet vaak overbelast. Er zit wel een redelijk zorgwekkende groep bij. Deze zorgt voor hun (schoon)ouders, heeft zelf geen vangnet, is overbelast, en is tot slot onbekend met het feit dat mantelzorgers een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit de gemeente als het geven van hulp hun teveel wordt. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 18

25 Ondersteuning Aan mantelzorgers is gevraagd of zij bekend zijn met het feit dat zij ondersteuning kunnen krijgen, of dat zij weten waar mantelzorgers terecht kunnen voor deze ondersteuning, en of zij zelf ooit gebruik hebben gemaakt van deze ondersteuning. Wij hebben de achtergronden bekeken van de respondenten die aangeven wel eens gebruik te hebben gemaakt van ondersteuning. Enkele zaken zijn zeer opvallend: mantelzorgers die gebruik hebben gemaakt van ondersteuning zijn met name de lichte mantelzorgers (minder dan 8 uur per week en/of 3 maanden) en zijn (bijna) nooit overbelast. Daarnaast blijkt dat het voornamelijk de respondenten zijn die aangeven mantelzorg te verlenen aan buren, vrienden of kennissen en andere familieleden die gebruikmaken van de ondersteuning voor mantelzorgers. Ook opvallend is het antwoordgedrag op de vraag Beschouwt u zich als mantelzorger?. Met name de groep mantelzorgers die hulp verleent aan buren, vrienden of kennissen ziet zichzelf eerder als mantelzorger. De groep mantelzorgers die zorg verleent aan (schoon)ouders (en in de zwaardere categorie vallen) ziet zichzelf het minst vaak als mantelzorger. Hoewel de term mantelzorger een grotere bekendheid geniet dan enkele jaren geleden zijn er nog altijd mensen die de term niet met henzelf in verband brengen. Vooral mantelzorgers van allochtone herkomst zijn minder met de term bekend. Het risico van de onbekendheid met het begrip mantelzorg is dat deze mensen niet bereikt worden met informatie die voor hen bedoeld is en daardoor ook niet op de hoogte zijn van de ondersteuningsmogelijkheden. Ook oudere partners en kinderen van zorgbehoevende ouders beseffen nog lang niet altijd dat het begrip mantelzorger ook op hun van toepassing is. En dat dit ook nog geldt wanneer de zorgbehoevende partner of ouder in een zorginstelling verblijft. Ontvanger vrijwillige zorg Binnen type 3, mantelzorg, vallen dus ook ontvangers van mantelzorg. Zij hebben in grote mate een overeenkomstig participatiegedrag als de gevers van mantelzorg. Met andere woorden, door het geven van mantelzorg heeft de mantelzorger dusdanig weinig tijd, energie, et cetera voor andere activiteiten, dat diens participatiegedrag een grote gelijkenis vertoont met een zorgvrager die ondersteuning ontvangt! De achtergrondkenmerken van deze twee groepen (gever en ontvanger) wijken natuurlijk wel op bepaalde punten af. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 19

26 Hieronder een overzicht van de kenmerken van de ontvangers van mantelzorg binnen dit type: is een weduwe of weduwnaar; kent een combinatie van gezondheidsproblemen, fysieke beperkingen, psychische belemmeringen en overbelasting (daarbij ook verlener van mantelzorg); is in de leeftijd van 75 jaar en ouder (gepensioneerd); heeft een aangepaste woning; of woont in een tehuis of instelling 17 ; heeft uitwonende kinderen; heeft een modaal inkomen; is sterk tot zeer sterk eenzaam; neemt nauwelijks deel aan de maatschappij. Respondenten van 27 t/m 44 jaar ontbreken vrijwel volledig in dit type. Ook de leeftijdsgroep van 45 t/m 64 jaar is sterk ondervertegenwoordigd. Evenals mensen met een hoog inkomen. Mensen met thuiswonenden kinderen, en mensen die veel gebruik maken van (openbare) sociale ontmoetingsplaatsen komen vrijwel niet binnen dit type voor. Als deze groep gebruik maakt van recreatieve of culturele ontspanningsgelegenheden, dan gaan zij vaak vergezeld van een begeleider/vrijwilliger (type 1). Tot slot is er een groep binnen dit type waar heel veel samenkomt: lichamelijke beperking(en), het zelf ook geven van zorg, overbelasting en gezondheidsproblemen. Het gaat hier om ouderen die zowel voor hun partner zorgen, als zelf zorg ontvangen (van hun partner of een andere naaste). Deze mensen geven daarnaast ook nog aan zelf niemand te hebben om op terug te vallen als zij hulp of zorg nodig hebben. Het kunnen oudere echtparen zonder kinderen zijn of mensen waarvan de kinderen verder weg wonen. Als zij verwachten hun hulpbehoevende partner te overleven dan voorzien zij dat er voor hen niemand is op wie ze kunnen terugvallen. Zij kijken in die zin met angst naar de toekomst en ervaren dat er bij het mogelijk wegvallen van hun partner geen vangnet meer is voor henzelf. De rol van de buurt of wijk Steeds vaker kiezen gemeenten ervoor om het Wmo aanbod op wijkniveau te organiseren. De wijk vormt een goede schaal voor een integrale aanpak en de afstemming tussen gemeente, zorgaanbieders en welzijnsinstellingen. In dit onderzoek zijn we nagegaan of mensen die om wat voor reden dan ook minder mobiel zijn zoals ouders met jonge kinderen, mensen met een fysieke beperking, zorgbehoevende ouderen of mensen met een laag inkomen zich meer op hun buurt richten. Het lijkt erop dat vooral jonge gezinnen (zie ook de paragraaf over actieve buurtbewoners) zich actief inzetten voor de 17 Ook als de zorgbehoevende in een tehuis of instelling woont, kan er sprake zijn van mantelzorg. Het is absoluut niet zo dat dit alleen geldt voor zorgbehoevenden die zelfstandig wonen. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 20

27 buurt. Zij gaven het minst aan sociale ontmoetingsplaatsen in de buurt te missen. Via hun kinderen (andere ouders bij school, bij speelplaatsen, ouders van vriendjes) leren de jonge ouders gemakkelijk andere buurtbewoners kennen. Andere groepen zoals ouderen en allochtone buurtbewoners missen in de regel wel ontmoetingsplaatsen in de buurt. Hun plaats in de openbare ruimte is minder gemakkelijk aan te geven dan die van kinderen en jonge ouders. Het is belangrijk te concluderen dat mensen die letterlijk meer aan huis en hun woonbuurt gebonden zijn, daar in sociale zin niet automatisch de weg weten te vinden. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 21

28 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 22

29 3 Belemmeringen bij maatschappelijke participatie 3.1 Inleiding Gemiddeld participeert één op de vier respondenten niet of nauwelijks in de samenleving. Voor een deel van hen geldt dat zij daarvoor geen tijd hebben of niet geïnteresseerd zijn. Voor een ander deel betreft het mensen die wel willen participeren maar op belemmeringen stuiten. In dit hoofdstuk gaat het over de laatstgenoemde groep. Bij alle vormen van maatschappelijke participatie is aan de respondenten - die aangaven niet te participeren - gevraagd wat daarvoor de reden is. Of zij geen tijd hadden, niet geïnteresseerd waren, er onvoldoende aanbod was, ze het aanbod niet kenden dan wel een belemmering ervoeren. Vervolgens is geïnformeerd naar de aard van de belemmering. Daarbij kon men de volgende belemmeringen aankruisen: problemen met kinderopvang of huishouden, gebrek aan vervoer/afstand te groot, het eng vinden om ergens (alleen) heen te gaan, fysieke belemmeringen, financiën, zich niet welkom voelen, gezondheid(sproblemen) en problemen met taal. Respondenten die aangaven niet te participeren omdat ze een belemmering ervaren, scharen we in dit onderzoek onder de groep ik wil wel maar kan niet. 40% van alle niet-participerende respondenten in dit onderzoek is 75 jaar of ouder. De hogere leeftijdsklassen vormen het grootste deel van de niet-participerende burgers; burgers met een behoefte om deel te nemen aan de maatschappij, maar die dat door een belemmering niet of nauwelijks doen. Hieronder beschrijven we de belemmeringen die (gedeeltelijk) niet-participerende burgers ervaren. 3.2 Belemmeringen en hun invloed op participatie Gezondheidsproblemen en financiële overwegingen worden het meest frequent genoemd als specifieke belemmering bij maatschappelijke participatie, gevolgd door sociale- en mobiliteitsbeperkingen (zie figuur 3). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 23

30 Figuur 3 Belemmering bij participatie (%) Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de ervaren belemmeringen door burgers en de feitelijke invloed op participatie. Derhalve is er onderzocht welke belemmeringen met name resulteren in een (forse) teruggang in de participatiegraad. De grootste obstakels 18 bij participatie zijn: 1. gezondheid(sproblemen); 2. problemen met de (Nederlandse) taal; 3. psychische belemmeringen. We hebben het antwoord ik vind het eng om er (alleen) heen te gaan in deze rapportage aangeduid als een psychische belemmering. Mensen geven niet gauw aan dat zij een psychische belemmering ervaren vandaar dat gekozen is voor een formulering die sociaal aanvaardbaarder gevonden wordt. Het kan zijn dat deze belemmering daardoor iets zwaarder aangezet wordt in onze rapportage. Fysieke belemmeringen, mobiliteitsbelemmeringen en overbelasting hebben een matige invloed op algehele maatschappelijke participatie. Financiële belemmeringen blijken nauwelijks van invloed te zijn op de participatiegraad. Dat fysieke belemmeringen en moeite hebben met mobiliteit slechts een matige belemmering vormen voor maatschappelijke participatie, kan wellicht uitgelegd worden als het succes van hedendaagse hulpmiddelen en het gemeentelijke Wmo-beleid. Daarmee wordt ook duidelijk dat het hebben van een beperking niet gelijk gesteld kan worden aan een belemmering. De inzet van organisaties zoals de CG-raad is dan ook dat de samenleving zo ingericht wordt via inclusief beleid dat beperkingen niet tot belemmeringen leiden. 18 Een regressieanalyse is toegepast om de invloed van de belemmeringen op de participatiegraad vast te stellen. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 24

31 De beperkte invloed van de financiën op participatie, terwijl het als een van de voornaamste belemmeringen geldt, ligt in het feit dat personen aan sommige vormen van participatie zouden willen deelnemen maar dat om financiële redenen niet kunnen, en daarvoor in de plaats vaak kiezen voor andere vormen. 3.3 Doelgroepen en hun belemmeringen Om zeer verschillende redenen zijn mensen niet, of beperkt in staat deel te nemen aan de maatschappij. Het - onvrijwillig - onttrekken aan maatschappelijke participatie is vaak gelegen in een samenspel van factoren. In deze paragraaf belichten we (doel)groepen die zich onderscheiden van andere burgers door een lage mate van participatie en een hoge mate van eenzaamheid als gevolg van een of meerdere belemmeringen. Personen van 75 jaar en ouder Van de onderscheiden leeftijdsklassen ervaren mensen in de leeftijdsklasse 75 jaar en ouder in relatief hoge mate belemmeringen. Meer dan de helft heeft te maken met één of meer belemmeringen. Van deze groep heeft 43% te maken met twee of meer belemmeringen. De gezondheid is veruit de voornaamste belemmering om deel te nemen aan één of meerdere vormen van maatschappelijke participatie. Bijna één op de drie mensen van 75 jaar of ouder ervaart een gezondheidsprobleem als belemmering bij maatschappelijke participatie. Onder mensen in de leeftijdsklasse 65 t/m 75 jaar bedraagt dit aandeel maar 14%. In de leeftijdsklasse 75 jaar en ouder ervaart 12% een mobiliteitsbeperking. Eén op de tien ervaart een fysieke belemmeringen en eenzelfde aandeel ervaart een psychische belemmering. Onder weduwen en weduwnaren spelen psychische problemen in hogere mate op (15%). Ouderen hebben dus veelal te maken met belemmeringen die van grote invloed zijn op hun participatie. Allochtone inwoners 19 Meer dan de helft van de allochtonen ervaart een belemmering bij de maatschappelijke participatie. Onder niet-westerse allochtonen gaat het zelfs om twee derde van de mensen. Meer dan de helft van de niet-westerse allochtonen heeft te maken met twee of meer belemmeringen. De belemmeringen die door allochtone inwoners het meest zijn aangegeven, zijn sociaal van aard (17%), financiën (15%) en gezondheid (14%). Daarnaast ondervinden 19 In dit onderzoek maken wij onderscheid tussen autochtoon, westerse allochtoon en niet-westerse allochtonen conform de definities van het CBS. Het aandeel westerse allochtonen (ruim 4%) is in de dataset te klein om harde conclusies aan te verbinden maar zij vertonen verschillen in participatiegedrag met nietwesterse allochtonen en worden daarom wel apart benoemd. Het aandeel niet-westerse allochtonen ligt tussen de 7 en 15 procent. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 25

