Keuzes maken binnen processen: het vermijden van een Russische roulette voor de organisaties

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Keuzes maken binnen processen: het vermijden van een Russische roulette voor de organisaties"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Keuzes maken binnen processen: het vermijden van een Russische roulette voor de organisaties Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur Mathias Heyse onder leiding van PhD. M. Bernaert & Prof. Dr. G. Poels

2 PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Mathias Heyse 2

3 Keuzes maken binnen processen, het vermijden van een Russische roulette voor de organisaties 3

4 Dankwoord Het schrijven van een masterproef is een uitdagende taak die niet mogelijk is zonder de steun en hulp van enkele mensen. Daarom wil ik in dit dankwoord enkele mensen nadrukkelijk bedanken. Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Geert Poels bedanken voor het aanbieden van dit onderwerp. Vervolgens, zou ik ook graag mijn begeleider Maxime Bernaert willen bedanken voor alle hulp tijdens het uitwerken van deze masterproef. Mede dankzij de positieve feedback, de vele suggesties en het nalezen van mijn masterproef ben ik erin geslaagd om dit werk tot een goed einde te brengen. Ik wil ook mijn ouders bedanken voor al de mogelijkheden die ze mij hebben gegeven en voor hun steun tijdens mijn studies en tijdens deze masterproef. Ten slotte wil ik mijn vrienden bedanken voor het nauwkeurig nalezen van mijn werk. 4

5 Inhoudstabel Deel 1: Theoretisch kader 1 Inleiding Situatieschets Probleemdefinitie Methodologie Literatuuronderzoek Requirements Engineering Goal-Oriented Requirements Engineering Goal Modellen Het NFR framework KAOS I*/TROPOS Actief onderzoek in GORE Kwalitatief redeneren met goal modellen Kwantitatief redeneren met goal modellen Integreren van preferenties tijdens het evalueren van goal modellen Hoe kunnen prioriteiten opgesteld worden voor deze preferenties Deel 2: Uitwerking masterproef 4 Inleidend hoofdstuk Uitwerking probleemdefinitie Werkwijze opstellen methode Opstellen goal model Opstellen softgoal model Kwaliteit, kost en tijd SMART criteria voor KPI

6 6.3 Softoal decompositie Belang van stakeholders Prioriteiten Het belang van prioriteiten Opstellen van prioriteiten met behulp van AHP binnen eenvoudig softgoal model Opstellen van prioriteiten met behulp van AHP binnen softgoal model van online counseling Evaluatie Evaluatie rekening houdend met de prioriteiten tussen softgoals Evaluatie zonder prioriteiten in rekening te brengen Beoordeling evaluaties Sensitiviteitsanalyse Veranderingen in prioriteiten tussen softgoals Veranderingen van bijdragen tot softgoals Overzicht methode Groepsbesluitvorming Groepsbesluitvorming binnen één softgoal model Groepsbesluitvorming tussen meerdere softgoal modellen Besluit Conclusie Lijst met referenties Appendix

