Woord vooraf. In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken. Mijn oprechte dank gaat uit naar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Woord vooraf. In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken. Mijn oprechte dank gaat uit naar"

Transcriptie

1 Woord vooraf In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken. Mijn oprechte dank gaat uit naar mijn promotor, Prof. Dr. Johan De Caluwe, voor het aanreiken van het onderwerp van deze onderzoekspaper en voor zijn deskundige begeleiding. mijn ouders en vrienden voor hun blijvende steun en vertrouwen. mijn zus, voor haar vele zoektochten naar allerhande fouten. mijn broer, voor zijn technische hulp. mijn vriend, voor alles. i

2 Inhoud Woord vooraf... i Inhoud... ii 0 Inleiding Taaltoestand in Vlaanderen Wat is tussentaal? Vijandigheid t.o.v. tussentaal Waarom tussentaal? Sterke positie van tussentaal Aparte ontwikkeling Taakverdeling Toekomst voor tussentaal? Beschrijving van het onderzoek Doelstelling Opbouw van het onderzoek Materiaal Informanten Opbouw van het onderzoek Vooraf Analyse van het taalmateriaal Verwerking van de zes typisch tussentalige kenmerken Verwerking van het overige taalmateriaal Codewisseling Relatie tot ander onderzoek Afbakeningsprobleem: leeftijd van de informanten Methode: geschreven of gesproken taal? Onderzoek naar tussentaal bij jongvolwassenen Verwerking van de resultaten: hoe spreken Vlaamse jongvolwassenen? Typische jongerentaal Tussentaal Tussentaal als norm? Tussentaal versus regionale afkomst Zes typisch tussentalige kenmerken Andere tussentalige kenmerken Tussentaal versus sekse Tussentaal versus opleidingsniveau Code switching Wat is code switching? Categorisering van gevallen van codewisseling ii

3 4 Een aparte ontwikkeling: West-Vlaanderen Weinig tussentaal Dialectvaste provincie Dialectinterferentie Standaardtaal Minderwaardigheidscomplex Ander regiolect Conclusie Bibliografie iii

4 0 Inleiding Het Vlaamse taallandschap is voortdurend in beweging. Tot enkele decennia geleden bestond er overal in Vlaanderen een diglossische taalsituatie tussen dialect (voor informele situaties) en standaardtaal (voor formele situaties). Geleidelijk aan heeft ook tussentaal een sterke positie ingenomen in Vlaanderen. Lange tijd werd deze taalvariëteit, die ergens tussen het dialect en de standaardtaal ligt, gezien als een tussenstadium waarin Vlamingen bleven steken omdat ze de standaardtaal niet (voldoende) beheersten. Heden ten dage is tussentaal uitgegroeid tot een informele, supraregionale omgangstaal. Niet alleen vervangen steeds meer Vlamingen hun dialect door tussentaal, ook Vlamingen die standaardtaal kennen, kiezen in bepaalde situaties bewust voor tussentaal. Dergelijke talige evoluties kunnen de vraag doen rijzen hoe het Nederlands van Vlamingen er in de toekomst zal uitzien. Zullen Vlamingen steeds vaker en in steeds meer omstandigheden tussentaal gebruiken of is tussentaal veeleer een vluchtig verschijnsel dat binnen geringe tijd zal moeten plaats maken voor een andere taalvariëteit? Hoewel het niet vanzelfsprekend is te voorspellen welk Nederlands Vlamingen in de toekomst zullen gebruiken, staat onderhavig onderzoek in zekere mate toe een blik vooruit te werpen. In deze scriptie voeren we een diepgaande analyse naar het gesproken taalgebruik van jongvolwassen Vlamingen (18- tot 24-jarigen). We stellen deze leeftijdscategorie voorop omdat we veronderstellen dat het taalgebruik van jongvolwassenen al van vluchtige, typische jongerentaalelementen gefilterd is. Op die manier menen we dat (nieuwe) talige tendensen die in de taal van jongvolwassenen vorm krijgen mogelijk het Nederlands van de toekomst weergeven. Om te onderzoeken hoe jongvolwassen Vlamingen precies spreken, baseren we ons op een corpus van spontane conversaties. Aan de hand van dit corpus maken we voor elke spreker een talig profiel op en proberen we de typerende kenmerken van de gesproken taal van de Vlaamse jongvolwassenen in kaart te brengen. Omdat we vermoeden dat jongvolwassenen in hun spraak regionaal gedetermineerd zijn, zullen we in deze onderzoekspaper uitgebreid aandacht besteden aan de regionale verschillen binnen de taal van de Vlaamse jongvolwassenen. 1

5 Deze onderzoekspaper is onderverdeeld in vier delen. Teneinde het onderzoek naar de taal van jongvolwassenen in een breder geheel te kaderen, bespreken we in het eerste hoofdstuk de huidige taaltoestand in Vlaanderen. In hoofdstuk 2 beschrijven we de opbouw van het onderzoek; we geven een gedetailleerd overzicht van het gebruikte materiaal en de toegepaste onderzoeksmethode. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de bespreking van de resultaten aan bod en bepalen we welk Nederlands Vlaamse jongvolwassenen spreken. Omdat we zullen vaststellen dat West-Vlaamse jongvolwassenen een uitzonderingspositie innemen in ons corpus van jongvolwassenen, belichten we in hoofdstuk 4 de aparte West-Vlaamse ontwikkeling. 2

6 1 Taaltoestand in Vlaanderen In deze scriptie onderzoeken we welk Nederlands Vlaamse jongvolwassenen vandaag de dag spreken. Om dit onderzoek in een breder geheel te plaatsen, geven we in dit eerste hoofdstuk een overzicht van de huidige Vlaamse taaltoestand. We schetsen kort welke taalvariëteiten er een sterke positie innemen, maar ook welke taalvariëteiten terrein verliezen in Vlaanderen. Aan de hand van deze situatieschets kunnen we in een verder stadium van dit onderzoek nagaan of jongeren beïnvloed worden door de sterke Vlaamse taalvariëteit(en) of of ze een eigen talige variëteit ontwikkelen. Anno 2008 vinden er in Vlaanderen twee simultane, maar tegelijkertijd tegengestelde evoluties plaats (Willemyns 2007 : ). Op het gebied van de formele en vooral de geschreven taal zien we dat de Belgisch-Nederlandse standaardtaal convergeert in de richting van de Noordnederlandse standaardtaal. Vooral in de morfologie, de syntaxis en het lexicon groeit de geschreven taalvariëteit naar het Noordnederlands toe. Belangrijker echter voor ons onderzoek is de ontwikkeling die zich voordoet bij het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Daar constateren we een tegenovergestelde beweging: het gesproken Vlaams divergeert van het Noordnederlands weg. In informele contexten maken Vlamingen namelijk gebruik van gesproken taalvariëteiten die steeds vaker functioneren als een soort algemeen Vlaams (Vandekerckhove 2007 : 242). Dit algemeen Vlaams is beter bekend onder de noemer tussentaal. In wat volgt, nemen we deze divergerende beweging en vooral (het gebruik van) tussentaal onder de loep. We bespreken achtereenvolgens wat tussentaal precies is (1.1), welke negatieve kritieken deze taalvariëteit kreeg (1.2), waarom tussentaal in Vlaanderen ontstaan is (1.3) en of ze in Vlaanderen een sterke positie inneemt (1.4, 1.5). Verder komt de taakverdeling tussen standaardtaal en tussentaal aan bod (1.6) en maken we enkele voorspellingen over hoe de Vlaamse taaltoestand mogelijk zal evolueren (1.7). 1.1 Wat is tussentaal? Tussentaal is een typisch Vlaams fenomeen. Het is zoals Geeraerts et al. (2000 : 161) definiëren het taalregister dat zich tussen de traditionele dialecten en de (Belgische variant van de) standaardtaal in bevindt; het is de (zeer) informele spreektaal van Vlaanderen, de half- 3

7 beschaafde omgangstaal. Hoewel tussentaal jarenlang werd gezien als die variëteit waarin Vlamingen bleven steken omdat ze de standaardtaal niet voldoende beheersten, kiezen steeds meer Vlamingen (ook zij die de standaardtaal wel kennen) in bepaalde situaties bewust voor tussentaal. Ook Vlamingen die geen dialect of regiolect meer kunnen of willen spreken, gebruiken alsmaar meer tussentaal (cf. infra). Tegenwoordig is de Vlaamse tussentaal uitgegroeid tot de supraregionale informele omgangstaal bij uitstek. We moeten echter opmerken dat het, vanuit de verschillende situaties en domeinen waarin tussentaal wordt gebruikt, onmogelijk is te spreken over dé tussentaal als een welomlijnd en homogeen taalregister (Jaspers 2001 : 136). In principe kunnen immers alle taalvariëteiten die zich in het talige continuüm tussen de standaardtaal en het dialect bevinden als tussentaal gelabeld worden (Vandekerckhove 2007 : 242). Willemyns twijfelt er zelfs aan of we wel over een taalvariëteit kunnen spreken: Misschien hebben we hier niet eens met een variëteit te maken, maar veeleer met een verzameling kenmerken die op grond van opleiding, leeftijd, sekse, regio en zelfs van persoon tot persoon kunnen verschillen (Willemyns 2005 : 31). Dat verschillende tussentalen onderling een grote variatiebreedte vertonen, verklaart eveneens waarom we het niet over dé determinerende kenmerken van tussentaal hebben. De enige noodzakelijke eis voor tussentaal is dat ze voldoende afwijkingen van de standaardtaal bevat en voldoende afwijkingen t.o.v. dialect of regiolect (De Caluwe 2006 : 13). Tussentalige fenomenen komen zowel voor op het vlak van fonologie, morfologie, grammatica en lexicon. Respectievelijke voorbeelden zijn: h-procope (bv. ik (h)eb, (h)elemaal), verbuiging van lidwoorden (bv. den bakker, ne mens), redundant of expletief en versterkend gebruik van dat bij voegwoorden (bv. ik weet niet hoe/waar/wie dat ze betalen) en bv. schoon i.p.v. mooi. In tegenstelling tot wat soms verondersteld wordt, is tussentaal geen nieuwe taalvariëteit. Dit merkt ook Willemyns op wanneer hij enkele typisch tussentalige kenmerken opsomt (2005 : 33): Die kenmerken zijn uiteraard niet nieuw : ze hebben altijd bestaan in allerlei variëteiten op het continuüm tussen dialect en standaardtaal. Vroeger werd dit dialectinterferentie genoemd. Nieuw kan hooguit zijn dat dit soort taal nu gebruikt wordt in communicatieve situaties en settings waar dat vroeger (misschien) minder gebeurde. Nieuw is misschien vooral de naam die eraan gegeven wordt, veel meer dan het fenomeen zelf. 4