32 allochtonen vaker een belemmering als gevolg van hun taalachterstand en hun psychische toestand. Een sociale belemmering is niet alleen absoluut het grootste obstakel voor maatschappelijke participatie onder allochtonen, maar komt in vergelijking met autochtonen ook veel vaker voor. Onder de niet-westerse allochtonen ondervindt maar liefst één op de drie hier hinder van. Taalproblemen en psychische belemmeringen worden door bijna één op de tien nietwesterse allochtone inwoners genoemd. Bijna een kwart van de allochtone inwoners voelt zich soms of vaak gediscrimineerd, in vergelijking met 8% van de autochtone inwoners. Het gaat naast discriminatie op afkomst in mindere mate ook om discriminatie op levensovertuiging en inkomen. Allochtonen, en dan met name westerse allochtonen, geven vaker dan autochtonen aan overbelast te zijn als gevolg van het geven van vrijwillige zorg aan een naaste. In hoeverre dit zijn weerslag heeft op andere vormen van maatschappelijke participatie is onduidelijk. Personen met een lichamelijke en geestelijk beperking en overbelasting Bijna de helft van de mensen met een lichte beperking ervaart twee of meer belemmeringen, onder mensen met een matige beperking loopt dit aandeel op tot ruim 80%. Van de mensen met een zware beperking heeft eenzelfde aandeel te maken met maar liefst drie of meer belemmeringen. De belemmeringen van mensen met een lichamelijke beperking, geestelijke beperking en overbelasting zijn natuurlijk grotendeels terug te voeren op de gezondheid en fysieke gebreken. Mobiliteitsbelemmering speelt bij een derde van de mensen met een zware beperking. Bijna twee op de vijf personen met een zware beperking heeft te maken met een psychische belemmering. Ruim een kwart ervaart sociale belemmeringen. De helft heeft te maken met financiële belemmeringen. Ruim een derde van de personen met een matige beperking en drie kwart van de personen met een zware beperking zegt soms tot vaak te maken te hebben met discriminatie op grond van handicap en inkomen. Alleenstaanden en eenoudergezinnen Bijna de helft van de alleenstaanden ervaart één of meer belemmeringen bij maatschappelijke participatie. Ze ondervinden veel vaker een belemmering dan gehuwden of samenwonenden. Bijna één op de vijf alleenstaanden (niet zijnde weduwe/weduwnaren) voert financiële redenen aan als belemmering bij sommige vormen van participatie. Onder SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 26

33 eenoudergezinnen waarbij de kinderen in huis wonen ziet zelfs een derde de financiën als een belemmering. Dergelijke gezinnen hebben daarnaast moeite met het organiseren van het huishouden (15%), waardoor nauwelijks tijd kan worden vrijgemaakt voor bijvoorbeeld het verenigingsleven en culturele uitstapjes. Ten slotte is er onder eenoudergezinnen met thuiswonende kinderen ook sprake van sociale belemmeringen (13%). Deze komen voort uit schaamte als gevolg van de ontwrichting van een persoonlijke relatie en de (verslechterde) inkomenspositie. Opvallend is dat onder alleenstaanden met uithuiswonende kinderen psychische belemmeringen vaker aan de orde zijn (16%). Personen in een huishouden met een laag inkomen Twee derde van de lage inkomenshuishoudens 20 ervaart één of meer belemmeringen bij maatschappelijke participatie. Meer dan de helft heeft te maken met twee of meer belemmeringen, een kwart zelfs met drie of meer belemmeringen. De belangrijkste belemmering is de gezondheid (29%). De tweede plaats wordt niet geheel verrassend ingenomen door financiën (23%). Ook onder deze groep spelen psychische en sociale belemmeringen op (respectievelijk 13% en 12%). Eén op de vijf personen in een huishouden met een laag inkomen voelt zich gediscrimineerd. Het gaat om discriminatie op handicap, afkomst en/of inkomen. De invloed van een laag gezinsinkomen op participatie komt aan de orde in de volgende paragraaf. 3.4 Armoede en participatie Armoede is meer dan een financieel probleem. De meest kwetsbare burgers zijn doorgaans personen met een optelsom van problemen op het gebied van gezondheid, financiën, scholing, leefomgeving, maatschappelijke participatie en eenzaamheid. De aanpak van deze problematiek vereist een sluitende regie op de keten van voorzieningen. Gemeenten vervullen een belangrijke rol in het bestrijden van armoede. Niet alleen door het invullen van een zorgplicht en het verstrekken van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Gemeenten zijn vrij om in aanvulling hierop initiatieven te ontwikkelen op het gebied van inkomensondersteuning en participatiebevordering. De koppeling met de Wmo is hier een logische stap. In het onderzoek hebben wij de relatie tussen armoede en participatie op twee manieren onderzocht. Enerzijds door financiën als een van de mogelijke belemmeringen op te nemen in de vragenlijst, anderzijds door een koppeling te leggen tussen het participatiegedrag van respondenten en hun inkomensniveau. 20 Geschoond van scholieren/studenten SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 27

34 Mensen uit een huishouden met een hoog inkomen zijn zeer breed vertegenwoordigd in nagenoeg alle vormen van participatie. Echter, personen uit een huishouden met een netto gezinsinkomen lager dan 1.500,- per maand participeren aanzienlijk minder dan gemiddeld. Bijna de helft (45%) van de inwoners uit de inkomensklasse 700,- tot 1.000,- participeert niet tot nauwelijks. In de hoogste inkomensklasse is dit aandeel slechts 9%. Ook is de eenzaamheid onder de lage inkomensklassen beduidend hoger. 21 Eén op de vijf respondenten uit de inkomensklasse 700,- tot 1.000,- ervaart een sterke tot zeer sterke mate van eenzaamheid. Ter vergelijking, in de hoogste inkomensgroep is dit aandeel slechts 2%! Het stimuleren van participatie van kinderen is vaak één van de speerpunten van minimabeleid in gemeenten. Wij hebben de deelname van kinderen aan verenigingen afgezet tegen het inkomen van het gezin. Zichtbaar wordt dat kinderen uit gezinnen met een laag inkomen minder deelnemen aan verenigingen dan kinderen uit gezinnen met een hoger inkomen. De grens ligt rond de 1.500,-. Waar uit een gezin met een netto inkomen tussen de 700,- en de 1.500,- 62% van de kinderen lid is van een vereniging (en bij gezinnen met een inkomen tot 700,- 58%), neemt dit aandeel toe bij een hoger inkomen tot wel 76% in de hoogste inkomensklasse. Welke rol lijkt schaamte als gevolg van armoede te spelen als mogelijke belemmering voor het participeren? In kleine dorpen heerst vaak vooral stille armoede. Juist waar sociale cohesie erg sterk is (en kan neigen naar sociale controle) schamen mensen zich voor hun lage inkomen of financiële problemen. Wij hebben onderzocht in welke mate mensen in de lage inkomenscategorieën als belemmering Ik voel mij niet welkom en/of Ik vind het eng om er (alleen) heen te gaan aankruisen. Wat blijkt is dat sociale belemmeringen ruim twee maal, en psychische belemmeringen drie tot vijf maal zo vaak voorkomen in de laagste inkomensklasse dan in de hoogste inkomensklasse. 21 Met uitzondering van. de laagste inkomensklasse; een groot deel van de respondenten zijn studenten. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 28

35 4 Participatie en eenzaamheid 4.1 Inleiding In de inleiding van dit rapport hebben we al het vermoeden uitgesproken van een verband tussen participatie en eenzaamheid. Welk verband blijkt uit dit onderzoek? Is maatschappelijke participatie een middel tegen eenzaamheid en als dat zo is, geldt dat dan onverkort en in gelijke mate voor verschillende groepen binnen de samenleving? Om hierop antwoord te kunnen geven is een manier bedacht om de mate en reikwijdte van participatie weer te geven, alsmede de mate van eenzaamheid. Vervolgens is nagegaan of participatie invloed heeft op de mate van eenzaamheid. Dit komt aan de orde in de volgende paragraaf. Daarna bekijken we de participatie- en eenzaamheidsscores en de achtergrondkenmerken van verschillende voor het beleid relevante groepen, zoals mensen van 75 jaar en ouder, allochtone inwoners en mensen uit een huishouden met een laag inkomen. Daarna presenteren we nog enkele overige uitkomsten. De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op alle respondenten en niet uitgesplitst naar (uw) gemeente. Het doel van dit hoofdstuk is het construeren van een solide kader aan de hand waarvan de resultaten van de gemeente Rijssen-Holten (hst. 5) in perspectief kunnen worden geplaatst. 4.2 Samenhang participatie en eenzaamheid Participatie zoals in dit onderzoek gemeten omvat negen mogelijke vormen van participatie: betaalde arbeid, opleiding, vrijwilligerswerk, mantelzorg, lidmaatschap vereniging, culturele participatie, recreatieve participatie, sociale contacten en buurtparticipatie. Op grond hiervan zijn mensen ingedeeld naar de mate van participatie, met het volgende resultaat: Figuur 4 Mate van participatie (%) SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 29

36 4% van de inwoners in de respondentengroep participeert niet. Een kwart participeert niet of nauwelijks. 60% van de respondenten vertoont een bovengemiddelde tot hoge mate van participatie, en kunnen worden toegerekend aan de actieven met pluriform participatiegedrag. Het statistisch gemiddelde komt uit op 3.81 vormen van participatie. De beleving van eenzaamheid is gemeten aan de hand van 11 stellingen. De mate van eenzaamheid is opgedeeld in vier groepen: mensen die niet eenzaam zijn, de matig eenzamen, de sterk eenzamen en de zeer sterk eenzamen. Bijna twee derde van de respondenten is niet eenzaam. 7% van de burgers ervaart een sterke tot zeer sterke eenzaamheid. Het statistisch gemiddelde van eenzaamheid in de totale onderzoekspopulatie ligt op Figuur 5 Mate van eenzaamheid (%) Doorgaans waarderen mensen hun deelname aan de maatschappij meer naarmate het spectrum en de omvang ervan groter is; ze voelen zich dan ook minder snel eenzaam. Toch is dat lang niet altijd het geval. Iemand kan breed participeren in de maatschappij maar zich desondanks wel eenzaam voelen. Om die reden hebben we gemeend er goed aan te doen een typologie te ontwikkelen, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de reikwijdte van maatschappelijke participatie, maar ook met de mate van eenzaamheid. Tabel 3 Maatschappelijke kwetsbaarheid Bovengemiddelde participatie Benedengemiddelde participatie Afwezigheid eenzaamheidsgevoelens weerbaren contactarmen Aanwezigheid eenzaamheidsgevoelens eenzamen kwetsbaren SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 30

37 Wanneer we de omvang van iemands participatiegedrag (bovengemiddeld versus benedengemiddeld) combineren met de aan- en afwezigheid van eenzaamheidsgevoelens dan komen we tot de volgende typen: weerbaren, contactarmen, eenzamen, kwetsbaren. Figuur 6 Typologie maatschappelijke kwetsbaarheid (%) Twee op de vijf personen participeert bovengemiddeld en zegt zich niet eenzaam te voelen (weerbaren). Eén op de vijf vertoont een benedengemiddelde maatschappelijke participatie, maar vaart daar toch wel bij (contactarmen). 17% is bovengemiddeld actief maar blijkt zich toch eenzaam te voelen (eenzamen). Ten slotte geeft één op de vijf aan weinig actief te zijn in de maatschappij, en zich daar eenzaam onder te voelen (kwetsbaren). In dit onderzoek besteden we in het bijzonder aandacht aan de doelgroepen van de Wmo, de mensen die vanwege gezondheidsklachten en/of beperkingen (fysiek, geestelijk, sociaal) moeite hebben om maatschappelijk te participeren en een grotere kans hebben om te vereenzamen. Daarom gaan we hieronder nader in op de mate van participatie en eenzaamheid per doelgroep. 4.3 Participatie en eenzaamheid per doelgroep Personen van 75 jaar en ouder (10%) 22 Over het algemeen kan worden gesteld dat mensen van 75 jaar en ouder benedengemiddeld participeren, en bovengemiddeld eenzaam zijn. Twee op de vijf kan worden toegerekend tot de groep maatschappelijk kwetsbaren. Verder blijkt dat binnen deze leeftijdsklasse met name weduwen/weduwnaren in hoge mate eenzaam zijn. Een kwart van de verweduwden is sterk tot zeer sterk eenzaam. Het verlies van een partner is één van de voornaamste redenen van eenzaamheidsgevoelens 22 Aandeel van de respondenten SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 31

38 (emotionele eenzaamheid). Mannen zijn in die omstandigheden in hogere mate eenzaam dan vrouwen. Voorts is het zo dat het sociale isolement binnen deze leeftijdsgroep niet minder, maar eerder meer gevoeld wordt in de setting van een zorginstelling. Hier is vermoedelijk het gemis van een intieme vriendschap/relatie vooral debet aan (emotionele eenzaamheid) en wellicht de afhankelijkheid van anderen voor sociale contacten. Vooral na de leeftijd van 75 jaar is de kans op eenzaamheid groter door een opeenstapeling van verschillende gebeurtenissen zoals het overlijden van de partner en van andere leeftijdsgenoten, en het verlies van mobiliteit en zelfstandigheid door afnemend fysiek, en cognitief functioneren. Allochtone inwoners 23 (18%) Niet-westerse allochtone inwoners participeren minder en eenzijdiger dan autochtone inwoners. Een derde van de niet-westerse allochtone inwoners participeert niet tot nauwelijks; bijna één op de tien participeert in hoge mate en veelzijdig. De mate van eenzaamheid is onder niet-westerse allochtone inwoners fors hoger, en hoger dan op grond van de participatiescore te verwachten viel. Twee op de vijf niet-westerse allochtonen is maatschappelijk kwetsbaar. Tabel 4 Participatie- en eenzaamheidsscores in relatie tot herkomst Participatiescore Eenzaamheidsscore autochtoon niet-westers allochtoon Herkomst westers allochtoon allochtoon met onbekende achtergrond Respondenten Alle Bijna één op de vijf niet-westerse allochtonen en één op de tien westerse allochtonen is sterk tot zeer sterk eenzaam. Niet-westerse allochtone mannen zijn eenzamer dan allochtone vrouwen. Dit terwijl allochtone vrouwen minder maatschappelijk participeren dan hun mannen. Hier is het verband tussen participatie en eenzaamheid kennelijk anders dan bij autochtone inwoners. Vermoedelijk voelen allochtone vrouwen zich minder eenzaam omdat ze vooral op het gezin en de familie georiënteerd zijn. Met name nietwesterse allochtone mannen voelen zich, juist omdat van hen wel verwacht wordt dat ze maatschappelijk participeren, vaker geïsoleerd. Ook is het opmerkelijk dat niet-westerse allochtone inwoners in de leeftijdsklasse van 35 t/m 44 jaar de hoogste eenzaamheidsscore kennen van alle leeftijdsgroepen onder 23 In dit onderzoek maken wij onderscheid tussen autochtoon, westerse allochtoon en niet-westerse allochtonen conform de definities van het CBS. Het aandeel westerse allochtonen (ruim 4%) is in de dataset te klein om harde conclusies aan te verbinden maar zij vertonen verschillen in participatiegedrag met nietwesterse allochtonen en worden daarom wel apart benoemd. Het aandeel niet-westerse allochtonen ligt tussen de 7 en 15 procent. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 32