7 Lijst van Figuren Figuur 1: Situering goal models Figuur 2: AND Decompositie Figuur 3: OR Decompositie Figuur 4: Axioma's label propagatie (Giorgini et al., 2003) Figuur 5: Afgeleide axioma's (Giorgini et al., 2003) Figuur 6: Axioma's voor achterwaartse propagatie (Sebastiani et al., 2004) Figuur 7: Input en target goals (Sebastiani et al., 2004) Figuur 8: Model online counseling (J. Horkoff & Yu, 2009) Figuur 9: Model online counseling met initiële warden (J. Horkoff & Yu, 2009) Figuur 10: Voorbeeld goal model (Hui & Liaskos, 2003) Figuur 11: Vier mogelijke alternatieven uit goal model (Hui & Liaskos, 2003) Figuur 12: Contributies ten opzichte van de softgoals (Hui & Liaskos, 2003) Figuur 13: Mogelijk alternatief uit goal model Figuur 14: Synthese van ingrediënten die nodig zijn bij besluitvorming (Kiker et al., 2005) Figuur 15: Goal model "Online Counselling" Figuur 16: Besluitvorming tussen kwaliteit, kost en tijd Figuur 17: Kost, kwaliteit en tijd gekoppeld aan "Online Counselling" Figuur 18: Boomstructuur kwaliteit (Chung et al., 2000) Figuur 19: Softgoal model uit standpunt van de organisatie Figuur 20: Mogelijke interne en externe stakeholders van een organisatie (Penumbra, n.d.) Figuur 21: Softgoal model uit het standpunt van de jongeren Figuur 22: Softgoal model uit het standpunt van de raadgevers Figuur 23: Invloed kost, kwaliteit en tijd op "Online Counselling" Figuur 24: Uitwerking AHP op kost, kwaliteit en tijd Figuur 25: Ideale hierarchische structuur voor AHP Figuur 26: Netwerk structuur voor toepassing ANP Figuur 27: Toekennen gewichten via AHP Figuur 28: Evaluatie alternatief Cyber Café/Portal/ Chat Room Figuur 29: Evaluatie alternatief SMS- dienst Figuur 30: Evaluatie alternatief Cyber Café/Portal/ Chat Room zonder prioriteiten Figuur 31: Evaluatie alternatief SMS- dienst zonder prioriteiten Figuur 32: Schematische voorstelling methode

8 Lijst van tabellen Tabel 1: Propagatie regels in een kwalitatief framework (Giorgini et al., 2003) Tabel 2: Propagatie regels met contributielinks (J. Horkoff & Yu, 2009) Tabel 3: Label regels bij meerdere inkomende contributielinks (J. Horkoff & Yu, 2009) Tabel 4: Bijdragen van alternatieven tot preferenties (Hui & Liaskos, 2003) Tabel 5: Preferenties stakeholders (Hui & Liaskos, 2003) Tabel 6: Preferenties softgoals Tabel 7: Schaal (1-9) met absolute getallen (Saaty, 2008) Tabel 8: Bijdragen alternatieven tot preferenties (Hui & Liaskos, 2003) Tabel 9: Illustratief voorbeeld van bijdragen alternatieven tot preferenties Tabel 10: Kwaliteit: ISO/ Tabel 11: Paarsgewijze vergelijkingsmatrix van kost, kwaliteit en tijd Tabel 12: Relatieve gewichten en rangschikking Tabel 13: Kwanitatieve voorsteling "++/+/-/--" Tabel 14: Toekenning label aan softgoals Tabel 15: Van kwalitatieve naar kwanitatieve bijdrages Tabel 16: Mogelijke uitwerking kwantitatieve bijdragen Tabel 17: Kwantitatieve bijdragen toegepast op voorbeeld Tabel 18: Sensitiviteitsanalyse

9 Lijst van gebruikte afkortingen RE = Requirements Engineering GORE = Goal Oriented Requirements Engineering AHP = Analytical Hierarchy Process ANP = Analytical Network Process FS = Full satisfaction PS = Partial satisfaction FD = Full denial PD = Partial denial F = Full P = Partial N = None Sat = Satisfaction Den = Denial MAUT = Multi Attribute Utility Theory PDDL = Planning Domain Definition Language 9

