Taalaccommodatie in Vlaanderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Taalaccommodatie in Vlaanderen"

Transcriptie

1 Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Marjon Van den Bussche Taalaccommodatie in Vlaanderen Onderzoek naar het taalgebruik van Oostendse jongeren in verschillende contactsituaties Masterproef, voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de Taal- en Letterkunde Nederlands Duits Promotor Copromotor Prof. dr. Jacques Van Keymeulen Vakgroep Nederlandse Taalkunde drs. Anne-Sophie Ghyselen Vakgroep Nederlandse Taalkunde

2

3 Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Marjon Van den Bussche Taalaccommodatie in Vlaanderen Onderzoek naar het taalgebruik van Oostendse jongeren in verschillende contactsituaties Masterproef, voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de Taal- en Letterkunde Nederlands Duits Promotor Copromotor Prof. dr. Jacques Van Keymeulen Vakgroep Nederlandse Taalkunde drs. Anne-Sophie Ghyselen Vakgroep Nederlandse Taalkunde

4

5 Dankwoord In de eerste plaats wil ik mijn promotor en copromotor prof. dr. Jacques Van Keymeulen en Anne-Sophie Ghyselen bedanken. Zonder Anne-Sophie zou deze masterproef er niet gekomen zijn. Ik wil haar bedanken voor de vele s die ik haar mocht zenden en de uitgebreide en verhelderende antwoorden die ik dan terugkreeg. Ook het meermaals nalezen van mijn masterproef was een enorme hulp. Daarnaast wil ik ook mijn informanten bedanken omdat ze vol enthousiasme wilden meewerken aan mijn onderzoek. Zonder hen was het absoluut onmogelijk om een masterproef over taalaccommodatie te schrijven. Verder wil ik ook graag mijn kotgenoten Jolijn en Amanda bedanken voor de heerlijke tijd die ik met hen in Gent beleefd heb. Tijd voor ontspanning is immers onontbeerlijk tijdens het schrijven van een masterproef. In je studententijd leer je ook heel wat nieuwe mensen kennen en soms monden die dan uit tot echte vriendschappen. Ik heb het geluk gehad dat ik twee fantastische vrienden heb overgehouden aan mijn studententijd in de Blandijn. Ik wil graag Manu en Sarah bedanken voor hun oprechte vriendschap en die heerlijke herinneringen die ik lang zal koesteren. Ik hoop dat we elkaar in de toekomst nog vaak zullen weerzien. Ik wil ook mijn ouders bedanken voor de mogelijkheid om überhaupt een masterproef aan de faculteit Letteren & Wijsbegeerte af te kunnen leggen. Dit alles lijkt soms evident, maar ik wil hen toch oprecht bedanken in hun grote investering in mijn toekomst. Als laatste wil ik nog Jonas bedanken voor zijn enorme steun. Hij leefde mee met mijn ups en downs in het schrijven van deze masterproef en gaf me telkens weer de volle moed om door te gaan. Er zijn ten slotte nog zoveel personen die ik wil bedanken. Heel erg bedankt allemaal! Nu is het spannend uitkijken naar de toekomst

6

7 Inhoudsopgave Inleiding De Vlaamse taalsituatie Diaglossie versus diglossie Huidige taaltoestand Standaardnederlands Dialect Tussentaal Accommodatie-onderzoek Taalaccommodatie: begripsomschrijving Ontwikkeling van het accommodatie-onderzoek Accommodatie-onderzoek in Vlaanderen Onderzoeksvragen Onderzoeksopzet Corpusopbouw Informanten Situaties Overzicht geluidopnames Dataverwerking Analysetechniek Linguïstische variabelen Analyse van de linguïstische variabelen Kustwestvlaamse kenmerken Uitspraak van de sch Meervoudsvorm bij eerste persoon enkelvoud De vervoeging van aen/ hebben Algemeen West-Vlaamse kenmerken De wegval van de doffe e uit de verbinding en... 44

8 5.2.2 De persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden Algemeen Vlaamse kenmerken Progressieve assimilatie van [d] naar [t] Subjectsverdubbeling Discussie Situatie Linguïstische variabelen Regionale kenmerken Taaldomein Taalrepertorium informanten Andere opvallende bevindingen Invloed gesprekspartner Functionele toepassing dialectkenmerken Kwantitatieve en kwalitatieve aanpassing Besluit Literatuurlijst Bijlagen Bijlage A: Kaarten subjectsverdubbelingen Bijlage B: Cd-rom met geluidsopnames en transcripties... 94

9 Inleiding Met de nieuwe slogan De helft van West-Vlaanderen zit al in Gent. Gent mag ook wel eens naar West-Vlaanderen komen wil de Universiteit Gent de integratie van verschillende academisch gerichte bachelor- en masteropleidingen, die tot nu toe onder andere in West- Vlaamse hogescholen ingericht werden, promoten. Die originele slogan wil met een knipoog verwijzen naar de grote aantallen West-Vlamingen die aan de universiteit studeren. West- Vlamingen komen massaal naar Gent af om universitaire studies te starten en blijven hierna vaak plakken in Gent. Daarbij wordt vaak gelachen met het taalgebruik van die West- Vlamingen, dat soms als boers of plat met minachting wordt beschouwd; West-Vlamingen zouden moeite hebben om zich aan te passen aan de algemeen heersende gebrabantiseerde tussentaal die door de meeste Oost-Vlaamse studenten gesproken wordt. Uit het onderzoek van De Caluwe (2009:8,14), dat we in hoofdstuk één uitvoeriger bespreken, blijkt dat er nu eenmaal in West-Vlaanderen een tragere evolutie aanwezig is naar een bovenregionale spreektaal en dat West-Vlaamse jongeren zich sterker vasthouden aan de dialecten en regiolecten. Of West-Vlaamse jongeren inderdaad nog stevig vasthouden aan hun regiolect en het moeilijk hebben om zich aan te passen qua taalgebruik in contact met niet-streekgenoten, is een openstaande vraag. Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden, bestaat er een specifieke onderzoeksrichting die focust op veranderingen in taalgebruik onder invloed van specifieke variabelen: taalaccommodatie-onderzoek. In deze masterproef wordt ook onderzoek verricht naar accommodatie. Meer specifiek willen we onderzoeken in welke mate de informanten aanpassingen doen aan hun taalgebruik en welke variabelen dan het meest onderhevig zijn aan eventuele veranderingen. We richten ons op het taalgebruik van West- Vlaamse jongeren. We maken opnames van het taalgebruik van vier Oostendse informanten in contact met een onbekende streekgenoot, een onbekende niet-streekgenoot en in een formeel interview. We onderzoeken in welke mate de informanten aanpassingen doen aan hun taalgebruik en welke variabelen dan het meest onderhevig zijn aan eventuele veranderingen. We laten de Oostendse informanten met een Brabantse gesprekspartner spreken. Hierdoor kan het taalgebruik van de informanten ook beïnvloed worden vanuit de Brabantse tussentaal. De Caluwe (2009:14) wees er echter op dat West-Vlamingen de Brabantse tussentaal als vreemd aanvoelen en zich hierdoor dus niet laten beïnvloeden, maar omschakelen naar een standaardtalige code (De Caluwe 2009:20). Een voorlopige hypothese zou dus zijn dat de 1

10 West-Vlaamse informanten in dit onderzoek weinig kenmerken zullen overnemen van hun Brabantse gesprekspartner en dat ze in het formele interview, waar standaardtaal door de interviewer gesproken wordt, ze gebruik maken van hun standaardtalige code. Wat die code precies inhoudt, moet blijken uit de analyse van de verschillende opnames. In het eerste hoofdstuk wordt kort de Vlaamse taalsituatie geschetst waarin we het verschil zullen zien tussen een diaglossie en een diglossie. Daarna wordt er kort ingegaan op de begrippen standaardtaal, tussentaal en dialect; dit zijn de drie grote variëteiten in het huidige Nederlands in Vlaanderen en kennis hieromtrent is onontbeerlijk om het taalgebruik van de informanten te beoordelen. In een tweede hoofdstuk gaan we dieper in op wat taalaccommodatie is en hoe het onderzocht wordt. We beperken ons niet enkel op de onderzoeken van onder andere Gabel (2010) en Hinskens (1992) in het Nederlandse taalgebied, maar we schetsen kort de evolutie vanaf Labov (1972) die in de jaren zeventig van start ging met de ontginning van dit onderzoeksterrein. Na het theoretische deel worden de onderzoeksvragen die in deze masterproef behandeld zullen worden, toegelicht. Hoe we die onderzoeksvragen willen beantwoorden, wordt in hoofdstuk vier uitgelegd. Hierin wordt geschetst hoe het corpus, dat als basis dient voor dit onderzoek, ontstaan is en aan welke voorwaarden de informanten en situaties moesten voldoen. Daarna wordt de datawerking uit de doeken gedaan. We leggen uit welke variabelen precies onderzocht worden en hoe die analyse dan concreet in zijn werk gaat. In hoofdstuk vijf gaan we dan van start met de uiteindelijke analyse van de linguïstische variabelen, waarna we in hoofdstuk zes ruimte maken voor discussie. 2