39 allochtonen, terwijl zij beduidend meer participeren dan de jongste of oudste leeftijdsklassen. Wat is hiervoor de verklaring? Is dat het leven in twee werelden of stuiten zij - juist doordat ze meer participeren - vaker op sociale afwijzing? Niet-westerse allochtonen in de leeftijdsklasse 65 jaar en ouder zijn minder eenzaam dan de (jong)volwassen (27-65 jaar), terwijl ze minder breed participeren in de maatschappij. Onder autochtonen zijn juist de ouderen meer eenzaam. Niet-westerse allochtone ouderen onderhouden sociale relaties relatief vaker binnen de sociaal-culturele- en geloofsgemeenschap, alsmede het breder familieverband. Het gaat hier om de eerste generatie (niet-westerse) allochtonen. Personen met een lichamelijke en geestelijk beperking en overbelasting (14%) Van de mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking en/of overbelasting is 14% sterk tot zeer sterk eenzaam. Ter vergelijking: onder de 75-plussers is het aandeel sterk tot zeer sterk eenzamen 11%. De maatschappelijke participatie neemt fors af onder invloed van één of meer lichamelijke, geestelijke beperking(en) en overbelasting. De eenzaamheidsscore neemt daarbij met één beperking al zeer fors toe. Bij de hoogste mate van beperking is de eenzaamheidsscore 6.50, en behoort ruim een derde tot de sterk tot zeer sterk eenzamen. In de situatie waarin twee beperkingen opspelen behoort meer dan de helft tot de maatschappelijk kwetsbaren, bij drie beperkingen zelfs twee derde van de mensen (en zijn er nauwelijks maatsschappelijk weerbaren). Mensen met meerdere beperkingen participeren nauwelijks en zijn vaak zeer eenzaam. Voorts blijkt uit de gegevens dat zij eenzamer zijn dan op basis van de participatiescore te verwachten viel. Kennelijk voorziet de vorm van participatie niet in hun wensen en verwachtingen. Mogelijk mist men vooral emotionele ondersteuning. Een hoge mate van beperking in combinatie met een woonsituatie in een tehuis/instelling of aangepaste woning (en laag inkomen) resulteert in de meest ongunstige participatie- en eenzaamheidsscores. Tabel 5 Participatie- en eenzaamheidscore in relatie tot lichamelijke en geestelijke beperking 24 en overbelasting (samenhangende functionele beperkingen) Participatiescore Eenzaamheidsscore geen (gezond) 86% Lichamelijke en geestelijk beperking en overbelasting laag 10% middelmatig 3% hoog 2% respondenten alle Mensen die bij de typen belemmering aangegeven hebben Ik vind het eng om er (alleen) heen te gaan. hebben we ingedeeld bij de groep met een geestelijke beperking. Dit leidt vermoedelijk wel tot een overschatting van deze problematiek. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 33

40 Alleenstaanden en eenoudergezinnen (resp. 17% 25 en 5%) Gedurende de levenscyclus van een mens neemt de eenzaamheid tweemaal flink toe. Eerder hebben we al binnen de (doel)groep van mensen van 75 jaar en ouder de alleenstaanden (weduwe/weduwnaar) geïdentificeerd als een segment waarin (plots) een hoge mate van eenzaamheid voorkomt. De eerste forse stijging van de eenzaamheid in de levenscyclus vindt plaats bij de overgang van de leeftijdsklasse jaar naar jaar. De plotselinge toename van de eenzaamheid is hier toe te wijzen aan de toename in het aantal alleenstaanden en eenoudergezinnen door ontwrichting van persoonlijke relaties. Hierdoor loopt de participatie terug, maar neemt de (emotionele) eenzaamheid buitenproportioneel toe. Dit geldt met name voor alleenstaande mannen (en in mindere mate ook vrouwen) met een uithuiswonend kind. Ook onder de eenoudergezinnen is de eenzaamheid hoog, echter lager dan bij het voornoemde huishouden. De participatiescore is echter aanzienlijk hoger. Een derde van de alleenstaanden met thuiswonende kinderen en maar liefst de helft van de alleenstaanden met uit-huiswonende kinderen is maatschappelijk kwetsbaar. Ter vergelijking: in niet-ontwrichte gezinnen behoort één op de tien tot de maatschappelijk kwetsbaren. Eén op de vijf personen uit een eenoudergezin is sterk tot zeer sterk eenzaam. De reden voor de relatief hoge eenzaamheid moet voor een deel gezocht worden in een lager netto gezinsinkomen, en de belemmeringen welke dit oplevert bij maatschappelijke participatie. Tabel 6 Participatie- en eenzaamheidscore in relatie tot huishoudenssituatie Participatiescore Eenzaamheidsscore geh. / samenw. met thuisw. kind geh. / samenw. met uit-huisw. kind gehuwde / samenw. zonder kind Huishouden Alleenstaande zonder kind alleenstaande met thuisw. kind alleenstaande met uit-huisw. kind weduwe/weduwnaar Respondenten alle Personen in een huishouden met een laag inkomen 26 (11%) Personen in huishoudens met een netto inkomen tussen 700,- en 1000,- per maand hebben een aanzienlijk lagere participatiescore (2.75 vergeleken met 3.81 voor het gemiddelde van alle respondenten) en een veel hogere eenzaamheidsscore (4.45 vergeleken met 2.52 voor het gemiddelde van alle respondenten). Eén op de vijf personen uit een huishouden met een laag inkomen is sterk tot zeer sterk eenzaam. Ruim twee op de vijf behoort tot de groep maatschappelijk kwetsbaren, en slechts een kwart tot de 25 Excl. weduwen en weduwnaren 26 De laagste inkomensklasse (tot 700 euro netto per maand) laten we hier buiten beschouwing, omdat deze groep bevolkt wordt door scholieren en studenten met een relatief lage eenzaamheid, en afwijkend gedrag ten aanzien van maatschappelijke participatie. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 34

41 maatschappelijk weerbaren. Ook in de inkomensklasse 1.000,- tot 1.500,- per maand behoort nog steeds een fors aandeel tot de maatschappelijk kwetsbaren. Figuur 7 Participatie en eenzaamheid onder (doel)groepen Invloed woonsituatie op eenzaamheid Mensen die in een tehuis of instelling wonen 28 dan wel in een aangepaste woning 29 hebben een lage participatiescore, respectievelijk 2.19 en 2.69, en een hoge eenzaamheidsscore van 4.30 voor tehuisbewoners en 4.59 voor mensen in een aangepaste woning. De helft van de personen in een tehuis/instelling of aangepaste woning kan worden toegerekend tot de maatschappelijk kwetsbaren. Een derde is contactarm. Slechts één op de tien inwoners van een tehuis of instelling is maatschappelijk weerbaar. Personen in een instelling geven vaker te kennen gezelligheid te missen, en leegte om zich heen te ervaren (beide 41%) dan personen in een zelfstandige woonsituatie (exclusief aangepaste woning). Daarnaast vindt 45% de kring van kennissen te beperkt en 13% geeft 27 De doelgroep inwoners met inkomen op bijstandsniveau bevat ook jongeren met een relatief hoge mate van participatie, en lage mate van eenzaamheid. 28 (n=161) 29 (n=339) SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 35

42 te kennen dat er onvoldoende mensen zijn met wie ze zich nauw verbonden voelt. Een hogere mate van zelfstandigheid in de woonsituatie resulteert in gunstigere scores. Tabel 7 Mate van eenzaamheid in relatie tot de woonsituatie Mate van eenzaamheid niet matig sterke zeer sterke eenzaam eenzaam eenzaamheid eenzaamheid zelfstandig 64% 30% 4% 2% Woonsituatie inwonend bij ouders / verzorgers 70% 25% 4% 2% aangepaste woning 36% 44% 12% 8% tehuis/instelling 42% 41% 11% 7% Respondenten alle 63% 30% 5% 2% Eén op de vijf inwoners van een instelling of aangepaste woning voelt zich sterk tot zeer sterk eenzaam. Dat is een indrukwekkende uitkomst. Ter vergelijking: 6% van de mensen die zelfstandig wonen (exclusief aangepaste woning), voelt zich sterk tot zeer sterk eenzaam. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 36

43 5 Rijssen-Holten In de voorafgaande hoofdstukken hebben we de algemene onderzoeksresultaten over maatschappelijke participatie, de ervaren belemmeringen en het voorkomen van eenzaamheid beschreven. In dit hoofdstuk komt de maatschappelijke participatie in de gemeente Rijssen-Holten aan bod. Hoe liggen de participatiescores in uw gemeente, en hoe verhouden die zich tot de gemiddelden in de referentiegroep? Zijn daarbij verschillen te zien in de participatie van de bewoners in verschillende wijken of kernen? Hoe participeren uw inwoners en hoe is de inzet in uw gemeente voor vrijwilligerswerk en verenigingsleven, voor de buurt en voor mantelzorg? Tegen welke belemmeringen lopen uw inwoners op die wel willen participeren maar dat niet of minder kunnen dan ze zouden willen? Wat valt op te merken over het participatiegedrag van uw Wmo-doelgroepen? Eerst wordt er een korte profielschets van uw gemeente en de respondentengroep gemaakt op basis van een aantal achtergrondkenmerken van uw respondenten in verhouding tot de referentiegroep en/of het landelijk gemiddelde. Vervolgens komen de participatiescores in uw gemeente, de verdeling van de verschillende vormen van participatie en de verdeling van de drie participatietypen inzet voor anderen aan de orde. Tot slot komt de mate waarin respondenten in uw gemeente belemmeringen voor maatschappelijke participatie ervaren en welke belemmeringen daarin dominant zijn aan bod. 5.1 Profielschets van de gemeente en respondentengroep Op veel punten komen respondenten uit de gemeente Rijssen-Holten overeen met de referentiegroep. 30 In verhouding met het landelijke gemiddelde heeft Rijssen-Holten relatief veel jonge mensen en iets minder 55-plussers. Een iets groter aandeel van de respondenten in Rijssen-Holten is vrouw. Tabel 8 Leeftijdsverdeling gemeente (CBS) gemeenten Rijssen-Holten Referentie groep 18 t/m 26 15% 12% 27 t/m 34 13% 10% 35 t/m 44 18% 18% 45 t/m 54 18% 20% 55 t/m 64 15% 18% 65 t/m 74 11% 12% 75 en ouder 10% 10% 30 Gezien de oververtegenwoordiging van met name 75-plussers in de totale dataset baseren wij de leeftijdsopbouw hier op het CBS. Vervolgens is er een weging op de resultaten toegepast om een eventuele onder- of oververtegenwoordiging van ouderen in lijn te brengen met de werkelijke leeftijdsopbouw in de gemeente(n). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 37

44 Het opleidingsniveau van respondenten wijkt iets af van het gemiddelde in de rest van de groep. Enig verschil is dat er iets minder hoogopgeleide inwoners zijn in de gemeente. Het aandeel respondenten dat getrouwd is (of samenwoont) met thuiswonende kinderen is iets hoger dan gemiddeld (41% in verhouding tot 37%). Het gemiddeld netto inkomen per huishouden ligt iets lager dan in de referentiegroep. Net zoals in de referentiegroep is ongeveer negen van de tien respondenten autochtoon Participatie in de gemeente Rijssen-Holten De gemiddelde participatiescore 32 voor uw gemeente bedraagt Gemiddeld voor alle deelnemers is de score even hoog, namelijk (zie tabel 9). Bij een participatiescore van 2 of lager is er sprake van een geringe/eenzijdige participatiefocus. Boven de 3.82 is er sprake van een bovengemiddelde participatie, boven de 6 is er sprake van een breed participatieprofiel. Als wij kijken naar de gemiddelde participatiescore per kern dan zien we dat er onderlinge verschillen zijn. De participatiegraad is het hoogst in de kern Rijssen Centrum. De kernen met de laagste participatiegraad zijn Rijssen Zuidwest en Rijssen Noord. Tabel 9 Participatie in de gemeente Rijssen-Holten segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep Participatiescore Eenzaamheidsscore Een deel van uw burgers participeert niet in de maatschappij. Het aandeel van deze zogenaamde inactieven bedraagt in uw gemeente 3% vergeleken met 4% in de referentiegroep (tabel 10). Het aandeel niet-participerende burgers is het hoogst in Rijssen Centrum en Rijssen Zuidwest (4%) en laagst in Rijssen-Noord, -Zuidoost, en Holten (2%). 31 Zowel zelf, als beide ouders in Nederland geboren. 32 Participatiescore geeft de breedte van het participatiespectrum aan en ligt in het bereik 0-9. De score is opgesteld op basis van: betaalde arbeid, opleiding, vrijwilligerswerk, vrijwillige zorg, lidmaatschap vereniging, culturele participatie, recreatieve participatie, buurtparticipatie, sociale contacten. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 38

