Provinciaal RUP Weekendverblijven, campings en residentiële woonwagenterreinen in de deelruimte West

Transcriptie

1 PROVINCIE VLAAMS-BRABANT Directie infrastructuur Dienst ruimtelijke ordening Vragen naar Els Van Loon/Shary Heuninckx Telefoon - fax 016/ / weekendverblijven@vlaamsbrabant.be Ons kenmerk Datum Versie v12 mei 2013 deelrup Camping Luna Provinciaal RUP Weekendverblijven, campings en residentiële woonwagenterreinen in de deelruimte West

2 D. Verordenend gedeelte

3 1. VERORDENENDE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.1. Artikel 1: Zone voor kleinschalig wonen in verplaatsbare constructies Verordenend stedenbouwkundig voorschrift Toelichting bij verordenend voorschrift Artikel 1.1: Bestemming De zone is bestemd voor wonen. De zone is tevens bestemd voor openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, groene ruimten en verharde ruimten, voor zover deze functies en activiteiten complementair zijn aan de hoofdbestemmingen wonen en verblijven. Artikel 1.2: Verkavelen Het verkavelen van percelen is niet toegelaten. Artikel 1.3: Inrichting Binnen de zone zijn enkel verplaatsbare constructies onder de vorm van woonwagens toegelaten. Het aantal wooneenheden bedraagt minimum 10 en maximaal 15. Categorie van gebiedsaanduiding wonen. Verharde ruimten zijn bijvoorbeeld straten, pleinen, parken. Groene ruimten zijn bijvoorbeeld parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorzieningen. Een functie is complementair als ze aanvullend is aan de hoofdfunctie. De woon- of verblijfsfunctie moet met andere woorden blijven bestaan en steeds aanwezig blijven. Het verkavelen of kadastraal opsplitsen van percelen is niet toegelaten omdat vermeden moet worden dat het aantal bebouwbare percelen zou toenemen en omdat vermeden moet worden dat het gemeenschappelijk beheer van het terrein gehypothekeerd kan worden. Een woonwagen is een woongelegenheid gekenmerkt door flexibiliteit en verplaatsbaarheid, bestemd voor permanente en niet-recreatieve bewoning. De term woonwagen is een verzamelnaam voor tal van verplaatsbare constructies: een kermiswagen, een caravan, een kampeerauto, een stacaravan, een chalet op wielen. Een woonwagen is niet gefundeerd of verankerd in de grond, eventueel

4 met uitzondering van de nutsleidingen. De inrichting heeft een zelfdragen onderstel. Voor de stabiliteit steunt ze op de grond, door middel van wielen, wegneembare steunstukken, vijzels of steunpunten. Een woonwagen kan verplaatst worden, na loskoppeling van de nutsleidingen. Individuele staanplaatsen voor verplaatsbare constructies hebben een oppervlakte van minstens 150 m². Per individuele staanplaats gelden volgende bepalingen: De bruto bebouwde grondoppervlakte of bruto oppervlakte gebruikt, ingericht of aangelegd voor het plaatsen van één of meer verplaatsbare constructies bedraagt maximaal 50 m², waarvan maximum 6 m² gebruikt mag worden voor vaste constructies bestemd voor kleinschalige nutsvoorzieningen, complementair aan het wonen. Het bruto bouwvolume bedraagt maximaal 160 m³. Een oppervlakte van maximum 25 m² mag gebruikt worden voor niet-overdekte constructies, enkel onder de vorm van toegangen en opritten, van parking of van terras. Er is minstens één niet-overdekte parkeerplaats. Alle vormen van overdekte, half-open of gesloten parkeerplaatsen en garages zijn niet toegelaten. Bij de inrichting van een woonwagenterrein wordt het terrein opgedeeld in verschillende staanplaatsen die gegroepeerd ontsloten worden. Een individuele staanplaats is minstens 150 m² groot. Dit geeft de mogelijkheid om naast de woonwagen ook een klein bijgebouw, een terras en/of een autostaanplaats te voorzien. Residentiële woonwagens kunnen omvangrijk zijn. In functie van de doelstelling van dit RUP, worden de oppervlakte en het volume beperkt. De oppervlakte moet hier beschouwd worden als de grondoppervlakte die wordt ingenomen door de woonwagen of die ingericht of aangelegd is met het oog op het plaatsen van een woonwagen. Op basis van dit artikel mag maximaal 50 m² ingericht worden voor het plaatsen van verplaatsbare constructies. Dit kan bijvoorbeeld onder de vorm van een platform waarop de verplaatsbare constructies kunnen worden gezet. Van de 50 m² mag maximaal 6 m² gebruikt worden voor het bouwen van vaste constructies bestemd voor complementaire kleinschalige nutsvoorzieningen. Onder kleinschalige nutsvoorzieningen wordt verstaan: sanitaire blokken, afvallokaal, lokaal voor elektriciteit, gas en watermeters. Naast de ruimte die wordt ingenomen door de verplaatsbare en vaste constructies, mag nog 25 m² worden verhard ten behoeve van parking, terras en/of toegangen. Eventueel niet gebruikte oppervlakte van een platform wordt niet beschouwd als bijkomende verharding of terras en wordt dus niet meegerekend bij het bepalen van de 25 m² toegelaten verharding voor toegangen, terrassen en/of parking. Bij de bepaling van het maximaal volume wordt de ruimte tussen het maaiveld en de vloerplaat niet meegerekend. 43/53

