Reikt de Vlaamse tussentaal verder dan de grens met Nederland?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Reikt de Vlaamse tussentaal verder dan de grens met Nederland?"

Transcriptie

1 Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Katrien Adriaensen Reikt de Vlaamse tussentaal verder dan de grens met Nederland? Een exploratief onderzoek naar tussentaal in Noord-Brabant Masterscriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal- en letterkunde Nederlands - Duits 2017 Promotor Prof. dr. Jacques Van Keymeulen Co-promotor Prof. dr. Jos Swanenberg

2

3 Graag begin ik deze scriptie met een korte bedanking aan enkele mensen: mijn promotor Prof. dr. Jacques Van Keymeulen (Universiteit Gent), die me het onderwerp aanraadde. Hij begeleidde me ook bij mijn bachelorscriptie en was van het prille begin al enthousiast over het onderwerp. Dat enthousiasme heeft hij ook op mij overgebracht. Omdat ik zelf maar enkele kilometers van de rijksgrens woon, nam ik deze opdracht overigens graag op mij. Verder gaat mijn dank uit naar Prof. dr. Jos Swanenberg (Universiteit Tilburg), co-promotor van mijn onderzoek. De zoektocht naar informanten liep namelijk niet altijd van een leien dakje, maar dankzij hem vond ik in Tilburg toch goede kandidaten. Om dezelfde reden bedank ik hierbij ook Jan Roels, directeur van het Sint-Pietersinstituut in Turnhout, en dr. M.B.J. Mos, docent taalwetenschap aan het Beatrixcollege in Tilburg, die ervoor zorgden dat ik op een vlotte manier de juiste respondenten kon bereiken respectievelijk in Turnhout en Tilburg. Alle informanten verdienen natuurlijk ook een vermelding in dit dankwoord. Zonder hen is van een dergelijk onderzoek uiteraard geen sprake. Tot slot wil ik enkele familieleden bedanken. Om te beginnen gaat mijn dank uit naar mijn jongere broer voor zijn hulp bij technologische vaardigheden die mij helaas ontbreken. Ook wil ik hierbij mijn vader bedanken voor zijn oneindige steun en omdat hij steeds klaarstond om mijn scriptie kritisch na te lezen.

4 Inhoudstafel Inleiding De Vlaamse tussentaal Dialectverlies en opkomst tussentaal De term tussentaal Brabantse sturing Situatie in Noord-Brabant Modellen Materiaal, informanten en methode Onderzoeksmateriaal Informanten Gender Leeftijd Opleidingsniveau Setting en omstandigheden Methodologie Vragenlijst Transcriberen Telling Regexen Voorbeelden regexen Resultaten en bespreking Fonologische kenmerken Deleties Apocope en syncope van functiewoorden Apocope en syncope van inhoudswoorden Deleties bij werkwoorden Svarabhaktivocaal Constructies met der Afwijkend bezittelijk voornaamwoord: der in plaats van haar Afwijkend voorbijwoord en voornaamwoordelijk bijwoord met der

5 3.1.4 d voor sjwa wordt -j of -w rd wordt -rr Morfologische kenmerken Verbuiging van lidwoorden, tel- en voornaamwoorden en adjectieven Afwijkend persoonlijk voornaamwoord e persoon enkelvoud: ikke e persoon enkelvoud en meervoud: ge/gij en gullie Vormen met de*d/te*d Afwijkende diminutiefvorm -ke Syntactische kenmerken Redundant dat Alternatief reflexief Subjectsverdubbeling Dubbele negatie Afwijkende subjectsvorm: hem/ em en hun hem/ em in plaats van hij hun in plaats van zij/ze Als en dan in trappen van vergelijking Zoiets hebben van Lexicale kenmerken Afwijkende woordenschat Dialectische woordenschat Foutief gebruik van heten en noemen Rap in plaats van vlug/snel Afwijkend aanwijzend voornaamwoord: dees in plaats van dit (Zwaar) dialectische uitspraak Vreemde woordenschat Opvallende interjecties Hé/hè en uh/uhm Allee Zeg maar en weet je wel Afwijkend graadpartikel kei Geïntegreerde modellen omgangstaal / standaardtaal, toegepast op Turnhoutse en Tilburgse transcripties... 77

6 3.5.1 Vergelijking model Turnhout met model Tilburg Toekomst van tussentaal Conclusie Bibliografie Bijlagen Bijlage 1: Waarden en percentages Bijlage 2: Legende bij transcripties Bijlage 3: Transcripties Turnhout Bijlage 4: Transcripties Tilburg

7 Lijst van figuren Figuur 1. Kaart met Turnhout en Tilburg, gescheiden door de rijksgrens (bron: geraadpleegd op ) Figuur 2. Model Geeraerts (2001:339) Figuur 3. Geïntegreerd model omgangstaal / standaardtaal De Caluwe (2009:17) Figuur 4. Omgangstaal met beperkte verschuivingen in de richting van standaardtaal (De Caluwe 2009:19) Figuur 5. Geïntegreerd model omgangstaal / standaardtaal De Caluwe (2009:17) Figuur 6. Omgangstaal met beperkte verschuivingen in de richting van standaardtaal (De Caluwe 2009:19) Figuur 7. Geïntegreerd model omgangstaal / standaardtaal Figuur 8. Geïntegreerd model omgangstaal / standaardtaal toegepast op Turnhoutse transcripties. 81 Figuur 9. Geïntegreerd model omgangstaal / standaardtaal toegepast op Tilburgse transcripties Lijst van tabellen Tabel 1. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte fonologische kenmerken per stad Tabel 2. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte morfologische kenmerken per stad Tabel 3. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte syntactische kenmerken per stad Tabel 4. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte lexicale kenmerken per stad

8 Lijst van grafieken Grafiek 1. Absolute cijfers tussentaligheid per stad Grafiek 2. Percentages van de onderzochte fonologische kenmerken per stad Grafiek 3. Apocope en syncope van functie- en inhoudswoorden en deleties bij werkwoorden Grafiek 4. t-deletie bij functiewoorden (...)dat, wat en niet Grafiek 5. Deleties bij werkwoorden Grafiek 6. Svarabhaktivocaal Grafiek 7. Contructies met der Grafiek 8. d voor sjwa wordt j of w Grafiek 9. rd wordt rr Grafiek 10. Absolute en relatieve cijfers van onderzochte morfologische kenmerken in Turnhout Grafiek 11. Relatieve cijfers van gebruik van tussentalige g-vormen in Turnhout Grafiek 12. Percentage van de/-te-vormen afzonderlijk én in combinatie met ge-/gij-vormen in Turnhout Grafiek 13. Percentages van de onderzochte syntactische kenmerken per stad Grafiek 14. Hem/ em in plaats van subjectsvorm hij Grafiek 15. Absolute cijfers van dialectische woordenschat per stad Grafiek 16. Absolute cijfers van (zwaar) dialectisch uitgesproken woorden per stad Grafiek 17. Absolute cijfers van vreemde woordenschat per stad Grafiek 18. Absolute cijfers van de opvallende interjecties hé/hè en uh(m) per stad Grafiek 19. Absolute cijfers van tussenwerpsel allee Grafiek 20. Absolute cijfers van de interjecties zeg maar en weet je wel in Tilburg Grafiek 21. Afwijkend graadpartikel kei

9 Inleiding In de voorbije decennia hebben veel Vlaamse ouders er bewust voor gekozen hun kinderen niet langer in het dialect op te voeden (De Caluwe 2006:24). Ook het Algemeen Nederlands vond niet echt ingang. In de plaats van dat dialect en het Algemeen Nederlands is zo de Vlaamse tussentaal de moedertaal van de jeugd geworden. Die tussentaal wordt niet langer gezien als een tussenfase in het proces van een gehele standaardisering van de taal in Vlaanderen. Het is de omgangstaal van bijna iedere Vlaming geworden. In Nederland spreken taalkundigen niet van een dergelijke tussentaal. Geeraerts (2011:339) gebruikt het algemener begrip Nederlandse informele taal, een taal die volgens hem meer bij de standaardtaal aanleunt dan onze tussentaal. Tussentaal wordt meer beïnvloed door het Brabantse dialect. Dit experimentele onderzoek richt zich zowel op de Vlaamse als op de Nederlandse jeugd en dat is anders dan andere onderzoeken die al gebeurd zijn met betrekking tot tussentaal. Meer bepaald zullen in wat volgt spontane gesprekken van jongeren uit Tilburg, een stad in de Nederlandse provincie Noord-Brabant, geanalyseerd worden op kenmerken die eigen zijn aan de Vlaamse tussentaal zoals die in Turnhout gesproken wordt. Die stad ligt in de Belgische provincie Antwerpen, maar beide steden bevinden zich op een 30-tal kilometer van elkaar. Op onderstaande kaart is dat goed te zien. De rijksgrens loopt tussen beide steden. 1

10 Figuur 1. Kaart met Turnhout en Tilburg, gescheiden door de rijksgrens (bron: geraadpleegd op ). Verwacht wordt dat enkele van de typisch tussentalige kenmerken, opgemerkt bij de Turnhoutse informanten, wel degelijk terug te vinden zijn in het taalgebruik van jongeren in Tilburg. Veel van die kenmerken heeft de tussentaal namelijk ontleend aan Brabantse dialecten, en zowel het Turnhouts als het Tilburgs behoren tot die groep. Er zal getracht worden te laten zien dat Vlaamse tussentaal meer op de Nederlandse informele omgangstaal lijkt dan algemeen gedacht wordt. In ons onderzoek komt spontaan taalgebruik van zowel Turnhoutse als Tilburgse studenten ter sprake. Er zal voor beide transcripties nagegaan worden welke tussentalige kenmerken er zijn, en in welke mate die voorkomen in Turnhout en Tilburg. In het eerste hoofdstuk zal het begrip tussentaal en daarmee ook de huidige talige situatie in Vlaanderen en die in Nederland worden toegelicht. Vervolgens behandel ik in hoofdstuk twee de methodologie, de informanten en het uiteindelijke onderzoeksmateriaal. De resultaten van ons onderzoek worden uitgebreid besproken in hoofdstuk drie, waarbij kenmerk per kenmerk van de tussentaal, zoals die beschreven staat in eerdere literatuur, aan bod komt. Voorbeelden uit de transcripties en relatieve cijfers zorgen waar mogelijk steeds voor verduidelijking. In het vierde en laatste hoofdstuk volgt dan de conclusie en een genuanceerd antwoord op de 2

11 vraag of er net over de grens met Nederland, in Noord-Brabant, ook diezelfde tussentaal gesproken wordt als in Vlaanderen, en zo ja in welke mate dat dan gebeurt. In 2014 schreef ik over ditzelfde onderwerp, namelijk tussentaal in Nederland, reeds een kleinere bachelorpaper. De resultaten van dat onderzoek moesten echter met de nodige omzichtigheid behandeld worden. Wegens een gebrek aan voldoende deelnemers en zo ook een gebrek aan onderzoeksmateriaal konden geen generaliseringen worden gemaakt. Ditmaal werden niet alleen de informanten zorgvuldiger uitgekozen, ook werd veel meer bruikbaar materiaal verzameld en geanalyseerd. De resultaten uit deze masterscriptie kunnen dus al veel meer gezien worden als een weerspiegeling van de reële taalsituatie. 3

12 1. De Vlaamse tussentaal Meerdere wetenschappelijke onderzoeken naar tussentaal openen met de stelling dat dialecten over het hele taallandschap aan het verdwijnen zijn en dat dat proces al een tijd aan de gang is. Vlamingen blijken immers al enkele decennia in hun bovenregionale informele spreektaal de voorkeur te geven aan een mengvorm tussen dialect en standaardtaal. Dat fenomeen wordt in de Nederlandse linguïstiek benoemd als tussentaal. Voor Vlaamse jongeren is het zelfs niet langer een tussenvorm, maar dé taal van de dagelijkse omgang. De tussentaal werd de laatste decennia veel onderzocht. Ze is echter niet uniform over heel Vlaanderen (De Caluwe 2009:8-15). Een volledig gepubliceerde grammatica bestaat er dus nog niet van. Er bestaan echter wel lijsten met kenmerken, die meestal op intuïtieve wijze 1 tot stand zijn gekomen. Aan de hand van die lijsten wordt door taalkundigen de functie en het voorkomen van tussentaal bij verschillende groepen in allerlei situaties onderzocht. Het ontbreken van een eigen grammatica komt onder andere door de negatieve attitude die men aanvankelijk had tegenover het nieuwe fenomeen. Zo noemde Van Istendael (1989: ) de tussentaal iets vuils, een wangedrocht en de taal van de Vlaamse intellectuele luiheid. In die tijd van taalpedagogische inspanningen wilden ABN-ijveraars als van Istendael koste wat het kost de taal in Vlaanderen zo min mogelijk van die in Nederland laten afwijken. Anderen lieten de tussentaal wel toe, maar zagen deze variëteit eerder als een overgangsvorm in een proces waarvan de standaardtaal het einddoel is (Jaspers 2001:135). Een andere reden voor het ontbreken van exhaustieve beschrijvingen van dit taalsysteem vinden we bij De Caluwe en Van Renterghem (2011:2). Volgens hen wordt met tussentaal namelijk het hele continuüm van taalgebruik benoemd. De uitspraakbasis ervan is weliswaar standaardtalig, maar vele fonologische, morfologische, syntactische én lexicale kenmerken ervan zijn ontleend aan onder andere endogene dia- en regiolecten. Anderzijds vinden vele van die kenmerken een oorsprong in de vroegere Brabantse dialecten en in het huidige Brabantse regiolect. Daarop wordt later nog dieper ingegaan (zie 1.3 Brabantse sturing). 1 Ook in ons onderzoek zal op intuïtieve wijze en aan de hand van eerder gepubliceerde onderzoeken een lijst van tussentalige kenmerken opgesteld worden. 4

13 1.1 Dialectverlies en opkomst tussentaal Uit hun recent onderzoek naar dialectcompetentie bij 543 Vlaamse universiteitsstudenten concludeerden Ghyselen en Van Keymeulen (2014:133) dat steeds minder jongeren hun lokale dialect menen te beheersen. Een toenemend percentage geeft zelfs aan dat lokale dialect niet meer te begrijpen. Die groep jongeren vormt zo een overgangsgroep tussen een dialectcompetente en dialectsprekende generatie en een dialectincompetente, tussentaalsprekende generatie. Ze stelden ook vast dat diegenen die geen dialect meer hanteren in lokale of regionale situaties, voornamelijk tussentaal spreken. Ook de enkele resterende dialectsprekende Vlaamse jongeren zouden opteren voor een vorm van tussentaal (en niet de standaardtaal). Het dialectverlies ging samen met de opkomst van tussentaal. Eind jaren 80 van de vorige eeuw verscheen de tussenvariëteit op de linguïstische kaart (De Caluwe et al. 2013:3). Een negatieve attitude tegenover zowel het dialect als de Belgische variëteit van het Standaardnederlands en de gebrekkige beheersing van dat Standaardnederlands, veroorzaakten het opkomen van die tussenvariëteit. Vlamingen wilden in toenemende mate van hun dialect af, maar weigerden het zomaar in te ruilen voor het stijve Algemeen Nederlands. Zo ontstond er volgens Taeldeman (2008:28) in de laatste drie tot vier decennia een enorme behoefte aan een informele omgangstaal. Cajot (2012:43-44) spreekt ook van een zekere behoefte aan een dergelijke tussentalige variëteit. Hij haalt zowel het identiteitsgevoel van de intellectuele Vlaamse middenklasse als de toegenomen mobiliteit, de intensivering van de interregionale contacten en de toename van de mondelinge communicatiestromen aan voor het ontstaan van die behoefte aan een bovenregionaal mondeling uitdrukkingsmiddel. Toch zien veel Vlaamse intellectuelen de tussentaal nog steeds als een onbedoeld bijproduct, als het mislukte resultaat van een onvoltooid standaardiseringsproces (Cajot 2012:52). Een andere benaming met een eerder negatieve connotatie is het Verkavelingsvlaams van Geert van Istendael die, zoals hierboven vermeld, bekendstaat om zijn negatieve houding ten opzichte van deze taalvariëteit. Verder spreekt Jan Goossens (2000:3) van Schoon Vlaams en Dirk Geeraerts (1999) van soap-vlaams, het Vlaams dat je 5

14 acteurs in zo goed als alle Vlaamse soaps en reality-programma s hoort spreken. De Vlaamse tussentaal zorgt voor paniek en wordt daardoor gestigmatiseerd (Jaspers 2001:131). 1.2 De term tussentaal De term tussentaal is de meer academische benaming voor het onvolmaakte Nederlands van Vlamingen in situaties waar standaardtaal verwacht werd (De Caluwe 2009:16). Het begrip zelf werd eind jaren 80, begin jaren 90 van vorige eeuw geïntroduceerd door Johan Taeldeman (De Caluwe et al. 2013:3). De term bestaat uit twee woorden, namelijk tussen en taal, en doelt ook op een taal tussen twee (of meerdere) andere: het Standaardnederlands en een (of meerdere) dia/regiolect(en). Het is de taal van diegene die Standaardnederlands probeert te spreken zonder dat Nederlands echt te beheersen. Het is tegelijk de taal van wie het Standaardnederlands wél beheerst, maar bewust kiest voor een tussenliggende taal (De Caluwe 2006:19). Hoewel steeds gesproken wordt van dé Vlaamse tussentaal, is de realisering ervan bij iedereen anders. De Caluwe (2006:19) verwoordde het als volgt: Tussentaal vertoont bijgevolg een grote variatiebreedte. Definiërende kenmerken zijn niet in de vorm van noodzakelijke en voldoende voorwaarden op te sommen; er moeten wel voldoende afwijkingen van de standaardtaal in zitten én voldoende afwijkingen t.o.v. dia/regiolect. Wanneer de term tussentaal met het bepalende lidwoord de voorkomt in ons onderzoek, wordt dus steeds de brede waaier aan varianten bedoeld. Ook de kenmerken die hier onderzocht worden, komen bijgevolg niet bij alle tussentaalsprekers in Vlaanderen voor. Dan is het niet verwonderlijk dat enkele kenmerken ook bij de Tilburgse informanten weinig tot zelfs niet gebruikt zullen worden. Ook Jaspers (2001:130) haalt aan dat tussentaal beschouwd wordt als een variëteit die zich tussen twee andere systemen bevindt. Behalve de vroegere diglossie, waarbij twee variëteiten naast elkaar functioneerden (standaardtaal voor formele(re) situaties en dialect voor informele(re) situaties) en een vorm van diaglossie - daarbij is er tussen de twee polen (standaardtaal en dialect) nog een continuüm van tussenvormen en variëteiten - bestaan er ook nieuwe vormen van diglossie, maar dan die waarbij het dialect volledig verdwenen is en 6

