ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL

Transcriptie

1 ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL Inzake ZITTING VAN 20 OKTOBER 2005 De heer A, xxx, en zijn echtgenote, Mevrouw B, samenwonende te xxx en De heer C en zijn echtgenote D, samenwonende te xxx en E, F et G (minderjarigen), en De heer H en zijn echtgenote, Mevrouw I, samenwonende te xxx, en J en K (minderjarigen); Eisers, Ter zitting vertegenwoordigd door De heer C en Mevrouw I; En RB, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder nummer xxx; Eerste verweerster, Ter zitting vertegenwoordigd door Meester xxx, loco Meester xxx, met kantoor te xxx; En RO, met maatschappelijke zetel te xxx, ingeschreven in het handelsregister onder nummer xxx; Tweede verweerster, Ter zitting vertegenwoordigd door Mevrouw xxx; Hebben ondergetekenden: 1. De heer xxx, xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het arbitrale college; 2. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 3. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers; 4. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; 5. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst 1

2 Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), Volgende arbitrale sententie geveld: 1. WAT DE RECHTSPLEGING BETREFT: De stukken van rechtspleging werden onderzocht, meer in het bijzonder het vragenformulier door het Secretariaat van de Geschillencommissie voor ontvangst afgestempeld op 14 april Bij beschikking, op datum van 12 april 2005, van de heer Vrederechter van het kanton xxx werd een machtiging verleend aan de heer H, en mevrouw I, om deze arbitrage overeenkomst af te sluiten voor hun minderjarige kinderen J, en K. Bij beschikking, op datum van 8 april 2005, van de heer Vrederechter van het kanton xxx, werd machtiging verleend aan de heer C, en D, om deze arbitrage overeenkomst af te sluiten voor hun minderjarige kinderen E, F, en G. Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen. De partijen hebben hun akkoord met betrekking tot de arbitrale procedure schriftelijk bevestigd. Door eiseres werd een bundel overgemaakt op 18 juli 2005, en eerste verweerster diende conclusies in op 9 augustus en aanvullende conclusies op 6 oktober Partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven op 21 juni 2005 en per gewone brief op 11 oktober 2005, om te verschijnen op de zitting van 20 oktober 2005, te Brussel, North Gate II, Koning Albertlaan, 16, om uur. Ter zitting verschenen partijen zoals hierboven aangegeven. 2. WAT DE GROND VAN DE ZAAK BETREFT DE FEITEN. Eisers boekten, op 16 januari 2004 reservatie nummer xxx - een pakketreis LUXOR-HURGHADA van 9 tot 16 april 2004 in het kantoor van de reisbemiddelaar, eerste verweerster. Het ging om een pakketreis die zij kozen uit de brochure van reisorganisator RO, tweede verweerster. Prijs van de reis: 8.846,50 euro.- 11 personen waarvan 5 minderjarigen. Formule All in. De reis was opgesplitst nl. van 9 tot 13 april op een 5* cruiseschip op de Nijl, en van 13 tot 16 april in het Y te Hurghada eveneens 5* in een all inclusive formule. Volgens eisers is er op deze reis heel wat mis gelopen. Samengevat werden de bijzonderste problemen (niet limitatieve opsomming) door eiseres als volgt ervaren en omschreven: 2