45 Tabel 10 Mate van participatie segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwes t Holten Rijssen- Holten Referentie groep niet 4% 2% 2% 4% 2% 3% 4% beperkt 13% 24% 13% 27% 23% 20% 19% Mate van participatie benedengemiddeld bovengemiddeld 13% 20% 21% 15% 18% 17% 19% 64% 50% 61% 52% 53% 56% 52% breed 5% 4% 4% 2% 4% 4% 6% Participatie per (doel)groep De participatiescores voor de eerder benoemde (doel)groepen, te weten 75-plussers, allochtone inwoners, personen met meerdere lichamelijke en geestelijke beperkingen, personen in een huishouden met een laag inkomen, en eenoudergezinnen komen grotendeels overeen met die in de referentiegroep. De scores zijn over bijna de gehele linie iets lager (zie voor volledig overzicht bijlage 1). Opvallend is dat 75-plussers in uw gemeente een lagere participatiescore hebben dan 75-plussers in de referentiegroep (1.92 in verhouding tot 2.33), en een hogere eenzaamheidsscore (4.29 in verhouding tot 3.67). Ook niet-westerse allochtonen en eenoudergezinnen hebben een iets lagere participatiescore. Opvallend is hier dat juist de eenzaamheidscore wel positiever is dan gemiddeld. Inwoners met een gezinsinkomen rond bijstandsniveau hebben wel een hogere participatiescore en zijn minder eenzaam dan in de referentiegroep. Gehuwden/samenwonenden met thuiswonende kinderen vertonen het meest veelzijdige participatiegedrag. De participatiegraad voor deze groep bedraagt 4.47 (4.50 in de referentiegroep). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 39

46 Figuur 8 Participatie en eenzaamheid onder (doel)groepen 33 Vormen van maatschappelijke participatie De meest voorkomende vorm van participatie in de gemeente is onderhouden sociale contacten. Ook wordt recreatieve participatie veel beoefend. In de referentiegroep is dit net andersom. Er vindt in uw gemeente iets meer participatie via vrijwilligerswerk plaats dan gemiddeld. Zo ook bij betaalde arbeid. Culturele participatie komt beduidend minder vaak voor dan in de referentiegroep. In tabel 11 is te zien in welke mate de verschillende vormen van participatie voorkomen in de verschillende wijken. 33 De doelgroep inwoners met inkomen op bijstandsniveau bevat ook jongeren met een relatief hoge mate van participatie, en lage mate van eenzaamheid. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 40

47 Tabel 11 Vormen van participatie naar wijk / kern segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Rijssen Holten Zuidoost Zuidwest Rijssen- Holten Referentie groep Betaalde arbeid 49% 47% 73% 43% 57% 53% 48% Vrijwilligerswerk 48% 50% 46% 45% 49% 47% 42% Mantelzorg 14% 20% 16% 20% 26% 19% 18% Lidmaatschap vereniging Culturele participatie Recreatieve participatie Sociale contacten 60% 46% 49% 48% 51% 51% 54% 33% 21% 18% 20% 18% 22% 29% 75% 62% 80% 59% 66% 68% 70% 78% 85% 75% 76% 71% 77% 68% Buurt participatie 43% 32% 47% 36% 38% 39% 34% Tussen de kernen blijken voor sommige vormen grote verschillen te bestaan. Wat opvalt is dat buurtparticipatie in de wijk/kern Rijssen Zuidoost in beduidend hogere mate voorkomt dan in de andere kern(en)/wijk(en). Vrijwillige zorg aan een naaste (mantelzorg) is in de onderzochte kernen het meest ruimhartig vertegenwoordigd in Holten en het minst in de wijk Rijssen Centrum. Lidmaatschap van een vereniging is juist veruit het grootst in Rijssen Centrum en het kleinst in Rijssen Noord. Zoals we in het deel met de algemene uitkomsten hebben gezien kan dat samenhangen met de bevolkingssamenstelling van die wijken en de achtergrondkenmerken van de mensen die zich inzetten voor anderen. Typologie inzet ten behoeve van anderen De dominante participatievormen waarbij men zich inzet voor anderen is zoals we al eerder hebben gezien, te ontleden in 3 componenten, te weten: (1) lidmaatschap van een vereniging en activiteiten in het kader van vrijwilligerswerk, (2) activiteiten om leefbaarheid en contact in de buurt te vergroten, en (3) mantelzorg. Tezamen wordt door deze typen ruim 65% van het participatiegedrag ten behoeve van de inzet van anderen verklaard. In uw gemeente zijn dezelfde typen te onderscheiden met bijna dezelfde verklarende variantie. - lidmaatschap van een vereniging, en actief in vrijwilligerswerk 24% (24% in referentiegroep) SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 41

48 - actief om leefbaarheid en contact in de buurt te vergroten 21% (23 % in referentiegroep) - mantelzorg 18% (18% in referentiegroep) Type 2 (actief om leefbaarheid en contact in de buurt te vergroten) komt in uw gemeente in iets mindere mate voor dan gemiddeld. 5.3 Niet-deelname verenigingsleven en vrijwilligerswerk De helft van de volwassenen, en een derde van de kinderen van respondenten uit de gemeente Rijssen-Holten zijn niet actief in het verenigingsleven. De deelname aan het verenigingsleven onder volwassenen is relatief laag in Rijssen Noord (55% neemt niet deel). Rijssen Centrum scoort laag als het gaat om deelname onder kinderen (40% neemt niet deel). Over de gehele linie bezien is de participatie van kinderen in het verenigingsleven laag in vergelijking met de referentiegroep (66% deelname versus 71% deelname). De reden die met name wordt gegeven voor het niet participeren in het verenigingsleven is het gebrek aan interesse of behoefte. Ruim een kwart (27%) van de respondenten uit uw gemeente geeft dit als reden op. Daarnaast geeft 15% van de respondenten aan niet te participeren in het verenigingsleven wegens tijdgebrek. Een op de twintig neemt niet deel wegens een belemmering (4% in de referentiegroep). Een relatief groot deel van de inwoners van Rijssen-Holten is actief als vrijwilliger (47% in verhouding tot 42%). Voor het niet doen van vrijwilligerswerk wordt tijdgebrek/te druk juist het vaakst aangegeven als reden. Zes procent van de respondenten in de gemeente doet geen vrijwilligerswerk door een ervaren belemmering (5% in de referentiegroep). Uit de analyses weten we dat de jongeren en jongvolwassenen vaak als redenen voor niet deelname aan vereniging of vrijwilligerswerk opgeven geen tijd te hebben, niet geïnteresseerd te zijn of het aanbod niet aantrekkelijk genoeg te vinden. Personen van middelbare en hoge leeftijd geven daarentegen vaker aan niet te participeren door één of meer belemmeringen. 5.4 Belemmeringen bij maatschappelijke participatie Voor uw gemeente hebben wij bekeken welk deel van de respondenten dat aangeeft op een vlak niet te participeren, dat doet wegens een belemmering. 34 Het blijkt dat de mate waarin respondenten in uw gemeente aangeven een belemmering te ervaren in negatieve zin afwijkt van de referentiegroep. 41% procent van de respondenten ervaart een of meerdere belemmeringen (37% in de referentiegroep). Onder 75-plussers ondervindt maar liefst 57% 34 Op een vraag waarom iemand iets niet doet kunnen 5 antwoorden worden gegeven: geen interesse of behoefte, tijdgebrek/te druk, ik ken het aanbod niet, er is onvoldoende (aantrekkelijk) aanbod, ik ervaar een belemmering. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 42

49 een of meer belemmeringen. Dit percentage is hoger dan gemiddeld onder de 75-plussers in de andere gemeenten (55%). In de wijk/kern Rijssen Zuidwest ervaart men relatief de meeste belemmeringen bij maatschappelijke participatie. Ongeveer 46% ervaart een of meerdere belemmeringen. In Rijssen Centrum en Rijssen Zuidoost ervaren uw burgers relatief weinig belemmeringen. Tabel 12 Mate van belemmering segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep geen 63% 59% 65% 54% 58% 59% 63% een 20% 27% 21% 32% 29% 26% 23% twee 12% 10% 9% 10% 8% 10% 9% 3 of meer 6% 4% 5% 4% 5% 5% 5% De top drie van ervaren belemmeringen in de gemeente Rijssen-Holten bestaat uit: Financiële belemmeringen (11%) en (op een gedeelde tweede plaats) sociale belemmeringen en gezondheidsproblemen (9%). Gezondheidsproblemen en financiële belemmeringen worden ook in de referentiegroep het vaakst door mensen ervaren. Sociale belemmeringen komen daar naar verhouding minder voor (zie tabel 13). Tabel 13 Belemmeringen bij maatschappelijke participatie segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep Mobiliteit 6% 5% 3% 5% 6% 5% 6% Sociaal 5% 9% 13% 7% 8% 9% 6% Huishouden 4% 2% 5% 2% 4% 3% 2% Financiën 13% 9% 8% 11% 13% 11% 10% Taal 1% 1% 1% 0% 1% 1% 1% Gezondheid 11% 13% 3% 12% 6% 9% 11% Fysiek 5% 3% 2% 5% 3% 4% 4% Psychisch 5% 2% 2% 5% 4% 4% 4% Overig 16% 18% 16% 22% 19% 18% 19% Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de ervaren belemmeringen door burgers en de feitelijke invloed op participatie. Derhalve is er voor de gemeente Rijssen-Holten onderzocht welke belemmeringen met name resulteren in een (forse) teruggang in de participatiegraad. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 43

50 De grootste obstakels in uw gemeente bij participatie zijn: gezondheidsproblemen, (problemen met) taal, psychische belemmeringen. Gezondheidsproblemen steekt met kop en schouders boven de andere twee belemmeringen uit. 5.5 Eenzaamheid in de gemeente De eenzaamheid onder de burgers in uw gemeente wijkt lichtelijk in positieve zin af van de referentiegroep. De eenzaamheidsscore voor uw gemeente bedraagt 2.38, tegen 2.47 in de referentiegroep. De mate van eenzaamheid ligt grotendeels in lijn met het gemiddelde van de referentiegroep. 4% van uw burgers is sterk eenzaam, en 2% is zeer sterk eenzaam. Dit is net iets lager dan de referentiegroep (figuur 9). Figuur 9 Mate van eenzaamheid Evenals in de andere gemeenten is de eenzaamheid onder mensen met meerdere lichamelijke beperkingen het grootst. De eenzaamheid is het laagst onder burgers in de leeftijdsklasse 18 t/m 26 jaar. In de referentiegroep is de leeftijdsklasse 27 t/m 34 het minst eenzaam. Onder een groot deel van de doelgroepen is de eenzaamheid hoger dan in de andere gemeenten (bijlage I). Uitzondering hierop vormen gezinnen op bijstandsniveau en nietwesterse allochtonen. Als we kijken naar de mate van eenzaamheid tussen de onderzochte kernen dan zien we eveneens verschillen (tabel 14). Het aandeel eenzamen blijkt het hoogst in Rijssen Centrum (40%). In deze kern kan 5% worden toegerekend aan de (zeer) sterk eenzamen. Ook Rijssen Noord heeft een hoog percentage (zeer) sterk eenzamen (9%). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 44

51 Tabel 14 Mate van eenzaamheid per wijk/kern segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep niet eenzaam matig eenzaam sterk eenzaam zeer sterk eenzaam 60% 61% 78% 65% 66% 66% 64% 35% 31% 18% 28% 28% 28% 29% 4% 7% 3% 5% 2% 4% 4% 1% 2% 2% 2% 4% 2% 2% Maatschappelijke weerbaarheid In uw gemeente behoort 16% van de inwoners tot de categorie kwetsbaren. In de referentiegroep is dit aandaal 19% (tabel 15). Het percentage burgers dat tot de weerbare categorie behoort is even groot (43%). 35 De groep eenzamen (mensen die wel participeren maar toch eenzaam zijn) is 18%. In de referentiegroep behoort 42% van de 75-plussers tot de maatschappelijk kwetsbaren. In uw gemeente betreft het meer dan de helft (51%) van de 75-plussers! Tussen de wijken/kernen bestaan redelijke verschillen. Het percentage kwetsbaren is het grootst in de wijk Rijssen Noord. Rijssen Zuidoost kent het laagst percentage kwetsbaren. Rijssen Centrum en Rijssen Zuidoost kennen de hoogste percentages maatschappelijk weerbaren. Tabel 15 Maatschappelijke kwetsbaarheid segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep weerbaren 47% 38% 51% 39% 41% 43% 43% contactarmen 13% 22% 26% 26% 25% 23% 21% eenzamen 27% 17% 13% 16% 17% 18% 17% kwetsbaren 13% 22% 9% 19% 17% 16% 19% 35 Kwetsbaren zijn personen die weinig participeren en een hoge mate van eenzaamheid ervaren. Weerbaren zijn mensen die bovengemiddeld participeren en geen eenzaamheid kennen. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 45