15 het gaat tussen volgende twee polen: standaardtaal en substandaardtaal (Taeldeman 2008:26-27) 2. Tegenwoordig zijn de meeste onderzoekers het erover eens dat in Vlaanderen een steeds duidelijker herkenbare tussentalige variëteit aan het ontstaan is, de tussentaal, en dat er dus steeds meer van een nieuwe diglossie gesproken kan worden. Waar haalt die bovenregionale variëteit echter haar typerende eigenschappen vandaan? In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de opvallende oriëntatie van de Vlaamse tussentaal. 1.3 Brabantse sturing De tussentaal is niet zomaar uit het niets gekomen. De typerende kenmerken ervan moeten ergens hun oorsprong kennen en dat gebeurt onder andere bij dialecten, voornamelijk Brabantse dialecten. Hoewel de taalvariëteit in Vlaanderen nog niet als uniform beschouwd kan worden, kent de Brabantse vorm ervan wel de hoogste status en de breedste verspreiding. Volgens De Caluwe (2009:8) vindt de Brabants gekleurde tussentaal ook ingang in de regio die het verste van het Brabantse taalcentrum verwijderd is, namelijk in West- Vlaanderen. Hoewel Taeldeman (2008:41) die Brabantse sturing steeds probeert te nuanceren, geeft ook hij toe dat het Brabantse taalcentrum al van het begin de toon zette bij de ontwikkeling van die informele bovengewestelijke Vlaamse tussenvariëteit. Hij voegt hier zelfs aan toe dat ook in de toekomst die sturing aanwezig zal blijven. Ook De Caluwe en Van Renterghem (2011:5) kennen het Brabants een grote rol toe. Ze verklaren die rol aan de hand van de centrumfuncties die Brabantse steden als Antwerpen, Brussel, Mechelen en Leuven hebben. Het gaat hier om een dichtbevolkt gebied met belangrijke verkeersassen, veel economische activiteit en met maar liefst drie universitaire centra: Antwerpen, Brussel en Leuven. Ook zijn zo goed als alle belangrijke media gevestigd in het Brabantse gebied. Hiermee doelen De Caluwe en Van Renterghem onder andere op radio, televisie en krantenredacties. Door de drukke interactie van mensen uit de net beschreven regio met mensen erbuiten is er vanzelfsprekend behoefte aan een bovenregionale omgangstaal. Dat is dan een erg Brabants gekleurde tussentaal. 2 Taeldeman (2008:26) maakte gebruik van de typologie van Auer (2005), waarin die de talige repertoria binnen vele Europese taalgebieden onder de loep nam. 7

16 De Caluwe en Van Renterghem (2011:6) concluderen ten slotte dat in het Brabants dialectgebied, zoals vrijwel overal in Vlaanderen, de dialecten snel achteruitgaan. Standaardtaal wordt wel nog in de meer formele omstandigheden gebruikt. Een Brabants regiolect neemt nu de plaats in van de vroegere lokale dialecten voor informelere situaties en contacten met regiogenoten. Een Brabants gekleurde tussentaal vormt dan weer dé voertaal voor de bovenregionale informele communicatie. Enkele voorbeelden van dat Brabantse regiolect uit de transcripties van de Turnhoutse informanten in ons onderzoek: Ja ik durf da ook nooit : t-deletie Manneke geen alcohol kopen voor minderjarigen hè : diminuering op ke Da' s alleen maar boetes voor diegenen die dat da verkopen : redundant dat En nu is da best nog wel ne toffen eigenlijk : verbuiging van lidwoorden, adjectieven en voornaamwoorden. Dat de Vlaamse tussentaal Brabants georiënteerd is, is voor ons onderzoek erg van belang. Turnhout en Tilburg, de twee steden waaruit de informanten komen, liggen vandaag dan wel niet in hetzelfde land, maar kennen wel een gemeenschappelijke geschiedenis 3. Die geschiedenis geldt ook voor hun dialecten. Beide dialecten behoren bij de Brabantse groep, waaruit dus de meeste tussentalige kenmerken komen. Wanneer beweerd wordt dat jongeren in Noord-Brabant noch dialect, noch Standaardnederlands, maar wel een tussenvariëteit spreken (Swanenberg en Meulepas 2011:303) die gevormd wordt uit beide taalsystemen, is het te verwachten dat hun huidige spontane taalgebruik lijkt op dat van Vlaamse jongeren. 1.4 Situatie in Noord-Brabant Bij eerder onderzoek naar tussentaal staken taalkundigen onze rijksgrenzen niet over; het begrip heet dan ook Vlaamse tussentaal. Over de huidige talige situatie in de Nederlandse provincie Noord-Brabant, het gebied van mijn Nederlandse informanten, is overigens zelf 3 Het historische hertogdom Brabant met steden als s-hertogenbosch, Breda, Antwerpen, Leuven, Brussel en Mechelen. 8

17 niet veel geweten. Behalve in het onderzoek van Hoppenbrouwers (1990) is er volgens Swanenberg en Meulepas (2011:305) nauwelijks onderzoek gedaan naar regiolectvorming en gebruik in Noord-Brabant. Over de algemene talige situatie in heel Nederland is natuurlijk wel heel wat geweten en blijkbaar heeft die heel wat raakpunten met die van Vlaanderen. Ook in Nederland begon aan het eind van de negentiende eeuw een proces van verstedelijking en sociale vervlechting. Het opleidingsniveau steeg en de geografische en sociale mobiliteit namen toe. Die processen liepen door tot na de Tweede Wereldoorlog. Ook daar nam de burgerij in de steden het voortouw en raakte later ook het voormalige platteland betrokken bij het proces van urbanisatie. Steden en platteland richtten zich meer en meer op de nationale eenheidstaal en ouders voelden minder de behoefte om het plaatselijk dialect door te geven aan hun kinderen. Zo ontstond ook in Nederland het regiolect, een streekvariëteit met een duidelijk accent, maar met minder lokale dialectwoorden en andere kenmerken (Swanenberg en Meulepas 2011:303). Eerst was dat nog te beschouwen als een voortzetting van het vroegere dialect, dat zich later echter ontwikkelde tot een continuüm van tussentaalvormen 4. Dat proces en de nieuwe taalsituatie beperken zich niet tot de jeugd, wat ook voor de Vlaamse tussentaal geldt (Hoppenbrouwers 1990:79-80). Voor die regiolectische ontwikkelingen plaatsvonden, was er in Nederland ook sprake van een bilinguïsme (zie diglossie bij punt 1.2). De keuze bestond uit dialect of algemene taal, afhankelijk van de situatie. Ook verschijnselen als codeswitching, waarbij in dit geval tussen dialect en algemene taal gewisseld wordt, deden zich voor. Net als in Vlaanderen werden daar ook volop fouten 5 tegen gemaakt. Die twee systemen zijn duidelijk gescheiden, maar vormden op de duur toch beide een basis voor het ontstaan van een doorlopende reeks van tussentaalvormen. Hoppenbrouwers (1990:81-84) vult zijn stelling verder aan met meer uitleg over het eigenlijke proces. In de eerste fase van een dergelijk regiolectiseringsproces verliezen dialecten kenmerken waardoor ze zich van elkaar tot dan toe onderscheidden. Dialecten gaan zo meer op elkaar lijken, wat het taalverkeer binnen de regio s ten goede komt. Vervolgens worden steeds meer elementen uit het Algemeen Nederlands 4 Het woord tussentaal wordt hier niet als eigennaam (zoals in Vlaanderen het geval is) gebruikt. 5 Wanneer een taalgebruiker bepaalde regels die bij een bepaald taalsysteem horen ten onrechte op een ander taalsysteem toepast, is er sprake van interferentie. 9

18 overgenomen tot er zo, in de laatste fase, een min of meer regionaal gekleurd Nederlands resteert. In hun onderzoek naar recente ontwikkelingen in de zuidelijke dialecten zien Swanenberg en van Hout (2013:322) wel een duidelijk verschil tussen het Noord-Brabants en het Zeelands en vooral het Limburgs. Het regiolect scoorde in de provincie Noord-Brabant namelijk heel hoog; het dialect daarentegen scoorde het laagst in het hele onderzoek. Een tussenvariëteit, die niet langer gekenmerkt wordt door primaire dialectkenmerken, heeft er een standvastige positie ingenomen. Dat klinkt al behoorlijk zoals de omschrijving van de tussentaal in Vlaanderen. Wat wel afwijkt van de Vlaamse tussentaal, is dat het proces van regiolectvorming in Nederland niet vergeleken kan worden met expansietheorieën 6. Volgens Hoppenbrouwers (1990:85) is er in Nederland geen gelokaliseerde prestigetaal zoals het Amsterdams of een andere variëteit van het Hollands. Het gaat namelijk over een geleidelijke aanpassing aan de niet-lokaal gebonden standaardtaal. Voorts is er ook geen sprake van een golfbeweging over het hele land, waarbij de taalverandering zijn sporen in de verschillende plaatselijke dialecten zou achterlaten. In Vlaanderen vertrekt de tussentaalgolf wel vanuit een centrum, het Brabantse taalcentrum (zoals uitgelegd in 1.3 Brabantse sturing). Hoewel er de laatste jaren veel over het fenomeen tussentaal geschreven is in Vlaanderen, ontbreekt iedere link met Nederland, en daar komt nog bij dat de twee standaarden in Vlaanderen en Nederland ook onderling divergeren (Van de Velde 1996). Men spreekt in Nederland helemaal niet van tussentaal. Taalkundigen houden het bij verschillende regiolecten en een informele gesproken taal. In een onderzoek naar tussentaligheid op televisie bij reality-programma s als Expeditie Robinson, waaraan zowel Vlamingen als Nederlanders deelnamen, werden alle gesprekken getranscribeerd, maar werden dan toch alleen die van de Vlamingen geanalyseerd (Zenner, Geeraerts en Speelman 2009:29). Er zou wel een equivalent van onze tussentaal bestaan in Nederland, namelijk het Poldernederlands. Die variëteit zou volgens Stroop (1998:24) niet aan een bepaalde plaats of streek gebonden zijn, maar voornamelijk maatschappelijk geconditioneerd zijn. Omdat 6 Golven van taalverandering, vertrekkend vanuit een centrum en gekenmerkt door een geleidelijke geografische verbreiding. 10

19 Plevoets onderzoek (2012:212) reeds aantoonde dat de typische tussentaalspreker hetzelfde sociale profiel heeft als die van het Poldernederlands, namelijk dat van jonge hoogopgeleide vrouwen, zou een onderzoek als het onze evengoed daarop toegepast kunnen worden. Enkele opvallende kenmerken van het Poldernederlands zijn enerzijds de uitspraak van de diftong die als ei of ij gespeld wordt, namelijk: aai [a:i], en verder ook de zogenaamde Gooise r. Die komt echter niet bij alle spreeksters van het Poldernederlands voor. De bijzondere r is nu nog een typisch randstedelijk verschijnsel (Stroop 1998:25-34), en omdat die (en ook de aai) bijgevolg niet opgemerkt zijn in de gesprekken van ons onderzoek, laten we het Poldernederlands buiten beschouwing. Voor ons onderzoek geldt echter dat terwijl de tussentaal in Vlaanderen kenmerken van Brabantse variëteiten heeft, het Poldernederlands die kenmerken niet heeft. 1.5 Modellen Het model van Dirk Geeraerts (2001:339) hieronder maakt de linguïstische afstand tussen de verschillende variëteiten in de twee taalgebieden duidelijk. De Vlaamse tussentaal staat aanzienlijk dichter bij de Vlaamse dialecten dan de Nederlandse informele spreektaal bij de Nederlandse dialecten staat. De verwachtingen, in ons onderzoek, zijn dan ook dat er ten eerste minder tussentalige kenmerken zullen opduiken in het taalgebruik van de Tilburgse informanten en ten tweede, dat die kenmerken die wel voorkomen, minder talrijk zullen zijn. 11

20 Figuur 2. Model Geeraerts (2001:339). De Caluwe (2009:15-16) neemt dit model ook in zijn werk op en prijst het als handig middel om inschattingen van linguïstische afstanden te visualiseren, maar De Caluwe waarschuwt ook voor een misleidende en zelfs foute interpretatie als er een visualisering van dé verhouding tussen variëteiten in zou worden gezien. De voorstelling van de Vlaamse tussentaal als aparte entiteit, ver verwijderd van de Belgische standaardtaal houdt geen rekening met een aanzienlijke overlapping van beide taalsystemen. Het gaat dan bijvoorbeeld over een groot deel van de woordenschat die beide gemeen hebben. Ook gaat deze voorstelling volgens De Caluwe voorbij aan de mogelijkheid dat de gemiddelde Vlaming geen aparte variëteit als tussentaal erkent en herkent. Zo werd er in het verleden, bij de constructie van het recente concept tussentaal, meteen ook ten onrechte beweerd dat de Vlaming kiest voor tussentaal. De gemiddelde niet-taalkundige Vlaming heeft niet voldoende kennis om hier bewust voor te kiezen. Daarom verwerkte De Caluwe (2009:17-18) een alternatief model om de overgang tussen omgangstaal en standaardtaal weer te geven. Allereerst sneuvelt in dat model het woord tussentaal wegens het perspectief van de modale niet-taalkundig geschoolde Vlaming. 12

21 Voorts wordt ook het begrip dialect buiten beschouwing gelaten omdat in grote delen van Vlaanderen het dialect niet langer gekend is door de meeste jongeren. Volgens De Caluwe is de keuze van het taalgebruik bovendien geen alles-of-niets-kwestie. Een aan/uit-knop kan de talige realiteit dus niet weergeven. De overgang wordt in zijn geïntegreerd model daarentegen gesymboliseerd met schuifknoppen. Ook in de gesprekken uit ons onderzoek blijken bijvoorbeeld de informanten soms zelfs binnen één zin nu eens voor de omgangstalige vorm ke, dan weer voor het standaardtalige tje (of pje/-kje) te kiezen. Een voorbeeld van een dergelijk model: Figuur 3. Geïntegreerd model omgangstaal / standaardtaal De Caluwe (2009:17). In bovenstaande figuur (3) staan alle schuifknoppen in de nul-positie. Dat gebeurt in het concrete taalgebruik van een Vlaamse spreker echter nooit. De nul-positie staat namelijk voor pure omgangstaal: er wordt bijvoorbeeld geen enkele pronominale vorm uit het jesysteem gebruikt, dimunitieven worden steeds gevormd met ke, enzovoort. In het concrete taalgebruik van een Vlaamse spreker zullen de schuifknoppen dus nooit helemaal op nul 13

22 staan. Ze zullen ook nooit allemaal op 100 staan. Dat zou overeenkomen met de realisatie van een formeel gesproken standaardtaal en die taal spreekt de Vlaming niet (De Caluwe 2009:18). De witruimte in het model (figuur 3) staat voor de verzameling van alle woorden en alle morfo-syntaxis van de omgangstaal. Die ruimte is groter dan het blok rechts met de schuifknoppen omdat er veel meer gemeenschappelijk is tussen omgangstaal en standaardtaal dan dat er verschillen zijn. In die gemeenschappelijke witruimte zitten namelijk de ongeveer honderdduizend Nederlandse woorden die we én in de omgangstaal (tussentaal) én in de standaardtaal gebruiken. De grootte ervan werd niet exact berekend. Als we dat wel zouden doen, zou de witruimte nog véél groter moeten zijn, want uiteindelijk zijn de mogelijke verschillen met de standaardtaal heel beperkt. Het blok met schuifknoppen zou dan niet meer leesbaar worden. Dat blok staat overigens rechts gesitueerd omdat het gebruikelijk is de schaal van dialect over tussentaal naar standaardtaal altijd van links naar rechts voor te stellen. Ten slotte staat onder het hele model (formele) standaardtaal vermeld omdat de standaardtaal beschouwd kan worden als omgangstaal waarin alle schuifknoppen op 100% zijn gezet, waarin dus alle standaardtalige varianten gerealiseerd zijn. Een concreet voorbeeld van een model waarbij er in de omgangstaal een beperkt aantal verschuivingen gebeurd zijn in de richting van de standaardtaal ziet er als volgt uit: Figuur 4. Omgangstaal met beperkte verschuivingen in de richting van standaardtaal (De Caluwe 2009:19). Zoals te zien is op figuur 4 staat elke schuifknop, die een verschillend taalkenmerk visualiseert, in een andere positie. De stand van de knoppen zou volgens De Caluwe (2009:19) reflecteren welke varianten in de perceptie van de spreker(s) zelf dialectisch of 14

23 standaardtalig zijn. Die varianten zullen de sprekers al dan niet mijden. Bovendien anticiperen sprekers op de perceptie van hun gesprekspartners. Dit zal er mede voor zorgen dat er voortdurend met de knoppen heen en weer geschoven wordt tijdens het praten. Een voorbeeld hiervan uit de Turnhoutse transcripties van ons onderzoek: tijdens momenten wanneer de informanten zich bewuster zijn van de opnamesituatie omdat er letterlijk gewezen wordt op het opnameapparaat zijn volgende zinnen te horen: - die gaat ons straks Facebooken en keihard uitlachen ggg. - sowieso. 'zijt gij die belachelijke van in mijn gesprekje?' De diminuering van het woord gesprek wordt hier standaardtalig toegepast. Terwijl diezelfde informanten niet veel eerder, toen ze helemaal opgingen in hun gesprek, het niet hadden over bosjes, maar over de boskes, gekenmerkt met de tussentalige diminutiefuitgang ke(s): - Bram had dieje*d peuk in de boskes bij Marie gegooid en Marie zei nog 'hey gooit da nie in de boskes hè. Met dit laatste model van De Caluwe (2009) in het achterhoofd zullen de resultaten en bespreking (zie 3. Resultaten en bespreking) juist geïnterpreteerd kunnen worden. Op het einde van de scriptie (in 3.5 Geïntegreerde modellen...) zal, na de bekendmaking en bespreking van de resultaten, een gelijkaardig toegepast geïntegreerd model getoond en besproken worden. Normaal gezien heeft een dergelijk model betrekking op één persoon, hier zal het betrekking hebben op zes gesprekken tussen in totaal achttien informanten. 15