11 1 De Vlaamse taalsituatie Accommodatie-onderzoek in Vlaanderen moet altijd in het licht gezien worden van de Vlaamse taalsituatie. Dat type onderzoek kan immers antwoorden bieden op openstaande vragen die er ons nog resten over het Vlaamse taallandschap. In wat volgt, wordt de visie van Auer (2005) geschetst en daarna gaan we dieper in op de verschillende Vlaamse taalvariëteiten. 1.1 Diaglossie versus diglossie Het Vlaamse taallandschap wordt vaak beschreven als een diaglossie. Die term werd door Auer (2005) in het leven geroepen om een specifieke taalsituatie mee te beschrijven. Zo stelt hij dat a diaglossic repertoire is characterised by intermediate variants between standard and (base) dialects. [ ] usually, the space between base dialect and standard is characterised by non-discrete structures (standard/dialect continuum) (Auer 2005:22). In Vlaanderen wordt de taalsituatie dus gekenmerkt door de twee grote polen dialect en standaardtaal. Hiertussen bevindt zich echter nog een taalcontinuüm met intermediaire taalvormen dat onder andere benoemd wordt met de term tussentaal (Ghyselen 2011:1). In een diaglossich taalrepertorium worden kenmerken uit zowel de dialecten, de standaardtaal, als uit de intermediaire variëteiten door en met elkaar gebruikt (Gabel 2010:165). Auer (2005:23) spreekt van processes of step-by-step dialectalisation and standardisation, i.e. speakers can change their way of speaking without a clear and abrupt point of transition between dialect and standard. Naast een diaglossische taalsituatie bestaat er ook een diglossie. In die laatste taalsituatie zijn er geen intermediaire vormen, maar hierin is er enkel sprake van de standaardvariëteit en een regionaal gekleurde taalvariëteit (Gabel 2010:165). Volgens Auer (2005:16) worden die twee variëteiten in strikt gescheiden domeinen gebruikt waarin zelden overlapping optreedt. Hoewel de Vlaamse taalsituatie door de meerderheid van taalkundigen als een diaglossie beschreven wordt, kunnen we die term niet zomaar onproblematisch op alle Vlaamse regio s toepassen (Ghyselen 2011:1). In bepaalde streken van West-Vlaanderen is de evolutie van een diglossie naar een diaglossie nog volop aan de gang, terwijl andere delen van Vlaanderen al evolueren van een diaglossisch taalrepertorium naar dialectverlies. Uit het onderzoek van De Caluwe (2009) bleek dat het West-Vlaams taalmodel gekenmerkt wordt door een tragere evolutie naar een bovenregionale spreektaal (De Caluwe 2009:8). De Caluwe wijst op de unieke positie van de West-Vlaamse taalgebruikers: West-Vlaanderen is de regio waar het gebruik van dialect c.q. regiolect het langste standhoudt, ook bij jongeren (De Caluwe 2009:14). Dat West-Vlamingen sterker vasthouden aan de dialecten en regiolecten heeft 3

12 vooral te maken met het feit dat die taalgebruikers een grote afstand tussen hun lokale West- Vlaamse spreektaal en de Nederlandse standaardtaal ervaren (De Caluwe 2009:14). In het onderzoek van De Caluwe (2009) bleek dat de West-Vlaamse jongeren de Brabantse tussentaal en de standaardtaal als vreemd aanvoelden doordat ze nu net bewust zijn van die grote afstand (De Caluwe 2009: 14). De Caluwe (2009:20) besluit dat de West-Vlaamse jongeren gebruik maken van een bipolair model met in de ene uithoek het West-Vlaams en aan de andere kant de standaardtaal. In een situatie waar West-Vlamingen standaardtaal willen spreken, wisselen ze volgens De Caluwe (2009:20) hun natuurlijke code voor informele gesprekken om voor hun standaardtalige code. De Caluwe (2009:20) besluit dat de West-Vlaamse taalsituatie in zijn onderzoek als een diglossie beschouwd kan worden. In zijn onderzoek hanteren de jongeren uit andere regio s echter een diaglossisch systeem. Zij passen het geïntegreerd model omgangstaal-standaardtaal toe. Dit betekent dat ze niet overschakelen naar de standaardtalige code, maar dat ze hun omgangstaal min of meer als de standaard-code beschouwen (De Caluwe 2009:20). Het onderzoek van De Caluwe (200) illustreert dus mooi dat het diaglossich taalmodel niet in heel Vlaanderen van toepassing is. 1.2 Huidige taaltoestand Het Vlaamse taallandschap kent een continuüm met aan de ene pool het traditionele dialect en aan de andere pool de hoogste variëteit van het Standaardnederlands. Die laatste variëteit wordt ook wel eens het VRT-Nederlands genoemd. Tussen die twee polen treffen we allerlei variëteiten en tussentalen aan die meer of minder aansluiten bij dialect of standaardtaal (Devos & Vandekerckhove 2006:10). Hieronder worden de verschillende taalvariëteiten kort gekarakteriseerd Standaardnederlands Het standaardiseringsproces is in België in vergelijking met Nederland pas veel later op gang gekomen en kende een eigen evolutie (Devos & Vandekerckhove 2006:8). Gewone Vlamingen zien standaardtaal vaak als de taal voor de elite en voelen het aan als een knellend zondagspak (Taeldeman 2008:29). De reden waarom Vlamingen in tegenstelling tot Nederlanders- moeite hebben met standaardtaal kent zijn oorsprong in de historische ontwikkeling van het Belgisch Nederlands. In België was Frans tot een eind in de 20 e eeuw hét middel om status mee aan te tonen. Eind 19 e eeuw pleitten echter enkele Vlamingen voor een eigen standaardtaal. De particularisten wilden een eigen Vlaamse taal creëren en de integrationisten wilden zich aasluiten bij de standaardtaal van Nederland. Die laatste groep 4

13 won en op die manier kreeg Vlaanderen een buitenlandse taalnorm opgelegd. De nieuwe standaardtaal werd echter als exogeen aangevoeld en drong zo moeilijk door in de brede lagen van de bevolking (Taeldeman 2008:29). Volgens Taeldeman (2008:29) wordt de standaardtaal in Vlaanderen nog steeds op die manier bekeken en in het licht van die attitude zou tussentaal ontstaan zijn. Vlamingen kiezen immers, wanneer ze geen dialect willen spreken, liever voor tussentaal dan voor de vreemde standaardtaal. In het VRT taalcharter wordt een Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal erkend (Devos & Vandekerckhove 2006:8): Als norm geldt de taal die door taalgevoelige Vlamingen wordt gehanteerd wanneer zij hun taal bewust verzorgen. Die norm sluit grotendeels aan bij de algemene Nederlandse standaardtaal, maar laat ruimte voor Belgisch-Nederlandse inbreng op het gebied van uitspraak, woordkeus, zegswijzen en beeldspraak (Hendrickx 1998). De standaardtaal is geografisch algemeen en functioneert in prestigieuze domeinen (Jaspers 2001:8). AN wordt beheerst door een beperkt aantal sprekers die vaak hoogopgeleid zijn en het spreken met een bepaald doel (Devos & Vandekerckhove 2006:10). AN wordt ook VRT- Nederlands genoemd omdat het taalgebruik dat op de VRT gehanteerd wordt vaak beschouwd wordt als de taalnorm (Devos & Vandekerckhove 2006:10) Dialect We kunnen in de Vlaamse taalsituatie het dialect als een tweede grote pool onderscheiden. Dialect is lokaal en functioneert in de minder prestigieuze domeinen (Jaspers 2001:8). In het Vlaamse taalgebied bestaan er een aantal verschillende dialectgroepen: het Limburgs, Brabants, Oost-Vlaams, West-Vlaams en Frans-Vlaams met ertussen telkens overgangsgebieden (Devos & Vandekerckhove 2006:8). In vergelijking met Nederland wordt dialect in Vlaanderen door meer mensen en in meer situaties gesproken. Ook al is het dialectgebruik in Vlaanderen dus nog relatief sterk aanwezig, het gebruik ervan kent toch een sterke daling tegenover vroeger (Devos & Vandekerckhove 2006:142). Het dialectverlies gebeurt in het Nederlandse taalgebied met grote tempoverschillen. Dialecten zijn altijd aan veranderingen onderhevig geweest, maar nooit hebben die veranderingsprocessen zich zo snel doorgezet en zijn ze zo ingrijpend geweest als sinds de jongste decennia (Devos & Vandekerckhove 2006:142) Tussentaal Tussen de standaardtaal en het dialect bevindt zich in Vlaanderen een talig continuüm. In dat continuüm is er sprake van intermediair taalgebruik dat tussentaal wordt genoemd. Tussentaal 5

14 wordt omschreven als de gesproken variëteit van het Nederlands die noch AN noch dialect is, maar als iets dat zich tussen beide polen bevindt. Ook het geografische en functionele bereik van tussentaal ligt tussen AN en dialect (Jaspers 2001:7). In de tussentalen vinden we kenmerken van dialecten, gallicismen (kader in plaats van lijst, zich bedriegen voor zich vergissen, gekend voor bekend ), purismen (stortbad voor douche, geldbeugel voor portemonnee ) en archaïsmen terug (geenszins, kleed jurk, nochtans, vermits) (Devos & Vandekerckhove 2006:10). Sinds de jaren negentig is er onder invloed van het Brabantse taalcentrum een standaardisering begonnen onder de tussentalen. Brabantse uitspraakvarianten en woorden (beenhouwer slager, hesp ham en pinnekensdraad prikkeldraad ) worden door andere Nederlandse dialecten in België en door de tussentalen overgenomen (Devos & Vandekerckhove 2006:10). Volgens Taeldeman (2008:26) tekenen zich de contouren af van een zich min of meer stabiliserende tussentaal. Die stelling bewijst hij met een reeks taalverschijnselen die hij beschouwt als stabiliserende kenmerken van tussentaal. Voorbeelden hiervan zijn de diminutiefvormen op -kə, de flexie in adnominale woorden, het persoonlijk voornaamwoord tweede persoon enkelvoud ge/gij, subjectsverdubbeling en zo meer (Taeldeman 2008). Tussentaal heeft echter vaak af te rekenen met kritiek en het wordt vaak gestigmatiseerd (Jaspers 2001:8). De synoniemen tussentaaltje, soapvlaams en verkavelingsvlaams hebben immers vaak een pejoratieve bijklank. 6