52 5.6 Betrokkenheid bij de buurt Om een beeld te krijgen van de betrokkenheid bij het wel en wee van de buurt is in het participatieonderzoek naar de binding met de buurt gevraagd (zie tabel 16). Het merendeel (86%) van de inwoners in uw gemeente geeft aan zich (heel) betrokken te voelen bij de buurt waarin ze wonen. De verschillen per wijk zijn miniem. Dit geldt ook voor het percentage inwoners dat stelt zich in te zetten voor de leefbaarheid en/of veiligheid in de buurt. Het percentage inwoners dat zich actief inzet om de onderlinge sfeer en contact te verbeteren verschilt wel per wijk. Dit is het hoogst in Rijssen Centrum en Rijssen Zuidoost en het laagst in Rijssen Noord. Tabel 16 Betrokkenheid bij de buurt segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep Betrokken bij de buurt 87% 85% 87% 88% 88% 86% 81% Inzet leefbaarheid en / of 14% 14% 15% 15% 14% 14% 19% veiligheid Inzet sfeer en het onderling 40% 26% 43% 32% 34% 34% 27% contact 5.7 Sociale cohesie Participatie op buurtniveau wordt in hoge mate bepaald door de sociale cohesie in de buurt. Sociale cohesie verwijst naar de mate van verbondenheid en solidariteit binnen groepen en gemeenschappen. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau betekent sociale cohesie de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. Veruit de meest gangbare indicator voor sociale cohesie is de schaalscore sociale kwaliteit. Ten behoeve van de constructie van deze indicator zijn de vragen over de sociale omgang in een buurt samengenomen. De antwoordcategorieën die een positieve invloed hebben op de sociale cohesie krijgen een hogere waarde toegekend dan antwoordcategorieën die daar een negatieve invloed op hebben. De schaalscore varieert van 0 (weinig cohesie) tot 10 (veel cohesie). Dus hoe hoger de score, hoe beter. Uw gemeente scoort een 7,2 op het aspect sociale kwaliteit (tabel 17). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 46

53 De sociale cohesie in uw gemeente is iets hoger dan in de referentiegroep. Rijssen Zuidwest kent de hoogste score op sociale kwaliteit. De verschillen zijn echter niet zo groot. Tabel 17 Sociale kwaliteit segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep Sociale kwaliteit 7,2 7,1 7,1 7,4 7,2 7,2 6,7 Ouderen ervaren meer sociale cohesie in de buurt waar ze wonen dan jongeren. Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger de ervaren sociale cohesie, alleen 75-plussers ervaren iets minder sociale cohesie in hun buurt dan de overige senioren. Een aanname in de Wmo is dat leven in een leefbare buurt met een sterke sociale samenhang een positieve invloed heeft op de bereidheid van mensen om elkaar te helpen (en dus het beroep op de overheid daalt). Een interessant citaat op de website illustreert dit als volgt: In de Wmo staat dat de gemeente de leefbaarheid van een straat of wijk moet vergroten. Daarbij voelen bewoners zich meer betrokken bij hun buurt en bij elkaar. Bewoners die contact met elkaar hebben, zullen elkaar eerder helpen of samen iets ondernemen. Maar hoe vergroot je de sociale samenhang en leefbaarheid in een wijk? Je kunt burgers niet verplichten elkaar te kennen, laat staan elkaar een handje te helpen. Gemeenten kunnen daarentegen wel faciliteren en voorwaarden scheppen voor een zo optimaal mogelijke omgeving waarin sociale samenhang tot stand kan komen. Mensen moeten elkaar eerst kennen voordat ze elkaar gaan helpen. Het begint in ieder geval met elkaar kennen en eindigt met iets voor elkaar betekenen. De relatie tussen sociale cohesie (via de sociale kwaliteitsscore) en de participatiescore is onderzocht. Er blijkt een zwak positief verband te bestaan tussen deze factoren. Een hogere sociale kwaliteitsscore leidt tot een hogere participatiescore (of omgekeerd!). Ook leidt een hogere sociale kwaliteitsscore tot een lagere eenzaamheidsscore. Tevens hebben wij onderzocht of er een relatie bestaat tussen de mate van sociale cohesie en de mate waarin respondenten aangeven dat zij zelf iemand hebben om op terug te vallen wanneer zij hulp of zorg nodig hebben. Uit de data-analyse blijkt dat er slechts sprake is van een lage correlatie. Dit sluit aan bij de theorieën dat mensen elkaar vooral helpen op basis van de onderlinge relatie en niet omdat zij bij elkaar in hetzelfde portiek, dezelfde straat of buurt wonen 36. Het is goed hier rekening mee te houden bij het formuleren van verwachtingen van interventies in wijken of buurten. 36 Maaike Dautzenberg e.a., Sociale samenhang, mythe of must? Misvattingen, discussies en beleidsimplicaties DSP-Groep (Amsterdam 2008) blz 16. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 47

54 5.8 Gebruik van buurtvoorzieningen In dit onderzoek willen we naast het gedrag op het vlak van maatschappelijke participatie ook inzicht geven in het gedrag op het vlak van het voorzieningen gebruik. Het is daarbij niet zozeer van belang welke specifieke voorzieningen wel, en welke niet benut worden in de buurt, maar met name op welk soort voorzieningen aanspraak wordt gemaakt. Het voorzieningen gebruik geeft een goed inzicht in de heersende informele vormen van buurtparticipatie. Uit analyse op de dataset van alle deelnemende gemeenten hebben we vier dominante typen voorzieningen gebruik gedestilleerd, te weten: basisvoorzieningen, zorgvoorzieningen voor (jonge) gezinnen, recreatieve voorzieningen voor jongeren en jongvolwassenen, en voorzieningen voor (georganiseerde) sociale contacten. Het voorzieningenprofiel basisvoorzieningen is in uw gemeente ongeveer even sterk als gemiddeld (verklarende variantie van 17% in verhouding tot 16%). Het profiel zorgvoorzieningen (huishoudens met (jonge) kinderen) komt net iets minder sterk voor (14% in verhouding tot 15%). Interessant is dat de profielen recreatieve voorzieningen voor jongeren en jongvolwassenen en voor (georganiseerde) sociale contacten in Rijssen-Holten lijken samen te vallen (verklarende variantie van 16%). Recreatieve participatie van actieve jongeren / jongvolwassenen speelt zich dus vooral af rond buurthuizen / wijkcentra (naast de (openbare) sociale ontmoetingsplaatsen en sportvoorzieningen). 5.9 Ondersteuning door de gemeente Rijssen-Holten Betrokkenheid en zelfredzaamheid van buurtbewoners vraagt om een faciliterende houding vanuit de gemeente. De gemeente Rijssen-Holten biedt haar burgers op verschillende manieren en voor uiteenlopende zaken ondersteuning. De inwoners zijn naar de tevredenheid hierover gevraagd. Informatie, bereikbaarheid en inzet gemeente De inwoners van Rijssen-Holten zijn het meest tevreden over de informatievoorziening van de gemeente, en het minst tevreden over de reactie (tijdigheid en doeltreffendheid) van de gemeente bij buurtproblemen. (Zie figuur 10). SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 48

55 Figuur 10 Tevredenheid informatie, bereikbaarheid en inzet gemeente (%) Vrijwilligers over de ondersteuning door de gemeente Over het algemeen zijn de vrijwilligers tevreden over de ondersteuning die de gemeente en/of hun eigen vrijwilligersorganisatie hen biedt. Vrijwilligers zijn het meest tevreden over de begeleiding/aansturing die zij krijgen. Het minst tevreden zijn vrijwilligers over de financiële (on)kostenvergoeding en de opleidings- en scholingsmogelijkheden. Figuur 11 Tevredenheid vrijwilligers ondersteuning (%) Mantelzorgers over de ondersteuning door de gemeente In Rijssen-Holten geeft 19% van de respondenten mantelzorg (18% in de referentiegroep). De helft van deze groep voelt zich niet overbelast. De mate van overbelasting onder mantelzorgers komt grotendeels overeen met de referentiegroep. Tabel 18 Voelt u zich door het geven van deze hulp overbelast? gemeenten Rijssen-Holten Referentie groep Niet 50% 49% Soms 36% 38% Regelmatig 9% 8% Vaak 5% 5% SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 49

56 Zoals al eerder in het rapport is opgemerkt zijn er onder mantelzorgers groepen die de weg naar ondersteuning niet (weten te) vinden, terwijl ze wel te maken hebben met een zeker mate van belasting. Het gaat onder meer om samenwonende 75-plussers, niet-westerse allochtonen, en in mindere mate personen die voor hun ouders zorgen 37. Aan uw burgers is de vraag voorgelegd of men bekend is met de mantelzorg ondersteuning vanuit de gemeente. Bijna de helft (47%) geeft te kennen dat zij bekend is met de ondersteuningsmogelijkheden. 39% is er niet bekend mee, maar kan er wel achter komen. 14% weet de weg naar ondersteuning niet te vinden. In de referentiegroep is dit aandeel iets lager, namelijk 12%. Een iets groter deel van de mantelzorgers in uw gemeente heeft ook daadwerkelijk gebruik gemaakt van de ondersteuning (15%). In de referentiegroep is dit 13%. Figuur 12 Bekendheid met mantelzorg ondersteuning (%) Rijssen-Holten Referentiegroep De mantelzorgers die gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning in uw gemeente zijn daar positiever over dan mantelzorgers in de referentiegroep. Figuur 13 Tevredenheid geboden mantelzorgondersteuning (%) 37 En dan mate name personen uit een gezin met een laag inkomen en /of met problemen in de organisatie van het huishouden. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 50

57 6 Samenvatting en conclusie Dit rapport laat een beeld zien van de maatschappelijke participatie in de gemeente Rijssen- Holten, alsmede een vergelijkbare groep andere gemeenten. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is erop gericht dat zoveel mogelijk mensen zolang als mogelijk is kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Binnen de Wmo lag het accent aanvankelijk sterk op het verstrekken van voorzieningen. Inmiddels is er ook veel aandacht gekomen voor de uiteindelijke doelen van de Wmo, namelijk het behoud van zelfstandigheid en het vermogen maatschappelijk te participeren. Uw gemeente heeft gekozen voor een onderzoek naar de maatschappelijke participatie onder haar burgers. Daarvoor zijn er personen van 18 jaar en ouder aangeschreven vragenlijsten zijn ingevuld geretourneerd. De respons komt hiermee uit op 32%. Onder de andere gemeenten bedraagt de respons gemiddeld 37%. Uw gemeente heeft daarnaast de wens uitgesproken om de resultaten te differentiëren naar enkele kernen. Het betreft de wijken: Rijssen Centrum, Rijssen Noord, Rijssen Zuidoost, Rijssen Zuidwest en Holten. Om de mate van maatschappelijke participatie van groepen inzichtelijk te maken, als de mate van eenzaamheid, worden in dit onderzoek twee indicatoren gehanteerd: de participatiescore en de eenzaamheidsscore. Participatiegraad De participatiescore hebben wij gebaseerd op negen mogelijke vormen van (sociaal-) maatschappelijke participatie: betaalde arbeid, opleiding, vrijwilligerswerk, mantelzorg, lidmaatschap vereniging, culturele participatie, recreatieve participatie, sociale contacten en buurtparticipatie. De score geeft een indicatie van de reikwijdte van participatie. Bij een participatiescore van 2 of lager is er sprake van een geringe/eenzijdige participatiefocus. Boven de 3.82 is er sprake van een bovengemiddelde participatie, boven de 6 is er sprake van een breed participatieprofiel. De gemiddelde participatiescore voor uw gemeente is Gemiddeld voor alle deelnemers is de score even hoog. Als wij kijken naar de gemiddelde participatiescore per kern dan zien we dat de wijk Rijssen Centrum de hoogste participatiescore behaalt, en Rijssen Zuidwest en Rijssen Noord de laagste participatiescore. Uit analyse op de totale dataset is gebleken dat er een aantal doelgroepen is die in hogere mate belemmeringen ervaart bij deelname aan de maatschappij. Het betreft onder meer de 75-plussers, allochtone inwoners, mensen met een hoge mate van beperkingen, huishoudens met een laag inkomen, en eenoudergezinnen. Ook voor uw gemeente geldt dat deze doelgroepen achterblijven in maatschappelijke participatie. Wel is het zo dat 75-plussers in uw gemeente een lagere participatiescore hebben dan 75-plussers uit de referentiegroep. Ook de participatiescore van niet-westerse allochtonen en eenoudergezinnen is lager dan van SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 51

58 dezelfde groepen in de referentiegroep. Gezinnen met een inkomen rond bijstandsniveau hebben daarentegen een hogere participatiescore. Burgers met de hoogste participatiescore bevinden zich in de leeftijdsklasse 55 t/m 64 jaar (in verhouding tot 35 t/m 44 in de referentiegroep), zijn gehuwd/samenwonend met thuiswonend(e) kind(eren), hebben een autochtone herkomst en ondervinden geen lichamelijke/geestelijke beperkingen en overbelasting. De groep met de laagste participatiescore in uw gemeente zijn de verweduwde 75-plussers met een of meer lichamelijke of geestelijke beperkingen, en wordt gekenmerkt door een beperkte mate van zelfstandigheid in de woonsituatie. Participatiegedrag Net als in de referentiegroep komen de participatievormen onderhouden sociale contacten en recreatieve participatie veel voor. In uw gemeente vindt er iets meer vrijwilligerswerk plaats dan gemiddeld. Culturele participatie komt in verhouding weinig voor in uw gemeente. Mantelzorg komt in bijna gelijke mate voor in uw gemeente als de referentiegroep. Het aandeel mantelzorg is, van de onderzochte wijken/kernen, het hoogst in Holten en het laagst in Rijssen Centrum. Typologie inzet ten behoeve van anderen Van alle onderscheiden vormen van maatschappelijke participatie kan opgemerkt worden dat deze een mix van individuele en maatschappelijke doelen dienen. Bij enkele vorm van participatie ligt het accent meer op de inzet voor anderen. Voor deze participatievormen is onderzocht of er een bepaalde samenhang in gedrag voorkomt. Met behulp van statistische analysetechnieken is gebleken dat er duidelijke typen van maatschappelijke participatie (ten behoeve van anderen) te onderscheiden zijn, namelijk vrijwilligers en verenigingsleden (type 1), actieve buurtbewoners (type 2) en mantelzorg (type 3). In de gemeente Rijssen-Holten zijn deze typen ook aanwezig en hebben zij bijna dezelfde verklarende variantie. Het type actief om leefbaarheid en contact in de buurt te vergroten komt in een iets minder sterke mate voor. Niet-deelname verenigingsleven en vrijwilligerswerk De helft van de volwassenen in uw gemeente is geen lid van een vereniging. Onder de kinderen is een derde niet actief in het verenigingsleven. De participatie in het verenigingsleven onder volwassenen is relatief laag in Rijssen Noord. Rijssen Centrum scoort laag als het gaat om deelname aan het verenigingsleven onder kinderen. Over de gehele linie bezien is de participatie van kinderen in het verenigingsleven laag in vergelijking met de referentiegroep (66% deelname in verhouding tot 71% deelname). Een op de twintig neemt niet deel aan het verenigingsleven wegens een belemmering. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 52