24 2. Materiaal, informanten en methode Na een inleiding in de huidige talige situatie, zowel in Vlaanderen als in Noord-Brabant, volgt nu uitleg over de praktische kant van ons onderzoek. Er zal dieper ingegaan worden op het profiel van die informanten, op de onderzoekswijze en op de onderzochte materie. 2.1 Onderzoeksmateriaal Het materiaal voor ons onderzoek bestaat uit transcripties van gesprekken van enerzijds Turnhoutse en anderzijds Tilburgse studenten. De gesprekken werden opgenomen in de periode van december 2014 tot april Concreet gaat het in beide steden over zes gesprekken van twintig minuten tussen telkens drie informanten. In totaal werden zo 53 pagina s uitgeschreven gesprekken per stad verzameld. In Turnhout spraken de informanten gezamenlijk op die twee uur woorden uit. In Tilburg was dat opvallend minder, namelijk woorden. Omdat dit de resultaten kan beïnvloeden in Turnhout levert dat namelijk 8,33% meer aan informatie op zullen de resultaten uit Tilburg genormaliseerd worden. Het materiaal biedt een kijk op het spontane en informele taalgebruik van de jeugd aan beide kanten van de rijksgrens. Nadat eerst de typisch tussentalige kenmerken in het taalgebruik van de Turnhoutse informanten worden aangehaald, zal bij de bespreking van de resultaten kenmerk per kenmerk vergeleken worden met dat van de Tilburgse respondenten. 2.2 Informanten Hoppenbrouwers (1990:89) benadrukt dat in een dergelijk onderzoek naar het regiolectcontinuüm de sociale variabelen gender, leeftijd en opleiding speciale aandacht verdienen. Bij ons onderzoek werd daar rekening mee gehouden: er is zorgvuldig gezocht naar de geschikte informanten. Terwijl de ideale informant voor traditioneel dialectologisch onderzoek de zogenaamde NORM-informant 7 is (Hoppenbrouwers 1990:9), richt ons onderzoek in tussentaal zich veeleer op de jeugd, en meer bepaald op jonge studerende, stedelijke vrouwen. 7 Begrip van Trudgill. NORM-informant staat voor Non-mobile Old Rural Male. 16

25 2.2.1 Gender Door de prominente rol die taalkundigen als Hoppenbrouwers (1990:87) aan vrouwen toekennen wat de standaardisering van de omgangstaal en dus de vorming van het regiolect betreft, is de onderzoeksvariabele gender van belang. Hoppenbrouwers wijdt dat vooral aan de plaats van de vrouw in de huidige samenleving. Het komt er volgens Hoppenbrouwers op neer dat het taalgebruik van vrouwen netter zou zijn en dat ter compensatie van de tot nu toe nog altijd niet voltooide emancipatie. Hoewel deze kwestie veelbesproken blijft in dialectologisch en algemeen in elk taalkundig onderzoek, besluit Hoppenbrouwers (1990:147) uiteindelijk toch, gebaseerd op onderzoeksresultaten, dat vrouwen een duidelijke voorsprong hebben als het gaat om de geleidelijke standaardisering van de omgangstaal. Ook Devos (2000:10) stelde zo, in haar onderzoek naar sociolinguïstische factoren die vermindering van dialectkennis veroorzaken, dat vrouwen gemakkelijker hun dialect opgeven dan mannen. Daarom hebben zij meer behoefte aan een vervangvariëteit die ze kunnen gebruiken in informelere situaties. Zij kiezen dan voor tussentaal. In zijn onderzoek stelde Plevoets (2012: ) ook deze vraag naar genderverschillen, maar dan niet zoals bovenstaande taalkundigen dat deden bij dialectonderzoek. Hij trok dit verder door naar onderzoek naar tussentaal. Hij toonde hierbij aan dat vrouwen significant meer tussentaal spreken dan mannen. Hij ziet hierin een paradox aangezien dit resultaat contrasteert met het klassieke socio-linguïstische gegeven dat vrouwen net meer grijpen naar de prestigevormen van de standaardtaal. Zo zouden ze symbolisch hun sociaal benadeelde positie compenseren. Plevoets lost dit echter simpel op: tussentaal is namelijk in de ogen van de vrouw de taal van de naoorlogse elite. Mannen daarentegen, opteren volgens Brouwer (1987) eerder voor dialectvariëteiten vanwege de associatie met mannelijkheid en stoerheid Leeftijd Vervolgens speelt ook de factor leeftijd, zoals al vermeld, een essentiële rol in het proces van regiolectvorming in Nederland en tussentaalvorming in Vlaanderen. Opnieuw bij Plevoets (2012:212) bleek dat vooral jongere generaties deze taal volop gebruiken. Jongeren beschouwen tussentaal volgens De Caluwe (2009:9) ook als eigen en standaardtaal dan weer als iets vreemds. 17

26 2.2.3 Opleidingsniveau Ook het opleidingsniveau is een belangrijke variabele (Plevoets 2012:212). Hogeropgeleide vrouwen zouden de onderzochte variëteit meer in de mond nemen dan lager geschoolden. Dat moet toch genuanceerd worden, want hoe hoger iemand opgeleid is, hoe meer die persoon zich bewust is van zijn of haar taalgebruik. In ons onderzoek werd dus bewust gekozen voor voortstuderende vrouwen in richtingen waarbij taal 8 niet de hoogste prioriteit is. Als hetzelfde onderzoek bij universiteitsstudenten aan de richting Taal- en Letterkunde uitgevoerd zou worden, kunnen misschien andere resultaten verwacht worden Setting en omstandigheden Om de beste resultaten te verkrijgen, is het belangrijk om zo gelijkaardig mogelijke informanten te vinden in beide steden. In Turnhout zijn dat achttien vrouwelijke zeventienjarige leerlingen uit het zesde middelbaar geworden. Zij zijn geboren in Turnhout en wonen er nog steeds of hebben er minstens vanaf hun twaalfde levensjaar school gelopen. De Turnhoutse informanten uit mijn onderzoek volgen allemaal een opleiding in een school waar alleen ASO-richtingen gevolgd kunnen worden. In Tilburg waren evenveel vrouwelijke leerlingen van zestien- en zeventienjarige leeftijd bereid om aan dit experimenteel onderzoek mee te werken. Die laatste Nederlandse groep vond ik in het VWO, wat ongeveer overeenkomt met het ASO in Vlaanderen. Ten slotte is in ons onderzoek ook bewust gekozen voor inwoners uit steden, en niet van landelijke gebieden omdat in dorpen langer aan dialect wordt vastgehouden (Hoppenbrouwers 1990:9). Een belangrijke opmerking is echter dat Tilburg 9 een grotere stad is met bijna vijf keer zoveel inwoners dan Turnhout 10. Hoewel de gesprekken op school plaatsvonden, werd getracht om een zo los mogelijke sfeer en een zo spontaan mogelijk taalgebruik te verkrijgen. De respondenten zijn klasgenoten en kennen elkaar dus al een tijd, wat de informaliteit ook ten goede komt. Ze waren ook steeds vrij om te kiezen met wie ze een groep van drie vormden. Wie wat op welk moment zegt, een onderscheid tussen de verschillende stemmen dus, kan niet exact achterhaald worden. 8 Hiermee wordt bedoeld: waarbij mondigheid wel van belang is, maar waarbij niet zozeer gefocust wordt op standaardtalig taalgebruik inwoners, gevonden op inwoners, gevonden op 18

27 Ik ben me ervan bewust dat dat niet de normale gang van zaken is in een dergelijk onderzoek naar spontaan taalgebruik. Er werd aanvankelijk getracht de gesprekken per persoon uit te schrijven, maar wegens het ontbreken van video-opnames en de vaak storende achtergrondgeluiden was dat praktisch onmogelijk. Ook bleken veel informanten over erg gelijkende toonhoogtes en stemgebruik te beschikken, wat het nog een stuk moeilijker maakte om de uitingen van elkaar te onderscheiden. De resultaten zouden dus niet geheel juist zijn. Er werd wél bewust voor gekozen om informanten met dezelfde sociale achtergrond, dezelfde leeftijd, hetzelfde geslacht en een vergelijkbaar opleidingsniveau te laten spreken. Een onderscheid tussen de verschillende sprekers is voor ons onderzoek dan ook minder van belang. 2.3 Methodologie Nadat de opdracht aan de leerlingen uitgelegd was, werd van hen verwacht dat ze ongeveer veertig minuten discussiëerden over emotioneel geladen onderwerpen als euthanasie, abortus, legalisatie van cannabis, alcoholgebruik en rookverbod. Dat is een bewuste keuze, want voorgaand onderzoek van onder andere Zenner, Geeraerts en Speelman (2009:37) toonde aan dat het tussentaalgebruik in negatieve of positieve emotie significant hoger ligt dan het tussentaalgebruik in emotioneel neutrale uitingen Vragenlijst Hieronder volgt een overzicht van de vragen die de informanten steeds beantwoord hebben in hun gesprekken. Druggebruik 1. Voor of tegen het toelaten van drugs? 2. Softdrugs toelaten voor eigen gebruik? 3. Is het beleid in België beter? 4. Hebben jullie zelf ervaring met drugs? 5. Uit onderzoek blijkt dat alcohol schadelijker is dan sommige drugs. Moeten we alcohol dan ook helemaal verbieden? 19

28 Alcoholgebruik bij jongeren 1. Wat vinden jullie van de minimumleeftijd in België (16 jaar: alcoholische dranken / 18 jaar: sterke drank) 2. In Nederland mag je pas op je 18 e een pils drinken. Is dat beter? 3. In Amerika mag dat officieel pas op je 21 e. Gaat dat er dan over of is dat nog steeds een goed idee? Euthanasie 1. Wat is jullie mening over euthanasie in het algemeen? Pro of contra? 2. Wat is jullie mening over euthanasie bij minderjarigen? (Dit is sinds kort toegestaan in België) 3. Wat is jullie mening over euthanasie bij gedetineerden? Rookverbod 1. Wat is jullie mening over het rookverbod in cafés en restaurants? 2. Er is sprake van een rookverbod op alle openbare plaatsen (straten, pleinen, parken,...). Is dit een goed idee? 3. Ook willen sommigen de terugbetaling van ziektekosten afschaffen voor longkankerpatiënten als gevolg van hun roken. Leren rijden 1. Wat vinden jullie van het Belgisch systeem waar ouders hun kinderen nog mogen leren rijden? Er is sinds kort wel sprake van dit af te schaffen. Lijkt jullie dat beter? 2. Vinden jullie dat oudere mensen vanaf een bepaalde leeftijd opnieuw een rijexamen moeten afleggen? Zo ja, vanaf welke leeftijd? Rijden met epilepsie 1. Vinden jullie dat mensen met epilepsie mogen rijden met de auto? 2. Vormen zij zo geen gevaar voor zichzelf, en vooral voor anderen? 3. Zien jullie een mogelijke oplossing? Abortus 1. Wat is jullie mening over abortus? 2. Hangt het af van de context? (tienerzwangerschap, zwaar gehandicapt kind) 3. Mogen we wel zelf kiezen over de dood? Spelen we dan niet voor God? Verschil België / Nederland 20

29 Een belangrijke opmerking bij deze vragen is dat wanneer mensen neergeschreven zinnen, hier uiteraard in het Standaardnederlands geformuleerd, voorlezen, ze meer geneigd zijn verzorgder te spreken dan wanneer ze gewone gesprekken voeren. Ook bij de informanten uit ons onderzoek viel dit op. Zo spraken ze eindmedeklinkers veelvuldiger uit tijdens het voorlezen van de vooropgestelde vragen dan tijdens het beantwoorden en bediscussiëren ervan. Uit het transcriberen van de gesprekken bleek dat zowel de Vlaamse als de Nederlandse informanten dit deden. Er werd geen rekening mee gehouden bij de analyse, maar omdat dit zowel bij de Turnhoutse als bij de Tilburgse informanten verwaarloosd werd zou dat de resultaten niet mogen beïnvloeden. Tijdens die tijdspanne van veertig minuten waren de informanten ook vrij om persoonlijke zaken in verband met deze onderwerpen te bespreken, waarbij ook roddels aan bod kwamen 11. Ook hier zijn de uitingen emotioneel geladen, want persoonlijk, en dus tussentaliger. Ikzelf ben niet bij de informanten gebleven gedurende de gesprekken omdat dat mogelijk de informaliteit en hun spontane taalgedrag zou beïnvloeden. Ik kon dus ook de gesprekken niet sturen of de informanten controleren. Sommige informanten hielden zich aan de opdracht, anderen minder of zelfs niet. Hier is overigens de zogenaamde observatieparadox van kracht. Hoppenbrouwers (1990:90) beschreef die paradox als een tegenstrijdigheid die ligt in het feit dat de onderzoeker in een formele onderzoekssituatie gegevens moet verzamelen over het informele taalgebruik hier dus tussentaal van zijn/haar informanten. Door het onvermijdelijke gebruik van opnameapparatuur wordt de onnatuurlijkheid van de onderzoekssituatie nogmaals versterkt. Ook in ons onderzoek vormden die omstandigheden, zoals een opnameapparaat en de opdracht op zich, een onnatuurlijke sfeer. Enkele informanten zijn zich helaas tijdens de hele opname bewust gebleven van de onnatuurlijkheid en verwezen in hun gesprekken soms naar het opnameapparaat, hun gesprekken zelf en sommigen hebben zelfs even over mij gepraat. 11 Spontane taal, vooral als die nog emotioneel geladen is, laat vaak de minste ruimte voor reflectie van mensen op de manier waarop ze spreken (Daan et al. 1985:144). 21

30 2.3.2 Transcriberen Vervolgens werden de gesprekken orthografisch getranscribeerd. Een dergelijke transcriptie is een woordelijke neerslag van wat er gezegd is en sluit nauw aan op het geschreven Nederlands. Een transcriptie verschilt op enkele punten echter wel van de Nederlandse spellingsregels. Ook kunnen er codes, die extra informatie toevoegen, worden aangebracht. Op die manier wordt de transcriptie bruikbaar voor wetenschappelijke doeleinden zoals deze scriptie. Voor de transcripties in ons onderzoek werd het Protocol voor Orthografische Transcriptie (Goedertier, Goddijn en Martens 2000) gevolgd. Dit protocol werd gebruikt voor het project Corpus Gesproken Nederlands CGN ( Corpus Gesproken Nederlands 2004). De conventies die uiteengezet zijn in dit protocol werden ook toegepast op het bronmateriaal van dit tussentalig onderzoek. Hieronder volgt een opsomming van codes uit het CGN die werden gehanteerd in de transcripties: xxx moeilijk verstaanbare stukken ggg sprekersgeluiden (gelach, gehuil, gegil, gekuch) *d dialectwoorden *v woorden uit een vreemde taal *a afgebroken woorden *u versprekingen (Goedertier, Goddijn en Martens 2000:2) Naast deze conventionele codering werden andere veel voorkomende tussentalige fenomenen in de transcripties aangeduid met markeringen waarvan de uitleg hieronder en ook in de legende (zie bijlage 2) opgenomen staat. Deze niet-standaardtalige kenmerken zijn terug te vinden in reeds bestaande literatuur over de tussentaal 12, onder andere bij Taeldeman (2008), De Caluwe (2006) en enkele niet-gepubliceerde masterscripties zoals die van Lohman (2011). Alleen die kenmerken die voorkwamen in ons verzameld onderzoeksmateriaal zijn vermeld. Er werd onderzoek verricht naar de aanwezigheid van volgende fonologische, morfologische, syntactische en lexicale kenmerken: 12 Zoals reeds vermeld bestaan er in de literatuur lijsten met tussentalige kenmerken, die meestal op intuïtieve wijze tot stand zijn gekomen. Uit die lijsten maakten wij ook een eigen lijst op. 22

31 Fonologische kenmerken: - deleties: apocopes en syncopes van functiewoorden dat, niet,... da, nie,... apocope en syncope van inhoudswoorden deleties bij werkwoorden altijd altij ik vind ik vin - svarabhaktivocaal markt marrekt - bezittelijk voornaamwoord der*d haar (trui) der (trui) - voornaamwoordelijke bijwoorden met der-*d erover derover - d voor sjwa wordt -j of -w ouders ouwers - rd wordt rr worden worren Morfologische kenmerken: - verbuiging van lidwoorden, tel- en uw (dag) uwen (dag) voornaamwoorden en adjectieven *d - afwijkend persoonlijk voornaamwoord: 1e persoon enkelvoud ikke 2e persoon gij/ge/gullie ik (wel) ikke (wel) jij, je, jullie gij, ge, gullie - vormen met de*d/te*d was (jij) waart de*t (gij) - afwijkende diminutiefvorm ke kindje kinneke Syntactische kenmerken: - redundant dat toen toen dat - alternatief reflexief mij(zelf) mijn eigen - subjectsverdubbeling 'k*d ik ik k ik - dubbele negatie nooit nooit niet - afwijkende subjectsvorm: 23

