INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL...1 VOORSCHRIFTEN BPA FOTOGRAFIELAAN - ALGEMENE BEPALINGEN

Transcriptie

1

2 INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL...1 VOORSCHRIFTEN BPA FOTOGRAFIELAAN - ALGEMENE BEPALINGEN VOORAFGAANDE BEPALINGEN TERMINOLOGIE OVERGANGSMAATREGELEN Bestaande functies afwijkend van de planvoorschriften Verbouwingswerken afwijkend van de planvoorschriften...6 VOORSCHRIFTEN BPA FOTOGRAFIELAAN - BEPALINGEN PER ZONE WEGENIS Openbare Wegenis (OW) Zone voor verkeerskundige ingrepen Zone voor dreef (D) BEDRIJVENZONES Voorafgaande bepalingen Verkaveling Erfscheidingen ten opzichte van de weg Zone voor Industrie (I) Bestemming Bebouwing Onbebouwde ruimte Opslag Toegangen en circulatieruimten Parkeervoorzieningen Afsluitingen Fasering en verdeling Veiligheidsvoorschriften GROENZONES Voorafgaande bepalingen Parkzone met bufferend karakter (PB) Bestemming Inrichting Zone voor parkgebied (P) Bestemming Inrichting...18 D+A CONSULT 1

3 INHOUDSTAFEL 7. SPECIFIEKE ZONES Reservatiestrook...20 D+A CONSULT 2

4 ALGEMENE BEPALINGEN VOORSCHRIFTEN BPA FOTOGRAFIELAAN - ALGEMENE BEPALINGEN - 1. VOORAFGAANDE BEPALINGEN Het Bijzonder Plan van Aanleg is begrensd volgens de aanduidingen van bijgaand bestemmingsplan. De grafische gegevens van het plan en de reglementaire voorschriften ervan vullen elkaar aan. Voor de gevallen waarbij kadastrale afwijkingen op het plan voorkomen ten overstaan van de situaties op plan aangegeven, kunnen de bestemmingen aangepast worden rekening houdend met de kadastrale juistheid. In geval van tegenstrijdige gegevens hebben de gequoteerde grafische gegevens voorrang. Binnen de grenzen van dit BPA blijven de gemeentelijke bouwverordeningen, de klasseringsbesluiten en de speciale wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij anders bepaald in dit BPA. De bepalingen van dit plan zullen nooit mogen toegepast worden ten nadele van bestaande erfdienstbaarheden al dan niet van openbaar nut en voortkomende uit bijzondere reglementeringen. D+A CONSULT 3

5 ALGEMENE BEPALINGEN 2. TERMINOLOGIE Bouwhoogte Groenterreinindex Hoofdbestemming Hoogstam Kantoor De bouwhoogte is de kroonlijsthoogte (bij plat dak) of de hoogte van de noklijn of punt (bij een andere dakvorm). De groenterreinindex geeft de verhouding van de oppervlakte aan groen ten opzichte van de oppervlakte van het volledige terrein. De hoofdbestemming is de verplichte invulling van de bestaande en op te richten gebouwen. De hoofdbestemming neemt minimaal 50% van de totale vloeroppervlakte in. Onder hoogstam wordt een hoogstammige boom verstaan, met inbegrip van hoogstammige fruitbomen. Onder hoogstammige boom wordt verstaan een boom die tenminste 5 m hoog is en op 1 m een omtrek van tenminste 30 cm heeft. Knotwilgen vormen een uitzondering op deze maten en zijn altijd hoogstam. Een kantoor is een functioneel geheel van ruimtes die worden gebruikt voor activiteiten met een groot aantal arbeidsplaatsen per oppervlakte-eenheid en dus met een dicht ruimtegebruik: administratieve, dienstverlenende en creatieve taken, vrije beroepen, en bijbehorende ondersteunende taken. Nevenbestemming Een nevenbestemming is een mogelijke en toegelaten bestemming binnen de betreffende zone. De nevenbestemming neemt maximaal 50% van de totale vloeroppervlakte in. Parkeerplaats/Parking Onder parkeerplaats wordt verstaan hetzij een gesloten garage, hetzij een standplaats in een gesloten ruimte of in de open lucht, daartoe speciaal D+A CONSULT 4