3 - Op 6 april dus drie dagen voor de vertrekdatum werd een fax ontvangen met de melding dat de vlucht werd geannuleerd en dat een alternatief werd voorgesteld met vertrek uit Amsterdam met LMIJ. De reis naar Amsterdam werd georganiseerd met een bus. Het gevolg hiervan was dat twee personen uit het gezelschap één dag onbezoldigd verlof moesten nemen. Op de vlieghaven van Amsterdam aangekomen was van de beloofde hostess, die ons zou bijstaan, niets te bespeuren. - Aangekomen in LUXOR bleek dat 2 koffers met kledij en gerief voor twee volwassenen en 2 kinderen ontbraken. Deze koffers konden door eisers slechts gerecupereerd worden op 14 april s avonds in Hurghada na veel telefoneren en zonder enige hulp van de reisorganisator (de taxi naar de luchthaven hebben eisers zelf betaald). Door LMIJ werd hiervoor een compensatie toegekend van 263,72 euro, maar ondertussen bracht dit veel narigheden met zich mee (geen mogelijkheid tot veranderen van kleren, geen mogelijkheid tot zwemmen of foto s te nemen.) en zeer veel tijdverlies. - De beloofde Nederlandstalige gids was er niet en alle uitleg was ofwel in het Engels ofwel in het Frans: talen die door de meeste van de groep niet verstaanbaar waren. Hierdoor zou de educatieve waarde van deze uitstappen tot nul zijn herleid. Gedurende de ganse reis geen enkele Nederlandstalige gids te bespeuren. - Op 13 april was een uitstap voorzien op de Nijl en een Nubisch dorp. Volgens de (Engelstalige) gids was voor de terugreis met bus geen lunchpakket nodig: alles was voorzien op de bus en de busreis zou slechts 5 uren duren. Uiteindelijk was geen eten voorzien en de reis duurde 11uren. Een kind werd ziek van de honger en vermoeidheid. In het hotel Y - aangekomen (rond middernacht) liep er water in de badkamer vanuit het plafond. - De volgende morgen bleek dat het hotel geen all in kon verschaffen. De host zou voor een alternatief zorgen en ondertussen konden wij, op eigen kosten, zelf zorgen voor ons eten en deze zou wel later worden terugbetaald. Om uur werden we ervan verwittigd dat we van hotel moesten verhuizen nl. naar de Z, een busje zou klaar staan om ons ernaar te voeren. Middagmalen waren voorzien in het hotel. Om uitchecken van het Y en om aankomst in het ander hotel maar van middagmalen was geen sprake meer: de lunch was afgelopen om uur. Slechts om uur werden de kamers toegewezen: die lagen op een flinke afstand van de zee en aan een uithoek van het domein. De kamers zelf voldeden niet: airco was stuk, groot gat in een vuil bad, tegels kapot aan de muur en een bed ontbrak in 2 van de 3 kamers. Andere kamers waren beschikbaar maar dan tegen betaling. De maaltijden werden geserveerd in een vuile, lawaaierige eetzaal met onvriendelijk personeel. Kinderen moesten voor een ijsje betalen. Het eten zelf was van minderwaardige kwaliteit en als all in - klant was de keuze beperkter: geen keuze van restaurant, drank in plastieken bekertjes. De hygiëne liet ook veel te wensen over. - Op 16 april was voorzien dat een busje ons zou komen ophalen om uur. Om uur kwam de host ons melden dat de bus om uur zou 3

4 vertrekken. Na herhaald aandringen kon een lunchpakket worden bekomen. Op het vliegveld moest 4 uren worden gewacht zonder enige inlichting, er was geen vertegenwoordiger van de reisorganisator op de luchthaven. Eisers vorderen een compensatie van , 87 euro. Voor gemaakte kosten, het niet naleven van het contract, de geleden schade, intresten aan 7% vanaf 16 april 2005 en derving van reisgenot. Eisers hebben, bij wijze van compensatie, 175 euro ontvangen van de reisorganisator, via de reisbemiddelaar. Het verweer van de reisbemiddelaar eerste verweerster - kan als volgt worden samengevat : De vordering is verjaard en er werd geen fout begaan bij de uitvoering van het reiscontract. Eerste verweerster is slechts opgetreden in haar hoedanigheid van bemiddelaar en de klachten hebben allen betrekking op de uitvoering van de reis waarvoor de reisorganisator moet instaan. Ter zitting bekende de reisorganisator dat wel een en ander mis was gelopen maar dat b.v. wat de Nederlandstalige gids betreft er nergens in de brochure van gids werd vermeld maar wel van een begeleider. De reisorganisator heeft dan ook de som van 175 euro ter compensatie voor eiseres gestort aan de reisbemiddelaar BEOORDELING. Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisorganisatie en de Reiscontracten wet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dit contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, Reiscontracten wet, verkort RCW genoemd, B.S., 1 april 1994) TENOPZICHTE VAN DE REISBEMIDDELAAR - EERSTE VERWEERSTER Voor wat betreft de verjaring Art RCW bepaalt: De vorderingen waartoe een contract waarop deze wet toepasselijk is aanleiding kan geven, andere dan die vermeld in het eerste lid, verjaren na een termijn van één jaar, deze termijn begint te lopen vanaf de datum die in het contract bepaald is voor het einde van de prestatie die aanleiding heeft gegeven tot het geschil. Art. 10 van het geschillenreglement van de Geschillencommissie Reizen voorziet dat Wanneer het vragenformulier volledig ingevuld en ondertekend is, moet het door de eiser aangetekend worden verstuurd naar het Secretariaat van de Geschillencommissie. De vordering wordt aanhangig gemaakt op de datum die blijkt uit de poststempel van die aangetekende brief, of in voorkomend geval uit de datum waarop het formulier op het secretariaat wordt afgegeven. 4