8 1.2 Vijandigheid t.o.v. tussentaal Eveneens nieuw zijn de publicaties over tussentaal die vanaf het begin van de jaren 1990 verschijnen. De beschrijving van tussentaal gaat veelal samen met heel wat afkeuring. Tussentaal of Verkavelingsvlaams (verwijzend naar de typische gebruikssfeer, namelijk de nieuwbouwwijken op verkavelde gronden) werd door Van Istendael iets vuils, een wangedrocht genoemd; het is de taal van een nieuwsoortig, door en door Vlaams zelfvertrouwen, het is een taal die uit angst voor dialect en uit angst voor het Nederlands is geboren, een wangedrocht is het, die taal van de Vlaamse intellectuele luiheid (Van Istendael zoals geciteerd bij Jaspers 2001 : 130). Volgens Van Istendael gebruiken Vlamingen Verkavelingsvlaams enerzijds vanuit zelfgenoegzaamheid, anderzijds vanuit taalonzekerheid. Ook Taeldeman refereert aan de zelfgenoegzaamheid van de Vlamingen (Taeldeman zoals geciteerd bij Jaspers 2001 : 131). Eerst associeert hij het gebruik van tussentaal bij een groot deel van de Vlaamse elite met taalnormverlaging en vervalsing. Daarna stelt hij een taalpolitiek voor die niet gericht is op zelfgenoegzaam Vlaams isolationisme maar op een toenemende convergentie met het Noorden. Doordat er in Vlaanderen een standaardtaaltraditie ontbreekt, zou Vlaamse navelstaarderij fataal tot taalchaos leiden. De Schutter (zoals geciteerd bij De Caluwe 2006 : 22) verwijt tussentaal dat het zowel de rijkdom van de standaardtaal als de spontaneïteit van het dialect mist. Bovendien wordt tussentaal, net als bij Van Istendael, gekoppeld aan de taalonzekerheid van de Vlamingen: het is een taal die uit angst geboren wordt: angst om dialect te spreken omdat dat niet netjes is, en angst om de standaardtaal te spreken, omdat men die niet denkt aan te kunnen, of omdat men wel zeker weet dat men die niet aankan. Geeraerts (zoals geciteerd bij Jaspers 2001 : 132) is ervan overtuigd dat de sociaalpsychologische emancipatie van Vlaanderen nog niet voltooid is. Tussentaal getuigt namelijk van Vlaams provincialisme en verhindert dat Vlamingen zich (talig) volledig emanciperen. Hét vraagstuk waarmee taalkundigen zich volgens Geeraerts moeten bezighouden is de sterke positie van de tussentaal, de endemische, epidemische verspreiding van het koetervlaams. Overigens worden er door de prominente positie van tussentaal ook vragen gesteld over de gevolgen van het standaardiseringsproces in Vlaanderen: zal de grote afstand tussen tussentaal en het verzorgde Vlaamse taalgebruik op termijn consequenties hebben voor de eenheid van het taalgebied (Geeraerts et al : 162)? Ten slotte vermelden we het standpunt van 5

9 Goossens (2000 : 10-11) die met de term Schoon Vlaams naar tussentaal verwijst. Hij beschouwt tussentaal als cultureel inferieur: Het enige wat in het SV [Schoon Vlaams] van cultuur getuigt, en wel van een twijfelachtige, is dat het zich afzet tegen de natuur, d.w.z. de dialecten. En daar slaagt het [ ] niet eens in. Het toenemende gebruik van tussentaal heeft dus voor heel wat onvrede gezorgd. Dat tussentaal gestigmatiseerd werd, kan verklaard worden aan de hand van de Vlaamse taalgeschiedenis. Heel wat taalkundigen vrezen immers dat de jarenlange strijd om Vlamingen Nederlands te leren en hen zo te verheffen tot volwaardige leden van de Nederlandse taalgemeenschap bij een overgang naar tussentaal tot niets zou hebben geleid (De Caluwe 2006 : 23). Vanuit deze invalshoek wordt tussentaal ook wel eens een overgangsvorm genoemd: een momentopname van een (taalleer)proces waarvan de standaardtaal het einddoel is (Beheydt zoals geciteerd bij Jaspers 2001 : 135). Tussentaal werd dan ook lange tijd gezien als de gesproken taalvariëteit die mensen gebruiken wanneer ze proberen standaardtaal te spreken, maar door gebrek aan kennis niet verder komen dan een variëteit tussen dialect of regiolect en Algemeen Nederlands (AN). 1.3 Waarom tussentaal? Hoewel veel taalkundigen zich negatief uitlaten over tussentaal, beantwoordt deze taalvariëteit aan een reële behoefte in Vlaanderen. Dit kan enerzijds verklaard worden doordat alsmaar meer Vlamingen steeds vaker hun dialect verwerpen, anderzijds voelt de Vlaming weinig affiniteit met zijn standaardtaal. Hoe beide factoren het gebruik van tussentaal in de hand werken, lichten we hieronder toe. Het dialectverliesproces in Vlaanderen is, in vergelijking met Nederland, vrij laat op gang gekomen, maar het ontwikkelt zich tegenwoordig in snel tempo (Willemyns 2005 : 30). Het verlies van de dialecten heeft twee concrete gevolgen: niet alleen wordt het dialect door steeds minder Vlamingen in alsmaar minder omstandigheden gebruikt, ook moet het dialect door een andere taalvariëteit vervangen worden. Als Vlamingen hun dialect opgeven, betekent dit dat ze die variëteit verliezen die ze gewoonlijk in informele situaties gebruiken. Daarom is de behoefte aan een nieuwe taalvorm voor informele situaties reëel. Volgens Willemyns is het, gezien het informele karakter van de situatie waar er een nieuwe taalvariëteit nodig is, niet de standaardtaal die als vervangvariëteit voor het dialect wordt gekozen. Vlamingen kiezen 6

10 veeleer voor een andere informele variëteit, een soort Umgangssprache (Willemyns 2005 : 30-32). De eerste Vlamingen die een Umgangssprache ontwikkeld hebben, zijn de Brabanders. Doordat zij voorop gingen in het dialectverliesproces in Vlaanderen, gebruikten zij als eersten een Umgangssprache ter vervanging van hun dialect. Ook al vertoont deze nieuwe informele omgangstaal veel Brabantse kenmerken, toch zal ze een grote invloed hebben op de andere Vlamingen die iets later een vervangvariëteit voor hun dialect nodig hebben. Volgens Willemyns (2005 : 30) is het deze ontwikkeling die heeft geleid tot het zogenaamde Verkavelingsvlaams, tot de tussentaal. Willemyns (2005 : 34) veronderstelt bovendien dat, als tussentaal werkelijk een vervangvariëteit voor het dialect is, ze het meest gebruikt wordt waar het dialectverlies het grootst is. In regio s waar er nog steeds een diglossische taalsituatie bestaat daarentegen is tussentaal veel minder verspreid (cf. infra). Naast het dialectverliesproces, speelt ook de negatieve houding van Vlamingen t.o.v. de standaardtaal een rol in de ontwikkeling van tussentaal. Geeraerts (2001 : 343) noemt de normopvatting van de Vlamingen tegenover hun standaardtaal een zondagse-pakmentaliteit : zoals een zondags pak is de hoogste taalnorm iets waarvan de noodzaak buiten kijf staat, maar je er echt goed in voelen, doe je niet. Hoewel de Vlamingen in de loop van de 20 ste eeuw een succesvol standaardiseringstraject hebben doorlopen (het Nederlands in Vlaanderen wordt als cultuurtaal gebruikt, en meer Vlamingen dan ooit beheersen die cultuurtaal) (Geeraerts 2001 : 337), wordt het Standaardnederlands door vele Vlamingen nog vaak geassocieerd met gevoelens van afstandelijkheid, vormelijkheid en zakelijkheid. Voor de gemiddelde Vlaming is Nederlands immers een vreemde taal (Debrabandere 2005 : 31) die hen opgedrongen is. Vlamingen voelen zich bijgevolg niet goed in hun rol als standaardtaalspreker; het is een rol waarmee ze zich niet makkelijk kunnen identificeren en waarin ze zichzelf niet kunnen zijn. Vlamingen aanvaarden de norm wel, maar blijven er bewust op een soepele afstand vandaan (Geeraerts 2001 : 343). De negatieve instelling van de Vlamingen t.o.v. hun standaardtaal maakt de keuze voor tussentaal logisch: Het is een taal waarin zij [de Vlamingen] zich, in tegenstelling met de vroegere gelegenheids-abn-sprekers, op hun gemak voelen, een taal ook die nog heel wat regionale verschillen vertoont, maar die toch met die verschillen in heel Vlaanderen begrepen wordt en als algemeen Vlaams is bedoeld (Goossens 2000 : 3-4). 7

