ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL

Transcriptie

1 ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL ZITTING VAN 15 SEPTEMBER 2011 Inzake RB, met maatschappelijke zetel te xxx, xxx, licentie xxx - Ondernemingsnr xxx; Eiseres, Ter zitting vertegenwoordigd door de heer A, xxx; En Mevrouw B, en Mevrouw C, samenwonende te xxx, xxx; Verweersters; Ter zitting niet aanwezig, noch vertegenwoordigd; Hebben ondergetekenden: 1. Mevrouw xxx, met kantoor te xxx, xxx, in haar hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college; 2. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 3. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 4. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; 5. De heer xxx, wonende te xxx, xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), 1

2 Volgende arbitrale sententie geveld: Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College rechtsmacht heeft om van onderhavig geschil kennis te nemen. Krachtens de algemene voorwaarden van eiseres, die door eerste verweerster werden ondertekend, heeft de eisende partij in principe de keuze tussen een procedure voor de gewone rechtbanken of een arbitrageprocedure voor de Geschillencommissie Reizen. Voor geëiste bedragen vanaf 1.250,00 beschikt de verwerende partij over een termijn van 10 kalenderdagen om een door de eisende partij aangevraagde arbitrageprocedure te weigeren. In casu heeft de verwerende partij op geen enkel ogenblik te kennen gegeven dat zij de arbitrage weigerde. Overeenkomstig geschillenreglement werd de vordering rechtsgeldig aanhangig gemaakt door middel van het daartoe bestemde klachtenformulier op 18 november De partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven dd. 11 mei 2011 om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 15 september 2011, alwaar eisende partij is verschenen, vertegenwoordigd zoals hoger aangegeven. Feiten 1. Uit de stukken van het dossier blijkt dat eerste verweerster op 12 juni 2010 bij eiseres een vliegvakantie boekte uit de brochure van RO. Het betrof een vakantie voor twee volwassenen, met name eerste en tweede verweerster, en twee kinderen naar Marokko met verblijf in de formule All Inclusive in Club A, met voorzien vertrek op 6 augustus 2010 en voorziene terugkeer op 13 augustus De totale reissom bedroeg 2.946,18 EUR. Op de bestelbon werd melding gemaakt van een voorschot van 900,00 EUR dat uiterlijk op 14 juni 2010 diende betaald te worden. De boeking werd nog diezelfde dag door de reisorganisator bevestigd. 2. Verwerende partijen bleven evenwel in gebreke het voorschot te voldoen, niettegenstaande herhaald aandringen van eiseres. Uiteindelijk annuleerde eiseres de boeking. Ingevolge de annulering waren annuleringskosten verschuldigd ten belope van 300,00 EUR per reiziger, hetzij 1.200,00 EUR in totaal. Verwerende partijen bleven evenwel in gebreke deze annuleringskosten te voldoen, niettegenstaande aanmaning door een gerechtdeurwaarder op 16 augustus 2010 en een oproeping in verzoening voor de Vrederechter van het kanton xxx op 5 oktober

3 3. Nu een minnelijke regeling tussen partijen onmogelijk bleek, maakte eiseres haar vordering aanhangig voor de Geschillencommissie Reizen middels het daartoe bestemde klachtenformulier op 18 november Beoordeling De vordering van eiseres strekt ertoe betaling te bekomen van een bedrag van 1.424,00 EUR, samengesteld als volgt: - Annuleringskosten aangerekend aan eiseres door de reisorganisator: 1.200,00 EUR - Commissieverlies: 144,00 EUR - Kosten telefonie en gerechtsdeurwaarder: 80,00 EUR Totaal 1.424,00 EUR A. De vergoedingsplichtige 4. Artikel 16 van de Wet van 16 februari 1994 betreffende het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, hierna kortweg de Reiscontractenwet genoemd, bepaalt: De reiziger kan te allen tijde het contract geheel of gedeeltelijk verbreken. Indien de reiziger het contract verbreekt wegens een aan hem toe te rekenen omstandigheid, vergoedt hij de schade die de reisorganisator en reisbemiddelaar lijden ten gevolge van de verbreking. De schadevergoeding kan ten hoogste eenmaal de prijs van de reis bedragen. Een annuleringsverzekering neemt binnen de voorwaarden van de polis, de schadevergoeding ten laste die de reiziger in geval van verbreking van het reiscontract aan de reisbemiddelaar en/of reisorganisator dient te betalen. In casu vermeldt de bestelbon echter expliciet dat de reiziger geen annulatieverzekering wenste af te sluiten. 5. De weigering van de verwerende partijen om het contractueel bepaalde voorschot te betalen, kan niet anders worden geïnterpreteerd dan als een eenzijdige verbreking van het reiscontract door de reiziger. In onderhavig dossier werd het reiscontract aangegaan door de eerste verweerster, mevr. B. Bijgevolg is zij de enige die zich contractueel heeft verbonden tot betaling van de reissom en eveneens de enige die kon beslissen het reiscontract te verbreken. Nu mevr. B de enige medecontractant van eiseres is, is zij ook de enige die zich ertoe verbonden heeft ingeval van verbreking van het reiscontract de schade te vergoeden die eiseres hierdoor lijdt. Tweede verweerster heeft wel de hoedanigheid van reiziger in de zin van de Reiscontractenwet, nl. een persoon die het voordeel geniet van het contract tot reisorganisatie en/of reisbemiddeling, maar niet de hoedanigheid van medecontractant van eiseres. Bijgevolg kan tweede verweerster niet veroordeeld worden tot vergoeding van de schade, die door de eenzijdige verbreking van het contract werd veroorzaakt. 3