5 Constructies worden op minstens 3,00 meter van de zonegrens geplaatst. Individuele constructies worden op minstens 2,00 meter afstand van de grens van de staanplaats geplaatst. Voor de gemeenschappelijke of collectieve gedeelten van de zone gelden volgende bepalingen: Wegenis mag enkel aangelegd worden ten behoeve van interne ontsluiting en van één aansluiting met de bestaande openbare wegenis. Wegen hebben een breedte van minimaal 4,00 meter Naast de individuele parkeerplaats per staanplaats moet minimaal 1 bijkomende plaats per 5 wooneenheden op een gemeenschappelijke parkeerplaats voorzien worden. Deze parkeerplaatsen mogen verhard worden. De niet bebouwde en niet verharde delen worden als groenzone ingericht en in stand gehouden. Minstens 10% van de gemeenschappelijke of collectieve ruimte, buiten de groenbuffer, wordt ingericht als gemeenschappelijke groenzone. Artikel 1.4: Bepalingen voor constructies bestemd voor gemeenschappelijke kleinschalige nutsvoorzieningen en gemeenschapvoorzieningen Constructies bestemd voor gemeenschappelijke complementaire kleinschalige nutsvoorzieningen en gemeenschapvoorzieningen kunnen zowel vast als verplaatsbaar zijn. Voor deze constructies gelden volgende maxima: Bruto grondoppervlakte: 10 m² per veelvoud van 10 staanplaatsen Bouwhoogte: 5,00 m. Individuele constructies staan op minstens 2,00 meter afstand van de grens van de staanplaats, dus op 4,00 meer afstand van elkaar. Een woonwagen kan samengesteld zijn uit twee of meer van elkaar los te koppelen volumes. Indien een woonwagen uit meerdere los te koppelen volumes bestaat, geldt de verplichte minimale tussenafstand voor het geheel van de woonwagen en niet voor de onderlinge los te koppelen volumes afzonderlijk. De vrije afstand van 3 meter vanaf de zonegrens geldt voor elke constructie afzonderlijk. Het gemeenschappelijke of collectieve gedeelte van het woonwagenterrein is het gedeelte buiten de individuele staanplaatsen. Hierbinnen zijn interne wegen toegelaten die dienen voor de ontsluiting van de woonwagens. De zone wordt ontsloten naar de Alsembergsesteenweg via een doorgang op de aangrenzende zone. Deze ontsluiting is indicatief aangeduid op het grafisch plan. Elke staanplaats moet beschikken over een individuele parkeergelegenheid. Daarnaast moeten gemeenschappelijke parkings voor bewoners en/of bezoekers worden voorzien. Er is minstens één bijkomende plaats per 5 wooneenheden. Zowel de individuele als de gemeenschappelijke parking mogen doch hoeven niet verhard te worden. Minstens 10% van de collectieve ruimte, buiten de individuele staanplaatsen, moet worden ingericht als collectieve en toegankelijke groenzone. Onder kleinschalige nuts- en gemeenschapsvoorzieningen wordt o.a. verstaan: sanitaire blokken, afvallokaal, lokaal voor elektriciteit, gas en watermeters. Dergelijke voorzieningen kunnen collectief worden georganiseerd. Per veelvoud van 10 staanplaatsen mag 10 m² benut worden voor complementaire kleinschalige nuts- en gemeenschapsvoorzieningen. Deze oppervlakte kan gerealiseerd worden in één of meerdere al dan niet vaste constructies. 44/53