10 DEEL 1: Theoretisch kader 1 Inleiding 1.1 Situatieschets Besluitvorming is een cruciaal aspect van het bedrijfsleven. Maar hoe worden goede beslissingen gemaakt? Natuurlijk zal de ervaring van de managers een rol spelen, maar in veel gevallen hangt de kwaliteit van een keuze af van de beschikbare informatie. Indien men over de juiste informatie beschikt en deze informatie op een correcte manier interpreteert, dan kan dit de keuze al voor een groot deel vereenvoudigen. De keuzes waar bedrijven mee geconfronteerd worden, zijn zeer uiteenlopend. Deze keuzes kunnen strategische keuzes zijn. Stel bijvoorbeeld dat een bedrijf wil uitbreiden naar het buitenland maar twijfelt op welke landen het zich best focust. Of indien er geïnvesteerd moet worden in een nieuwe machine, moet er ook een keuze gemaakt worden tussen verschillende machines waarin ze het best investeren. Maar ook op het operationele niveau moeten dagelijks verschillende keuzes gemaakt worden. Keuzes tussen verschillende processen zijn daar een voorbeeld van. Stel bijvoorbeeld dat een bedrijf twee verschillende manieren heeft om een dienst te leveren aan een klant. De eerste manier is een duurdere manier waaraan additionele diensten gekoppeld worden om de klanttevredenheid te verhogen of te behouden. Bij de tweede manier, een goedkopere, wordt er niet veel aandacht gehecht aan de klanttevredenheid en probeert men gewoon hun basisdienst zo goedkoop mogelijk te leveren. Afhankelijk van de klanten van een bedrijf, moet een bedrijf kiezen tussen deze twee manieren. Het is logisch dat het bedrijf aan belangrijke, trouwe klanten de eerste manier zal aanbieden en aan occasionele klanten de tweede manier. Het bedrijf zal dus moeten bepalen waar het onderscheid tussen deze verschillende klanten gemaakt zal moeten worden. 1.2 Probleemdefinitie Zoals reeds duidelijk is, is het voor veel bedrijven geen eenvoudige taak om al deze keuzes te maken. In deze masterproef spelen we in op dit probleem en bieden we bedrijven een methode waarmee ze alternatieven kunnen vergelijken en waarmee ze een grondige keuze kunnen maken tussen deze alternatieven. Voor het maken van beslissingen wordt reeds in veel bedrijven gebruik gemaakt van verschillende modellen. Ook voor de keuze tussen processen kan beroep gedaan worden op een model of een methode die een bedrijf helpt om de juiste keuze te maken. Een goed opgesteld model kan de keuze 10

11 tussen processen aanzienlijk vereenvoudigen, maar het is toch belangrijk om op te merken dat een model in veel gevallen maar een hulpmiddel is dat de bedrijven kan bijstaan bij het maken van een keuze. Het is dan ook zo dat een slecht opgesteld model systematisch tot verkeerde keuzes kan leiden en dat in sommige gevallen, wanneer de beste keuze voor de hand liggend is, een model overbodig is. Ook Yu (Yu, 1995) was zich bewust van het grote aantal keuzes die moeten gemaakt worden in het bedrijfsleven. Volgens hem kwam dit voornamelijk door het stijgend belang van technologie in onze samenleving. Volgens Yu werden computers vaak geïntroduceerd om menselijke processen te ondersteunen of zelfs volledig te automatiseren. Het doel was altijd om het totale proces te verbeteren. Onder het verbeteren van het totale proces kunnen natuurlijk verschillende zaken worden verstaan zoals snellere diensten, lagere kosten of betere kwaliteit. Mede dankzij de grote beschikbaarheid van nieuwe technologieën is het dikwijls mogelijk om processen te herontwerpen en op die manier aanzienlijke verbeteringen van het proces te verwezenlijken. Wanneer we deze processen proberen te herontwerpen, zijn er meestal wel meerdere alternatieven mogelijk met elk verschillende implicaties voor de verschillende partijen, stakeholders, die belang hebben bij dit proces. Afhankelijk van de belangen van de stakeholders zal een bepaald bedrijf voor een zekere strategie kiezen en die gekozen strategie zal ook de toekomstige keuzes beïnvloeden. In deze masterproef is het de bedoeling om bedrijven bij te staan bij de keuzes tussen processen. Daarvoor is het de bedoeling om het juiste alternatief te identificeren, te evalueren en te selecteren voor het uitvoeren van een bepaald proces. Volgens Yu (Yu, 1995) zou een systematische aanpak die gebruik maakt van de modellen en analysetechnieken, het verbeteren en het herontwerpen van de processen vereenvoudigen. Er is duidelijk nood aan een methode die het mogelijk maakt om de impact van verschillende ontwerpbeslissingen weer te geven. Er wordt een model voorgesteld die de keuze tussen verschillende processen (alternatieven) moet vereenvoudigen. Eerst wordt de Methodologie besproken om vervolgens verder te gaan met het Literatuuronderzoek waarin een aantal bestaande werken die dit thema behandelen geanalyseerd worden. De masterproef zelf begint met een Inleidend hoofdstuk (hoofdstuk 4) waarin het probleem duidelijk geschetst wordt. In hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 worden respectievelijk het goal model en het softgoal model opgesteld. In het 7 de hoofdstuk worden de prioriteiten van de stakeholders uitgewerkt om dan in hoofdstuk 8 de eigenlijke evaluatie uit te werken. In hoofdstuk 9 wordt een sensitiviteitsanalyse toegepast. In hoodstuk 10 wordt een overzicht van onze methode gegeven. In hoofdstuk 11 wordt groepsbesluitvorming kort toegelicht om te eindigen met een Besluit en een 11