4 De vordering ten aanzien van tweede verweerster is derhalve ongegrond. Op grond van artikel 16 voormeld van de Reiscontractenwet is de vordering ten aanzien van eerste verweerster wel gegrond. B. De afrekening tussen partijen 6. Uit wat voorafgaat, blijkt dat eiseres lastens eerste verweerster aanspraak kan maken op een vergoeding voor de schade die eerste verweerster ingevolge de verbreking van het contract lijdt. In artikel 13 van de bijzondere voorwaarden van de reisorganisator, bij wie eerste verweerster, door bemiddeling van eiseres haar vakantie boekte, wordt bepaald dat in geval van verbreking vanaf 27 dagen tot 7 dagen voor afreis een vergoeding van 300,00 EUR per persoon is verschuldigd. In voorliggend geval betreft het derhalve een verbrekingsvergoeding van 1.200,00 EUR die door eiseres daadwerkelijk aan de reisorganisator werd betaald. Daarnaast is eiseres ingevolge de verbreking ook de commissie misgelopen, waarop zij normaliter aanspraak kon maken. Deze commissie beloopt blijkens de stukken van het dossier 144,00 EUR. Tenslotte vordert eiseres een vergoeding van 80,00 EUR voor de kosten van achternageloop (telefonie, gerechtsdeurwaarderstussenkomst, edm). Gelet op de bewezen inspanningen in hoofde van eiseres om in der minne een regeling te bewerkstelligen, komt deze begroting het Arbitraal College correct voor. De totale schade die eiseres ingevolge de verbreking van het contract door eerste verweerster lijdt kan dan ook begroot worden op 1.424,00 EUR. C. De procedurekosten 7. Artikel 27 van het reglement van de Geschillencommissie bepaalt dat de eiser als waarborg voor de arbitragekosten een bedrag gelijk aan 10% van de geëiste som, met een minimum van 100,00 EUR dient de betalen. Artikel 28 van het reglement stelt verder Er wordt ambtshalve over de kosten beslist. Normaal worden de kosten ten laste gelegd van de verliezende partij. Nu de vordering van eiseres integraal gegrond wordt bevonden, dienen de procedurekosten ten laste van eerste verweerster gelegd te worden. 4

5 OM DEZE REDENEN Het Arbitraal College, Verklaart rechtsmacht te hebben om van de vordering kennis te nemen; Zegt voor recht dat tweede verweerster, mevrouw C, buiten zake dient te worden gesteld; Verklaart de vordering van eiseres lastens eerste verweerster, mevrouw B, toelaatbaar en gegrond; Veroordeelt eerste verweerster om aan eiseres te betalen de som van 1.424,00 EUR (duizend vierhonderd vierentwintig euro) ten titel van schadevergoeding; Verwijst eerste verweerster tevens in de kosten van het geding, begroot op het door eiseres voorgeschoten klachtengeld ten belope van 142,40 EUR, dat aan eiseres dient te worden terugbetaald. Aldus uitgesproken met eenstemmigheid te Brussel op 15 september Het arbitraal College, 5