15 2 Accommodatie-onderzoek In dit onderdeel wordt de theoretische achtergrond van accommodatie geschetst. We omschrijven eerst het begrip taalaccommodatie en lichten de belangrijkste termen toe die gebruikt worden in soortgelijk onderzoek. Ten tweede gaan we dieper in op de historische ontwikkeling van accommodatie-onderzoek. We starten bij het model van Labov uit de jaren zeventig en volgen zo de ontwikkeling tot de hedendaagse theorieën en onderzoeken. Ten laatste focussen we ons op het accommodatie-onderzoek in Vlaanderen. 2.1 Taalaccommodatie: begripsomschrijving Iedere taalgebruiker heeft een uniek taalrepertorium dat gedetermineerd wordt door verschillende factoren, zoals de sociale en regionale achtergrond van de spreker. Naargelang de situatie zal een taalgebruiker zich bewegen in dat repertorium; een verandering in gesprekspartner kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat een taalgebruiker overschakelt op een ander soort taalgebruik (Ghyselen 2011:11). Dergelijke bewegingen worden style-shifts genoemd (Schilling-Estes 2002:375). Taalaccommodatie is dan die vorm van style-shifting waarbij mensen hun taal aanpassen aan de gesprekspartner (zie verder het Audience Design model van Bell (1984) en de Speech Accommodation Theory van Giles en Powesland (1975)). Bij onderzoek naar taalaccommodatie wordt doorgaans gefocust op vragen wanneer, waarom en hoe taalgebruikers hun taalgebruik aanpassen. Wat die laatste vraag betreft, wordt vaak een beroep gedaan op het begrip salience om te verklaren waarom bepaalde taalkenmerken gevoeliger zijn voor taalaccommodatie dan andere (Ghyselen 2011:12). Saillante kenmerken, i.e. kenmerken die perceptueel en cognitief prominent zijn (Kerswill & Williams 2002:63) en waar de taalgebruiker zich dus relatief bewust van is, zouden daarbij meer gevoelig zijn voor stilistische variatie en taalverandering. Kenmerken waar we ons minder van bewust zijn, blijven dan eerder stabiel in stilistische en diachrone veranderingsprocessen (Ghyselen 2011:12). De saillantie van een kenmerk zou daarbij gedetermineerd zijn door verschillende factoren, zoals de regionale verspreiding van het kenmerk en het taaldomein (Van Bree 2000). Het idee dat saillantie in recht evenredig verband staat met veranderingsgevoeligheid is echter niet onproblematisch, zo merkt Ghyselen (2011:11) op. Ze wijst erop dat het verband tussen saillantie en stabiliteit ingewikkelder is dan vaak verondersteld wordt; andere factoren, zoals de talige competentie, zouden ervoor zorgen dat sommige saillante kenmerken toch niet onderdrukt worden in accommodatieprocessen. Bovendien zou er ook geen empirisch materiaal voorhanden zijn dat aantoont dat stilistische en diachrone stabiliteit hetzelfde zijn. 7

16 Immers, zijn kenmerken die in style-shiftingprocessen variabel zijn überhaupt ook die kenmerken die diachronisch makkelijk veranderen? (Ghyselen 2011:13). Wanneer we het over accommodatie hebben, kunnen verschillende types onderscheiden worden; Giles (1973) onderscheidt bvb. convergerende accommodatie, divergerende accommodatie, non-accommodatie, overaccommodatie, onderaccommodatie, subjectieve en objectieve accommodatie. Bij convergerende accommodatie probeert een spreker zijn gedrag aan te passen zodat het meer op dat van zijn gesprekspartner lijkt. Bij divergerende accommodatie worden verschillen in taalgebruik dan net weer geaccentueerd (Garrett 2010:106). Een derde strategie, maintenance of non-accommodatie, is de keuze om niet te accommoderen in de ene of andere richting. Bij die types accommodatie kunnen verschillende kenmerken beïnvloed worden, zoals fonologische varianten, accent, spreektempo, gebaren, enz. (Garrett 2010:106). Convergentie en divergentie kunnen samen optreden, aangezien convergentie op fonologisch gebied bijvoorbeeld vergezeld kan worden door divergentie op het gebied van spreektempo (Garrett 2010:106). Bij convergerende accommodatie is er volgens Garrett (2010:106) ook een optimaal niveau in het geding; bij overaccommodatie is er dan een soort hyperaccommodatie en bij onderaccommodatie blijft de spreker onder het optimum van convergentie (Garrett 2010:106). Het verschil tussen subjectieve en objectieve accommodatie, ten slotte, heeft alles te maken met hoe accommodatie ervaren wordt: met objectieve accommodatie wordt verwezen we naar de taalaccommodatie die we objectief kunnen meten door de variabiliteit van bepaalde taalkenmerken te bestuderen; subjectieve taalaccommodatie daarentegen verwijst naar hoe een taalgebruiker zelf dénkt te accommoderen of hoe hij/zij de accommodatie van anderen percipieert. Maar waarom doet een spreker nu aan accommodatie? Volgens Garrett (2010:107) zijn er drie belangrijke motieven: communication efficiency, [ ] a desire to gain social approval, and also a desire to maintain positive social identities. De motieven voor accommodatie moeten dus zowel op sociaal vlak gezocht worden, wanneer een spreker bijvoorbeeld goedkeuring zoekt of zich wil distantiëren van de gesprekspartner, als op communicatief vlak, om bijvoorbeeld de begrijpelijkheid te verhogen. 2.2 Ontwikkeling van het accommodatie-onderzoek De studie naar taalaccommodatie is in de laatste decennia danig geëvolueerd. Labov (1972) was in de jaren zeventig de eerste die onderzoek uitvoerde naar stilistische variatie (Schilling- Estes 2002:378). Hij ontwierp het Attention to Speech model waarbij stilistische variatie 8

17 afhangt van de hoeveelheid aandacht die de spreker besteedt aan zijn of haar taalgebruik (Coupland 2007:54). Labov maakte een onderscheid tussen careful speech en casual speech (Schilling-Estes 2002:385). Door middel van sociolinguïstische interviews probeerde Labov het hele taalrepertorium van de sprekers, dat zich uitstrekte van heel formeel taalgebruik tot het natuurlijk taalgebruik, vast te leggen (Schilling-Estes 2002:378). Labov ontdekte dat sprekers overschakelen op de casual speech wanneer ze praten over hun kindertijd of gevaarlijke situaties (Schilling-Estes 2002:378). Wanneer de spreker daarentegen meer aandacht schenkt aan zijn of haar taalgebruik, bijvoorbeeld in formele interviews of bij luidop lezen, zullen ze meer prestigieuze uitspraakkenmerken gebruiken (Giles& Powesland 1975: 124, geciteerd naar Labov: 1970). Labov kreeg echter veel kritiek op zijn model (Schilling- Estes 2002:385). Giles (2010: 105) wijst bijvoorbeeld op de afwezigheid van informatie over het accent of de spreekstijl van de interviewer tijdens de sociolinguïstische interviews. Het taalgebruik van de geïnterviewde kan immers beïnvloed zijn door de uitspraakkenmerken van de interviewer. Onderzoek en theorie over accommodatie ondergingen sinds de eerste formulering in de jaren zeventig verdere significante ontwikkelingen (Garrett 2010:115). Onderzoekers opperden dat er naast de Attention to Speech ook nog andere factoren kunnen meespelen bij style-shifting. Volgens Giles en Powesland (1975) spelen factoren zoals medium, gesprekspartner, onderwerp en plaats een cruciale rol bij de keuze tot accommodatie. Hierbij onderscheiden ze zowel endogene als exogene factoren. De reeks endogene factoren zijn the sender s physiological and emotional states at the time of interaction, which may predispose him to select certain patterns of speech from his repertoire (Giles en Powesland 1975:119). De emotionele toestand van de spreker, zoals angst wat we ook bij Labov gezien hebben, kan bijvoorbeeld het spreektempo, de uitspraakpatronen of de keuze voor een bepaald taalgebruik beïnvloeden (Giles en Powesland 1975:119). De tweede reeks factoren zijn external to the sender yet present in the immediate social situation (Giles en Powesland 1975:121). Een voorbeeld van zo n exogene factor is het onderwerp van de conversatie. Die factor kan meespelen bij spraakveranderingen wanneer dimensies zoals salience, emotionaliteit, techniciteit, abstractie en humor aanwezig zijn (Giles en Powesland 1975:122). Verdere exogene factoren zijn de context, de formaliteit en informaliteit van het gesprek en de vertrouwdheid en familiariteit met de gesprekspartner (Giles en Powesland 1975: ). Een bekende studie die uitgaat van een uitgebreid gamma aan factoren die taalaccommodatie beïnvloedt, is dat van Coupland (1980). Hij onderzocht interpersoonlijke accommodatie waarbij een bediende van een reisbureau haar accent aanpast aan dat van haar klanten (Auer 9