6 ALGEMENE BEPALINGEN Productieruimte Straatbeeld aangelegd en uitgerust en door het College van Burgemeester en Schepenen geschikt bevonden. Een productieruimte is een functioneel geheel van ruimtes die worden benut voor allerhande be- en verwerkende bedrijfsactiviteiten en waar een minimum aantal personen wordt tewerkgesteld, waaraan gekoppeld ruimtes voor bijbehorende activiteiten zoals kantoren, opslag, verkoop en personeelsaccommodatie. Het straatbeeld is het uitzicht op het geheel van de gebouwde omgeving die de begrenzing vormt van een publieke open ruimte, hetzij een straat of een plein. D+A CONSULT 5

7 ALGEMENE BEPALINGEN 3. OVERGANGSMAATREGELEN 3.1. Bestaande functies afwijkend van de planvoorschriften Bestaande functies afwijkend van de planvoorschriften kunnen behouden blijven binnen de bestaande volumes mits de plaatselijke bouwvoorschriften in acht worden genomen en voor zover deze activiteiten geen rook-, reuk-, lawaai- en/of andere hinder veroorzaken die schadelijk is voor de voorgeschreven of feitelijke hoofd- en nevenbestemmingen van het gebied. Verbouwingswerken binnen het bestaande volume waarbij een bestaande activiteit behouden blijft, die niet overeenstemt met de voorschriften van de betreffende zone, kunnen worden toegestaan. Bij herbouwingsof nieuwbouwwerken, met inbegrip van uitbreidingswerken, dient de nieuwe functie overeen te komen met de voorgeschreven bestemming Verbouwingswerken afwijkend van de planvoorschriften Bestaande vergunde gebouwen, in strijd met de voorschriften en aanduidingen van het BPA mogen verbouwd worden zolang er geen bijkomende elementen in strijd met de voorschriften en aanduidingen van het nieuwe BPA ontstaan, onverminderd art. 49 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 en wijzigingen. D+A CONSULT 6

8 VOORSCHRIFTEN BPA FOTOGRAFIELAAN - BEPALINGEN PER ZONE - 4. WEGENIS 4.1. Openbare Wegenis (OW) De bestemmingsgrens van de openbare wegenis legt tevens de rooilijn vast tenzij grafisch anders aangeduid op het bestemmingsplan. De stroken in dit plan aangeduid voor openbare wegenis zullen, in zoverre zij nog niet tot de openbare wegenis behoren, hierbij ingelijfd worden door afstand, onteigening of verwerving. De aanduidingen der verhardingen, boordstenen, vluchtheuvels, beplantingen en dergelijke zijn enkel gegeven ten titel van inlichting, indien aangeduid op plan. Toelating tot bouwen kan slechts verleend worden op kavels die rechtstreeks palen aan, of een regelmatige aangelegde toegang hebben tot de openbare weg, waarvan de rooilijnen door de bevoegde overheid zijn vastgelegd en waarvan de aanleg, de verharding en de algemene uitrusting uitgevoerd zijn overeenkomstig de eisen die hieraan door de bevoegde overheid gesteld zijn. Binnen deze stroken mag worden aangebracht al wat de hedendaagse verkeerstechniek vereist, zoals parkeerruimten, beplantingen, voorzieningen voor openbaar vervoer,... D+A CONSULT 7