59 Een relatief groot deel van de inwoners van de gemeente is actief als vrijwilliger (47% versus 42%). Zes procent van de inwoners van Rijssen-Holten neemt niet deel aan vrijwilligerswerk door een belemmering. De lage deelname van kinderen aan het verenigingsleven is iets waar aandacht voor gevraagd kan worden. Actief zijn in verenigingsverband op jonge leeftijd vertaald zich vaak in hogere deelname op oudere leeftijd. Belemmeringen om te participeren Ongeveer 41% van de inwoners van de gemeente Rijssen-Holten ervaart één of meerdere belemmeringen bij maatschappelijke participatie. In de referentiegroep is dit aandeel 37%. Onder 75-plussers in de gemeente Rijssen-Holten ondervindt maar liefst 57% procent een belemmering. Dit percentage is iets hoger dan gemiddeld over de andere gemeenten (55%). In de wijk Rijssen Zuidwest ervaart men relatief de meeste belemmeringen bij maatschappelijke participatie. Ongeveer 46% ervaart een of meerdere belemmeringen. In Rijssen Centrum en Rijssen Zuidoost ervaren uw burgers relatief weinig belemmeringen. Financiële belemmeringen (11%), sociale belemmeringen (9%) en gezondheidsproblemen (9%) worden beschouwd als de grootste belemmeringen bij maatschappelijke participatie. Echter de belemmeringen die de grootste invloed hebben op participatie van een individu zijn (in volgorde van invloed): gezondheidsproblemen, (problemen met) taal en psychische belemmeringen. Met name in de wijk/kern Rijssen Noord, Rijssen Zuidwest, en Rijssen Centrum ervaren mensen vaak gezondheidsproblemen. In Holten en Rijssen Zuidoost beduidend minder. Eenzaamheid De eenzaamheidscore onder de burgers in uw gemeente ligt net onder het gemiddelde van de andere deelnemende gemeenten (2.38 versus 2.47). 2% van uw burgers is zeer sterk en 4% sterk eenzaam In de referentiegroep zijn deze percentages net iets hoger. Onder een groot deel van uw doelgroepen is de eenzaamheid aanzienlijk hoger dan in de andere gemeenten. Uitzondering hierop vormen gezinnen met een laag inkomen en nietwesterse allochtonen. Deze zijn minder eenzaam dan dezelfde doelgroep in de referentiegroep. Het aandeel eenzamen blijkt het hoogst in Rijssen Centrum en Rijssen Noord. Juist omdat respondenten in de gemeente gemiddeld genomen minder eenzaam zijn dan in de referentiegroep valt het op dat de eenzaamheidsscore onder de doelgroepen 75 jaar en ouder en eenoudergezinnen relatief hoog is. De gemeente zou er goed aan doen zich op het tegengaan van eenzaamheid onder deze groepen te richten. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 53

60 Maatschappelijke kwetsbaren en weerbaren In Rijssen-Holten kan 16% van de inwoners worden ingedeeld in de categorie kwetsbaren (participeert niet tot nauwelijks en is eenzaam). In de referentiegroep kan 19% worden ingedeeld in deze categorie. Het percentage mensen dat wel participeert maar toch eenzaam is (de eenzamen ) bedraagt in Rijssen-Holten 18%. Rijssen Centrum kent de meeste eenzame inwoners (27%). Het percentage weerbare inwoners (43%) is even hoog als in de referentiegroep. Deze mensen participeren bovengemiddeld en kennen nauwelijks eenzaamheidsgevoelens. In de wijken Rijssen Noord, Rijssen Zuidwest en Holten zijn de percentages kwetsbare inwoners het hoogst. Betrokkenheid bij de buurt en sociale cohesie Ongeveer 86% van de inwoners in de gemeente Rijssen-Holten voelt zich betrokken bij de buurt waarin ze wonen, tegen gemiddeld 81% in de andere gemeenten. De verschillen tussen de wijken zijn miniem. In vergelijking met de referentiegroep zetten inwoners van uw gemeente zich vaker actief in om de sfeer en onderling contact in de buurt te vergroten en minder voor de leefbaarheid en veiligheid. Ondersteuning door de gemeente Vrijwilligers Over het algemeen zijn de vrijwilligers tevreden over de ondersteuning die de gemeente en/of hun vrijwilligersorganisatie hen biedt. Vrijwilligers zijn het meest tevreden met de begeleiding/aansturing die zij krijgen (85% (zeer) tevreden), en de vrijwilligersverzekering (92% (zeer) tevreden). Het minst tevreden zijn vrijwilligers over de financiële vergoeding; (81% (zeer) tevreden). Mantelzorgers Als gevolg van de toenemende vergrijzing, de stijging van de gezonde leeftijdsverwachting, en de consequenties voor de zorguitgaven zijn mantelzorgers een onmisbare schakel geworden in de (informele) zorgvoorziening. Een goede ondersteuning van mantelzorgers is daarom cruciaal. In de gemeente Rijssen-Holten geeft ongeveer 19% aan mantelzorg te geven. Daarvan is 5% vaak en 9% regelmatig overbelast. In de andere gemeenten gaat het om 5% en 8%. Met name mantelzorgers in de leeftijdsklasse 75 jaar en ouder lopen een groot risico overbelast te raken. Deze groep ontvangt in de regel zelf ook in enige mate mantelzorg, en beschikt nauwelijks over een goed vangnet. Juist de 75-plussers, maar ook niet-westerse allochtonen, kunnen de weg naar de gemeentelijke mantelzorgondersteuning niet of moeilijk vinden. Onder alle mantelzorgers is ongeveer 39% niet bekend met de ondersteuningsmogelijkheden vanuit de gemeente maar is wel in staat om daar zelf achter te komen. Bijna de helft (47%) is goed op de hoogte en 14% weet de weg naar ondersteuning helemaal niet te vinden. In de referentiegroep is dit aandeel SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 54

61 net iets lager, namelijk 12%. Een iets groter deel van de mantelzorgers in uw gemeente heeft ook daadwerkelijk gebruik gemaakt van de ondersteuning (15% in verhouding tot 13%). De mantelzorgers in uw gemeente die gebruik hebben gemaakt van de geboden ondersteuning zijn daar iets positiever over dan mantelzorgers in de referentiegroep. De gemeente zou er dus goed aan doen om de faciliteiten goed onder de aandacht te blijven brengen. In de praktijk blijken voornoemde doelgroepen zichzelf het minst te beschouwen als mantelzorger. Daarbij ondervinden ze vaker sociale en psychische belemmeringen (waaronder schaamte ) en participeren ze relatief weinig in de buurt (51% van de 75-plussers in uw gemeente behoort tot de maatschappelijk kwetsbaren in verhouding tot 42% gemiddeld!) waardoor ze een moeilijk bereikbare groep kunnen vormen. Met name in wijken waar de sociale cohesie relatief laag is moet de gemeente ervoor waken dat ouderen niet in een sociaal isolement raken waardoor overbelasting onopgemerkt blijft. Tot slot hebben sommige wijken meer te kampen met verschillende problemen dan anderen. In bijvoorbeeld Rijssen-Noord wonen relatief veel burgers met gezondheidsproblemen (en zoals we hebben gezien hebben gezondheidsproblemen de grootste negatieve invloed op participatie) en is de eenzaamheid ook het grootst. Verder heeft Rijssen-Noord het grootste aandeel maatschappelijk kwetsbare burgers in de gemeente. Ook Rijssen-Centrum kampt met een hoge mate van eenzaamheid en relatief veel burgers met gezondheidsproblemen. Bij het ontwikkelen van beleid is het van belang rekening te houden met de combinaties van factoren die spelen in een wijk of kern. SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 55

62 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 56

63 Bijlage I Participatie en eenzaamheid onder doelgroepen Participatie en eenzaamheid onder doelgroepen gemeenten Rijssen-Holten Referentie groep Participatiescore Eenzaamheidsscore Participatiescore Eenzaamheidsscore 18 t/m t/m t/m Leeftijd 45 t/m t/m t/m en ouder autochtoon herkomst niet-westers allochtoon westers allochtoon allochtoon met onbekende achtergrond geen (gezond) Lichamelijke en geestelijk beperking en overbelasting nauwelijks matig zwaar Huishouden geh. / samenw. met thuisw. kind geh. / samenw. met uit-huisw. kind geh. / samenw. zonder kind SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 57

64 alleenst. zonder kind alleenst. met thuisw. kind alleenst. met uit-huisw. kind weduwe/weduwnaar bijstandsniveau Inkomen midden hoog SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 58

65 Bijlage II Maatschappelijke weerbaarheid onder doelgroepen gemeenten Rijssen-Holten Weerbaren Referentie groep Weerbaren weerbaren contactarmen eenzamen kwetsbaren weerbaren contactarmen eenzamen kwetsbaren 18 t/m 26 54% 26% 11% 9% 49% 25% 11% 14% 27 t/m 34 57% 18% 17% 8% 50% 25% 10% 15% 35 t/m 44 50% 18% 21% 11% 51% 16% 19% 13% Leeftijd 45 t/m 54 49% 17% 21% 13% 48% 16% 21% 15% 55 t/m 64 39% 26% 20% 16% 40% 21% 19% 20% 65 t/m 74 25% 30% 20% 24% 32% 24% 17% 27% 75 en ouder 5% 33% 11% 51% 16% 30% 12% 42% autochtoon 46% 22% 18% 14% 45% 21% 17% 17% niet-westers allochtoon 29% 32% 11% 27% 26% 22% 20% 32% Herkomst westers allochtoon 31% 27% 21% 21% 36% 20% 16% 29% allochtoon met onbekende achtergrond 18% 30% 16% 36% 29% 26% 13% 32% geen (gezond) 48% 24% 17% 11% 47% 21% 16% 15% Lichamelijke en geestelijk beperking en overbelasting nauwelijks 17% 15% 22% 46% 17% 22% 22% 39% matig 11% 6% 27% 55% 12% 14% 19% 54% zwaar 6% 20% 28% 46% 7% 10% 20% 64% Huishouden geh. / samenw. met thuisw. kind. 58% 19% 18% 6% 53% 17% 19% 11% SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 59

66 geh. / samenw. met uit-huisw. kind. 37% 29% 19% 15% 39% 24% 18% 20% geh. / samenw. zonder kind. 47% 25% 19% 9% 44% 26% 13% 17% alleenst. zonder kind. 32% 19% 17% 32% 38% 18% 16% 28% alleenst. met thuisw. kind. 29% 16% 15% 40% 28% 20% 23% 29% alleenst. met uit-huisw. kind. 7% 29% 25% 39% 18% 20% 16% 46% weduwe/weduwnaar 8% 31% 15% 46% 15% 21% 14% 50% bijstandsniveau 40% 29% 22% 10% 40% 22% 16% 22% Inkomen midden 21% 27% 17% 35% 25% 22% 16% 36% hoog 51% 20% 19% 10% 49% 19% 17% 14% SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 60

67 Bijlage III Tevredenheid ondersteuning segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen-Holten Referentie groep zeer tevreden 7% 5% 4% 5% 4% 5% 3% Informatievoorziening tevreden 83% 89% 88% 84% 88% 86% 83% ontevreden 9% 5% 7% 10% 6% 8% 11% Inzet gemeente Bereikbaarheid Reactie buurtproblemen zeer ontevreden 1% 1% 1% 1% 1% 1% 2% zeer tevreden 7% 5% 5% 3% 3% 5% 3% tevreden 70% 81% 80% 81% 89% 77% 74% ontevreden 19% 11% 12% 13% 5% 12% 18% zeer ontevreden 4% 3% 3% 3% 3% 5% 4% zeer tevreden 7% 2% 6% 3% 4% 5% 2% tevreden 59% 64% 66% 59% 73% 63% 53% ontevreden 29% 25% 20% 31% 16% 26% 34% zeer ontevreden 5% 9% 8% 6% 7% 6% 11% SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 61

68 segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen-Holten Referentie groep zeer tevreden 10% 17% 9% 14% 11% 10% 12% Begeleiding / aansturing tevreden 84% 77% 87% 83% 86% 78% 82% ontevreden 4% 6% 3% 3% 1% 11% 5% zeer ontevreden 3% 0% 0% 0% 2% 1% 1% zeer tevreden 7% 21% 15% 15% 21% 17% 16% Waardering tevreden 81% 70% 84% 74% 73% 74% 76% ontevreden 9% 6% 1% 11% 4% 9% 7% Waardering vrijwilligerswerk Opleiding en scholing Financiele vergoeding Verzekering zeer ontevreden 2% 3% 0% 0% 2% 1% 1% zeer tevreden 2% 11% 7% 6% 9% 6% 7% tevreden 85% 79% 93% 80% 73% 68% 79% ontevreden 11% 7% 0% 14% 14% 24% 12% zeer ontevreden 2% 3% 0% 0% 3% 2% 2% zeer tevreden 2% 15% 12% 3% 9% 7% 9% tevreden 77% 72% 73% 79% 68% 72% 65% ontevreden 15% 10% 12% 9% 21% 17% 20% zeer ontevreden 7% 4% 3% 9% 2% 4% 6% zeer tevreden 2% 18% 0% 15% 8% 7% 8% tevreden 91% 74% 81% 82% 86% 69% 82% ontevreden 2% 4% 15% 3% 6% 22% 7% zeer ontevreden 5% 4% 4% 0% 0% 2% 2% SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 62