18 & Hinskens 2005:339). Coupland (1980:3) onderzocht de relatieve frequentie van verschillende dialectkenmerken in het taalgebruik van de bediende in verschillende situaties, zoals in contact met klanten, informele gesprekken met haar collega s en telefoongesprekken (Coupland 1980:3). Coupland (1980:3) kwam tot de volgende conclusie: hoe informeler de gesprekken waren, hoe meer dialectkenmerken de informant gebruikte. Accommodatie werd door de bediende eveneens functioneel ingezet (Coupland 1980:11). De bediende nam sporadisch het niet-standaardtalige taalgebruik van haar klanten over om zo haar affiniteit met de klant uit te drukken (Coupland 1980:11). Zo n tien jaar nadat Labov zijn Attention to Speech model introduceerde, ontwierp Bell (1984:242) een model waarbij accommodatie niet afhankelijk is van de Attention to Speech of van een reeks factoren, maar wel van de gesprekspartner: het Audience Design model. Een aantal belangrijke punten in dat model zijn (Bell 1997: ) 1 dat stijl iets is dat een individuele spreker doet met taal in relatie tot andere mensen, dat een bepaalde stijl zijn betekenis ontleent aan linguïstische kenmerken die geassocieerd zijn met een bepaalde sociale groep en dat sprekers hun stijl in de eerste plaats ontwerpen voor en door hun toehoorders. Dit model heeft zijn wortels in de Speech Accommodation Theory (SAT) van Giles en Powesland (1975) (Schilling-Estes 2002:383). Ook hier is the variation in speech style [ ] explained as speakers/ communicators designing their speech/ communicative output in relation to their audiences (Coupland 2007:54). Het is een sociaal psychologisch model waarin sprekers zich aanpassen aan hun gesprekspartner om hun goedkeuring te winnen. Accommoderen om een psychologische afstand te creëren, is ook mogelijk. Dit is echter vrij zeldzaam (Schilling-Estes 2002:383). SAT is later omgedoopt tot de Communication Accommodation Theory (Schilling-Estes 2002: ). Zowel het Audience Design als het SAT zijn sinds hun eerste formulering grondig herwerkt (Schilling-Estes 2002:383). Recenter onderzoek over accommodatie is het werk van Auer en Hinskens (2005). Zij focussen op de link tussen interpersoonlijke accommodatie en taalverandering (Auer & Hinskens 2005:335). Taalaccommodatie moet aan drie componenten voldoen vooraleer het taalverandering kan veroorzaken (Auer & Hinskens 2005:335). Eerst zullen de sprekers het nieuwe kenmerk adopteren en/ of terwijl het oude kenmerk verlaten. Die accommodatie kan ontstaan door verschillende redenen. Het kan een proces van imitatie zijn, een manier om de informatiestroom te optimaliseren of een manier om de sociale goedkeuring van zijn of haar 1 Een aantal andere belangrijke punten van het Audience Design zijn terug te vinden in Bell

19 gesprekspartner te winnen (Auer en Hinskens 2005:337). In de tweede stap tot taalverandering moet de accommodatie op korte termijn evolueren naar een langetermijnverandering. Dat gebeurt wanneer de sprekers, die aan het accommoderen zijn, de innovatieve kenmerken gebruiken in conversaties met andere gesprekspartners. Het wordt dus een gewoonte voor de spreker (Auer en Hinskens 2005: ). Als de linguïstische innovatie dan uiteindelijk in de grotere gemeenschap verspreid wordt, zou dit leiden tot taalverandering (Auer en Hinskens 2005:336). Interpersoonlijke accommodatie is echter niet altijd een aanpassing van de spreker aan een daadwerkelijke gesprekspartner. De accommodatie kan ook gericht zijn naar een ideale personae of een mentale voorstelling van een sociale groep (Auer&Hinskens 2005:343). Op die theoretische kwestie gaan we echter niet verder in. 2.3 Accommodatie-onderzoek in Vlaanderen Ook in het Nederlandse taalgebied wordt er onderzoek verricht rond accommodatie. Een belangrijk taalaccommodatie-onderzoek is dat van Hinskens (1992). Hij onderzocht het accommodatiegedrag van sprekers van het Rimburgdialect in gesprekken met standaardtaalen tussentaalsprekers. Daarbij focuste hij op de vragen welke taalkenmerken gevoelig zijn voor stilistische variatie en wat de impact is van de taalvariëteit van de gesprekspartner op het geobserveerde accommodatiegedrag. Het onderzoek toonde aan dat kenmerken met een beperkt geografisch bereik sneller onderdrukt worden (cfr. negatieve accommodatie) in accommodatieprocessen dan kenmerken die wijder verbreid zijn. Bovendien kwam hij tot de conclusie dat de linguïstische afstand tussen de taal van de spreker en zijn gesprekspartner weinig tot geen impact had op het accommodatiegedrag van zijn informanten. Een tweede onderzoek naar taalaccommodatie in het Nederlandse taalgebied is dat van Gabel (2010). Zij voerde een kleinschalig accommodatie-onderzoek uit in Vlaanderen naar het taalgebruik van Oostendse en Limburgse jongeren binnen de peer group en in contact met niet-streekgenoten. Uit het onderzoek leidde Gabel (2010:163) af dat er een verschil te merken is in de mate waarop Oostendse jongeren accommoderen in vergelijking met de Limburgers. Het taalgebruik van de eerste groep, waarvan het informele taalgebruik nog dicht aansluit bij het traditionele dialect, vertoonde aanzienlijk meer accommodatie bij sprekers van een andere regio. De Limburgse jongeren accommoderen daarentegen veel minder. Het taalgebruik van die groep leunt niet meer zo sterk aan bij het traditionele dialect. Verder komt Gabel (2010:163) tot de conclusie dat de accommodaties een Brabantse achtergrond vertonen. Dat bevestigt volgens Gabel de theorieën over tussentaal. 11

20 De studies van Gabel (2010) en Hinskens (1992) zijn momenteel o.i. de enige gepubliceerde studies rond dialectaccommodatie in het Nederlandstalige gebied. Toch is het belangrijk om dergelijk onderzoek uit te voeren, want het kan ons nieuwe inzichten verschaffen over het taalgebruik in Vlaanderen. Accommodatie-onderzoek kan ons inzicht geven in de dynamiek op microniveau (Ghyselen 2010), i.e. het style-shiftinggedrag van individuen, door na te gaan hoe en wanneer taalgebruikers hun taal aanpassen. Accommodatie kan ons zelfs iets leren over taalvariatie en taalverandering op lange termijn, zoals Auer en Hinskens (2005) al aangehaald hebben. Door zowel Gabel (2010) als Ghyselen (2011) wordt er dan ook gepleit voor meer corpusmateriaal zodat dergelijk empirisch onderzoek mogelijk wordt. Gabel (2010:201) drukt in haar besluit de hoop uit dat onderzoekers in de toekomst soortgelijk onderzoek zullen uitvoeren met meer variabelen, meer regio s en verschillende contactsituaties om zo de Vlaamse taalsituatie nog beter te doorgronden. Eenzelfde vraag naar meer corpusmateriaal wordt gepleit door Ghyselen (2011:13-14). 12

21 3 Onderzoeksvragen Het accommodatie-onderzoek dat in deze scriptie uitgevoerd zal worden, speelt enerzijds in op de hoop van Gabel (2010) om haar onderzoek uit te breiden op verschillende vlakken en anderzijds willen we meebouwen aan het corpus waar Ghyselen (2010) voor pleit. In deze masterscriptie onderzoeken we, zoals Gabel (2010), het taalgebruik van Oostendse studenten. In het onderzoek van Gabel (2010) lag de focus vooral op het informele taalgebruik van de informanten; in dit onderzoek kijken we ook naar het formele taalgebruik. Concreet onderzoeken we het taalgebruik en accommodatiegedrag van vier Oostendse jongeren. We laten ze in contact komen met een onbekende Antwerpse leeftijdsgenoot, een onbekende Oostendse leeftijdsgenoot en een onbekende neutrale interviewer. Doordat we van de informanten ook een dialect- en standaardtaaltest afnemen, wordt het mogelijk om de talige competentie van de sprekers in kaart te brengen. Met die werkmethode kunnen we zo meebouwen aan het corpus van intersituatief taalgebruik dat momenteel aan de vakgroep Taalkunde (afdeling Nederlands) aan Universiteit Gent wordt opgebouwd. Concreet gaan we in op de volgende drie onderzoeksvragen: (1) Passen de informanten hun taalgebruik aan bij een face-to-facegesprek met een onbekende niet-streekgenoot, een onbekende streekgenoot en/of wanneer ze geïnterviewd worden door een onbekende neutrale interviewer? (2) Welke variabelen ondergaan veranderingen; welke variabelen worden weggelaten en welke zijn stabiel? (3) Wat is de talige competentie van de informanten? Van welke variëteiten maken de informanten gebruik? 13