9 4.2. Zone voor verkeerskundige ingrepen In deze zone kunnen specifieke maatregelen getroffen worden om de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid van de omgeving te verbeteren. Daarbij wordt aandacht besteed aan: een duidelijke verkeersgeleiding voor het bedrijvenzone-gebonden verkeer richting A12/Boomsesteenweg zodat het verkeersluw karakter van de Groenstraat versterkt wordt; een veilige en gescheiden verkeersafwikkeling voor zwakke weggebruiker en gemotoriseerd verkeer; een goede zichtbaarheid voor alle weggebruikers; een veilige oversteekbaarheid voor de voetgangers en fietsers; de nodige groenvoorzieningen om het woonklimaat van de aanpalende woongebieden te versterken. Voor de oppervlakten die binnen deze zone worden aangewend voor verkeerskundige maatregelen gelden de voorschriften van artikel 4.1 openbare wegenis. De oppervlakten die binnen deze zone niet worden aangewend voor de realisatie van deze maatregelen worden ingevuld met de onderliggende bestemming en de hieraan verbonden voorschriften Zone voor dreef (D) De zone voor dreef is bestemd als openbare toegangsweg voor gemotoriseerd verkeer naar de aanpalende percelen. De dreef kan ook gebruikt worden voor niet gemotoriseerd doorgaand verkeer. De dreef dient verplicht aangelegd met een rij inheems hoogstammig loofhout aan weerszijden van de weg. Behoud, bescherming en/of herstel van de bomenrij wordt hier nagestreefd. De bestaande loofbomen dienen instandgehouden te worden D+A CONSULT 8

10 zonder afbreuk te doen aan de wettelijke bepalingen terzake. Het is verplicht een boom die door sterfte, ziekte of door ontworteling geveld wordt, te vervangen door dezelfde boomsoort. Bij aanwezigheid van verschillende boomsoorten wordt deze boomsoort geplant die het specifieke karakter van de dreef opnieuw hersteld. Bij heraanleg van de wegbedekking zal deze worden uitgevoerd in halfverhard materiaal, kasseien, sierbetonstraatstenen, blauwe hardsteen of een combinatie van deze materialen. De wegbreedte bedraagt maximaal 4 meter. D+A CONSULT 9

11 5. BEDRIJVENZONES 5.1. Voorafgaande bepalingen Verkaveling Bestaande percelen mogen verkaveld worden doch de nieuwe kavels dienen steeds een rechtmatige toegang tot het openbaar domein te hebben Erfscheidingen ten opzichte van de weg Alle scheidingsgrenzen van hervormde percelen dienen voor zover mogelijk loodrecht op de bouwlijn te worden getrokken Zone voor Industrie (I) Bestemming In hoofdbestemming: productieruimten voor middelmatige of grote industrieën van alle aard, evenals ambachtelijke bedrijven of kleine industrie; complementaire dienstverlenende bedrijven die nuttig of noodzakelijk zijn voor de goede werking van de eigenlijke industriële of ambachtelijke bedrijven zijn toegelaten. In nevenbestemming: kantoren, opslag, werkplaatsen, sociale voorzieningen als essentiële aanvulling voor het oprichten of verder ontwikkelen van bedrijven binnen een zelfde bedrijfssite. woonfunctie: constructies met een woonfunctie zijn enkel toegelaten ten D+A CONSULT 10

12 behoeve van het besturend en/of bewakend personeel en van het personeel waarvan de aanwezigheid ter plaatse strikt noodzakelijk is. In elk geval dienen dergelijke constructies beperkt te worden tot één per bedrijf. Bij nieuwbouw dient de woning in het bedrijfsgebouw geïntegreerd te worden. De grondoppervlakte van de woning mag maximaal 250 m² bedragen. Om de bedrijfsterreinen maximaal voor te behouden voor bedrijvigheid en het niet-geëigend inplanten van woonfuncties te vermijden, wordt de woonfunctie uitsluitend toegelaten in combinatie met bedrijvigheid. Daarbij dient de woning verplicht geïntegreerd te worden in de bedrijfsgebouwen en wordt een grondoppervlaktebeperking van 250 m² voor deze bedrijfswoning vastgelegd. Indien omwille van de aard van het bedrijf en de permanent vereiste aanwezigheid van specifiek personeel op de site alsnog een grotere bedrijfswoning moet voorzien worden, kan dit gerealiseerd worden door meerdere bouwlagen te voorzien, binnen eenzelfde grondoppervlakte. ; toonzalen zijn toegelaten indien ze verbonden zijn aan een bedrijf met productie of ambachtelijke activiteit. De vloeroppervlakte van de toonzaal in nevenbestemming mag niet meer dan 30% van de totale vloeroppervlakte op de bedrijfssite uitmaken. Verboden bestemmingen: inrichtingen met opslagruimte voor gebruikte voertuigen, voertuigwrakken en/of schroot worden niet toegelaten; afvalstoffen, grondstoffen, niet-afgewerkte en afgewerkte producten mogen niet gestort of gestapeld worden op de groenzones of op de niet-overbouwde delen van het terrein die van het openbaar en aanpalend privaat domein zichtbaar zijn en het esthetisch aspect van de omgeving kunnen schaden Bebouwing Bebouwbare oppervlakte De bebouwbare oppervlakte omvat de terreininname door gebouwen, door luifels en in voorkomend geval door opslag in open lucht. De bebouwbare oppervlakte bedraagt maximaal 80% van de perceelsoppervlakte. Inplanting van de gebouwen Tenzij grafisch anders aangegeven is de inplanting van gebouwen ten opzichte van de rooilijn of bestemmingsgrens met de openbare weg, minstens gelijk aan de hoogte D+A CONSULT 11

13 van het gebouw met een minimum van 10 m. In deze zone zijn de voorschriften van de onbebouwde ruimte - achteruitbouwzone van toepassing. Afstand tot de overige eigendoms- of kavelgrenzen: minstens gelijk aan de hoogte van het gebouw met een minimum van 5,00 m. Bouwvolume Gekoppelde bebouwing is zowel binnen één bedrijfssite als over de bedrijfssites heen toegelaten. De bouwvolumes zijn ruimtelijk op elkaar betrokken en vormen samen met de bouwvolumes in de aanpalende zones een ruimtelijk samenhangend geheel. Bouwhoogte en vloerpeil De bouwhoogte is de kroonlijsthoogte (bij plat dak) of de hoogte van de noklijn of punt (bij een andere dakvorm). De bouwhoogte wordt vastgelegd op minimaal 6 meter en maximaal 15 meter. Bij de bouwhoogte mag 1 meter borstwering worden toegevoegd, conform de veiligheidsvoorschriften, EG Richtlijn 92/57/EEG d.d Voor specifieke constructies (silo s e.d.) kan hiervan worden afgeweken op basis van een motiverende nota te voegen bij de bouwaanvraag. Specifieke randvoorwaarden kunnen als dan bij de bouwvergunning gevoegd worden. Dakvorm De dakvorm is vrij. Aan de dakvorm wordt dezelfde aandacht en ontwerpzorg als aan de gevels besteed, voor zoverre zij zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Gevelbehandeling De gevelbehandeling van de verschillende gebouwen binnen deze zone moet onderling coherent zijn. Uiterlijke afwerking van de gebouwen :alle definitief vrijstaande gevels en geveldelen, kortom alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk welke andere constructie moeten als voorgevel worden behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. Materialen: alle materialen zijn toegelaten, conform de gemeentelijke bouwverordeningen, voor zover zij het algemeen karakter en uitzicht van de omgeving niet schaden. Bij aanbouw tegen bestaande gevels moeten de materialen zowel functioneel als esthetisch met elkaar in overeenstemming zijn. D+A CONSULT 12

14 Logo s en merknamen mogen in het gevelvlak worden aangebracht, op voorwaarde dat zij deel uitmaken van het architecturale gevelconcept. Reclamepanelen voor wisselende aanplakking of reclame loodrecht op de gevelvlakken zijn niet toegelaten Onbebouwde ruimte Algemeen De onbebouwde zone kan aangewend worden voor toeritten, parking, circulatieruimten, opslag en groenvoorzieningen. Materialen voor parkings en circulatieruimten: voor de aan te leggen verhardingen dienen kleinschalige bestratingsmaterialen zoals klinkers, betonstraatstenen en steenslag gebruikt te worden, evenals natuurlijke, zachte of halfverharde materialen. Indien de aard van het bedrijf veelvuldig zwaar verkeer inhoudt, zijn beton- en asfaltverhardingen toegelaten. Parkings dienen in waterdoorlaatbare materialen te worden aangelegd tenzij voorschriften krachtens andere reglementeringen een andere verharding opleggen. Voor groenvoorziening komen zowel laag- als hoogstammig groen in aanmerking: voor hoogstammig groen: zomereik, tamme kastanje, es, els, iep, beuk, haagbeuk, linde, knotwilg; voor laagstammig groen: hazelaar, kornoelje, eglantierroos, sleedoorn, wilg, taxus (maximaal 5% van het aantal planten) en hulst. Afwijken hiervan kan slechts met toestemming van de groendienst of milieudienst van de stad Antwerpen. Achteruitbouwzone De onbebouwde ruimte, grenzend aan de openbare wegenis, wordt aangeduid als achteruitbouwzone. Deze zone moet bijdragen tot een kwalitatief waardevol straatbeeld. Minstens 50% van de oppervlakte van de zone, berekend per bedrijf, dient te worden beplant met laag- en hoogstammig groen. Gebouwen zijn niet toegelaten. Inritten en voorzieningen voor laad- en loskaaien zijn toegelaten. Inritten onder het peil van de weg mogen een helling van 4% van de eerste 5,00 meter vanaf de rooilijn niet overschrijden. D+A CONSULT 13

15 Opslag Materialen mogen gestort of gestapeld worden in open lucht met uitzondering van de niet-overbouwde delen van het terrein die van het openbaar domein zichtbaar zijn en het esthetische aspect van de omgeving kunnen schaden. De opslag in open lucht moet steeds worden aangeduid op de stedenbouwkundige aanvraag, met een indicatie van het volume waarin de stapeling gewoonlijk zal gebeuren. Waar stapeling in open lucht en onder luifel wordt toegestaan, dient de oppervlakte die erdoor ingenomen wordt mee te worden opgenomen als bebouwbare oppervlakte in bovenstaande voorschriften Toegangen en circulatieruimten De percelen dienen via een rechtmatig aangelegde toegang te ontsluiten naar het openbaar domein. Het aantal aansluitingen per bedrijf voor gemotoriseerd verkeer wordt beperkt tot 2 toegangen. Voor fietsers en voetgangers mogen supplementair meerdere toegangen voorzien worden. Elke toegang vanaf de openbare weg moet voldoende sprekend zijn. De circulatieruimten dienen, in zoverre dit verenigbaar is met de voertuigen die van deze ruimten gebruik maken, maximaal te worden ingegroend met hoogstammige bomen. Bij een aaneengesloten lineair geheel van 100 lopende meter dienen minimaal 8 hoogstammen te worden voorzien Parkeervoorzieningen De parkeervoorzieningen dienen op de bedrijfsterreinen zelf te worden voorzien. Het openbaar domein mag niet worden aangewend voor parkings ten behoeve van vrachtverkeer, personeel of bezoekers van de aanwezige bedrijvigheid. Parkings in en onder de gebouwen zijn toegelaten. Parkings voor personenwagens en lichte bestelwagens die in open lucht worden aangelegd, dienen verplicht gebundeld in grotere gehelen en onder streekeigen hoogstammige bomen te worden aangelegd. Bij een aaneengesloten 2-dimensioneel geheel dienen minimaal 4 hoogstammen per 100 m² parking voorzien te worden. D+A CONSULT 14

16 Afsluitingen Materialen. Zone voor achteruitbouw Hagen en muurconstructies, draadafsluitingen of spijlenvakwerk in combinatie met levende hagen of heesterbeplantingen, zijn toegelaten. Maximumhoogte voor draadafsluitingen en poortconstructies : 3,00 m Indien specifieke eisen ten aanzien van de zichtbaarheid in het openbaar domein gesteld worden, kunnen beperkende maatregelen opgelegd worden. Tussen de kavels. Levende hagen of een combinatie van levende hagen en heesterbeplantingen met draadafsluitingen of spijlenvakwerk. Maximumhoogte 3,00 m. Betonplaten zijn niet toegelaten, tenzij over een hoogte van 0,40 m, gecombineerd met palen en draadafsluiting van max. 3,00 m hoogte. Uitzonderingsmaatregel. Indien er onverenigbaarheid bestaat tussen de afsluiting en de bestemming binnen de afsluiting of bij zones waar om reden van veiligheid andere afsluitingen nodig zijn, kan door het Schepencollege een afwijking worden toegestaan op de bepalingen van dit artikel. De plantenkeuze moet zodanig gebeuren dat een streekeigen landschapsbeeld wordt nagestreefd. De heesters, struiken en bomen moeten streekeigen zijn Fasering en verdeling De bebouwing en inrichting van een bedrijfssite die door eigendom, vruchtgebruik, pacht of functionele relatie als één geheel kan worden beschouwd, mag in fases gebeuren. Bij nieuwbouw moet per fase integraal aan de bestemmings- en bebouwingsvoorschriften beantwoord worden. Alle huidige inrichtingen en bestemmingen, moeten vanaf de eerste bouwfase met de voorschriften van betreffende zone in overeenstemming worden gebracht. Bij renovatie zijn de artikels 3.1 en 3.2 van toepassing. De integrale aanleg van de groenvoorzieningen en bufferzones moet tijdens de eerste fase van de ontwikkeling van deze zone worden uitgevoerd, voor die delen van deze zones die binnen de hoger omschreven bedrijfssite vallen. Dit betekent dat: de aanleg van de buffer- en groenzones in een bouwaanvraag moet worden D+A CONSULT 15

17 opgenomen (voor zover deze tot de eigendom van de aanvrager behoren of hij hierover de controle heeft); de groenaanleg ten laatste tijdens het plantseizoen volgend op de beëindiging van de ruwbouw moet gebeuren. Op deze wijze kunnen bedrijven hun groei en investeringen fasegewijs door voeren. De straatbeeldbepalende achteruitbouwzone en de groenvoorzieningen langs de perceelsranden dienen reeds bij de uitvoering van de eerste fase te worden aangelegd Veiligheidsvoorschriften. Onverminderd de toepassing van de Belgische wetgeving en het Algemeen Reglement van de Arbeidsbescherming, gelden de onderhavige bepalingen. Elke inplanting moet voorzien zijn van een verlichting van de ingang zodanig dat de lichtbundels de aanpalende percelen niet hinderen. Maatregelen ter brandvoorkoming en brandbestrijding: de plaatselijke brandweerautoriteiten dienen geraadpleegd en de door hen voorgeschreven maatregelen moeten geëerbiedigd worden. De bedrijven dienen te allen tijde te voldoen aan de voorwaarden bepaald in de vigerende wetgeving inzake de bescherming van het leefmilieu. Zij dienen derhalve over alle nodige vergunningen te beschikken. D+A CONSULT 16

18 6. GROENZONES 6.1. Voorafgaande bepalingen Bebouwing is niet toegelaten, tenzij specifiek vermeld. Gemotoriseerd verkeer is niet toegelaten. De toegangen tot de parkzones dienen zodanig te worden ingericht dat gemotoriseerd verkeer geen toegang heeft tot de parkzone, met uitzondering van de dienstvoertuigen voor het onderhoud van de parkzone. De inrichting van de toegangen dient tevens een veilige overgang van de parkzone naar de openbare weg te garanderen. Voor de verhardingen ten behoeve van fiets- en wandelpaden en onderhoudswegen mogen enkel natuurlijke, zachte of halfverharde materialen worden aangewend. Deze materialen moeten landschappelijk geïntegreerd zijn Parkzone met bufferend karakter (PB) Bestemming De parkzone met bufferend karakter wordt bedoeld als buffer tussen de parkzone en de industriezone. Binnen de zone wordt de beplanting beperkt tot hoogstammige, streekeigen loofbomen met ondergroei van inheemse heesters Inrichting De parkzone met bufferende karakter wordt langsheen gans de zone voor industrie voorzien met uitzondering van de zone aanpalend aan of gelegen in de reservatiestrook zoals omschreven in artikel 7. Voor elke bufferzone dienen de groenzones volledig beplant te worden met inheems en streekeigen laag- en D+A CONSULT 17