11 Het dialectverliesproces en de zondagse-pakmentaliteit van de Vlamingen bevestigen dat de ontwikkeling van tussentaal in Vlaanderen zeer natuurlijk is: Als mensen niet langer dia-/regiolect kunnen of willen spreken, en tegelijk geen standaardtaal kunnen of willen spreken, ontstaat er een tussenvorm, een mengtaal tussen het endogene dia-/regiolect, en de exogene standaardtaal. Vreemde taalkundigen die het Nederlands in Vlaanderen zouden bestuderen, zouden die ontwikkeling ongetwijfeld natuurlijk vinden (De Caluwe 2006 : 23). 1.4 Sterke positie van tussentaal Uit het bovenstaande citaat kunnen we afleiden dat tussentaal niet langer uitsluitend als overgangsvorm kan worden geïnterpreteerd (cf. supra). Hoewel nog veel mensen bij tussentaal belanden door een gebrekkige kennis van de standaardtaal, zijn er heel wat Vlamingen (ook zij die de standaardtaal wel beheersen) die bewust voor tussentaal kiezen in bepaalde situaties: tussentaal is namelijk de standaard-taal geworden voor de informele communicatie voor Vlamingen die geen dialect of regiolect kunnen of willen spreken (De Caluwe 2006 : 23). Het volgende citaat van Cajot bevestigt dit: Deze omgangstaal is een zelfstandige grootheid aan het worden, d.w.z. moedertaal van veel dialectlozen en doeltaal van veel dialectsprekenden; een tastbaar maar wankel resultaat van een autonome informele taalstandaardisering (Cajot zoals geciteerd bij Jaspers 2001 : 136). We zien dus dat tussentaal in Vlaanderen geëvolueerd is tot een volwaardige informele omgangstaal en op die manier functioneert als lingua franca. De sterke positie van tussentaal kunnen we aan de hand van volgende factoren duiden (De Caluwe 2006 : 24). In de eerste plaats gaat een aanzienlijke toename aan bovenregionale contacten (o.a. door een groeiende mobiliteit en de ontwikkeling van virtuele contacten) samen met een frequenter gebruik van tussentaal. Daarenboven zorgt de opvallende democratisering en informalisering in de media (gewone mensen die mediafiguren worden) ervoor dat tussentaal in meer omstandigheden gebruikt wordt. We stellen ook vast dat politici er wel eens op betrapt worden tussentaal te spreken om als gewone burger beschouwd te worden. Tot slot draagt ook het feit dat steeds meer ouders hun kinderen in tussentaal opvoeden bij tot de verspreiding van tussentaal. 8

12 1.5 Aparte ontwikkeling Toch moeten we volledigheidshalve vermelden dat tussentaal niet overal in Vlaanderen even sterk aanwezig is. Vooral de provincie West-Vlaanderen neemt een aparte positie in; daar is tussentaal niet alleen veel minder verspreid, ook de attitudes van de West-Vlamingen t.o.v. tussentaal vertonen markante verschillen met de houding van de andere Vlamingen (Willemyns 2007 : 272). Bij een onderzoek van Vandekerckhove (2004) naar de pronominale aanspreekvormen in het gesproken Nederlands van Vlamingen komt de uitzonderingspositie van de West-Vlamingen duidelijk naar voren: het ge-systeem blijft voor Vlaanderen als geheel dominant. Dat geldt bij uitstek voor het gebied dat de jongste jaren het uitzicht van het (informele) Nederlands in Vlaanderen in toenemende mate is gaan bepalen en dat m.n. de provincies Brabant en Antwerpen omvat. Limburg sluit zich hier onmiskenbaar bij aan. West-Vlaanderen doet dat niet, waardoor ironisch genoeg het niet-dialectische informele taalgebruik van de meest dialectvaste regio van Nederlandstalig België voor deze variabele het dichtst de standaardtaal benadert (Vandekerckhove 2004 : 34). Deze vaststelling is voor Willemyns niet verrassend; het bevestigt zijn hypothese dat tussentaal het sterkst aanwezig is waar het dialectverlies het grootst is (Willemyns 2005 : 34). In de provincie West-Vlaanderen, waar het dialectverlies tot nu toe vrij beperkt is, blijft de diglossische situatie tussen standaardtaal (variëteit voor formele situaties: hoge variëteit) en dialect (variëteit voor informele situaties: lage variëteit) bestaan. West-Vlamingen hebben, doordat hun dialect nog steeds als (informele) omgangstaal gebruikt wordt, minder behoefte aan een tussentaal. Ook wat de attitudes t.o.v. de tussentaal betreft, nemen de West-Vlamingen een uitzonderlijke plaats in. Na een onderzoek van Geeraert (zoals geciteerd bij Willemyns 2007 : ) werd duidelijk dat de houding tegenover de tussentaal in West-Vlaanderen opvallend negatiever is dan in de andere Vlaamse provincies. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat er in West-Vlaanderen geen enkele tussenvariëteit zou bestaan. Ook in Willemyns onderzoek naar dialectverlies in West-Vlaanderen (Willemyns 2000 : 486) wordt een toenemend gebruik van een tussenvariëteit erkend. We kunnen er wel vrij zeker van zijn dat deze West-Vlaamse tussenvariëteit duidelijk verschilt van de Brabants gekleurde tussentaal. 9

13 1.6 Taakverdeling Het gebruik van tussentaal gaat in Vlaanderen gepaard met een natuurlijke, functionele taakverdeling tussen standaardtaal en tussentaal: hoewel Vlamingen probleemloos tussentaal gebruiken bij alledaagse informele gesprekken, blijft standaardtaal onmisbaar in formele communicatiesituaties. Deze taakverdeling vinden we ook terug in tv-programma s, in reclamespotjes en in het taalgebruik van leerkrachten middelbaar onderwijs. Om te beginnen zien we dat tussentaal steeds meer gebruikt wordt in televisieseries. Niet alleen de commerciële zenders, maar ook de openbare omroep maakt gebruik van tussentaal (Willemyns 2005 : 35). Uit het Taalcharter van de VRT leiden we echter af dat het gebruik van standaardtaal en tussentaal beantwoordt aan de verwachting en de taalgevoeligheid van de Vlaming: Als beginsel nemen we aan dat de standaardtaal wordt gebruikt in die programma s waarin het publiek ze verwacht, in die programma s waarin de taal alleen maar een neutraal medium is om de boodschap over te brengen en ze geen andere signaalfunctie heeft. Dialect en tussentaal zijn geenszins uitgesloten, maar ze kunnen alleen worden gebruikt in programma s waarin ze functioneel zijn, met name in fictie en in uitzendingen over streekcultuur (Hendrickx : 1998). Ook na een onderzoek van Saman (2003) (zoals geciteerd bij De Caluwe 2006 : 27) en van Van Gijsel et al. (2008) naar tussentaal in reclamespotjes blijkt dat de makers van de spotjes rekening houden met de taakverdeling tussen de taalvariëteiten in Vlaanderen. Tussentaal wordt immers gebruikt voor de informele, persoonlijke gesprekken (bv. een dialoog waarin gewone mensen praten over aanbiedingen); standaardtaal voor de formele, zakelijke mededelingen (bv. een metastem die op het einde van het spotje de boodschap in zorgvuldige standaardtaal herhaalt). Tot slot valt op dat eveneens het gebruik van tussentaal bij leerkrachten middelbaar onderwijs (Lemahieu 2007: 32) de registergevoeligheid van de leerkrachten weergeeft: standaardtaal wordt gebruikt om op een zakelijke manier les te geven, leerkrachten schakelen over naar tussentaal als de situatie persoonlijker of informeler wordt (bv. anekdotes vertellen, voorbeelden geven, interactie met leerlingen, reported speech). Volgens De Caluwe (2006 : 30) is deze codewisseling zeer normaal: Niets is natuurlijker dan dat: alle taalgebruikers, dus ook leerkrachten in een lessituatie, kiezen die variëteit die het beste past bij het onderwerp en bij het type 10

14 interactie met de toehoorders of gesprekspartners. En in Vlaanderen is tussentaal nu eenmaal dé voor de hand liggende variëteit voor de informele gesproken communicatie (De Caluwe 2006 : 30). 1.7 Toekomst voor tussentaal? Vele taalverzorgers vrezen dat, wanneer tussentaal werkelijk populair wordt, het gebruik ervan niet beperkt zal blijven tot die situaties waarin vroeger dialect werd gebruikt. De natuurlijke taakverdeling tussen standaardtaal en tussentaal toont ons dat tussentaal in toenemende mate gebruikt wordt in situaties en domeinen die voordien voor de standaardtaal of de geïntendeerde standaardtaal voorbehouden bleven (bv. tussentaal in televisieseries) (Willemyns 2005 : 34). Het lijkt er dus op dat de kloof tussen standaardtaal en tussentaal steeds kleiner wordt. Terwijl vroeger de afstand tussen dialect en standaardtaal groot genoeg was om deze als twee aparte taalvariëteiten te beschouwen, is de talige afstand tussen standaardtaal en tussentaal veel kleiner: the linguistic distance between the intermediate varieties and the standard is considerably smaller, and, as a result, many people see no inconvenience in using the former in situation where actually the use of the latter would be more appropriate (Willemyns 2007 : 271). De Caluwe (2006 : 32) voorspelt dan ook dat tussentaal en standaardtaal naar elkaar zullen toegroeien. Wie standaardtaal en tussentaal beheerst, zal bestanddelen van de twee zo doseren dat de taal aangepast wordt aan de (in)formaliteit van de situatie. Er zal dus een registercontinuüm groeien (inclusief informeel AN) voor bovenregionale communicatie met meer of minder tussentalige en standaardtalige ingrediënten, aangepast aan de (in)formaliteit van de situatie. Of dit toekomstscenario realiteit zal worden, is nog onzeker. Wel staat het buiten kijf dat tussentaal heden ten dage een sterke positie inneemt in het Vlaamse taallandschap. Hoewel we voorlopig nog altijd een verticale stratificatie standaardtaal, tussentaal, dialect kunnen waarnemen, komt deze driedeling door twee factoren in het gedrang. Niet alleen is de kans reëel dat de functies van tussentaal zich zullen uitbreiden en zo een bedreiging gaan vormen voor de traditionele domeinen van de standaardtaal, maar ook merken we dat steeds meer Vlamingen hun plaatselijke dialect vervangen door de supraregionale tussentaal. 11

15 2 Beschrijving van het onderzoek In dit tweede hoofdstuk belichten we enkele wezenlijke aspecten van ons onderzoek. Ten eerste maken we duidelijk op welke vragen we een antwoord proberen te geven in dit onderzoek (2.1). Ten tweede overlopen we de opbouw van ons onderzoek: we geven uitleg bij het gebruikte materiaal, verklaren de keuze van informanten, bespreken de onderzoeksmethode (2.2). Ten slotte situeren we ons onderzoek ten opzichte van eerder uitgevoerde onderzoeken (2.3). 2.1 Doelstelling In deze scriptie willen we de complexiteit van de gesproken taal van Vlaamse jongvolwassenen in kaart brengen. Aan de hand van een corpus van gesproken taalmateriaal van 18- tot 24-jarigen zullen we onderzoeken hoe jongvolwassenen met elkaar praten. Per spreker maken we een talig profiel op om zo te verifiëren of we in Vlaanderen kunnen spreken van een bepaalde jongerenvariëteit. We houden er echter rekening mee dat het zeer onwaarschijnlijk is een homogene jongerenvariëteit in Vlaanderen te onderscheiden. Het is immers aannemelijk dat jongvolwassenen in hun keuze voor een bepaalde taalvariëteit regionaal gedetermineerd zijn. Concreet betekent dit dus dat we naast algemeen geldende kenmerken van een eventuele Vlaamse jongerenvariëteit (waaronder we dan die kenmerken verstaan die we bij jongvolwassenen uit alle provincies aantreffen), eveneens aandacht zullen besteden aan specifieke, regionale verschijnselen. Hoewel we ook andere persoonskenmerken (onder andere sekse, opleidingsniveau ) in verband zullen brengen met een aantal kenmerken van de taal van jongvolwassenen, ligt het accent in deze onderzoekspaper op de regionale verschillen binnen de taal van Vlaamse jongvolwassenen. In deze scriptie proberen we dus een antwoord te vinden op volgende vragen: Is het mogelijk te spreken van een jongerenvariëteit in Vlaanderen?, Welke algemene kenmerken typeren de gesproken taal van de Vlaamse jongvolwassenen?, Zijn er opmerkelijke verschillen in de taal van jongvolwassenen uit de verschillende provincies en is er hiervoor een verklaring? 12

16 2.2 Opbouw van het onderzoek Materiaal Om een corpus samen te stellen, deden we een beroep op het Corpus Gesproken Nederlands (CGN) 1. Dit is een digitale databank van hedendaags gesproken Nederlands van Vlaamse en Nederlandse volwassenen. In het totaal omvat het CGN negenhonderd uur spraakopnames, wat overeenkomt met ongeveer negen miljoen woorden. Het CGN onderscheidt verschillende teksttypes: spontane face-to-face conversaties, interviews, telefoondialogen, zakelijke onderhandelingen 2. Voor dit onderzoek maken we alleen gebruik van de spontane face-toface conversaties 3. Dit type gesprek wordt gekenmerkt door een sterk informeel karakter: de betrokken informanten kennen elkaar goed en mogen het gespreksonderwerp volledig vrij kiezen. Bovendien is er geen onderzoeker bij de opnames aanwezig. We zouden dus kunnen stellen dat de jongvolwassenen in deze spontane face-to-face conversaties spreken zoals ze dat normaal doen met leeftijdsgenoten. Desalniettemin moeten we rekening houden met de expliciete vraag van het CGN om de conversaties in het Algemeen Nederlands te voeren. We zullen constateren dat dit laatste, onder andere wegens het informele karakter van de situatie, niet voor elke informant vanzelfsprekend is (zie 3.2.1). De Vlaamse sprekers (zowel mannen als vrouwen) zijn afkomstig uit verschillende regio s; het CGN onderscheidt vier deelgebieden: -kerngebied = Antwerpen en Vlaams-Brabant -overgangsgebied = Oost-Vlaanderen -randgebied 1 = West-Vlaanderen -randgebied 2 = Limburg Met behulp van de individuele postcodes die we in het CGN konden opsporen, was het mogelijk een onderscheid te maken tussen de sprekers uit Antwerpen en Vlaams-Brabant. Daarom gebruiken we vanaf hier gemakshalve de namen van de provincies om naar de regionale afkomst 4 van de informanten te verwijzen. 1 We beperken ons hier tot een beknopte uitleg over het CGN; voor meer informatie verwijzen we naar de website: 2 In het totaal vinden we in het CGN dertien teksttypes terug: spontane face-to-face conversaties, interviews, telefoondialogen, zakelijke onderhandelingen, discussies, debatten, lessen, reportages (radio en televisie), nieuwsbulletins, beschouwingen, lezingen, toespraken en voorgelezen tekst. 3 Voor de DVD met alle onderzochte spontane conversaties: zie bijlage. Ook voor de orthografische transcripties van de geanalyseerde spraakfragmenten refereren we aan de bijlage (zie p ). 4 Met regionale afkomst bedoelen we niet de geboorteregio of plaats van de informant; we verwijzen wel naar de plaats waar de spreker nu woont. 13

17 Wat de leeftijd betreft, worden de informanten in het CGN in de volgende categorieën onderverdeeld: -age0 = 17 jaar -age1 = jaar -age2 = jaar -age3 = jaar -age4 = jaar -age5 = +56 jaar Aangezien de fragmenten met age0-sprekers te beperkt zijn voor een grondig onderzoek, concentreren we ons alleen op de age1-informanten (cf. infra). Met de term jongvolwassenen verwijzen we in dit onderzoek dus altijd naar 18- tot en met 24-jarigen. Naast de gegevens over regionale afkomst en leeftijd van de sprekers konden we ook voor andere metadata bij het CGN terecht. Met behulp van een lijst met codes en afkortingen kunnen we de sekse, het opleidingsniveau (zie bijlage p ) van de verschillende informanten afleiden. Het zal interessant zijn eventuele verbanden te leggen tussen de persoonskenmerken van de informanten enerzijds en het gebruik van bepaalde tussentalige kenmerken anderzijds (cf. infra). We vermelden tot slot dat het CGN voor elk spraakfragment een orthografische transcriptie, i.e. een woordelijke neerslag van wat er gezegd wordt, ter beschikking stelt. De orthografische transcripties zijn opgesteld volgens de regels die we in het Protocol voor Orthografische Transcriptie 5 terugvinden. Het Protocol (2000 : 1) vermeldt dat de transcriptie nauw aansluit op het geschreven Nederlands, maar er op bepaalde punten ook van afwijkt, teneinde extra informatie te geven (bv. *d ter aanduiding van dialectwoorden, *a bij afgebroken woorden ). De orthografische transcripties van de spraakfragmenten vormen het basismateriaal voor ons onderzoek (zie bijlage p ) Informanten Zoals hierboven vermeld, beperken we ons voor onderhavig onderzoek tot de studie van de spontane conversaties van de informanten uit de jongste groep (age1-sprekers: 18- tot 24-5 Het Protocol voor Orthografische Transcriptie kan geraadpleegd worden via de website van het CGN: 14

18 jarigen). Concreet betekent dit dat we over materiaal beschikken van 26 jongeren 6, 13 jongens (M) en 13 meisjes (V), uit de vijf Vlaamse provincies. De hieronder opgenomen tabel toont de vertegenwoordiging van de informanten volgens regionale afkomst en sekse. Tabel 1: Vertegenwoordiging van de informanten volgens regionale afkomst en sekse. West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant Antwerpen Limburg M V M V M V M V M V Het merendeel van de informanten is nog student (19/26). Van de 7 informanten die niet meer studeren, zijn er 2 jongvolwassenen onderzoeker aan de universiteit, 2 sprekers zijn werkzoekend en 3 informanten werken (1 is lector aan de hogeschool, de 2 andere informanten zijn onderwijzeressen) Opbouw van het onderzoek Vooraf Vooraleer we definitief met het geselecteerde taalmateriaal aan de slag konden, moesten we de orthografische transcripties omzetten tot bruikbare teksten. Omwille van de duidelijkheid verwijderden we uit de originele transcripties alle overbodige spaties, alineatekens en cijfers. We hebben er hierbij op gelet dat alle codes die de transcriptie extra informatie verschaffen, bleven staan. Tekens als xxx, ggg, *d en *a lijken een vlotte leesbaarheid en bewerking van de tekst in de weg te staan, maar in het Protocol voor Orthografische Transcriptie zien we dat ze respectievelijk volgende functies hebben: aanduiding van moeilijk verstaanbare stukken, duidelijk hoorbare sprekergeluiden, dialectwoorden en afgebroken woorden. We vermelden hier volledigheidshalve dat de orthografische transcripties niet altijd de precieze uitspraak van de sprekers weergeven: Probeer niet weer te geven hoe de woorden zijn uitgesproken. Dit zou immers al snel leiden tot een soort fonetische transcriptie. Dit is niet de bedoeling van een orthografische transcriptie [ ]. of 6 Het CGN telt weliswaar meer age1-sprekers, maar niet binnen het teksttype van de spontane conversaties. Omdat we ervan overtuigd zijn dat de taalvariëteit die de jongvolwassenen in de spontane conversaties gebruiken, het dichtst de reële taal van de Vlaamse jongvolwassenen benadert, besloten we age1-sprekers uit andere teksttypes (bv. interviews, gesprek met leerkrachten ) - door het grote verschil in gesprekssituatie - niet bij de onderzochte informanten op te nemen. Omdat we bovendien willen onderzoeken hoe jongvolwassenen met leeftijdsgenoten converseren, bestudeerden we enkel die spontane face-to-face conversaties waar twee age1- sprekers met elkaar praten (hoewel ook spontane conversaties tussen age1-sprekers en agex-sprekers in het CGN beschikbaar zijn). 15

19 Duid niet aan in de transcriptie wanneer klanken niet of onvolledig zijn uitgesproken (Protocol voor Orthografische Transcriptie 2000 : 9-10). Bij spreker V40197 bijvoorbeeld wordt de onderstaande orthografisch getranscribeerde zin: uhm...wacht hoor vrijdagavond...vrijdagavond was ik heel laat thuis...omdat..uh...ah 'k heb nog gewerkt...voor TVS nog altijd...en dan uh had*z 'k...normaal ging ik dan met m'n zus..naar uh gaan aerobicen in werkelijkheid als volgt uitgesproken: uhm...wacht hoor (oor). vrijdagavond...vrijdagavond was ik heel (eel) laat thuis...omdat.. uh...ah 'k heb (keb) nog gewerkt...voor (voo) TVS nog altijd...en dan uh had*z 'k (ak)... normaal ging ik (gink) dan met (me) m'n (me)zus..naar uh gaan aerobicen (aerobicn) (Spreker V40197, fragment fv , 00:00). Hoewel we in het onderzoek naar tussentaal bij leerkrachten middelbaar onderwijs (Lemahieu 2007 : 9-10) de orthografische transcripties aanpasten waar die niet overeenkwamen met de exacte uitspraak van de sprekers, hebben we deze bewerking hier achterwege gelaten. Uit Lemahieu 2007 leiden we immers af dat het bij deze aanpassingen zo goed als altijd om fonologische afwijkingen (h-procope (bv. ik (h)eb), apocope en syncope bij korte functiewoorden (bv. da i.p.v. dat)) gaat. Omdat fonologische afwijkingen meestal als typisch spreektalige kenmerken beschouwd worden en het spreektalige karakter inherent is aan spontane face-to-face conversaties, werd beslist geen extra aandacht aan deze kenmerken te besteden. Eenmaal we bewerkbare teksten voor handen hadden, werd het taalmateriaal per spreker beperkt tot 2500 neergeschreven woorden (zie bijlage p ). We menen dat een grondige analyse van 2500 woorden voldoende moet zijn om de typerende taalkenmerken van een spreker uit het geselecteerde taalmateriaal te halen Analyse van het taalmateriaal Wat houdt de verdere analyse van het taalmateriaal nu precies in? Omdat we absoluut geen idee hadden, noch van de taalvariëteit die de jongvolwassenen zouden gebruiken, noch van de kenmerken die de taal van de jongvolwassenen typeert, besloten we zeer ruim te werk te gaan. Voor elke spreker werden daarom alle woorden, uitdrukkingen, zinsdelen aangeduid die op de één of andere manier gemarkeerd waren. We gingen m.a.w. op zoek naar die elementen die niet tot de standaardtaal behoren zoals die in Nederland of België als algemeen aanvaarde norm geldt. Per informant maakten we een talig profiel op. Dit profiel bestaat uit een 16

20 oplijsting van achtereenvolgens tussentalige kenmerken, Belgisch-Nederlandse lexicale varianten en andere talige verschijnselen 7 (zie bijlage p ). In de eerste plaats controleerden we alle taalfragmenten op tussentalige elementen. We baseerden ons hiervoor op de lijst Mogelijke ingrediënten van tussentaal van De Caluwe (zie bijlage p ). Hoewel we in gedachten moeten houden dat het onmogelijk is te spreken over één welomlijnde tussentaal met definiërende kenmerken (zie 1.1), geeft deze lijst een goed beeld van de relevante tussentalige verschijnselen. Al snel werd duidelijk dat een groot deel van de informanten veel tot heel veel tussentaal gebruikt. We beslisten daarom om, net als bij het onderzoek naar tussentaal bij leerkrachten middelbaar onderwijs (Lemahieu 2007), zes typisch tussentalige kenmerken 8 uitvoeriger te onderzoeken en voor deze zes kenmerken het tussentaligheidsgehalte te berekenen (cf. infra). Binnen de categorie tussentaal maakten we bijgevolg een onderscheid tussen de zes typisch tussentalige kenmerken aan de ene kant en de overige tussentalige kenmerken aan de andere kant. Een tweede categorie op het profiel van iedere individuele spreker was die van jongerentaalelementen. Omdat jongerentaal een ongedefinieerd karakter kent, baseerden we ons enerzijds op volgende formulering van Daniëls (2004 : 9): Jongerentaal op zich bestaat niet. Althans dé jongerentaal bestaat niet. Wel bestaan er door jongeren gebruikte woorden of uitdrukkingen die volwassenen niet kennen of gebruiken, of die bij volwassenen een andere betekenis, uitspraak en spelling hebben. Anderzijds werd ook de thesis van Liesbeth Gijsel (2000) 9 als richtlijn gebruikt. Net als Gijsel gingen we in het taalmateriaal van de jongvolwassenen op zoek naar populaire Engelse woorden (bv. beauty voor schoonheid), bekrachtigers (waaronder graadaanduidende bijwoorden: bv. heel, erg, zeer, very en versterkende prefixen: bv. kei-, mega- ) en positiefkwalificerende adjectieven (bv. hot, tof, nijg, de max ) 10. We constateerden dat de typische jongerentaalkenmerken (zoals die hierboven omschreven worden) weinig voorkomen in ons 7 Aanvankelijk wilden we ook een categorie met typisch spreektalige kenmerken op de profielen van de sprekers vermelden, maar omdat spreektalige verschijnselen zodanig vanzelfsprekend zijn bij spontane face-to-face conversaties (cf. supra) gaan we er in deze onderzoekspaper niet verder op in diminuering van substantieven 2. afwijking in gebruik van persoonlijke voornaamwoorden; meerbepaald het gij-systeem 3. redundant of expletief en versterkend gebruik van dat 4. verbuiging van lidwoorden 5. verbuiging van de bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden 6. afwijkende verbuiging van de adjectieven 9 Gijsel maakte een kwantitatieve studie over jongerentaal in Vlaanderen en Nederland op basis van een vergelijking tussen teksten uit het Vlaamse jongerentijdschrift Joepie en het Nederlandse Fancy. 10 Naast de drie kenmerken die hier vermeld zijn, besprak Gijsel ook nog clustersamenstellingen (bv. je-ziet- mbijna-niet-diadeem). Deze kwamen niet voor in ons corpus en worden dus niet in deze scriptie opgenomen. 17