22 4 Onderzoeksopzet In dit hoofdstuk lichten we de manier toe waarop dit accommodatie-onderzoek uitgevoerd zal worden. Eerst wordt er uiteengezet hoe het corpus tot stand is gekomen. We verduidelijken hierin enerzijds de criteria waar de informanten aan moesten voldoen en anderzijds wordt er toegelicht welke verschillende situaties gebruikt werden. Daarna gaan we dieper in op de dataverwerking. Specifiek wordt uitgelegd hoe de analyse te werk gaat en welke linguïstische variabelen in dit onderzoek onderzocht worden. 4.1 Corpusopbouw Het gebruikte corpus bestaat uit gesproken taalmateriaal van vier Oostendse informanten. Van elke informant werden drie opnames gemaakt; ze spraken elk met een andere Oostendse informant van dit onderzoek, een onbekende Antwerpse student en een interviewer. Voor het onderzoek gebruikten we twee Antwerpse studenten en vier Oostendse studenten. Op die manier verkregen we een totaal van tien opnames. De informanten moesten aan bepaalde criteria voldoen waardoor de resultaten comparatief interessant zijn. Het taalgebruik van de Oostendse informanten werd in specifieke situaties opgenomen. Die criteria worden in en verduidelijkt. De opnames duurden een uur en hiervan werd telkens een halfuur getranscribeerd. De eerste tien minuten werden niet geanalyseerd, vanuit het idee dat de sprekers vooral in de eerste minuten zouden focussen op het gegeven dat hun gesprek opgenomen werd. Door pas vanaf de tiende minuut te transcriberen, hoopten we de observor s paradox van Labov (1972:209) enigszins te kunnen omzeilen Informanten De informanten zijn allemaal onbekende leeftijdsgenoten. Doordat ze elkaar niet kennen, kunnen we de parameter vertrouwdheid/bekendheid van de informant stabiel houden. Van de informanten werd ook verwacht dat ze geen opleidingen zoals Taal- en Letterkunde, Vertaler-Tolk, audiologie of logopedie volgen zodat ze nog niet in aanraking zijn gekomen met taal- en spreeklessen. Verder moesten de informanten aan de volgende vijf criteria voldoen: Leeftijd Zowel de Oostendse als de Antwerpse studenten zijn tussen 19 en 22 jaar oud. Die leeftijd werd interessant geacht voor onderzoek, omdat we dan kunnen spreken van emerging adults. Dat is een term uit het onderzoek van Douglas Bigham (2008). Hij doet onderzoek naar die 14

23 groep omdat hij hen beschouwt als een aparte demografische groep waarover nog weinig onderzoek is gedaan (Bigham 2008:10). Die term haalt hij van Arnett (2000). Arnett beschrijft de groep emerging adults als jongeren in de leeftijdsgroep tussen 18 en 25 jaar die zich bevinden in een overgangsperiode tussen de ouderlijke zorg en de zelfstandige volwassenheid. Ze horen dus noch bij de ene demografische groep, noch volledig bij de volwassenheid. Ze zitten daarentegen in een ontwikkelingsperiode waar ze op het punt staan om lange-termijnbeslissingen voor hun verdere volwassen leven te maken. Emerging adults zijn vaak universiteitsstudenten die mobiel, ongetrouwd en omgeven zijn door een groot sociale netwerk (Bigham 2008:23 geciteerd naar Arnett 2000). Bigham (2008:23) onderzoekt nu net die leeftijdsgroep, waarop nog geen grote linguïstische studie op gefocust heeft, omdat de karakteristieke indeterminacy of emerging adults goed past bij zijn bevindingen Sekse Voor dit accommodatie-onderzoek werd gekozen voor vrouwelijke informanten. Vrouwen worden vaak gezien als de voorhoede van taalvernieuwingen en daarom is het steeds een interessante demografische groep om onderzoek op te doen. We hebben de parameter sekse ook stabiel gehouden, zodat de eventuele accommodatieverschillen niet beïnvloed zijn door de verschillen tussen het taalgedrag van mannen en vrouwen Herkomst De vier West-Vlaamse studenten (vanaf nu gelabeld als O1, O2, O3 en O4) komen uit grootregio Oostende. Twee informanten komen uit stad Oostende en twee informanten uit de randgemeente Bredene. De ouders van de informanten komen ook uit West-Vlaanderen. De vier Oostendse informanten voeren dan een gesprek met twee verschillende studenten afkomstig uit Antwerpen (vanaf nu gelabeld als A1 en A2) Thuistaal De moedertaal van zowel de Antwerpse als de Oostendse informanten is Nederlands. Dit is belangrijk voor het accommodatie-onderzoek zodat er geen rekening gehouden moet worden met eventuele invloeden uit de exogene moedertaal Klasse Om de klasse van de informanten als een stabiele factor te kunnen beschouwen, volgen de informanten allen een opleiding aan de universiteit of aan de hogeschool. Het begrip klasse is echter niet enkel door opleiding gedetermineerd, maar ook door andere factoren zoals de 15

24 opleiding van de ouders, inkomsten, diploma, enz. Door die verscheidenheid aan mogelijke factoren is het begrip klasse moeilijk stabiel te houden. Christine Mallinson (2007:149) wijst op het feit dat in variatielinguïstiek vaak de focus ligt op de aard van de relatie tussen sociale klasse en taalvariatie, maar dat het vaak niet eenvoudig is om de positie van een individu op de sociale ladder te bepalen. Die positie wordt meestal bepaald door factoren zoals inkomsten, onderwijs en beroep (Mallinson 2007:149). Er is echter weinig consensus bereikt over hoe een klasse bepaald kan worden. Omdat sociolinguïsten die factoren vaak toepassen zonder in te gaan op die theoretische debatten, ontstaat er a conceptual en methodological hurdle (Mallinson 2007:149). Ook Sharon Ash (2004:402) haalt die methodologische moeilijkheden aan die gepaard gaan met het begrip klasse in linguïstische studies: Social class is a central concept in sociolinguistic research [ ]. It is ironic, then, that social class is often defined in an ad hoc way in studies of linguistic variation and change, [ ] and individuals are placed in a social hierarchy despite the lack of a consensus as to what concrete, quantifiable independent variables contribute to determining social class. [ ] Thus, this variable is universally used and extremely productive, although linguists can lay little claim to understanding it. Doordat dit onderzoek zich richt op studenten van de universiteit of hogeschool, doen we een poging om de factor klasse stabiel te houden. Die methode is echter niet onomstootbaar, omdat het een van de vele factoren is die sociale klasse bepaalt. Met de democratisering van het onderwijs kan immers iedereen een opleiding volgen aan de universiteit of de hogeschool Situaties Het taalgebruik van de Oostendse informanten wordt onderzocht in drie situaties. Ten eerste voeren de informanten een gesprek met een onbekende streekgenoot. Ten tweede gaan de Oostendse informanten in gesprek met een onbekende leeftijdsgenoot van een andere regio, namelijk Antwerpen. In een derde situatie wordt er van de Oostendse studenten door een onbekende standaardtalige interviewer een interview afgenomen. De informanten krijgen vragen over de Vlaamse taalsituatie, hun netwerksterkte, enz. Hierdoor doen we een poging om het taalgebruik van de informanten in een formelere situatie vast te leggen. Op die manier kunnen we nagaan of het accommodatiegedrag van onze informanten verandert naargelang de situatie. Naast die drie gesprekken worden de informanten ook getest op hun kennis van het dialect en de standaardtaal. Dit gebeurt in de dialect- en standaardtaaltest. In die eerste test krijgen de informanten een reeks standaardtalige zinnen te horen en die moeten ze dan zo goed mogelijk vertalen naar het Oostendse dialect. We proberen hierdoor een zicht te krijgen op de actieve en passieve kennis van het dialect bij de informanten. Het wordt dan immers mogelijk om na te gaan of de informanten die kenmerken, die ze in de dialecttest eenvoudig 16

25 kunnen vertalen naar het dialect, ook zelf toepassen in de gesprekken. Als laatste wordt van de informanten een standaardtaaltest afgenomen. De informanten krijgen dezelfde dialectzinnen te horen en die moeten ze dan vertalen in correcte standaardtaal Overzicht geluidopnames Het corpus bestaat uit twee regionale gesprekken en vier supraregionale gesprekken. De Oostendse informanten die met elkaar in gesprek zijn gegaan, hebben in de supraregionale gesprekken ook dezelfde Antwerpse gesprekspartner. Daarnaast wordt er nog van elke Oostendse student een interview afgenomen met een standaardtaaltest en dialecttest. De geluidsopnames zijn terug te vinden op de bijgevoegde cd-rom. Tabel 1: overzicht geluidsopnames Regionale gesprekken Supraregionale gesprekken Interview Informant O1 + informant O2 Informant O3 + informant O4 Informant O1 + informant A1 Informant O2 + informant A1 Informant O3 + informant A2 Informant O4 + informant A2 Informant O1 Informant O2 Informant O3 Informant O4 4.2 Dataverwerking Om het accommodatiegedrag van de informanten in kaart te kunnen brengen, focussen we ons op het voorkomen van een aantal specifieke taalvariabelen. In wat volgt, wordt de analysetechniek, die in dit onderzoek toegepast wordt, uitgelegd en daarna wordt de keuze van de variabelen gemotiveerd Analysetechniek De linguïstische variabelen die we in dit onderzoek zullen analyseren, variëren zowel op vlak van taaldomein morfosyntaxis en fonologie - als op vlak van regionale verspreiding (cfr. punt ). Om aan die laatste voorwaarde te kunnen voldoen, analyseren we kenmerken die verspreid zijn in het Kustwestvlaams, het West-Vlaams en in Vlaanderen. Uit elke regio analyseren we minstens één morfologisch en minstens één fonologisch kenmerk. Zo kunnen we bijvoorbeeld nagaan of vooral de morfologische of eerder de fonologische kenmerken (on)stabiel zijn en hoe verspreid die (on)stabiele variabelen dan vooral zijn. We analyseren eerst de Kustwestvlaamse kenmerken, daarna de West-Vlaamse kenmerken en als laatste de 17