19 hoogstammig groen, zijnde groenterreinindex = 1. De beplantingen dienen instandgehouden zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en gewoonrechtelijke bepalingen ter zake. Volgende beplanting komt in aanmerking: - voor hoogstammig groen: zomereik, tamme kastanje, es, els, iep, beuk, haagbeuk, linde, knotwilg; - voor laagstammig groen: hazelaar, kornoelje, eglantierroos, sleedoorn, wilg, taxus (maximaal 5% van het aantal planten) en hulst. Infrastructuurwerken zoals nutsleidingen, elektriciteitskabines, kunnen voorzien worden, voor zover zij geen afbreuk doen aan het groene karakter van de zone Zone voor parkgebied (P) Bestemming Deze zone is bestemd om ingericht te worden als park. Wandel-, rust-, nietgeorganiseerde weilandrecreatie en bijhorende voorzieningen zijn toegelaten. Agrarisch medegebruik onder vorm van graasweiden en grasland is toegelaten. Uitgezonderd kleinschalige schuilhokken voor het vee zijn vaste constructies niet toegestaan Inrichting De inrichting van het parkgebied mag het groene en open karakter van de omgeving niet schaden. De groen/terreinindex voor de volledige zone bedraagt minimaal 0,8. Bij de inrichting van het parkgebied dient rekening gehouden te worden met de dreef zoals aangegeven in artikel 4.3. Aanpalend aan de zone voor dreef dienen voldoende open ruimtes (graslanden) voorzien te worden om het karakter van de dreef landschappelijk-visueel tot zijn recht te laten komen. Het parkgebied mag worden ingevuld met een afwisseling van bosjes, bomenrijen, D+A CONSULT 18

20 open ruimtes met graslanden en waterplassen. Bij voorkeur wordt in een zone van 30 m gemeten vanaf de zone voor dreef geen dichte bebossing aangelegd zodat de dreef landschappelijk-visueel tot zijn recht kan komen. In deze zone mogen wel kleine bosjes worden aangelegd en kleine landschapselementen zoals houtkanten en hagen worden aangeplant. Bij de aanleg moet rekening gehouden worden met natuurlijke gegevens zoals reliëf, aanwezige belangrijke bomen, grachten,... Afsluitingen zijn toegestaan indien zij bestaan uit levende hagen al dan niet in combinatie met draadafsluitingen. In kader van het agrarisch medegebruik zijn ook draadafsluitingen zonder levende hagen toegelaten. D+A CONSULT 19

21 7. SPECIFIEKE ZONES 7.1. Reservatiestrook Binnen de reservatiestrook is bebouwing op permanente basis niet toegestaan. Circulatie- en parkeervoorzieningen kunnen in de reservatiestrook worden aangelegd na voorafgaandelijk advies van de bevoegde overheid. Opgemaakt door ondergetekende ontwerper te Antwerpen, Frank De Bruyne Stedenbouwkundige D+A CONSULT 20

22 gezien en voorlopig goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 22 juni 2004 voor de stadssecretaris bij machtiging van 20 februari 2004 voor de burgemeester de afgevaardigde schepen Frank De Bruyne adjunct-coördinator stedenbouw L. Van Campenhout het college van burgemeester en schepenen bevestigt dat onderhavig plan voor openbaar onderzoek ten stadhuize werd neergelegd van 15 juli 2004 tot en met 31 augustus 2004 voor de stadssecretaris bij machtiging van 20 februari 2004 voor de burgemeester de afgevaardigde schepen Frank De Bruyne adjunct-coördinator stedenbouw L. Van Campenhout gezien en definitief goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 20 december 2004 voor de stadssecretaris bij machtiging van 20 februari 2004 voor de burgemeester de afgevaardigde schepen Frank De Bruyne adjunct-coördinator stedenbouw L. Van Campenhout