32 hem/ em ipv hij hun ipv zij/ze hij (sprak) hem (sprak) zij (deden) hun (deden) - als en dan in trappen van vergelijking (groter) dan (groter) als - zoiets hebben van ik heb zoiets van... Lexicale kenmerken: - dialectische woordenschat*d jas frak - (zwaar) dialectische uitspraak *z veel veul - vreemde woordenschat (Engels/Frans) *v gênant awkward - frequent terugkerende interjecties allee, hè, uh(m),... - afwijkend graadpartikel kei- heel veel keiveel Omdat de informanten zich in het begin van een dergelijk onderzoek vaak onwennig voelen en meer op hun taalgebruik letten, zijn de eerste tien minuten van elk gesprek niet in de bijlagen opgenomen. De laatste tien minuten transcribeerden we ook niet aangezien alle informanten al vóór de dertigste minuut inging, alle opgelegde vragen beantwoord en bediscussieerd hadden. Enkele gesprekken werden overigens vroeger beëindigd wegens tijdslimiet. Er werd dus gekozen voor zes twintig minuten durende transcripties per stad. Het transcriptiewerk werd overigens uitgevoerd door één persoon, mezelf, om een zo consequent mogelijke transcriptie te verkrijgen. Bij onderzoek naar tussentaal en regiolecten is het bovendien van belang dat de onderzoeker de taalsituatie van de betreffende regio goed kent. Een vertrouwdheid met taal en regio speelt volgens Hoppenbrouwers (1990:89) een rol bij het verzamelen en interpreteren van het verkregen taalmateriaal. Daarom heb ik getracht rekening te houden met de vroegere dialecten van de twee steden. Via de SAND, MAND en FAND 13 en - voor de resterende zaken die ik hier niet terugvond met de hulp van professor Swanenberg van de Universiteit Tilburg voor het Tilburgs en Jos Horemans 14 voor het Turnhouts, heb ik kunnen achterhalen welke tussentalige (en in Nederland dus regiolectische) kenmerken vroeger al in 13 Dialectatlassen, respectievelijk: Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten en Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten. Online geraadpleegd. 14 Jos Horemans, een NORM (zie hierboven bij punt 2.2 Informanten) uit Turnhout. 24

33 de dialecten aanwezig waren. Daaruit bleken bijna alle kenmerken, die overigens hieronder en in de bijlagen opgenomen zijn, afkomstig te zijn uit beide dialecten, met toch een kleine voorsprong voor het Turnhouts. Dat is ook logisch als je weet dat beide dialecten bij de Brabantse dialecten thuishoren en zoals al aangehaald werd, dat de tussentaal in Vlaanderen Brabants gekleurd is (zie hierboven bij punt 1.3 Brabantse sturing). Bij het weergeven van de resultaten wordt hier dan ook steeds rekening mee gehouden Telling De volgende stap in ons onderzoek was de eigenlijke telling. Per kenmerk uit bovenstaande lijst werd eerst het aantal tussentalige vormen opgeteld. Nadien werd hetzelfde gedaan voor de standaardtalige varianten. Er werd bijvoorbeeld geteld hoeveel diminutieven de informanten per gesprek gebruikten, hoeveel er daarvan standaardtalig en hoeveel er nietstandaardtalig dus tussentalig zijn. Op die manier werd een tussentaligheidscore (percentage) berekend per onderzocht kenmerk. Ook de telling werd door één en dezelfde persoon uitgevoerd voor beide transcripties Regexen Omdat de omvang van de gesprekken zo groot is, is een handmatige telling praktisch onhaalbaar. Hierdoor werd geopteerd voor het gebruik van technologie, namelijk het zoeken aan de hand van reguliere expressies ( Regular Expressions 2016) in LibreOffice. In zoekfuncties wordt dit frequent benut om patronen in teksten te zoeken en te herkennen. Zo konden in ons onderzoek talrijke tussentalige patronen en hun standaardtalige tegenhangers automatisch gedetecteerd en meteen geteld worden. Een automatische markering werd op die manier ook toegebracht. Reguliere expressies worden vaak omschreven als een taal an sich met een eigen reguliere grammatica ( Lijst met reguliere expressies 2016). Wat wel verschilt met gesproken talen is dat deze talen in zo weinig mogelijk regels opgebouwd worden én dat er geen uitzonderingen mogelijk zijn. 25

34 Voorbeelden regexen Eén van de gemakkelijkere tussentalige kenmerken die behandeld worden in ons onderzoek zijn deleties, bijvoorbeeld bij het woord niet. Om die zo snel en effciënt mogelijk te zoeken in een tekst van meer dan woorden is een reguliere expressie handig. De tussentalige variant nie komt ook in zijn geheel voor in woorden als niemand, opinie, enzovoort. Een gewone zoekfunctie schiet hierin dus tekort. De regex staat het toe om het begin en het einde van een woord af te bakenen met het karakter \b. De volledige code \bnie\b wordt dan gebruikt om alle tussentalige vormen te vinden en aan te duiden in de gewenste markering. De standaardtalige code luidt logischerwijze \bniet\b. Regexen laten het ook toe om ingewikkeldere patronen te herkennen. De svarabhaktivocaal belichaamt dit duidelijk. Een svarabhaktivocaal is een doffe e-klank (sjwa) die kan worden toegevoegd tussen een liquide en een niet-coronale consonant. Dit gebeurt voornamelijk in spontaan taalgebruik om de uitspraak te vergemakkelijken ( Het Genootschap Onze Taal s.d.). De definitie van de svarabhaktivocaal beschrijft een patroon. Via regex kan dit patroon naar computertaal vertaald worden: \b([:alpha:]*)(ll rr)([:alpha:]*)\b. \b duidt hier opnieuw het begin en het einde van het woord aan. De ronde haakjes zijn zoals in de wiskunde onderdelen van de expressie die meerdere bewerkingen van elkaar onderscheiden en de volgorde helpen weer te geven. [:alpha:] wijst op een alfabetisch karakter. Het sterretje * betekent dat de voorgaande formule niet, éénmalig of meerdere keren kan voorkomen. De dubbele l en dubbele r staan voor de verdubbeling van de medeklinker. Tot slot wordt de rechte streep tussen de medeklinkers vertaald door of. Letterlijk vertaald staat er: meerdere letters gevolgd door ll of rr gevolgd door meerdere letters en het geheel vormt op zich één woord. Voorgaande expressie is helaas niet sluitend en omvat ook woorden zonder svarabhaktivocaal. Zo duidt de zoekfunctie ook woorden als vertellen, alleen, sorry, enzovoort aan. Dit moet de onderzoeker dan nog wel handmatig nakijken. Toch is deze werkwijze nog steeds veel sneller dan de volledige tekst te moeten lezen. In het voorbeeld dat net aangehaald werd, kwam dit specifiek neer op 466 hits in de Turnhoutse transcripties, tegenover het totale aantal van woorden. 26

35 Er is ten slotte gekozen om de telling uit te voeren op alle transcripties samen. In ons onderzoek ligt de nadruk op de jonge, stedelijke, studerende vrouw in Turnhout en diezelfde jonge, stedelijke, studerende vrouw (zie 2.2 Informanten) in Tilburg. De informanten werden zoals reeds uitgelegd zorgvuldig aan dit profiel getoetst. Zoals we geen onderscheid per stem en dus per persoon (zie Setting en omstandigheden) maakten, leek voor ons onderzoek een onderscheid per gesprek ook niet noodzakelijk. 27

36 3. Resultaten en bespreking De resultaten zullen onderverdeeld worden volgens de aard van de verschillende kenmerken, te beginnen met de opvallendste: de fonologische kenmerken. In eerder onderzoek van Swanenberg en Meulepas (2011:314) blijkt ook de hedendaagse taal van jongeren uit Noordoost-Brabant voornamelijk gekarakteriseerd te kunnen worden door variatie op fonologisch gebied. In onderstaande grafiek, waar alle resultaten in opgenomen worden, valt dat ook af te lezen: Turnhout tussentalig Fonologische kenmerken 1138 Morfologische kenmerken Syntactische kenmerken Lexicale kenmerken Tilburg genormaliseerd tussentalig Grafiek 1. Absolute cijfers tussentaligheid per stad. Vervolgens komen ook enkele morfologische (paragraaf 3.2) en syntactische kenmerken (paragraaf 3.3) aan bod. Hierbij lijken zoals te zien is op grafiek 1 - enkele typisch tussentalige verschijnselen zich vooral en soms alleen (nog) maar in Vlaanderen voor te doen. Tot slot volgen nog lexicale kenmerken (paragraaf 3.4). Daarbij werden ook opvallende interjecties gerekend. We zullen zien dat er door de Nederlandse informanten gekozen wordt voor weliswaar evenveel tussenwerpsels, maar wel voor andere tussenwerpsels dan de Turnhoutse respondenten in de mond namen. 28

37 Op de transcripties werden, zoals reeds uitgebreid vermeld, tellingen uitgevoerd om te kunnen bepalen hoe vaak een bepaald kenmerk in beide gesprekken voorkwam. Niet alleen de tussentalige vormen, maar ook hun standaardtalige tegenhangers werden geteld en aangeduid op de transcripties in bijlage. Op die manier kon een tussentaligheidpercentage per stad berekend worden. Meestal zal gewerkt worden met die percentages aangezien relatieve cijfers meer zeggen dan absolute cijfers. In de tabellen worden die tussentaligheidspercentages zo wetenschappelijk mogelijk vermeld tot twee cijfers na de komma. In de tekst en op de grafieken wordt gemakshalve gewerkt met afgeronde percentages. Wanneer nuttig en relevant, zullen grafieken worden opgenomen om de talige situatie zo duidelijk mogelijk weer te geven. Ieder kenmerk is voorzien van een korte uitleg en telkens worden ook enkele regels uit de transcripties in bijlage tussen de doorlopende tekst als sprekende voorbeelden gepresenteerd. Die voorbeelden worden weergegeven zoals ze genoteerd zijn in de bijlagen. Dat houdt in dat ze ook hier de codering uit het CGN (zie Transcriberen) volgen. Een opfrissing: xxx moeilijk verstaanbare stukken ggg sprekersgeluiden (gelach, gehuil, gegil, gekuch) *d dialectwoorden *v woorden uit een vreemde taal *a afgebroken woorden *u versprekingen (Goedertier, Goddijn en Martens 2000:2) De extra markeringen die we er zelf aan toevoegden (bijvoorbeeld geel voor deleties en groen voor ge/gij-vormen) laten we bij de bespreking wel achterwege. Die extra markeringen zullen steeds vervangen worden door een onderlijning. Telkens staat één kenmerk centraal. Dat woord of die woordgroep wordt dan onderlijnd. Ten slotte volgen in paragraaf 3.5, zoals reeds aangekondigd (zie 1.5 Modellen), twee geïntegreerde modellen volgens De Caluwe (2009:17) die gebaseerd zijn op het bronmateriaal van ons onderzoek. 29

38 3.1 Fonologische kenmerken De Vlaamse tussentaal onderscheidt zich in de eerste plaats van het Standaardnederlands door een rijk fonologisch spectrum en, zoals reeds vermeld, blijken ook vooral de fonologisch afwijkende kenmerken uit de informele spreektaal in Nederland het meest voor te komen. De vraag blijft of die typische eigenschappen uit de Vlaamse tussentaal ook te horen zijn in het informele taalgebruik bij onze noorderburen, niet ver van de rijksgrens. In deze paragraaf worden de voornaamste resultaten opgesomd. In tabel 1 op de volgende bladzijde worden zowel de absolute als de relatieve cijfers van de onderzochte fonologische kenmerken weergeven. 30

39 Turnhout Tilburg Tilburg genormaliseerd TT ST % TT ST % TT ST ,79% ,33% deleties apocope en syncope van functiewoorden ,29% ,44% apocope en syncope van inhoudswoorden ,25% ,13% deleties bij werkwoorden ,41% ,04% svarabhaktivocaal ,03% ,51% constructies met der der ipv haar ,10% ,11% 1 9 der ipv daar/er ,47% ,80% d wordt -j of -w ,96% ,77% rr/-rd ,71% ,00% 6 15 Tabel 1. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte fonologische kenmerken per stad. 31

40 Omdat een visuele voorstelling vaak meer duidelijkheid schept, werden de percentages uit tabel 1 op de vorige bladzijde ook in een grafiek (grafiek 2) gegoten. Hieronder zal elke categorie apart besproken worden, telkens met grafieken en voorbeelden ter verduidelijking. Uit de absolute cijfers uit tabel 1 kan afgeleid worden dat van alle onderzochte fonologische kenmerken onze Tilburgse informanten het meest deleties toepasten in hun spontane gesprekken. We zullen de bespreking met deze categorie aanvangen. 60% 50% 54% 49% 54% 40% 36% 38% 36% 30% 26% 30% 20% 10% 18% 11% 7% 15% Turnhout Tilburg 0% Grafiek 2. Percentages van de onderzochte fonologische kenmerken per stad Deleties Om de fonologische analyse te beginnen, starten we met een kenmerk dat bij beide het meeste opviel: de deletie, aangeduid in een gele kleur op de bijgevoegde transcripties. Het gaat over verschillende vormen van weglaten. Eind-n-deleties horen in deze overkoepelende categorie deleties niet thuis. In de transcripties kozen we er namelijk voor om de eind-n steeds weer te geven, ook al werd deze niet altijd uitgesproken door de informanten. Het weglaten van de eind- of slot-n is volgens VRT Taalnet ( VRT-Taalnet s.d.) en Taaladvies ( Taaladvies s.d.) namelijk eigen aan spontaan gesproken taal. Als er een toonloze e (sjwa) 32

41 aan een eind-n voorafgaat zoals in kerke(n) en bidde(n) kunnen we de eind-n weglaten. Indien het volgende woord met een klinker begint, wordt de eind-n echter wel uitgesproken als overgangsklank: we verlaten elkaar. Dit werd door onze Vlaamse en Nederlandse informanten spontaan toegepast. Een verdere opsplitsing is noodzakelijk. Er wordt hier namelijk te veel bij elkaar gegooid om een heldere bespreking te verzekeren. In de volgende onderdelen zullen respectievelijk worden besproken: apocope en syncope van functiewoorden, apocope en syncope van inhoudswoorden en deleties bij werkwoorden. Op grafiek 3 worden deze drie categorieën apart gepresenteerd, aangevuld met bijhorende tussentaligheidspercentages. Die percentages blijken zoals verwacht steeds hoger te liggen in Turnhout. Toch scoren de Tilburgse informanten in deze categorieën ook hoog, vooral bij deleties van functiewoorden (zie ). 70% 66% 60% 50% 40% 30% 20% 45% 28% 15% 41% 28% Turnhout Tilburg 10% 0% Apocope en syncope van functiewoorden Apocope en syncope van inhoudswoorden Deleties bij werkwoorden Grafiek 3. Apocope en syncope van functie- en inhoudswoorden en deleties bij werkwoorden. 33

42 Apocope en syncope van functiewoorden Zoals te zien is op grafiek 3 scoort de categorie deleties bij functiewoorden het hoogst bij de informanten uit beide steden. Van de 4750 woorden in totaal waarbij de Turnhoutse informanten een deletie konden toepassen, deden ze dat 3150 keer. Dat is goed voor een tussentaligheidspercentage van 66%. Voor onze Tilburgse informanten kwamen we op 45% uit, wat betekent dat zij functiewoorden ongeveer even vaak volledig uitspreken als onvolledig. Er werden in beide transcripties deleties teruggevonden bij volgende functiewoorden: wat, omdat, voordat, nadat, totdat, zodat, niet, maar, het, ik, hem, als, met, ons/onze en er. In deze opsomming werden dus heel wat verschillende soorten deleties bij elkaar genomen, zoals t-deleties (wa/da/nie in plaats van wat/dat/niet), h-procopes ( em/ t in plaats van hem/het) enzovoort. Enkele voorbeelden uit Turnhout en Tilburg: (1) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) (d) (e) ja wa is da? [...] en dan is 'em terug vertrokken en dan ging het wel terug goed en dan zegt 'em 'ja als 'k*d ik er nu bij nadenk kan het ook wel da 'k*d ik mijne*d rem aan het indrukken was'. ja nee da vin ik nu a ge zelf in uwe*d auto wilt roken ja... ik denk da echt nie ma as ge nu bijvoorbeeld uh ja Elias zou ik nu nog wel achter 't stuur zien zitten ma zo zeg eens iemand klein uhm. os kat heeft da ook epilepsie. (2) Gesprek Tilburg (a) (b) (c) nou ik weet nie wa 'k daarvan moet vinden. ma dat geldt voor drugs ook. als je da nie onder controle hebt dan gaat 't ook nie goed. da' s omda ze die regel nie hebben [...] echt hebben ze 'em nie? Swanenberg en Meulepas (2013:308) stelden in hun onderzoek naar het Brabants onder jongeren in Noordoost-Brabant reeds dat t-deletie er volop plaatsvond bij woorden als dat, 34

43 wat en niet. Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat de Tilburgse informanten de apocope en syncope bij functiewoorden net als de leerlingen uit Turnhout inderdaad zeer consequent toepassen. Uit cijfers die we in bijlage 1 (waarden en percentages) toevoegden waarvan enkele ook opgenomen werden in grafiek 4 kunnen we nog een verder onderscheid maken in de categorie functiewoorden: 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 94% 63% da/dat omda/omdat voorda/voordat nada/nadat totda/totdat zoda/zodat 77% 34% wa/wat 97% 85% nie/niet Turnhout Tilburg Grafiek 4. t-deletie bij functiewoorden (...)dat, wat en niet. Zo werd de t-deletie in beide steden het meest toegepast bij het monosyllabische functiewoord niet. In Turnhout gebeurde dat in 97% en in Tilburg in 85 % van de gevallen. Ook de t-deleties bij dat functiewoorden gevormd met dat, zoals omdat, voordat, nadat, totdat en zodat werden hier eveneens bij gerekend worden goed gerepresenteerd. De Turnhoutse informanten pasten de deletie 1597 keer toe, de Tilburgse leerlingen 694 keer, wat goed is voor respectievelijk 94% en 63%. De t-deletie bij het functiewoord wat werd zowel in Turnhout (77%) als in Tilburg (34%) opvallend minder toegepast. Ook de deletie bij maar werd overigens veel door alle respondenten toegepast: in Turnhout 425 keer (81%), in Tilburg qua aantal meer (433 keer), maar het tussentaligheidspercentage ligt iets lager (73%). 35