26 kenmerken die in heel Vlaanderen verspreid zijn. We vergelijken dan het voorkomen van elk kenmerk in de drie contactsituaties. Concreet onderzoeken we in elke situatie hoeveel procent het kenmerk in de standaardtalige vorm voorkomt en hoeveel procent in zijn regionale variant. We vergelijken dan of die procentuele verhouding verandert in de verschillende situaties met name of er procentueel meer standaardtalige of meer regionale varianten gebruikt worden. Wanneer het onderzochte kenmerk ook aanwezig is in de dialect- en standaardtaaltest, gaan we na of de informant het kenmerk kent en al dan niet toepast in de (supra)regionale gesprekken. Hierdoor wordt duidelijk of de informanten kennis hebben van de kenmerken, maar ze laten wegvallen in de gesprekken of als ze bepaalde dialectkenmerken niet gebruiken in de gesprekken omdat ze ze gewoonweg niet meer kennen. We proberen dan bij elke variabele ook mogelijke verklaringen te geven waarom in sommige situaties de standaardtalige vorm of de regionale vorm de voorkeur krijgt Linguïstische variabelen In deze studie onderzoeken we een aantal specifieke variabelen. De keuze van die kenmerken zijn enigszins arbitrair omdat er in de opnames wel tientallen interessante kenmerken zijn die het onderzoeken waard zijn, maar het ligt niet binnen het bereik van dit onderzoek om alle kenmerken te onderzoeken. Daarom leggen we onze focus op een aantal selectief gekozen variabelen die variëren op vlak van taaldomein en regionale verspreiding en zo kunnen ze een representatief beeld geven over andere kenmerken die op dezelfde domeinen variëren, maar hier niet besproken worden Verantwoording keuze variabelen In hoofdstuk 2 hebben we al besproken dat de saillantie van een kenmerk in verhouding staat met de stabiliteit van een kenmerk; hoe minder we ons van een kenmerk bewust zijn, hoe stabieler ze zouden zijn (Ghyselen 2011:12). Saillantie van een kenmerk zou bovendien gedetermineerd zijn door verschillende factoren, zoals de regionale verspreiding van het kenmerk en het taaldomein (Van Bree 2000). In de analyse zullen we dus kenmerken nemen die variëren op vlak van taaldomein en regionale variatie omdat die kenmerken onderling verschillen in saillantie en dus interessant zijn om te onderzoeken. Om kenmerken op vlak van taaldomein te laten variëren, onderzoeken we zowel morfosyntactische als fonologische kenmerken. Hierdoor worden de resultaten representatiever. Bovendien is er in accommodatie-onderzoek minder onderzoek verricht naar fonologische kenmerken, mede doordat ze moeilijker te onderzoeken zijn. Die kenmerken komen echter frequenter voor dan 18

27 morfologische kenmerken en daardoor zijn ze representatiever en dus interessant voor onderzoek. Anderzijds onderzoeken we ook enkele morfologische/morfosyntactische kenmerken. Die variabelen zijn vrij eenvoudig telbaar in de transcripties. Naast de variatie op taaldomein, zullen de kenmerken zoals al besproken in punt ook getuigen van een verschillende regionale verspreiding. Uit elke regio selecteren we een aantal morfologische en fonologische kenmerken Regionale verspreiding De gekozen kenmerken verschillen onderling in regionale spreiding zodat we kunnen achterhalen welke regionale kenmerken het snelst weggelaten worden of het diepst geworteld zitten in het taalgebruik van de informanten. Om een goed beeld te krijgen van de regionale verspreiding, analyseren we zowel kenmerken uit het Kustwestvlaams, het West-Vlaams en uit Vlaanderen. Kenmerken die verspreid zijn over heel Vlaanderen en die hier onderzocht zullen worden, zijn de subjectsverdubbeling en de progressieve assimilatie van [d] naar [t]. Verder zullen we ook een aantal variabelen onderzoeken die verspreid zijn over heel West-Vlaanderen: de West-Vlaamse pronomina en de wegval van de doffe e uit de verbinding en. Daarnaast onderzoeken we ook een aantal Kustwestvlaamse kenmerken. Hoewel het West-Vlaams een relatief homogeen dialect is, wanneer we het vergelijken met het dialect in Oost- Vlaanderen, zijn er toch een aantal opmerkelijke verschillen (Devos & Vandekerckhove 2006:27). De meeste tegenstellingen bevinden zich tussen het Figuur 1: Indeling van hetwest-vlaams noorden en het westen tegenover het zuidoosten. De taal van Noord-West- Vlaanderen en van de Westhoek is Kustwestvlaams en het continentale West-Vlaams bevindt zich in het zuidoosten (Devos & Vandekerckhove 2006:27). We onderscheiden in het West- Vlaams verschillende subdialecten: Noord-West-Vlaams, westelijk West-Vlaams en het continentale West-Vlaams (cfr. figuur 1 uit (Devos & Vandekerckhove 2006:29)). 19

28 Die indeling in dialectgebieden is weliswaar een vereenvoudiging van de reële situatie. Oostende valt in de categorie Noord-West-Vlaams binnen de groep van het Kustwestvlaams. De Kustwestvlaamse kenmerken die we hier zullen onderzoeken, zijn de uitspraak van de schin de in- en anlaut, de Kustwestvlaamse vervoeging van hebben en de meervoudsvorm bij de eerste persoon enkelvoud Taaldomein In elke categorie van regionale kenmerken wordt telkens één morfologisch/morfosyntactisch kenmerk (met uitzondering van twee onderzochte morfologische kenmerken in het Kustwestvlaams) en één fonologisch kenmerk onderzocht. De kenmerken zijn op die manier niet enkel representatief op vlak van regionale verspreiding, maar ook op vlak van taaldomein. Eerst worden de drie morfosyntactische kenmerken besproken en daarna de drie fonologische kenmerken. Morfosyntaxis Het eerste morfologische kenmerk is typisch voor het Oostendse dialect en het ruimere Kustwestvlaams: de werkwoordsvervoeging: ik zijn/ ik doen tegenover ik ben / ik doe (Devos & Vandekerckhove 2006:32). Op figuur 2 (Devos & Vandekerckhove 2006:33) wordt de verspreiding van de vormen in het West-Vlaams geïllustreerd: Figuur 2: verspreiding ik zijn/ik doen 20

Taalaccommodatie in West- en Oost-Vlaanderen

Taalaccommodatie in West- en Oost-Vlaanderen Taalaccommodatie in West- en Oost-Vlaanderen Onderzoek naar de impact van herkomst en bekendheid van de gesprekspartner Helena Gheeraert Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master

Nadere informatie

Mense va mijne leeftijd

Mense va mijne leeftijd Aanpak Design Resultaten Mense va mijne leeftijd Generatiegebonden tussentaalgebruik in Expeditie Robinson Eline Zenner en Dirk Geeraerts Conclusie Onderzoeksvraag Is er een verschil in de manier waarop

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Hoofdstuk 1. Dit boek beschrijft een sociolinguïstisch onderzoek op het Friese Waddeneiland Ameland. In meer dan één opzicht kan de taalsituatie hier uniek genoemd worden.

Nadere informatie

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Marc van Oostendorp M.van.Oostendorp@umail.LeidenUniv.NL 29 november 2004 Variatielinguïstiek Wat is variatielinguïstiek? De studie van taalvariatie

Nadere informatie

TAALACCOMMODATIE IN VLAANDEREN EEN ONDERZOEK NAAR HET TAALGEBRUIK VAN

TAALACCOMMODATIE IN VLAANDEREN EEN ONDERZOEK NAAR HET TAALGEBRUIK VAN HEIDI GABEL TAALACCOMMODATIE IN VLAANDEREN EEN ONDERZOEK NAAR HET TAALGEBRUIK VAN JONGEREN BINNEN DE PEER GROUP EN IN CONTACT MET NIET-STREEKGENOTEN Abstract 1 The language situation in Flanders is and

Nadere informatie

Tussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie?

Tussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie? Theoretische achtergrond Design Resultaten Tussentaal in Expeditie Robinson contextgerichte of sprekergerichte variatie? Conclusie Onderzoeksvraag Hoe interageren sprekergerichte features en contextgerichte

Nadere informatie

Kan-beschrijvingen ERK A2

Kan-beschrijvingen ERK A2 Kan-beschrijvingen ERK A2 Lezen Ik kan zeer korte, eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen

Nadere informatie

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van 118 Overgangsdialecten op de kaart In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van Variaties vzw plaats, met als thema Overgangsdialecten. Onderstaande tekst is een samenvatting van de

Nadere informatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie Ronde 1 Matthias Lefebvre Universiteit Gent Contact: matthias.lefebvre@ugent.be Jongeren warm maken voor taalvariatie 1. Inleiding Vlaamse middelbare scholen contacteren de redactie van het Woordenboek

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. 1 Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. De particularisten pleitten voor een eigen Nederlands pleitten,

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 47 47 Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË

KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË do s Waarom hebben we de standaardtaal verstaan? e. (Vandekerckhove, 2014: 104) regiolect en Ook zij gebruiken de term

Nadere informatie

1 Resultaten en bespreking

1 Resultaten en bespreking 1 Resultaten en bespreking In dit hoofdstuk komen eerst de resultaten van het onderzoek aan bod die weergegeven zijn in tabellen. Vervolgens zal ik de 78 testitems apart bespreken en ten slotte zal ik

Nadere informatie

Taalaccommodatie in Vlaanderen: onderzoek naar het taalgebruik van jongeren binnen de peer group en in contact met niet-streekgenoten

Taalaccommodatie in Vlaanderen: onderzoek naar het taalgebruik van jongeren binnen de peer group en in contact met niet-streekgenoten Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2008-2009 Taalaccommodatie in Vlaanderen: onderzoek naar het taalgebruik van jongeren binnen de peer group en in contact met niet-streekgenoten

Nadere informatie

Taalattitude in de periferie

Taalattitude in de periferie Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Taalattitude in de periferie De perceptie en attitude van West- Vlamingen tegenover standaardtaal en dialect. Masterscriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Nadere informatie

DAT ANNABEL ALTIJD TE LAAT KOMT, DAAR KOM IK ECHT ZOT VAN.

DAT ANNABEL ALTIJD TE LAAT KOMT, DAAR KOM IK ECHT ZOT VAN. DAT ANNABEL ALTIJD TE LAAT KOMT, DAAR KOM IK ECHT ZOT VAN. OVER HET GEBRUIK VAN KOMEN ALS KOPPELWERKWOORD IN VLAANDEREN Amber Van Overbeke Stamnummer: 01306045 Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe Copromotor:

Nadere informatie

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht [Gepubliceerd in Erik Heijerman & Paul Wouters (red.) Praktische Filosofie. Utrecht: TELEAC/NOT, 1997, pp. 117-119.] Van mij Een gezicht is geen muur Jan Bransen, Universiteit Utrecht Wij hechten veel

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Taalvariatie in Vlaanderen: attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren

Taalvariatie in Vlaanderen: attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Taalvariatie in Vlaanderen: attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren Lobke Tyberghien Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de Taal-

Nadere informatie

Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen?

Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen? Intralinguale ondertiteling op de Vlaamse televisie: een spiegel voor de taalverhoudingen in Vlaanderen? Reinhild Vandekerckhove, Annick De Houwer en Aline Remael* 1. Inleiding In januari 2005 ging aan

Nadere informatie

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging

Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse Taalkunde Talige variatie in Vlaanderen: het (tussen)taalgebruik van kinderen in de jeugdbeweging Promotor: prof. dr. Johan De Caluwe Academiejaar:

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Nizozemský jazyk a literatura Bc. Terézia Orviská Wat wilt ge nu eigenlijk zeggen? Aanspreekvormen in Nederlandse

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/53232 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hill, J.M. Title: On the road to adulthood. Delinquency and desistance in Dutch

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers

Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers Master-thesis over de werkwijze van de docent kunsteducatie in het VMBO en VWO Tirza Sibelo Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Richting: Sociologie

Nadere informatie

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries

Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse realityseries Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Taalkunde, afdeling Nederlands Academiejaar 2013-2014 Intralinguale ondertiteling van tussentaal Een analyse van de ondertitelingswijze van tussentaal in Vlaamse

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN

SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN SVR PROJECTIES VAN DE BEVOLKING EN DE HUISHOUDENS VOOR VLAAMSE STEDEN EN GEMEENTEN 2015-2030 Doel van de presentatie 1. Voorstellen van de eerste resultaten uit de bevolkingsprojecties voor Vlaamse steden

Nadere informatie

ALGEMEEN. Doel & inhoud. Evaluatie

ALGEMEEN. Doel & inhoud. Evaluatie NI04_02 Komunikace v obchodním styku a v zaměstnání Sofie Royeaerd Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Arna Nováka 1 602 00 Brno CZ sofie.royeaerd@gmail.com ALGEMEEN Doel & inhoud In deze

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Elke Denoo Eline Grouwels Ruth Jamers Sarah Van Leuvenhaege

Elke Denoo Eline Grouwels Ruth Jamers Sarah Van Leuvenhaege Elke Denoo Eline Grouwels Ruth Jamers Sarah Van Leuvenhaege Slotconferentie GoLeWe Antwerpen, 20 mei 2011 Als het op leren aankomt: beter vandaag dan morgen, maar uiteindelijk toch overmorgen! Deel 1 Reële

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Beheer & Beleid Academiejaar 2003-2004

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Beheer & Beleid Academiejaar 2003-2004 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Beheer & Beleid Academiejaar 2003-2004 STUDIE NAAR DE RELEVANTIE VAN MISSION STATEMENTS IN VLAAMSE

Nadere informatie

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes

Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes Geeraerts, Dirk. 2001. "Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes". Ons Erfdeel 44: 337-344. Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes Dirk Geeraerts

Nadere informatie

wel rijp voor een ruimere maatschappelijke rol?

wel rijp voor een ruimere maatschappelijke rol? Is de Vlaams-Belgische Gebarentaal wel rijp voor een ruimere maatschappelijke rol? April 1998 Auteurs: Myriam Vermeerbergen Mieke Van Herreweghe Voorafgaande opmerking Deze tekst werd geschreven in de

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Coach Profession Profile

Coach Profession Profile Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Coach Profession Profile AUTEUR PROF. DR. HELMUT DIGEL / PROF. DR. ANSGAR THIEL VERTALING PUT K. INSTITUUT Katholieke Universiteit

Nadere informatie

Perceptie van tussentaal in het gesproken Nederlands in Vlaanderen een experimentele benadering van saillantie. Chloé Lybaert *

Perceptie van tussentaal in het gesproken Nederlands in Vlaanderen een experimentele benadering van saillantie. Chloé Lybaert * Perceptie van tussentaal in het gesproken Nederlands in Vlaanderen een experimentele benadering van saillantie Chloé Lybaert * Abstract In this paper, the results of a salience experiment in Flanders are

Nadere informatie

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1 19. Taalverandering Opdracht 19.1 Vraag: Noem twee voorbeelden van varianten in het Nederlands (of in een andere taal) die steeds meer gebruikt lijken te gaan worden. Geef een lexicale en een andere variant.

Nadere informatie

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING Inleiding De door leidinggevenden gehanteerde stijlen van beïnvloeding kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld, te weten profileren en respecteren. Er zijn twee profilerende

Nadere informatie

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit Tellen met Taal Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten Marco René Spruit Taalkundige afstand Iedereen weet dat de afstand tussen Amsterdam en Utrecht kleiner is dan de afstand tussen

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Erasmusbestemming: Stockholm... Academiejaar: 2013. - 2014. Één semester Universiteit Waar is de universiteit ergens gelegen (in het centrum/ ver uit

Erasmusbestemming: Stockholm... Academiejaar: 2013. - 2014. Één semester Universiteit Waar is de universiteit ergens gelegen (in het centrum/ ver uit Erasmusbestemming: Stockholm... Academiejaar: 2013. - 2014. Één semester Universiteit Waar is de universiteit ergens gelegen (in het centrum/ ver uit het centrum)? Er is éen grote campus voor alle universiteitsrichtingen

Nadere informatie

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Oordeel bij de aanvraag tot inrichting van een anderstalige equivalente initiële bachelor- of masteropleiding (Codex Hoger Onderwijs dd. 20 december 2013, deel 2. Structuur

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 3 Vreemder dan alles wat vreemd is 12 maximumscore 3 de twee manieren waarop je vanuit zingevingsvragen religies kunt analyseren: als waarden en als ervaring 2 een uitleg van de analyse van religie

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

PERCEPTIE VAN BELGISCH-NEDERLANDSE SYNTAXIS

PERCEPTIE VAN BELGISCH-NEDERLANDSE SYNTAXIS PERCEPTIE VAN BELGISCH-NEDERLANDSE SYNTAXIS Lisanne De Gendt Stamnummer: 01304996 Promotor: Prof. dr. Timothy Colleman Copromotor: Dr. Anne-Sophie Ghyselen Masterproef voorgelegd voor het behalen van de

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen Onderzoek uitgevoerd voor de vzw: Association pour la Promotion de la Francophonie en Flandre September 2009 Dedicated Research

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL Meting maart 2013 Het Nederlandse Donateurspanel van WWAV wordt mede mogelijk gemaakt door het CBF en is uitgevoerd door Peil.nl DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID

Nadere informatie

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Engagement in the Context of Secondary Education Impact of Fatigue, Age and Experience Wiel Frins

Nadere informatie

Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands

Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands Jocelyne Daems KU Leuven OG Quantitative Lexicology and Variational Linguistics Overzicht Achtergrond Data Methodologie Resultaten

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Samenvatting. (Summary in dutch) Samenvatting (Summary in dutch) 74 Samenvatting Soms kom je van die stelletjes tegen die alleen nog maar oog hebben voor elkaar. Ze bestellen hetzelfde ijsje, maken elkaars zinnen af en spiegelen elkaar