6 Artikel 1.5: Voorkooprecht Op de percelen en constructies gelegen in het RUP is een voorkooprecht van toepassing. De rangorde voor de toepassing van dit voorkooprecht is als volgt: 1. OCMW Halle 2. Stad Halle 3. Sociale huisvestingsmaatschappij 4. Provincie Het voorkooprecht geldt voor een termijn van 15 jaar. Artikel 1.6: Afsluitingen Om te vermijden dat op de percelen constructies worden opgericht om een andere doelgroep aan te trekken, is het van belang dat er een sociaal beheer kan opgestart worden binnen het woongebied. Daarom wordt een recht van voorkoop toegekend aan een aantal overheidsinstanties. De afscheidingen worden uitgevoerd in streekeigen groen, of als draad op paal met een maximale hoogte van 1,20 m. Ter hoogte van de zonegrenzen wordt de maximale hoogte vermeerderd tot 2,00 meter. Artikel 1.7: Ontwikkelingsmodaliteiten De zone wordt bij voorkeur als één geheel ontworpen en ontwikkeld. Een gefaseerde en/of gedeeltelijke ontwikkeling is echter mogelijk. Indien een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op een gedeelte van de zone, moet worden aangetoond hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De aanvraag moet daartoe voldoende informatie verstrekken aan de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening van de totaliteit voor het gebied. Dit kan gebeuren middels een inrichtingsstudie. Een inrichtingsstudie is een informatief document en wordt als zodanig meegestuurd aan de bevoegde instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 45/53

7 1.2. Artikel 2: Zone voor kleinschalig wonen Verordenend stedenbouwkundig voorschrift Toelichting bij verordenend voorschrift Artikel 2.1: Bestemming De zone is bestemd voor wonen. De zone is tevens bestemd voor openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, al dan niet openbare groene ruimten en al dan niet openbare verharde ruimten, voor zover deze functies en activiteiten complementair zijn aan de hoofdbestemmingen wonen en verblijven. Artikel 2.2: Verkavelen Het verkavelen van percelen is niet toegelaten. Artikel 2.3: Inrichting Binnen de zone zijn enkel vaste constructies toegelaten. Vaste bouwvolumes bestemd voor wonen kunnen voorkomen onder de vorm van eengezinswoningen of meergezinswoningen. De woningdichtheid bedraagt minimum 40 en maximaal 70 woongelegenheden per hectare. Categorie van gebiedsaanduiding wonen. Openbare verharde ruimten zijn bijvoorbeeld straten, pleinen, parken. Openbare groene ruimten zijn bijvoorbeeld parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorzieningen. Een functie is complementair als ze aanvullend is aan de hoofdfunctie. De woonfunctie moet met andere woorden blijven bestaan en steeds aanwezig blijven. Het verkavelen of kadastraal opsplitsen van percelen is niet toegelaten omdat vermeden moet worden dat het aantal bebouwbare percelen zou toenemen en omdat vermeden moet worden dat het gemeenschappelijk beheer van het terrein gehypothekeerd kan worden. Een vaste constructie is een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, een publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen. De oppervlakte van zone is ca. 0,35 ha. De dichtheden stemmen overeen met 14 à 24 woongelegenheden. De vermelde dichtheid is een brutodichtheid, waarbij de totale oppervlakte van de zone of van het gedeelte van de zone waarop de aanvraag betrekking heeft (bij gefaseerde ontwikkeling) in rekening gebracht wordt. 46/53

8 De zone is bestemd voor gesloten bebouwing langs de straat, ingeplant op maximum 8,00 meter achter de rooilijn en op minimum 3,00 meter van de zijdelingse zonegrenzen. Gebouwen hebben minstens 2 bouwlagen. De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 6,30 meter. De maximale bouwdiepte bedraagt 10,00 meter. Aansluitend mag een strook van 4,00 meter diep verhard worden ten behoeve van terrassen. Langs de straatkant moeten minstens twee volwaardige bouwlagen worden gerealiseerd. De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 6,30 meter gebracht. Hierdoor zijn woningen met twee volwaardige bouwlagen en een plat dak of met twee volwaardige bouwlagen en een verdieping onder dak mogelijk. In het geval van een plat dak wordt de kroonlijsthoogte gelijk gesteld met de hoogte van het plat dak. Losstaande bijgebouwen zijn niet toegelaten. Per woongelegenheid wordt minimum 1,5 parkeerplaatsen voorzien. Deze parkeerplaatsen kunnen enkel op het maaiveld in de achteruitbouwzone en ondergronds worden voorzien. De niet bebouwde en niet verharde delen van de zone worden als groenzone ingericht en in stand gehouden. Indien een achteruitbouwstrook langs de weg wordt voorzien, geldt een minimaal groenpercentage van 50% in deze achteruitbouwstrook. Artikel 2.4: Bepalingen voor individuele woongelegenheden Een individuele woongelegenheid heeft een bruto volume van maximaal 240 m³. Het bruto bouwvolume is het volume van een woongelegenheid gemeten met inbegrip van buitenmuren, scheidingsmuren en dak maar met uitsluiting van ondergrondse garages, terrassen en balkons en bovengrondse gemeenschappelijke delen. Parkeerplaatsen mogen ook aangelegd worden in de achteruitbouwstrook van 8,00 meter t.o.v. de straat, rekening houdend met een minimaal groenpercentage van 50%. Dit voorkomt een volledige verstening van het straatbeeld. Omdat het gebied bestemd is voor kleinschalig wonen, geldt een strikte beperking op het maximaal volume van een individuele woning. Het bruto bouwvolume is beperkt tot 240 m³ per individuele woongelegenheid. Elke individuele woongelegenheid heeft een private buitenruimte met een minimum oppervlakte van 10 m² en een minimum breedte van 2,00 meter. Geheel ondergrondse bouwlagen mogen geen woon- of leefvertrekken bevatten. 47/53

9 Artikel 2.5: Voorkooprecht Op de percelen en constructies gelegen in het RUP is een voorkooprecht van toepassing. De rangorde voor de toepassing van dit voorkooprecht is als volgt: 1. OCMW Halle 2. Stad Halle 3. Sociale huisvestingsmaatschappij 4. Provincie Het voorkooprecht geldt voor een termijn van 15 jaar. Artikel 2.6: Bepalingen omtrent bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies die niet aan de verordenende bepalingen voldoen In functie van de woonkwaliteit worden minimale vereisten voor de private buitenruimte opgelegd. Deze private buitenruimtes kunnen voorkomen op het maaiveld of op de verdiepingen onder de vorm van terrassen of balkons. Om te vermijden dat op de percelen constructies worden opgericht om een andere doelgroep aan te trekken is het van belang dat er een sociaal beheer kan opgestart worden binnen het woongebied. Om dit mogelijk te maken wordt een recht van voorkoop toegekend aan een aantal overheidsinstanties. Voor bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen vergunbaar: Alle instandhoudingswerken, ook structurele; Verbouwingen binnen het bestaande volume; Functiewijzigingen, voor zover de nieuwe functie in overeenstemming is met de bepalingen van Artikel 2.1. Indien de vergunningsaanvraag betrekking heeft op wonen moet ook voldaan worden aan de voorschriften van Artikel 2.4. Artikel 2.7: Ontwikkelingsmodaliteiten De zone wordt bij voorkeur als één geheel ontworpen en ontwikkeld. Een gefaseerde en/of gedeeltelijke ontwikkeling is echter mogelijk. Indien een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op een gedeelte van de zone, moet worden aangetoond hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling Dit kan gebeuren middels een inrichtingsstudie. Een inrichtingsstudie is een informatief document en wordt als zodanig meegestuurd aan de bevoegde instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. 48/53

10 van de rest van het gebied. De aanvraag moet daartoe voldoende informatie verstrekken aan de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening van de totaliteit voor het gebied. In elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning moet tevens worden aangetoond hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot de mogelijke ontwikkeling van de achterliggende zone voor kleinschalig wonen in verplaatsbare constructies. De ontwikkeling van de zone voor kleinschalig wonen moet op zijn minst rekening houden met een toekomstige ontsluiting van de achterliggende zone naar de Alsembergsesteenweg. De aanvraag moet daartoe voldoende informatie verstrekken aan de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening van de totaliteit voor het gebied. Wat betreft de ontsluiting naar de achterliggende zone wordt ook verwezen naar artikel /53

11 1.3. Artikel 3: Groenbuffer (overdruk) Verordenend stedenbouwkundig voorschrift Toelichting bij verordenend voorschrift Artikel 3.1: Bestemming Op het grafisch plan is in overdruk een zone voor groenbuffer aangeduid. De zone heeft de functie van een landschappelijke groene ruimte tussen de zone voor kleinschalig wonen in verplaatsbare constructies en de naastliggende zones. Artikel 3.2: Inrichting De strook dient volledig beplant te worden volgens een fijnmazig beplantingsrooster met streekeigen of standplaatsgebonden lage struiken, hoge heesters en hoogstammige bomen op zo 'n manier dat de landschappelijke inpassing van de site in zijn omgeving op ieder moment gewaarborgd wordt. Het oprichten van constructies en wegenis is niet toegelaten, enkel wegenis kan uitzonderlijk toegelaten worden in functie van een nooduitgang of een ontsluiting voor hulpdiensten. Hiervoor mag maximaal één doorgang van maximaal 4 meter breed gerealiseerd worden. Artikel 3.3: Ontwikkelingsmodaliteiten Het kan nuttig zijn om een bijkomende toegang tot de cluster te voorzien in functie van de hulpdiensten. Het realiseren van een bijkomende toegang vereist dat de buffer rondom te cluster op één plaats doorbroken mag worden. De buffer moet ten laatste gerealiseerd worden in het eerstvolgende plantseizoen na het verlenen van een eerste stedenbouwkundige vergunning na de inwerkingtreding van dit RUP. 50/53

12 1.4. Artikel 4: Ontsluiting (symbolische aanduiding) Verordenend stedenbouwkundig voorschrift De ontsluiting van zone voor kleinschalig wonen in verplaatsbare constructies verloopt via zone voor kleinschalig wonen en is symbolisch op het grafisch plan aangeduid. In de zone voor kleinschalig wonen moet steeds een bouwvrije zone van minstens 4,00 meter breed aanwezig zijn ten behoeve van de ontsluiting van de achterliggende zone voor kleinschalig wonen in verplaatsbare constructies. Er geldt een minimale afstand van 4,00 meter tussen de grens van de weg en de dichtstbijzijnde aangrenzende woningen buiten het plangebied. Alle andere wegenis in het plangebied dient voor de interne ontsluiting binnen het plangebied en mag niet rechtstreeks aansluiten op de bestaande openbare wegenis. Toelichting bij verordenend voorschrift Het volledige plangebied wordt ontsloten via één aansluiting op de Alsembergsesteenweg. Dit betekent dat de achterliggende zone steeds ontsloten moet kunnen worden via de zone gelegen langs de straat. Daarom moet in het gedeelte langs de straat steeds een vrije doorgang van minstens 4 meter breed vrij worden gehouden. De ontsluitingsweg wordt in het PRUP enkel symbolisch aangeduid. Om mogelijke hinder voor de aanpalende woningen zo veel mogelijk te vermijden, is een minimale afstand van 4 meter tussen de grens van de weg en de dichtstbijzijnde aangrenzende woningen buiten het plangebied verplicht Artikel 5: Zone voor gemeenschapvoorzieningen en openbaar nut Verordenend stedenbouwkundig voorschrift Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Toelichting bij verordenend voorschrift Categorie van gebiedsaanduiding gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen. De betrokken werken, handelingen en wijzigingen kunnen worden toegelaten ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk. 51/53

13 2. VERORDENEND GRAFISCH PLAN kaart 22: verordenend grafisch plan 52/53

14