69 Mantelzorgondersteuning segmenten gemeenten Rijssen Centrum Rijssen Noord Rijssen Zuidoost Rijssen Zuidwest Holten Rijssen- Holten Referentie groep Op de hoogte van mantelzorgondersteuning Ja 81% 72% 55% 81% 75% 73% 76% Nee 19% 28% 45% 19% 25% 27% 24% ja 56% 41% 46% 36% 52% 46% 46% Weet waar mantelzorgondersteuning nee, maar kan er achter komen 35% 40% 40% 53% 32% 39% 42% beschikbaar nee, en kan er niet achter komen 9% 19% 14% 11% 16% 15% 12% Gebruik mantelzorgondersteuning Ja 20% 20% 4% 8% 17% 14% 11% Nee 80% 80% 96% 92% 83% 86% 89% SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 63

70 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 64

71 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 65

72 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 66

73 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 67

74 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 68

75 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 69

76 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 70

77 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 71

78 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 72

79 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 73

80 SGBO RAPPORT PARTICIPATIEONDERZOEK WMO GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN 74

Maatschappelijke participatie in Roermond onderzocht

Maatschappelijke participatie in Roermond onderzocht Maatschappelijke participatie in onderzocht COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk SGBO Benchmarking SGBO Benchmarking Postbus

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie in Utrechtse Heuvelrug onderzocht

Maatschappelijke participatie in Utrechtse Heuvelrug onderzocht Maatschappelijke participatie in Utrechtse Heuvelrug onderzocht Maatschappelijke participatie in Utrechtse Heuvelrug onderzocht augustus 2011 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie in Waddinxveen onderzocht

Maatschappelijke participatie in Waddinxveen onderzocht Maatschappelijke participatie in Waddinxveen onderzocht Maatschappelijke participatie in Waddinxveen onderzocht Oktober 2011 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Johanneke

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie in Laarbeek onderzocht

Maatschappelijke participatie in Laarbeek onderzocht Maatschappelijke participatie in Laarbeek onderzocht Maatschappelijke participatie in Laarbeek onderzocht augustus 2011 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Simon Wajer

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie in Oss onderzocht

Maatschappelijke participatie in Oss onderzocht Maatschappelijke participatie in Oss onderzocht Maatschappelijke participatie in Oss onderzocht augustus 2011 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Johanneke Kroesbergen

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie in Veenendaal onderzocht

Maatschappelijke participatie in Veenendaal onderzocht Maatschappelijke participatie in Veenendaal onderzocht Maatschappelijke participatie in Veenendaal onderzocht augustus 2011 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Vormgeving

Nadere informatie

informatiebrief raad/commissie

informatiebrief raad/commissie Informatiebrief over tevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Datum: 27 juni 2012 Docmannr.: 2012/9368 Onderwerp: Eindrapport naar de participatie en individueel welzijn binnen de Wmo in de Gemeente Schinnen Bijlagen

Nadere informatie

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Juni 2008 COLOFON Samenstelling Michelle Rijken Mark Gremmen Vormgeving binnenwerk Roelfien Pranger Druk HEGA

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zaanstad

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zaanstad Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zaanstad Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zaanstad juni 2012 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Slochteren

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Slochteren Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Slochteren Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Slochteren juni 2012 COLOFON Samenstelling Mark Gremmen Nora

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Bloemendaal

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Bloemendaal Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Bloemendaal Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Bloemendaal mei 2012 COLOFON Samenstelling Mark Gremmen Nora

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Asten

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Asten Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Asten Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Asten mei 2012 COLOFON Samenstelling Ischa van Straaten Mark Gremmen

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zevenaar

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zevenaar Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zevenaar Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zevenaar juni 2012 COLOFON Samenstelling Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Katwijk

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Katwijk Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Katwijk Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Katwijk augustus 2013 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Arthur

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Rijswijk

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Rijswijk Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Rijswijk Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Rijswijk juli 2013 COLOFON Samenstelling Arthur van der Harg

Nadere informatie

Participatie in beeld Wie is kwetsbaar en wat belemmert kwetsbare doelgroepen in meedoen?

Participatie in beeld Wie is kwetsbaar en wat belemmert kwetsbare doelgroepen in meedoen? Participatie in beeld Wie is kwetsbaar en wat belemmert kwetsbare doelgroepen in meedoen? 2 Woord vooraf De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is erop gericht dat zoveel mogelijk mensen zolang mogelijk

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Doetinchem

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Doetinchem Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Doetinchem Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Doetinchem juni 2013 COLOFON Samenstelling Arthur van der Harg

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017

Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017 Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017 Oost Gelre Rapport Januari 2018 Andrew Britt Arthur van der Harg Lieke Salomé Projectnummer: P003304 Correspondentienummer: DH-1901-8969 INHOUD

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie

Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2013-2014 Veenendaal Andrew Britt, Arthur van der Harg, Susan van Klaven, Lieke Salomé juni 2014 Projectnummer: 107559 Correspondentienummer: DH-2606-3923

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Het KTO is een wettelijke verplichting wat betreft de verantwoording naar de Gemeenteraad

Nadere informatie

Burgerpanel Gorinchem. 1 e peiling: Sociale monitor. Juli 2014

Burgerpanel Gorinchem. 1 e peiling: Sociale monitor. Juli 2014 Burgerpanel Gorinchem 1 e peiling: Sociale monitor Juli 2014 Colofon Uitgave : I&O Research BV Villawal 19 3432 NX Nieuwegein Tel. (030) 23 34 342 www.ioresearch.nl Rapportnummer : abpgork14a-def Datum

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Geldrop-Mierlo

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Geldrop-Mierlo Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Geldrop-Mierlo Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Geldrop-Mierlo Oktober 2013 COLOFON Samenstelling Andrew

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Oude IJsselstreek

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Oude IJsselstreek Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Oude IJsselstreek Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Oude IJsselstreek September 2013 COLOFON Samenstelling

Nadere informatie

Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4. Gemeente Rotterdam

Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4. Gemeente Rotterdam Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4 Gemeente Rotterdam Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4 Gemeente Rotterdam juni 2009 COLOFON Samenstelling

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Vaals

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Vaals Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Vaals Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Vaals augustus 2013 COLOFON Samenstelling Simon Wajer Arthur van

Nadere informatie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Winterswijk

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Winterswijk Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Winterswijk Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Winterswijk November 2013 COLOFON Samenstelling Andrew Britt

Nadere informatie

18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% jaar jaar jaar 65+ Man Vrouw Ja Nee. Deventer gemiddelde

18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% jaar jaar jaar 65+ Man Vrouw Ja Nee. Deventer gemiddelde Bewonersonderzoek Deventer 2009: onderdeel mantelzorg Met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers. Mantelzorgers

Nadere informatie

GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld

GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld GGD Amsterdam Eenzaamheid in Beeld Samenvatting Eén op de acht volwassen Amsterdammers voelt zich ernstig. Dat is meer dan gemiddeld in Nederland. In vergelijking met voorgaande jaren voelen steeds meer

Nadere informatie

Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4. Gemeente Westland

Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4. Gemeente Westland Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4 Gemeente Westland Rapport Belevingsonderzoek onder burgers, prestatievelden 1 t/m 4 Gemeente Westland mei 2009 COLOFON Samenstelling Andrew

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende COLOFON Samenstelling Ingrid Dooms Anja van Lonkhuijzen

Nadere informatie

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012 Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012 Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad Telefoon: 0320-278574 E-mail: lelystadspanel@lelystad.nl www.lelystadspanel.nl Colofon Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt

Nadere informatie

BURGERPANEL CAPELLE OVER EENZAAMHEID

BURGERPANEL CAPELLE OVER EENZAAMHEID BURGERPANEL CAPELLE OVER EENZAAMHEID Gemeente Capelle aan den IJssel November 2016 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam 020-3330670 Rapportnummer 2016 / 190

Nadere informatie

Nulmeting Wmo 2015. Gemeente Sittard-Geleen. December 2015 drs. A. Britt Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-1812-4727

Nulmeting Wmo 2015. Gemeente Sittard-Geleen. December 2015 drs. A. Britt Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-1812-4727 Nulmeting Wmo 2015 Gemeente Sittard-Geleen December 2015 drs. A. Britt Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-1812-4727 INHOUD INLEIDING 1 HOOFDSTUK 1 SOCIALE SAMENHANG, EENZAAMHEID EN MEEDOEN

Nadere informatie

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015 Leefbaarheid Jeugdhulp Sociaal Team Vrijwilligerswerk Mantelzorg Actief in de buurt Betrokkenheid van buurtbewoners Burenhulp Zelfredzaamheid Sociale contacten Financiële situatie Uitgevoerd door Dimensus

Nadere informatie

Nulmeting Wmo Gemeente Oldebroek. Rapportage December 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Nulmeting Wmo Gemeente Oldebroek. Rapportage December 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo Nulmeting Wmo 2015 Gemeente Oldebroek Rapportage December 2015 Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-1412-4716 INHOUD INLEIDING 1 HOOFDSTUK 1 SOCIALE SAMENHANG, EENZAAMHEID EN MEEDOEN 2 1.1

Nadere informatie

Samenvatting Benchmark Wmo 2012

Samenvatting Benchmark Wmo 2012 Samenvatting Benchmark Wmo 2012 Gemeente Helmond heeft in 2012 samen met 123 andere gemeenten deelgenomen aan de Benchmark Wmo. Hiervan hebben 69 gemeenten, inclusief Helmond, naast de basisbenchmark meegedaan

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Hoofdstuk 21 Mantelzorg

Hoofdstuk 21 Mantelzorg Hoofdstuk 21 Mantelzorg Samenvatting Mantelzorg is in de Stadsenquête gedefinieerd als zorg aan een bekende uit de eigen omgeving, die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is en kan bestaan

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Fit en Gezond in Overijssel 2016

Fit en Gezond in Overijssel 2016 Fit en Gezond in Overijssel 2016 Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Provinciale resultaten sport en bewegen Colofon Fit en Gezond in Overijssel Provinciale resultaten sport en bewegen uit de

Nadere informatie

Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en praktische ondersteuning

Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en praktische ondersteuning Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en praktische ondersteuning Resultaten van de tweede schriftelijke vragenronde onder de deelnemers aan het GGZ-panel regio Delft Westland Oostland juli 2006 - L.M.

Nadere informatie

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM Cliënttevredenheidsonderzoek Breed Sociaal Loket gemeente Edam-Volendam Colofon Opdrachtgever Gemeente Edam-Volendam Datum April

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Tabel 1. indicatoren gemeente en kernen Noord Algemene kenmerken Burgerlijke staat Eenpersoonshuishouden 8,5 10,8 9,0 Gehuwd/samenwonend 75,9 73,4 75,3 Huishoudsamenstelling Eenoudergezin 9,5 8,1 9,2 Huishoudens

Nadere informatie

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016 Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht 2016 De Monitor Sociale Kracht: 7 pijlers Participatie De Monitor Sociale Kracht gaat uit van de beredeneerde veronderstelling dat de sociale kracht van

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk is geen containerbegrip

Vrijwilligerswerk is geen containerbegrip Vrijwilligerswerk is geen containerbegrip De veranderende politieke en maatschappelijke verhoudingen resulteren in minder overheid en meer burger. Door de terugtredende overheid ontstaat er meer ruimte

Nadere informatie

Inleiding. Doelen en uitgangspunten van het gemeentebestuur

Inleiding. Doelen en uitgangspunten van het gemeentebestuur Inleiding TRILL is een methodiek die de verantwoordelijkheden en de te leveren prestaties van betrokken partijen in kaart brengt. Zo moet de ambtenaar de beleidsdoelstellingen die door het gemeentebestuur

Nadere informatie

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING December 2012 INLEIDING Het beleidsplan Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) 2008-2011 heeft een wettelijk bepaalde werkingsduur van vier jaren. In 2012 is besloten dit beleidsplan met één jaar te

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland

GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland Indien percentages vetgedrukt zijn betekent het dat ze significant afwijken van het percentage waarmee ze vergeleken

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo WIJ-gebieden 2017 Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Samenvatting... 2 2.9 Tot slot... 20 Bijlage 1: de WIJ-gebieden...

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Houten, (sub)regio en Nederland Algemene kenmerken Burgerlijke staat Eenpersoonshuishouden 9,0 12,7 15,6 Gehuwd/samenwonend 75,3 70,6 66,4 Huishoudsamenstelling Eenoudergezin 9,2 7,6 7,4 Huishoudens met thuiswonende kinderen jonger dan

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Oudewater, (sub)regio en Nederland

GEZONDHEIDSMONITOR JAAR 2016 Kernindicatoren gemeente Oudewater, (sub)regio en Nederland 1 Algemene kenmerken 1 Burgerlijke staat 0/b 0/b 0/b Eenpersoonshuishouden 12,0 12,4 15,6 Gehuwd/samenwonend 72,4 70,4 66,4 Huishoudsa menstelling Eenoudergezin 5,8 8,0 7,4 Huishoudens met thuiswonende

Nadere informatie

Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2011

Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2011 Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2011 drs. G. Eijkhout Samenvatting GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2011 SAMENVATTING Auteur: Drs.