Nadere informatie

aard zijn. De techniek kan ook gebruikt worden bij het onderzoeken van de taalkundige variatie tussen sociale klassen, sexe, en andere dimensies.

aard zijn. De techniek kan ook gebruikt worden bij het onderzoeken van de taalkundige variatie tussen sociale klassen, sexe, en andere dimensies. Samenvatting Dit proefschrift onderzoekt synchrone en diachrone aspecten van de Engelse fonetiek en fonologie door middel van de eerste systematische toepassing van een uitgebreide set van kwantitatieve

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary)

Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) 175 176 Corruptie heeft enorme negatieve gevolgen voor mensen over de hele wereld het laat het nationaal vermogen slinken (Kaufmann et al., 2006), veroorzaakt achteruitgang

Nadere informatie

Algemeen Nederlands? k Weet kik nie of dak da wel kan

Algemeen Nederlands? k Weet kik nie of dak da wel kan Algemeen Nederlands? k Weet kik nie of dak da wel kan Een correlationeel sociolinguïstisch onderzoek naar de standaardtaalcompetentie en -productie van Ieperlingen Elyn Louagie Promotor: Prof. dr. Jacques

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze To answer this question,

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Mijn Natuurlijke Werk Stijl (NWS)

Mijn Natuurlijke Werk Stijl (NWS) Mijn Natuurlijke Werk Stijl (NWS) Gegevens van de referentiegroep: Uw unieke logincode: Bewaar deze code goed, u kan ze gebruiken voor het aanvragen van bijkomende rapporten. Copyright 2011-2013 Pontis

Nadere informatie

Stageverslag Michaël Deslypere

Stageverslag Michaël Deslypere Stageverslag Michaël Deslypere MANPOWER Stagementor: Valerie Milissen Stagebegeleider: Pieterjan Bonne 2 Inhoudsopgave 1.Voorwoord... 3 2.Situering/voorstelling van de stageplaats... 4 3.Beschrijving van

Nadere informatie

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst? Ronde 8 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool VIVES Contact: peter.debrabandere@vives.be Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Nadere informatie

Persoonlijkheidstesten

Persoonlijkheidstesten Persoonlijkheidstesten De gratis korte persoonlijkheid test De eerste test die ik heb gemaakt is een gratis test. Deze test bestaat uit één vraag waar wordt gevraagd een van de negen figuren te kiezen.

Nadere informatie

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie 2.1 Kernboodschap De kernboodschap is dat Engelstalige advertenties slechter worden gewaardeerd, maar beter worden onthouden dan hun Nederlandstalige

Nadere informatie

De Invloed van Cognitieve Stimulatie in de Vorm van Actief Leren op de Geestelijke Gezondheid van Vijftigplussers

De Invloed van Cognitieve Stimulatie in de Vorm van Actief Leren op de Geestelijke Gezondheid van Vijftigplussers De Invloed van Cognitieve Stimulatie in de Vorm van Actief Leren op de Geestelijke Gezondheid van Vijftigplussers The Influence of Cognitive Stimulation in the Form of Active Learning on Mental Health

Nadere informatie

INSCHRIJVEN VOOR DE TAALTEST

INSCHRIJVEN VOOR DE TAALTEST INSCHRIJVEN VOOR DE TAALTEST Wil je in België studeren aan een hogeschool of aan een universiteit? Als je je diploma secundair onderwijs niet in het Nederlands gehaald hebt, moet je een taaltest afleggen.

Nadere informatie

Op de vraag of men de artikelen zelf in het Engels schrijft, gaf één wetenschapper het volgende aan:

Op de vraag of men de artikelen zelf in het Engels schrijft, gaf één wetenschapper het volgende aan: NEDERLANDS, TENZIJ Onderzoek Vakgroep Marktkunde en Marktonderzoek RUG In dit onderzoek zijn de volgende vragen geformuleerd: Welke factoren zijn op dit moment van invloed op de beslissing of Nederlandse

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Partnerkeuze bij allochtone jongeren Partnerkeuze bij allochtone jongeren Inleiding In april 2005 lanceerde de Koning Boudewijnstichting een projectoproep tot voorstellen om de thematiek huwelijk en migratie te onderzoeken. Het projectvoorstel

Nadere informatie

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Samenvatting Semantisch versus lexicaal geslacht: synchrone en diachrone variatie in Germaanse geslachtscongruentie De meeste Germaanse talen, waaronder het

Nadere informatie

Studeren na het HBO. stand van zaken 2013-2014. Informatie van het Avans Studentendecanaat

Studeren na het HBO. stand van zaken 2013-2014. Informatie van het Avans Studentendecanaat Studeren na het HBO stand van zaken 2013-2014 Informatie van het Avans Studentendecanaat 1 Studeren na het HBO: onderwerpen 1. Wat moet je weten over het collegegeld als je kiest voor een nieuwe bachelor

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

IK DENK ZO ALTIJD EEN BEETJE AAN DA TUSSENTAALTJE OP TV!

IK DENK ZO ALTIJD EEN BEETJE AAN DA TUSSENTAALTJE OP TV! FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Academiejaar 2011-2012 IK DENK ZO ALTIJD EEN BEETJE AAN DA TUSSENTAALTJE OP TV! EEN ONDERZOEK NAAR PERCEPTIE VAN TAALVARIATIE BIJ LEERKRACHTEN NEDERLANDS IN WEST- VLAANDEREN

Nadere informatie

STABLE LOVE, STABLE LIFE?

STABLE LOVE, STABLE LIFE? STABLE LOVE, STABLE LIFE? De rol van sociale steun en acceptatie in de relatie van paren die leven met de ziekte van Ménière Oktober 2011 Auteur: Drs. Marise Kaper Master Sociale Psychologie, Rijksuniversiteit

Nadere informatie

2-1-2014. De jongerenbox. Creatief en op maat communiceren met de AYA. Kwalitatief onderzoek. Inhoud. Inleiding

2-1-2014. De jongerenbox. Creatief en op maat communiceren met de AYA. Kwalitatief onderzoek. Inhoud. Inleiding De jongerenbox Creatief en op maat communiceren met de AYA Medewerkers: UZ Gent: E. Decoene, M. Quaghebeur, A. Raes, N. Nolf, V. Van De Velde, L. Dillen Universiteit Gent, afdeling verplegingswetenschappen

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

HEY WAT KAN JIJ EIGENLIJK GOED? VERKLAP JE TALENT IN 8 STAPPEN

HEY WAT KAN JIJ EIGENLIJK GOED? VERKLAP JE TALENT IN 8 STAPPEN E-blog HEY WAT KAN JIJ EIGENLIJK GOED? VERKLAP JE TALENT IN 8 STAPPEN In talent & groei Het is belangrijk om je talent goed onder woorden te kunnen brengen. Je krijgt daardoor meer kans om het werk te

Nadere informatie

Onzichtbare voice-over in beeld

Onzichtbare voice-over in beeld Onzichtbare voice-over in beeld Een explorerend onderzoek naar de vormgeving van de documentaire in afstemming op het publiek met betrekking tot de onzichtbare voice-over in tekst en beeld Masterscriptie

Nadere informatie

Engelse Verpleegster Gebruikt HeartMath met Multiple Sclerose patiënten

Engelse Verpleegster Gebruikt HeartMath met Multiple Sclerose patiënten Engelse Verpleegster Gebruikt HeartMath met Multiple Sclerose patiënten Een verpleegkundige in Engeland die is gespecialiseerd in patiënten met multiple sclerose / MS voerde een informele studie uit waarbij

Nadere informatie

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden een handreiking 71 hoofdstuk 8 gegevens analyseren Door middel van analyse vat je de verzamelde gegevens samen, zodat een overzichtelijk beeld van het geheel ontstaat. Richt de analyse in de eerste plaats

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Aseksualiteit. ellen.vanhoudenhove@ugent.be

Aseksualiteit. ellen.vanhoudenhove@ugent.be ellen.vanhoudenhove@ugent.be Inhoud Wat is aseksualiteit? als seksuele oriëntatie? Kenmerken van aseksuele personen Identiteitsontwikkeling en coming-out Vooroordelen en moeilijkheden Hulpbehoefte Aseksuele

Nadere informatie

Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren

Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Elien Lefevere Tussentaal in de Vlaamse media Een onderzoek naar het taalgebruik van televisiepresentatoren Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Nadere informatie

DE TAAL VAN JONGE ZOTTEN

DE TAAL VAN JONGE ZOTTEN Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nederlandse taalkunde DE TAAL VAN JONGE ZOTTEN Sociolinguïstisch onderzoek naar het taalgebruik van Zottegemse kinderen uit het eerste en het tweede leerjaar.

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Het onderwerp. 1 van 7. Titel van de speech? Geef de titel van de speech. Definitieve speechtitel. Gelegenheid? Wat is de aanleiding voor de speech?

Het onderwerp. 1 van 7. Titel van de speech? Geef de titel van de speech. Definitieve speechtitel. Gelegenheid? Wat is de aanleiding voor de speech? 1 van 7 Briefing voor een speech De fundamenten van een overtuigende toespraak? Een correcte beoordeling van de doelstelling, de spreker, zijn publiek en de omstandigheden waarin de speech wordt gegeven.

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU

PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU Aan het voorstel werken helpt om na te denken over onderzoeksvragen en de focus van de studie. Onderzoeker maken verschillende beslissingen voor ze aan het veldwerk

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie