Tussentaal in tekenfilms

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tussentaal in tekenfilms"

Transcriptie

1 FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE VAKGROEP NEDERLANDSE TAALKUNDE ACADEMIEJAAR Tussentaal in tekenfilms Een onderzoek naar tussentaalkenmerken, codewisseling en sociolinguïstische parameters Verhandeling voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal- en letterkunde: Nederlands - Spaans, door Tine Kintaert Promotor: Prof. Dr. Johan De Caluwe

2

3 Dankwoord Er zijn een aantal mensen zonder wiens hulp deze scriptie nooit tot een goed einde was gekomen. Ik zou hen hier dan ook graag even willen vermelden. Allereerst gaat mijn dank uit naar mijn promotor, professor Johan De Caluwe, die altijd bereid was om te helpen. Daarnaast ook nen dikke merci aan: Mijn ouders, voor hun onuitputtelijke steun, hun enorme geduld, hun grondige kennis van Microsoft Office, en hun investering in onze mediatheek. Ilka De Bisschop en Martine Wellekens, die hun weinige vrije uren wilden opofferen voor het nalezen van mijn teksten. Mijn broers en zussen, met in het bijzonder mijn zus Nele, die bereid waren om te helpen waar nodig. Lynn Toch, Magalie Lagae, Hilde De Ridder en Lynn De Schrijver, voor hun geweldige peptalks. 1

4 Inhoud 0 Inleiding Het taallandschap in Vlaanderen Historisch overzicht Huidige taallandschap in Vlaanderen Tussentaal Definitie Ontstaan en groei Kenmerken van tussentaal Verdeelde meningen Toekomstvoorspellingen Vlaanderen vs. Nederland Tussentaal op de televisie Inleiding Taalbeleid Tussentaal en fictie Brabants boven Tekenfilms Tekenfilm = kinderfilm? Nasynchronisatie Dialecten / regiolecten Methodologie Selectie van het materiaal Overzicht personages Werkwijze Kenmerken van tussentaal Tussentaal of informele standaardtaal? Fonologische kenmerken Morfologische kenmerken Lexicale kenmerken

5 3.3.5 Syntactische kenmerken (1): Syntactische kenmerken (2) Code-Switching Definitie Redenen voor code-switching Analyses Werkwijze Analyse van de personages Analyse Marlin Analyse Dory Analyse Lilo Analyse Cody Analyse Mikey Analyse Carl Analyse Russell Analyse Flynn Analyse Rapunzel Analyse Bob Analyse Helen Analyse Shrek Analyse Ezel Analyse Fiona Analyse Susan Algemene cijfers Meest/minst gebruikte kenmerken Conclusie Sociolinguïstisch onderzoek Inleiding Geslacht Leeftijd Sociale klasse Mens vs. Dier/monster Rol van het personage Stereotypes Conclusie

6 BIBLIOGRAFIE Andere bronnen Krantenartikels Internetbronnen BIJLAGEN BIJLAGE 1: Transcripties Marlin (uit Finding Nemo) Dory (uit Finding Nemo) Lilo (uit Lilo en Stitch) Cody (uit Surf's Up) Mikey (uit Monsters en Co.) Carl (uit Up) Russel (uit Up) Flynn (uit Rapunzel) Rapunzel (uit Rapunzel) Bob (uit The Incredibles) Helen (uit The Incredibles) Shrek (uit Shrek) Ezel (uit Schrek) Fiona (uit Schrek) Susan (uit Monsters vs. Aliens) BIJLAGE 2: Johan De Caluwe Mogelijke ingrediënten van tussentaal (hand-out bij lessenreeks 2006) BIJLAGE 3: Lijst met onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen BIJLAGE 4: Absolute cijfers BIJLAGE 5: Lijsten kenmerken

7 0 Inleiding Variatie is een inherent gegeven van alle samenlevingen en gedragsvormen, dus ook van talige communicatie. Nederland en Vlaanderen vormen daarop geen uitzonderingen, schreef Jaspaert in Hij verwijst daarmee naar de nieuwe taalvariëteit die de laatste jaren in Vlaanderen de kop opsteekt: de tussentaal, een taalvariëteit die het midden houdt tussen de dialecten en de standaardtaal. Dit onderwerp zorgde de afgelopen decennia voor heel wat consternatie in het vakgebied van de Nederlandse taalkunde. Tussentaal zorgt voor paniek, vat Jaspers het samen (2001 : 131). De discussie tussen de voor- en tegenstanders is vandaag de dag nog altijd niet afgelopen. De vele tegenwind waarmee de tussentaal de afgelopen jaren af te rekenen kreeg, lijkt haar positie niet te verzwakken. Integendeel, het ziet ernaar uit dat de tussentaal aan een niet te stoppen opmars bezig is, ondanks de vele pogingen om haar in te dijken. Hierbij wordt door voorstanders van de standaardtaal steeds vaker beschuldigend naar het Vlaamse medialandschap gekeken, waarin taalvariatie in het algemeen en tussentaal in het bijzonder steeds meer een vaste stek weten te veroveren. Zelfs op de openbare omroep, die het Standaardnederlands hoog in het vaandel draagt en zichzelf profileert als voorbeeldfunctie, kan steeds meer tussentaal gehoord worden. Ze zien zich immers verplicht om rekening te houden met de taalrealiteit. Het publiek verwacht in een bepaalde situatie en dus ook in een bepaald programma een bepaalde soort taal. Wie daarvan afwijkt, veroorzaakt ergernis, schrijft Ruud Hendrickx, taaladviseur van de VRT, in 1998 in zijn taalcharter. En aangezien de tussentaal een belangrijke plaats inneemt in het informele taalgebruik in Vlaanderen, laten ze deze schoorvoetend toe in programma s waarin ze functioneel zijn. De afgelopen jaren werden al heel wat onderzoeken uitgevoerd naar het taalgebruik dat in de media te horen is. Zo analyseerde Saman (2003) het taalgebruik in reclamespotjes en ging Saey (2010) op zoek naar tussentaalkenmerken bij radiopresentatoren. De Ridder (2007) gooide het dan weer over een andere boeg en onderzocht het taalgebruik van een programma waarin de VRT de tussentaal functioneel vindt: de fictionele reeks In De Gloria. De Ridder merkt immers op dat vooral in fictie veel gespeeld wordt met taalvariëteiten, aangezien in dit genre rekening gehouden moet worden met de herkenbaarheid van de personages. Fictie moet de werkelijkheid weerspiegelen en daarom gebruikt men een taal die het huidige taalgebruik in Vlaanderen benadert. (De Ridder 2007 : 6). 5

8 Ook wij nemen het gebruik van tussentaal in fictie als uitgangspunt, maar spitsen ons daarbij toe op een specifiek genre waarin ook steeds meer gespeeld wordt met verschillende soorten taalgebruik: de tekenfilm. In het bijzonder bekijken we het taalgebruik van Amerikaanse animatiefilms die in Vlaanderen nagesynchroniseerd worden. Waar vroeger gewoon de Hollandse stemmen werden overgenomen, zien we dat de laatste jaren steeds meer gekozen wordt voor een eigen Vlaamse versie met stemacteurs uit eigen land. En hierbij wordt duidelijk niet gekozen voor de standaardtaal, maar voor een taal die op het eerste zicht aansluit bij de huidige taalrealiteit. In deze scriptie onderzoeken we het taalgebruik in dit medium aan de hand van tien recente tekenfilms. Door het transcriberen van in totaal vijftien hoofdpersonages, creëerden we een eigen corpus waarin we vervolgens op zoek gingen naar een aantal kenmerken van tussentaal. Zo probeerden we een beeld te schetsen van de tussentaal die gebruikt werd en toetsten deze bevindingen aan die van De Ridder (2007). Hoewel we ervoor gekozen hebben dit genre onder de noemer humoristisch programma te plaatsen, zijn er toch een aantal eigenaardigheden te bespeuren die het taalgebruik zouden kunnen beïnvloeden. Verder bekeken we ook of het taalgebruik van de personages over de hele lijn stabiel bleef, of of er af en toe gewisseld werd van taalvariëteit. Dit fenomeen wordt code-switching genoemd, en zal in de analyses uitgebreid aan bod komen. Tenslotte analyseerden we ook een aantal linguïstische parameters en trachtten we na te gaan of deze invloed hadden op het taalgebruik van de personages. Concreet werd deze scriptie ingedeeld in 6 delen: In een eerste hoofdstuk geven we een overzicht van het huidige Vlaamse taallandschap, waarbij we een korte historische schets geven en ons vervolgens toespitsen op de definitie en de beschrijving van tussentaal. In het tweede hoofdstuk bekijken we hoe deze taalvariëteit aan bod komt op de televisie, en gaan we dieper in op de typische kenmerken van de tekenfilm. Het derde hoofdstuk zal uitgebreid de methodologie van dit onderzoek behandelen. We bespreken welke tekenfilms en personages aan bod komen, en lichten hierbij onze werkwijze toe. We beschrijven ook alle tussentaalkenmerken die aan bod komen en geven een theoretisch overzicht van het fenomeen codewisseling. Het vierde hoofdstuk bevat dan de analyses, waarbij we op elk personage apart ingaan en bekijken we hoe deze aan code-switching deden. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de algemene resultaten die we voor de tussentaalkenmerken verkregen. In het vijfde hoofdstuk analyseren we dan een aantal linguïstische parameters. We onderzoeken of het geslacht, de leeftijd en de sociale klasse van de personages invloed hadden op hun 6

9 taalgebruik, en voegen hier nog twee extra parameters aan toe. In het laatste hoofdstuk worden tenslotte een aantal conclusies geformuleerd. 7

10 1 Het taallandschap in Vlaanderen 1.1 Historisch overzicht De 19 de eeuw stond in Europa in het teken van de vorming van de grote nationale staten, zoals bijvoorbeeld Frankrijk en Groot-Brittannië. De pasgevormde staten ontwikkelden een algemene taal als schriftelijk communicatiemiddel in de administratie en organisatie van de natie. Deze nationale taal was onderwijstaal in de scholen, werd gebruikt door de godsdienst en diende als medium voor de overdracht van wetenschap en cultuur. Daarnaast werd ze door de economisch en cultureel dominante klasse ook gebruikt als mondeling communicatiemiddel (Goossens 1975 : 51). Goossens wijst in zijn artikel op het feit dat de cultuurtaal echter niet door iedereen werd gesproken; het gewone volk, de lagere klassen, maakte in het dagdagelijkse leven geen gebruik van de cultuurtaal, maar van dialecten. Deze zijn echter, op enkele uitzonderingen na, allemaal als geografische varianten van de nationale talen te beschouwen (Goossens 1975 : 51). In het gebied dat nu als Vlaanderen bekendstaat, lagen de kaarten echter helemaal anders. Het proces dat het Nederlands tot cultuurtaal moest verheffen, kwam hier pas veel later op gang, hoewel er in de 16 de eeuw al sprake was van een voorzichtige tendens tot standaardisering in de toenmalige Nederlanden: In dat historische klimaat kwam ook in de Nederlanden een standaardiseringsproces op gang, waarbij de taal van het toenmalige culturele centrum, het Hertogdom Brabant, met machtige steden als Antwerpen en Brussel, model ging staan voor de gecultiveerde spreektaal en de verzorgde schrijftaal. (Devos 2000: 6) De scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden veranderde echter dit proces. Het culturele centrum verschoof naar het Noorden, dat zich kon uitroepen tot onafhankelijke republiek, en zette daar de taalevolutie verder. De standaardtaal was dus gebaseerd op het Hollands, hoewel de vele emigranten zorgden voor Zuidelijke invloed. De Zuidelijke Nederlanden waren echter volledig afgesloten van deze ontwikkelingen. Vlaanderen miste een binnenlandse spraakmakende gemeente (Devos 2000 : 7). De culturele laag van de bevolking die nodig was om een dergelijke evolutie in gang te trekken, was vertrokken naar het tolerantere Noorden: Vlaanderen was zijn hoofd verloren (Devos 2000: 7). De hogere kringen die achterbleven, waren onder de buitenlandse overheersers 8

11 verfranst. In 1830, toen België zijn onafhankelijkheid uitriep, werd Frans als officiële taal erkend. De situatie tijdens de eerste decennia na 1830 omschrijven Van Belle en Jaspaert als een geval van diglossie 1 (1988 : 375). Frans werd als Hogere taal gebruikt. Het gewone volk sprak een mengelmoes van Vlaamse dialecten (Devos 2000: 8), die in tegenstelling tot de andere Europese landen, geen varianten van de cultuurtaal waren. Tweetaligheid was zeldzaam en het Frans werd ook in de lagere klasse steeds meer als moedertaal gebruikt, omdat deze taal betere kansen gaf om op te klimmen in de maatschappij (Van Belle en Jaspaert 1988: 375). Toch was er volgens zowel Goosens (1975 : 52) als Devos (2000 : 8) sprake van een soort van algemeen Vlaams, dat boven de dialecten stond. Dit Schoon Vlaams (Devos 2000 : 8) werd ongeschikt bevonden voor de administratie en het hoger onderwijs, maar werd wel gebruikt in de lagere school, het plaatselijke bestuur en de kerk. Het boeventaaltje (Devos 2000 : 8) was echter geen uniform geheel; het zag er verschillend uit van streek tot streek en ontwikkelde zich nauwelijks, omdat het onder andere geen norm had om naar te streven. Het werd dan ook door zowel de Franse elite als de dialectsprekende bevolking, die het niet als moedertaal gebruikte, negatief bekeken. Het duurde tot de laatste decennia van de 19 de eeuw voor er enkele voorstanders van het Nederlands opdoken, die het tot cultuurtaal wilden verheffen. Een aantal vastberaden idealisten, bekend als de Vlaamse Beweging, was niet akkoord met de elitaire status van een vreemde taal en begon aan de opwaardering van de eigen moedertaal. Dit bleek echter geen sinecure; pas na de Tweede Wereldoorlog verdween het Frans als elitetaal uit Vlaanderen. Enerzijds kwam dit doordat de Vlaamse Beweging in haar beginjaren weinig leden telde, die dan ook nog eens weinig of geen politieke of economische macht hadden, enkel culturele. (Van Belle en Jaspaert 1988 : 376). Daarnaast ontstond er binnen de groep verdeeldheid over de norm waar de toekomstige cultuurtaal naartoe moest streven: Bij de Vlaamsgezinden speelde zich in dezelfde periode een interne discussie af over de vraag hoe de Vlaamse taal er moest uitzien: de discussie tussen de West-Vlaamse particularisten, die een eigen Vlaamse standaardtaal wilden ontwikkelen, en de 1 Diglossie is een vorm van maatschappelijke tweetaligheid waarbij twee afzonderlijke talen of variëteiten van dezelfde taal elk in duidelijk afgebakende leefsituaties worden gebruikt. 9

12 voorstanders van de Noord-Nederlandse standaardtaal 2. (Van Belle en Jaspaert 1988 : 376) Uiteindelijk werd het pleit beslecht in het voordeel van de Noord-Nederlandse norm, hoewel velen een aantal zaken onder voorbehoud hielden. Dit ging voornamelijk om een aantal algemeen Vlaamse woorden en uitspraken en de uitspraak van sommige klanken (Van Belle en Jaspaert 1988 : 376). Van Belle en Jaspaert gaan echter in tegen de algemene opvatting van de filologische geschiedschrijving die stelt dat de Vlaamse Beweging op haar eentje het Frans heeft teruggedreven. Zij zijn van mening dat deze taal(r)evolutie nooit had kunnen plaatsvinden zonder het ontstaan van een nieuwe middenklasse. Ook Devos vermeldt deze achterban (2000 : 8) van de nieuwe culturele elite. Deze klasse werd gevormd toen België in de tweede helft van de 19 de eeuw steeds meer een kapitalistische staat werd door de economische en industriële ontwikkelingen, die zich hoofdzakelijk in de Vlaamse steden voordeden 3. Dit zorgde voor een duidelijke aangroei van arbeiders en kleine zelfstandigen. De nieuwe klasse verwierf steeds meer politieke macht en werkte zich op in de maatschappij, maar besefte al snel dat ze zich niet kon aansluiten bij de bestaande elite. De verfranste burgerij bleef op hen neerkijken, hoe goed ze ook Frans spraken. Bovendien zagen ze in dat ze zich met een Nederlandse standaardtaal konden onderscheiden van de lagere klassen, die dialect spraken. Daarom sloten ze zich aan bij de Vlaamse Beweging en zetten hun politieke macht in voor de opwaardering van het Nederlands tot cultuurtaal. De middenstand realiseerde zich dat hij een taal nodig had die kon concurreren met het Frans en koos dus voor de Noord-Nederlandse norm, wat uiteindelijk het pleit in het voordeel van de integrationisten beslechtte. De pasgevormde middenklasse en de Vlaamse Beweging werden ook vooruit geholpen door de sociale hervormingen die gepaard gingen met het groeiende kapitalisme. De industrialisatie betekende namelijk ook het einde van de armoede en de culturele achterlijkheid en van de schrijnende sociale toestanden (Devos 2000 : 8). Kinderarbeid werd afgeschaft, de leerplicht werd ingevoerd en de kwaliteit van het onderwijs ging met sprongen vooruit, waardoor steeds meer kinderen onderwezen konden worden op het vlak van taal. De maatschappij waarin het hele leven van iemand zich in hetzelfde dorp afspeelde, verdween: 2 De integrationisten 3 De tweede industriële ontwikkeling (Van Belle en Jaspaert 1988 : 379) 10

13 Vroeger speelde het leven van de gemiddelde Vlaming zich af in een straal van weinig meer dan 5 km rond de woonplaats. Men werd geboren, liep (eventueel) school, trouwde, werkte en ontspande zich binnen die beperkte ruimte. Vandaag zijn de mensen onvergelijkbaar veel mobieler geworden, zowel in hun beroepsleven als in hun privéleven. (Devos 2000: 3) Reynebeau vat het als volgt samen: efficiënt communiceren in die brede geografische ruimte vergt een taal die het dorpsgebonden dialect ver overstijgt. (DS 2006) Dit alles opende ook meer mogelijkheden tot sociale vooruitgang. De statische structuur, waarbij iedereen het beroep van zijn ouders overnam, werd vervangen door een samenleving waarin het mogelijk werd om op te klimmen. Dit betekende dat mensen zich ook steeds meer gingen profileren, onder meer via hun taalgebruik. Er werd dan ook steeds meer gepoogd om beschaafder te spreken, ook bij de lagere klassen (Devos 2000 : 3). Nadat de strijd tegen het Frans afgelopen was, startten in Vlaanderen een heleboel beleidsinitiatieven om de gemiddelde Vlaming, die zich over het algemeen nog steeds van een dialect bediende, het Algemeen Beschaafd Nederlands bij te brengen (De Caluwe 2000 : 53). Er volgden talrijke acties, waarbij ook gebruik werd gemaakt van de media: Taalrubrieken in de krant, Hier spreekt men Nederlands op tv, ABN-weken, acties op school, taallessen, taalzuiveringsboeken, ABN-wedstrijden Hierbij werd steeds gestreefd naar een zo nauw mogelijke aansluiting bij de Noorderburen. Met enig resultaat, want de standaardtaal werd steeds meer gesproken, vooral door de hoger opgeleiden (De Caluwe 2000 : 53). Maar er waren ook een aantal neveneffecten. De ophemeling van de standaardtaal ging gepaard met een veroordeling van de dialecten, die steeds meer als een onvolwaardig en zelfs minderwaardig taaltje (Devos 2000 : 8) werden beschouwd. Er werd door de actievoerders voortdurend benadrukt dat er gelegenheden zijn waarin dialect niet past en dat het dialect een ongelijk wapen is in de strijd tegen verfransing (Debrabandere 2005 : 29). Vooral in formele situaties werd het gebruik van dialect helemaal afgekeurd. Bovendien heeft Vlaanderen aan al die acties een taalonzekerheid overgehouden, met de daaraan gekoppelde continue angst om fouten te maken: Als we spreken moeten we voortdurend met twee dingen tegelijk bezig zijn: wat willen we zeggen? En zeggen we het niet verkeerd? (De Caluwe 2000 : 54). Niet iedereen is echter overtuigd van het succes van deze ABN-acties. Debrabandere (2005) meent dat al die inspanningen uiteindelijk weinig hebben opgeleverd: 11

14 In de kleuterschool en op de lagere school wordt nog altijd geen goed Nederlands geleerd omdat er nog altijd geen leerkrachten zijn die in staat zijn om vlot, levendig en modern Nederlands te spreken. Ook in het voortgezet onderwijs zijn we er nauwelijks op vooruitgegaan. (Debrabandere 2005 : 29) Na vijftig jaar ABN-actie kent de Vlaming nog altijd geen Nederlands, herhaalt hij later nog eens in De Standaard (2005). Ook Marc Reynebeau noemt de ABN-acties een fiasco (DS 2006) en vindt dat ze eerder een omgekeerd effect teweegbrachten: Het met een belerend vingertje uitgedragen ABN werd al snel als opgedrongen ervaren. De zeg niet zus, maar zeg zo'-lijstjes veroorzaakten veel wrevel, ongemak en onzekerheid: schrijf of zeg ik het wel goed? Taalplezier leek onbestaande, iedereen kreeg een taalkundig onvermogen aangepraat. De radio bracht elke ochtend taaltips onder de beschuldigende titel Voor wie haar soms geweld aandoet'. (Reynebeau, DS 2006) Debrabandere legt de oorzaak bij de methode die de acties gebruikten. Het Nederlands was voor al die dialectsprekers eigenlijk een vreemde taal, die dezelfde aanpak vereiste die gebruikt werd voor bijvoorbeeld het aanleren van het Frans op school. Met andere woorden, het corrigeren van het bestaande taalgebruik was onbegonnen werk, aangezien niemand het ABN al voldoende beheerste (2005 : 31-32). Als tweede oorzaak wijst hij de mentaliteitsverandering aan die mei 68 met zich meebracht: een afkeer van gezag, orde, discipline en regels (Debrabandere 2005 : 29). Ook De Caluwe vermeldt dat er in de laatste decennia van de 20 ste eeuw een verandering plaatsvond (2000 : 54). Na 1980 verdween de negatieve kijk op alles wat Belgisch taalgebruik was, om plaats te maken voor meer variatie. De Vlaming werd trots op zijn eigenheid en zette zich steeds meer af tegen de norm van het Noorden. Uit studies bleek dat de Vlaming de Hollandse uitspraak slordig, onduidelijk, blasé en arrogant vinden (De Caluwe 2000 : 52). Ze wilden deze dan ook niet overnemen, maar werkten steeds meer naar een eigen norm toe, die vooral van de Noordelijke norm verschilt op vlak van uitspraak en woordenschat. Het Belgisch Nederlands werd een nationale variant van de Nederlandse standaardtaal. Rond die tijd werden de meeste taalacties dan ook stopgezet. Al deze omstandigheden hebben ervoor gezorgd dat het huidige taallandschap in Vlaanderen niet bestaat uit een enkele taal, maar uit verschillende lagen. 12

15 1.2 Huidige taallandschap in Vlaanderen Er bestaan verschillende visies over hoe de huidige taalsituatie in Vlaanderen eruitziet. De meeste taalwetenschappers zijn het erover eens dat het taallandschap min of meer de structuur heeft die Taeldeman uiteenzet (2008 : 27): hij beschrijft Vlaanderen als een geval van diaglossie. Er heeft zich met andere woorden een continuüm ontwikkeld tussen twee uiterste polen: de standaardtaal en het dialect. Daartussen bevinden zich een aantal tussenvormen en tussenvariëteiten die in elkaar overlopen en niet door duidelijke grenzen van elkaar gescheiden zijn. Taeldeman benadrukt dat zelfs de standaardtaal en het dialect variatie kunnen vertonen. Wel zijn er enkele herkenbare tussenlagen vast te stellen tussen deze twee polen. Taeldeman heeft het over een substandaardtalige tussenvariëteit en een regiolect, met daartussen een tussentaal die zich volgens hem steeds meer stabiliseert (2008 : 27). Niet alle linguïsten zijn het echter eens over de hoeveelheid aan herkenbare tussenvormen en gebruiken ook niet steeds dezelfde naamgeving. Hoe en wanneer deze variëteiten gebruikt worden, is situationeel bepaald. Hoe formeler de situatie, hoe meer de Vlaming zal kiezen voor de standaardtaal. Hoe informeler, hoe meer het taalgebruik zal opschuiven in de richting van het dialect. Aan de ene kant van het continuüm bevindt zich de standaardtaal: het Algemeen Nederlands. Er werd al vermeld dat, ondanks de jarenlange inspanningen, België een eigen standaardtaal ontwikkeld heeft die afwijkt van de Hollandse norm. De verschillen vallen vooral op in de spreektaal, aangezien vooral de uitspraak van het Belgisch Nederlands anders is (De Caluwe 2000 : 51). Nederlanders diftongeren bijvoorbeeld bepaalde lange klanken 4. In de schrijftaal is het verschil echter veel minder groot, ook al omdat Nederland en België een groot deel van de schriftelijke Nederlandstalige cultuur delen (De Caluwe 2002 : 66). De morfologische en syntactische verschillen zijn ook schaars; eerste houvast om herkomst van een tekst te bepalen: woordenschat (De Caluwe 2000 : 51). Woorden als amai kunnen met zekerheid als Belgisch bestempeld worden, terwijl hartstikke duidelijk uit Nederland komt. Geeraerts benadrukt echter dat het Belgisch Nederlands en de standaardtaal uit Holland zeer dicht bij elkaar staan, en dan ook niet beschouwd worden als twee verschillende talen, maar varianten van eenzelfde taal (Geeraerts 2001 : 338). Aan de Belgische variant wordt in Vlaanderen vooral de voorkeur gegeven in formele omstandigheden; de afstand tussen Noord en Zuid is 4 In woorden als veel en boos wordt de lange klank als een tweeklank uitgesproken in Nederland. Een ander kenmerk is de verstemlozing in de anlaut van g, v en z. (De Caluwe 2000 : 51) 13

16 in deze situaties veel kleiner dan in de informele taal. De Caluwe stelt het schematisch als volgt voor (2002 : 67): Belgisch Nederlands Nederlands Nederlands informeel formeel informeel formeel De verzorgde Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal wordt ook wel VRT- Nederlands genoemd, omdat de taal die in de journaals op de radio en de tv van dit netwerk gebruikt wordt als norm aanvaard wordt (Geeraerts 2001 : 338). In het taalcharter van de VRT wordt zijn beleid als volgt omschreven: De VRT wil de norm voor de Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal zijn en blijven. Hij hanteert daarom een aantrekkelijke, duidelijke en correcte standaardtaal die rekening houdt met en afgestemd is op de kijkers en de luisteraars. Het prestige van deze variëteit is de laatste decennia enorm gegroeid (Devos 2000 : 5). Aan de andere kant van de as bevinden zich de dialecten. Devos (2000 : 1-2) geeft de volgende definitie: Dialecten zijn regionale taalvariëteiten die zijn voortgekomen uit anderhalf millennium spontane ontwikkeling in het mondelinge gebruik, zonder van boven- of buitenaf opgelegde normen en regels Typisch voor het traditionele dialectlandschap in Vlaanderen is dat het zo sterk versnipperd is, wat tamelijk uniek is in Europa. Dialecten hebben een maximale lokale gebondenheid en verschillen onderling enorm. Ze zijn het verst van de standaardtaal verwijderd, vooral op het vlak van uitspraak en lexicon (Taeldeman 1991 : 35). De eens zo alomtegenwoordige dialecten verkeren de laatste decennia echter in een netelige positie. Ze verliezen hun authenticiteit - hun typische lokale kenmerkenen worden in steeds minder situaties gebruikt. Devos (2000 : 2) heeft het over dialectverlies, Taeldeman over nivellering (1991 : 37). De grootste oorzaak hiervan is de schaalvergroting van het leven (Taeldeman 1991 : 37): door de al eerder vermelde toegenomen mobiliteit, heeft het dialect, dat enkel in de eigen streek begrepen wordt, steeds minder nut. Bovendien past deze taalvariëteit niet in formele situaties, al wordt ook in informele situaties steeds minder voor het dialect gekozen. Dialecten worden dan ook haast niet meer doorgegeven aan volgende generaties. Over het algemeen wordt aangenomen dat onder andere door de ABN- 14

17 acties deze taalvariëteit gestigmatiseerd raakte. Daardoor worden dialecten door de meeste mensen ook niet als iets positiefs bestempeld. Nu komen enkele taalwetenschappers hier echter op terug. Willemyns (2002 : 483) gaat in tegen de gedachte dat de Vlamingen negatief aankijken tegen hun dialect; volgens hem is het omgekeerde waar. Ook Taeldeman vermeldt dat de streektalen best wel positief gewaardeerd worden, maar nuanceert iets meer. Uit zijn onderzoek bleek dat de gemiddelde Vlaming wel van zijn dialect houdt, maar ze durven het bijna niet meer toe te geven wegens het snel afnemende sociale prestige (1991 : 39). Met andere woorden, als het over status gaat, wordt het dialect wel als onvoordelig beschouwd. Volgens Devos zijn ze, ondanks de stemmen die opgaan voor de herwaardering van de streektalen, ten dode opgeschreven (2000 : 12). Wanneer een dialectspreker de typische, sterk plaatselijk gebonden kenmerken van zijn dialect laat vallen, wegens de (on)verstaanbaarheid en de status ervan, ontstaat een regiolect (Devos 2000 : 4). Deze kenmerken worden ook wel primaire dialectkenmerken genoemd. Een mooi voorbeeld hiervan is het verdwijnen van de mouillering 5 in de Denderstreek. De taalkenmerken die overblijven, zijn over een ruimer gebied - een regio - verspreid in Vlaanderen. De regiolecten in Vlaanderen evolueren in de richting van de Belgische variant van de standaardtaal, omdat deze de meest verstaanbare, de beschaafde, kortom de beste wordt geacht (Devos 2000 : 5). Niet alle taalwetenschappers onderscheiden de regiolecten van de tussentaal, maar volgens De Caluwe (2000 : 49) is er wel degelijk een verschil tussen deze twee: de regiolecten bevatten volgens hem nog altijd meer dialectkenmerken dan de tussentaal. De Ridder (2007 : 13) onderscheidt daarnaast nog een informele standaardtaal, die zeer dicht bij de standaardtaal staat, maar - vooral op fonologisch vlak - enkele verschillen kan vertonen. Als voorbeeld haalt hij de omroepster Saartje Vandendriessche aan, bij wie af en toe een Antwerpse klank in haar standaardtaal sluipt. Taeldeman noemt dit een substandaardtalige tussenvariëteit (Taeldeman 2008 : 27). 5 Sommige medeklinkers worden met een j-achtige toevoeging uitgesproken, bijvoorbeeld kientsj in plaats van kind. (Taeldeman & Van Keymeulen, cd-rom Taalkamer) 15