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Ten Boer Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Inhoud... 1 2.8 Effect van de ondersteuning... 11 3. Conclusie... 13

Nadere informatie

Mantelzorgers in Delft

Mantelzorgers in Delft intensief begrip partner zorgtaken (schoon)ouders overbelasting ondersteuning Januari 2015 Informatie/O&S kind langdurig combineren met werk openheid vriend/kennis Mantelzorgers in Delft Intensief en langdurig

Nadere informatie

Wmo-kanteling. Raadpleging Inwonerpanel Dongen

Wmo-kanteling. Raadpleging Inwonerpanel Dongen Wmo-kanteling Raadpleging Inwonerpanel Dongen Even voorstellen 2 Stephan Dijcks GfK onderzoekt gedrag consumenten en burgers Beheer en onderzoek Inwonerpanel Dongen Uitvoerder landelijke Wmo-evaluatie

Nadere informatie

Hoofdstuk 31. Mantelzorg

Hoofdstuk 31. Mantelzorg Hoofdstuk 31. Mantelzorg Samenvatting Mantelzorg is zorg aan een bekende uit de eigen omgeving, die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is en kan bestaan uit het huishouden doen, wassen

Nadere informatie

Binding met buurt en buurtgenoten

Binding met buurt en buurtgenoten Binding met buurt en buurtgenoten Rianne Kloosterman, Karolijne van der Houwen en Saskia te Riele Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking kan bij buurtgenoten terecht voor praktische hulp. Minder

Nadere informatie

Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015

Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015 Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015 Datum: maart 2015 Afdeling: Samenlevingszaken In- en aanleiding Voor u ligt de startnotitie voor de aankomende beleidsnota van de gemeente

Nadere informatie

Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013

Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013 Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013 Colofon "Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013" Klanttevredenheidsonderzoek naar het WMO vervoer in de gemeente Haren. Uitgave Deze publicatie is een uitgave

Nadere informatie

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe, G. Waverijn

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo 2013 Ervaringen van Mantelzorgers. Sittard-Geleen

Klantonderzoek Wmo 2013 Ervaringen van Mantelzorgers. Sittard-Geleen Klantonderzoek Wmo 2013 Ervaringen van Mantelzorgers Sittard-Geleen Klantonderzoek Wmo 2013 Ervaringen van Mantelzorgers Sittard-Geleen COLOFON Samenstelling Volkan Atalay Anja van Lonkhuijzen SGBO Benchmarking

Nadere informatie

Waar staat je gemeente. Gemeente Enschede

Waar staat je gemeente. Gemeente Enschede Waar staat je gemeente Gemeente Enschede Inhoudsopgave Sheetnummer Samenvatting 3 Burgerpeiling Waar staat je gemeente & respons 4 Woon & leefomgeving Waardering & sociale samenhang 5 Veiligheid en overlast

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren Rapport Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren Woerden, juli 2014 Inhoudsopgave I. Omvang en samenstelling groep respondenten p. 3 II. Wat verstaan senioren onder eigen regie en zelfredzaamheid?

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN Klanttevredenheidsonderzoek Schoonmaakdienst gemeente Haren Colofon Opdrachtgever Gemeente Haren Datum December 2016 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp

Nadere informatie

Programma. 1. Presentatie onderzoek: Fadoua Achgaph uur. 2. Presentatie van organisaties uur Pluspunt MEE Activite

Programma. 1. Presentatie onderzoek: Fadoua Achgaph uur. 2. Presentatie van organisaties uur Pluspunt MEE Activite Programma 1. Presentatie onderzoek: Fadoua Achgaph 19.35-19.55 uur 2. Presentatie van organisaties 19.55-20.10 uur Pluspunt MEE Activite 3. Presentatie 20.15-20.20 uur Gemiva Mezzo LVvm 4. Workshops in

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Amersfoort en kernen

GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Amersfoort en kernen Kernindicatoren gemeente en kernen Algemene kenmerken Burgerlijke staat Eenpersoonshuishouden 51,6 35,9 43,1 29,5 39,6 42,1 30,5 47,4 38,3 37,4 33,6 35,5 41,5 33,3 30,6 38,5 Gehuwd/samenwonend 47,7 63,5

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Houten en kernen

GEZONDHEIDSMONITOR 65+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Houten en kernen Kernindicatoren gemeente en kernen Centrum Algemene kenmerken Burgerlijke staat Eenpersoonshuishouden 54,2 25,6 28,8 30,1 Gehuwd/samenwonend 45,3 71,4 71,6 69,9 Herkomst Inwoners met een niet-westerse

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Groningen 2017 Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Inhoud... 2 Samenvatting... 3 2.7 Overige ondersteuning... 16

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Dit hoofdstuk presenteert in vogelvlucht de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De bedoeling van dit hoofdstuk is een beeld te geven van hoe de wet in elkaar

Nadere informatie

Welzijn en (gezondheids)zorg

Welzijn en (gezondheids)zorg Hoofdstuk 14 Welzijn en (gezondheids)zorg 14.1 Inleiding Een belangrijke doelgroep voor het welzijns- en zorgbeleid zijn de ouderen. Dit hoofdstuk begint daarom met het in kaart brengen van deze groep

Nadere informatie

Werkbezoek Gemeenteraad Leiderdorp 21 mei 2014

Werkbezoek Gemeenteraad Leiderdorp 21 mei 2014 Werkbezoek Gemeenteraad Leiderdorp 21 mei 2014 Programma Welkom en korte kennismaking Pluspunt aan het werk Ouderen Mantelzorgers Visie Pluspunt op ontwikkelingen in sociaal domein Pluspunt aan het werk

Nadere informatie

Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4. Rapport gemeente Heemskerk

Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4. Rapport gemeente Heemskerk Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4 Rapport gemeente Heemskerk Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4 Rapport gemeente Heemskerk juni 2011 COLOFON Samenstelling

Nadere informatie

Doel. Inleiding. De mantelzorger als samenwerkingspartner MANTELZORGBELEID VIERSTROOM

Doel. Inleiding. De mantelzorger als samenwerkingspartner MANTELZORGBELEID VIERSTROOM MANTELZORGBELEID VIERSTROOM Doel Het doel van deze tekst is een kader beschrijven waarbinnen doelstellingen en randvoorwaarden zijn vastgelegd die de samenwerking met mantelzorgers en ondersteuning van

Nadere informatie

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg, G. Waverijn & M. Heijmans, NIVEL, 2015) worden gebruikt. U vindt deze factsheet

Nadere informatie

Mantelzorgbeleid AYA Thuiszorg B.V.

Mantelzorgbeleid AYA Thuiszorg B.V. 1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 : Visie op werken met mantelzorgers Hoofdstuk 2 : Wat kunnen mantelzorgers doen bij AYA Thuiszorg? Hoofdstuk 3 : Ondersteuning van mantelzorgers Hoofdstuk 4 : Mantelzorg en

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2011 Cliënten Wmo-voorzieningen Mantelzorgers. Gemeente Zoetermeer

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2011 Cliënten Wmo-voorzieningen Mantelzorgers. Gemeente Zoetermeer Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2011 Cliënten Wmo-voorzieningen Mantelzorgers Gemeente Zoetermeer Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2011 Cliënten Wmo-voorzieningen Mantelzorgers Gemeente Zoetermeer COLOFON

Nadere informatie

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. Leeswijzer Gezondheidspeiling tabellen Deze leeswijzer geldt ook voor tabellen van de Inwonersenquête van Interne Bedrijven Onderzoek, Gemeente Utrecht In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers. Meppel

Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers. Meppel Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers Meppel Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers Meppel COLOFON Samenstelling Volkan Atalay Anja van Lonkhuijzen SGBO Benchmarking

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen Gemeente Heemstede November 2015 Nelleke Koppelman Naomi Meys Projectnummer: 107696 Kenmerknummer: Wmo-2409-4588 INHOUD INLEIDING 1 SAMENVATTING 2 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Wmo-loket. In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning

Wmo-loket. In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning Wmo-loket In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning sopgave 1. Wet maatschappelijke ondersteuning... 5 De gemeente... 5 Het Wmo loket... 5 Het gesprek... 6 2. Het gesprek voorbereiden... 7 Woonsituatie...

Nadere informatie

Nulmeting Wmo Gemeente Westland. September 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Nulmeting Wmo Gemeente Westland. September 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo Nulmeting Wmo 2015 Gemeente Westland September 2015 Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-0110-4599 INHOUD INLEIDING 1 HOOFDSTUK 1 SOCIALE SAMENHANG, EENZAAMHEID EN MEEDOEN 5 1.1 Sociale samenhang

Nadere informatie

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Mantelzorg, waar ligt de grens? Mantelzorg, waar ligt de grens? CDA Talentacademie 2014-2015 Anita Relou Wat is volgens het christendemocratisch gedachtengoed de grens van mantelzorg. Inleiding 2015. Een jaar met veel veranderingen in

Nadere informatie

Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4. Rapport Gemeente Edam-Volendam

Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4. Rapport Gemeente Edam-Volendam Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4 Rapport Gemeente Edam-Volendam Belevingsonderzoek onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4 Rapport Gemeente Edam-Volendam Mei 2011 COLOFON

Nadere informatie

Sociale relaties en welzijn

Sociale relaties en welzijn EENZAAMHEID EN SOCIAAL ISOLEMENT: ACHTERGRONDEN EN AANPAK Onderwerpen Functies van sociale relaties Sociale kwetsbaarheid Achtergronden en gevolgen Knelpunten in de aanpak Elementen van een succesvolle

Nadere informatie

Mantelzorgers in Delft

Mantelzorgers in Delft intensief begrip partner zorgtaken (schoon)ouders overbelasting ondersteuning kind combineren met werk Mei 2016 Advies/O&S langdurig openheid vriend/kennis Mantelzorgers in Delft Intensief en langdurig

Nadere informatie

Hoofdstuk 14. Mantelzorg

Hoofdstuk 14. Mantelzorg Hoofdstuk 14. Mantelzorg Samenvatting Mantelzorg is zorg aan een bekende uit de eigen omgeving, die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is en kan bestaan uit het huishouden doen, wassen

Nadere informatie

GEZONDHEIDSMONITOR 6S+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Oudewater, (sub)regio en Nederland

GEZONDHEIDSMONITOR 6S+ jaar 2016 Kernindicatoren gemeente Oudewater, (sub)regio en Nederland GEZONDHEIDSMONITOR 6S+ jaar 2016 (Algemene kenmerken Burgerlijke staat Respons = 55,2% Respons = 58 f9% Respons = 58 f0% Respons = 52 f3% «Vb o/o o/o o/o Eenpersoonshuishouden 29,4 28,9 33,8 Gehuwd/samenwonend

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen Gemeente Beek 20 mei 2014 Simon Wajer Projectnummer: 107560 INHOUD INLEIDING 1 SAMENVATTING 3 HOOFDSTUK 1 VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS 7 1.1 Achtergrond

Nadere informatie

Beleid mantelzorg en vrijwilligers Fener Zorg

Beleid mantelzorg en vrijwilligers Fener Zorg P a g i n a 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2. Begrippen 1-2 3. Verschillen tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk 2 4. Mantelzorg in Rotterdam 2-3 5. Visie van Fener Zorg op mantelzorg en vrijwilligers

Nadere informatie

Participatie en gezondheid. Resultaten uit de Gezondheidsenquête 2016

Participatie en gezondheid. Resultaten uit de Gezondheidsenquête 2016 Participatie en gezondheid Resultaten uit de Gezondheidsenquête 2016 Gezondheidsenquête Haaglanden 2016 Participatie en gezondheid 1 December 2017 Inhoudsopgave Kernpunten... 3 Inleiding... 4 Eenzaamheid...

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen Gemeente Beek (L.) 26 augustus 2015 Nelleke Koppelman Simon Wajer Projectnummer: 107696 INHOUD INLEIDING 2 SAMENVATTING 4 HOOFDSTUK 1 VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS

Nadere informatie

Kaart 1: Wmo = meedoen Achtergrondinformatie voor patiënten

Kaart 1: Wmo = meedoen Achtergrondinformatie voor patiënten Kaart 1: Wmo = meedoen Achtergrondinformatie voor patiënten De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) betekent voor gemeenten een andere manier van denken en doen. De Nederlandse gemeenten werken gezamenlijk

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers. Pijnacker-Nootdorp

Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers. Pijnacker-Nootdorp Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers Pijnacker-Nootdorp Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers Pijnacker-Nootdorp COLOFON Samenstelling Volkan Atalay Anja van

Nadere informatie

Feitenkaart Mantelzorgers

Feitenkaart Mantelzorgers Feitenkaart Mantelzorgers Peiling onder het Digitaal Stadspanel Achtergrond De gemeente wil graag weten hoe mantelzorgers ondersteund kunnen worden en wat de gemeente daarin zou kunnen betekenen. Om antwoord

Nadere informatie

Kanteling Wmo Iedereen doet mee

Kanteling Wmo Iedereen doet mee Kanteling Wmo Iedereen doet mee Wmo-loket In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning Een brochure voor iedereen die ondersteuning nodig heeft vanuit de Wmo. Vrijwillige ouderenadviseur uit Gelderland

Nadere informatie

Manifest. voor de intensieve vrijwilligerszorg

Manifest. voor de intensieve vrijwilligerszorg Manifest voor de intensieve vrijwilligerszorg Manifest voor de intensieve vrijwilligerszorg Meer dan 15.000 mensen zijn vrijwilliger bij een Waarom dit manifest? organisatie voor Vrijwillige Thuishulp,

Nadere informatie