12 Conclusie, waarin we ons eigen werk evalueren en aangeven wat er in de toekomst nog kan gebeuren. 2 Methodologie Om een model op te stellen is het noodzakelijk om kennis te hebben van de modellen en frameworks die reeds bestaan. Daarvoor is er in het begin van deze masterproef veel onderzoekswerk verricht naar de reeds bestaande literatuur. Daarbij was het de bedoeling om de reeds bestaande modellen in kaart te brengen en deze modellen te evalueren. Bij deze evaluatie werd vooral gekeken in welke gevallen bepaalde modellen het best gebruikt konden worden en op welke vlakken sommige modellen tekort schoten. Een belangrijk werk hierbij was het Goals-Skills-Preferences Framework (Hui & Liaskos, 2003). Dit werk wordt in het literatuuronderzoek gedetailleerd besproken. Vertrekkend van dit werk hebben we andere belangrijke werken (Liaskos, Mcilraith, Sohrabi, & Mylopoulos, 2010, 2011) gevonden die ook een oplossing trachtten te vinden voor ons probleem. Opvallend tijdens het analyseren van de bestaande literatuur was de prominente aanwezigheid van twee auteurs, namelijk John Mylopoulos en Axel van Lamsweerde. Er werd dan ook vooral gekeken naar de recentste werken van deze auteurs over het betreffende onderwerp. In het literatuuronderzoek worden enkele van hun modellen besproken, om dan vervolgens in de masterproef zelf een nieuw model voor te stellen. Dit model is verder ontwikkeld uit bestaande werken zoals (J. Horkoff & Yu, 2009; Hui & Liaskos, 2003; Liaskos et al., 2010, 2011). Om het nieuw ontwikkelde model realistisch te kunnen evalueren, wordt er gebruik gemaakt van een bestaand voorbeeld uit een gepubliceerd werk (J. Horkoff & Yu, 2009) om de uitkomsten van beide modellen te kunnen vergelijken. Naast het bestuderen van bestaande werken, is er ook onderzoek verricht naar besluitvorming met behulp van meerdere criteria. Aangezien onze methode bedrijven moet helpen bij de keuze tussen verschillende alternatieven, vonden we het noodzakelijk om dieper in te gaan op enkele veel gebruikte methodes bij besluitvorming. Hier zijn we terecht gekomen bij een werk van (Kiker, Bridges, Varghese, Seager, & Linkov, 2005). In dit werk wordt een beslissingsproces voorgesteld dat kan gevolgd worden bij het maken van beslissingen met behulp van meerdere criteria. In deze mastproef worden dezelfde stappen overlopen maar wordt er een adequate oplossing gezocht voor elke stap afzonderlijk, die toepasbaar is binnen het gebied van Goal Oriented Requirements Engineering. 12

13 3 Literatuuronderzoek 3.1 Requirements Engineering Requirements engineering (RE) is het gebied binnen software engineering dat zich vooral bezighoudt met de elicitatie, verfijning en analyse van de requirements (vereisten) van systemen. Het heeft de laatste decennia veel aandacht gekregen van zowel academische als van industriële onderzoekers. Met een systeem wordt het toekomstig proces en de omgeving waarin dit proces actief zal zijn bedoeld. De reden waarom RE zoveel aandacht krijgt, is omdat zwakke requirements één van de voornaamste redenen zijn voor het falen van bedrijfsprocessen. Zwakke requirements zijn requirements die ontoereikend, onvolledig, dubbelzinnig of inconsistent zijn en daardoor een negatieve impact hebben op de kwaliteit van het proces (V. Lamsweerde & Letier, 2004; Lapouchnian, 2005). Bewust van dit probleem en door het feit dat uit observaties bleek dat late correcties van deze zwakke requirements zorgden voor enorme kosten (Boehm, 1981), werden meer en meer modelleertalen ontwikkeld voor het definiëren en analyseren van requirements. RE houdt zich vooral bezig met volgende drie taken (Loucopoulos & Karakostas, 1995): Requirements elicitatie Requirements specificatie Requirements validatie en verificatie In requirements elicitatie, ook soms requirements verzamelen genoemd, is het de bedoeling om op zoek te gaan naar wat het probleem precies is en om het probleem te begrijpen. In deze fase worden de requirements verkregen door interactie met de gebruikers, de klanten of andere mogelijke belanghebbenden (stakeholders) van het proces. In een volgende stap, de requirements specificatie, worden deze verschillende requirements vervolgens verder beschreven en in kaart gebracht. Tijdens de laatste stap, requirements validatie en verificatie, wordt ten slotte gecontroleerd of de verschillende belanghebbenden het eens zijn over de requirements die zijn vastgelegd (validatie) en of deze requirements op de juiste manier zijn vastgelegd (verificatie), rekening houdend met de interne en externe beperkingen van de onderneming en zijn omgeving (Vliet & Brinkkemper, 2002). Uit het voorgaande en uit de talrijke definities van RE in de literatuur (Nuseibeh, 2000; Zave, 1997), kunnen we vaststellen dat RE de onderliggende redenen weergeeft waarom een bedrijfssysteem nodig is, welke functionaliteiten van dit systeem precies verwacht worden, welke verschillende beperkingen aan dit systeem opgelegd worden, hoe het design van dit systeem er moet uitzien en hoe het zo goed mogelijk geïmplementeerd kan worden. 13

14 Voor een gedetailleerde uitwerking van de verschillende activiteiten van RE wordt verwezen naar van Lamsweerde (A. V. Lamsweerde, 2000). Hierin beschrijft van Lamsweerde de volgende overlappende activiteiten van RE: domein analyse, elicitatie, onderhandelingen en overeenkomsten, specificatie, specificatie analyse, documentatie en evolutie. Onderzoek binnen RE heeft aangetoond dat RE kan onderverdeeld worden in twee fases, namelijk de vroege requirements fase en de late requirements fase. De vroege requirements fase concentreert zich vooral op het analyseren en het modeleren van de omgeving waarin het systeem actief zal zijn. Het is noodzakelijk dat de wensen en de motivatie van de stakeholders begrepen worden om op die manier de correcte requirements van het systeem te definiëren. In de late requirements fase wordt vervolgens geprobeerd om het systeem te modeleren, rekening houdend met de omgeving waarin het systeem actief is. Er wordt geprobeerd om de beste configuratie te zoeken zodat de wensen van de stakeholders zoveel mogelijk vervuld worden (Alencar, Castro, Cysneiros, & Mylopoulos, 2000). Binnen RE kan een belangrijk onderscheid gemaakt worden tussen functionele en niet-functionele requirements. Functionele requirements beschrijven de functies of diensten die een software systeem of een proces moet kunnen uitvoeren. De niet-functionele requirements, ook vaak de kwaliteitsvereisten genoemd, vertegenwoordigen daarentegen de verschillende kwaliteiten of eigenschappen waarover een systeem of proces moet beschikken. Voorbeelden van deze nietfunctionele requirements zijn: veiligheid, kost, snelheid en prestatie. Functionele requirements zijn requirements die ofwel voldaan ofwel niet-voldaan zijn. Bij niet-functionele requirements is dit echter niet het geval. Niet-functionele requirements omvatten heel het continuüm dat loopt van niet-voldaan tot volledig voldaan. Het is dus moeilijker om niet-functionele requirements op een objectieve en meetbare (kwantitatieve) manier uit te drukken. Als gevolg is het moeilijker om een analyse uit te voeren op deze niet-functionele requirements. Traditionele RE kent verschillende zwakke punten. Ten eerste ligt de focus dikwijls te veel op de functionele requirements, waardoor de niet-functionele requirements in veel gevallen niet voldoende betrokken worden of soms zelfs volledig achterwege gelaten worden. Deze nietfunctionele requirements hebben nochtans een belangrijk aandeel in de specificatie van de requirements en zullen de kwaliteit van het uiteindelijke proces voor een groot deel bepalen. Verder spelen ze een belangrijke rol in de evaluatie van de verschillende alternatieve manieren waarop een proces uitgevoerd kan worden (Chung, Yu, & Mylopoulos, 2000; A. V. Lamsweerde, 2000, 2003). In RE slaan deze alternatieven meestal op alternatieven waarin meer of minder functionaliteiten 14