5 In casu moet het einde van de prestatie die aanleiding heeft gegeven tot het geschil worden bepaald op de dag waarop eisers hun reis hebben beëindigd t.t.z. op 16 april Het vragenformulier werd afgestempeld op 14 april Het Arbitraal College is dan ook van oordeel dat de vordering niet verjaard is Voor wat betreft de aansprakelijkheid van de reisbemiddelaar. Uit de studie van de stukken uit het dossier en de verklaringen van eisers tijdens de zitting blijkt dat de reisbemiddelaar geboekt heeft wat in de brochure van de reisorganisator vermeld was en door hen bevestigd. Het Arbitraal College is van oordeel dat de vorderingen van eisers betrekking hebben op de uitvoering van de reis waarop de reisbemiddelaar geen vat heeft. De reisbemiddelaar heeft geen fout begaan in zijn bemiddelingsopdracht en moet, bijgevolg, buiten zaak worden gesteld TENOPZICHTE VAN DE REISORGANISATOR - TWEEDE VERWEERSTER. Art.17 R.C.W. bepaalt o.a.: De reisorganisator is aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van het contract tot reisorganisatie redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers, van diensten. Art.18 RCW bepaalt dat: de reisorganisator aansprakelijk is voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen Art voegt eraan toe: De reisorganisator is, zo hem een tekortkoming in een van zijn verbintenissen kan worden toegerekend, eveneens gehouden tot een billijke vergoeding van derving van het reisgenot Uit het uitgebreide relaas van eisers m.b.t. hun reis en hun verklaringen op de zitting blijkt dat de reis op zijn zachts uitgedrukt - absoluut niet naar wens is verlopen. Dit wordt ook niet ontkend door de reisorganisator. Van in het begin tot op het einde van de reis hebben eisers te kampen gehad met allerlei problemen waarbij zij geen of bijna hulp konden ondervinden van de reisorganisator. Er was ook een Nederlandstalige begeleider voorzien maar die werd vervangen door een Engelstalige begeleider. In casu dient te worden vastgesteld dat de verwachtingen van eisers als reizigers, gedurende de ganse reis, zwaar op de proef werden gesteld. Het Arbitraal College komt tot de bevinding dat de reisorganisator zwaar in de fout is gegaan en gelet op de tekortkomingen bij de uitvoering van het door hem aangegane reiscontract een schadevergoeding aan eisers moet worden toegestaan. 5

6 Het Arbitraal College is dan ook van oordeel dat een compensatie van, ex aequo et bono euro (bovenop de al ontvangen 175 euro en de vergoeding uitgekeerd door LMIJ) meer dan billijk is, evenals de betaling van ¾ van het klachtengeld. Het Arbitraal College is ook van oordeel dat eisers een overdreven eis hebben gesteld en veroordeelt hen tot het betalen van ¼ van het klachtengeld. OM DEZE REDENEN HET ARBITRAAL COLLEGE Verklaart zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Verklaart de vordering toelaatbaar en gegrond. Stelt eerste verweerster buiten zaak. Veroordeelt tweede verweerster tot het betalen aan eisers de som van (zevenduizend) euro. Veroordeelt tweede verweerster tot het betalen van drie vierden van het klachtengeld zijnde 905,39 euro (negenhonderdenvijf euro en negenendertig cent). Veroordeelt eisers tot het betalen van een vierde van het klachtengeld zijnde de som van 301,80 (driehonderdeneen euro en tachtig cent). Wijst het meer gevorderde af als zijnde ongegrond. Aldus uitgesproken, bij eenparigheid, te Brussel op 20 oktober