18 De Ridder (2007 : 13) stelt het taalcontinuüm in Vlaanderen schematisch voor: Zoals op de figuur hierboven te zien is, worden de taalvariëteiten in het continuüm tussen de dialecten/regiolecten en de (informele) standaardtaal aangeduid met de term tussentalen. Deze variëteit zal in wat volgt, uitgebreid behandeld worden. 16

19 1.3 Tussentaal Definitie In een artikel uit 2001 vermeldt Jaspers dat er in het voorbije decennium in Vlaanderen opvallend veel geschreven werd over wat men tussentaal pleegt te noemen, en over hoe tussentaal één van de indirecte oorzaken of gevolgen zou zijn van het weinig gesproken standaardtaalgebruik in Vlaanderen. Over wat tussentaal nu net is, bestaat geen echte consensus, en een algemene duidelijke definitie blijft dan ook uit. Wel wordt de tussentaal vaak omschreven als die gesproken taalvariëteit van (sommige) Vlamingen die noch Algemeen Nederlands kan worden genoemd, noch puur dialectisch is, maar ertussenin ligt (Jaspers 2001 : 129). Ook De Caluwe (2006 : 19) en Geeraerts (1999 : 232) hebben het over een taal die tussen het dialect/regiolect en de standaardtaal inzit. Goossens (2001) omschrijft tussentaal dan weer als de niet-dialectische omgangstaal van Vlaanderen. Uit de voorgaande beschrijvingen kan worden afgeleid dat de tussentaal wijdverspreid is in informele situaties en zich ongeveer in het midden van het taalcontinuüm tussen dialect en standaardtaal bevindt. Volgens Geeraerts (2001 : 339) leunt ze iets dichter aan bij het dialect, maar niet iedereen is dezelfde mening toegedaan. Dat een definitie zo moeilijk te bepalen is, kan worden verklaard door het feit dat de grenzen van de tussentaal niet duidelijk te trekken zijn. Zowel door De Caluwe (2000 : 49) als Jaspers wordt benadrukt dat het eerder gaat over een verzameling van tussentalen, die verschillen van regio tot regio en zelfs van persoon tot persoon, en niet over één enkele, duidelijk afgebakende taal: Het is echter weinig waarschijnlijk dat de zeer verschillende situaties en domeinen waarin tussentaal wordt gebruikt, zouden toelaten een welomlijnde taal te ontdekken. Integendeel, het valt eerder te verwachten dat tussentaal betrekking heeft op verschillende variëteiten die sterk of subtiel zullen verschillen in functie van de woonplaats en sociale identiteit van de taalgebruiker, en de stijl of het accent waarmee taalgebruikers hun tussentaal willen beladen. (Jaspers 2001 : 136) Tussentaal bestaat niet, er zijn alleen tussentalen, omschrijft Devos (2000 : 12) het. Met andere woorden: het begrip tussentaal verwijst naar een informele spreektaal die in heel Vlaanderen gebruikt wordt en een grote variatiebreedte vertoont (De Caluwe 2000 : 49). 17

20 1.3.2 Ontstaan en groei Er werd al een aantal keer vermeld dat de promotie van de Nederlandse standaardtaal een negatieve houding tegenover de dialecten met zich meebracht. De kruistocht van de taalijveraars (Devos 200 : 9) zorgde ervoor dat de traditionele streektalen, die al generaties lang als moedertaal gebruikt werden, in heel korte tijd afgezworen werden: In minder dan 30 jaar tijd heeft men het dialect als thuistaal tegenover de kinderen massaal laten vallen. Dat is in zo n korte tijd gebeurd dat de grote massa natuurlijk niet voldoende tijd kreeg om een behoorlijke kennis van de standaardtaal op te doen. (Devos 2000 : 9) Ondanks alle ABN-acties had - en heeft - de gemiddelde Vlaming een ondermaatse kennis van de standaardtaal die hij werd geacht te spreken. Het gevolg was dat velen wel poogden de cultuurtaal te gebruiken, maar daar niet helemaal in slaagden. Het resultaat was een taaltje dat geen dialect meer was, maar ook geen standaardtaal. Het is een soort van tussentaal, die beschouwd kan worden als een poging tot standaardtaal (Devos 2000 : 9). Ook Taeldeman (2008 : 29) haalt de negatieve kijk op het dialect en de gebrekkige beheersing van (de Belgische variëteit van) het Standaardnederlands en de daaraan gekoppelde negatieve houding ertegenover aan als factoren die het ontstaan van de tussentaal in de hand hebben gewerkt. De standaardtaal was in Vlaanderen namelijk een buitenlandse taalnorm, die zelfs door diegenen die ze aan de bevolking moest aanleren - het onderwijs, de media, de kerk en de openbare besturen - niet of weinig beheerst werd. Daardoor is de standaardtaal nooit in de brede lagen van de bevolking kunnen doordringen en behield ze het karakter van een elitetaal, die door de gewone Vlamingen als een al te knellend zondagspak aangevoeld werd (en wordt) (Taeldeman 2008 : 29). De definitie van de tussentaal als een stadium op weg naar het Algemeen Nederlands waarin men is blijven steken, wordt ook bij Jaspers (2001 : 136) teruggevonden. Volgens anderen is er echter meer aan de hand: Tussentaal is de taal van wie Algemeen Nederlands (AN) probeert te spreken zonder dat AN echt te beheersen. Maar het is tegelijk de taal van wie het AN wél beheerst, maar bewust kiest voor een tussen-taal; het is dus ook de taal van veel hoger opgeleiden thuis, tijdens de koffiepauze op het werk enz. (De Caluwe 2006 : 19) 18

21 Met andere woorden, ook wie de standaardtaal kán spreken, wíl dit daarom nog niet. Aan de basis hiervan ligt volgens Goossens (2000 : 4) de mentale ommezwaai die de jaren 60 met zich meebrachten. Permissiviteit, afkeer van gezag en losheid van gedraging werden dominerende nieuwe elementen. Hij beweert dat van de taalpedagogische inspanningen van de jaren 50 niet veel meer te merken valt. Het onderwijs doet weinig goeds meer en de educatieve programma s die in de media te zien waren, hebben moeten plaatsmaken voor ontspanningsprogramma s. Ook Debrabandere (2005 : 29) verwijst naar mei 68 en zijn afkeer van gezag, orde, discipline en regels als oorzaak van de heersende onwil. Beide wetenschappers wijzen ook met een beschuldigende vinger naar de sociolinguïstiek 6, die volgens hen het begrip taalfout vervangen heeft door variatie en zo als het ware toestemming geeft om elementen van de spreektaal in het Standaardnederlands te incorporeren. Taeldeman maakt zich eveneens zorgen over deze bewuste taalnormverlaging en -vervalsing waaraan de Vlaamse elite zich schuldig maakt. Ook hij duidt de attitude van de Vlamingen als oorzaak aan. De trots op alles wat Vlaams is, begint steeds meer de vorm van provincialisme en isolationisme aan te nemen (Taeldeman 1992 : 37). Taeldeman vindt dat deze Vlaamse zelfgenoegzaamheid een anti-hollandse reflex met zich meebrengt. Het resultaat is dat de taalvariëteit, die gebonden is aan een vrij informeel register, functioneel gaat uitbreiden naar formelere situaties. Taeldeman vindt hierover bijval bij Goossens: deze laatste meent dat de Vlaamse verzelfstandiging met een inkapseling gepaard gaat. Vlaanderen sluit zich mentaal af, ook naar buiten toe, wat zelfgenoegzaamheid met zich meebrengt. Vlaamse politici zetten zich onbeschaamd tegen Nederland af en doen steeds meer bewust aan taalnormverlaging (Goossens 2000 : 5). De Caluwe (2000 : 54 55) ziet deze Vlaamse attitude ook steeds meer opduiken in de media, bijvoorbeeld bij politici als Dehaene, Martens en Declerck. Hij vat het als volgt samen: Lieten Vlamingen zich vroeger nog gemakkelijk culpabiliseren met betrekking tot hun gebrekkige beheersing van de standaardtaal, dan gebruiken ze nu onbeschroomd tussentaal waar en wanneer zij dat prettig vinden. (De Caluwe 2000 : 55) Geeraerts vat de attitudes van de Vlaamse elite samen met het substantief gemakzucht (2001 : 343). Hoewel de rol van de standaardtaal als formele norm niet betwist wordt, en hoewel 6 Tak van de taalkunde die zich bezighoudt met het zoeken naar het verband tussen taal, cultuur en maatschappij (Van Dale (elektronische versie 5.0)) 19

22 deze elite het ook prima vindt dat die norm bewaakt wordt door een klasse van professionele normkenners (Geeraerts 2001 : 343), neemt ze zelf bewust afstand van de standaardtaal, behalve in zeer formele situaties. De norm is voor haar als een zondags pak : de noodzaak ervan wordt erkend, maar je er echt goed in voelen doe je niet (Geeraerts 2001 : 343). De groei van de tussentaal wordt daarnaast nog door een aantal andere factoren ondersteund. Ten eerste wordt tussentaal steeds meer de taal waarmee Vlaamse kinderen worden opgevoed. Veel jongeren krijgen de tussentaal met de paplepel binnen (De Caluwe 2000 : 54). Ouders beseffen dat een dialect hun kinderen niet vooruit zal helpen in de maatschappij en laten het dan ook achterwege. Omdat ze echter de standaardtaal niet voldoende beheersen, komen ze bij tussentaal uit. Ten tweede helpt de spectaculaire toename van de bovenregionale informele contacten, onder andere door de groeiende mobiliteit (De Caluwe 2000 : 55), ook mee aan de opmars van tussentaal. Er werd al eens meegedeeld dat het sociale leven in Vlaanderen, dat vroeger niet veel verder ging dan het plaatselijke dorp, als het ware openbrak. Taalcontacten grijpen nu plaats over behoorlijk lange afstanden, niet alleen doordat mensen zich fysiek veel meer verplaatsen, maar ook via de moderne communicatiemedia, telefoon en internet (Devos 2000 : 3). Het plaatsgebonden dialect voldoet niet als communicatiemiddel in deze opengebroken samenleving, maar ook de zeer formele standaardtaal, die geassocieerd wordt met afstandelijkheid, vormelijkheid en zakelijkheid, is niet de goede oplossing (De Caluwe 2002 : 61). De tussentaal krijgt dus opnieuw vrij spel om zich te ontwikkelen. Een gelijkaardige mening wordt uiteengezet door Cajot (2000 : 5): ook hij haalt de behoefte aan een bovenregionale taal aan als een belangrijke factor in de groei van de tussentaal. Een laatste factor die de positie van de tussentaal versterkt, is de opvallende democratisering en informalisering van de omgangsvormen en van de media (De Caluwe 2000 : 55): Enerzijds worden gewone mensen mediafiguren, getuige daarvan het groeiende aandeel human-interest programma s en reality soaps op radio en televisie. De (tussen)taal van die mensen is een kleurrijk aspect van hun identiteit: ze zijn écht want ze spreken zoals ze gebekt zijn. Anderzijds doen minder gewone mensen, zoals politici, alle moeite om als gewone mensen te worden beschouwd, en daarbij spreken ze het hele tussentalige register aan. (De Caluwe 2000 : 55) 20

23 Er komen in de media dus steeds meer mensen aan bod van wie verwacht wordt - of voor wie het een pluspunt is- dat ze dezelfde taal gebruiken als het gewone volk. De tussentaal wordt hierdoor enorm gepromoot. Deze stelling wordt beaamd door Slembrouck en Van Herrewege (2004 : 868). Zij menen eveneens dat humaninterestprogramma s als Man Bijt Hond, Afrit 9 en Het Leven Zoals Het Is, die gewone mensen in gewone situaties portretteren, ervoor zorgen dat tussentaal alomtegenwoordig is op de Vlaamse televisie. Daarnaast maken ook zij gewag van de invloed van publieke figuren zoals politici op het taalgebruik van de Vlamingen Kenmerken van tussentaal Aangezien de meeste taalwetenschappers van mening zijn dat de tussentaal niet duidelijk af te bakenen valt, zijn omschrijvingen van de kenmerken van tussentaal zeldzaam. Taeldeman is er echter van overtuigd dat de tussentaal zich steeds meer stabiliseert. Met andere woorden, er zijn wel degelijk algemene kenmerken op te sommen die voorkomen in zo goed als heel Vlaanderen. Hij maakt een onderscheid tussen drie types van kenmerken (2008 : 27 e.v.). Ten eerste zijn er kenmerken die de tussentaal gemeen heeft met de (Belgische variant van de) standaardtaal. Een voorbeeld hiervan is de doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep 7. Daarnaast zijn er ook nieuwe, typisch tussentalige kenmerken, die enkel voorkomen in de tussentaal. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van het werkwoord noemen in de betekenis van heten. De tertiaire dialectkenmerken worden in de laatste (en talrijkste) groep gestopt. Tertiaire dialectkenmerken vallen in de fonologie ook wel onder de noemer accent. Deze kenmerken komen voor in grote gebieden, vallen niet of nauwelijks op en de meeste sprekers zijn zich niet bewust van hun dialectkarakter (Taeldeman 2008 : 40 41). Volgens Taeldeman (2008 : 27) is de taalsituatie en dus ook de relatie tussen deze kenmerken nog niet stabiel. De kenmerken zijn met elkaar in conflict en dat creëert interne diversiteit: Het hierboven geschetste beeld impliceert echter niet dat die tussentaal-in-uitbouw als een afgesloten monolithisch geheel te beschouwen is. Sommige tussentaalkenmerken dringen verder door op standaardtalig terrein dan andere en sommige tussentaalingrediënten worden door sommige Vlamingen nog als dialectischer aangevoeld. (Taeldeman 2008 : 45) 7 Bijvoorbeeld: ze hebben hem zes jaar langer laten naar school gaan i.p.v. naar school laten gaan (Taeldeman 2008 : 28) 21

24 Dit neemt echter niet weg dat we volgens hem het taalcontinuüm achterwege zullen laten en op weg zijn naar een triglossie waarbij standaardtaal, tussentaal en dialect naast elkaar gebruikt zullen worden (2008 : 46). Ook De Caluwe meent dat er definiërende kenmerken van de tussentaal gegeven kunnen worden. Hij geeft ze niet de naam tertiaire dialectkenmerken, maar heeft het over kenmerken waar voldoende afwijkingen van de standaardtaal in zitten én voldoende afwijkingen ten opzichte van het dialect/regiolect (2006 : 19). Een volledig overzicht van de kenmerken van tussentaal volgt in hoofdstuk 3, maar hieronder geven we toch al een aantal voorbeelden van wat Taeldeman tertiaire dialectkenmerken noemt. In een artikel uit 2007 gingen Rys en Taeldeman op zoek naar de fonologische ingrediënten van tussentaal. Volgens hen zijn de duidelijkste kenmerken van de tussentaal op het vlak van de uitspraak op te merken (2007 : 2). Aan de hand van het corpus dat Annelies Van Laere in 2003 aanlegde van spontaan gesproken taal van 38 Vlaamse politici, kwamen ze uit bij onder andere de volgende kenmerken (Rys & Taeldeman 2007 : 6): - Fonologische alternanties in kleine (functie)woordjes die normaal op een -t eindigen: da(d), wa(d), nie(d) (in plaats van dat, wat, niet) - De assimilatie van t + d tot t: dat ting (in plaats van dat ding) Een jaar later gaat Taeldeman dan op zoek naar de grammaticale elementen van de Vlaamse tussentaal (2008 : 32 e.v.). We geven een aantal voorbeelden: - Morfo-fonologisch: diminutief suffix -ke / -eke / -ske: vraagskes (in plaats van vraagjes) - Morfo-syntactisch: verbuiging van voorbepalende woorden voor een mannelijk substantief in het enkelvoud: nen dikken tak (in plaats van een dikke tak) - Syntactisch: Dubbele negatie: daar kan niemand geen twijfel meer over hebben Verdeelde meningen De opkomst van de tussentaal veroorzaakte de laatste decennia heel wat ophef in het vakgebied van de Nederlandse taalkunde. Niet iedereen is er namelijk even hard van overtuigd dat deze nieuwe taalvariëteit iets positiefs is. Integendeel, tussentaal wordt in de meeste gevallen als een aanval tegen het Algemeen Nederlands opgevat. Deze mening zien we vooral bij de oudere taalkundigen, die jarenlang hebben moeten strijden voor de 22

25 standaardtaal en deze nu bedreigd zien. Tussentaal zorgt voor paniek vat Jaspers het samen (2001 : 131). De verschillende namen die de tussentaal meekreeg, zijn hier een mooi bewijs van: koetervlaams, sloddertaal en het denigrerende tussentaaltje zijn maar een greep uit het geheel van stigmatermen die op deze taalvariëteit gekleefd werden (Jaspers 2001 : 133). Hieronder geven we een overzicht van de meningen van enkele bekende taalwetenschappers. Een van de bekendste stigmatermen komt van Geert Van Istendael: hij doopte de opkomende taalvariëteit het Verkavelingsvlaams, naar de taal die in de nieuwbouwwijken wordt gesproken. Hij deed een paar krasse uitspraken over de tussentaal, waarbij hij ze haast personifieert. Hij vindt ze verwaand en lomp en beschuldigt haar ervan de taal in de Zuidelijke Nederlanden aan te tasten, als een manke usurpator in kale kleren (1989 : 116): Verkavelingsvlaams, het is de taal van een nieuwsoortig, door en door vals Vlaams zelfvertrouwen, het is de taal die uit minachting voor de taal van de gewone mensen en uit angst voor het Nederlands geboren is, een wangedrocht is het, die taal van het nieuwe Vlaanderen, dat blaakt van intellectuele luiheid. (Van Istendael 1993 : ) Verkavelingsvlaams zou lekker informeel zijn, grappig enzovoort. Baarlijke nonsens! Verkavelingsvlaams vind ik slap en arm en, als ik sommige zelfverklaarde grapjassen op tv bezig zie, nog stomvervelend ook, liet hij zich niet zo lang geleden nog eens ontvallen in Knack (19/05/2010) Ook Taeldeman ziet de opkomst van de tussentaal met lede ogen aan en meent dat deze een veelkoppige monstertje is, dat van de onstabiele linguïstische situatie 8 in Vlaanderen gebruikmaakt om aan zijn voorlopig niet te stuiten opmars te beginnen (1991 : 38). Hij vreest dat de tussentaal, volgens hem te arm en te regionaal gekleurd, zich uiteindelijk zal opwerken tot taalnorm. Hij stelt voor dat Vlaanderen blijft streven naar de norm van het Noorden, hoewel hij toegeeft dat dit wegens de anti-hollandse reflex niet realistisch is. De Belgische variant van de standaardtaal is volgens hem een prima alternatief (Taeldeman 1991 : 35 36). Daarnaast ijvert hij er ook voor om de dialecten te herwaarderen. De stigmatisering is voor hem de grote schuldige in de opkomst van de tussentaal, en zal er voor zorgen dat Vlaanderen naar het kleur- en stijlloze tussentaaltje zal afglijden. Een harmonieuze symbiose tussen standaardtaal en dialect is volgens hem de beste oplossing (1991 : 50). 8 De stigmatisering van de dialecten en de slechte kennis van de standaardtaal (cf. supra). 23

26 Goossens (2001 : 6) duidt de tussentaal aan met de term Schoon Vlaams en verwijst daarmee ironisch naar de intentie van de Vlamingen om zich een beter taalgebruik aan te meten. Hij heeft eveneens weinig goeds te zeggen over deze ontwikkeling: Is Vlaanderen met deze ontwikkeling op de goede weg? Mijn antwoord luidt: neen. Ik vind dat Vlaanderen geen behoefte heeft aan twee talen, een die Nederlands is voor officiële en formele gelegenheden, en een die dat niet is, voor alledag. Zo n situatie verleent aan Vlaanderen in het huidige Europa de status van een reservaat. (2001 : 10) Daarnaast heeft de tussentaal naar zijn mening niet de juiste kwaliteiten om uiteindelijk als cultuurtaal te gaan dienen. Hij vindt dat een doordachte Vlaamse cultuurpolitiek taalpolitieke en taalpedagogische strategieën moet uitwerken om het Schoon Vlaams terug te drijven. (2001 : 11 12) Geeraerts heeft het over soap-vlaams, verwijzend naar de taal die op de Vlaamse televisie in soaps als Thuis en Familie gesproken wordt, en die in sterk contrast met de taal van de VRT-journaals staat (2001 : 338). Hij vergelijkt de opkomst van dit koetervlaams met een epidemie (1999 : 34) en hoopt dat de tussentaal op termijn naar de standaardtaal zal toegroeien. Hij erkent echter dat het omgekeerde ook een mogelijkheid vormt. Over de voorspellingen van Geeraerts volgt later meer. Daarnaast is Geeraerts van mening dat de huidige taalpolitiek niet aangepast is aan de moderne maatschappij waarin we leven. De overheid dient dan ook een nieuwe linguïstische invulling te geven aan de fundamentele emancipatorische en participatorische doelstellingen van de moderniteit (2002 : 104), wil ze enig resultaat bereiken. Ook vandaag de dag wordt nog steeds gevochten tegen de opkomst van de tussentaal. In april 2010 riep Philippe Hiligsmann van de Université catholique de Louvain nog op tot een debat over de Vlaamse taalsituatie: Een noodsignaal werd nog net niet uitgestraald, maar de algehele teneur loog er niet om. Het Algemeen Nederlands moet dringend in ere worden hersteld, voor Vlamingen en Nederlanders, maar ook ten behoeve van alle anderstaligen die voor de Lage Landen belangstelling hebben. Vlaanderen mag weliswaar enkele typisch Belgisch- Nederlandse woorden nodig hebben, een eigen tussentaal zou volstrekt onwenselijk zijn. (Knack, 19/05/2010) 24

27 Mia Doornaert, oud-journaliste van De Standaard, is evenmin te spreken over de huidige omgangstaal. Volgens haar leidt de groeiende autonomie van Vlaanderen steeds meer tot een slordige taal en stijl (De Standaard, 03/06/2011). In onze media, ook in de openbare omroep, is het koeterwaals van het verkavelingstaaltje ongenadig opgerukt. Sommige onderwijzers en leraren vinden zelfs dat het 'moet kunnen' in de klas dialect of verkavelingstaal te gebruiken. Sommigen zijn zelf niet in staat behoorlijk Nederlands te spreken. Die gemakzucht, die pseudo-democratie van 'de taal van het volk', is een verraad van generaties strijd voor culturele emancipatie en sociale gerechtigheid. (De Standaard, 20/07/2010) Zij vindt dat we vooral naar het buitenland toe een enkele, duidelijke standaardtaal moeten handhaven. Het is niet verwonderlijk, dat anderstaligen zich soms afvragen waarom ze Nederlands geleerd hebben. Als je ziet hoe weinig respect Vlamingen voor hun eigen taal opbrengen, meent ze in De Standaard (03/06/2011). Niet iedereen staat echter zo negatief tegenover tussentaal. Cajot bijvoorbeeld verzet zich tegen termen als Verkavelingsvlaams, omdat ze laten uitschijnen dat de tussentaal een taal is die maar in beperkte omstandigheden gebruikt wordt. Het is echter ook de informele omgangstaal van alledag, op het werk, in de winkel, de taal waarin de communicatieve Vlaamse politicus debatteert of in een interview zijn antwoorden formuleert, misschien zelfs het idioom van de uitleg in de wiskundeles of van talrijke Journaalnederlandssprekenden-nahun-werkuren (Cajot 2000 : 6). Volgens Goossens (2000 : 7) beschrijft Cajot de tussentaal niet zoals veel taalkundigen als een mengtaaltje van de dialecten en de standaardtaal, maar op een positieve manier: Deze omgangstaal is integendeel een zelfstandige grootheid (aan het worden), d.w.z. moedertaal van veel dialectlozen en doeltaal van veel dialectsprekenden: het tastbare maar wankele resultaat van een autonome informele taalstandaardisering. (Cajot 1999 : 375) De Caluwe begrijpt al de commotie rond tussentaal wel vanuit het standpunt van de taalgeschiedenis, maar vindt zelf dat deze ontwikkeling geen reden tot paniek is. Volgens hem is de tussentaal een natuurlijk gevolg van de taalsituatie: wanneer mensen hun dialect afzweren en de standaardtaal niet kunnen of willen spreken, ontstaat logischerwijs een mengtaal (2002 : 59). 25

28 Vreemde taalkundigen die het Nederlands in Vlaanderen zouden bestuderen, zouden die ontwikkeling ongetwijfeld natuurlijk vinden. Vlaamse taalkundigen die verre en vreemde volkeren zouden bestuderen, zouden ook daar tussentaal een mooi staaltje vinden van de natuurlijke zelfredzaamheid van een taalgemeenschap. Maar wanneer Vlaamse taalkundigen over de Vlaamse situatie schrijven, wordt een natuurlijke ontwikkeling naar tussentaal plots een bedenkelijke ontwikkeling. (De Caluwe 2002 : 60) Hij voorspelt dat het gebruik van tussentaal alleen maar zal bijdragen tot de registergevoeligheid van de Vlaming, die zich volgens hem heeft neergelegd bij het feit dat standaardtaal in formele communicatiesituaties onoverkomelijk is (De Caluwe 2000 : 56). Wel moet er naar zijn mening een verbetering komen in het onderwijs. Die registergevoeligheid zal er immers maar komen als iedereen een degelijke beheersing van de gesproken en geschreven standaardtaal bezit (De Caluwe 2002 : 64). Ruud Hendrickx, taaladviseur van de VRT is dezelfde mening toegedaan. Hij ziet er geen graten in om jongeren tussentaal te laten praten, zolang ze op school maar de standaardtaal aangeleerd krijgen. Hij ziet in dat het weinig zin heeft om zich tegen tussentaal te verzetten: Tussentaal roei je niet uit, ertegen vechten is pure negatieve energie. En die energie zou beter in het onderwijs gestoken worden. Daarnaast vindt hij dat een echte taalliefhebber zich niet voortdurend focust op wat er allemaal fout gaat; een echte taalliefhebber accepteert dat er verschillende soorten Nederlands zijn en dat die allemaal recht van bestaan hebben. Stop met klagen, het gaat prima met onze taal. is zijn boodschap. (De Standaard, 23/05/2009) 26

29 1.4 Toekomstvoorspellingen In de vorige paragrafen gaven we een overzicht van de huidige taalsituatie en de verdeelde meningen hierover. Wat nu precies de invloed hiervan is op de toekomst, weet natuurlijk niemand. Er werden de laatste jaren wel al een aantal voorspellingen gedaan over hoe het Vlaamse taallandschap er in de toekomst zal uitzien. Allereerst lijkt het de algemene consensus te zijn dat de dialecten uit beeld zullen verdwijnen. Devos (2000 : 11 12) is hier vast van overtuigd. Dit is gedeeltelijk te wijten aan de stigmatisering van de streektalen en daarnaast aan het feit dat dialecten niet meer voldoen als communicatiemiddel nu de maatschappij veel mobieler geworden is 9. Zelfs de verschillende acties die vandaag de dag ondernomen worden om het dialect te herwaarderen, kunnen volgens haar niet meer voor redding zorgen: Nu men inziet dat de dialecten verdwijnen, beseft men dat daarmee een belangrijk cultureel erfgoed verloren dreigt te gaan. Er worden kringen opgericht van dialectliefhebbers, die onder meer dialectendagen organiseren, allerlei publicaties in en over dialect verzorgen, dialecttoneel promoten enz., maar al deze initiatieven zullen het tij niet keren. (Devos 2000 : 12) Er komen ook steeds meer cd s op de markt van artiesten die hun eigen dialect verkiezen in hun kunst. 'k Moe 'k ik nie ler'n klapp'n. Min toal, da moej d'er bie pakk'n 10 ' zingt Hannelore Bedert bijvoorbeeld in Vocabulaire. Toen aan Ludo Permentier, medewerker bij de Taalunie en de Ugent, gevraagd werd of dit geen negatieve invloed zou hebben op de standaardtaal, ontkent hij dit krachtig. Volgens hem heeft de standaardtaal weinig of niets te vrezen van het dialect. (De Standaard 30/03/11) Ook in het toekomstbeeld van De Caluwe (2000 : 54 e.v.) zijn geen dialecten meer te bespeuren. Hij voorspelt dat in formele omstandigheden, zoals het journaal op tv en radio, Vlaanderen het VRT-Nederlands als norm zal blijven accepteren. Daarnaast zal de tussentaal in minder formele omstandigheden de voorkeur genieten. Hij geeft wel aan dat naargelang de situatie de tussentaal meer of minder bij de standaardtaal zal aanleunen. Hoe informeler de omstandigheden, hoe verder de taal van het Algemeen Nederlands verwijderd zal zijn. Op termijn verwacht De Caluwe dat het Standaardnederlands en de tussentaal steeds dichter naar elkaar zullen toegroeien: 9 Cf. supra 10 Uit De standaard (19/05/2009) 27

30 De kloof tussen standaardtaal en tussentaal zal met andere woorden verkleinen, en er zal een continuüm groeien waarbij de informelere variëteiten van het Standaardnederlands in Vlaanderen naadloos zullen overgaan in wat nu nog tussentaal wordt genoemd. Wie standaardtaal en tussentaal beheerst, zal ingrediënten van de twee zo doseren dat de taal aangepast is aan de (in)formaliteit van de situatie. (De Caluwe 2000 : 56) Geeraerts (2001 : ) geeft drie mogelijke pistes op. Een eerste scenario is dat de tussentaal haar naam zou waarmaken en enkel een tussenstadium vormt op weg naar het Standaardnederlands. De tussentaal zou dan veranderen in een soort van informele spreektaal die heel dicht aanleunt bij de norm. Hij ziet dit echter enkel gebeuren indien de Vlamingen de tussentaal als onvolwaardig beschouwen, en gezien de snelle verspreiding ziet het er niet naar uit dat dit zo is. Geeraerts vindt dit toekomstbeeld dan ook het minst waarschijnlijk. Een tweede scenario zal waargemaakt worden wanneer het verzorgde Belgische Nederlands kwalitatief en kwantitatief terrein zou verliezen ten opzichte van de tussentaal. Met andere woorden, ook hier zal de afstand tussen het VRT-Nederlands en de tussentaal verkleinen, maar dan in de andere richting: de standaardtaal zal afdalen en aan kwaliteit inboeten. In dit geval zal de norm van België steeds verder wegdrijven van de Noord-Nederlandse norm. Ten slotte zou de huidige taalsituatie ook stabiel kunnen blijven. Geeraerts stelt zich de vraag of de gemiddelde Vlaming de relatief grote afstand tussen de tussentaal en het Algemeen Nederlands niet juist als iets positiefs opvat. Hoewel het gebruik van het Standaardnederlands een zeer goede manier is om zich te profileren, voelen de meesten zich niet op hun gemak wanneer ze deze taalvariëteit moeten gebruiken. In niet-formele omstandigheden geven ze dan ook de voorkeur aan een omgangstaal die ver van de standaardtaal verwijderd is, en ze aanvaarden de huidige kloof zonder problemen. En tenzij die zondagsepakmentaliteit verdwijnt in Vlaanderen, verwacht Geeraerts dat de laatste optie het zal halen. 28

31 1.5 Vlaanderen vs. Nederland Voor we overgaan naar het hoofdstuk over tussentaal in de media, maken we hier nog even een vergelijking tussen de Vlaamse en de Nederlandse taalsituatie. We gaan na of onze Noorderburen, die per slot van rekening min of meer dezelfde standaardtaal hanteren, dezelfde ontwikkelingen ondervinden als in Vlaanderen. Geeraerts (2001) maakte een vergelijking tussen de taallandschappen in het Noorden en het Zuiden en gaf het resultaat weer in de volgende figuur (2001 : 339): Het Nederlandse taalgebruik bestaat eveneens uit drie lagen: de bovenste bestaat uit het Nederlands Standaardnederlands, dat volgens Geeraerts zeer dicht bij de Belgische variant staat. De onderste laag wordt net als in Vlaanderen gevormd door de dialecten. Daarnaast bestaat er ook in Nederland een informele spreektaal, die tussen de dialecten en de standaardtaal in zit. Dit equivalent van de Vlaamse tussentaal leunt volgens Geeraerts echter dichter aan bij de standaardtaal: op de figuur hierboven is duidelijk te zien dat de afstand tussen de informele spreektaal en de norm kleiner is in Nederland. De situatie in Nederland 29

32 komt dus eigenlijk overeen met het toekomstbeeld dat De Caluwe voor Vlaanderen uiteenzette 11. Stroop (1992 : 179) beaamt dat ook het Nederlandse taallandschap de vorm van een continuüm aanneemt. Er zijn naar zijn mening echter heel wat veranderingen aan de gang. Net zoals in Vlaanderen worden de eens zo onwrikbare Nederlandse dialecten geëgaliseerd: Zo zien we, vooral in de laatste decennia, dat het traditionele beeld van al die stabiele, lokale dialecten verdrongen is door dat van een dynamisch geheel van naar elkaar toegroeiende dialecten die zich ontwikkelen tot grotere gehelen. (Stroop 1992 : 180) Bovendien gaat volgens hem ook de standaardtaal ten onder: of we het willen of niet: een uniforme standaardtaal in Nederland is een verloren zaak (1992 : 180). Hij geeft hiervoor een aantal redenen (1992 : ). Ten eerste evolueerde Nederland naar een egalitaire samenleving waarin iedereen min of meer gelijk is. Steeds minder mensen voelen nog de behoefte om zich te gaan profileren door het taalgebruik van een hogere klasse te gebruiken. Daarnaast ondervindt de Nederlandse maatschappij ook een proces van informalisering. Stroop vergelijkt dit met een soort van depolarisatieproces, waarbij de uiterste polen, de dialecten en de standaardtaal, naar elkaar toegroeien. En ten derde heeft de Nederlander volgens Stroop weinig of geen aandacht voor de nationale cultuur. Hij voorspelt dat de taal in Nederland zal evolueren naar een variëteit die hij het Algemeen Aanvaardbaar Nederlands noemt. Het enige wat dit proces nog kan stuiten, is een verbetering van het weinig ontwikkelde Nederlandse cultuurbesef. Er is volgens Stroop (1998 : 11 13) echter één uitzondering op de egalisering van het Nederlandse taalcontinuüm: het Poldernederlands. Deze taalvariëteit is in Nederland aan een opmars bezig en steekt scherp af tegen dat Algemeen Aanvaardbaar Nederlands. Het Poldernederlands, dat vooral door jonge vrouwen in succesvolle en artistieke beroepen wordt gesproken, heeft als meest uitgesproken kenmerk een sterk verlaagde uitspraak van de tweeklanken ei, ui en ou. Naar deze succesvolle vrouwen wordt opgekeken en hun taalgebruik wordt dan ook vaak overgenomen. Opvallend is dat niet alleen bij jonge meisjes deze variëteit steeds meer opgemerkt wordt; ook bij iets oudere vrouwen, tussen dertig en veertig jaar oud, komt het Poldernederlands steeds meer voor. Stroop verwacht dat vele vrouwen deze nieuwe taal zullen doorgeven aan hun kinderen, wat volgens hem ervoor zal zorgen dat het Poldernederlands het Algemene Nederlands van de toekomst wordt (Stroop 1998 : 13). 11 Cf. supra 30

33 En wat denken onze Noorderburen eigenlijk van onze tussentaal? In elk geval menen ze dat het Vlaams ver afstaat van hun standaardtaal en er wordt beweerd dat ze er weinig van verstaan. Dit werd nog eens in de verf gezet toen onlangs Jeroen Meus, de sympathieke Vlaamse televisiekok, zijn kookboek Dagelijkse Kost onvertaald in de Nederlandse boekenrekken plaatste, wat heel wat controverse veroorzaakte. Onno Kleyn, journalist bij De Volkskrant, liet optekenen dat het kookboek volgens hem zo goed als onbruikbaar was. Wat Kleyn betreft, was een aparte druk voor Nederland noodzakelijk. Zo had de uitgever daarin 'zwarte pens' kunnen vervangen door 'bloedworst', of 'scampi' (scampi is al meervoud) door het bij onze noorderburen gebruikte 'gamba's'. Door het gebruik van de onbekende woorden is het voor Nederlanders een hels karwei om de recepten thuis klaar te maken. (Het Nieuwsblad 04/07/2011). Dit lokte dan op zijn beurt weer heel wat verontwaardigde reacties uit aan de andere kant van de landsgrens, waarbij het oude beeld dat de Vlamingen van de Nederlanders hebben, opnieuw bevestigd werd. Peter Jacobs vatte de storm van reacties samen in een enkele zin: dit getuigt van arrogante onwil (De standaard 06/07/2011). Maar sommige Nederlanders verklaren de taal van hun Zuiderburen echt niet te verstaan: Vlaams is een taal op zich met (eigen)aardigheden. Veel Nederlanders spreken helaas geen Vlaams. Ik woon hier nu vier jaar en heb soms nog moeite met het Vlaams. Woorden als ambetant, seffes, pateeke, mignonnette, milt van een vis (?) heb ik inmiddels geleerd. Een sandwich is voor mij iets anders dan voor een Vlaming, en van woorden als herpakken, nestels, staketsel, ronker, coureur en piloteke weet een Nederlander echt niet wat ermee bedoeld wordt. De meeste Nederlanders weten ook niet wat het betekent als iemand een dikke nek heeft, of een mossel is. Zo kan ik nog een tijd doorgaan. (Nederlandse lezersbrief in De Standaard 06/07/2011) De kloof tussen Nederland en België lijkt dus nog lang niet gedicht. 31

34 2 Tussentaal op de televisie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk nemen we het taalgebruik dat op de Vlaamse televisieschermen verschijnt, even onder de loep. Eerst bekijken we kort het taalbeleid dat de zenders hanteren, en we gaan voornamelijk in op dat van de openbare omroep. Daarna onderzoeken we de relatie tussen tussentaal en fictie, om ten slotte dieper in te gaan op het genre dat deze scriptie behandelt: de tekenfilm. 2.2 Taalbeleid In 2003 boog Veerle Saman zich over de reclamespotjes die dagelijks op de radio te horen zijn. Ze analyseerde reclameboodschappen uit 1991, 1996 en 2001 en constateerde dat er een drastische toename van tussentaal had plaatsgevonden. In 1991 werd nog relatief veel gebruikgemaakt van de standaardtaal, wat in 2001 helemaal niet meer het geval was. En niet enkel op de radio, maar ook op de televisie wordt steeds meer tussentaal opgemerkt. We bekijken even hoe de Vlaamse zenders aankijken tegen de opkomende tussentaal, waarbij we ons focussen op het taalbeleid van de VRT 12, aangezien de openbare omroep het enige bedrijf is met een duidelijk en uitgeschreven taalbeleid. Uit het onderzoek van Van Beversluys, dat handelde over het taalbeleid van de Vlaamse televisieomroepen, bleek immers dat SBS Belgium, het bedrijf dat verantwoordelijk is voor VT4 en VijfTV, niet echt een taalkoers volgt. Officieel worden de presentatoren geacht de standaardtaal te hanteren, omdat de zender zoveel mogelijk mensen wil bereiken. Er worden echter weinig actieve pogingen ondernomen om het taalgebruik van de presentatoren bij te schaven, die volgens het bedrijf recht hebben op hun eigenheid. Ook VMMa, het bedrijf waaronder VTM, Jim tv en Kanaal 2 vallen, heeft weinig aandacht voor de taal van zijn werknemers. Ze hebben wel een taaladviseur in dienst, die de journalisten van het VTM-nieuws ondersteunt, maar de presentatoren, omroepers en acteurs vallen niet onder zijn verantwoordelijkheid. De VRT, de openbare omroep van Vlaanderen, heeft daarentegen wel duidelijke regels opgesteld die alle personen die namens de zender spreken, dienen te volgen. Het taalgebruik waarmee de omroep naar buiten wil komen, wordt in de taalcharter van de VRT 13 samengevat 12 Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie; de Nederlandstalige openbare omroep voor radio en televisie in België 13 Geschreven door Ruud Hendrickx, de taaladviseur van de VRT 32

35 als een aantrekkelijke, duidelijke en correcte standaardtaal. De omroep werd naar eigen zeggen in het verleden altijd al als de norm beschouwd, en wil dat in de toekomst zo houden. Dit zijn volgens hen de verwachtingen van zowel de Vlaamse overheid als het gros van hun kijkers en luisteraars. Als openbare omroep zijn wij het aan ons publiek verplicht de standaardtaal te gebruiken. Onze kijkers en luisteraars en de Vlamingen in het algemeen hechten aan het Nederlands van de openbare omroep traditioneel een grote normatieve waarde. Voor hen geeft de VRT het voorbeeld: ze beschouwen onze taal als bron voor correct Nederlands en passen dat voorbeeld zelf toe. (Hendrickx 1998) De mening van de VRT over de positie van tussentaal is ondubbelzinnig. Ze gaan ervan uit dat het Standaardnederlands zich in de toekomst zal blijven verspreiden, en dat de tussentaal uiteindelijk zal verdwijnen. De omroep wil dan ook bewust een tegenwicht bieden tegen de oprukkende tussentaal, die volgens hen zal plaatsmaken voor een aantrekkelijke, levende, informele vorm van de Belgische variant van de standaardtaal. De VRT ontkent echter niet dat dit toekomstbeeld vandaag de dag nog niet aan de orde is, en dat de taalrealiteit er anders uitziet. In de samenleving passen mensen hun taalgebruik aan de situatie aan, en hierbij wisselen ze dialect, tussentaal en standaardtaal met elkaar af. De omroep neemt dit in overweging: Ook de omroep moet in zijn taalgebruik rekening houden met de taalrealiteit. Het publiek verwacht in een bepaalde situatie en dus ook in een bepaald programma een bepaalde soort taal. Wie daarvan afwijkt, veroorzaakt ergernis. (Hendrickx 1998) In de praktijk komt het hierop neer: de standaardtaal als beginsel gebruikt in al die programma s waarin het publiek ze verwacht. Concreet zijn dit de journaals, de sportverslaggeving, het jongerenjournaal, documentaires, consumentenmagazines en human interestprogramma s. Deze worden beschouwd als informatieve programma s, waarbij de taal een neutraal medium dient te zijn om een boodschap over te brengen. Maar ook bij de amusementsprogramma s zoals quizzen wordt van de presentatoren verwacht dat ze als standaardtaalspreker naar voren treden, omdat hij in naam van de publieke omroep spreekt. Zelfs de 'Bekende Vlamingen', die vaak niet dezelfde opleiding hebben genoten als de journalisten, worden verwacht Standaardnederlands te spreken als ze optreden als presentator. Tussentaal kan wel, maar enkel in bepaalde omstandigheden: 33

36 Dialect en tussentaal zijn geenszins uitgesloten, maar ze kunnen alleen worden gebruikt in programma s waarin ze functioneel zijn, met name in fictie en in uitzendingen over streekcultuur. In soaps, feuilletons en comedyseries van eigen bodem mag dialect en tussentaal te horen zijn. Als er personages uit een bepaald milieu opgevoerd worden, mogen ze klinken zoals die mensen spreken. (Hendrickx 1998) Kort samengevat, in fictieseries is de tussentaal wel toegelaten en zelfs wenselijk. De VRT vindt dat dit de geloofwaardigheid van de personages vooruit helpt. Bij een correcte spiegel van de maatschappij hoort immers het taalgebruik in al zijn registers en varianten. Hier moet nog even vermeld worden dat tussentaal ook vaak opduikt in praatprogramma s en talkshows. De VRT vermeld in de taalcharter dat van de gasten in zulke uitzendingen niet verwacht wordt dat ze het Standaardnederlands hanteren, aangezien ze niet in naam van de omroep spreken. 2.3 Tussentaal en fictie Hoewel er nu in het taalbeleid expliciet vermeld staat dat tussentaal in fictie toegelaten is, was dat vroeger niet het geval. Integendeel, de vroegere BRT 14 volgde een strikt beleid dat het Algemeen Beschaafd Nederlands verspreiden tot doel vooropstelde. De praktijk leek echter meer op de hedendaagse situatie. Fictiereeksen waarin uitsluitend standaardtaal werd gesproken, waren eerder een uitzondering dan de regel. In coproducties met Nederland en historische reeksen hanteerde men standaardtaal maar in reeksen over het volkse verleden werden zowel standaardtaal, dialect als verschillende tussenvormen gebruikt. (De Ridder 2007 : 29) Van de tussentaal zoals wij die vandaag kennen, was natuurlijk nog geen sprake; het waren vooral de dialecten die in volkse series als Schipper naast Mathilde (1955), Slisse en Cesar (1977) en De Collega s (1978) te horen waren. En de reden hiervoor is onveranderd gebleven: de openbare omroep besefte dat kijkers snel afhaken als ze de programma s niet realistisch vinden. Een serie die gewone mensen portretteert en ze standaardtaal laat praten, komt ongeloofwaardig en onherkenbaar over. Dus liet de BRT het gebruik van streektalen schoorvoetend en onder protest toe (De Ridder 2007 : 29). 14 De BRT (Belgische Radio- en Televisieomroep (Nederlandse uitzendingen)) onderging de omschakeling naar VRT in

37 Eind jaren 90 werden de dialecten in fictieseries dan toch stelselmatig vervangen door de opkomende tussentaal, wat tot de huidige situatie leidde. Dhoest (2004 : 155) merkt op dat de zender VTM langer gebruikmaakte van de streektalen in fictieprogramma s. Hij verklaart dit door het feit dat de VTM niet afhankelijk is van de overheid en dus in elk geval op het vlak van taalgebruik meer ruimte heeft om haar eigen zin te doen. Maar ook de laatste jaren wordt hier bijna uitsluitend voor de tussentaal geopteerd. We vermeldden al eens dat Geeraerts tussentaal de naam soap-vlaams heeft meegegeven, omdat hij de taal die in dit genre gebruikt wordt, hét voorbeeld van tussentaal vindt. In 2000 publiceerden Geeraerts, Penne en Vanswegenoven een artikel waarin ze het taalgebruik van de twee meest bekende Vlaamse soaps analyseerden: Thuis en Familie 15. Een soap wordt in Van Dale (online 5.0) gedefinieerd als een langlopende televisieserie met veel sentiment, cliffhangers en verschillende verhaallijnen naast elkaar. Anders dan comedyseries of sitcoms zijn soaps gekenmerkt door hun humaninterestaanpak : Minder dan de verhaallijn zelf (die in actieseries e.d. dominant is) staan de reacties van de personages op de voorgrond: niet de gebeurtenissen als zodanig staan centraal, maar de wijze waarop de personages daarmee omgaan, eraan meewerken, erop reageren. Hiermee hangen specifieke stijlkenmerken samen: het belang van de dialoog en het veelvuldige gebruik van close-ups ondersteunen de emotionele en relationele focus van het soapverhaal. (Geeraerts, Penne & Vanswegenoven 2000 : 165) Met andere woorden, het taalgebruik van de acteurs is in soaps enorm belangrijk, niet alleen voor de typering van de personages, maar ook voor de tweede eigenschap van het genre: de herkenbaarheid. De fictionele wereld die in het programma wordt gefabriceerd, sluit enorm dicht aan bij de wereld van de kijker. Hij is niet noodzakelijk identiek, maar ligt wel in het verlengde ervan (2000 : 165). En dus wordt ook in het taalgebruik gestreefd naar een zo waarheidsgetrouw mogelijke weergave. Zo wordt het taalgebruik van de personages bijvoorbeeld aangepast aan hun sociale klasse. Een van de scenarioschrijvers van Thuis vertelde dat Marianne, een meer burgerlijk personage, moeilijkere woorden gebruikt dan Frank, die een redelijk plat taalgebruik hanteert (in De Laere 2006 : 43). Uit het onderzoek van Geeraerts, Penne en Vanswegenoven werd ook geconstateerd dat in Familie minder gebruikt wordt gemaakt van tussentaal dan in Thuis. Dit wordt verklaard door het feit dat 15 Thuis is een soap die de inwoners van een dorp volgt en op de VRT-zender Éen loopt. Familie volgt het wel en wee van een enkele familie en is te zien op VTM. 35

38 Familie minder gevarieerde personages heeft en dus minder realistisch is dan Thuis. De VTM-serie volgt immers maar één familie, die behoort tot de hogere middenklasse, en heeft ook een escapistisch tintje (2000 : 166): We kunnen dan ook stellen dat Thuis primair afspiegelend is, terwijl Familie iets meer voorspiegelend is: het ene biedt een herkenbare uitvergroting van een werkelijkheid die de kijker niet onbekend is, het andere toont misschien net iets meer hoe het óók zou kunnen zijn. (Geeraerts, Penne en Vanswegenoven 2000 : 167) Kort samengevat: Thuis is realistischer, en geeft dus ook een realistischer beeld van het taalgebruik in Vlaanderen. Tussentaal zorgt niet alleen bij taalwetenschappers voor consternatie, ook in de mediawereld is niet iedereen ervan overtuigd dat de tussentaal thuishoort op de Vlaamse televisieschermen. Zo vindt Marc Uytterhoeven, sportjournalist en televisiepresentator, de tussentaal, die hij Tv- Vlaams noemt, een grote bedreiging voor de standaardtaal. Hij vreest dat de Vlamingen uiteindelijk niet meer foutloos zullen kunnen schrijven, aangezien ze enkel de tussentaal als omgangstaal gebruiken. Hij vindt het dan ook zeer belangrijk dat de VRT, die volgens hem een voorbeeldfunctie heeft, de tussentaal van de hand wijst (Uytterhoeven 1995 : 123). Ook Kurt Van Eeghem, radiopresentator bij Klara, huivert van tussentaal : Begrijp me niet verkeerd : ik heb absoluut niets tegen het dialect. Ik zou het zelfs een verrijking voor onze taal noemen. Maar waar ik van huiver, is alle rommel die tussen dialect en beschaafd Nederlands zit. Ik hoor acteurs vaak zeggen dat ze zogenaamde tussentaal gebruiken omdat het grote publiek ook niet beschaafd spreekt. Maar dat noem ik een flauwe uitvlucht. (Gazet Van Antwerpen, 10/09/2009) Filmregisseur Jan Verheyen ziet echter het probleem niet. Hij wijst erop dat in het buitenland perfect acceptabel is om streektalen te gebruiken, en snapt niet waarom er in Vlaanderen zo moeilijk over gedaan wordt. Geloofwaardigheid is voor mij belangrijker dan verstaanbaarheid, meent hij, je kan tenslotte de béste dialogen schrijven, maar als het er geforceerd uitkomt, trekt het op niets. Acteur Stany Crets treedt hem hierin bij: Tussentaal is het meest realistisch (Gazet Van Antwerpen, 10/09/2009). Guy Goossens, de man achter de tv-serie Matroesjka s, gaat nog een stap verder. Hij draagt de standaardtaal nog net niet ten grave: Ik vind dat AN-gedoe heel vreemd. Waarom moeten mensen op tv een taal spreken die niemand nog spreekt, behalve Bavo Claes en Martine Tanghe? (De Morgen 24/10/2008) 36

39 2.4 Brabants boven Zowel De Laere (2006 : 43 e.v.) als Everaert (1998 : 76) meent dat de tussentaal die op de beeldbuis te horen is, steeds dezelfde kenmerken heeft. De taal is namelijk zeer Brabants getint. Benedikte Van Eeghem (2000) voerde een onderzoek uit naar regionale uitspraakelementen bij VRT- en VTM-medewerkers en kwam op hetzelfde resultaat uit; de Brabantse tussentaal bleek overheersend. Dit heeft aan de ene kant te maken met de afkomst van de acteurs. Velen komen uit de Brabantse omstreken, of hebben in elk geval hun (toneel)opleiding gevolgd in dit gebied. Het is dus logisch dat de Brabantse kenmerken doorschijnen in hun taalgebruik. Er is echter meer aan de hand. Uit de resultaten die Van Eeghem publiceerde, werd duidelijk dat de taal van de West-Vlaamse en Limburgse medewerkers veel meer regiovreemde elementen bevatte dan die van de Brabanders. Met andere woorden, alle werknemers namen de Brabantse tussentaal over. Everaert (1998 : 76) verklaart dit fenomeen als volgt: de Brabantse tussentaal wordt door (bijna) elke Vlaming begrepen, terwijl kenmerken uit West-Vlaanderen en Limburg op onbegrip stuiten in de andere provincies. Maar niet enkel op het televisiescherm is de Brabantse tussentaal dominant, ook in het alledaagse leven wordt de Brabantse dominantie steeds meer opgemerkt. Rys en Taeldeman voorspellen in hun artikel dat het Brabants in de toekomst de boventoon zal voeren in de ontwikkeling van de tussentaal (2007 : 7). En ook het onderzoek van Andries Geeraert (VUB) leverde dezelfde resultaten op. Hij ondervroeg 280 hoogopgeleiden naar hun mening over welk taalgebruik ze aanvaardbaar achtten. Bij de jongere groep (tussen 25 en 35 jaar oud) werd het gebruik van de Brabantse tussentaal zelfs in formele situaties niet afgekeurd. Geeraert geeft dezelfde verklaring als Everaert: De afstand [van de Brabantse tussentaal] tot het Standaardnederlands is aanzienlijk maar ook weer niet vreselijk groot, omdat de dia- en regiolecten van dat kerngebied een belangrijke invloed hebben gehad op het Standaardnederlands. (in De Standaard 28/08/2009) Ook hij verwacht in de toekomst dat de Brabantse tussentaal het Standaardnederlands steeds verder zal terugdringen, tot die standaardtaal alleen de norm blijft voor de erg formele gesproken communicatie (in De Standaard 28/08/2009). 37

40 Of het de taalsituatie in Vlaanderen is die invloed heeft op de televisietaal, of de televisietaal die invloed heeft op de Vlaamse taalsituatie, is niet meteen duidelijk. Geeraerts, Penne en Vanswegenoven (2000 : 170) denken in eerste instantie dat wegens het realistische karakter van de soaps het eerste geval waar is. Ze nuanceren deze mening echter en vinden dat de dialectiek van de afbeelding niet onderschat mag worden. Hiermee wordt bedoeld dat een afbeelding van de werkelijkheid ook een bestendige rol kan spelen: Door te tonen wat is, kan wat is ook makkelijker nagebootst en gecontinueerd worden. Met andere woorden, hoe meer de Vlaamse kijkers geconfronteerd worden met de Brabantse tussentaal, hoe meer ze die zelf in hun dagelijkse leven zullen gebruiken. De onderzoekers vermoeden dus dat er een wisselwerking bestaat tussen het taalgebruik in de realiteit en de taal van de televisieprogramma s, maar vermelden er meteen bij dat hier nog veel ruimte is voor verder onderzoek. 38

41 2.5 Tekenfilms Voor we beginnen aan de uitwerking van de analyses, gaan we nog even dieper in op enkele aspecten van het genre van film dat we in deze scriptie behandelen: de tekenfilm. Een tekenfilm, ook wel animatiefilm genoemd, is de verzamelnaam voor filmopnames waarbij de acteurs geen levende mensen zijn, maar getekende figuren of levenloze materie (zoals bijvoorbeeld kleibeeldjes). Vroeger werden al deze figuurtjes met de hand getekend, maar sinds de opkomst van de computer wordt meer en meer gebruik gemaakt van 3Dcomputeranimatie. De lengte van de films kan heel gevarieerd zijn; er bestaan tekenfilmseries van 5 minuutjes en langspeelfilms die gemakkelijk 2 uur kunnen duren. Bekende tekenfilmseries zijn bijvoorbeeld The Looney Tunes 16 en Scooby Doo 17. In deze paper behandelen we echter de langspeelfilms, waarvan de bekendste uit de stal van bedrijven Walt Disney Home Entertainment, Pixar Animation Studios en Dreamworks Animation SKG komen. Sneeuwwitje en de zeven dwergen 18 was de eerste langspeelfilm die langer dan een uur duurde, en dateert van Sindsdien zijn er al honderden tekenfilms gemaakt en tot de dag van vandaag is dit een succesvolle industrie, die elk jaar het aantal films doet groeien Tekenfilm = kinderfilm? Een typisch kenmerk van tekenfilms is dat ze, in tegenstelling tot soaps, niet de realiteit (of een zo waarheidsgetrouwe afbeelding ervan) portretteren. Integendeel, de wereld die wordt opgeroepen, is een fantasierijke creatie, vol met transformaties, sprekende dieren, bovennatuurlijke krachten, verzonnen wezens en personificaties van objecten. En alle personages kunnen dan nog eens op elk moment in gezang uitbarsten. Deze eigenschappen maken dat over het algemeen wordt aangenomen dat tekenfilms hoofdzakelijk met het oog op kinderen gemaakt worden. Dit heeft natuurlijk invloed op de taal die door de personages gebruikt wordt. Helena Janssen voerde in 2005 al eens een onderzoek uit naar het taalgebruik in kinderprogramma s, en maakte daarbij een vergelijking tussen Nederland en Vlaanderen. Ze onderzocht onder andere of kinderjournaals gebruik maken van een minder complex taalgebruik, aangezien het journaal voor volwassenen niet altijd even goed begrepen wordt door kinderen. En het begrijpen van een televisieprogramma is een conditio sine qua non voor de mentale verwerking ervan (Brandt 2001 : 106). Uit haar resultaten bleek dat het 16 Warner Bros. Inc 17 Origineel van zender CBS; momenteel heeft Cartoon Networks de rechten 18 Eerste langspeelfilm van Walt Disney 39

42 taalgebruik in de Vlaamse kinderjournaals, in tegenstelling tot de Nederlandse kinderjournaals, minder complex is: Het was duidelijk dat Karrewiet, het journaal van Ketnet, zowel kortere zinnen, meer eenvoudige zinstypes en minder (complexe) werkwoordelijke eindgroepen bevat [dan de volwassenenjournaals]. (Janssen 2005 : 182) De Nederlandse kinderjournaals waren ook iets minder complex dan de Nederlandse volwassenenjournaals, maar in het algemeen bleek de complexiteit van de zinnen in Nederland hoger te liggen dan in Vlaanderen. Zo was de complexiteit van de Vlaamse volwassenenjournaals gelijk aan het niveau van de Nederlandse kinderjournaals. Wanneer we deze conclusie doortrekken, kunnen we aannemen dat ook het taalgebruik in tekenfilms van iets minder complexe aard zal zijn dan het taalgebruik in films voor volwassenen. En een eerste blik op de transcripties van de films (zie bijlagen) wijst in die richting; ingewikkelde, meervoudige zinnen lijken ver in de minderheid te zijn. Maar dit heeft natuurlijk even goed te maken met het genre dat we onderzoeken. Een eigenschap die een tekenfilm wel met een soap gemeen heeft, is dat de interacties tussen de personages een centrale rol hebben (Geeraerts, Penne en Vanswegenoven 2000 : 165). Met andere woorden, Een tekenfilm bestaat vooral uit snelle dialogen; monologen zijn zeldzaam en, als ze al voorkomen, eerder kort. Er zijn echter ook factoren die erop wijzen dat een tekenfilm zich op meer dan alleen kinderen richt. De keuze van de stemartiesten en de daarbij behorende typecasting 19 lijken erop te wijzen dat de filmmaatschappijen ook jongeren, jongvolwassenen en zelfs volwassenen willen aanspreken. In dit licht kunnen we tekenfilms ook onder de noemer humorprogramma s plaatsen. Volgens De Ridder (2007) gaan humorprogramma s op een speciale manier om met taalgebruik: het is voor hen een belangrijke bron van humor. Vooral vroeger werden dialecten gebruikt om een komisch effect te bekomen: Vaak combineerde men in één serie verschillende dialecten en liet men die dialecten dan met elkaar botsen. Zo sprak de champetter uit De filosoof van Hagem (1967) West-Vlaams, de pastoor Antwerps en nog een andere dorpsgenoot Brussels. [ ] De verschillende dialecten werden ook vaak gecontrasteerd met de standaardtaal. (De Ridder 2007 : 33) 19 Cf. infra

43 Vandaag de dag moet echter, door de verdwijning van de dialecten en de opkomst van de tussentaal, een evenwicht gezocht worden tussen het komische effect van dialecten/regiolecten en het realistische voorkomen van de personages. Nu de dialecten steeds minder gebruikt worden, identificeren kijkers zich ook minder met deze personages. En daarnaast komen de dialecten ook de verstaanbaarheid niet ten goede; ze worden dus steeds vaker ingewisseld voor tussentaal: Begin jaren 90 verdween het dialect uit de humoristische series van de BRT. FC de Kampioenen (1990) gebruikte als eerste humoristische reeks tussentaal en kende een even groot succes als zijn dialectische voorgangers. (De Ridder 2007 : 33) Het effect dat bereikt werd door het contrast tussen verschillende taalvariëteiten, werd vervangen door situationele humor. Hierbij zorgen de omstandigheden voor de komische noot, zodat de personages zo realistisch mogelijk blijven. Er zijn echter nog altijd programma s die hier hun spreekwoordelijke broek aan vegen en nog steeds (imitatie)dialecten gebruiken: Een imitatiedialect is geen getrouwe weergave van een dialect maar bestaat uit een aantal in het oog springende kenmerken van een bepaald dialect die sterk uitvergroot zijn. In bijvoorbeeld recente programma s als Het peulengaleis (1999) en Willy s en Marjetten (2006) spreken typetjes als Petrick en Johèn (Het peulengaleis) en Walput en D haese (Willy s en Marjetten) zulke imitatiedialecten. (De Ridder 2007 : 34) Het lijkt erop dat tekenfilms een evenwicht hebben kunnen vinden tussen het humoristische effect van dialecten/regiolecten aan de ene kant en de verstaanbaarheid en het realistisch voorkomen van de personages aan de andere kant. Maar voor we hierop ingaan, bekijken we eerst hoe een tekenfilm aangepast wordt in Vlaanderen Nasynchronisatie Alle films die in deze scriptie geanalyseerd worden, hebben één ding met elkaar gemeen: ze zijn alle van Amerikaanse makelij. Dit wil natuurlijk zeggen dat de stemmen van de personages die niet door een computer gefabriceerd zijn, maar door echte mensen worden ingesproken oorspronkelijk door Engelstalige acteurs werden ingesproken. Voor de hoofdpersonages worden zelfs vaak bekende acteurs als Eddie Murphy, Cameron Diaz of Angelina Jolie gevraagd. Nu is het de normale praktijk in Vlaanderen dat films die niet in het Nederlands zijn, gewoon ondertiteld worden. Maar bij tekenfilms wordt, met het oog op 41

44 kinderen die nog niet kunnen lezen, een Vlaamse versie gemaakt. Dit gebeurt door middel van nasynchronisatie. In Van Dale staat nasynchroniseren gedefinieerd als een film van stemmen in een andere taal voorzien (Van Dale 5.0). Met andere woorden, de stemmen worden opnieuw ingesproken, maar deze keer in het Nederlands. Deze praktijk wordt ook in Nederland toegepast, en tot het einde van de jaren 90 werd vaak niet de moeite genomen om een Vlaamse versie op poten te zetten, en werd de versie van de Noorderburen gewoon overgenomen. En zelfs vandaag de dag worden tekenfilmseries, die overdag op televisie te zien zijn en specifiek voor kinderen gemaakt zijn, in Vlaanderen niet zelf nagesynchroniseerd; er wordt gekozen voor de Hollandse versie. In Nederland is de markt voor nasynchronisatie veel groter dan in België. Er zijn een aantal nasynchronisatiestudio s en er zijn heel wat stemacteurs die kunnen leven van hun job. In Vlaanderen is nasynchronisatiesector echter beperkt, en de reden daarvoor is tweeledig. Ten eerste is nasynchronisatie een heel duur proces gezien de beperkte afzetmarkt: er zijn immers minder Vlamingen dan Nederlanders. En ten tweede ziet men er vaak het nut niet van in om een eigen versie te maken, als iedereen in principe de Nederlandse versie kan begrijpen. Toch wordt sinds de eeuwwisseling voor de langspeelfilms steeds meer gekozen voor een eigen Vlaamse versie. Hierbij wordt de Britse film Chicken run (2000) vaak als mijlpaal genomen. Omdat in Vlaanderen zo weinig nagesynchroniseerd wordt, zijn stemacteurs zeldzaam. Over het algemeen wordt, net als in het Amerikaanse origineel, gekozen voor bekende personen. Dit hoeven niet per se acteurs te zijn; ook presentatoren, zangers, comedians en andere BV s worden vaak gevraagd hun stem te lenen. Deze worden natuurlijk niet lukraak gekozen, maar zijn het resultaat van een weloverwogen beslissing, waarbij vooral gekeken wordt naar het stemtimbre van de acteur. Daarnaast wordt er ook aan typecasting gedaan. Dit wil zeggen dat de stemacteurs gekozen worden net omdat ze zo goed bij een rol passen, wat vooral bij de oudere kijkers voor een komische noot zorgt. Zo koos men in Finding Nemo de gezette Sergio voor de rol van kogelvis 20. En voor de drie bevriende haaien werden Marc Uytterhoeven, Guy Mortier en Rob Vanoudenhoven 21 opgetrommeld. Vaak worden de acteurs net voor hun herkenbare taalvariëteit gekozen; zo mocht Julien Vrebos 22 al een aantal keer zijn Brusselse dialect de vrije loop laten. Imitatiedialecten komen dan ook weinig voor, aangezien op zoek wordt gegaan naar een acteur die de gevraagde taalvariëteit beheerst. 20 Vis die zichzelf opblaast als er gevaar dreigt en zo enkele malen groter wordt. 21 Het bekende trio uit Alles Kan Beter 22 Brussels regisseur en mediafiguur 42

45 Concreet gaat nasynchronisatie als volgt te werk: de stemacteurs krijgen een volledig uitgeschreven kopie van hun tekst en spreken hun eigen stem in onder leiding van een stemregisseur ((stem)regisseuse Fien Troch in De Morgen 25/08/2006). In Vlaanderen wordt voor de stemmenregie meestal een filmregisseur gevraagd, wiens taak het is ervoor te zorgen dat de stemmen verstaanbaar en aangenaam zijn. Deze stemregisseur heeft veel inspraak over welke taalvariëteiten aan bod komen; hij of zij moet het evenwicht zien te vinden tussen de humoristische factoren en de verstaanbaarheid Dialecten / regiolecten Zoals we al een aantal keer vermeldden, verschijnen de dialecten en regiolecten steeds minder vaak op de Vlaamse televisie. In de Vlaamse tekenfilms komen deze echter wel nog relatief veel voor. Zo was in bijvoorbeeld Chicken Run een heel gamma aan streektalen te horen, gaande van West-Vlaams over Gents tot Limburgs. Deze blijven echter beperkt tot de nevenpersonages; de hoofdpersonages spreken over het algemeen een tussentalige variant. Dit zorgt ervoor dat de verstaanbaarheid en de realistische portrettering niet in het gedrang komt, terwijl het komische effect van de streektalen toch aan bod komt. Kijkers nemen immers geen aanstoot aan een dialect dat maar een paar minuten of zelfs maar enkele seconden te horen is, terwijl velen waarschijnlijk wel zouden protesteren als ze anderhalf uur naar een zeer regionaal getinte taalvariëteit moeten luisteren. De voornaamste reden voor deze dialecten/regiolecten is natuurlijk dat ze een contrast vormen met de neutralere tussentaal, wat voor een komische noot zorgt. Ook De Ridder vermeldt dit in zijn scriptie en geeft een voorbeeld: In de tekenfilm The Lion King (1994) brengt de tegenstelling tussen de standaardtaal van de leeuwen en de tussentaal van Timon en Pumba het publiek eveneens aan het lachen. Er lijkt echter nog een andere reden te zijn voor de keuze van streektalen: men kan inspelen op de attitudes die zich bij de Vlamingen manifesteren. Met andere woorden, soms wordt er bij de keuze van de taalvariëteit rekening gehouden met het karakter of de portrettering van het oorspronkelijke personage. Met attitude, de wijze waarop men over iets of iemand denkt (Van Dale 5.0), bedoelen we hier eigenlijk de vooroordelen die de gemiddelde Vlaming zich vormt over zijn eigen taalgebruik en dat van anderen. Wanneer we iemand horen praten, vormen we ons namelijk een beeld van die persoon dat enkel gebaseerd is op zijn taalgebruik, ook als we deze persoon helemaal niet kennen. In 2007 bogen Impe en Speelman zich over dit verschijnsel. Ze 43

46 onderzochten welke invloed het gebruik van tussentaal, 'de taalvariëteit die in toenemende mate in Vlaanderen als informele spreektaal gehanteerd wordt' (Impe 2007 : 109), heeft op de attitudes van de mensen in Vlaanderen. Bovendien vroegen ze zich ook af of de dialectische achtergrond van de spreker ook een rol speelt; met andere woorden: ze onderzochten hoe de Vlaming aankijkt tegen streektalen. Ze vroegen aan de hand van geluidsfragmenten de mening van een driehonderdtal informanten. Door vragen als 'denk je dat de spreker te vertrouwen is?' of 'ben je van mening dat de spreker er knap uitziet?' (Impe 2007: 125) te stellen, werd er gepeild naar de attitudes ten opzichte van het taalgebruik. De informanten uit Limburg en West-Vlaanderen kregen, naast een standaardtalig fragment, fragmenten van Limburgs, West-Vlaams en Brabants getinte tussentalen te horen. Uiteindelijk bevestigden de resultaten de registerverdeling in het huidige taallandschap: de hoogste status was weggelegd voor de Vlaamse standaardtaal, maar de Vlaamse tussentaal werd als sociaal attractiever gezien: dé taalvariëteit bij uitstek om in een plezante maar niet serieuze context te worden gebruikt (2007 : 124). Maar ook op vlak van de regionale fragmenten werden een paar conclusies getrokken. Zo bleek dat het Brabants het meest sociaal aantrekkelijk en bekwaam werd gevonden, wat de Brabantse dominantie lijkt te bevestigen. Het West-Vlaams getinte fragment kwam daarentegen veel minder bekwaam over, maar daarentegen wel veel eerlijker. De Limburgse spreker scoorde goed op de bekwaamheidsschaal, maar was dan weer niet zo sociaal aantrekkelijk. De typecasting van dialecten wijst erop dat met deze attitudes rekening gehouden wordt bij het kiezen van de taalvariëteit van de personages in tekenfilms. Zo werd voor de kip Nele uit Chicken Run, die niet de snuggerste van de hoop was, gekozen voor een West-Vlaams regiolect. Een ander voorbeeld is de brave bekwame Limburgse tandarts uit Finding Nemo. En Timon en Pumba uit The Lion King gebruiken dan weer een overduidelijk Brabantse taal, wat bij hun sociale, vlotte imago past. 44

47 3 Methodologie In dit hoofdstuk bekijken we de methode die gebruikt is om de tussentaal in de tekenfilms te analyseren. Allereerst geven we een overzicht van het materiaal dat we hebben gebruikt. Vervolgens gaan we dieper in op de wijze waarop we met dit materiaal zijn omgesprongen. Dan volgt een lijst van alle tussentalige kenmerken die we onderzocht hebben, ten slotte gaan we nog even dieper in op de theoretische achtergrond rond code-switching, omdat dit in de analyse ook aan bod kwam. 3.1 Selectie van het materiaal Aangezien het onhaalbaar is het taalgebruik in alle tekenfilms die op de markt zijn, te analyseren, selecteerden we er enkele uit het overweldigende aanbod. We kozen voor films van Amerikaanse makelij, aangezien in Vlaanderen nauwelijks of geen tekenfilms gemaakt worden. Alle stemmen werden dus door middel van nasynchronisatie ingesproken. We zochten ook naar zeer recente films om het huidige taalgebruik zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Bovendien werden haast geen Vlaamse versies uitgebracht voor de eeuwwisseling. De oudste film dateert van 2002, de jongste van het einde van We geven een kort overzicht van de gekozen tekenfilms, opdat de analyses die volgen in hoofdstuk 4, verstaanbaar zijn: Finding Nemo: Dit is een film die in 2004 werd uitgebracht door maatschappij Disney, in samenwerking met Pixar. Het verhaal draait rond de clownvis Marlin, die zijn zoontje Nemo kwijtraakt wanneer die gevangen genomen wordt door duikers. Hij steekt de oceaan over om hem terug te vinden en wordt daarbij geholpen door Dory, een vis die problemen heeft met haar kortetermijngeheugen. Surf s up: In deze film trekt de pinguïn Cody van Antarctica naar Hawaï om deel te nemen aan een surfwedstrijd en zichzelf zo te bewijzen. Hij krijgt de hulp van een oude surflegende wanneer de dingen niet helemaal zo lopen als verwacht. De film dateert van 2007 en werd uitgebracht door Colombia Pictures. Up: Carl Frederickson is een gepensioneerde ballonnenverkoper die zijn jeugddroom wil waarmaken en met zijn huis, dat hij aan honderden ballonnen hangt, naar zijn droomplek vliegt. Hij krijgt op zijn missie echter gezelschap van verstekeling Russell, 45

48 een jonge padvinder die zich op zijn terras verstopt had. De film werd door Disney en Pixar uitgebracht in Monsters vs. Aliens: Wanneer de aarde aangevallen wordt door buitenaardse wezens, worden de monsters der aarde, die hier de rol van helden vertolken, opgetrommeld om de wereld te redden. Ook Susan, een gewone vrouw die door een meteoriet geraakt werd en daardoor enorm groot werd, moet helpen. Dreamworks Animation bracht de film in 2009 uit. Monsters en co.: In de fictieve monsterwereld die in deze film wordt opgeroepen, wordt elektriciteit uit het geschreeuw van mensenkinderen gehaald. Wanneer het menselijke meisje Boe in deze wereld verzeild raakt, moeten sympathieke monsters Mike en Sully haar zo snel mogelijk weer naar huis terugbrengen, voor iemand te weten komt dat ze ontsnapt is. Deze film werd gemaakt door Disney en Pixar en dateert van Het is de oudste film die geanalyseerd werd. Shrek 2: In dit vervolg van een andere film moet Shrek, een oger 23, zijn huwelijk met prinses Fiona zien te redden, wanneer ze af te rekenen krijgen met afkeurende ouders en een droomprins die zijn plaats wil innemen. Hij krijgt daarbij de hulp van zijn trouwe vriend Ezel. De film werd geproduceerd door Dreamworks en kwam uit in Shrek the Third: In dit vervolg op de film hierboven moet Shrek op zoek naar de troonopvolger van het koninkrijk, waarbij hij opnieuw vergezeld wordt van Ezel. Ondertussen wordt het thuisfront, waar prinses Fiona verkeert, aangevallen. Deze speelfilm komt eveneens uit de stal van Dreamworks en dateert van Rapunzel: Deze verfilming van het gelijknamige sprookje werd eind 2010 door Disney uitgebracht. In deze versie verstopt de charmante bandiet Flynn zich in een mysterieuze toren. Die is echter al bewoond door Rapunzel, een tienermeisje met een magische haardos. The Incredibles: Deze tekenfilm verscheen in 2003 en werd ook gemaakt door Disney en Pixar. Het verhaal draait rond een familie superhelden die ondergedoken leeft. Mr. Incredible, ook wel Bob genoemd, wil niets liever dan weer in actie komen. Wanneer 23 Een op de mens lijkend monster dat in een moeras leeft en het liefst niet lastiggevallen wil worden. 46

49 hij zich in de nesten werkt, is het aan zijn familie, en vooral zijn vrouw Helen, om hem te komen redden. Lilo en Stitch: Wanneer het ruimtewezen Stitch ontsnapt van zijn planeet, kom hij terecht bij het meisje Lilo, die behoefte heeft aan een vriend. Stitch moet uit de klauwen blijven van zijn achtervolgers terwijl hij zijn nieuwe familie bij elkaar probeert te houden. Lilo en Stitch komt uit de stal van Disney en werd in 2003 uitgebracht. 47

50 3.1.1 Overzicht personages De overgrote meerderheid van de personages in een tekenfilm hebben maar een kleine rol met zeer weinig tekst. Het heeft dus niet veel zin om het taalgebruik van alle figuren te analyseren wanneer er weinig materiaal voor handen is. We kozen er daarom voor om enkel de hoofdpersonages van de films te behandelen, van wie de rol wel groot genoeg was om een taalkundig onderzoek op uit te voeren. We probeerden daarbij ook, met het oog op het sociolinguïstisch onderzoek dat volgt in hoofdstuk 5, zowel mannelijke als vrouwelijke personages te selecteren. We zochten ook naar personages van verschillende leeftijden en van verschillende sociale klassen. Daarnaast streefden we ook naar een evenwicht tussen de menselijke personages en de dieren/monsters. Uiteindelijk selecteerden we de volgende 15 personages: geslacht leeftijd sociale klasse mens of dier/monster film ingesproken door Marlin M volwassene middenklasse dier Finding Nemo Stany Crets Dory V volwassene lage klasse? dier Finding Nemo Sien Eggers Lilo V kind middenklasse mens Lilo en Stitch Valerie Lybeert Cody M lage klasse? dier Surf's up Timo Descamps Mikey M volwassene middenklasse? monster Monsters en co. David Verbeeck Carl M bejaarde middenklasse mens Up Arnold Willems Russell M kind middenklasse mens Up Sam de Graef Flynn Rapunzel M V jongvolwassene jongvolwassene jongvolwassene Bob M volwassene Helen V volwassene lage klasse mens Rapunzel Jelle Cleymans hoge klasse mens Rapunzel middenklasse/ hoge klasse? middenklasse/ hoge klasse? Deborah De Ridder mens The Incredibles Wim Opbrouck mens The Incredibles Ann Reymen Shrek M volwassene lage klasse monster Shrek Lucas Van Den Eynde Ezel M volwassene lage klasse dier Shrek Gène Bervoets Fiona V volwassene hoge klasse mens/monster Shrek Vera Mann Susan V volwassene middenklasse mens Tabel 1: Lijst personages Monsters vs. Aliens Veerle Baetens 48

51 Zoals in de tabel te zien is, waren niet alle aspecten van alle personages bekend. De parameters waarvan we niet zeker zijn, of waarbij we twijfelden tussen twee mogelijkheden, werden aangeduid met een vraagteken. We behandelden ook de personages van de Shrekfilms niet apart, maar goten ze in één analyse. Dat was mogelijk doordat de stemmen van de personages in de twee films door dezelfde stemacteurs werden ingesproken. 3.2 Werkwijze Na de selectie van de personages konden we aan het transcriberen beginnen. Elk personage werd aandachtig beluisterd, we noteerden wat we hoorden. We behandelden enkel de hoofdpersonages; de stemmen van de tegenspelers waarmee ze converseren, werden niet getranscribeerd. In de analyses worden de gesprekspartners wel af en toe weergegeven om de situatie te verduidelijken. Niet alle geluiden die de personages uitten, werden getranscribeerd. Zo werden in films waarin gezang voorkwam, de liedjesteksten niet genoteerd, aangezien dit altijd in de standaardtaal gebeurde en er geen taalvariatie in voorkwam. In dat geval werd tussen haakjes en cursief het woord gezang weergegeven. Daarnaast lieten we ook alle aarzelingen ( euh, hmm ), kreten van verbazing, geschreeuw en gelach weg; dit beschouwen wij namelijk niet als een woord. Aangezien een tekenfilm vol actiescènes zit, kwam dit zeer regelmatig voor. Indien we deze geluiden wel hadden getranscribeerd, had dit een vertekend beeld gegeven bij het berekenen van de tussentaalpercentages. Tussenwerpsels als O, Eej, Hee, enzovoort werden wel getranscribeerd. Er waren ten slotte ook een aantal zaken die niet goed verstaanbaar waren. In dat geval werd dit als volgt aangeduid: ( ). Soms konden we ook niet goed verstaan of sommige klanken wel of niet werden uitgesproken; ze leken als het ware half ingeslikt. Wanneer dit voorkwam, gaven we deze klank weer tussen haakjes. We telden zulke gevallen echter niet mee in de analyses, aangezien de klank niet helemaal verdwenen is. We schreven dit toe aan het snelle spreektempo dat zo kenmerkend is voor tekenfilms. Uiteindelijk zagen de transcripties, die te vinden zijn in bijlage 1 er als volgt uit: Mikey: Niet te geloven. Ik was op tv! Ebt ge mij gezien? Zoveel talent! Hallo? Ik weet et! Ik was goed é? Eeft iedereen et gezien? Tis uw mama. Wa wilt ge, ik ben fotogeniek! Geloof me, dikzak, mij(n) smoel gaat ge nog veel op tv zien. 49

52 We moeten ook nog vermelden dat afwijkende uitspraken van klinkers, zoals die in de transcripties van De Ridder (2007) 24 voorkwamen, zo goed als afwezig waren bij de hoofdpersonages. Dit zorgde ervoor dat over het algemeen voor klinkers de juiste spelling gebruikt kon worden. We kozen er dan ook voor om voor vreemde woorden als cool en loser de originele spelling te bewaren. Nadat de transcripties klaar waren, werden alle tussentaalkenmerken in het vet aangeduid. De transcripties zagen er dan als volgt uit: Lilo: Jij loop hier altijd los, en toch slaap ik ier heel goed. Hee, wat toe je nu? Stop nu, Stitch! Stitch is een weesond die we geadopteerd ebbe, waar blijft de ohana? Het samenstellen van een lijst met tussentaalkenmerken is echter geen sinecure. In wat volgt, gaan we in op de kenmerken die we geanalyseerd hebben en de reden waarom we net deze gekozen hebben. 3.3 Kenmerken van tussentaal In hoofdstuk 1 werd al een keer vermeld dat vele taalwetenschappers het niet hebben over een tussentaal, maar over tussentalen. Deze taalvariëteit is immers niet duidelijk te bakenen in het Vlaamse taalcontinuüm. Er zijn echter een aantal personen die aan de tussentaal een aantal kenmerken toeschrijven. Zo deden Rys en Taeldeman (2007) al eens onderzoek naar de fonologische kenmerken van tussentaal. Taeldeman, die ervan overtuigd is dat de tussentaal zich steeds meer stabiliseert, ging een jaar later, in 2008, op zoek naar de grammaticale kenmerken. Er werd ook een lijst opgesteld door Geeraerts, Penne en Vanswegenoven (2000), die ze gebruikten bij hun onderzoek naar tussentaal in de Vlaamse soaps Thuis en Familie. Ook De Caluwe is ervan overtuigd dat de tussentaal typische kenmerken heeft, waar voldoende afwijkingen van de standaardtaal inzitten en voldoende afwijkingen t.o.v. dia/regiolect (2000 : 49). Al deze lijstjes verschillen echter van elkaar, zowel in lengte als qua inhoud. Dé lijst met kenmerken bestaat immers niet; de meeste taalwetenschappers benadrukken dan ook het feit dat hun lijst maar een poging is. 24 wemme daor viel doktoors veur afgelupen (De Ridder 2007 : 38) 50

53 Voor onze lijst hebben we ons gebaseerd op een aantal gelijkaardige onderzoeken die recent werden uitgevoerd. De Ridder (2007), die het taalgebruik in het humoristische programma In De Gloria analyseerde, vormde een uitgebreide lijst van kenmerken, die hij indeelde in fonologische, morfologische, lexicale en syntactische kenmerken. Hij gebruikte hiervoor een lijst die De Caluwe in 2006 opstelde 25. Hij paste de indeling van de kenmerken echter aan en voegde hier nog enkele aan toe. In 2010 voerde Carolien Saey een onderzoek uit naar het taalgebruik van enkele radiopresentatoren. Zij nam de lijst van De Ridder grotendeels over, maar paste ook nog een en ander aan. Wij baseren ons op de lijst van De Ridder, maar nemen enkele aanpassingen van Saey over Tussentaal of informele standaardtaal? Niet alle kenmerken die we zullen analyseren, zijn even typisch voor tussentaal. De Ridder (2007) benadrukt dat de grens tussen tussentaal en de informele spreektalige variant van de standaardtaal niet helemaal duidelijk te trekken is. Enkele kenmerken komen dan ook in beide taalvariëteiten vaak voor. Volgens De Ridder gaat het voornamelijk om fonologische kenmerken. De h-procope bijvoorbeeld wordt zowel in tussentaal als in informele standaardtaal opgemerkt. Hetzelfde geldt voor het wegvallen van de eind-schwa 26. Sommige fonologische kenmerken zijn wel typischer voor de tussentaal. Als een bepaald kenmerk ook voorkomt in de informele spreektaal, zullen we dit duidelijk vermelden. De morfologische kenmerken komen volgens De Ridder dan weer veel minder voor in de informele standaardtaal. Ze zijn namelijk afkomstig uit de dialecten en zijn dus ook veel duidelijker te onderscheiden van het Standaardnederlands, aangezien ze met deze meer contrasteren. De ge/gij-vorm wordt volgens De Ridder zelfs als hét kenmerk van tussentaal gezien: De ge/gij-vorm wordt vaak als hét kenmerk van tussentaal beschouwd, als een soort van sjibbolet. Wanneer we iemand deze vorm horen gebruiken, mogen we er vanuit gaan dat hij of zij tussentaal spreekt. [ ]De gij-vorm werkt eigenlijk als een soort dominosteentje. Wanneer deze steen valt, volgen er nog andere. Een spreker wil in zijn spreken immers consequent zijn en kiest daarom meestal voor vormen die uit hetzelfde stijlregister komen. (De Ridder 2007 : 46) 25 Hand-out bij de colleges (zie bijlage 2). Deze lijst werd ook gebruikt door Saman (2003), Walraet (2004) en De Laere (2006) 26 Alle kenmerken worden in. uitgewerkt. 51

54 Het lexicon is dan weer moeilijker te definiëren als tussentaal. Persoonsnamen op -er zijn duidelijk tussentaal, maar tussenwerpsels worden in alle taalregisters gebruikt. Veel van deze kenmerken zijn meer taalfouten dan echt typisch tussentalige kenmerken, vindt De Ridder. Door de ABN-acties, die vaak met een vermanend vingertje naar de bevolking wezen, heeft de gemiddelde Vlaming last van een onzekerheidsgevoel. Volgens De Caluwe (2000 : 54) heerst er angst om fouten te maken, wat het gebruik van taalpurismen, archaïsmen en hypercorrecties kan verklaren. De syntactische kenmerken deelde De Ridder in twee groepen in. De eerste groep bestaat uit kenmerken die zowel in de tussentaal als in de informele standaardtaal kunnen voorkomen. De tweede groep kenmerken is echter veel typischer voor de tussentaal. Wij hebben deze indeling behouden. In wat volgt, geven we een overzicht van alle kenmerken met een woordje uitleg erbij. We geven ook, waar mogelijk, een voorbeeld uit onze transcripties. Indien een kenmerk niet voorkwam in het corpus, werd een voorbeeld uit het corpus van De Ridder (2007) overgenomen Fonologische kenmerken 1. H-procope Een aangeblazen h- wordt in de tussentaal gemakkelijk weggelaten. Dit gebeurt voornamelijk als de h- in de anlaut staat, maar ook in het midden van een woord wordt ze af en toe achterwege gelaten. Dit kenmerk komt ook vaak voor in de informele spreektaal. Cody: IJ kwam naar Antarctica toen toen ik nog klein was. 2. Apocope en syncope bij functiewoorden en inhoudswoorden Bij functiewoorden wordt vaak de eindconsonant weggelaten. Ook bij functiewoorden wordt dit fenomeen echter opgemerkt. Cody: Wow, wa is da? 52

55 3. Apocope van eind-schwa als het volgende woord met een vocaal begint Als het volgende woord met een vocaal begint, kan de eind-schwa wegvallen. Dit komt vaak voor in combinatie met h-procope en komt ook vaak voor in de informele standaardtaal: Cody: Weete, g'ad et ier gistere moete zien. 4. Apocope auslaut-d in werkwoordstammen eindigend op /nd/ In werkwoorden als bijvoorbeeld vinden, branden, binden kan de -d waarop de stam eindigt, weggelaten worden in tussentaal: Cody: Da's gewoon een kwestie van respect, vin ik 5. Invoegen van verbindings -n tussen twee vocalen Om de uitspraak te vergemakkelijken, kan tussen twee vocalen een -n ingevoegd worden: Cody: Iedereen keek op naar em, respecteerden em, ield van em. 6. Progressieve i.p.v. regressieve assimilatie Wanneer een woord eindigt op een -t en het volgende woord begint met een d-, kan de d- onder invloed van de vorige -t ook een t- worden. Cody: Mijn uis, 't is dat taar, 7. Auslaut -t/-f wordt -d/-v voor vocalen Cody: dad is waar da ze de vis sortere. jonge, weete, geeft nooit op, vind uwe weg 53

56 8. Invoegen van klanken/lettergrepen Naast het weglaten van bepaalde letters/lettergrepen voegt men soms ook extra lettergrepen in. Meestal voegt men een vocaal in (bijvoorbeeld een e na een liquida en voor een nietcoronale consonant). Zo n vocaal noemt men een svarabhakti-vocaal. (De Ridder 2007 : 42) Carl: Zeg maar tege je baas daar dat jullie ons huis naar de maan helepe. 9. Der, derover Af en toe gebruikt men in tussentaal de vormen der of samenstellingen hiermee als derover in plaats van er. Carl: dan gerake wij der nooit Morfologische kenmerken 10. Verbuiging van de lidwoorden en telwoorden In tussentaal wordt vaak het lidwoordsysteem uit de dialecten gebruikt. De vormen den (bepaald mannelijk enk. voor vocaal, h, d of t), nen (onbepaald mnl. enk. voor vocaal, h, d of t) en e (onbepaald, onzijdig voor vocaal of h) komen niet meer voor in de standaardtaal (Goossens 2000 : 9-10). Ook telwoorden als ene en gene kunnen verbogen worden Cody: was er al direct den eerste surfer. 11. Verbuiging van de bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden Ook de verbuiging van de bezittelijke en de aanwijzende voornaamwoorden is een kenmerk dat uit de dialecten afkomstig is (Goossens 2000 : 10). Cody: en ik wil dienen droom nie opgeve 54

57 12. Afwijkend gebruik van persoonlijke voornaamwoorden De ge/gij-vorm (uit het paradigma ge-u-uw) is in tussentaal ongetwijfeld de meest voorkomende afwijking van de persoonlijke voornaamwoorden. Deze vorm komt oorspronkelijk uit het Brabantse dialect maar verspreidde zich in een sneltempo en verwierf een belangrijke plaats in de tussentaal van Oost- en West-Vlaanderen. Zelfs in de Limburgse tussentaal nam men de vorm over. Andere afwijkende persoonlijke voornaamwoorden zoals em, zulle en (w)ulle komen minder frequent voor. (De Ridder 2007 : 42) Cody: ge zie maar. Voelt ge t nu al? 13. Afwijkende bezittelijke voornaamwoorden Ik em under kleren gewassen. (voorbeeld De Ridder 2007) 14. Afwijkende verbuiging adjectieven In tussentaal krijgen sommige adjectieven, die normaal geen uitgang hebben, toch een uitgang op -(e)n. (bij mannelijke substantieven, voor een klinker, h, t, of b). Andere adjectieven die wel een uitgang -e nodig hebben, krijgen er dan weer geen (bij onzijdige substantieven in het enkelvoud, na een bepaald lidwoord of voornaamwoord) (Goossens 2000 : 9 & 10). Ezel: o, Mexicaansen boef 15. Diminuering van substantieven met -ke, -eke, -ske Deze diminutiefvormen zijn uit het dialect afkomstig. Cody: Is da t entige lieke da gij kent? 16. Dimunuering van bijwoorden met -(e)ke(s) Dit kenmerk kwam uitsluitend voor in het bijwoord efkes : Cody: Okee, laat ons efkes doen alsof. 55

58 17. Clitische vormen van persoonlijke voornaamwoorden In tussentaal (en spreektaal) nemen de persoonlijke voornaamwoorden vaak de vorm aan van clitica. Dat zijn woorden die samen met hun voorafgaande woord (meestal een werkwoord) een geheel gaan vormen. (De Ridder 2007 : 43) Cody: Mijn uis, 't is da taar, ziede, da me die surfplanke. 18. Afwijkende meervouden Kinderen kunnen zich lelijk kwetsen aan die uiteindes (Voorbeeld De Ridder 2007). 19. Afwijkende werkwoordsvormen Soms komen er in tussentaal werkwoordsvormen voor die normaal niet mogelijk zijn. Wij verstaan hieronder de toevoeging van een -n in de 1 ste persoon enkelvoud en het weglaten van de eind -t in de 2 de en 3 de persoon enkelvoud. Daarnaast hebben we hier ook werkwoorden waarbij de -d vervangen werd door een -w hiertoe gerekend. Cody: O wow, moede zien. Ik zien elfkes, overal! Susan: Okee, onthouw et! 20. Imperatief + -t In de gebiedende wijs kan in de tussentaal een -t aan de stam worden toegevoegd: Cody: Komaan, Glen, stopt ermee, gast. 21. Afwijkend formeel paradigma van het werkwoord zijn In tussentaal gebruikt men voor de imperatief van het werkwoord zijn vaak de vormen zij en zijt in plaats van wees. Voor de 1 ste persoon enkelvoud gebruikt men (vooral in het Antwerpse) soms de vorm zijn in plaats van ben. (De Ridder 2007 : 44) Cody: Ik ben Lani, gij zij mij. 56

59 3.3.4 Lexicale kenmerken 22. Onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen Sommige woorden en constructies hebben een andere vorm in de tussentaal. In bijlage 3 zit een lijst met alle onomasiologische alternatieven die voorkwamen bij de personages. Cody: Waarom? Dad is plezant! 23. Hypercorrecties Wanneer een spreker onzeker is, kan hij een juiste vorm gaan verbeteren. Het resultaat is een hypercorrectie. Deze kwamen echter niet voor in de transcripties. Hij is al een kwartuur te laat. (voorbeeld De Ridder 2007) 24. Persoonsnamen op -er Ook dit kenmerk kwam niet voor in ons corpus. We geven opnieuw een voorbeeld van De Ridder (2007): In verkiezingstijd zijn de politiekers tot alles bereid. 25. Gebruik van het aanwijzend voornaamwoord zo n in plaats van zulke In de standaardtaal gebruiken we het aanwijzende voornaamwoord zo n enkel bij substantieven in het enkelvoud die een onbepaald lidwoord kunnen hebben. In tussentaal wordt zo n ook in alle andere gevallen gebruikt. (De Ridder 2007 : 46) en dan kregen wij zo n platte munten (voorbeeld De Ridder 2007). 26. Gebruik van vanals in plaats van het voegwoord zodra Vanals dat em binnenkwam werd het muisstil (voorbeeld De Ridder 2007). 57

60 27. Fout tegen het enkelvoud/meervoud bij tijdsaanduidingen De baby is 6 maand oud (voorbeeld De Ridder 2007). 28. Tussenwerpsels Een tussenwerpsel wordt in de Van Dale (5.0) gedefinieerd als een van de woordsoorten, een op zichzelf staande uiting (althans geen grammatisch zinsdeel uitmakende), meestal ter nabootsing van geluiden, of als gevoelsuiting, ook als waarschuwingskreet enzovoort. Aangezien tussenwerpsels als ja, nee, voila enzovoort ook vaak in de informele standaardtaal voorkomen, behandelen we niet alle tussenwerpsels. We beperken ons, net zoals Saey (2010) tot alee en awel. Deze zijn namelijk typisch tussentalig. Cody: Awel ja, ze, onnozelaar, kijk! 29. Archaïsmen Wanneer sommige Vlamingen standaardtaal proberen te spreken, grijpen ze vaak terug naar oudere, archaïsche taalvormen en constructies. (De Ridder 2007 : 46) Ezel: ik oor u eel gaarne bezig, Lilianne. 30. Engelse woorden Het gebruik van Engels jargon werd ook door Auman (2009) geanalyseerd in haar scriptie. Ook wij zullen dit kenmerk bekijken. Cody: 'T is grappig, da'k nu zo ne loser ben Syntactische kenmerken (1): De volgende syntactische kenmerken werden apart geklasseerd omdat ze volgens De Ridder niet typisch tussentalig zijn. Ze komen namelijk ook geregeld in de informele standaardtaal voor. 58

61 31. Consecutieve en finale dat-zinnen In tussentaal kunnen de finale voegwoorden opdat, doordat en zodat verkort worden tot dat. Eet eerst wa voorda je traint, dat je niet flauwvalt. (Voorbeeld De Ridder 2007) 32. Redundant/expletief en versterkend gebruik van dat bij vgw en vnw Hoewel hij meestal overbodig is, gebruikt men bij voegwoorden en voornaamwoorden in tussentaal vaak de vorm dat. (De Ridder 2007 : 48) Cody: Zo n beeld van wie da ge ga worde, 33. Hulpwerkwoord moeten in hypothetische zinnen Moesten der mensen zin die deze situose erkennen. (Voorbeeld De Ridder 2007) 34. Voorzetsels in plaats van achterzetsels Ze liep al wenend van de trap. [de trap af] (Voorbeeld De Ridder 2007) 35. Doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep De werkwoordelijke eindgroep is de groep met onvervoegde werkwoordsvormen aan het eind van de zin. Deze wordt normaal gezien onder geen enkel beding onderbroken. In de tussentaal kan dit echter wel gebeuren: die graag de stoep zouden willen proper houden. (Voorbeeld De Ridder 2007) 36. Geen -s bij adjectieven na iets, veel Cody: Iemand iet drinke? 59

62 37. Beknopte bijzin + te-infinitief ingeleid door voor/van in plaats van om In tussentaal worden beknopte bijzinnen vaak ingeleid door voor of van in de plaats van het standaardtalige om (Saey 2010 : 41). En euh een uurken ongeveer voor t ontwikkelen. (Voorbeeld De Ridder 2007) 38. Werkwoorden zonder te We zijn al beginnen eten [te eten]. (Voorbeeld De Ridder 2007) 39. Afwijkend gebruik van gaan Het hulpwerkwoord gaan (in een toekomstige betekenis) wordt in tussentaal vaak gecombineerd met de werkwoorden gaan, hebben, zijn of een modaal hulpwerkwoord als verbaal complement. (De Ridder 2007 : 49). De kleine zou zich wel es ongewenst kunnen gaan voelen. (Voorbeeld De Ridder 2007) Syntactische kenmerken (2) De volgende syntactische kenmerken worden, in tegenstelling tot de vorige, wel als typisch tussentalig opgevat. 40. Gebruik van lidwoorden bij persoonsnamen IJ zit goed de Luc. (Voorbeeld De Ridder 2007) 41. Subjectsreduplicatie In de tussentaal wordt soms het onderwerp van de zin herhaald. Dit kan zowel in zijn volle vorm als in een clitische vorm. Cody: Gast, kijk waar da kik sta! 60

63 42. Presentatief t in plaats van er In de standaardtaal gebruikt men vaak de presentatieve er-constructie. Ze creëert in de zin een abstract situatiekader waarbinnen nieuwe informatie geïntroduceerd of gepresenteerd kan worden. In tussentaal gebruikt men vaak een presentatieve t in plaats van het presentatieve er. (De Ridder 2007 : 50) T was eens een heel mooie prinses en (Voorbeeld De Ridder 2007) 43. Afwijkend gebruik van de betrekkelijke voornaamwoorden die en dat Nè is er dus een bobijn in eur dat dus nè afgewikkeld (Voorbeeld De Ridder 2007) 44. Redundant gebruik van geworden/geweest in passieve zinnen Hij is toen veroordeeld geweest geworden voor moord. (Voorbeeld De Ridder 2007) 45. Dubbele negatie In de tussentaal komen vaak twee negatie-elementen verkeerdelijk naast elkaar voor, die dan samen als één element fungeren. Lilo: En vandaag hadde we geen plattekaas nie meer. 46. Afwijkend gebruik van voornaamwoorden In tussentaal wordt vaak dat/die gebruikt in plaats van de betrekkelijke voornaamwoorden wie, waar, waarvan, waaraan Ten behoeve van al die uitkijkt naar een gezellig avondje (Voorbeeld De Ridder 2007). 47. Gebruik van het congruerend voegwoord De voegwoorden dat en als congrueren in tussentaal soms met het onderwerp van de zin. Nou moete es komen zien se, wa dan z ier (Voorbeeld De Ridder 2007). 61

64 48. Als in afhankelijke vragen In tussentaal gebruikt men in afhankelijke vragen vaak als in plaats van of. Ik weet niet als je nog iets wilt weten (Voorbeeld De Ridder 2007) 49. Rechtse plaatsing van het negatiepartikel niet Soms staat de negator in tussentaal niet voor het zinsdeel. Soms plaatst men het rechts van het zinsdeel. Zo lijkt het alsof de hele zin ontkend wordt (Lebbe 1996 : 123). Hij is maandag naar de repetitie niet geweest. (Voorbeeld De Ridder 2007) 50. Afwijkende voegwoordconstructies van vergelijking Bob: Just gelijk als vroeger 51. Als als voegwoord van tijd Het voegwoord als wordt normaal gezien enkel gebruikt als voegwoord van tijd wanneer het om een herhaalde werking gaat. In andere gevallen moet normaal gezien toen gebruikt worden. In de tussentaal wordt deze regel echter vaak genegeerd (Lebbe 1996 : 55). Als ge s anderdaags hoorde hoe da dier alles (Voorbeeld De Ridder 2007) 62

65 3.4 Code-Switching Toen we de personages transcribeerden, merkten we dat ze niet in de hele film evenveel tussentaalkenmerken gebruikten. Af en toe gingen ze meer of net minder tussentalig spreken. Met andere woorden, de personages wisselden bij momenten van taalvariëteit. Dit fenomeen heet code-switching. In wat volgt, gaan we even dieper in op wat code-switching is, en overlopen we de redenen waarom de personages veranderingen aanbrengen in hun taalgebruik Definitie Giesbers (1989: 1) definieert code-switching (of codewisseling) als het door eenzelfde persoon afwisselend gebruiken van twee of meer talen en/of taalvariëteiten binnen één communicatieve situatie. Een taalgebruiker beheerst dus met andere woorden niet één, maar wel verschillende codes en heeft bijgevolg de mogelijkheid om in bepaalde situaties van de ene naar de andere code over te schakelen, verwoordt Saey (2010 : 54) het in haar scriptie. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen intertalige en intratalige code-switching. Wanneer intertalige code-switching wordt toegepast, wisselt de spreker tussen twee verschillende talen. Dit werd onderzocht door onder andere Wardhaugh (2000), die constateerde dat bij twee- of meertalige sprekers de verschillende talen elk hun eigen functie hebben. Ze worden dus niet zomaar door elkaar gebruikt. Intertalige code-switching behandelt echter de verhouding tussen verschillende variëteiten binnen eenzelfde taal. Hoewel het Vlaamse taalcontinuüm zich hier uitstekend toe leent, is onderzoek hiernaar beperkt. Volgens Jaspers (2001) is dit helemaal niet verwonderlijk en moet de reden gezocht worden bij de stigma s die de onzuivere taalvariëteiten opgekleefd kregen. Het is niet verwonderlijk dat het code-wisselen of code-mixen dat zo n repertoire meebrengt, geen topos is in het tussentaal-discours, omdat het gebruik van verschillende codes binnen een formele of informele situatie onzuiver is wanneer men die formele en informele situaties al heeft bedacht met één taalvariant die zuiver moet blijven. (Jaspers 2001: ) Verder onderscheidt men ook situationele code-switching van metaforische (of intrasituationele) code-switching. Bij situationele code-switching hangt het taalgebruik enkel af van de situatie (Giesbers 1989: 3). Zo wordt in Vlaanderen in informele situaties over het algemeen gekozen voor tussentaal, terwijl in formele situaties naar de standaardtaal wordt 63

66 gegrepen. Bij metaforische code-switching wordt er echter van taalvariëteit gewisseld omdat de situatie geherdefinieerd wordt. Het gaat niet om de situatie, maar om het gevoel dat de spreker over de situatie heeft (Wardhaugh 2006 : 104). De Ridder geeft het volgende voorbeeld: Wanneer je voorgesteld wordt aan een groepje onbekende mensen, gebruik je bij het eerste contact meestal standaardtaal. Je kent de mensen niet en je start het gesprek dus op een formele manier. Maar naargelang je deze mensen beter leert kennen, raak je meer op je gemak. Je herdefinieert de situatie van formeel naar informeel en schakelt over op tussentaal. (De Ridder 2007 : 74) Hier moet nog opgemerkt worden dat code-switching niet enkel plaatsvindt tussen aparte zinnen. Turrell (2004 : 407) merkt op dat je ook binnen één zin tussen twee codes kan switchen, door bijvoorbeeld een dialectwoord in een standaardtalige zin te plaatsen Redenen voor code-switching We vermeldden al even dat code-switching niet in het wilde weg gebeurt, maar dat dit beïnvloed wordt door bepaalde omstandigheden. Hieronder geven we een overzicht van de oorzaken die in de vakliteratuur aan code-switching gekoppeld worden, zodat we tijdens de analyses kunnen nagaan of deze van toepassing zijn voor tekenfilms. Voor dit overzicht nemen we de indeling van Saey (2010) over, die volgens ons de verschillende oorzaken zeer duidelijk uitwerkte. 1. Situationele codewisseling Een eerste belangrijke reden waarom sommige sprekers overschakelen naar een andere taalvariëteit, is omdat ze hun taalgebruik willen aanpassen aan de aard van de situatie, (Saey 2010 : 57). Zoals we al eens vermeldden, hangt in Vlaanderen veel af van de informaliteit of de formaliteit van de situatie. Deze wordt ten eerste zeer sterk beïnvloed door het gespreksonderwerp. Serieuze en zware gespreksonderwerp zullen ervoor zorgen dat de taalvariëteit richting de standaardtaal opschuift, terwijl luchtige onderwerpen meer tussentalig zullen zijn. Maar daarnaast wordt de (in)formaliteit beïnvloed door de gesprekspartner van de spreker. Wanneer de gesprekspartner een andere taalvariëteit spreekt dan de spreker, moet deze een keuze maken tussen twee opties. Ten eerste kan hij ervoor kiezen om zich aan te passen aan de taalvariëteit van zijn medemens en dus dezelfde taal te gebruiken. Dit fenomeen definiëren Giles en Smith (1979) als talige accommodatie. Ze menen dat deze optie het 64

67 vaakst gekozen wordt. Met andere woorden, sprekers zullen hun taalgebruik zoveel mogelijk aanpassen aan hun gesprekspartners. Soms wordt echter voor een andere oplossing gekozen. Een spreker kan ook weigeren om zich aan te passen en doelbewust voor een andere taalvariëteit kiezen. Giles en Smith noemen dit divergentie. Op die manier distantieert de spreker zich van zijn toehoorder en vergroot de sociale afstand (Giles & Smith in Bell 1984: 162). Dit fenomeen hangt nauw samen met profilering. Hiermee wordt verwezen naar de persoonlijke identiteit van de spreker, die hij tot uiting kan brengen aan de hand van een doelbewuste keuze voor een taalvariëteit. Met andere woorden, hier ligt de nadruk niet op de sociale activiteit, maar op de persoonlijke activiteit van de spreker (Wardhaugh 2006 : 112). 2. Emotionele codewisseling Niet alleen de gesprekspartner speelt een rol, codewisseling ondervindt ook invloed van de emoties van de spreker. Wanneer deze triest, opgewonden, boos of teleurgesteld is, kan hij onbewust overschakelen op een andere taalvariëteit. Malik onderzocht deze vorm van codewisseling bij meertalige gemeenschappen, en ondervond dat spreker sneller geneigd zijn om van taal te wisselen als ze tired, lazy or angry zijn (Malik 1994: 16). De sociolinguïst Bell merkte daarnaast op dat sprekers in dit geval over het algemeen zullen overschakelen naar de taalvariëteit waarmee ze het meest vertrouwd zijn. Een Vlaming zal dus meestal naar de tussentaal/streektaal overschakelen: The style which is most regular in its structure and in its relation to the history of the language is the vernacular, that relaxed, spoken style in which the least conscious attention will be paid to speech (Bell in Wardhaugh 2006 : 19). 3. Narratieve of tekstuele codewisseling Ook kan codewisseling een verandering in het discourstype als oorzaak hebben. Saey omschrijft het als volgt: Een wijziging in de spreekstijl of het overgaan naar een andere tekstsoort kan de afstand tussen de betrokken personen immers vergroten of verkleinen, wat vaak een verandering in het taalgebruik teweegbrengt, (2010 : 69). Giesbers (1989: 29) onderscheidt hier drie verschillende types van tekstuele codewisseling. Ten eerste schakelen sprekers vaak over naar een andere taalvariëteit wanneer ze iemand anders imiteren, parafraseren of citeren. Zo wordt duidelijk aangegeven dat er een afstand is tussen de spreker en de persoon waarover hij praat. Barredo (1997: 536) meent dat dit voor een levendig en 65

68 realistisch discours zorgt. Ten tweede past een spreker vaak zijn taalgebruik aan wanneer hij zichzelf onderbreekt, wat nauw samenhangt met de derde soort van tekstuele code-switching: een spreker kan van code wisselen wanneer hij van discourstype verandert. Saey geeft het onderzoek van McClure (1977: 24) als voorbeeld. Deze stelde vast dat Mexicaans- Amerikaanse kinderen van taalvariëteit kunnen wisselen wanneer ze uitweiden over iets dat niet tot de kern van het verhaal behoort. 4. Humoristisch effect Ten slotte kan een spreker ook doelbewust van taalvariëteit wisselen om andere mensen aan het lachen te brengen. Verscheidene onderzoeken, waaronder bijvoorbeeld Ying (1995: 22), hebben immers aangetoond dat het switchen naar een informeler taalgebruik een komisch effect teweegbrengt. De Ridder (2007 : 88 89) brengt dit in verband met de attitudes die de gemiddelde Vlaming ten opzichte van de verschillende taalvariëteiten gevormd heeft. Uit attitudeonderzoek blijkt dat de Vlamingen veel meer positieve eigenschappen aan de standaardtaal toekennen dan aan de dialecten. Ze vinden de standaardtaal beter te verstaan, beschaafder, rijker en zelfs mooier. Alleen qua gezelligheid haalt het dialect het van de standaardtaal. Wij trekken deze bevindingen naar de tussentaal door en vermoeden daarenboven dat de gemiddelde Vlaming de dialecten en de tussentaal niet alleen gezelliger maar ook grappiger vindt dan de standaardtaal. (De Ridder 88 89) We moeten hier nog even benadrukken dat al deze oorzaken niet zo duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Ze hangen nauw met elkaar samen en kunnen ook samen voorkomen. Zo kan een spreker die iemand anders imiteert, daarbij ook bewust kiezen om zijn toehoorders aan het lachen te brengen. Dit overzicht vormt een theoretisch kader dat ons helpt bij de analyses, maar is in de praktijk niet altijd even gemakkelijk toe te passen. 66

69 4 Analyses In hoofdstuk 3 werd uitgelegd welke tussentaalkenmerken we geanalyseerd hebben, en welke theorie er achter codewisseling schuilt. In wat volgt, analyseren we elk personage apart, waarbij we telkens eerst een kort overzicht geven van de gegevens die bekend zijn. We gaan na hoe tussentalig ze spreken en welke kenmerken veel of weinig voorkomen. Daarnaast bekijken we ook of de personages aan code-switching doen, en wat de oorzaak hiervoor is. We gaan echter eerst even in op de werkwijze die we gebruikt hebben voor het berekenen van de tussentaalpercentages. 4.1 Werkwijze Bij de analyses gingen we voor elk kenmerk na hoeveel keer het voorkwam in de tekst. We overliepen elke transcriptie nauwkeurig en duidden de tussentaalkenmerken aan in het vet. Vervolgens telden we de aantallen op en noteerden deze in een tabel (zie bijlage 4). Omdat echter niet alle personages een even groot aandeel hadden in de tekenfilms, werden ook de tussentaalpercentages berekend. Hierbij werd het aantal maal dat een kenmerk voorkwam, gedeeld door het aantal woorden dat een personage uitsprak gedurende de hele transcriptie. Daarna werd dit getal vermenigvuldigd met 100 om zo een percentage te bekomen. We geven een voorbeeldje: De transcriptie van het personage Shrek gaf in totaal 155 keer blijk van de h-procope, en uitte in totaal 3061 woorden: (155 : 3061). 100 = 5,06 % Al deze gegevens werden eveneens in de tabel weergegeven (zie bijlage 4). Vervolgens werden alle percentages samengeteld om een totaalpercentage te berekenen. De totaalcijfers staan helemaal onderaan in de tabel. We hebben er niet voor gekozen om de relatieve cijfers 27 te berekenen, hoewel dit verklarend kan zijn. De reden hiervoor was tweeledig. Ten eerste is het haast onbegonnen werk om voor elk van de kenmerken na te gaan in welk geval ze hadden kunnen voorkomen. Sommige van deze zijn immers ook situationeel of pragmatisch bepaald. En daarnaast leek het ons interessanter om na te gaan wanneer en waarom de personages tussentaal gebruiken. 27 Berekenen van de verhouding tussen de tussentalige kenmerken en haar standaardtalige alternatieven 67

70 4.2 Analyse van de personages Analyse Marlin Algemeen Marlin is een overbeschermende, nerveuze clownvis die zijn zoon Nemo kwijtraakt wanneer deze opgevist wordt door duikers. Hij steekt vervolgens de hele oceaan over op zoek naar hem, waarbij hij de hulp krijgt van Dory en een heleboel andere zeewezens. Doorheen de film leert M arlin hoe hij zijn zoon moet vertrouwen en loslaten. De stem van Marlin werd vertolkt door de acteur en regisseur Stany Crets Analyse Wanneer we het totaalpercentage tussentaalkenmerken berekenen voor Marlin, komen we uit bij 14,35%, wat hem zesde maakt op de rangschikking van de personages met de meeste tussentaalkenmerken. Vooral de fonologische zijn sterk vertegenwoordigd. Wat opvalt, is dat vooral het aandeel van de h-procope en de apocope/syncope van functiewoorden zo hoog ligt. Samen zijn deze kenmerken goed voor ongeveer 80 % van het totale aantal attestaties. Daarnaast zijn ook de morfologische kenmerken duidelijk aanwezig, wat maakt dat we het taalgebruik van Marlin duidelijk in de categorie van tussentaal kunnen indelen. Er komen ook een vijftal onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen voor (waaronder plezant, laat mij gerust, precies ). Er werd echter geen enkel syntactisch kenmerk opgemerkt. De emoties van Marlin blijken veel invloed te hebben op zijn taalgebruik. Zo komen de tussentaalkenmerken extra duidelijk naar voor wanneer hij kwaad wordt of zich ergert. In het volgende voorbeeld beseft hij dat hij verdwaald is: Marlin: Dory: Marlin: Wacht, wacht, da water komt mij wel eel bekend voor, da wilt zegge da we da water al is gezien ebbe en da we in rondjes draaie en dus nie recht vooruit gaan. We moete naar bove, komaan, we zoeken et daar wel uit, komaan! Dan vrage we toch gewoon de weg aan iemand? Slim, en aan wie ga j'et vrage? 'T water? Der is niemand ier! Ook in het volgende voorbeeld schakelt Marlin over naar een tussentaligere variant wanneer hij vreest dat zijn zoon gewond is: 68

71 Marlin: Nemo, niks doen, ge gaat er nooit zelf uitgerake, laat mij maar. Okee, ben je gescheurd? Heb je een barst? Soms ka(n)je die barst nie voele omdat je in 't stromend water zit, dus eb j'een barst? Be(n)je duizelig? Oeveel strepe eb ik dan? Hij wisselt ook eens van code wanneer hij een zeepaardje met een Brussels accent gaat imiteren. Dit is het enige moment waarop afwijkende klinkers te horen zijn. Dit zorgt natuurlijk ook voor een komisch effect: Marlin: Kalmeir dan toch, kalmeir dan toch kalmeir dan zelf, zieknol! Hij spreekt ook twee maal het woord gast uit als hast wanneer hij het West-Vlaamse accent van een schildpad imiteert. Marlin schakelt haast nooit over naar een standaardtalige variant. We merkten wel op dat hij beter op zijn taal let wanneer hij tegen kinderen praat. Zo doet hij zijn zoon de volgende belofte: Marlin: Ik beloof dat er nooit iets met je zal gebeure, Nemo. Hier gebruikt hij de je-vorm, terwijl hij normaal de ge/gij-vorm gebruikt. Ook wanneer hij zijn verhaal vertelt aan een aantal babyschildpadjes, lijkt hij meer tussentaalkenmerken achterwege te laten. Enkel de h-procope blijft hier nog over. Marlin: In elk geval, ij zwom in et diep naar die boot. En toen ij daar was, kwame die duikers opeens. En ik wou ze wel stoppe, maar die boot was te vlug. Dus zwomme wij de oceaan in om em te volge. De enige andere keer waarop hij zijn taal beter verzorgt, is wanneer hij Dory probeert gerust te stellen als die gestoken wordt door een kwal: Marlin: Valt wel mee, je redt et wel, en nu nie meer vergete, okee? En je raakt die kwalle niet meer aan, gelukkig was et dit keer zo een klein kwalletje. In het algemeen kunnen we het taalgebruik van Marlin echter als tussentaal definiëren. 69

72 4.2.2 Analyse Dory Algemeen Dory is een blauw visje dat problemen heeft met haar kortetermijngeheugen. Ze komt Marlin tegen en helpt hem om zijn zoon terug te vinden. Ze zorgt voor een komisch evenwicht tegen de zwartkijkermentaliteit van Marlin. Haar personage blijft die rol spelen doorheen de hele film en ontwikkelt zich eigenlijk niet. Om deze redenen plaatsen we haar onder de noemer komische sidekick, een term die we nog een aantal maal zullen gebruiken. Hiermee bedoelen we een personage dat de gezel vormt van een hoofdpersonage dat zich wel ontwikkelt. Zo vormt Dory een tegenpool tegen de emotionele ontwikkelingen van het hoofdpersonage Marlin. De stem werd ingesproken door de actrice en comédienne Sien Eggers Analyse Dory is met een tussentaalpercentage van 18,02% bij de meest tussentalige percentages te rekenen. De fonologische en morfologische kenmerken zijn goed vertegenwoordigd, en we vonden vooral een groot aantal attestaties van de h-procope en de apocope/syncope van functiewoorden. Deze twee kenmerken zijn samen goed voor meer dan 12% van het totaalcijfers. Daarnaast komen er een aantal onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen voor ( weeral, bangelijk, amai ) en redelijk veel Engelse woorden ( relax, alrighty ). Ze is ook een van de weinige personages die de tussenwerpsels alee en awel meer dan één keer gebruikt. We vonden echter maar één attestatie van de subjectsreduplicatie, en dit is dan ook het enige syntactische kenmerk dat voorkomt. Wat verder zo opvallend is in de transcriptie van Dory, is dat code-switching zo goed als afwezig is in haar taalgebruik. Over het algemeen gebruikt ze consequent dezelfde tussentaalkenmerken. We geven een voorbeeldje, waarin Dory de aandacht van een walvis tracht te trekken: Dory: Marlin: Dory: Hee, klein bazeke. Hallo! Zijd es wa vriendelijk, zegt tag. Dag Zijn zoon, Bingo Nemo is meegenome naar Sydney, ja, en et is eel erg, heel erg belangrijk da we daar zo vlug mogelijk gerake. Kund u ons elepe? Komaan, klein bazeke, komaan! 70

73 We vonden maar een enkel geval van een (lichte) codewisseling. Op het moment dat Marlin haar wil achterlaten, vertelt Dory hem triest dat ze dit niet wil. Haar taalgebruik schuift op dat moment dichter naar de standaardtaal toe en wordt dus beïnvloed door haar emotie: Dory: Als je weggaat, als je weggaat... Ik herinner me alles door jou. Echt waar, P sherman, 42 Ik weet et echt wel, echt waar, ik weet et zeker omdat Als ik naar jou kijk, dan voel ik et aan en dan kijk ik naar jou en dan ben ik thuis. Op dit moment komt enkel nog de h-procope voor, die ze sowieso bijna nooit aanblaast. Het gebrek aan codewisseling in haar taalgebruik kunnen we verklaren door de rol van komische sidekick die ze heeft in de film. De enige taak van het personage is immers de kijkers aan het lachen brengen, en haar taalgebruik is daar duidelijk op afgestemd. Dit lijkt de hypothese van De Ridder (2007) dat het taalgebruik in humorprogramma s afgestemd is op de attitudes die de Vlamingen over de tussentaal hebben, te ondersteunen Analyse Lilo Algemeen Lilo is een eenzaam klein meisje dat net haar ouders verloren heeft en opgevoed wordt door haar zus Nanny. Ze heeft een beetje een apart karakter en wordt niet goed begrepen door haar omgeving. Ze adopteert het agressieve ruimtewezen Stitch, waarvan ze denkt dat het een hond is. Ze weet hem langzaamaan te bekeren tot een familielid. Het meisje werd in Vlaanderen vertolkt door Valerie Lybeert, die niet bekend is Analyse Het totale tussentaalpercentage van Lilo bedraagt 8,65%, wat niet zo heel veel is in vergelijking met de andere personages. Net zoals bij de andere personages bestaat het overgrote merendeel van de attestaties uit h-procopes en apocopes/syncopes van functie- en inhoudswoorden. Er werd maar één syntactisch kenmerk opgemerkt: een dubbele negatie. Daarnaast waren ook de lexicale kenmerken zeldzaam. Lilo gebruikt twee onomasiologische alternatieven en een enkel Engels woord. Dit gebeurt wanneer ze het over Elvis heeft: Lilo: Wil je naar de king luistere? Jij lijkt me wel een elvisfan! De semantische betekenis achter dit woord is echter moeilijk te vertalen, wat waarschijnlijk de enige reden waarom het voorkomt. 71

74 Er werden wel een aantal gevallen van codewisselingen opgemerkt. Wanneer Lilo iemand citeert of imiteert, valt er geen enkel tussentalig kenmerk meer te bemerken. In het volgende voorbeeld citeert ze de woorden van haar zus tegen de maatschappelijke assistent: Lilo: Ik pas me aan, ik eet vier soorten voeding. Ik kijk links en rechts als ik moet oversteken. Ik slaap veel. En ik word vaak gestraft Ook wanneer ze haar vader citeert, worden alle woorden correct uitgesproken: Lilo: Papa zei: ohana betekent familie. Ohana betekent familie, familie betekent: niemand wordt achtergelate. Verder lijken de tussentalige kenmerken zich te groeperen op momenten waarop de emoties hoog oplaaien. Vooral als ze zich kwaad maakt, sluipen er veel tussentalige kenmerken in haar taalgebruik. In het volgende voorbeeld discussieert ze met haar zus: Lilo: Nanny: Lilo: Een vallende ster! Z is va mij, naar buite, naar buite! Ik moet een wens doen. Kan je nie wa sneller? Nee, dat gaat niet, de zwaartekracht houdt me tege. Da kan nie! Stomme trien, me u dikke poep. Maar aangezien de tussentaalkenmerken ook bij Lilo relatief zeldzaam zijn, kunnen we besluiten dat haar taalgebruik zeer dicht aanleunt bij de informele standaardtaal Analyse Cody Algemeen Cody is een pinguïn die op Antarctica woont en wiens grootste wens het is om een beroemde surfer te worden. Hij wordt ontdekt door een scout en trekt naar Hawaï om deel te nemen aan een surfwedstrijd. Hij ondervindt echter dat hij niet zo goed is als hij denkt en wil de surflegende Big Z overtuigen om hem te coachen. De stem van Cody werd ingesproken door de Vlaamse acteur en zanger Timo Descamps Analyse Dit personage heeft met een totaalpercentage van 26,91% het grootste aantal tussentaalkenmerken. Meer dan een vierde van zijn woorden kan als tussentalig bestempeld 72

75 worden, en hij steekt met kop en schouders boven de andere personages uit. Ook hier zijn de grootste cijfers weggelegd voor de h-procope en de apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden. Bijna alle fonologische kenmerken zijn vertegenwoordigd, en hij is ook het enige personage dat een keer de auslaut d apocopeert bij een werkwoordsstam op nd ( ik vin ). Maar ook de morfologische en lexicale kenmerken zijn talrijk aanwezig. Zo komt de ge/gij-vorm maar liefst 72 maal voor, en werden er 41 attestaties van clitische vormen van persoonlijke voornaamwoorden gevonden. Er kwamen ook veel onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen voor, net als Engelse woorden. Wanneer we deze overlopen, kunnen we vaststellen dat de meeste typische jongerenwoorden zijn, á la dude, bangelijk en loser. In vergelijking met de andere personages heeft hij ook meer syntactische kenmerken. Zo is hij de enige persoon die dat redundant gebruikt, en de subjectreplicatie komt ook maar liefst 8 keer voor. We geven een voorbeeldfragment: Cody: Ik surf al zolang da'k mij kan erinnere. 'T is zo moeilijk te gelove da ik ooit een deel va mij leve nie eb gesurfd. Ik wil ier echt weggerake, 't is mijn ticket na buite, weete, ik ben echt goe. Man, ik ben den beste van 't eiland. Ik weet da ge da nie moogt zeggen en zo, maar ik ben gewoon echt den beste. We kunnen ons dan gaan afvragen of deze zeer tussentalige taalvariëteit typisch is voor Vlaamse jongeren. We moeten echter voorzichtig omspringen met deze resultaten. Deze transcriptie geeft immers een zeer eenzijdig beeld weer. Ten eerste probeert men een vertaling weer te geven die overeenkomt met het stereotype van de Amerikaanse surfer. Dit type jongere wordt vaak afgebeeld als een gezapige jongeman die lak heeft aan de regels, zijn eigen ding doet en geen zorgen heeft. Om deze realiteit in de Vlaamse versie realistisch te maken, heeft de stemregisseur dus waarschijnlijk bewust gekozen voor een zeer tussentalige taalvariëteit. Ook moet vermeld worden dat de gemoedstoestand van het personage in de film weinig of niet verandert, hij word doorheen het hele verhaal getypeerd als een zeer opgewonden figuur, en deze opgetogenheid wordt enkel op een aantal plaatsen vervangen door kwaadheid. En dit zijn nu net twee emoties waarbij een spreker gemakkelijk vervalt in de taalvariëteit waarmee hij het meest vertrouwd is, en voor jongeren is dit duidelijk tussentaal. We konden in de transcriptie dan ook geen enkel geval van codewisseling bespeuren, noch emotionele, noch tekstuele, noch situationele. 73

76 4.2.5 Analyse Mikey Algemeen Mikey is een eenogig groen monster dat in Monstropolis leeft. Hij werkt voor de kost in het bedrijf dat energie wint uit het geschreeuw van menselijke kinderen. Hij is de collega van Sully, de beste werknemer van het bedrijf, en ze hopen samen het energierecord te breken. Wanneer een van de kinderen, van wie ze geloven dat ze giftig zijn, in hun wereld terechtkomt, moeten ze proberen het meisje terug naar huis te brengen zonder dat iemand het merkt. Mikey plaatsen we ook onder de noemer humoristische sidekick, aangezien zijn enige rol in de film bestaat uit het aan het lachen brengen van de kijker. Zelf maakt hij weinig of geen ontwikkelingen door. Als stemacteur werd de onbekende David Verbeeck aangesteld Analyse Mikey heeft een totaal percentage van 17,46%, wat hem op de vijfde plaats brengt in de rangschikking van de personages met de meeste tussentaalkenmerken. Net zoals bij alle andere personages zijn de fonologische kenmerken, met in het bijzonder de h-procope en de apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden, het talrijkst vertegenwoordigd. Maar ook de morfologische kenmerken zijn nadrukkelijk aanwezig. Zo komt de ge/gij-vorm, het sjibbolet van de tussentaal (De Ridder 2007 : 44), maar liefst 86 keer voor. Mikey hanteert dus duidelijk een tussentalige variant van het Nederlands. Bij de lexicale kenmerken springen vooral de onomasiologische alternatieven ( schoon, mijn schup afkuisen ) en de Engelse woorden ( baby, kids ) in het oog. Daarnaast werden ook een aantal syntactische kenmerken die typisch tussentalig zijn, uit de transcriptie gehaald. Het gaat hier om een aantal subjectsreduplicaties, een dubbele negatie en een afwijkend voornaamwoord. Wanneer we dan de codewisseling gaan onderzoeken, moeten we vaststellen dat hiervan niet veel sprake is. Het taalgebruik van het personage blijft over de hele lijn redelijk stabiel. Zelfs van emotionele codewisseling, die toch bij de meeste personages aanwezig is, valt niet veel te merken. Hij schakelt bijvoorbeeld niet over op een andere taalvariëteit wanneer hij kwaad wordt of zich ergert. In het volgende fragment bespreekt hij kwaad zijn verbanning met Sully: Mikey: E(n) wij dan? Sinds dat tat kind ier is, ebt ge alles wad ik zei genegeerd. En waar staa(n) we nu? W adden bijna t record verbroke, Sully, w adden et bijna gehaald! Dit fragment is ongeveer even tussentalig als het fragment waarin hij zijn verloofde charmeert: 74

77 Mikey: Celia: Mikey: Oh, ik moest just denken aan dienen eerste keer da k u in ed oog kreeg. Hoe schoon gij waart. Uw haar was korter toen. Misschien moet ik het weer late knippe? Nee, nee, ik vind et mooi zo! Ik vind alles mooi aan u. Wel, gistere nog vroeg iemand mij wie ik et mooiste monster vond van heel Monstropolis. Weet ge wa da k zei? De enige keer dat Mikey overschakelt naar een andere taalvariëteit, is wanneer hij een nieuwslezer imiteert. Hiervoor gebruikt hij een taal die dicht aansluit bij de standaardtaal: Mikey: Goeiemorge, Monstropolis. Het is al vijf over zes in de grote monsterstad. De temperatuur bereikt de zwoele 28 graden. De reptiele onder ons zijn blij en als ge t mij vraagt wordt het een perfecte dag om misschien wat te maffe, slape De rol van grappige sidekick lijkt dus te verhinderen dat er veel aan codewisseling gedaan wordt. Dit zou er namelijk voor zorgen dat het humoristische contrast tussen Sully, die niet zo tussentalig spreekt, en Mikey wegvalt Analyse Carl Algemeen De gepensioneerde ballonnenverkoper Carl Frederickson ziet de rustige wijk waarin hij woont, omgebouwd worden tot een industriepark. Hij beslist zijn jeugddroom waar te maken en vertrekt met zijn huis, dat hij aan honderden ballonnen hangt, naar Paradijsrots in Zuid- Amerika, waar hij wil gaan wonen. Hij krijgt echter het gezelschap van de padvinder Russell, die zich verstopte op zijn terras. Deze jongen haalt hem langzaam maar zeker uit zijn knorrige schulp. De stem van Carl werd verzorgd door de acteur Arnold Willems Analyse Carl heeft een totaalpercentage van 9,71%, wat hem op de zevende plaats zet van personages met het meeste tussentaalkenmerken. Hij scoort dus redelijk hoog in vergelijking met de andere personages. Wanneer we de aanwezige kenmerken echter van dichtbij bekijken, zien we dat het zo goed als alleen om fonologische kenmerken gaat. Deze zijn allemaal redelijk goed vertegenwoordigd. Hij gebruikt echter maar één morfologisch kenmerk (twee attestaties van de gij/ge-vorm) en drie maal een Engels woord. Er zijn geen syntactische kenmerken te 75

78 bespeuren. We zouden dus kunnen besluiten dat Carl eerder een zeer spreektalige variant van de standaardtaal hanteert, en niet meteen een duidelijke tussentaal. Wanneer we de codewisseling in zijn transcriptie onderzoeken, is het duidelijk dat de tussentaalkenmerken zich groeperen op de momenten waarop Carl ofwel zeer boos wordt, ofwel zeer opgetogen is. Zo laaien zijn emoties hoog op wanneer hij zijn controle steeds meer kwijtraakt en hij opgescheept zit met een sprekende hond, een enorme tropische vogel en een kleine padvinder: Carl: Ik wil jou ier niet, en ik wil jou ier niet. Aan jou zit ik vast, en as jullie twee nied oprotte voor ik tot trie eb geteld Ook wanneer de tropische vogel op het dak van zijn huis kruipt, verandert zijn ergernis zijn taalgebruik: Russell: Carl: Een verkenner houdt van de natuur, van plant en vis en et kleinste dier! Da rijmt nog nie eens! (ziet Kevin, de vogel op zijn dak) Kom naar benede, jij ebt daar niks te zoeke! Kom onmiddellijk naar benede! Nie te geloven, é, Ellie! Maar ik eb et verbode! Ik eb et verbode verbode! Ook in het volgende voorbeeld, waarin zijn huis vuur vat, wordt de onmacht hem te veel: Carl: Did zijn mijn zake nie. Ik eb ier allemaal nie om gevraagd! Dug (de hond): Kalmeer toch, baasje. Carl: Ik ben niet jouw baasje, en als jij er nie was geweest, zou did allemaal nie gebeurd zijn! Ook wanneer hij blij en opgewonden raakt, wat echter niet zo vaak voorkomt in de film, sluipen er meer tussentaalkenmerken in zijn taalgebruik. In het volgende voorbeeld komt Carl zijn jeugdheld tegen: Carl: DE charles Muntz? IJ is et echt! Da s Charles Muntz. 76

79 Wanneer hij dan echter met de man praat, past hij zijn taalgebruik aan aan de informele situatie. Hij kent de man immers niet, en heeft er bovendien veel respect voor. Op dat moment schakelt hij over op een zuivere standaardtaal en laat ook de fonologische kenmerken achterwege: Carl: Charles: Carl: Hij! Ik ben Carl Frederickson Mijn vrouw en ik waren uw grootste fans! (Charles nodigt hem uit op zijn luchtschip) We gaan toch niet aan boord van de Smaak van Avontuur zelf? Tenzij je niet wil natuurlijk. Natuurlijk! Wacht op ons, meneer Muntz. Sapperlootjes Verder valt in zijn transcriptie weinig op te merken van assimilatie/divergentie. Hij streeft ook op geen enkel moment naar een komische opzet. Zijn codewisseling wordt dus voornamelijk bepaald door zijn emoties Analyse Russell Algemeen Russell is een dappere kleine padvinder die per ongeluk verzeild raakt in het vliegende huis van de gepensioneerde Carl Frederickson. Hij lijdt onder de scheiding van zijn ouders, en heeft nood aan een vaderfiguur. Aangezien hij redelijk dure cadeaus van zijn vader krijgt, delen we hem in bij de middenklasse. De stem werd ingesproken door Sam de Graef, een nietbekende Vlaamse jongen Analyse Wanneer de resultaten van Russell bekeken worden, die een totaalpercentage van 8,98% heeft, valt op dat de tussentaalkenmerken die voorkomen, haast uitsluitend fonologische kenmerken zijn. Er komt immers geen enkel syntactisch kenmerk voor, slechts 1 morfologisch kenmerk (een afwijkende werkwoordsvorm) en maar 7 attestaties van lexicale kenmerken, waarvan 6 Engelse woorden zijn. We kunnen dus besluiten dat zijn taalgebruik niet echt als tussentalig op te vatten is, maar eerder als informele standaardtaal. Er werden wel een aantal gevallen van codewisseling gevonden. Zo schakelt Russell over naar een zuivere standaardtaal wanneer hij voorleest uit een boek: 77

80 Russell: Goedenamiddag, mijn naam is Russell, en ik ben een wildernisverkenner van stam 54 zweethut 12. Kan ik u vandaag erges mee van dienst zijn, meneer? Daarnaast vallen de tussentaalkenmerken vooral op wanneer hij zich opwindt. Zo vertelt hij heel enthousiast over het vliegende huis van de bejaarde Carl: Russel: Weet u, iedereen neemt et vliegtuig, maar u bent slim, want u hebt al uw tv en klokken en zo. Wow, is dat om et huis te besture? Werkt dad ook echt? O, zo gaat et naar rechts, en zo gaad et naar links. O, cool, gebouwe. Dat gebouw is vlakbij, ik kan et bijna aanrake! Waaw, dit is geweldig! Probeer et ook es, meneer Frederickson. Ook wanneer hij over een tropische vogel vertelt, komen de tussentaalkenmerken duidelijk naar voor: Russel: Ja, da s mijn huisdier, een reuzevogel. Ik heb em geleerd om te volge. Z eet graag chocola. Ja, ik gaf aar wat van mijn chocola, z is er helemaal zot van! Wanneer hij echter droevig vertelt over zijn vader, schakelt hij over op standaardtaal: Russel: Hij kwam vroeger naar al onze bijeenkomste. En achteraf haalde we altijd ijsjes bij Fenton. Ik neem altijd chocola en hij pistache. En daarna zitte we dan op de stoep voor de deur, en ik tel alle blauwe auto s en hij de rode. En wie er het meeste ziet, wint. Ik mis die stoep. Dat klinkt misschien wel saai, maar die kleine saaie dinge die herinner ik mij nog et best. De codewisseling van Russell lijkt dus voornamelijk door zijn gemoed beïnvloed te zijn. Gevallen van assimilatie/divergentie werden niet gevonden - hoewel hij steeds beleefd blijft tegen Carl- en hij wil ook op geen enkel moment bewust grappig overkomen door middel van zijn taalgebruik. Dit kunnen we verklaren door het feit dat het personage (en dus de stemacteur) nog zeer jong is, en dus misschien nog niet oud genoeg is om deze redenen voor codewisseling te kennen. 78

81 4.2.8 Analyse Flynn Algemeen Flynn is een charmante dief die per ongeluk in de toren van Rapunzel verzeild raakt. Ze wil zijn gestolen waar echter pas teruggeven als hij haar begeleidt naar de hoofdstad van het koninkrijk. Hij neemt haar voorstel met tegenzin aan. Onderweg wordt hij verliefd op Rapunzel, en leert hij voor het eerst hoe hij iemand anders boven zichzelf moet plaatsen. De stem werd ingesproken door de zanger en acteur Jelle Cleymans Analyse Het taalgebruik van Flynn verschilt met zijn totaalpercentage van 5,23% nauwelijks van dat van Rapunzel. Ook bij hem bestaan de tussentaalkenmerken voornamelijk uit fonologische kenmerken, waarvan ook hier de meeste bestaan uit h-procopes, apocopes/syncopes van functie- en inhoudswoorden en vervanging van de auslaut t voor vocalen. Er komen echter wel enkele morfologische kenmerken voor in zijn transcriptie. We vonden één ge/gij-vorm, een verbogen adjectief en een afwijkende vorm van het werkwoord zijn. Behalve een enkel Engels woord kwamen er evenwel geen lexicale of syntactische kenmerken voor. We geven een voorbeeldje van het taalgebruik van het personage: Flynn: Zien jullie mij niet in mijn eige kasteel? Want ik zie het helemaal. Wat we allemaal al gezien ebbe, en t is nog maar acht uur s morgens. Here, dit is een hele grote dag! We vonden wel een aantal gevallen van codewisseling. Zo wordt het aantal tussentaalkenmerken tot een minimum herleid wanneer Flynn de functie van verteller heeft. Dit gebeurt aan het begin en einde van de film Flynn: Dit is et verhaal van een meisje. Rapunzel. En het begint met te zon. Okee, er was eens een druppel zonlicht die uit de hemel viel. En uit die kleine druppel zonlicht groeide een magische goude bloem. Ze had de kracht om zieke en gekwetste te geneze. Daarnaast ondervonden we ook dat het taalgebruik van Flynn tussentaliger wordt wanneer hij angstig is. In het volgende voorbeeld komt hij te weten dat het haar van Rapunzel magische kwaliteiten heeft: 79

82 Flynn: Ik ben nie aan t flippe, ben nie aan t flippe. Nee, ik ben juist heel ginterreseerd in je haar en de magische kwaliteite die et bezit. Hoelang is et daar eigelijk al mee bezig? Daarnaast is Flynn ook het enige personage dat bewust met taalvariëteiten speelt om een humoristisch effect te bekomen. In het volgende fragment voegt hij een Engels woord in in een zeer archaïsche zin, wat een grappig effect teweegbrengt: Flynn: Ik weet niet wie gij zijt, noch hoe ik u hier hede vond. Maar mag ik u zegge: Hi. Ook in de volgende dialoog tussen hem en Rapunzel gebruikt hij een tussentaligere variant om grappig over te komen: Rapunzel: Flynn: Rapunzel: Flynn: Rapunzel: Flynn: Wie zijn dat? Die ebbe mij nie graag. En wie zijn dat? Die ebbe mij ook nie graag. En wie zijn dat dan? Late we nu gewoon aanneme dad iedereen ier mij nie graag eeft! Over het algemeen sluit het taalgebruik van Flynn echter dicht aan bij de informele standaardtaal Analyse Rapunzel Algemeen Prinses Rapunzel is een zeer lief en meegaand meisje met magische gouden haren die een genezende werking hebben. De prinses werd als kind ontvoerd door een vrouw die het haar gebruikt om jong te blijven, en haar opsluit in een toren. Wanneer ze achttien wordt, wil ze echter naar de hoofdstad van het koninkrijk trekken, om te gaan kijken naar het feest dat elk jaar op haar verjaardag gegeven wordt. Ze vraagt aan de charmante dief Flynn om haar gids te zijn. Haar ontvoerster zet echter de achtervolging in. De musicalactrice Deborah De Ridder werd gecast als stemactrice. 80

83 Analyse Met een totaalpercentage van 5% staat Rapunzel op de tweede plaats in de lijst met personages met de minste tussentaalkenmerken. Haar transcriptie is de enige waarin enkel fonologische kenmerken voorkwamen. De meest voorkomende waren de h-procope, de apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden en de vervanging van de auslaut t door een d voor vocalen. Er werd echter geen enkel morfologisch, syntactisch of lexicaal kenmerk teruggevonden. We kunnen haar taalgebruik dan ook nauwelijks als tussentaal bestempelen, aangezien alle kenmerken die voorkomen, ook kenmerkend zijn voor de informele standaardtaal. We geven een voorbeeldje van haar taalgebruik: Rapunzel: Dat is et em nu: ik heb de sterren in kaart gebracht, ze zijn altijd hetzelfde. Maar deze ze verschijne ieder jaar op mijn verjaardag, moeder, alleen op mijn verjaardag. En ik kan er niet aan doen, maar ik voel dat ze bedoeld zijn voor mij; ik moet ze zien moeder, en niet alleen vanuit mijn venster. Ook op het vlak van codewisseling viel weinig op te merken. Wel leken haar emoties op sommige momenten te leiden tot meer tussentaalkenmerken, maar dit kwam helemaal niet consequent voor in de transcriptie. In het volgende voorbeeld is Rapunzel opgetogen omdat ze uit haar toren ontsnapt is: Rapunzel: Ik kan niet gelove dat ik et gedaan eb. Ik kan niet gelove dad ik et gedaan eb. Ik kan niet gelove dad ik et gedaan eb! Moeder zal zo woest zijn. Ma da s okee, ik bedoel, wat niet weet, niet deert? Verder gebruikt ze ook meer tussentaalkenmerken wanneer ze een dier probeert gerust te stellen. We vatten dit op als een geval van assimilatie: Rapunzel: Rustig, jonge, rustig. Kalem! Rustig, jonge, rustig rustig. Da s braaf! Zit. Zit! [ ] Niemand waardeert jou, is et niet? Is et niet? O, t is alleen maar een dikke lieve schat! Is et nie waar, Maximus? Andere voorbeelden van codewisseling werden evenwel niet gevonden. 81

84 Analyse Bob Algemeen Bob Parr, beter bekend als superheld Mister Incredible, moet onderduiken wanneer de superhelden in onmin raken. Hij krijgt een administratieve job om zijn gezin van superhelden te onderhouden, maar verlangt terug naar zijn glorietijd. Wanneer de kans zich voordoet om opnieuw als superheld aan de slag te gaan, grijpt hij die met beide handen. Hij komt echter in de problemen terecht en moet gered worden door zijn familie. De stem van Bob werd ingesproken door de acteur Wim Opbrouck Analyse Wanneer we de cijfers van Bob bekijken, stellen we vast dat het aantal tussentaalkenmerken relatief beperkt is. In het totaalpercentage van 7,54% is meer dan 6% procent van de tussentaalkenmerken te wijten aan de h-procope en de apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden. Daarnaast vervangt hij ook vaak de auslaut t door een d voor vocalen. Morfologische kenmerken waren echter zeldzaam. Op het vlak van lexicon waren er wel een aantal onomasiologische alternatieven te bespeuren ( lap, kadee ), en een enkele Engelse uitdrukking ( yeah baby ). We telden echter maar één syntactisch kenmerk: een afwijkende voegwoordconstructie van vergelijking. Dit is meteen ook de enige keer dat dit kenmerk voorkwam in het gehele corpus. We kunnen zijn taalgebruik dan ook beschouwen als een taalvariëteit die dicht tegen de informele standaardtaal aanligt. Op het vlak van codewisseling konden we wel een en ander opmerken. Zo assimileert Bob zich duidelijk aan zijn gesprekspartners en aan de formaliteit van de situatie. Wanneer hij op het matje geroepen wordt door zijn baas, die Standaardnederlands gebruikt, verschuift zijn taalgebruik richting standaardtaal: Bob: Baas: Bob: Waarom bent u ongelukkig? Jouw klante make mij ongelukkig. Wat? Zijn er klachte geweest? Deed ik dan iets illegaals? En moge wij onze klante soms niet helpe? Wij moete toch de mense helpe? Wanneer hij echter met zijn vriend Frozone praat, die er een zeer tussentalig taalgebruik op nahoudt, sluipen er ook in Bobs taalgebruik meer tussentaalkenmerken: Frozone: Bob: weete nog wel, Gazerbeam? Ja, der stond iets in de krant over em. 82

85 Frozone: Bob: wel, ij kon zich ook nie aanpassen aan et burgerleve Eb j em nog gezien soms? Op een bepaald moment imiteert hij Frozone, en deze zin levert het enige syntactische kenmerk op: Bob: Just gelijk als vroeger. Daarnaast wordt het taalgebruik van Bob ook beïnvloed door zijn emoties. Wanneer hij zich ergert of kwaad wordt, of net heel opgetogen, schakelt hij over naar een tussentaligere variëteit. In het volgende fragment wordt hij ervan beschuldigd een zender te dragen. Bob: Contact? Waar heb j et over? Ik eb niks verstuurd, ik wist niks af van die zender. Ik eb nie gevraagd om een vliegtuig. Ook wanneer hij enthousiast zijn zoon aanmoedigt, vallen de tussentaalkenmerken op: Bob: Nied opgeve, nied opgeve! Vertrage vertrage, klein beteke vertrage! Wordt maar tweede, goeie tweede! Ja, ja, ja! Da s mijne kadee! Ten slotte gebruikt hij zijn taal ook om zich te profileren. Wanneer hij in de huid van Mr. Incredible kruipt, schakelt hij over een taalvariëteit die dicht bij de standaardtaal ligt. In het volgende voorbeeld geeft hij een interview als superheld: Bob: journalist: Bob: (tikt op de microfoon) Staat ie aan? Ik bedoel, ik kan dwars door mure lope, maar dit ding Mr. Incredible, heeft u een alter ego? Alle superhelden hebben een alter ego, dat kan toch eigenlijk ook niet anders. Et is zo vermoeiend om altijd superheld te zijn. Wanneer hij even later in het interview een grapje maakt, sluipen er echter wel opnieuw tussentaalkenmerken in zijn taalgebruik: Bob: Soms wil ik es wille dad et veilig blijft, weet je, voor eve maar! Eej, k ben net de meid, k eb pas schoongemaakt, kunne w et proper houden? 83

86 Op dit moment past hij zijn taalgebruik aan voor een humoristisch effect Analyse Helen Algemeen Helen, ook wel Elastigirl genoemd, is getrouwd met Mr. Incredible. Zij kan zich beter aanpassen aan het burgerleven en ergert zich ook aan haar man, die absoluut terug wil naar zijn gloriedagen. Ze houdt echter enorm veel van hem, en wanneer hij in de problemen komt, springt ze voor hem in de bres. Haar stem werd verzorgd door de radiopresentatrice Ann Reymen Analyse Met een totaalpercentage van 5,31% hoort Helen bij de vijf personages met het minste aantal tussentaalkenmerken. De fonologische kenmerken komen, zoals bij alle personages, het meest aan bod. En zoals bij alle personages is de eerste plaats weggelegd voor de h-procope. Morfologische kenmerken kwamen echter haast niet voor. Ze gebruikt een aantal maal een imperatief op -t, maar dit is het enige kenmerk dat voorkomt. De lexicale kenmerken zijn beperkt tot twee Engelse woorden en er was ook maar één attestatie van een syntactisch kenmerk: ze gebruikt het woord als op een plaats waar dit niet hoeft. Helen: Zolang als we beide leve, en wat er ook gebeurt. Het taalgebruik van Helen kan dus met andere woorden omschreven worden als een informele standaardtaal. Dit kan natuurlijk te wijten zijn aan de keuze van de stemacteur. Ann Reymen is immers radiopresentatrice, en gebruikt in haar dagelijkse job voornamelijk Algemeen Nederlands. Er zijn echter wel een aantal gevallen van codewisseling vast te stellen. Zo gebruikt ze meer tussentaalkenmerken wanneer haar emoties oplaaien. In het volgende fragment maakt ze ruzie met haar man: Helen: Je weet oe ik daarover denk, Bob, verdomme! Je verraadt onze identiteit! Bob: Het gebouw stond toch op instorte, ik eb alleen Helen: Wat? Je hebt toch geen gebouw compleet vernield? Bob: Het stond in brand, t was aan et instorte, et was toch een bouwval Helen: J ebt toch weer nie naar die politiescanner geluisterd? 84

87 Daarnaast valt het ook op dat zelfs de fonologische kenmerken wegvallen wanneer ze tegen haar kinderen praat. Zo wil ze zich als het ware profileren als iemand met gezag. Ze laat haar macht blijken in haar taalgebruik: Helen: Weet je wel die slechterikke, of die boeve die je op tv ziet elke avond? Wel, deze gaste zijn veel minder braaf. Zij zulle je niet spare enkel omdat je kind bent. Zij zulle je vermoorde als ze de kans krijge. Dus geef ze die kans niet. Verder gebruikt ze ook de standaardtaal in zeer formele situaties. In het volgende voorbeeld vraagt ze iemand die ze niet zo goed kent, om een gunst: Helen: Hey, Snark, bedankt om terug te belle, luister ik weet dat het onverwachts is, maar ik hoop dat je voor mij Analyse Shrek Algemeen Shrek is een oger, een soort van groen monster dat door iedereen gevreesd wordt. Hij is afkomstig uit een moeras en behoort tot de laagste klasse van de maatschappij. Hij is getrouwd met prinses Fiona, waardoor hij vaak in aanraking komt met wezens uit een hogere klasse. Hij moet ook vaak zijn positie verdedigen. Het personage kan als een grappenmaker bestempeld worden en werd ingesproken door Lucas Van Den Eynde. We voegden voor de analyses van Shrek, Fiona en Ezel de transcripties van Shrek 2 en Shrek The Third samen, aangezien de stemmenacteurs dezelfden bleven Analyse Het eerste wat opvalt als we de cijfers van het personage bekijken, is dat hij enorm tussentalig spreekt. Zijn totaalpercentage bedraagt maar liefst 20,19 %, wat wil zeggen dat meer dan een vijfde van zijn woorden een tussentalig kenmerk bevat. Vooral de h-procope en de apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden komen heel vaak voor en zijn goed voor de helft van het totale aantal tussentaalkenmerken in zijn transcriptie. Haast alle fonologische en morfologische kenmerken zijn vertegenwoordigd en bij deze laatste staat vooral het ge/gijkenmerk stevig op de eerste plaats. We kunnen dus ontegensprekelijk zeggen dat Shrek de tussentaal hanteert. Lexicale kenmerken zijn niet zo talrijk; hij gebruikt een vijftal Engelse woorden, en meer dan 11 onomasiologische alternatieven, maar de andere kenmerken kwamen niet aan bod. De syntactische kenmerken waren echter zo goed als afwezig. Subjectreduplicatie 85

88 kwam nog 12 maal voor, en we vonden een enkele dubbele negatie, maar de rest van de kenmerken bleek afwezig. We geven een voorbeeld van hoe zijn taalgebruik er ongeveer uitziet. Dit zijn de woorden die Shrek zegt wanneer hij te weten komt dat hij vader gaat worden: Shrek: 'T is mij(n) leve nie wa da k mij zorgen over maak. Ma da van da kind. Ik bedoel, ebde gij al gehoord van t gezegde zo lief as nen oger? Of zo zorgzaam as nen oger? of did ier: mijne pa is echt nen toffe, het is nen echten oger! Daarnaast valt ook op dat Shrek weinig of niet aan emotionele codewisseling doet. Zijn tussentaal blijft over de hele lijn redelijk constant. Zelfs emotionele codewisseling komt weinig of niet voor wanneer hij zich kwaad maakt of opwindt. Op zulke momenten is zijn taalgebruik min of meer gelijk aan het taalgebruik dat voorkomt als hij opgewekt en vrolijk is. Dit kunnen we wel verklaren door het feit dat Shrek s functie voornamelijk uit goedaardige grappenmaker bestaat. Dit wil zeggen dat hij over het algemeen anderen aan het lachen wil maken, en dus een zeer tussentalige taalvariëteit hanteert. Wel schakelt hij een enkele keer over op de standaardtaal wanneer hij zich erg irriteert en kalm probeert te blijven. Wanneer zijn kompaan Ezel hem herhaaldelijk dezelfde vraag stelt, spreekt Shrek nadrukkelijk de h- uit in de anlaut, wat hij normaal gezien amper doet: Shrek: Het koninkrijk Ver, Heel Ver Van Hier, ezel, daar gaan we naartoe. Ver, Heel Ver Van Hier! Hij schakelt ook over op een standaardtaligere variëteit wanneer hij triest is. Dit is echter een zeldzame gemoedstoestand voor hem. Wanneer de goede fee hem wijst op het feit dat hij niet geschikt is voor een prinses, wordt de h-procope ook achterwege gelaten: Shrek: Maar kijk naar mij. Kijk wat ik voor haar deed! Maar ik hou van haar! Dit kan echter ook te wijten zijn aan het feit dat hij het tegen een persoon van een hogere klasse heeft, wat voor een formele situatie zorgt. Daarnaast heeft de goede fee een taalgebruik dat zeer dicht aansluit bij de standaardtaal, en kunnen we het voorbeeld ook analyseren als een geval van assimilatie. Shrek assimileert trouwens ook wanneer hij met de vader van prinses Fiona, zijn vrouw, praat. De koning maakt ook gebruik van de standaardtaal: Koning: Ik hoop dat ik je niet stoor bij iets? 86

89 Shrek: Koning: Shrek: Nee, nee, nee, ik lag te lezen in een griezelig boek. Kijk majesteit Zeg maar paps Paps we dede allebei als ogers. Misschien moete we elkaar eerst wat beter lere kenne? Daarnaast wisselt hij ook nog een tweetal keer van taalvariëteit wanneer hij iets citeert of iemand wil imiteren. Zo leest hij een etiket voor, en doet dit in de standaardtaal. Ook wanneer hij een band probeert te vormen met toekomstige tienerkoning Arthur, probeert hij het taalgebruik van een jongere na te bootsen, wat een zeer tussentalig fragment tot gevolg geeft, met heel wat uitdrukkingen uit jongerentaal: Shrek: Luister, Thureke, as ge zoiets ebt van tees is ier nie gewoon, serieus geflipt, weete, k bedoel ja kwil nie ligge melken of zo of in mijn broek ligge krabbe maar ebde echt wel zoiets van yo, goe bezig, gast, yo, goe, echt wel, dees is de strak in de kakker of ik bedoel dus sjieken bal of allo, nie me mij weete, gij zijd echt nen aso, gast, dan weet ik dad er serieus, serieus ga knalle! Deze uitdrukkingen hebben we echter niet geanalyseerd als onomasiologische alternatieven, aangezien ze enkel door jongeren gebruikt worden, en dus niet typisch zijn voor tussentaal Analyse Ezel Algemeen Ezel is letterlijk een ezel en is de trouwe kompaan van Shrek. Hij vergezelt deze waar die ook gaat, is hondstrouw, behoort tot de onderste laag van de maatschappij en zorgt steeds voor de komische noot. Eigenlijk kunnen we zijn rol samenvatten als de komische sidekick. Zijn enige functie in de film is het animeren van de kijker. De stem van Ezel werd vertolkt door de acteur Gene Bervoets Analyse Net als dat van Shrek is het taalgebruik van ezel zeer tussentalig. Hij spreekt zelfs tussentaliger dan zijn gezel: hij heeft een totaalpercentage van 22,65%. Opnieuw zijn de h-procope en de apocope/syncope het talrijkst aanwezig, goed voor bijna de helft van het tussentaalpercentage. Daarnaast zijn ook bijna alle fonologische en morfologische kenmerken goed vertegenwoordigd, 87

90 op enkele uitzonderingen na. De syntactische kenmerken zijn opnieuw zo goed als afwezig. Enkel de subjectsreplicatie komt redelijk vaak voor. Daarnaast gebruikt hij ook eenmaal iet in plaats van iets. Lexicaal gezien komen maar drie van de negen kenmerken voor. Ezel gebruikt het meest onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen. Daarnaast zijn er ook een tiental Engelse woorden te vinden en een enkel archaïsme. Dit gebeurt echter wanneer hij met de koningin praat, die de standaardtalige variant gebruikt wanneer ze aankondigt dat het eten geserveerd wordt. Ezel accommodeert dus op dat moment zijn taal. Men kan het ook opvatten als een imitatie van het taalgebruik van iemand van de hoge klasse: Ezel: Ik oor u eel gaarne bezig, Lilianne. Daarnaast wisselt Ezel ook nog van taalgebruik wanneer hij zich voordoet als Shreks manager om hem uit een netelige situatie te redden. Hij wil zich dus profileren als een belangrijk iemand en imiteert tegelijkertijd het taalgebruik van iemand van een hogere klasse. Op dit moment verschijnt de beleefdheidsvorm, terwijl bijna uitsluitend de ge/gij-vorm voorkomt. Daarnaast is het ook de enige plaats waar het hem lukt meer dan een zin door te komen zonder een tussentalig element. Ezel: Ja, de koffiekoeke met gebakke tonijn-sushi vulling. O, en u bent toch de gepocheerde pinda-pili-pilisorbet nie vergete? Want onze client raakt niet in zijn emotionele balans zonder zijn pinda-pili-pilisorbet. Dit zijn echter de enige momenten waarop er codewisseling te bemerken valt. Zelfs wanneer hij zich opwindt of zich kwaad maakt, verandert zijn taalgebruik niet. Over het algemeen valt Ezel dus niet uit zijn rol van grappige sidekick. Zijn taalgebruik moet voor humor zorgen, en veel verder gaat zijn rol niet Analyse Fiona Algemeen Fiona is een prinses die wordt omgetoverd tot een oger. We definiëren haar echter als mens, aangezien haar gedrag (en taalgebruik) weinig verandert na haar metamorfose. Ze blijft vriendelijk, verfijnd en gevoelig. De stem van Fiona werd ingesproken door de actrice en musicalster Vera Mann. We moeten hierbij vermelden dat het aandeel van dit personage beperkt is. Wij hebben er echter voor gekozen om ze toch te analyseren, aangezien haar taalgebruik zo opvallend is. Daarnaast zochten we ook, met het oog op de linguïstische 88

91 parameters, naar een evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke personages. En vrouwelijke personages blijken in het algemeen een kleiner aandeel te hebben in tekenfilms Analyse Wanneer we de transcriptie van Fiona bekijken, kunnen we vaststellen dat haar taalgebruik zeer dicht aanleunt bij de standaardtaal. Haar tussentaalpercentage bedraagt immers maar 4,54%, wat het laagste aantal is van alle personages. Haast al haar kenmerken zijn fonologisch, en de h-procope en apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden zorgen voor 75% van het totale aantal attestaties van tussentaalkenmerken. Het enige nietfonologische tussentaalkenmerk is de diminuering op ke. En dit komt dan nog enkel voor in de woorden zoeteke en schatteke, die ze tot haar man Shrek richt. We zouden kunnen zeggen dat het een geval van assimilatie is. Fiona past zich aan aan haar man Shrek, die er een zeer tussentalig taalgebruik op nahoudt, en verkleint zo de sociale afstand tussen hen. Dit doet ze om hem te kalmeren, of om hem gerust te stellen: Fiona: Zoeteke, kalmeer! Verder valt echter weinig code-switching op te merken. We kunnen wel vaststellen dat de weinige tussentaalkenmerken voorkomen op momenten waarop Fiona zich opwindt of zich kwaad maakt. Zoals wanneer ze ruzie maakt met haar man: Fiona: Shrek: Fiona: Shrek: Fiona: Heel Goe gedaan, Shrek! Wa? Ik eb toch gezegd da we beter nie konde kome? J ebt niet eens geprobeerd om mijn vader aardig te vinde. Weet ge, ergens denk ik dad ik papa s zege toch nie zou krijge, zelfs al wilde ik die. Al es aan gedacht dat ik et fijn zou vinde als je mij zou vrage wad ik wil? Deze momenten zijn echter zeer zeldzaam. Over het algemeen kunnen we Fiona s taalgebruik definiëren als de informele spreektalige variant van de standaardtaal Analyse Susan Algemeen Susan staat op het punt te trouwen wanneer ze geraakt wordt door een meteoriet. Als gevolg hiervan krijgt ze een enorme groeischeut en de naam Gigantica. Ze wordt door de regering opgesloten en zal pas vrijgelaten worden als ze het samen met de andere monsters in de 89

92 gevangenis opneemt tegen de aliens die de aarde willen verwoesten. Susan leert hierdoor haar krachten kennen, en het onzekere meisje verandert in een zelfzekere vrouw. De stem werd ingesproken door de actrice Veerle Baetens Analyse Susan heeft een totaalpercentage van 7,34%. Wanneer we haar vergelijken met de andere personages, kunnen we besluiten dat ze niet zoveel tussentaalkenmerken gebruikt. De fonologische kenmerken zorgen voor bijna 6%, en vooral de h-procope komt veel voor. De tweede plaats is weggelegd voor de aanpassing van de auslaut t tot d voor een vocaal, en niet voor de apocope/syncope van de functie- en inhoudswoorden, in tegenstelling tot alle andere personages. Morfologische kenmerken waren daarentegen zeldzaam: enkel de verbuiging van de lidwoorden werd meermaals geteld. Bij de lexicale kenmerken konden drie Engelse woorden vastgesteld worden, waaronder cyborg. Syntactische kenmerken waren echter afwezig. Haar taalgebruik leunt dan ook dichter aan bij de informele standaardtaal dan bij de tussentaal. We geven een voorbeeld: Susan: Als je me nu drie weke geleden had gevraagd om een reusachtige robot te verslaan, dan had ek gezegd: nee, bedankt. Maar ik deed het! Ik! k geloof et nog niet! K bedoel, zage jullie hoe sterk ik was? Er is dus geen pot ter wereld die ik nie ope krijg, é. Op het vlak van code-switching merkten we een aantal gevallen van emotionele codewisseling op. Wanneer het personage angstig of kwaad is, stijgt het aantal tussentalige kenmerken. Het volgende fragment is een voorbeeld hiervan: Susan wordt wakker tussen andere monsters: Susan: O god, zeg mij asjeblief dat tit nied echt is. Zeg me dat ik een zenuwinzinking had op mijn trouwdag en dad ik in de psychiatrie zit en dat te medicatie mij doet hallucineren. Elke kamer eefd een deur. Der moet een deur zijn! Waar is de deur? Iemand, alsjeblieft. Ik hoor ier nie te zijn. Laat mij der uit! In het volgende fragment krijgt Susan te horen dat ze tegen een enorm ruimtewezen zal moeten vechten, waarop ze panikeert: Susan: Je vertelde ons niet dad ij zo immens was. Wacht, nee, blijf ier! 90

93 Daar kan ik nie tege vechte ik kan zelfs nie ik ik eb nooit. Ik yperventileer. Ne papiere zak, vlug! We merkten ook dat wanneer ze verdrietig is, ze de neiging heeft om over te schakelen naar de standaardtaal. In het volgende voorbeeld krijgt Susan te horen dat ze nooit meer naar buiten kan, maar ze krijgt als troost een poster met daarop een katje in een boom: Susan: Maar ik wil geen poster, ik wil een echt katje, dat in een echte boom hangt. Ik wil naar huis! Het taalgebruik van dit personage wordt dus sterk beïnvloed door haar emoties. 4.3 Algemene cijfers Nadat we alle personages apart bekeken, gaan we in wat volgt kort in op de geanalyseerde tussentaalkenmerken. We bekijken welke kenmerken vaak voorkwamen en welke zo goed als afwezig waren. Daarna proberen we uit deze gegevens enkele conclusies te trekken. Allereerst bekijken we welke categorieën het sterkst vertegenwoordigd waren. We berekenden voor elke categorie het gemiddelde percentage aan tussentaal over alle personages heen. De resultaten goten we in een tabel: categorie gemiddeld % fonologische kenmerken 10,74 morfologische kenmerken 2,50 lexicale kenmerken 0,44 syntactische kenmerken 2 0,12 syntactische kenmerken 1 0,02 Tabel overzicht categorieën Uit de bovenstaande tabel kunnen we duidelijk afleiden dat de fonologische kenmerken vaker aan bod kwamen dan de andere. Met een gemiddelde van 10,74% steekt deze categorie er met kop en schouders bovenuit. Dit is echter een verwacht resultaat. We vermeldden immers al in hoofdstuk 3 dat de fonologische kenmerken niet exclusief in de tussentaal gebruikt worden; ze 91

94 komen ook frequent voor in de informele variant van de standaardtaal. Verder zien we dat de morfologische kenmerken, die veel typischer zijn voor tussentaal, op de tweede plaats staan. De lexicale kenmerken staan op de derde plaats en de syntactische kenmerken worden het minst gebruikt. De percentages van de laatste drie categorieën liggen een stuk lager dan die van de fonologische kenmerken. Dit betekent echter niet dat deze kenmerken niet voorkomen. In wat volgt bekijken we de verschillen tussen de kenmerken meer in detail en proberen zo na te gaan of de morfologische, lexicale en syntactische kenmerken echt wel zo weinig gebruikt worden als de bovenstaande tabel laat uitschijnen Meest/minst gebruikte kenmerken Om na te gaan welke kenmerken het frequentst voorkwamen in de transcripties van de personages, goten we de tien meest voorkomende kenmerken in een tabel 28. cat. kenmerken gemiddeld % aantal pers. 1 fon H-procope 4, fon apocope en syncope bij functie- en inhoudswoorden 3, morf afwijkend gebruik van persoonlijke voornaamwoorden (ge/gij) 0, fon auslaut -t wordt -d voor vocalen 0, fon apocope van eind-schwa voor vocaal 0, fon progressieve i.p.v. regressieve assimilatie 0, morf verbuiging van de lidwoorden en telwoorden 0, morf verkleinwoorden op ke/ske/eke 0, morf 10 lex verbuiging van de bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen Lijst meest voorkomende kenmerken 0,22 6 0,22 10 Uit de bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat de top tien van de meest voorkomende kenmerken niet uitsluitend uit fonologische kenmerken bestaat. Zoals verwacht voeren de h- 28 Een volledige tabel kan teruggevonden worden in bijlage 5 92

95 procope en de apocope/syncope van functie- en inhoudswoorden de boventoon. Deze kenmerken werden ook door alle personages gebruikt. Op de derde plaats staat echter al meteen een morfologisch kenmerk: de ge/gij-vorm, die vaak als hét kenmerk van tussentaal wordt opgevat. Ook de verbuiging van de lid- en telwoorden, diminuering met -ke/-ske/-eke en de verbuiging van de bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden zijn in de tabel terug te vinden. De fonologische kenmerken lijken dan toch niet zo allesoverheersend te zijn. Er is zelfs een lexicaal kenmerk terug te vinden in de top tien: de onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen worden nog relatief vaak gebruikt. Wanneer we dan echter gaan onderzoeken door hoeveel personages de kenmerken gebruikt werden, moeten we constateren dat de kenmerken die in alle transcripties voorkwamen enkel en alleen uit de fonologische groep kwamen. Er was geen enkel morfologisch kenmerk dat bij meer dan tien personages voorkwam. Het gaat hier over de ge/gij-vorm. Vooral de verbuiging van de bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden lijkt minder op zijn plaats in de lijst. Dit morfologische kenmerk werd immers maar door zes personages gebruikt, terwijl de andere morfologische kenmerken 29 bij minstens zeven personages voorkwamen. Dit kenmerk verschijnt in de tabel omdat de zes personages bij wie het verscheen dit dan ook zeer frequent gebruikten. Daarnaast moeten we ook vermelden dat het fonologische kenmerk der/derover door elf personages gebruikt werd, en het kenmerk van de Engelse woorden bij twaalf personages opgemerkt werd. Ze staan echter niet in de lijst omdat de personages deze kenmerken vaak niet meer dan twee of driemaal gebruikten. Wat opvalt is dat er geen syntactisch kenmerk te bespeuren valt in de tabel. Het meest gebruikte syntactische kenmerk was de subjectsreduplicatie, die in de rangschikking pas op plaats 17 terugkomt. Dit kenmerk werd door vijf personages gebruikt. Alle andere syntactische kenmerken kwamen bij minder dan drie personages voor. 29 Zie bijlage 5 93

96 We geven een overzicht van de minst gebruikte kenmerken: cat. kenmerken gemiddeld % aantal pers. 20 morf diminuering van bijwoorden met -(e)ke(s) zoals efkes 0, fon invoegen van klanken/lettergrepen 0, lex tussenwerpsels 0, synt 1 redundant/expletief en versterkend gebruik van dat bij vgw en vnw 0, synt 2 dubbele negatie 0, synt 1 geen -s bij adjectieven na iets, veel,... 0, fon apocope auslaut-d in werkwoordstammen eindigend op /nd/ 0, lex archaïsmen 0, synt 2 afwijkend gebruik van voornaamwoorden 0, synt 2 afwijkende voegwoordconstructies van vergelijking 0,00 1 Lijst minst gebruikte kenmerken In de tabel met de tien minst voorkomende kenmerken staan een aantal fonologische kenmerken die niet frequent voorkwamen in het corpus. Het gaat over de invoeging van klanken/lettergrepen en de apocope van de eind -d in werkwoordstammen op -nd. Dit laatste kenmerk werd enkel door het personage Cody gebruikt. De invoeging van klanken/lettergrepen kwam wel nog bij zeven personages voor, maar deze gebruikten dit kenmerk zelden meer dan twee keer. Daarnaast werd ook het morfologisch kenmerk van de diminuering van de bijwoorden nog bij zeven personages opgemerkt, maar ook hier telkens maar een enkele keer. Alle andere kenmerken in de tabel kwamen maar bij een beperkt aantal personages voor. Voor het kenmerk van de tussenwerpsels was dit echter niet verwonderlijk; we analyseerden er immers maar twee. Bij de andere kenmerken zijn de lage aantallen moeilijker te verklaren. En daarnaast waren er ook kenmerken waarvan we in het gehele corpus geen spoor terugvonden. 94

97 We geven een overzicht van de niet-voorkomende kenmerken: kenmerken cat. 1 afwijkende bezittelijke voornaamwoorden morf 2 afwijkende meervouden morf 3 hypercorrecties lex 4 persoonsnamen op -er lex 5 gebruik van het aanwijzend voornaamwoord zo'n in plaats van zulke lex 6 gebruik van vanals in plaats van zodra lex 7 fout tegen het enkelvoud/meervoud bij tijdsaanduidingen lex 8 consecutieve en finale dat-zinnen synt 1 9 hulpwerkwoord moeten in hypothetische zinnen synt 1 10 voorzetsels in plaats van achterzetsels synt 1 11 doorbreking werkwoordelijke eindgroep synt 1 12 beknopte bijzin +te-infinitief ingeleid door voor/van in plaats van om synt 1 13 werkwoorden zonder te synt 1 14 afwijkend gebruik van gaan synt 1 15 het gebruik van lidwoorden bij persoonsnamen synt 2 16 presentatief 't in plaats van er synt 2 17 afwijkend gebruik van voornaamwoorden die/dat synt 2 18 redundant gebruik van geworden/geweest in passieve zinnen synt 2 19 gebruik van congruerend voegwoord synt 2 20 als in afhankelijke vragen synt 2 21 rechtse plaatsing van het negatiepartikel niet synt 2 22 als als voegwoord van tijd synt 2 Lijst niet voorkomende kenmerken Conclusie Uit de voorgaande gegevens kunnen we een aantal dingen afleiden. Ten eerste is het duidelijk dat de fonologische kenmerken zeer goed vertegenwoordigd zijn. Dit was echter verwacht, aangezien deze kenmerken eigen zijn aan de spreektaal in Vlaanderen. En aangezien er in tekenfilms, net zoals bij de meeste fictieprogramma s, naar een zo realistisch mogelijk taalgebruik wordt gestreefd, is dit een logisch resultaat. We kunnen echter niet ontkennen dat 95

98 er wel degelijk kenmerken voorkwamen die typisch waren voor tussentaal. Het gaat hier dan meestal om de morfologische kenmerken en een enkele keer om een lexicaal kenmerk. De syntactische kenmerken zijn echter ver in de minderheid. De meeste geanalyseerde kenmerken kwamen zelfs helemaal niet voor in de transcripties. Nu is het wel zo dat syntactische kenmerken sowieso minder opvallen dan de fonologische en morfologische, maar de extreem lage aantallen lijken op meer te wijzen. Daarnaast valt het ook op dat de syntactische kenmerken die wel vaak voorkwamen vaker uit de tweede groep syntactische kenmerken kwam en dus typischer zijn voor tussentaal. De kenmerken die volgens De Ridder (2007) ook in spreektaal voorkwamen, waren in de minderheid. We zouden dit kunnen verklaren door het proces van nasynchronisatie. De stemacteurs krijgen immers een vertaling van de oorspronkelijke Engelse tekst, die in het Standaardnederlands wordt uitgeschreven. Er staan dus in deze vertaling geen syntactische fouten, en de acteurs zullen dan ook veel minder geneigd zijn om de constructie van een zin aan te passen wanneer ze deze in de juiste vorm van buiten hebben geleerd. Wanneer er dan beslist wordt om voor een tussentalige variëteit te kiezen, zullen de morfologische en fonologische kenmerken veel sneller aangepast worden dan de syntactische. Dit verklaart ook waarom er zo weinig lexicale kenmerken opduiken in het corpus. De kenmerken die De Ridder (2007) aanduidt als typisch voor de informele standaardtaal in Vlaanderen, namelijk de onomasiologische alternatieven en lexicale afwijkingen en de Engelse woorden, komen wel relatief vaak voor. De andere kenmerken, die De Ridder ook wel onder de noemer taalfouten plaatst, zijn zo goed als afwezig in het corpus. En aangezien ook deze niet zullen voorkomen in de oorspronkelijke vertaling, is dit een logisch resultaat. Daarnaast kunnen we uit de bovenstaande tabellen ook afleiden dat er grote verschillen zitten tussen de verschillende personages. Dit bekijken we in het volgende hoofdstuk van naderbij. 96

99 5 Sociolinguïstisch onderzoek 5.1 Inleiding Wanneer we de totaalpercentages van alle personages naast elkaar gaan plaatsen, merken we duidelijk dat er grote verschillen zitten tussen die personages overzicht totaalcijfers per personage In wat volgt proberen we een verklaring te vinden voor deze verschillen aan de hand van sociolinguïstische parameters. We gaan met andere woorden na of het geslacht, de leeftijd en de sociale klasse van de personages invloed hebben op hun taalgebruik. We zullen deze drie parameters van dichtbij bekijken en we voegen er daarnaast nog twee aan toe: de menselijkheid van het personage en de rol die hij of zij in de film uitoefent. De volledige lijst van de personages is terug te vinden in We moeten hierbij opmerken dat we werken met een beperkt aantal personages. De resultaten geven dus niet altijd een even correct beeld van de realiteit. We menen echter dat er een aantal opvallende zaken af te leiden zijn. 5.2 Geslacht Een eerste sociolinguïstische parameter die we onderzochten was het geslacht van de personages. We berekenden het gemiddelde van de vrouwelijke personages Dory, Rapunzel, Helen, Fiona, Susan en Lilo en vergeleken dit cijfer met dat van de mannelijke personages Marlin, Cody, Mikey, Carl, Russell, Flynn, Bob, Shrek en Ezel. Ondanks het feit dat de vrouwelijke personages in de minderheid zijn vrouwelijke hoofdpersonages komen in het 97

100 algemeen veel minder aan bod kunnen we toch een merkbaar verschil tussen deze twee groepen waarnemen: totaalcijfers volgens geslacht M V De grafiek geeft duidelijk weer dat de vrouwelijke personages veel minder tussentalig spreken dan de mannelijke personages. Deze laatste hebben een gemiddeld tussentaalpercentage van 14,74%, terwijl dit bij de vrouwen maar 8,14% is. Wanneer we de vrouwelijke personages dan apart gaan bekijken, merken we dat het personage Dory hier voor een vertekend beeld zorgt. Met haar tussentaalpercentage van 18,02% duwt ze het gemiddelde de hoogte in; de andere vrouwen schommelen zo rond de 6%. Dit kan verklaard worden door de rol van humoristische sidekick die dit personage doorheen de film aanneemt. We komen hierop later terug 30. We kunnen echter voorzichtig stellen dat het geslacht van het personage wel degelijk invloed uitoefent op het taalgebruik van het personage. Dit kunnen we in verband brengen met de resultaten die Impe en Speelman (2007) verkregen bij hun onderzoek naar attitudes over taal. Toen bleek dat een man die tussentaal spreekt succesvoller, sociaal attractiever en intelligenter overkomt dan een vrouw die dezelfde taalvariëteit hanteert. Bij vrouwen wordt tussentaal met andere woorden minder aanvaard dan bij mannen. In dat geval geven de tekenfilms een accuraat beeld van de realiteit. 30 Cf. infra

101 5.3 Leeftijd Om het aspect leeftijd te onderzoeken, deelden we de personages in in vijf verschillende leeftijdscategoriën. Zo plaatsten we Russell en Lilo bij de kinderen. Ezel, Shrek, Fiona, Marlin, Dory, Mikey, Bob, Helen en Susan brachten we onder bij de volwassenen. De gepensioneerde Carl deelden we in bij de bejaarden. De overige personages waren echter niet zo gemakkelijk in een categorie te plaatsen. Ze waren duidelijk nog niet volwassen, maar ze konden ook niet bij de kinderen geplaatst worden. Uiteindelijk kozen we ervoor om Cody, Flynn en Rapunzel het etiket jongvolwassene mee te geven Dit leverde uiteindelijk de volgende grafiek op: totaalcijfers volgens leeftijd 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0,00 kind jongvolwassene volwassene bejaarde De resultaten in deze grafiek geven aan dat de volwassenen met een percentage van 13,02% tussentaliger spreken dan de kinderen, de jongvolwassenen en de bejaarden, alhoewel het verschil tussen deze groepen klein is. De kinderen en de bejaarden lijken het minst tussentalig, met gemiddelde percentages van respectievelijk 8,82% en 9,71%. Het gemiddelde van de jongvolwassenen bedraagt 12,38%. Deze percentages moeten echter gerelativeerd worden. Ten eerste was de groep volwassenen veel groter dan de andere groepen. De groep van bejaarden bestond daarnaast maar uit een enkel personage, en is dus nauwelijks representatief voor deze leeftijdsgroep. Daarnaast merken we dat het personage Cody een vertekend beeld geeft bij de jongvolwassenen. We 99

102 vermeldden al eens dat in de film Surf s Up een zeer eenzijdig beeld van de maatschappij wordt weergegeven, wat resulteerde in een enorm hoog tussentaalpercentage. Ook deze groep kan dus niet echt representatief genoemd worden. Om na te gaan of het aspect leeftijd invloed uitoefent op het taalgebruik van de personages, is dus verder onderzoek met meerdere personages nodig. 5.4 Sociale klasse We kozen ervoor om de personages in te delen in drie verschillende klasse: de lage klasse, de middenklasse en de hoge klasse. Zo deelden we prinsessen in bij de hoge klasse. Voor de andere personages baseerden we ons op de materiële bezittingen die de personages bezaten (een huis, auto, ). De dief Flynn, de oger Shrek en zijn kompaan Ezel behoorden dan duidelijk tot de lage klasse. Personages als Marlin en Carl, die niet veel rijkdom kennen maar ook geen problemen hebben om te overleven, deelden we in bij de middenklasse. Ook hier waren echter niet alle personages even gemakkelijk bij een klasse in te delen. Een tekenfilm geeft immers niet altijd een zeer uitgebreide typering van de personages. Zo twijfelden we aan de sociale klasse van Bob en Helen. Omdat ze echter twee auto s hebben en een groot huis, besloten we ze bij de hoge klasse in te delen. De gemiddelde resultaten worden weergegeven in de volgende grafiek: totaalcijfers volgens sociale klasse 20,00 18,00 16,00 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0,00 lage klasse middenklasse hoge klasse 100

103 De bovenstaande grafiek geeft duidelijk een verschil weer tussen de sociale klassen: hoe hoger de klasse, hoe minder tussentaalkenmerken er gebruikt worden. De hoge klasse lijkt zich dus als het ware te profileren door de meer prestigieuzere varianten in het taalcontinuüm te gebruiken. Het gemiddelde tussentaalpercentage van deze klasse bedraagt amper 5,57%. De personages uit de middenklasse spreken iets tussentaliger dan de hoge klasse; het gemiddelde percentage is bij hen 11,05%. De lage klasse heeft echter het hoogste percentage: de personages uit deze klasse spreken hebben een gemiddeld tussentaalpercentage van maar liefst 18,95%. Net zoals bij de parameter geslacht lijken de tekenfilms ook hier een accuraat beeld van de werkelijkheid te geven. 5.5 Mens vs. Dier/monster Een typisch kenmerk van tekenfilms is dat er een fictionele wereld opgeroepen wordt die zeer ver van de realiteit verwijderd kan zijn. Zo stelde ongeveer de helft van de personages geen mens voor, maar een dier/monster. Het leek ons interessant om na te gaan of dit aspect invloed heeft op het taalgebruik van een personage. De indeling in twee groepen leverde weinig problemen op. Enkel aan prinses Fiona, die een metamorfose ondergaat van mens naar oger, kon getwijfeld worden. Aangezien haar karaktereigenschappen niet veranderen na haar gedaantewisseling, besloten we haar als een menselijk wezen te beschouwen. mens vs. dier/monster 20,00 18,00 16,00 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0,00 mens dier/monster 101

104 Uit de grafiek blijkt dat het verschil tussen beide groepen zeer groot is. Zo bedraagt het gemiddelde tussentaalpercentage bij de mensen 6,91%, wat niet zo heel veel is. Het gemiddelde percentage bij de dieren/monsters bedraagt daarentegen 19,89%. De nietmenselijke wezens hanteren dus duidelijk veel meer tussentalige kenmerken dan de mensen. Dit kunnen we verklaren door het feit dat het personage van een dier/monster zich er beter toe leent om tussentaal te gaan incorporeren in een film. Het publiek identificeert zich immers veel makkelijker met de menselijke wezens, aangezien deze veel dichter bij hun eigen realiteit staan. De kijkers verwachten dus van deze personages dat ze een taalvariëteit gebruiken die overeenstemt met wat zij in hun dagelijkse leven horen. En aangezien filmmakers een zo groot mogelijk publiek willen bereiken, zullen ze dus voor een redelijk neutrale variant kiezen. Met een niet-menselijke personage gaan kijkers zich echter veel minder identificeren, aangezien sprekende dieren/monsters in hun dagelijkse leven niet voorkomen. De stemregisseur heeft dus meer vrijheid om een taalvariëteit te kiezen zonder het risico te lopen dat een deel van zijn publiek zal afhaken. 5.6 Rol van het personage Tijdens het analyseren van de transcripties viel op dat een bepaald type personage een aantal keer terugkwam. Het gaat hier over de personages die de rol van humoristische sidekick aannemen. Onder deze noemer plaatsten we de personages wiens enige taak het was te zorgen voor de komische noot in de film. Bij deze personages, die weinig of geen persoonlijke ontwikkelingen doormaakten doorheen het verhaal, viel op dat hun tussentaalpercentages zeer hoog waren. Concreet gaat het over de personages Dory, Mikey en Ezel. In de volgende grafiek plaatsen we hen tegenover alle andere personages: totaalcijfers volgens rol personage 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00 sidekick hoofdrol 102

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. 1 Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. De particularisten pleitten voor een eigen Nederlands pleitten,

Nadere informatie

Standaardtaal of tussentaal op televisie

Standaardtaal of tussentaal op televisie Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Academiejaar 2011 2012 Standaardtaal of tussentaal op televisie Een onderzoek naar het taalgebruik van presentatoren in tv-magazines Verhandeling

Nadere informatie

wel rijp voor een ruimere maatschappelijke rol?

wel rijp voor een ruimere maatschappelijke rol? Is de Vlaams-Belgische Gebarentaal wel rijp voor een ruimere maatschappelijke rol? April 1998 Auteurs: Myriam Vermeerbergen Mieke Van Herreweghe Voorafgaande opmerking Deze tekst werd geschreven in de

Nadere informatie

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Vakgroep Nederlandse Taalkunde Academiejaar 2011-2012 TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots Verhandeling voorgelegd

Nadere informatie

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE VAKGROEP NEDERLANDSE TAALKUNDE ACADEMIEJAAR 2009-2010 Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren Verhandeling voorgelegd tot het behalen van

Nadere informatie

VLAAMSE TUSSENTAAL OP TELEVISIE:

VLAAMSE TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Academiejaar 2006-2007 VLAAMSE TUSSENTAAL OP TELEVISIE: EEN ANALYSE VAN HET FICTIEVE REPORTAGEPROGRAMMA Promotor: Prof. Dr. Johan De Caluwe Verhandeling voorgelegd aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Nadere informatie

DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C.

DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C.

Nadere informatie

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes Geeraerts, Dirk. 2001. "Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes". Ons Erfdeel 44: 337-344. Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes Dirk Geeraerts

Nadere informatie

Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker!

Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker! Jongeren en chattaal geen probleem, standaardtaal is ook een must in ons systeem! September Aandacht voor Standaardnederlands Taal verbindt en maakt van een groep mensen een samenleving. Een rijke taal

Nadere informatie

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst? Ronde 8 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool VIVES Contact: peter.debrabandere@vives.be Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Nadere informatie

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over. Naam: Klas: Nr: Datum: Vak: Nederlands Leerkracht: Taalverwerving Opdracht 1 Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een

Nadere informatie

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Marc van Oostendorp M.van.Oostendorp@umail.LeidenUniv.NL 29 november 2004 Variatielinguïstiek Wat is variatielinguïstiek? De studie van taalvariatie

Nadere informatie

Poldernederlands en Verkavelingsvlaams: afscheid van het AN

Poldernederlands en Verkavelingsvlaams: afscheid van het AN Poldernederlands en Verkavelingsvlaams: afscheid van het AN Het gaat goed met onze taal. Het aantal sprekers groeit elke dag: steeds meer immigranten voeden hun kinderen in het Nederlands op en ook het

Nadere informatie

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Mensen zoeken hulp omdat ze overhoop liggen met zichzelf of met anderen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten. Sommige mensen worden

Nadere informatie

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb hoofdstuk 8 Kernovertuigingen Kernovertuigingen zijn vaste gedachten en ideeën die we over onszelf hebben. Ze helpen ons te voorspellen wat er gaat gebeuren en te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit.

Nadere informatie

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie Zaken voor mannen Verhalen van mannen met epilepsie Introductie Niet alle mannen vinden het prettig om over hun gezondheid te praten. Ieder mens is anders. Elke man met epilepsie ervaart zijn epilepsie

Nadere informatie

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het

Nadere informatie

Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren

Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Elien Lefevere Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

DIALECT EN TAALVERWERVING

DIALECT EN TAALVERWERVING DIALECT EN TAALVERWERVING In diverse regio s in Nederland spreken kinderen, naast het algemeen beschaafd Nederlands, een streektaal of dialect. In de oostelijke mijnstreek is dit ook het geval. Vaak wordt

Nadere informatie

Het waarom van ons aanbod

Het waarom van ons aanbod Pagina 1 van 5 - scroll Het waarom van ons aanbod Mensen laten zich leiden door ervaringen en de betekenis die zij daaraan hebben gegeven. Daarmee besturen zij zichzelf en daarmee geven zij iedere keer

Nadere informatie

Journaalnederlands en Verkavelingsvlaams, de hypothese van de tweede persoon

Journaalnederlands en Verkavelingsvlaams, de hypothese van de tweede persoon 100520-de_tweede_persoon.doc page 1 / 5 Journaalnederlands en Verkavelingsvlaams, de hypothese van de tweede persoon "Waarom lukt het Nederlandse dialectsprekers binnen de Nederlandse rijksgrenzen wel

Nadere informatie

5,2. Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari keer beoordeeld. Nederlands

5,2. Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari keer beoordeeld. Nederlands Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari 2002 5,2 92 keer beoordeeld Vak Nederlands dialect (v. Gr. dialektos = spreken, gesprek), regionaal gebonden taalvariant die niet als standaardtaal

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd 53 9 Vader Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd heeft. P Ik begin steeds beter te begrijpen dat het heel bijzonder is dat ik een kind van God, mijn

Nadere informatie

Taalvariatie in het secundair onderwijs

Taalvariatie in het secundair onderwijs Taalvariatie in het secundair onderwijs Een vergelijking van luistertestscores van leerlingen uit de tweede graad ASO op fragmenten in de standaardtaal en fragmenten in de tussentaal Anne Geladé Masterproef

Nadere informatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie Ronde 1 Matthias Lefebvre Universiteit Gent Contact: matthias.lefebvre@ugent.be Jongeren warm maken voor taalvariatie 1. Inleiding Vlaamse middelbare scholen contacteren de redactie van het Woordenboek

Nadere informatie

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie).

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie). 8. Afasie [1/] 1 Afasie De term afasie wordt gebruikt om problemen met taal te beschrijven die het gevolg zijn van een hersenbeschadiging. Meestal is de oorzaak van afasie een beroerte. Het woord afasie

Nadere informatie

Inspiratiebijeenkomst Pedagogische Meerstemmigheid

Inspiratiebijeenkomst Pedagogische Meerstemmigheid Datum: Locatie: Spreker: Notulist: Aanwezigen: Organisatie: 14 december Kralingen Ilias El Hadioui Majda Battaï 23 deelnemers Stichting Attanmia i.s.m. Stichting Buurtwerk Kralingen-Crooswijk De besproken

Nadere informatie

Latijn: iets voor jou?

Latijn: iets voor jou? : n j i t a L r o o v s iet jou? De Romeinen en wij Waar komen onze letters vandaan? Hoe komen we aan de namen van de maanden? De antwoorden op vele van deze vragen vind je vaak in het verleden bij de

Nadere informatie

4 Zijn heerlijke producten ook eerlijke producten?

4 Zijn heerlijke producten ook eerlijke producten? 4 Zijn heerlijke producten ook eerlijke producten? Deze zomer was ik op familiebezoek in Honduras. Geheel onverwacht liep ik er twee oude bekenden tegen het lijf. Ze stonden pardoes voor mijn neus. Ik

Nadere informatie

Portret van H. Gerealiseerd door H. en Linde Stael In samenwerking met het SIHO

Portret van H. Gerealiseerd door H. en Linde Stael In samenwerking met het SIHO Portret van H. Gerealiseerd door H. en Linde Stael In samenwerking met het SIHO Dit portret gaat over H., een vrouw die met een evoluerende spierziekte nog lang voor de klas heeft gestaan in het lager

Nadere informatie

INTERFEDERAAL GELIJKEKANSENCENTRUM SAMENVATTING & AANBEVELINGEN

INTERFEDERAAL GELIJKEKANSENCENTRUM SAMENVATTING & AANBEVELINGEN INTERFEDERAAL GELIJKEKANSENCENTRUM SAMENVATTING & AANBEVELINGEN (NAAM)BEKENDHEID De Belgische bevolking heeft algemeen genomen weinig kennis van organisaties die zich bezighouden met de strijd voor gelijke

Nadere informatie

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Welkom in de bibliotheek. Je gaat op ontdekking in de bibliotheek. Hierbij doe je een onderzoek naar verschillende soorten media; zoals

Nadere informatie

Ik geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas:

Ik geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas: Ik geloof, geloof ik Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw Mijn naam en klas: Bezinningsmomenten In de godsdienstlessen stonden de afgelopen jaren verhalen centraal en de verschillende

Nadere informatie

Tradities en gebruiken in de Groningse cultuur

Tradities en gebruiken in de Groningse cultuur Tradities en gebruiken in de Groningse cultuur Groningen kent verschillende tradities en gebruiken. Denk hierbij aan de Groningse streektaal, de vlag en het Groningse volkslied. Maar het gaat ook om het

Nadere informatie

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING Inleiding De door leidinggevenden gehanteerde stijlen van beïnvloeding kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld, te weten profileren en respecteren. Er zijn twee profilerende

Nadere informatie

Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener. Hilde Delameillieure Foton

Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener. Hilde Delameillieure Foton Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener Hilde Delameillieure Foton Begrip uit contextuele therapie Meerzijdige partijdigheid of meerzijdig gerichte partijdigheid, of veelzijdige partijdigheid

Nadere informatie

Johannes 20, 1-18 20 april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Johannes 20, 1-18 20 april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente, Johannes 20, 1-18 20 april Pasen 2014 Wehl (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente, We zijn er doorheen gegaan, Veertig dagen en nachten, Tijd van voorbereiding...

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Examenopgaven VMBO-GL en TL Examenopgaven VMBO-GL en TL 2003 tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30 15.30 uur NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID CSE GL EN TL NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID VBO-MAVO-D Bij dit examen hoort een tekstboekje. Dit examen

Nadere informatie

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VWO 2007 tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 20 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 50 punten

Nadere informatie

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË do s Waarom hebben we de standaardtaal verstaan? e. (Vandekerckhove, 2014: 104) regiolect en Ook zij gebruiken de term

Nadere informatie

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk). Jeanne d'arc Aan het begin van de 15de eeuw slaagden de Fransen er eindelijk in om de Engelsen uit hun land te verdrijven. De strijd begon met een vrouw die later een nationale heldin werd, van de meest

Nadere informatie

10. Gebarentaal [1/3]

10. Gebarentaal [1/3] 10. Gebarentaal [1/3] 1 Gebarentalen Stel, je kunt niets horen. Je bent doof. Hoe praat je dan met andere mensen? Je kunt liplezen, maar dat is moeilijk en je mist dan toch nog veel van het gesprek. Bovendien

Nadere informatie

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht [Gepubliceerd in Erik Heijerman & Paul Wouters (red.) Praktische Filosofie. Utrecht: TELEAC/NOT, 1997, pp. 117-119.] Van mij Een gezicht is geen muur Jan Bransen, Universiteit Utrecht Wij hechten veel

Nadere informatie

Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams?

Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams? Gertie Heymans Masterscriptie Master Taal- en Letterkunde: Nederlands-Engels Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams? Een perceptie- en attitudeonderzoek over tussentaal Promotor: Prof. Dr.

Nadere informatie

Inleiding In mijn praktijk als orthopedagoog/gz-psycholoog komen natuurlijk ook ouders met een enig kind. Eerlijk gezegd zag ik hen tot nu toe niet als een aparte categorie. Voor mij is ieder mens uniek,

Nadere informatie

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4.1 Het prestige van de kerken De kerken zijn niet meer de gezaghebbende instanties van vroeger. Dat is niet alleen zo in Nederland. Zelfs in uitgesproken godsdienstige

Nadere informatie

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al: Niet meer overgeven Vaak is de eerste zin die de klant uitspreekt een aanwijzing voor de hulpvraag. Paula zat nog maar net toen ze zei: ik ben bang om over te geven. Voor deze angst is een mooie naam:

Nadere informatie

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa - 0817367 Kelly van de Sande 0817383 CMD2B

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa - 0817367 Kelly van de Sande 0817383 CMD2B Samenvatting Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren Esther Wieringa - 0817367 Kelly van de Sande 0817383 CMD2B Deze samenvatting gaat over hoofdstuk 4; eerst publiceren dan filteren,

Nadere informatie

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging.

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging. Inge Van Lancker Beroepsactiviteiten: In 2011 studeerde ik af als Master in de taal- en letterkunde: Nederlands - Spaans aan Universiteit Gent. Nu volg ik de Specifieke lerarenopleiding: taal- en letterkunde

Nadere informatie

Verhaal van verandering

Verhaal van verandering Isabella Lenarduzzi Belgische Ashoka Fellow Ashoka: Kun je ons iets vertellen over je familie en waar je bent opgegroeid? Isabella: Ik ben geboren in Brussel. Mijn vader kwam als twaalfjarige vanuit het

Nadere informatie

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen. De familieblues Tot mijn 15e noemde ik mijn ouders papa en mama. Daarna niet meer. Toen noemde ik mijn vader meester. Zo noemde hij zich ook als hij lesgaf. Hij was leraar Engels op een middelbare school.

Nadere informatie

Morele vorming in het voortgezet onderwijs Een peiling onder leidinggevenden en ouders

Morele vorming in het voortgezet onderwijs Een peiling onder leidinggevenden en ouders Morele vorming in het voortgezet onderwijs Een peiling onder leidinggevenden en ouders Auteurs: Drs. G. van der Meulen Referentie: WvdJ/SL 11.0426 Datum: maart 2007 Het lectoraat Morele vorming in het

Nadere informatie

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN Blijf kalm; Verzeker je ervan dat je de juiste persoon aan de lijn hebt; Zeg duidelijk wie je bent en wat je functie is; Leg uit waarom je belt; Geef duidelijke en nauwkeurige informatie en vertel hoe

Nadere informatie

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van 118 Overgangsdialecten op de kaart In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van Variaties vzw plaats, met als thema Overgangsdialecten. Onderstaande tekst is een samenvatting van de

Nadere informatie

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO 2012-2013. Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO 2012-2013. Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen. SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO 2012-2013 Staat en Natie Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen. In de 17 e en de 18 e eeuw ontstond er in Europa een politieke en filosofische stroming,

Nadere informatie

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties Ronde 3 Joost Hillewaere Eekhoutcentrum Contact: joost.hillewaere@kuleuven-kulak.be Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties 1. Inleiding Waarom leren kinderen taal op school? Taal heeft

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Unicef Hoofdstuk 1: Geschiedenis van Unicef Unicef is de Kinderrechtenorganisatie van de Verenigde Naties (VN). De Verenigde Naties zijn een verbond van (bijna) alle landen van de wereld. Deze landen hebben

Nadere informatie

Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven

Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven Lezing: Marcus 12 : 28 34 De herfst brengt voor veel mensen een zekere weemoedigheid.: de bladeren vallen, de zomer is echt voorbij. In de herfst

Nadere informatie

Jezus, het licht van de wereld

Jezus, het licht van de wereld Jezus, het licht van de wereld Het evangelie naar Johannes 8: 1-30 1 Overzicht 1. De overspelige vrouw 2. Jezus als het Licht der wereld 3. Twistgesprekken met de Farizeeën 2 De overspelige vrouw Bijbeltekst

Nadere informatie

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons:

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: Lesbrief 54: januari 2019 Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: redactie@onzetaal.nl. Alarm! 3660 talen worden bedreigd! Uit een recent onderzoek

Nadere informatie

Jaarverslag voor Stichting SQPN

Jaarverslag voor Stichting SQPN Jaarverslag voor 2011 Stichting SQPN Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Activiteiten... 3 Publiciteit... 4 Externe contacten... 4 Interne organisatie... 5 Financiën... 5 Conclusies en aanbevelingen... 6 Stichting

Nadere informatie

JAARGANG 8 / NUMMER 3 NOVEMBER 2013. Mede mogelijk dankzij:

JAARGANG 8 / NUMMER 3 NOVEMBER 2013. Mede mogelijk dankzij: JAARGANG 8 / NUMMER 3 NOVEMBER 2013 Partners: Mede mogelijk dankzij: VRAAG 1 Verwarrende werkwoorden Schrijfster Joke van Leeuwen heeft met haar boek Feest van het begin de AKO Literatuurprijs gewonnen.

Nadere informatie

Hoogbegaafdheid en onderpresteren

Hoogbegaafdheid en onderpresteren Hoogbegaafdheid en onderpresteren Onderwijs Praktijk Texel Hoogbegaafdheid en onderpresteren Veel kinderen weten niet dat leren leuk kan zijn en weten niet wat ze nodig hebben om zich minder ellendig te

Nadere informatie

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige. Burn out Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige. Ik was al een tijd druk met mijn werk en mijn gezin. Het viel mij zwaar, maar ik moest dit van mezelf doen om aan de omgeving te laten zien

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese

Nadere informatie

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS? AANTEKENINGEN Alles draait om de visie op Jezus Christus. Door de eeuwen heen is er veel discussie geweest over Jezus. Zeker na de Verlichting werd Hij zeer kritisch bekeken. De vraag is waar je je op

Nadere informatie

Naam: FLORIS DE VIJFDE

Naam: FLORIS DE VIJFDE Naam: FLORIS DE VIJFDE Floris V leefde van 1256 tot 1296. Hij was een graaf, een edelman. Nederland zag er in de tijd van Floris V heel anders uit dan nu. Er woonden weinig mensen. Verschillende edelen

Nadere informatie

TUSSENTAAL OP DE VLAAMSE RADIO

TUSSENTAAL OP DE VLAAMSE RADIO TUSSENTAAL OP DE VLAAMSE RADIO EEN ONDERZOEK NAAR CODE-SWITCHING EN TAALATTITUDES BIJ VLAAMSE RADIOPRESENTATOREN Robbe Schepens Stamnummer: 01302724 Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe Masterproef voorgelegd

Nadere informatie

TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD

TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD EEN ANALYSE VAN HET TAALGEBRUIK VAN PRESENTATOR ERIK VAN LOOY VAN VROEGER TOT NU Aantal woorden: 26.201 Merel Vanoverbeke Studentennummer: 01402079 Promotor(en):

Nadere informatie

Juist in het openbaar onderwijs

Juist in het openbaar onderwijs Juist in het openbaar onderwijs Over de aandacht voor levensbeschouwing op de openbare school Legitimatie MARLEEN LAMMERS Wie denkt dat het openbaar onderwijs geen aandacht mag besteden aan levensbeschouwing,

Nadere informatie

narratieve zorg Elder empowering the elderly

narratieve zorg Elder empowering the elderly narratieve zorg Elder empowering the elderly huisbezoek 1: KENNISMAKING - 2 - KENNISMAKING - huisbezoek 1- a kennismaking huisbezoek 1: KENNISMAKING a vertrouwelijkheid individueel in teamverband naar

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

Een nieuw boek van Ter Palen!

Een nieuw boek van Ter Palen! Een nieuw boek van Ter Palen! In bedrijf : Ter Palen beschrijft industrieel verleden Het is al een tijdje geleden, maar we hebben voor u weer een publicatie klaar: In bedrijf. Onze ondervoorzitter dompelde

Nadere informatie

Debat: regionaal en nationaal

Debat: regionaal en nationaal Debat: regionaal en nationaal Korte omschrijving werkvorm In deze werkvorm debatteren leerlingen over het verschil tussen een regionale of lokale partij en een landelijke partij. Leerdoelen Leerlingen

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27 De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 27 Kaart 7. Toon wast zich, uit Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, deel 1 (68b). Kaart 8. Eduard kent zichzelf goed,

Nadere informatie

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Promotor: prof. dr. Johan De Caluwe Academiejaar:

Nadere informatie

Een verkenning van de relatie tussen taal en identiteit in Brussel en de Vlaamse Rand. Rudi Janssens

Een verkenning van de relatie tussen taal en identiteit in Brussel en de Vlaamse Rand. Rudi Janssens Een verkenning van de relatie tussen taal en identiteit in Brussel en de Vlaamse Rand Rudi Janssens Inhoud Identiteit: een actueel debat Taal en identiteit: een referentiekader De groei van een meertalige

Nadere informatie

13 Jij en pesten. Ervaring

13 Jij en pesten. Ervaring 82 13 Jij en pesten Wat doe ik hier vandaag? P Ik word me ervan bewust hoe erg het is om iemand te pesten en gepest te worden. P Ik leer dat ik met anderen steeds weer respectvol moet omgaan. P Ik ken

Nadere informatie

Als je ouders uit elkaar gaan, zit je met heel wat vragen.

Als je ouders uit elkaar gaan, zit je met heel wat vragen. Als je ouders uit elkaar gaan, zit je met heel wat vragen. Kan ik kiezen bij wie ik ga wonen? Is het mijn schuld? Ben ik verplicht om op bezoek te gaan bij papa of mama? Waarom hebben mijn ouders elk een

Nadere informatie

Vijf redenen waarom dit waar is

Vijf redenen waarom dit waar is Les 14 Eeuwige zekerheid Vijf redenen waarom dit waar is In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling Dag 1 Is de echte (ware) gelovige voor eeuwig veilig en geborgen in Christus? Voor

Nadere informatie

Voorstelling Onafhankelijk Leven vzw

Voorstelling Onafhankelijk Leven vzw Voorstelling Onafhankelijk Leven vzw Waarvoor staat Onafhankelijk Leven vzw? 1. Visie Onafhankelijk Leven vzw gaat met volle kracht voor een samenleving waar alle personen met beperking controle hebben

Nadere informatie

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Taalkunde, afdeling Nederlands Academiejaar 2013-2014 Intralinguale ondertiteling van tussentaal Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse

Nadere informatie

Dat we hier vanavond bij elkaar zijn wordt vooral bepaald door de wereldse kalender. En niet de kalender van de christelijke feesten.

Dat we hier vanavond bij elkaar zijn wordt vooral bepaald door de wereldse kalender. En niet de kalender van de christelijke feesten. Preek op Oudjaarsavond 2013 Dat we hier vanavond bij elkaar zijn wordt vooral bepaald door de wereldse kalender. En niet de kalender van de christelijke feesten. Oudjaarsdag: het lijkt een dag als alle

Nadere informatie

Stem van de jeugd: bulletrapport

Stem van de jeugd: bulletrapport Stem van de jeugd: bulletrapport 20190044 Mei 2019 Simon Desmet Lore Verhoogen Over het onderzoek Online onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau ivox in opdracht van Wat Wat en Medialaan tussen 25 april

Nadere informatie

Uitgegeven: 3 februari 2010. 2010, no. 10 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN

Uitgegeven: 3 februari 2010. 2010, no. 10 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN Uitgegeven: 3 februari 2010 2010, no. 10 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN BELEIDSREGEL voor het verkrijgen van een partiële ontheffing voor het vak Fries in het primair en voortgezet onderwijs in de provincie

Nadere informatie

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua Spreekbeurt Dag Oglaya Doua Ik werd wakker voordat m n wekker afging. Het was de dag van mijn spreekbeurt. Met m n ogen wijd open lag ik in bed, mezelf afvragend waarom ik in hemelsnaam bananen als onderwerp

Nadere informatie

U schrijft ook dat wij Belgen bang zijn voor elkaar. Hoezo?

U schrijft ook dat wij Belgen bang zijn voor elkaar. Hoezo? Wablieft praat met Paul Verhaeghe De maatschappij maakt mensen ziek Materieel hebben we het nog nooit zo goed gehad. De meesten van ons hebben een inkomen, een dak boven ons hoofd Toch voelen veel mensen

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

Tijdvak I. 31 oktober 2013 8: 30-10:00.

Tijdvak I. 31 oktober 2013 8: 30-10:00. 1 SCHOOLONDERZOEK Tijdvak I GESCHIEDENIS 31 oktober 2013 8: 30-10:00. Dit onderzoek bestaat uit 38 vragen. Bij dit onderzoek behoort een antwoordblad. Beantwoord de antwoorden uitsluitend op het antwoordblad.

Nadere informatie

bw Prima Filosofie 2005 09-08-2005 13:47 Pagina 1 Ton Vink Prima Filosofie Een eerste kennismaking met de filosofie

bw Prima Filosofie 2005 09-08-2005 13:47 Pagina 1 Ton Vink Prima Filosofie Een eerste kennismaking met de filosofie bw Prima Filosofie 2005 09-08-2005 13:47 Pagina 1 Ton Vink Prima Filosofie Een eerste kennismaking met de filosofie bw Prima Filosofie 2005 09-08-2005 13:47 Pagina 3 Inhoud HOOFDSTUK 1 5 Filosofie is:

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-MAVO-C

Examenopgaven VMBO-MAVO-C Examenopgaven VMBO-MAVO-C 2003 tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-15.30 uur NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID C Bij dit examen hoort een tekstboekje. Dit examen bestaat uit 26 vragen en een samenvattingsopdracht.

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad Profilering derde graad De leerling heeft in de eerste en de tweede graad de gelegenheid gehad om zijn of haar interesses te ontdekken. Misschien heeft hij of zij al enig idee ontwikkeld over toekomstige

Nadere informatie

De meeuwen van de Afsluitdijk

De meeuwen van de Afsluitdijk De meeuwen van de Afsluitdijk Eerste druk, oktober 2011 2011 Ellen D. IJzendoorn Kleuringbewerking cover: Kasper Smoolenaars ISBN: 978-90-484-9016-5 NUR: 277 Uitgever: Literoza, Zoetermeer www.literoza.nl

Nadere informatie

Voor jongeren in het praktijkonderwijs. Verdriet om Nelson Mandela. gediscrimineerd door de blanke regering. Deze tijd wordt apartheid genoemd.

Voor jongeren in het praktijkonderwijs. Verdriet om Nelson Mandela. gediscrimineerd door de blanke regering. Deze tijd wordt apartheid genoemd. PrO -weekkrant Week 50 december 2013 Voor jongeren in het praktijkonderwijs 9-15 december 2013 Eenvoudig Communiceren Verdriet om Nelson Mandela Foto: ANP Foto: KRO/Liselore Chevalier In de hele wereld

Nadere informatie

Conclusies: enquête Kinderen Goedgekeurd (armoede en vluchtelingen)

Conclusies: enquête Kinderen Goedgekeurd (armoede en vluchtelingen) Conclusies: enquête Kinderen Goedgekeurd (armoede en vluchtelingen) Er hebben in totaal 50 scholen deelgenomen aan deze enquête. Dit gaat om een 3000tal leerlingen. 1. Kennis van het woord vluchteling:

Nadere informatie

Resultaten & conclusies onderzoek:

Resultaten & conclusies onderzoek: Resultaten & conclusies onderzoek: Kinderen over armoede en vluchtelingen door Kinderen Goedgekeurd! Er hebben in totaal 50 scholen deelgenomen aan deze enquête. Dit gaat om een 3000-tal leerlingen. 1.

Nadere informatie

Vlamingen en Walen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Vlamingen en Walen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 21 October 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/82637 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

De Bijbel open 2013 24 (22-06)

De Bijbel open 2013 24 (22-06) 1 De Bijbel open 2013 24 (22-06) In Mattheus 16 komen we een bijzondere uitdrukking tegen. Jezus zegt daar tegen Petrus en de andere discipelen dat zij zullen binden en ontbinden. Dat roept bij iemand

Nadere informatie