44 Apocope en syncope van inhoudswoorden In ons bronmateriaal werden niet alleen deleties bij functiewoorden teruggevonden, ook pasten de informanten apocopes en syncopes toe bij inhoudswoorden. Dergelijke deleties werden opgemerkt bij volgende woorden: altijd, eens, eigenlijk, goed, (zo)iets en echt. Zowel in Turnhout (28%) als in Tilburg (15%) werden deze deleties opvallend minder toegepast. De hoogst scorende deleties werden teruggevonden bij altijd en eigenlijk. In Turnhout leverde dat een tussentaligheidspercentage van 81% op voor altijd en 86% voor de onvolledige versie van eigenlijk. In Tilburg lagen de percentages iets lager, 63% voor altijd en 44% bij eigenlijk. Enkele voorbeelden: (3) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) da' s alleen maar boetes voor diegenen die dat da verkopen maar de jongeren komen der*d altij wel goe vanaf. of we verzinnen zellef iet uh nee ik zal gewoon een verhaaltje vertellen ggg. ja zoiet ma hoe krijgt de*d dan da kind uit uwen*d baarmoeder? (4) Gesprek Tilburg (a) (b) (c) uh ik heb wel is ('ns) met een vriendin post bezorregd. da' s nooit onderzocht of die eilek vanbinnen wel helemaal goed zijn. die laten ons al heel vaak af*a expres zakken omdat ze maar een bepaald percentage mogen doen dus da' s ech gek Deleties bij werkwoorden In ons onderzoek werden ook deleties bij verschillende werkwoorden in Turnhout (41%) en Tilburg (28%) opgemerkt. Zowel eind-d- en eind-t-deleties als deleties bij de werkwoordsvorm is (wordt s) werden tot deze groep gerekend. Er werd dus hier opnieuw heel wat bij elkaar genomen. Het gaat over volgende werkwoorden: vinden, zijn, doen, rijden, moeten, weten, gaan, staan, doen, worden en weten. We zullen hieronder de deletie bij enkele van deze werkwoorden kort bespreken. Op grafiek 5 worden alvast enkele 36

45 tussentaligheidspercentages weergeven. Er werd gekozen om de werkwoorden te bespreken die het meest voorkwamen in de transcripties van beide steden. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 79% 71% 55% 45% 39% 22% 14% 10% 13% 10% 7% 2% vin/vind moe/moet wee/weet s/ is ga/gaat doe/doet Turnhout Tilburg Grafiek 5. Deleties bij werkwoorden. Zoals te zien is op grafiek 5, werd de deletie bij het werkwoord vinden het meest toegepast, zowel in Turnhout (71%) als in Tilburg (79%). In Tilburg werd de vorm maar liefst 247 keer gebruikt, wat in verhouding met Turnhout een verschil van 8% meer betekent. De vorm von (eind-d-deletie bij vond) in de verleden tijd kwam in totaal veel minder voor. Toch werd von opgemerkt in de transcripties van beide steden, in Turnhout ditmaal meer (64%) dan in Tilburg (27%). Ook deleties bij de 3 e persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd van werkwoorden als zijn, gaan en doen worden veel meer opgemerkt in de Turnhoutse gesprekken. De tussentaligheidspercentages zijn steeds terug te vinden in grafiek 5. Opvallend is dat de eind-t-deletie bij het werkwoord moeten door onze Tilburgse respondenten (14%) meer werd toegepast dan door de Turnhoutse (2%). De vorm wee (eind-t-deletie bij weet) werd in beide steden ongeveer even veel gehoord. In onderstaande voorbeelden worden enkele deleties ter verduidelijking opgenomen: 37

46 (5) Gesprek Turnhout (a) (b) nee ik von die alle drie nog nie zo goed eigenlijk. ik wee nie hoe da werkt. (6) Gesprek Tilburg (a) (b) ik vin da pillen en zo da vin ik nie mogen. ech nie? daar moe je een keer heen gaan. (c) nee ja het duurde wel lang want als ik 't in me eentje moes doen als Lisa nie hielp [...]. (d) da groeit toch alleen bij je tong aan? alleen bij je tong wis ik 't Svarabhaktivocaal Een svarabhaktivocaal is een doffe e-klank (sjwa) die kan worden toegevoegd tussen een liquide en een niet-coronale consonant. Dit gebeurt voornamelijk in spontaan taalgebruik om de uitspraak te vergemakkelijken ( Het Genootschap Onze Taal s.d.). In beide gesprekken van ons onderzoek kwam ook dit fonologische kenmerk voor: in Turnhout maar liefst 49%, in Tilburg een beduidend lagere 18%. 60% 50% 49% 40% 30% 20% 18% Turnhout Tilburg 10% 0% svarabhaktivocaal Grafiek 6. Svarabhaktivocaal. 38

47 De svarabhaktivocaal werd onder andere teruggevonden in adjectieven, werkwoorden en in zelfstandige naamwoorden. Voorbeeld (c) uit Tilburg toont zelfs het gebruik van een svarabhaktivocaal bij een eigennaam: (7) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) gij zij echt altij degene die nie kallem is hè. [...] dus die heeft zo nog altij want die heeft daar lang gewerrekt en die heeft nog altij zo de Brusselse gewoontes en ja da' s nie echt legaal soms. die die hebben echt zo een vogeltje zo hallef leefde zo ne*d keer echt keihard in de lucht gesmeten*d. (8) Gesprek Tilburg (a) (b) (c) ma ik denk als je gewoon mate houdt dan is 't toch nie erreg als je 't zelf onder controle hebt ma ja. mogen we wel zellef kiezen over de dood? spelen we dan niet voor God? en uh hoe denk jij over de Primarrek? In hoofdstuk (vragenlijst) vermeldden we dat wanneer informanten vragen af- en ook voorlezen, ze meer geneigd zijn verzorgder te spreken dan wanneer ze gewone gesprekken voeren. Onze informanten spraken bijvoorbeeld eindmedeklinkers veelvuldiger uit tijdens het voorlezen van de vooropgestelde vragen dan tijdens het beantwoorden en bediscussiëren ervan. Uit voorbeeld (b) uit Tilburg blijkt nu dat dat zorgvuldig uitspreken toch niet altijd even consequent gebeurde. Er sijpelde een svarabhaktivocaal in het standaardtalig uitgesproken woord zelf. De rest van het voorbeeld voldoet wel aan de normen van het Standaardnederlands Constructies met der Onder deze noemer behandelen we twee verschillende tussentalige kenmerken die werden opgemerkt bij het transcriberen van alle gesprekken uit beide steden. Het gaat over het gebruik van het woord der als variant voor het bezittelijk voornaamwoord haar. Ook werd 39

48 die der opgemerkt als voorzetselbijwoord en als eerste deel van een voornaamwoordelijk bijwoord. Het vervangt in deze laatste categorie de er. In grafiek 7 werden beide constructies met hun overeenkomstig tussentaligheidspercentage opgenomen. 40% 38% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 11% 7% 15% Turnhout Tilburg 5% 0% der/haar der/daar-er Grafiek 7. Contructies met der Afwijkend bezittelijk voornaamwoord: der in plaats van haar Om te beginnen wordt der als afwijkend vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord gebruikt door onze informanten. Dat deden de Turnhoutse informanten het meest (38%). In de Tilburgse transcripties werd het in 11% van de gevallen gebruikt. Enkele voorbeelden: (9) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) ah ja. ma da' s ook eilek den auto*z van ons mama uh van ons mama der*d werrek. nee ik heb nooit bij de auto in Maud maar da was de eerste keer was op Maud der*d vat ma da was nooit in de auto bij Maud. want ja uhm os mama der*d nicht daar de man van da was zo ne*d ne*d goeie wijnkenner hè. 40

49 (10) Gesprek Tilburg (a) en nu wil ze nie gaan studeren want ze wil een bedrij*a der*d eigen bedrijf oprichten in nagels haar en make-up Afwijkend voorbijwoord en voornaamwoordelijk bijwoord met der- De constructie waarbij het enkelvoudig voorbijwoord er afzonderlijk of in combinatie met een voorzetselbijwoord voorafgegaan wordt door een d- werd ook in ons bronmateriaal opgemerkt en gemarkeerd. Het kwam zelfs bijna eens zoveel voor in de Tilburgse transcripties (15%) dan in de transcripties uit Turnhout (7%). (11) Gesprek Turnhout (a) (b) ik probeer der*d ook geen problemen meer mee te hebben. der*d zijn genoeg anticonceptiemiddelen hè. (12) Gesprek Tilburg (a) ja der*d is geen God oké ja ggg d voor sjwa wordt -j of -w Ook dit voorlaatste fonologische fenomeen was terug te vinden in elk van de transcripties. De glijders j en w zijn typische kenmerken uit de Brabantse dialecten, die nog steeds veelvuldig gebruikt worden zo blijkt. Hoewel deze constructie in het Turnhoutse gesprek meer toegepast werd (54%), is het gebruik ervan door de Tilburgse respondenten (26%) ook zeker niet te verwaarlozen. 41

50 60% 54% 50% 40% 30% 20% 26% Turnhout Tilburg 10% 0% d wordt -j of -w Grafiek 8. d voor sjwa wordt j of w. Onderstaande voorbeelden tonen aan dat onze informanten deze glijders gebruikten bij werkwoorden (a), bij substantieven (b) en in adjectieven (c): (13) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) ne*d gsm moet ge de hele tijd in uw hand houwen en vasthouwen ma een sigaret. allee snapt te*d? ne*d zondagsrijer. soms zien die da toch in de klas zo van die rooi ogen. (14) Gesprek Tilburg (a) (b) ma veel mensen kunnen ook nie zo heel goed rijen. ja en da mag waarschijnlijk ook nie van je ouwers rd wordt -rr Aansluitend op de glijders van werd ook de verdubbeling van de r in de oorspronkelijk standaardtalige volgorde -rd tot de fonologische kenmerken gerekend. Het kwam in ons bronmateriaal alleen voor bij het werkwoord worden. In Turnhout (36%) werden ook 42

51 vervoegde vormen als geworren teruggevonden, in Tilburg (30%) spraken de informanten alleen de infinitief van het werkwoord met dubbele r (worren) uit. (15) Gesprek Turnhout (a) (b) ma er zijn ook keiveel mensen die gewoon as die stoppen me roken dat die keidik worren of zo. 't is groen geworren en die moet twee seconden wachten voordat die op derre*d gaspedaal kan staan. (16) Gesprek Tilburg (a) (b) nee klopt klopt ma dat er dan wel beter over nagedacht moet worren. ik weet nie hoe da in uh België zit ma dat er wel een officiële maatstaf moet worren voor wanneer je nou je rijbewijs krijgt. 37% 36% 35% 34% 33% 32% 31% 30% 29% 28% 27% 36% rr/rd 30% Turnhout Tilburg Grafiek 9. rd wordt rr. 43

52 3.2 Morfologische kenmerken Zoals eerder vermeld, zouden morfologisch afwijkende kenmerken minder voorkomen in het informele taalgebruik van Nederlanders. Uit ons onderzoek komt dat ook naar voren. Hieronder volgt dan ook een eerder korte uitleg. In tabel 2 worden opnieuw absolute en relatieve cijfers van de onderzochte morfologische kenmerken per stad weergegeven. Turnhout Tilburg Tilburg genormaliseerd TT ST % TT ST % TT ST verbuiging lidwoord ikke ,50% ,12% gij/jij ge/je gullie/jullie ,95% ,00% gij/jij ,47% ge/je ,00% gullie/jullie ,67% de*d/te*d diminutief -k ,71% ,14% 1 94 Tabel 2. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte morfologische kenmerken per stad. De tabel toont aan dat de onderzochte morfologisch kenmerken, die afwijken van het Standaardnederlands, inderdaad in zeer geringe mate voorkomen in de informele omgangstaal van de Tilburgse informanten. Deze zijn echter talrijk aanwezig in de transcripties van onze Turnhoutse informanten. Een aanzienlijk deel aan ingrediënten van de Vlaamse tussentaal is dus te vinden bij de morfologie. In dit deel worden de verbuiging van lidwoorden, tel- en voornaamwoorden en adjectieven, afwijkende vormen van persoonlijke voornaamwoorden (zowel de vorm ikke voor 1 e persoon enkelvoud als de vormen gij/ge voor de 2 de persoon enkelvoud en gullie/ullie voor het meervoud), de hieraan verwante de*d/te*d- vormen en het afwijkend diminutief ke besproken. 44

53 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% diminutief -ke gij/jij ge/je gullie/jullie Turnhout standaardtalig Turnhout tussentalig Grafiek 10. Absolute en relatieve cijfers van onderzochte morfologische kenmerken in Turnhout Verbuiging van lidwoorden, tel- en voornaamwoorden en adjectieven Taeldeman (2008:32) benoemt dit fenomeen als flexie in adnominale woorden of adnominale flexie. Vóór een mannelijk enkelvoudig substantief krijgen zogezegde voorbepalende woorden, lidwoorden, tel- en voornaamwoorden en adjectieven, vaak een uitgang op (e)n. Enkele voorbeelden ter verduidelijking: (17) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) zoals bompa dieje*d rijdt nog altij me den*d auto ma dieje*d rijdt misschien nog maar ene*d keer in de drie maand of zo allee. en dan kwam er zo ne*d keikwade meneer zo binnen uh terug naar buiten zo 'wa doet de*d gullie in mijnen*d hof?'. ma da is gene*d lelijken*d of zo ma dieje*d heeft gewoon De suffigale n verschijnt volgens Taeldeman (2008:33) evenwel als het onmiddellijk volgende woord met een vocaal, een t, een d of een h begint. Vóór andere anlautconsonanten wordt de flexie ook toegepast, maar dan zonder de suffigale n. Dan verschijnt de uitgang e. Uitgelegd aan de hand van voorbeeld (b) ne keikwade meneer: het lidwoord krijgt hier geen uitgang n wegens volgende k, maar verder in de zin volgt in mijnen hof: het bezittelijke voornaamwoord krijgt hier de uitgang n wel wegens volgende h. Dit 45

54 wijst op een fonologische conditionering en vandaar dat de Turnhoutse informanten dit systematisch correct toepassen. In de transcripties van de Turnhoutse informanten werd dit tussentalig kenmerk 536 keer toegepast. De diversiteit in de taal van hedendaagse jongeren uit Noordoost-Brabant zou echter veel geringer zijn op syntactisch en morfologisch gebied volgens Swanenberg en Meulepas (2011:315). In de gegevens van hun onderzoek ontbrak flexie op lidwoorden en voornaamwoorden, die in de Brabantse dialecten toch opvallend is. Zo halen ze nogmaals aan dat het taalgebruik van hun informanten zich in het brede spectrum tussen lokaal dialect en standaardtaal bevindt. In ons onderzoek in de Tilburgse transcripties hebben we slechts één dergelijke vorm teruggevonden. Opmerkelijk aan deze vorm is dat hier de fonologische conditionering niet van toepassing is. Na het geflecteerde lidwoord ene volgt namelijk de vocaal a. Toch gebruikt deze informant de suffigale n niet: (18) Gesprek Tilburg (a) maar er was geen ene*d advocaat die hem geloofde dus daarom heeft ie toch de doodstraf gekregen Afwijkend persoonlijk voornaamwoord In ons onderzoek zal nog een verder onderscheid gemaakt worden in deze afwijkende vormen van persoonlijke voornaamwoorden. In de Turnhoutse transcripties werden namelijk voor zowel de 1 e persoon enkelvoud als de 2 e persoon enkelvoud én meervoud tussentalige vormen gevonden. Die vormen worden als morfologisch beschouwd en zullen hieronder uitgebreider besproken worden. Verderop (in 3.3 Syntactische kenmerken) worden nog andere aspecten van tussentalig gebruik bij persoonlijke voornaamwoorden behandeld. We bespreken dan onder andere subjectsverdubbeling en het gebruik van hem en hun als subject die respectievelijk de standaardtalige vormen hij en zij/ze vervangen. 46

55 e persoon enkelvoud: ikke De tussentalige g-vormen voor de 2 e persoon enkelvoud en meervoud houden we nog even terzijde. Ook Van Gijsel, Speelman en Geeraerts (2008) vermelden in hun resultaten niet enkel die afwijkende vormen, maar halen ook ikke in plaats van ik als 1 e persoon enkelvoud van het persoonlijk voornaamwoord aan. Die vorm werd ook in onze transcripties teruggevonden, maar niet in grote aantallen. De Turnhoutse informanten zeiden slechts 14 keer ikke tegenover de 920 keer het standaardtalige voornaamwoord ik. Dat komt uit op een magere 2%. Uit de realisaties in ons bronmateriaal blijkt dat deze afwijkende subjectsvorm voornamelijk gebruikt werd om iemand de spreker zelf te benadrukken. De vorm ikke werd nooit gecombineerd met een persoonsvorm, maar werd zo goed als altijd aangevuld met woorden als nie(t) en wel. Het lage tussentaligheidspercentage kan op die manier verklaard worden. In Tilburg werd het alternatieve voornaamwoord één enkele keer gebruikt door één informant, ook weer in diezelfde context. (19) Gesprek Turnhout (a) (b) oh ikke nie ik voel mij dan zo altij aangesproken. ja nee*z. ikke en ons papa komen wel best overeen ma ikke en ons mama nie. (20) Gesprek Tilburg (a) uhm hebben jullie zelf ervaringen me drugs? waar staat da? vier. oh ggg. nee. ikke niet. ik ook nie e persoon enkelvoud en meervoud: ge/gij en gullie Hét kenmerk dat een Vlaming die zich min of meer bewust is van zijn tussentaal, waarschijnlijk als meest typische kenmerk van die taal beschouwt, is de afwijkende ge- en gij-vorm. In de Turnhoutse transcripties werd dit kenmerk het vaakst geteld. De schuifknop g-vormen zal dus in het geïntegreerde model (De Caluwe 2009:17-19) op het einde van deze scriptie het meest verschoven zijn in de richting van de Vlaamse tussentaal. Enkele 47

56 voorbeelden van dit ge-systeem zijn hieronder te lezen. In (a) gaat het over de nietbenadrukte vorm, in (b) wordt het voornaamwoord wel benadrukt en (c) is een voorbeeld van een g-vorm in het meervoud: (21) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) ik vin da ge geen longkankerpatiënten aan hun lot kunt overlaten omda die roken. da' s echt zot hè eerst waart gij daar zo goei vriendinnen mee. en sindsdien is het rijbewijs ingevoerd. wist gullie da nie? In verschillende eerdere onderzoeken naar tussentaal zoals bij De Caluwe (2009) en Geeraerts en Van de Velde (2013) wordt samen met de g-vormen meteen ook het gebruik van u als objectsvorm vermeld. Die u hoort namelijk bij het zogenaamde ge-systeem. Wanneer je een standaardtalige zin als je zal je verbranden als je niet oplet tussentalig maakt en het subject omzet naar een van de g-vormen verandert in dat systeem de objectsvorm mee en krijg je volgende zin: ge gaat u verbranden als ge niet oplet. In de Turnhoutse transcripties werd die u-vorm 35 keer als u en 73 keer als het bezittelijke uw teruggevonden. In grafiek 11 wordt duidelijk aangetoond dat dit g-systeem bij de Turnhoutse informanten als het ware ingebakken zit. Het standaardtalige je-systeem wordt door de jonge studerende Turnhoutse vrouw bijna nooit gebruikt. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 97% 98% 34% gij/jij ge/je gullie/jullie Grafiek 11. Relatieve cijfers van gebruik van tussentalige g-vormen in Turnhout. 48

57 Ook voor het bezittelijk voornaamwoord in de 2 e persoon meervoud gebruikten de Turnhoutse informanten een tussentalige variant waarbij ze de j in jullie weglaten. De Turnhoutse informanten gebruikten twee keer ullie als bezittelijk voornaamwoord. De standaardtalige vorm jullie werd vijf keer geteld, wat neerkomt op een tussentaligheidspercentage van 29%. Een voorbeeld hiervan: (22) Gesprek Turnhout (a) dus al ullie grootouders als die een rijbewijs hebben hebben die da waarschijnlijk gewoon gratis gaan halen. Deze ullie-vorm werd echter niet opgenomen in bovenstaande grafiek aangezien het hier gaat over persoonlijke en niet bezittelijke voornaamwoorden. Interessant voor de ge-vormen in Vlaanderen is dat ze niet in alle dialecten voorkomen, maar dus wel in de tussentaal worden opgenomen. Ook West-Vlamingen spreken nu van ge en gij, hoewel dat niet het geval is in hun dialect (De Caluwe, 2009:14). Taeldeman (2008:34) stelde in zijn onderzoek naar tussentaal dat dit kenmerk een geval is van Brabantse sturing (zie 1.3 Brabantse sturing) bij de uitbouw van de Vlaamse tussentaal. Het tegenovergestelde blijkt nu dus bij de Tilburgse informanten. Zij blijven getrouw jij-en en jou-en, ook al bestaan de g-vormen in het dialect van Tilburg. Mogelijk vinden ze die dialectvormen te archaïsch geworden Vormen met de*d/te*d Ook voorbeelden van de enclitische vormen -de en -te worden in mening onderzoek naar tussentaal vermeld (Swanenberg en Van Hout 2013, Geeraerts en Van de Velde 2013). In ons onderzoek en tevens zoals vermeld in de transcripties, worden deze vormen aangeduid met een *d. Ook dit kenmerk werd niet teruggevonden bij de Tilburgse informanten. Hieronder volgen enkele voorbeelden uit de Turnhoutse transcripties: (23) Gesprek Turnhout (a) (b) diejen*d doet da nu nog steeds en en zo op tijd pinken en zo kent de*d da? dan moet te*d da vogeltje toch nie meer gaan redden hè want da' s toch al zo... 49

58 (c) (d) [...] en dan kwam er zo ne*d keikwade meneer zo binnen uh terug naar buiten zo 'wa doet de*d gullie in mijnen*d hof?'. wablief? wilt de*d gij nu een kind? ggg. Laure gij? In de eerste twee voorbeelden (a) en (b) staan deze tussentalige vormen an sich. In de twee laatste voorbeelden (c) en (d) worden de de*d- en te*d-vormen echter gecombineerd met een g-vorm (zie e persoon enkelvoud en meervoud: ge/gij en gullie/ullie). Op het taartdiagram (grafiek 12) wordt aangetoond hoe vaak de de-/tevormen afzonderlijk voorkomen (90%) en hoe vaak de ge-/gij-vormen extra worden toegevoegd (10%). Wanneer informanten beide combineren is er sprake van benadrukking. 10% de*d/te*d de/te*d gij/ge/gullie 90% Grafiek 12. Percentage van de/-te-vormen afzonderlijk én in combinatie met ge-/gij-vormen in Turnhout Afwijkende diminutiefvorm -ke Het diminutief suffix ke (en zijn allomorfen eke en ske) is volgens verschillende eerdere studies naar tussentaal (Taeldeman 2008, De Caluwe 2006, Geeraerts en van de Velde 2013) heel prominent aanwezig in de Vlaamse tussentaal. Ook uit ons onderzoek blijkt dat. In de Turnhoutse gesprekken leverde de telling een tussentaligheidspercentage van 22% op voor dit kenmerk. In onderstaande voorbeelden blijkt dat niet alleen substantieven gediminueerd 50

59 worden met het suffix ke, ook een bijwoord zoals stil uit (c) werd door een Turnhoutse informant tussentalig gediminueerd: (24) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) [...] Bram had dieje*d peuk in de boskes bij Marie gegooid en Marie zei nog 'hey gooit da nie in de boskes hè. mijn mama is één tachtig uh mijn papa is één tachtig en mijn mama een kopke kleiner dan mij denk 'k. [...] zo stillekes zitten opeten. da' s keilekker as ge da bakt. De Tilburgse informanten blijven, zoals bij alle in ons onderzoek besproken morfologische kenmerken, blijkbaar ook hier trouw aan de correcte standaardtalige vormen. Ze gebruikten maar één enkele en dus verwaarloosbare ke-vorm, hoewel het Tilburgs dialect, zoals de meeste Brabantse dialecten, opnieuw de afwijkende vormen voorschrijft. (25) Gesprek Tilburg (a) ma ik denk dat als ze nieuw nieuwe meiskes gaan zoeken ik denk dat da dan helemaal niet zo bekend of zo dat da dan gewoon... 51

60 3.3 Syntactische kenmerken De volgende verschijnselen kwamen, net als de morfologische, niet in grote aantallen naar boven in ons onderzoek. Bij de Turnhoutse informanten zijn hier en daar wel enkele voorbeelden te vinden. In tabel 3 zijn opnieuw zowel de absolute als de relatieve cijfers van de onderzochte syntactische kenmerken weergegeven. Van het eerste hieronder opgenoemde verschijnsel werd in beide conversaties een voorbeeld gevonden. Het gaat dan over de constructie redundant dat. Vervolgens kwamen de drie daarop volgende tussentalige syntactische kenmerken alleen voor bij de Turnhoutse informanten en hoewel ze toch voorkomen in het Tilburgse dialect, nam geen enkele Tilburgse informant ze in de mond. Daarom worden de subjectsverdubbeling, de dubbele negatie en het alternatief reflexief hieronder ook maar kort vermeld. Tot slot komen de drie laatste verschijnselen hem/ em en hun als subject, het foutief gebruik van als en dan in trappen van vergelijkingen en de veel gebruikte constructie zoiets hebben van aan bod. Er zal telkens verwezen worden naar tabel 3 en grafiek 13, die de percentages van de onderzochte syntactische kenmerken van de Turnhoutse en Tilburgse transcripties weergeven. 52

61 Turnhout Tilburg Tilburg genormaliseerd TT ST % TT ST % TT ST redundant dat ,50% ,22% afwijkend reflexief ,89% ,00% 0 14 subjectsverdubbeling k ik ,89% 0 0 dubbele negatie ,16% ,00% afwijkende subjectsvorm hun ipv zij-ze ,00% 0 3 0,00% 0 3 hem-'em ipv hij ,00% ,26% 2 49 als en dan gebruik van als in vergelijkingen 0 5 0,00% 0 5 0,00% 0 5 gebruik van als bij de vergrotende ,74% ,04% 4 16 trap zoiets hebben van Tabel 3. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte syntactische kenmerken per stad. 70% 60% 50% 50% 58% 50% 40% 30% 20% 22% 21% Turnhout Tilburg 10% 0% 2% 0% redundant dat reflexief hem-'em ipv hij als in vergrotende trap 4% Grafiek 13. Percentages van de onderzochte syntactische kenmerken per stad. 53

62 3.3.1 Redundant dat Als eerste kenmerk behandelen we redundant dat, ook wel expletieve complementeerder genoemd door Taeldeman (2008:36). Dit kenmerk was terug te vinden in beide gesprekken. Het gaat om een constructie waarbij een extra dat wordt toegevoegd aan een onderschikkend woord aan het begin van een bijzin. De onderschikkende woorden zijn in oorsprong vraagwoorden en voornaamwoordelijke bijwoorden met waar-. Uit Taeldemans onderzoek bleek dat redundant dat een stabiele plaats in de Vlaamse tussentaal veroverd heeft. Ook in ons onderzoek blijkt dat te kloppen. In tabel 3 en op grafiek 13 reikt het kenmerk in Turnhout tot 50%. In Tilburg werden er echter maar vier exemplaren gevonden, wat overeenkomt met een kleine 2%. De Tilburgse respondenten gebruiken deze expletieve complementeerder dus wel, maar heel weinig. Enkele voorbeelden ter verduidelijking: (26) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) (d) ik weet nie of da da goe is as ge da want nu is da illegaal dus nu doen... [...] daar zijn speciale zijstraatjes waar da ge dan wel moogt roken. da' s echt gewoon door fouten te maken da ik weet hoe dat 't wel moet. ik weet nie waarom dat die leerkracht is geworden want die geeft nie graag les precies die wil mij da nooit leren. (27) Gesprek Tilburg (a) en de dermatoloog zegt 'ja er zijn ook gewoon mensen die daar allemaal zo'n groot probleem van maakt terwijl dat er misschien één dode is geweest Alternatief reflexief Met alternatief reflexief doelen we in ons onderzoek op een constructie, waarbij het standaardtalige reflexief zich vervangen wordt door een combinatie van een bezittelijk voornaamwoord en het woord eigen, zoals bij z n eigen, of gewoon door hem. Van Oostendorp (2003:30-32) verklaart in zijn onderzoek wanneer juist voor de varianten z n eigen en hem geopteerd wordt. Z n eigen zou zeer geschikt zijn om zichzelf te vervangen, 54

63 maar minder om zich te vervangen. In dat laatste geval gaan de Vlaamse dialecten volgens Van Oostendorp over op hem. We toetsten deze hypothese van Van Oostendorp ook aan ons Turnhouts bronmateriaal. De informanten gebruikten inderdaad het alternatieve z n eigen waar we in het Standaardnederlands zichzelf verwachten. (28) Gesprek Turnhout (a) en toen was dieje*d papa gestorven en toen zat diejen*d z'n eigen zo de hele tijd te verwijten van 'ja als ik wel zellef had gerejen wa was er dan gebeurd?' en zo. In bovenstaand voorbeeld uit Turnhout wordt de vorm z n eigen gebruikt. Het vervangt hier het enige mogelijke 15 zichzelf. Er werd echter in de transcripties geen voorbeeld gevonden waar de vorm hem het standaardtalige zich verving. In de Turnhoutse transcripties vonden we voor dit typerend tussentalig kenmerk een tussentaligheidpercentage van 58%. De Turnhoutse informanten gebruikten de tussentalige vormen z n eigen en hem als reflexief dus meer dan dat ze het standaardtalige zichzelf in de mond namen. De Tilburgse respondenten uit ons onderzoek gebruikten deze alternatieve constructie geen enkele keer. Ze hielden zich steeds aan het standaardtalige reflexief terwijl volgens Swanenberg en Van Hout (2013:328) die standaardtalige vorm in de Brabantse dialecten niet voorkomt. In onderstaande voorbeelden wordt ook aangetoond dat het woord eigen gecombineerd kan worden met verschillende bezittelijke voornaamwoorden en niet enkel met de 3 e persoon mannelijk enkelvoud z n: (29) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) [...] en die zo 'wellek geluid maakt da?'. en ik zat daar echt zo 'ik voel m'n eigen zo dom'. dan betaalt de*d eilek voor uw eigen kanker te geven. ja oké da hebben ze wel aan hun eigen te danken ma. 15 Je verwijt jezelf iets, je kan je niet verwijten. 55

64 3.3.3 Subjectsverdubbeling Wanneer subjectsvormen als kik en ekik 16 gebruikt worden, spreekt men van subjectsverdubbeling. Meer specifiek gaat het over een subjectsverdubbeling van de eerste persoon. Andere vormen of een subjectsverdubbeling van andere personen (Taeldeman 2008:34) kwamen in de conversaties die opgenomen zijn in ons onderzoek niet voor. Bovendien is deze constructie beperkt tot die van de Turnhoutse informanten. Dat werd overigens voor dit verschijnsel verwacht aangezien het enkel in het Turnhoutse en dus niet in het Tilburgse dialect voorkomt. Met een geringe 5% scoren de Turnhoutse informanten ook niet hoog. Taeldeman (2008:35) spreekt verder ook van regionale verschillen in Vlaanderen. In Oost-Vlaanderen en het westen van Brabant staat het verschijnsel het sterkst, maar verder naar het Oosten waar Turnhout gelegen is lijken deze verdubbelingen aan in kracht toenemende restricties onderhevig te zijn. Van Brabantse sturing (zie 1.3 Brabantse sturing) is hier volgens Taeldeman dus geen sprake. Van verdrievoudiging, zoals er enkele in het corpus van Taeldemans onderzoek zaten (2008:34-35): k zijn ekik daar zeker van, was bij deze conversaties geen sprake. (30) Gesprek Turnhout (a) [...] en dan zegt 'em 'ja als 'k*d ik er nu bij nadenk kan het ook wel da 'k*d ik mijne*d rem aan het indrukken was' Dubbele negatie Taeldeman (2008:36) onderscheidde twee groepen van dubbele negatie: het type en aangevuld met één negatie, of twee volle negaties. Onderstaand en overigens het enige voorbeeld uit Turnhout hoort thuis bij die laatste classificatie. Het voorbeeld wordt gevormd met het element nie(t) meer. Dat element leent zich volgens Taeldeman (2008:37) het gemakkelijkst tot constructies met dubbele negatie. In de Tilburgse transcripties ten slotte kwam de dubbele negatie geen enkele keer voor. 16 In de transcripties werden de subjectsverdubbelingen steeds als k*d ik genoteerd ongeacht de uitspraak kik of ekik. 56

65 (31) Gesprek Turnhout (a) [...] als ge een fout maakt dan weet te*d ook wel 'how de volgende keer mag ik da nooit nie meer doen' Afwijkende subjectsvorm: hem/ em en hun We behandelden reeds enkele afwijkende persoonlijke voornaamwoorden als morfologische kenmerken. In dit onderdeel worden de tussentalige subjectsvormen voor de 3 e persoon mannelijk enkelvoud en de 3 e persoon meervoud nader onderzocht: hem/ em in plaats van hij en hun in plaats van zij/ze hem/ em in plaats van hij 17 Uit ons bronmateriaal blijkt dat de Turnhoutse informanten in 50% van de gevallen het persoonlijk voornaamwoord hij vervangen door hem of em. De Tilburgse informanten deden dat maar 2 keer, wat goed is voor 4%. 60% 50% 50% 40% 30% 20% Turnhout Tilburg 10% 0% hem-'em ipv hij 4% Grafiek 14. Hem/ em in plaats van subjectsvorm hij. 17 In ons onderzoek werd de subjectsvorm ie (3 e persoon enkelvoud) ook bij de standaardtalige vorm hij geteld. Het kwam 6 keer in Turnhout en 30 keer in Tilburg voor. 57

66 Uit onderstaand voorbeeld (a) uit Turnhout kunnen we afleiden dat van de vijftien keer dat dit kenmerk voorkwam, het al negen keer gebruikt werd door één persoon in één enkel fragment. Daardoor krijgen we een vertekend beeld. De andere voorbeelden uit Turnhout (b en c) kwamen wel uit andere gesprekken. De afwijkende subjectsvorm hem/ em werd dus wel door meerdere informanten gebruikt. (32) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) ja os opa dieje*d was echt gevaarlijk en dan wou hem z'n boodschap zellef gaan doen. ma ja da ge dan... en dan vertelt hem komt hem thuis vertelt hem zo'n verhaal van was zo is ('ns) ne*d keer zo op de baan van de Carrefour in Turnhout hè die grote baan daar naast 't Stadspark en zo. daar was hem aan 't rijen. [...] en ineens dacht hem van 'oh fuck*v mijnen*d auto [...] en heeft 'em even*z gewacht en dan is 'em terug vertrokken en dan ging het wel terug goed en dan zegt 'em 'ja als 'k*d ik er nu bij nadenk kan het ook wel da 'k*d ik mijne*d rem aan het indrukken was'. me onze vijver wilt hem zelfs zo een uh dinge zo'n allee zoiets al laten maken. ergens in 1970 kreeg iederee*a kon iedereen als 'em wou een gratis rijbewijs gaan afhalen. (33) Gesprek Tilburg (a) hij is een beetje arrogant maar heel knap en vanavond komt 'em op tv half negen RTL vijf hun in plaats van zij/ze Sinds het begin van de jaren 90 werden taalkundigen zich meer en meer bewust van de snelheid waarmee de oorspronkelijke objectsvorm hun zich ook als subjectsvorm verspreidde. Dit ging gepaard met (extreme) gevoelens van irritatie bij leerkrachten en taalpuristen. De regel is nochtans eenvoudig: gebruik zij of ze voor het onderwerp. De constructie is erg eigen aan de informele Nederlandse spreektaal (Grondelaers en Van Hout 2001: ). 58

67 Vergeleken met het onderzoek dat ik voerde in en dat zoals vermeld veel minder bronmateriaal bevatte, gebruikten de Tilburgse informanten tijdens de gesprekken in ons onderzoek dit kenmerk niet. In het Turnhoutse gesprek kwam dit verschijnsel, zoals te verwachten was, ook geen enkele keer voor. Wat dan weer wel zou kunnen opduiken, is het gebruik van hun in de plaats van hen. Het gaat hierbij niet langer om een subjectsvorm, maar wel om een objectsvorm Als en dan in trappen van vergelijking Het gebruik van als na een bijvoeglijk naamwoord in de vergrotende trap is volgens Swanenberg en Meulepas (2011:309) algemeen in Brabantse dialecten. In onze transcripties zijn er inderdaad zowel door de Turnhoutse (22%) als door de Tilburgse informanten (21%) en bijna evenveel fouten tegen de standaardtaal gemaakt. Enkele voorbeelden worden ook hier opgenomen ter illustratie: (34) Gesprek Turnhout (a) (b) [...] en ik zie der*d ook nog eens veel jonger uit als da ik ben. ik zie er ook wel ouder uit dan ik ben. ja ik zie er jonger uit als da ik ben ggg. ah ja da' s twee dagen langer of zo als mij want allee ik zie da zo elke keer. De Turnhoutse informant in voorbeeld (b) maakt bovendien nog een andere fout tegen het Standaardnederlands: ze gebruikt de objectsvorm mij in plaats van de subjectsvorm ik, in langer als mij. In het volgende voorbeeld (c) gebeurde dat drie keer na elkaar, telkens door een andere informant uitgesproken. Het is dus niet persoonsgebonden, het kan echter ook niet uitgesloten worden dat de leerlingen zich hier gewoon aangepast hebben aan hun gesprekspartners. (35) Gesprek Turnhout (c) [...] mijn papa is één tachtig en mijn mama een kopke kleiner dan mij denk 'k. uiteindelijk mijne*d vader diejen*d is kleiner dan mij. 18 In dat onderzoek werd hun als subject in Tilburg in 27% van de gevallen gebruikt. In de Turnhoutse transcripties werd dit kenmerk toen ook niet teruggevonden. 59

68 oh ik vin da fijn da Sebas zo'n beetje groter is dan mij. Uit de transcripties van de Tilburgse respondenten werd een opmerkelijk stuk geselecteerd als voorbeeld. Eén van de leerlingen gebruikte als in plaats van dan in een vergrotende trap. De leerlingen verbeterden nadien elkaar en zichzelf: (36) Gesprek Tilburg (a) mijn moeder zei 'ja Mebel is makkelijker als xxx'. ggg. dan makkelijker dan toch? ja 't is dan. ik verbeter mezelf. Vergelijkingen met als worden overigens door alle informanten standaardtalig gebruikt. Ze gebruikten als en niet dan in zinnen als: hij is even groot als ik Zoiets hebben van De constructie met zoiets in combinatie met het werkwoord hebben en het voorzetsel van wordt de laatste jaren in Vlaanderen en in Nederland opgemerkt. Omdat het in beide transcripties enkele keren werd opgemerkt, bespreken we het hier kort. Zoiets hebben van behoort niet tot de standaardtaal en daarom wordt het in ons onderzoek gelabeld als tussentaal. Enkele voorbeelden van de Turnhoutse informanten worden hieronder opgenomen. De constructie kan in verschillende tijden (heb/had) voorkomen en kan ook in getal variëren (1 e persoon (a,b en d), 3 e persoon (c en e). Uit voorbeeld (e) blijkt ook dat de zo in zoiets weggelaten kan worden zonder betekeniswijziging. (37) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) (d) da 'k echt zoiets heb van ja... dan heb ik ze gewoon laten doen. als dieje*d nu aan 't smoren is ja da kan mij nie zoveel schelen ma als da mijne*d zoon zou zijn zou ik wel zoiets hebben van 'nee'. uhm had Liam weer het gevoel da hij tweede keuze was en dan had haar vriendin weer zoiets van what the fuck*v 'wa is daarmee?'. dus dan heb ik ook zoiets van ja dan zoekt te*d 't misschien erregens zelf? 60

69 (e) dan moeten ze daar toch meestal mee voor naar den*d dokter of zo en dan s*a heeft dieje*d wel iets van 'ge moogt nie meer rijen' of zo. Ook de Tilburgse informanten namen zoiets hebben van in de mond. In voorbeeld (b) werd zelfs het werkwoord hebben uit de constructie weggelaten, maar het bleef geïmpliceerd. (38) Gesprek Tilburg (a) ik heb zoiets van als je op je twaallefde uh wordt verkracht en je hebt een baby nou sorry dan ga ik nie een baby op de wereld zetten. (b) ja ik had haar telefoon helemaal nie hè. dus ik zoiets van ja telefoon xxx en dan ga ik wel weg zonder telefoon toch? 61

70 3.4 Lexicale kenmerken Deze paragraaf behandelt kort de van de standaardtaal afwijkende woordenschat, waaronder dialectische woordenschat, vreemde - Engelstalige en Franstalige - woordenschat, enkele opvallende interjecties en het graadpartikel kei-. De zwaar dialectisch uitgesproken klanken van woorden die wel tot het Standaardnederlands behoren, werden in de twee conversaties apart gelabeld in de transcripties. Zij zullen ook hier kort aangehaald worden. In tabel 4 worden absolute en relatieve cijfers van de onderzochte lexicale kenmerken weergeven. Hier zal tijdens de besprekingen naar worden verwezen. Turnhout Tilburg Tilburg genormaliseerd TT ST % TT ST % TT ST dialectische woorden *d heten/noemen ,56% ,00% 0 12 rap ipv snelvlug ,44% 0 9 0,00% 0 10 dees ipv dit ,75% ,45% 1 30 *z *v Frans Engels interjecties hè/hé uh/uhm allee zeg maar weet je wel graadpartikel kei ,87% ,96% Tabel 4. Absolute en relatieve cijfers van de onderzochte lexicale kenmerken per stad. 62

71 3.4.1 Afwijkende woordenschat Deze paragraaf toont enkele opvallende van het standaardtalige lexicon afwijkende voorbeelden. Omdat ons onderzoek zich net richt op de overeenkomsten in het taalgebruik, en omdat die in de woordenschat en interjecties niet echt te vinden zijn, zal hierbij niet lang worden stilgestaan. Wegens het veelvoudig voorkomen van onderstaande taalverschijnselen wordt er toch een apart deel aan gewijd Dialectische woordenschat Grafiek 15 geeft de absolute cijfers van opgemerkte dialectische woordenschat in Turnhout en in Tilburg weer. Het valt meteen op dat in Tilburg slechts één woord namelijk dees in plaats van dit - als dialectisch gemarkeerd werd. Niet toevallig komen bijna alle woorden die in de Turnhoutse transcripties werden gemarkeerd onder deze noemer uit het Brabantse dialect (zie 1.3 Brabantse sturing) Turnhout Tilburg genormaliseerd dialectische woorden *d Grafiek 15. Absolute cijfers van dialectische woordenschat per stad. 63

72 In onderstaande voorbeelden uit de Turnhoutse gesprekken wordt getoond welke woorden in ons onderzoek beschouwd worden als dialectische woorden. Er werden voorbeelden van verschillende woordsoorten gevonden: (a) substantieven, (b) werkwoorden en (c) voegwoorden. (39) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) zo die me hunne*d rooie frak*d bijvoorbeeld hè zo. en die heeft da gewoon uitgetuft*d en dan is er ook niks aan de hand en die andere had da zo ingeslokken*d ma een klein klein beetje maar dus dan was da ook nie zo erreg. ma doen ze da nie gelijk*d een abortus? In de Tilburgse transcripties werd zoals reeds vermeld slechts één dialectisch lexicaal kenmerk teruggevonden: het afwijkend aanwijzend voornaamwoord dees in plaats van het standaardtalige dit. Opnieuw kan hier verwezen worden naar het model van Geeraerts (2001) (zie 1.5 Modellen). De informele omgangstaal in Nederland leunt veel dichter bij de Standaardtaal aan dan wel aan de dialecten. Hieronder zoomen we in op enkele opvallende en vaak terugkerende lexicale verschijnselen die we onder de noemer dialectische woordenschat plaatsten. Opnieuw worden de verschillende kenmerken telkens verduidelijkt aan de hand van voorbeelden Foutief gebruik van heten en noemen Noemen betekent volgens Delarue et al. (2011:56) een naam geven. Heten kan in die betekenis niet gebruikt worden; het betekent namelijk een naam hebben. Uit de gesprekken bleek dat de Turnhoutse informanten de twee werkwoorden door elkaar halen en gebruiken wanneer niet toegestaan door de grammatica van het Standaardnederlands. In de Tilburgse transcripties werd hier geen enkel exemplaar van gevonden. Zij gebruikten heten en noemen steeds correct. In onderstaande voorbeelden uit Turnhout, zien we in (a) een foutief gebruik van het werkwoord noemen. In (b) gebruiken de informanten het werkwoord noemen wel in de juiste betekenis en het laatste voorbeeld (c) toont dat ze het werkwoord heten hier wel juist toepassen. In 56% van de gevallen gebruiken de Turnhoutse informanten het 64

73 werkwoord noemen in plaats van heten. Wat echter niet in ons Turnhouts bronmateriaal voorkwam is het omgekeerde: foutief gebruik van heten in plaats van noemen. (40) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) en hier was dan zo nog uh zo van die haken zo hoe noemt da nu weer? da da noem ik echt zat. sowieso embryo's of of of hoe heet da? foetussen beseffen da ook nie hè. De Tilburgse informanten gebruiken de werkwoorden (zie voorbeeld a en b) steeds standaardtalig en dus correct. (41) Gesprek Tilburg (a) (b) ja 't is wel moeilijk echt een soort van uh een ethische vraagstuk of zo noem je da toch? volgens mij is een embryo is gewoon zolang er nog geen ding omheen zit. hoe heet da? Rap in plaats van vlug/snel Ook opvallend bij de Turnhoutse respondenten was het gebruik van het bijwoord rap (44%) in plaats van het standaardtalige vlug of snel in verschillende trappen van vergelijkingen: de stellende trap (a) en de vergrotende trap (b). In Tilburg hielden de leerlingen zich aan de standaardtalige varianten. (42) Gesprek Turnhout (a) (b) dan moet ge nog wel rap zijn hè as ge ggg. nu wordt da ook rapper zo terug ingetrokken. (43) Gesprek Tilburg (a) ja maar ze hebben al heel snel een hart. 65

74 Afwijkend aanwijzend voornaamwoord: dees in plaats van dit Wat bij het transcriberen nog opviel, was het gebruik van een alternatief aanwijzend voornaamwoord. Dees werd in Turnhout in 44% en in Tilburg in 3% van de gevallen gebruikt in de plaats van het standaardtalige dit. Opnieuw enkele voorbeelden, ditmaal zijn ook de standaartalige alternatieven mee onderlijnd. Dees*d is steeds fout. (44) Gesprek Turnhout (a) (b) [...] 'ik doe dees*d eilek wel maar da moogt de*d zeker nie doen op 't examen dus'. wacht kijk dit is dees*d is Gitte en Sanne. dit is Gitte en Sanne weer ma dan zo ander gezicht. (45) Gesprek Tilburg (a) (b) wij gaan naar xxx dees*d jaar. ja ma ik bedoel als je op dit moment nog rijdt en je laat gewoon het kind uh je leert hoe het rijdt (Zwaar) dialectische uitspraak Wat ten slotte ook als afwijkend werd gemarkeerd, zijn standaardtalige woorden die met erg dialectische klanken uitgesproken werden door onze informanten. Ze werden apart gelabeld in de transcripties met *z. 66

75 Turnhout Tilburg genormaliseerd 0 *z Grafiek 16. Absolute cijfers van (zwaar) dialectisch uitgesproken woorden per stad. Grafiek 16 toont aan de hand van absolute cijfers het opvallende verschil in voorkomen tussen Turnhout en Tilburg. Het gaat onder andere over het heel vaak terugkerende woord even, dat soms in het geval van de Tilburgse informanten (a) en vaak in het geval van de Turnhoutse leerlingen uitgesproken werd als effe. Dat werd als enige dialectische klank in de Tilburgse transcripties teruggevonden. Het kwam 17 keer voor in de zes gesprekken. In Turnhout spraken de leerlingen klanken vaker uit zoals in het dialect: ze zeiden rieken (b), na (c) en otto (d). In de Turnhoutse transcripties werd 81 keer het label *z gebruikt. (46) Gesprek Turnhout (a) (b) (c) (d) ja ik heb da ook als ik zo even*z geen slaap heb gehad dan moe 'k*d ik uhm. ik kan echt geen amaretto meer ruiken*z sindsdien echt nie. da' s nu*z ook wel te vergezocht ze. ah ja. ma da' s ook eilek den auto*z van ons mama uh van ons mama der*d werrek. 67

76 (47) Gesprek Tilburg (a) alhoewel als ik nou zwanger zou worden als ik gewoon even*z een pleziertje heb gedaan zou ik wel abortus plegen Vreemde woordenschat In onderzoek van Swanenberg en Meulepas (2011:315) bleek dat het Engels een steeds belangrijkere positie inneemt in de taal van Noord-Brabantse jongeren. Ook in ons onderzoek werden bij zowel de Turnhoutse als de Tilburgse informanten enkele Engelse woorden of constructies teruggevonden. In Turnhout vulden de leerlingen dit aan met Franse woorden. Eigennamen in het Engels of het Frans werden echter niet gemarkeerd en worden in de tellingen en discussies niet beschouwd als vreemde woordenschat. In de Turnhoutse gesprekken werd aanzienlijk meer gebruik gemaakt van vreemde woorden. Om een beeld te krijgen van het exacte aandeel Franse en Engelse woorden of woordgroepen werd grafiek 17 gemaakt. Van de in totaal 63 vreemdtalige constructies werden er 14 in het Frans en 49 in het Engels geuit. In Tilburg gebruikten de informanten geen Franse woordenschat. Ze spraken alleen (56) Engelse woord(groep)en uit. Hoogstwaarschijnlijk is dit te linken aan de Belgische taalgeschiedenis en het feit dat er in België een offciële drietaligheid Nederlands/ Frans/ Duits bestaat. Nederland deelt deze geschiedenis niet; de Nederlanders kenden nooit een officiële meertaligheid of een andere officiële taal dan het Nederlands. 68

77 Frans Engels 10 0 tussentalig tussentalig Turnhout Tilburg genormaliseerd Grafiek 17. Absolute cijfers van vreemde woordenschat per stad. Bij Van Oostendorp (2003:44) vinden we enkele mogelijke oorzaken voor het aanzienlijk aantal Engelstalige woorden in het spontane taalgebruik van jongeren in Nederland. Hij stelt dat er op steeds meer middelbare scholen in Nederland internationale richtingen komen waarbij enkele vakken in het Engels gegeven worden. Daarnaast zou het Engels ook ons alledaagse leven infiltreren. Het aanbod op televisie bestaat bijvoorbeeld voor een groot deel uit Engelse - vooral Amerikaanse - programma s. Van Oostendorp vindt het ook verrassend dat het Engels in reclame niet vertaald wordt, terwijl een verstaanbaar Nederlands of Vlaams dialect onmiddellijk van ondertiteling voorzien wordt. Ten slotte viel in de gesprekken ook op dat Engelse woorden vaak gebruikt worden in de context van vloek- en scheldwoorden. In hun onderzoek naar diversiteit in taal en cultuur onder jongeren in Noordoost-Brabant, merkten Swanenberg en Meulepas (2011:310) op dat deze vloek- en scheldwoorden een grote rol spelen in de woordenschat van jongeren. Zij bespraken echter alleen de Nederlandstalige varianten als kut en mongool. Die kwamen niet voor in ons bronmateriaal. Wel zijn in de gesprekken van onze informanten woorden als bitch en constructies met het woord fuck erg populair. Er werd dus enkel in het Engels gevloekt door zowel de Turnhoutse als de Tilburgse informanten. 69

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging.

Ma leidster, oe moe k ik da doen? Een onderzoek naar het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging. Inge Van Lancker Beroepsactiviteiten: In 2011 studeerde ik af als Master in de taal- en letterkunde: Nederlands - Spaans aan Universiteit Gent. Nu volg ik de Specifieke lerarenopleiding: taal- en letterkunde

Nadere informatie

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË do s Waarom hebben we de standaardtaal verstaan? e. (Vandekerckhove, 2014: 104) regiolect en Ook zij gebruiken de term

Nadere informatie

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Marc van Oostendorp M.van.Oostendorp@umail.LeidenUniv.NL 29 november 2004 Variatielinguïstiek Wat is variatielinguïstiek? De studie van taalvariatie

Nadere informatie

Mense va mijne leeftijd

Mense va mijne leeftijd Aanpak Design Resultaten Mense va mijne leeftijd Generatiegebonden tussentaalgebruik in Expeditie Robinson Eline Zenner en Dirk Geeraerts Conclusie Onderzoeksvraag Is er een verschil in de manier waarop

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 47 47 Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06

Nadere informatie

DAT ANNABEL ALTIJD TE LAAT KOMT, DAAR KOM IK ECHT ZOT VAN.

DAT ANNABEL ALTIJD TE LAAT KOMT, DAAR KOM IK ECHT ZOT VAN. DAT ANNABEL ALTIJD TE LAAT KOMT, DAAR KOM IK ECHT ZOT VAN. OVER HET GEBRUIK VAN KOMEN ALS KOPPELWERKWOORD IN VLAANDEREN Amber Van Overbeke Stamnummer: 01306045 Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe Copromotor:

Nadere informatie

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1 19. Taalverandering Opdracht 19.1 Vraag: Noem twee voorbeelden van varianten in het Nederlands (of in een andere taal) die steeds meer gebruikt lijken te gaan worden. Geef een lexicale en een andere variant.

Nadere informatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie Ronde 1 Matthias Lefebvre Universiteit Gent Contact: matthias.lefebvre@ugent.be Jongeren warm maken voor taalvariatie 1. Inleiding Vlaamse middelbare scholen contacteren de redactie van het Woordenboek

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit Tellen met Taal Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten Marco René Spruit Taalkundige afstand Iedereen weet dat de afstand tussen Amsterdam en Utrecht kleiner is dan de afstand tussen

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Lesbrief nummer 23 december 2015

Lesbrief nummer 23 december 2015 Lesbrief nummer 23 december 2015 Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: redactie@tlpst.nl. Hoe klink jij? Wat vinden andere mensen van hoe jij

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams?

Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams? Gertie Heymans Masterscriptie Master Taal- en Letterkunde: Nederlands-Engels Hoe schoon vinden taalgebruikers het Schoon Vlaams? Een perceptie- en attitudeonderzoek over tussentaal Promotor: Prof. Dr.

Nadere informatie

DIALECT EN TAALVERWERVING

DIALECT EN TAALVERWERVING DIALECT EN TAALVERWERVING In diverse regio s in Nederland spreken kinderen, naast het algemeen beschaafd Nederlands, een streektaal of dialect. In de oostelijke mijnstreek is dit ook het geval. Vaak wordt

Nadere informatie

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons:

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: Lesbrief 54: januari 2019 Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: redactie@onzetaal.nl. Alarm! 3660 talen worden bedreigd! Uit een recent onderzoek

Nadere informatie

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Nizozemský jazyk a literatura Bc. Terézia Orviská Wat wilt ge nu eigenlijk zeggen? Aanspreekvormen in Nederlandse

Nadere informatie

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Promotor: prof. dr. Johan De Caluwe Academiejaar:

Nadere informatie

Stem van de jeugd: bulletrapport

Stem van de jeugd: bulletrapport Stem van de jeugd: bulletrapport 20190044 Mei 2019 Simon Desmet Lore Verhoogen Over het onderzoek Online onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau ivox in opdracht van Wat Wat en Medialaan tussen 25 april

Nadere informatie

TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD

TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD TUSSENTAAL IN DE SLIMSTE MENS TER WERELD EEN ANALYSE VAN HET TAALGEBRUIK VAN PRESENTATOR ERIK VAN LOOY VAN VROEGER TOT NU Aantal woorden: 26.201 Merel Vanoverbeke Studentennummer: 01402079 Promotor(en):

Nadere informatie

3. De CNaVT-profielen

3. De CNaVT-profielen 3. De CNaVT-profielen 3.1. Welke profielen zijn er? In een eerste fase werd bij studenten Nederlands als Vreemde Taal en hun docenten via een schriftelijke vragenlijst gepeild naar de behoeften en motieven

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van 118 Overgangsdialecten op de kaart In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van Variaties vzw plaats, met als thema Overgangsdialecten. Onderstaande tekst is een samenvatting van de

Nadere informatie

Zelfbeoordelingsinstrument Toetsing Tolken

Zelfbeoordelingsinstrument Toetsing Tolken Zelfbeoordelingsinstrument Toetsing Tolken - Gesprekstolken - Consecutief tolken - Vertaling à vue ten behoeve van het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) [In dit document wordt kortheidshalve

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27 De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 27 Kaart 7. Toon wast zich, uit Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, deel 1 (68b). Kaart 8. Eduard kent zichzelf goed,

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Woord vooraf. In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken. Mijn oprechte dank gaat uit naar

Woord vooraf. In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken. Mijn oprechte dank gaat uit naar Woord vooraf In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken. Mijn oprechte dank gaat uit naar mijn promotor, Prof. Dr. Johan De Caluwe, voor het aanreiken van het onderwerp van deze onderzoekspaper

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P panel

Rapport voor deelnemers M²P panel Rapport voor deelnemers M²P panel De Vlaamse publieke opinie over beleidsthema s en de inschatting daarvan door medeburgers Het onderzoek waaraan u deelnam, had als doel na te gaan in hoeverre politiek

Nadere informatie

Regiolectisering en de opkomst van tussentaal in Vlaanderen

Regiolectisering en de opkomst van tussentaal in Vlaanderen Regiolectisering en de opkomst van tussentaal in Vlaanderen 61 Johan De Caluwe & Evelien Van Renterghem Abstract In this paper we will investigate the relation between regiolect formation and the emergence

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

"Allee, wat was het weer?"

Allee, wat was het weer? "Allee, wat was het weer?" Het tussenwerpsel allee in spontaan gesproken Standaardnederlands Hanne Kloots In 1970 publiceerde Gaston Durnez Mijn leven onder de Belgen, een bundeling van humoristische stukjes

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Tradities en gebruiken in de Groningse cultuur

Tradities en gebruiken in de Groningse cultuur Tradities en gebruiken in de Groningse cultuur Groningen kent verschillende tradities en gebruiken. Denk hierbij aan de Groningse streektaal, de vlag en het Groningse volkslied. Maar het gaat ook om het

Nadere informatie

Dossieropdracht 3. Analyse 1 - Didactiek

Dossieropdracht 3. Analyse 1 - Didactiek Dossieropdracht 3 Analyse 1 - Didactiek Naam: Thomas Sluyter Nummer: 1018808 Jaar / Klas: 1e jaar Docent Wiskunde, deeltijd Datum: 22 november, 2007 Samenvatting Het realistische wiskundeonderwijs heeft

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde graad ASO, Duits als tweede moderne vreemde taal kan worden

Nadere informatie

Technische nota. Brussel, december 2011

Technische nota. Brussel, december 2011 Technische nota Werkbaar werk en de inschatting van zelfstandige ondernemers om hun huidige job al dan niet tot hun pensioen verder te kunnen zetten. Resultaten uit de werkbaarheidsmetingen 2007 en 2010

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Rapportering Tevredenheidsmeting Loopbaanbegeleiding 2016

Rapportering Tevredenheidsmeting Loopbaanbegeleiding 2016 Rapportering Tevredenheidsmeting Loopbaanbegeleiding 1. BASISGEGEVENS In werden 19326 begeleidingen pakket 1 en 6415 begeleidingen pakket 2 beëindigd. Uiteindelijk hebben 18901 klanten (pakket 1) en 6287

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.5.1. Inleiding Contraceptie is bijna universeel toegankelijk in ons land. Alhoewel ze relatief duur blijft (van 110 tot 250 BF per maand voor de pil), kunnen de meest onbemiddelde personen toch hulp

Nadere informatie

Tussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie?

Tussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie? Theoretische achtergrond Design Resultaten Tussentaal in Expeditie Robinson contextgerichte of sprekergerichte variatie? Conclusie Onderzoeksvraag Hoe interageren sprekergerichte features en contextgerichte

Nadere informatie

Ronde 3. Voer je eigen taalonderzoek! 2. Onderzoek is hot. 1. Inleiding

Ronde 3. Voer je eigen taalonderzoek! 2. Onderzoek is hot. 1. Inleiding Ronde 3 Matthias Lefebvre Katholieke Hogeschool VIVES, campus Tielt Contact: matthias.lefebvre@vives.be Voer je eigen taalonderzoek! 1. Inleiding In 2010 heb ik voor het programmaboek van deze conferentie

Nadere informatie

De analyse van uitspraakverschillen in Nederlandse en Friese taalvariëteiten

De analyse van uitspraakverschillen in Nederlandse en Friese taalvariëteiten De analyse van uitspraakverschillen in Nederlandse en Friese taalvariëteiten Wilbert Heeringa, John Nerbonne, Peter Kleiweg 1. Inleiding Schibbolets verraden de geografische herkomst van dialectsprekers.

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau Vaardigheden Wat zijn vaardigheden? Vaardigheden geven aan waar iemand bedreven in is. Ze zijn meestal aan te leren. Voorbeelden van vaardigheden zijn typen en kennis van het Nederlands. Wat meet Q1000

Nadere informatie

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen Persoonsmarkeerders in het Spontaan Gesproken Israelisch Hebreeuws (Samenvatting) Het corpus-gebaseerde

Nadere informatie

Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen globaal voor het secundair onderwijs

Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen globaal voor het secundair onderwijs t Gasthuys Stedelijk Museum Aalst op schoolmaat (16+) Eindtermen 3 de graad secundair onderwijs 1. inleiding In de tijdelijke tentoonstelling Aalst 1815-1830. Geschiedenis van een provinciestad tijdens

Nadere informatie

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

De invloed van burgerbronnen in het nieuws De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep

Nadere informatie

Factsheet persbericht. Vooral studentes somber over kansen arbeidsmarkt

Factsheet persbericht. Vooral studentes somber over kansen arbeidsmarkt Factsheet persbericht Vooral studentes somber over kansen arbeidsmarkt Inleiding Van augustus 2009 tot en met september 2009 hield Zoekbijbaan.nl het Nationale Bijbanen Onderzoek. Aan het onderzoek deden

Nadere informatie

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen Tweede graad aso In de tweede graad aso kies je voor een bepaalde richting. Ongeacht je keuze, blijft er een groot gemeenschappelijk basispakket van 26 lesuren algemene vakken. Het niveau van deze vakken,

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

IK DENK ZO ALTIJD EEN BEETJE AAN DA TUSSENTAALTJE OP TV!

IK DENK ZO ALTIJD EEN BEETJE AAN DA TUSSENTAALTJE OP TV! FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Academiejaar 2011-2012 IK DENK ZO ALTIJD EEN BEETJE AAN DA TUSSENTAALTJE OP TV! EEN ONDERZOEK NAAR PERCEPTIE VAN TAALVARIATIE BIJ LEERKRACHTEN NEDERLANDS IN WEST- VLAANDEREN

Nadere informatie

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. 1 Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. De particularisten pleitten voor een eigen Nederlands pleitten,

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het

Nadere informatie

Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken

Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken Onderzoeksnota : Wat onthouden we uit het nieuws? Analyse van de effecten van verschillende informatiekanalen op kennis over actuele politieke zaken Dr. Patrick van Erkel Prof. Peter Van Aelst Onderzoeksgroep

Nadere informatie

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere Inleiding Al begin 20ste eeuw opende de eerste bioscopen hun deuren in België en midden de jaren twintig van de 20 e eeuw telde België al meer dan 1000 bioscopen (Convents, 2007; Biltereyst & Meers, 2007)

Nadere informatie

Zit je nou alweer te twitteren? Een nieuwe manier om partikels in kaart te brengen

Zit je nou alweer te twitteren? Een nieuwe manier om partikels in kaart te brengen Zit je nou alweer te twitteren? Een nieuwe manier om partikels in kaart te brengen Ton van der Wouden Op school is het u waarschijnlijk niet verteld, maar het Nederlands is een partikeltaal. Heel veel

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens Inleiding Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren hun weg vinden naar de bibliotheek. 65% van alle jongeren onder de 18 jaar bezochten in hun vrijetijd de bibliotheek en ze waren zo goed als allemaal

Nadere informatie

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website

Nadere informatie

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren

Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE VAKGROEP NEDERLANDSE TAALKUNDE ACADEMIEJAAR 2009-2010 Taalgebruik op de radio Tussentaal en code-switching bij presentatoren Verhandeling voorgelegd tot het behalen van

Nadere informatie

Samenvatting. SBO De Kring/ Rotterdam. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) SBO De Kring

Samenvatting. SBO De Kring/ Rotterdam. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) SBO De Kring Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) SBO De Kring Enige tijd geleden heeft onze school SBO De Kring deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 189910 ouders

Nadere informatie

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Augustus 2015 Het meeste wetenschappelijk onderzoek wordt betaald door de overheid uit publieke middelen. De gevolgen van wetenschappelijke kennis voor de samenleving

Nadere informatie

Taalvariatie in Vlaanderen: attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren

Taalvariatie in Vlaanderen: attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Taalvariatie in Vlaanderen: attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren Lobke Tyberghien Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de Taal-

Nadere informatie

Poldernederlands en Verkavelingsvlaams: afscheid van het AN

Poldernederlands en Verkavelingsvlaams: afscheid van het AN Poldernederlands en Verkavelingsvlaams: afscheid van het AN Het gaat goed met onze taal. Het aantal sprekers groeit elke dag: steeds meer immigranten voeden hun kinderen in het Nederlands op en ook het

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

Standaardtaal of tussentaal op televisie

Standaardtaal of tussentaal op televisie Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Academiejaar 2011 2012 Standaardtaal of tussentaal op televisie Een onderzoek naar het taalgebruik van presentatoren in tv-magazines Verhandeling

Nadere informatie

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Taalkunde, afdeling Nederlands Academiejaar 2013-2014 Intralinguale ondertiteling van tussentaal Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse

Nadere informatie

Dr. Geert Driessen Radboud Universiteit Nijmegen

Dr. Geert Driessen Radboud Universiteit Nijmegen Dr. Radboud Universiteit Nijmegen g.driessen@its.ru.nl www.geertdriessen.nl Grote verschillen in uitkomsten qua vitaliteit Fries, streektalen en dialecten Uiteenlopende oorzaken: peiljaar demografische

Nadere informatie

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots

TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Vakgroep Nederlandse Taalkunde Academiejaar 2011-2012 TAALGEBRUIK IN RECLAME Over tussentaal, standaardtaal en code-switching in Vlaamse radiospots Verhandeling voorgelegd

Nadere informatie

Daarom krijg je feedback bij iedere taak over je eigen werk. Het kan echter nuttig zijn om ook uit de fouten van je klasgenoten te leren.

Daarom krijg je feedback bij iedere taak over je eigen werk. Het kan echter nuttig zijn om ook uit de fouten van je klasgenoten te leren. Tijdens het schooljaar werken we in de les Nederlands voortdurend aan nieuwe onderwerpen. Deze onderwerpen lijken soms los van elkaar te staan, maar het is natuurlijk de bedoeling dat we alles wat we leren

Nadere informatie

Nederlands havo 2019-II

Nederlands havo 2019-II Tekst 3 De onderstaande tekst is een column op Neerlandistiek, een online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek. WhatsAppachtig taalgebruik (1) Onlangs kreeg ik een mailtje doorgestuurd waarin

Nadere informatie

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst? Ronde 8 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool VIVES Contact: peter.debrabandere@vives.be Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.5.1. Inleiding Contraceptie is bijna universeel toegankelijk in ons land. Alhoewel ze relatief duur blijft (van 110 tot 250 BF per maand voor de pil), kunnen de meest onbemiddelde personen toch hulp

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica Basisgrammatica In Muiswerk Basisgrammatica wordt aandacht besteed aan de drie belangrijkste woordsoorten die de traditionele grammatica onderscheidt. Verder komen de eerste beginselen van zinsontleding

Nadere informatie

DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C.

DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde DE EVOLUTIE VAN TUSSENTAAL OP TELEVISIE: Een vergelijking van het taalgebruik in Schipper naast Mathilde met de taal gesproken in F.C.

Nadere informatie

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.

Nadere informatie

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR) 3 RIJBEWIJSBEZIT TABEL 1 VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR) Cumulative Cumulative RYBEWYS Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ

Nadere informatie

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden:

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden: Werken aan leerlijnen De nieuwe leerplannen zijn nu van kracht in het basisonderwijs, in de eerste en de tweede graad. Dit is een geschikt moment om leerlijnen opnieuw te bekijken of uit te werken. Wat

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 In november en december 2017 ontvingen 12.000 inwoners van Maastricht van zes jaar en ouder een lijst met vragen over cultuurbeoefening,

Nadere informatie

De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten

De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten [Taalwerk] De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten Tom Ruette 1. Afstanden en categorieën De appel valt niet ver van de boom,

Nadere informatie

8 Fragment 2 Groter als/dan derde graad DERDE GRAAD. Fragment 2 Taalnorm

8 Fragment 2 Groter als/dan derde graad DERDE GRAAD. Fragment 2 Taalnorm Fragment 2 Taalnorm DERDE GRAAD Sommige taalfouten maak je altijd opnieuw, hoe vaak je de regel ook herhaalt. Bovendien werd je waarschijnlijk ooit gewezen op een taalfout, terwijl de zin of woordgroep

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere Inleiding Erfgoed is een brede en overkoepelende term waarbinnen roerend, onroerend en immaterieel erfgoed wordt onderscheiden. Deze drie categorieën zijn in de praktijk sterk verweven met elkaar, maar

Nadere informatie

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld NEDERLANDERS OVER DE VIERDAAGSE Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen Nienke Lammertink en Koen Breedveld Mei 2016 1 Nederlanders over de

Nadere informatie

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Samenvatting Semantisch versus lexicaal geslacht: synchrone en diachrone variatie in Germaanse geslachtscongruentie De meeste Germaanse talen, waaronder het

Nadere informatie

Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen?

Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen? Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen? Reinhild Vandekerckhove, Annick De Houwer en Aline Remael* 1. Inleiding In januari 2005 ging aan

Nadere informatie

Taalaccommodatie in Vlaanderen

Taalaccommodatie in Vlaanderen Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Marjon Van den Bussche Taalaccommodatie in Vlaanderen Onderzoek naar het taalgebruik van Oostendse jongeren in verschillende contactsituaties Masterproef, voorgedragen

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Hoofdstuk 1. Dit boek beschrijft een sociolinguïstisch onderzoek op het Friese Waddeneiland Ameland. In meer dan één opzicht kan de taalsituatie hier uniek genoemd worden.

Nadere informatie

Rapport solidariteitsbarometer

Rapport solidariteitsbarometer Datum: 14-10-2014 Voor: db Document: nota Volg nr. : ph Rapport solidariteitsbarometer 1. Inleiding Met de solidariteitsbarometer wilde Ziekenzorg CM de opvattingen van de Vlaming over solidariteit in

Nadere informatie

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats 7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats 7.2.1 Bijlage 2-1 Aanvulling bij de SWOT-analyse van de BWK, deel relevante zwakten van de BWK (uit Paelinckx et al. 2009, in voorbereiding). Een foutloze en gebiedsdekkende

Nadere informatie

Achtergrond: rating ten behoeve van route 2

Achtergrond: rating ten behoeve van route 2 Achtergrond: rating ten behoeve van route 2 Dit document geeft meer achtergrondinformatie over de rating die gebruikt wordt bij het volgen van route 2 uit de routekaart naar valide examenproducten. Deze

Nadere informatie