21 corpus. De taal van de Vlaamse jongvolwassenen is als het ware gezuiverd van deze typische jongerentaalelementen. Voor een verdere bespreking hiervan, verwijzen we naar paragraaf 3.1. Een derde onderzoeksterrein is dat van het typisch Belgische lexicon. Alle woorden die in Van Dale 2005 op de een of andere manier als Belgisch worden gelabeld (bv. noemen, Belgisch-Nederlands, niet algemeen: heten) werden aangeduid en in het profiel van de sprekers opgenomen. De meest voorkomende lexicale gevallen behandelen we in hoofdstuk 3 (zie ). Ten slotte onderscheidden we een laatste categorie: andere, waarin alle gevallen werden ondergebracht die we moeilijk tot één van de hierboven vermelde categorieën konden rekenen. Het gaat hier vooral om dialectische invloeden (bv. acht en half i.p.v. half negen), taalkundige fouten (bv. op gebied i.p.v. op het gebied), hypercorrecties (bv. t is t Hagenkoor waar dat k met op reis gegaan ben) De meeste van deze verschijnselen komen gewoonlijk slechts bij één informant voor. We besteden in wat volgt alleen aandacht aan de andere kenmerken die bij meer dan drie informanten opduiken Verwerking van de zes typisch tussentalige kenmerken Gezien de hoge frequentie van tussentalige elementen in ons corpus, wordt er, net als in het onderzoek naar tussentaal bij leerkrachten middelbaar onderwijs (Lemahieu 2007 : 10) een uitgebreider onderzoek gevoerd naar de volgende zes typisch tussentalige kenmerken: 1. diminuering van substantieven met -ke, -eke, -ske (bv. manneke, boekske) 2. afwijking in gebruik van persoonlijke voornaamwoorden; meerbepaald het gij-systeem voor de 2 de persoon met de bijhorende u-vorm als object of reflexief (bv. gij zij nie goed bij u oofd) 3. redundant of expletief en versterkend gebruik van dat bij voegwoorden en voornaamwoorden (bv. ik weet niet wanneer/of/hoe/wat/waar/wie dat ) 4. verbuiging van lidwoorden (bv. den bakker, ne mens, nen aap) 5. verbuiging van de bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden (bv. mijne stoel, diejen bakker) 6. afwijkende verbuiging van de adjectieven (bv. ne kleinen bakker, een klein tafel) 11 Bijvoorbeeld: wat als relativum i.p.v. die of dat 18

22 Voor deze zes kenmerken zullen we kwantitatief nagaan hoe prominent ze voorkomen bij de informanten. Dit gebeurt volgens de methode die Geeraerts, Penne en Vanswegenoven (2000 : 163) hanteren bij hun studie naar het taalgebruik in de Vlaamse soaps Thuis en Familie. Zij baseren zich op het volgende principe: hoe vaak een bepaald formeel verschijnsel in een bepaalde context optreedt, is alleen relevant als we ook weten hoe vaak het in dezelfde context had kúnnen optreden: Het tussentalige gehalte van een tekst of een gesprek kan dus bijvoorbeeld niet zonder meer afgeleid worden uit het aantal ske- en ke-diminutieven die in dat stuk discours voorkomen. Werkelijk relevant is pas de kwantitatieve verhouding tussen de tussentalige vormen en standaardtalige je-, kje-, tje-, pje-alternatieven (Geeraerts et al : 163). Voor het tussentaligheidsgehalte van de diminutieven bij spreker V40197 betekent dit bijvoorbeeld dat we in haar taalmateriaal eerst alle tussentalige diminutieven op -ke tellen 12 (6); daarna tellen we alle plaatsen waar een tussentalige diminutief mogelijk is (ook de tussentalige diminutieven zelf horen hier bij) (30). De verhouding tussen deze twee getallen (6/30 -> 20%) levert ons een tussentaligheidsgehalte op van 20% voor het kenmerk van de tussentalige diminutieven. Dit wil zeggen dat in die gevallen waar het mogelijk is een diminutief op -ke te gebruiken, spreker V40197 dit in 20% van die gevallen ook werkelijk doet. We berekenden het tussentaligheidsgehalte voor elk van de zes kenmerken op dezelfde manier. Voor de diminutieven werd evenwel een uitzondering gemaakt: daar telden we niet de types en de tokens binnen de 2500 geselecteerde woorden, maar telden we de types en de tokens voor het hele beschikbare taalmateriaal per informant. We gebruikten meer taalmateriaal omdat de kans reëel was dat de absolute cijfers voor de diminutieven anders te laag zouden liggen. We becijferden ook het totale tussentaligheidsgehalte (dit is het gemiddelde van de tussentaligheidspercentages van de zes geselecteerde kenmerken) per spreker en voegden alle resultaten samen in een algemene overzichtstabel (zie bijlage p ). In een laatste stap plaatsten we de cijfergegevens en de metadata (regionale afkomst, sekse, opleidingsniveau ) naast elkaar om te controleren of er eventuele verbanden bestaan tussen de persoonskenmerken (waarvoor bij ons vooral de regionale afkomst van belang is) en het 12 We tellen niet de types (bv. het type manneke), maar wel de tokens (elke keer het type, het afzonderlijke woord manneke voorkomt). 19

23 gebruik van de zes typisch tussentalige kenmerken. Een uitvoerige bespreking hiervan komt aan bod in hoofdstuk drie (zie 3.2.2, en 3.2.4) Verwerking van het overige taalmateriaal Voor alle andere kenmerken; dit zijn de andere tussentalige (i.e. de tussentalige kenmerken zonder de zes typisch tussentalige kenmerken), de lexicale gevallen en de meest frequente kenmerken van de categorie andere, gingen we op een andere manier te werk 13. Het was immers onmogelijk om bij deze overige kenmerken dezelfde werkwijze te hanteren. Aan de ene kant komt een aantal tussentalige verschijnselen maar één keer voor in het hele corpus (we duidden bv. enkel bij spreker V40243 het hulpwerkwoord moeten in hypothetische zinnen aan). Aan de andere kant was de vooropgestelde werkwijze voor sommige kenmerken moeilijk realiseerbaar. Om bijvoorbeeld het tussentaligheidsgehalte voor lexicale afwijkingen (bv. schoon vs. mooi) te berekenen, moet er telkens gecontroleerd worden of het lexicale geval bij iedere spreker in dezelfde betekenis wordt gebruikt 14. Toch werd er beslist om deze kenmerken niet achterwege te laten; het kan namelijk interessant zijn de frequentie van de zes tussentalige kenmerken te vergelijken met de frequentie van andere gemarkeerde elementen. We stelden daarom een tabel op met alle andere voorkomende kenmerken waarin we per spreker aanduidden hoeveel keer het gegeven fenomeen bij hem/haar optreedt (zie bijlage p ) Codewisseling Ten slotte vermelden we nog dat we, analoog aan het onderzoek naar tussentaal bij leerkrachten middelbaar onderwijs (Lemahieu 2007), passages markeerden waar er duidelijk van de ene naar de andere taalvariëteit wordt overgeschakeld. Waar mogelijk, proberen we een verklaring te geven voor de aanwezige code switching (zie 3.2.5). 2.3 Relatie tot ander onderzoek Vanuit methodologisch standpunt is het interessant ons onderzoek te vergelijken met eerdere onderzoeken naar jongerentaal. We spitsen ons daarbij niet zozeer toe op inhoudelijke aspecten, maar richten ons in de eerste plaats op de leeftijdsgroepen die bestudeerd worden 13 De jongerentaalelementen worden, zoals eerder vermeld, in een aparte paragraaf besproken (zie 3.1). 14 In een zin als: je moet schoon ondergoed aantrekken kan schoon perfect, enkel wanneer schoon in de betekenis van mooi wordt gebruikt (bv. een schoon landschap) klasseren we dit gebruik als tussentalig. 20

24 (2.3.1), ten tweede op de gebruikte methodieken (2.3.2) en in een laatste paragraaf (2.3.3) gaan we na of er tot nu toe veel onderzoek is gevoerd naar tussentaal bij jongvolwassenen. Op die manier bakenen we ons onderzoek duidelijk af tegenover andere onderzoeken en geven we dit onderzoek een eigen plaats Afbakeningsprobleem: leeftijd van de informanten In een eerste belangrijk werk over jongerentaal, Jongerentaal. De tipparade van de omgangstaal van Hoppenbrouwers, wordt de leeftijd als een belangrijke factor gezien bij de afbakening van jongerentaal (Hoppenbrouwers 1991 : 10). De benedengrens wordt volgens Hoppenbrouwers gevormd door die jongeren die de overgang naar het voortgezet onderwijs (voor Vlaanderen komt dit overeen met de overgang naar het secundair onderwijs) maken; de oudste jongeren zijn de studenten. Zodoende vormt de afronding van de studies de bovengrens van jongerentaal. Hoppenbrouwers neemt zijn enquêtes over kennis en gebruik van jongerentaal af bij meer dan honderd jongeren tussen 16 en 21 jaar afkomstig uit Delfzijl, Groningen, Heerenveen en Windschoten (Hoppenbrouwers 1991 : 30). Hij houdt zo rekening met zijn eigen vooropgestelde marges. Analoog aan het onderzoek van Hoppenbrouwers is dat van Moons. Zij bestudeert in haar thesis (Jongerentaal) 15 lexicale velden bij Vlaamse jongeren van respectievelijk 12, 14, 18 en 21 jaar. Moons respecteert hier dus ook de leeftijdsgrenzen van Hoppenbrouwers. In een qua thematiek gelijkaardige thesis van Joos (Regionale verschillen in de Vlaamse jongerentaal: Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams- Brabant) 16 vinden we enkel informanten terug uit het ASO en het TSO en is er nergens sprake van de oudste jongeren, namelijk de studentengroep. In ons onderzoek zijn het net wel de studenten (19 van de 26 informanten zijn studenten, cf. supra) en dus de oudste jongeren die aan bod komen voor een grondig onderzoek naar hun taal. Volgens de leeftijdsgrenzen van Hoppenbrouwers behoren deze jongvolwassenen nog net tot de gebruikers van jongerentaal. Omdat we echter zullen zien dat in de taal van jongvolwassenen maar sporadisch typische jongerentaalelementen voorkomen (zie 3.1), kunnen we de leeftijdsafbakening van Hoppenbrouwers in twijfel trekken. 15 Moons, L. (1997). Jongerentaal. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K.U. Leuven. 16 Joos, D. (1998). Regionale verschillen in de Vlaamse jongerentaal: Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams- Brabant. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K.U. Leuven. 21

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie Ronde 1 Matthias Lefebvre Universiteit Gent Contact: matthias.lefebvre@ugent.be Jongeren warm maken voor taalvariatie 1. Inleiding Vlaamse middelbare scholen contacteren de redactie van het Woordenboek

Nadere informatie

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË do s Waarom hebben we de standaardtaal verstaan? e. (Vandekerckhove, 2014: 104) regiolect en Ook zij gebruiken de term

Nadere informatie

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes Geeraerts, Dirk. 2001. "Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes". Ons Erfdeel 44: 337-344. Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes Dirk Geeraerts

Nadere informatie

Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams?

Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams? Gertie Heymans Masterscriptie Master Taal- en Letterkunde: Nederlands-Engels Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams? Een perceptie- en attitudeonderzoek over tussentaal Promotor: Prof. Dr.

Nadere informatie

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Vakgroep Nederlandse Taalkunde Academiejaar 2011-2012 TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots Verhandeling voorgelegd

Nadere informatie

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. 1 Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. De particularisten pleitten voor een eigen Nederlands pleitten,

Nadere informatie

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging.

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging. Inge Van Lancker Beroepsactiviteiten: In 2011 studeerde ik af als Master in de taal- en letterkunde: Nederlands - Spaans aan Universiteit Gent. Nu volg ik de Specifieke lerarenopleiding: taal- en letterkunde

Nadere informatie

Mense va mijne leeftijd

Mense va mijne leeftijd Aanpak Design Resultaten Mense va mijne leeftijd Generatiegebonden tussentaalgebruik in Expeditie Robinson Eline Zenner en Dirk Geeraerts Conclusie Onderzoeksvraag Is er een verschil in de manier waarop

Nadere informatie

Standaardtaal of tussentaal op televisie

Standaardtaal of tussentaal op televisie Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Academiejaar 2011 2012 Standaardtaal of tussentaal op televisie Een onderzoek naar het taalgebruik van presentatoren in tv-magazines Verhandeling

Nadere informatie

DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C.

DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C.

Nadere informatie

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Kan ik het wel of kan ik het niet? 1 Kan ik het wel of kan ik het niet? Hieronder staan een aantal zogenaamde kan ik het wel, kan ik het niet-schalen. Deze hebben betrekking op uw taalvaardigheid in zowel het Nederlands als het Engels.

Nadere informatie

Het gesproken Nederlands in Vlaanderen

Het gesproken Nederlands in Vlaanderen Het gesproken Nederlands in Vlaanderen Percepties en attitudes tegenover standaardtaal en tussentaal van Oost- en West-Vlaamse studenten. Promotor: Prof. Dr. Johan De Caluwe Academiejaar 2008-2009 Masterproef,

Nadere informatie

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1 19. Taalverandering Opdracht 19.1 Vraag: Noem twee voorbeelden van varianten in het Nederlands (of in een andere taal) die steeds meer gebruikt lijken te gaan worden. Geef een lexicale en een andere variant.

Nadere informatie

Reikt de Vlaamse tussentaal verder dan de grens met Nederland?

Reikt de Vlaamse tussentaal verder dan de grens met Nederland? Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Katrien Adriaensen Reikt de Vlaamse tussentaal verder dan de grens met Nederland? Een exploratief onderzoek naar tussentaal in Noord-Brabant Masterscriptie voorgelegd

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst? Ronde 8 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool VIVES Contact: peter.debrabandere@vives.be Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Nadere informatie

De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten

De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten [Taalwerk] De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten Tom Ruette 1. Afstanden en categorieën De appel valt niet ver van de boom,

Nadere informatie

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE VAKGROEP NEDERLANDSE TAALKUNDE ACADEMIEJAAR 2009-2010 Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren Verhandeling voorgelegd tot het behalen van

Nadere informatie

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit Tellen met Taal Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten Marco René Spruit Taalkundige afstand Iedereen weet dat de afstand tussen Amsterdam en Utrecht kleiner is dan de afstand tussen

Nadere informatie

TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD

TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD EEN ANALYSE VAN HET TAALGEBRUIK VAN PRESENTATOR ERIK VAN LOOY VAN VROEGER TOT NU Aantal woorden: 26.201 Merel Vanoverbeke Studentennummer: 01402079 Promotor(en):

Nadere informatie

Taalvariatie in het secundair onderwijs

Taalvariatie in het secundair onderwijs Taalvariatie in het secundair onderwijs Een vergelijking van luistertestscores van leerlingen uit de tweede graad ASO op fragmenten in de standaardtaal en fragmenten in de tussentaal Anne Geladé Masterproef

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Time-shifted viewing (TSV) :

Time-shifted viewing (TSV) : Time-shifted viewing (TSV) : een ongelijkmatig verspreid fenomeen Meer dan 60% van de gezinnen in het CIM TV-panel heeft intussen digitale tv. De meeste recente digitale decoders bieden ook de mogelijkheid

Nadere informatie

VLAAMSE TUSSENTAAL OP TELEVISIE:

VLAAMSE TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Academiejaar 2006-2007 VLAAMSE TUSSENTAAL OP TELEVISIE: EEN ANALYSE VAN HET FICTIEVE REPORTAGEPROGRAMMA Promotor: Prof. Dr. Johan De Caluwe Verhandeling voorgelegd aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Nadere informatie

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde graad ASO, Duits als tweede moderne vreemde taal kan worden

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen 1. het maken van een concept + het testen van het concept door middel van proefartikelen hoe moet je woordenboek er inhoudelijk uitzien? 2. opbouw van een materiaalverzameling

Nadere informatie

Zelfbeoordelingsinstrument Toetsing Tolken

Zelfbeoordelingsinstrument Toetsing Tolken Zelfbeoordelingsinstrument Toetsing Tolken - Gesprekstolken - Consecutief tolken - Vertaling à vue ten behoeve van het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) [In dit document wordt kortheidshalve

Nadere informatie

TUSSENTAAL OP DE VLAAMSE RADIO

TUSSENTAAL OP DE VLAAMSE RADIO TUSSENTAAL OP DE VLAAMSE RADIO EEN ONDERZOEK NAAR CODE-SWITCHING EN TAALATTITUDES BIJ VLAAMSE RADIOPRESENTATOREN Robbe Schepens Stamnummer: 01302724 Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe Masterproef voorgelegd

Nadere informatie

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Partnerkeuze bij allochtone jongeren Partnerkeuze bij allochtone jongeren Inleiding In april 2005 lanceerde de Koning Boudewijnstichting een projectoproep tot voorstellen om de thematiek huwelijk en migratie te onderzoeken. Het projectvoorstel

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 10. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de derde graad bso (derde leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN vrij concreet

Nadere informatie

Taalattitude in de periferie

Taalattitude in de periferie Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Taalattitude in de periferie De perceptie en attitude van West- Vlamingen tegenover standaardtaal en dialect. Masterscriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Nadere informatie

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010 1 Bijlage: Vergelijking taalbeschouwelijke termen leerplannen basisonderwijs en secundair onderwijs In deze lijst vindt u in de linkerkolom een overzicht van de taalbeschouwelijke termen uit het leerplan

Nadere informatie

Profiel van informatiezoekers

Profiel van informatiezoekers Profiel van informatiezoekers Kritisch denken Ik ben iemand die de dingen altijd in vraag stelt 20,91% 45,96% 26,83% 6,3% Ik ben iemand die alles snel gelooft 0% 25% 50% 75% 100% Grondig lezen Ik lees

Nadere informatie

3. De CNaVT-profielen

3. De CNaVT-profielen 3. De CNaVT-profielen 3.1. Welke profielen zijn er? In een eerste fase werd bij studenten Nederlands als Vreemde Taal en hun docenten via een schriftelijke vragenlijst gepeild naar de behoeften en motieven

Nadere informatie

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Taalkunde, afdeling Nederlands Academiejaar 2013-2014 Intralinguale ondertiteling van tussentaal Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse

Nadere informatie

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties Ronde 3 Joost Hillewaere Eekhoutcentrum Contact: joost.hillewaere@kuleuven-kulak.be Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties 1. Inleiding Waarom leren kinderen taal op school? Taal heeft

Nadere informatie

Lexicografie. Inhoudsopgave. Tom Ruette. 1 Inleiding 2. 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek... 3 2.2 Redactie... 5

Lexicografie. Inhoudsopgave. Tom Ruette. 1 Inleiding 2. 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek... 3 2.2 Redactie... 5 Lexicografie Tom Ruette 2007 Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek.................. 3 2.2 Redactie.............................. 5 3 Descriptieve aanpak 6 4 Case-study:

Nadere informatie

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons:

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: Lesbrief 54: januari 2019 Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: redactie@onzetaal.nl. Alarm! 3660 talen worden bedreigd! Uit een recent onderzoek

Nadere informatie

Kan-beschrijvingen ERK A2

Kan-beschrijvingen ERK A2 Kan-beschrijvingen ERK A2 Lezen Ik kan zeer korte, eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen

Nadere informatie

Tussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie?

Tussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie? Theoretische achtergrond Design Resultaten Tussentaal in Expeditie Robinson contextgerichte of sprekergerichte variatie? Conclusie Onderzoeksvraag Hoe interageren sprekergerichte features en contextgerichte

Nadere informatie

TAALACCOMMODATIE IN VLAANDEREN EEN ONDERZOEK NAAR HET TAALGEBRUIK VAN

TAALACCOMMODATIE IN VLAANDEREN EEN ONDERZOEK NAAR HET TAALGEBRUIK VAN HEIDI GABEL TAALACCOMMODATIE IN VLAANDEREN EEN ONDERZOEK NAAR HET TAALGEBRUIK VAN JONGEREN BINNEN DE PEER GROUP EN IN CONTACT MET NIET-STREEKGENOTEN Abstract 1 The language situation in Flanders is and

Nadere informatie

Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren

Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Elien Lefevere Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 7. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de derde graad bso (eerste en tweede leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN vertrouwd

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese

Nadere informatie

Tussentaal in tekenfilms

Tussentaal in tekenfilms FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE VAKGROEP NEDERLANDSE TAALKUNDE ACADEMIEJAAR 2010-2011 Tussentaal in tekenfilms Een onderzoek naar tussentaalkenmerken, codewisseling en sociolinguïstische parameters

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 47 47 Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06

Nadere informatie

Nederlands havo 2019-II

Nederlands havo 2019-II Tekst 3 De onderstaande tekst is een column op Neerlandistiek, een online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek. WhatsAppachtig taalgebruik (1) Onlangs kreeg ik een mailtje doorgestuurd waarin

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 3. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de tweede graad bso (eerste en tweede leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN met

Nadere informatie

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over. Naam: Klas: Nr: Datum: Vak: Nederlands Leerkracht: Taalverwerving Opdracht 1 Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Slachten in Vlaanderen, rapportenboek

Slachten in Vlaanderen, rapportenboek Slachten in Vlaanderen, rapportenboek 1 INLEIDING Er is de laatste jaren een maatschappelijke discussie op gang gekomen rond de slachtindustrie. Tijdens het islamitisch offerfeest bereikt deze discussie

Nadere informatie

Mediagroepen: op zoek naar

Mediagroepen: op zoek naar Mediagroepen: op zoek naar publiekcommunities (vervolg) Zoals aangekondigd vervolgen we onze studie naar de (eventuele) gelijkenissen in het publiek van de Belgische mediagroepen. Ter herinnering, de basisvraag

Nadere informatie

Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen?

Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen? Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen? Reinhild Vandekerckhove, Annick De Houwer en Aline Remael* 1. Inleiding In januari 2005 ging aan

Nadere informatie

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Nizozemský jazyk a literatura Bc. Terézia Orviská Wat wilt ge nu eigenlijk zeggen? Aanspreekvormen in Nederlandse

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).

Nadere informatie

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid Kernvaardigheden PO Onderbouw havo en vwo Tweede fase havo Tweede fase vwo 1. Leesvaardigheid

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het

Nadere informatie

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Marc van Oostendorp M.van.Oostendorp@umail.LeidenUniv.NL 29 november 2004 Variatielinguïstiek Wat is variatielinguïstiek? De studie van taalvariatie

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp werkwoordelijk gezegde

Nadere informatie

De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat.

De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat. A. LEER EN TOETSPLAN DUITS Onderwerp: Leesvaardigheid De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven

Nadere informatie

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Preambule Voor alle domeinen van Engels geldt dat het gaat om toepassingen van kennis en vaardigheden op thema s die alledaags en vertrouwd zijn. Hieronder worden

Nadere informatie

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 Seppe Van Gils In vergelijking met Europa (EU-15) wordt Vlaanderen gekenmerkt door een gemiddeld aandeel werkenden (63,4%). Ten opzichte van het gemiddelde

Nadere informatie

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden:

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden: Werken aan leerlijnen De nieuwe leerplannen zijn nu van kracht in het basisonderwijs, in de eerste en de tweede graad. Dit is een geschikt moment om leerlijnen opnieuw te bekijken of uit te werken. Wat

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

RAPPORT ONDERZOEK DIGITEENS

RAPPORT ONDERZOEK DIGITEENS RAPPORT ONDERZOEK DIGITEENS Beste leerlingen, Enkele maanden geleden namen jullie deel aan het Digiteens onderzoek over jongeren, media en de digitale wereld. Dit onderzoek ging uit van de School voor

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp

Nadere informatie

Ronde 3. Voer je eigen taalonderzoek! 2. Onderzoek is hot. 1. Inleiding

Ronde 3. Voer je eigen taalonderzoek! 2. Onderzoek is hot. 1. Inleiding Ronde 3 Matthias Lefebvre Katholieke Hogeschool VIVES, campus Tielt Contact: matthias.lefebvre@vives.be Voer je eigen taalonderzoek! 1. Inleiding In 2010 heb ik voor het programmaboek van deze conferentie

Nadere informatie

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in language. A typological study Sterre Leufkens Een taal kun je zien als een verzameling vormen (woorden, zinnen, klanken, regels),

Nadere informatie

TAALGEBRUIK EN TAALPERCEPTIE OP KETNET

TAALGEBRUIK EN TAALPERCEPTIE OP KETNET TAALGEBRUIK EN TAALPERCEPTIE OP KETNET EEN ONDERZOEK NAAR DE TAALNORM, HET TAALGEVOEL EN DE TAALWERKELIJKHEID Marte Van Rijckeghem Stamnummer: 01203224 Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe Masterproef voorgelegd

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

STUDIE. Faillissementen januari 2017

STUDIE. Faillissementen januari 2017 STUDIE Faillissementen januari 2017 01/02/2017 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld. De gegevens zijn

Nadere informatie

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Hieronder vindt u de leerplandoelen taalbeschouwing die we met onze evaluatie in kaart willen brengen. Ze staan in dezelfde volgorde

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

Nieuwsmonitor 6 in de media

Nieuwsmonitor 6 in de media Nieuwsmonitor 6 in de media Juni 2011 Nieuws - Europa kent geen watchdog ANTWERPEN/BRUSSEL - Het Europese beleidsniveau krijgt in de Vlaamse TV-journaals gemiddeld een half uur aandacht per maand. Dat

Nadere informatie

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN / Rapport cijfers BMI BIJ SCHOOLKINDEREN Vlaams Gewest 2012-2013 / 1.02.2016 1.02.2016 BMI bij schoolkinderen 1/10 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op juli 2015 door: Lien Braeckevelt,

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 Samenvatting - Na het IALS onderzoek van 1996 (International Adult Literacy Survey) naar de vaardigheden van volwassenen

Nadere informatie

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader). De volgende vakken komen aan bod Aardrijkskunde Maatschappelijke vorming (MAVO) Nederlands Godsdienst Niet-conventionele zedenleer LEERDOELSTELLINGEN LESFICHE C Door aan de slag te gaan met lesfiche C

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere Inleiding Al begin 20ste eeuw opende de eerste bioscopen hun deuren in België en midden de jaren twintig van de 20 e eeuw telde België al meer dan 1000 bioscopen (Convents, 2007; Biltereyst & Meers, 2007)

Nadere informatie

Parlementaire tussenkomsten van Vlaamse politici:

Parlementaire tussenkomsten van Vlaamse politici: Parlementaire tussenkomsten van Vlaamse politici: een onderzoek naar stijlbeheersing in formele gesproken situaties Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe (Vakgroep Nederlandse taalkunde) Masterproef, voorgelegd

Nadere informatie

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Promotor: prof. dr. Johan De Caluwe Academiejaar:

Nadere informatie

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK) A Beginnend taalgebruiker B Onafhankelijk taalgebruiker C Vaardig taalgebruiker A1 A2 B1 B2 C1 C2 LUISTEREN Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete

Nadere informatie

Migrerende euromunten

Migrerende euromunten Migrerende euromunten Inleiding Op 1 januari 2002 werden in vijftien Europese landen (twaalf grote en drie heel kleine) euromunten en - biljetten in omloop gebracht. Wat de munten betreft, ging het in

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË Standaard Eurobarometer 80 DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie.

Nadere informatie

Niveaubepaling Nederlandse taal

Niveaubepaling Nederlandse taal Niveaubepaling Nederlandse taal Voor een globale niveaubepaling kunt u de niveaubeschrijvingen A1 t/m C1 doornemen en vaststellen welk niveau het beste bij u past. Niveaubeschrijving A0 Ik heb op alle

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen. Vaktips Frans 1. D O E L S T E L L I N G E N De Franse taal leren verstaan, lezen, spreken en schrijven. Om dit te bereiken, moet je: Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27 De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 27 Kaart 7. Toon wast zich, uit Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, deel 1 (68b). Kaart 8. Eduard kent zichzelf goed,

Nadere informatie

Populaties beschrijven met kansmodellen

Populaties beschrijven met kansmodellen Populaties beschrijven met kansmodellen Prof. dr. Herman Callaert Deze tekst probeert, met voorbeelden, inzicht te geven in de manier waarop je in de statistiek populaties bestudeert. Dat doe je met kansmodellen.

Nadere informatie

1. Verslag zonder voorbehoud met toelichtende paragraaf

1. Verslag zonder voorbehoud met toelichtende paragraaf 1. Verslag zonder voorbehoud met toelichtende paragraaf 1.1. Onzekerheid van materieel belang Zonder afbreuk te doen aan ons oordeel vestigen wij de aandacht op Toelichting X bij de financiële overzichten.

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

32 Taalbeschouwing. 1 Inleiding

32 Taalbeschouwing. 1 Inleiding DC 32 Taalbeschouwing 1 Inleiding Taalbeschouwing betekent letterlijk: het beschouwen van de taal. Dus, het gaat niet over taalgebruik, maar over bestuderen van het verschijnsel taal. Als je kijkt naar

Nadere informatie