15 geautomatiseerd worden. Maar zoals net vermeld schieten de traditionele technieken tekort om deze alternatieven te beschrijven, te onderzoeken en met elkaar te vergelijken. In (van Lamsweerde & Letier, 2004) argumenteren de auteurs dat goals een mogelijke oplossing kunnen bieden voor de tekortkomingen van de traditionele modellen en technieken van RE. Dit is dan ook de reden waarom we overschakelen naar Goal-Oriented Requirements Engineering. 3.2 Goal-Oriented Requirements Engineering De laatste jaren is de populariteit van Goal-Oriented Requirements Engineering (GORE) enorm gestegen (Lapouchnian, 2005). Dit komt, zoals eerder vermeld, omdat de traditionele RE methodes er niet in slagen om de requirements te begrijpen die betrekking hebben tot de high-level belangen in het probleemdomein. Te weinig aandacht ging uit naar waarom een bepaald systeem aanwezig moest zijn. In GORE wordt deze nadruk wel gelegd. GORE slaagt erin om de verschillende belangen van alle stakeholders beter te vertegenwoordigen omdat er meer rekening gehouden wordt met de omgeving waarin het systeem operationeel is. Het is niet alleen omdat het traditionele RE vaak tekortschiet dat GORE aan belang wint, maar ook omdat de voornaamste reden voor het succes van een systeem de mate is waarin het voldoet aan de vooropgestelde goals. Deze goals hebben dan exact betrekking op waarom een bepaald systeem of proces nodig is in een bedrijf. Het is dan ook logisch dat het identificeren van deze goals één van de hoofdactiviteiten moet zijn tijdens de ontwikkeling van een bedrijfssysteem. GORE houdt zich vooral bezig met het gebruik van goals voor de elicitatie, de uitwerking, het onderhandelen, de documentatie en modificatie van requirements. We kunnen deze activiteiten onderverdelen in de drie voornaamste activiteiten van GORE: goal elicitatie, goal verfijning en goal analyse (van Lamsweerde, 2001; van Lamsweerde & Letier, 2004). Yu (Yu, 1987) was één van de eerste die het belang van goals in RE heeft aangetoond. Volgens hem bieden goals een criterium voor de volledigheid van de specificatie van de requirements. We komen hier later op terug. Wat zijn goals nu precies? Een goal is het objectief, het doel dat het systeem in ontwikkeling wil bereiken. Het systeem is het toekomstig proces of de toekomstige software die moet ontwikkeld worden samen met de omgeving waarin het actief is. Goals verwijzen dus naar systeemeigenschappen die zeker aanwezig moeten zijn. Dit kan bekeken worden op verschillende niveaus van abstractie. Op het hoogste niveau zijn deze goals dan de strategische belangen van het systeem (vb. klantentevredenheid) en op de lagere niveaus worden deze goals concreter aan de hand van requirements (vb. elke klant moet binnen die 10 minuten bediend worden). 15

16 Een goal die binnen het nieuwe systeem onder de verantwoordelijkheid van één enkele agent valt, wordt een requirement genoemd. Deze agent kan slaan op mensen met een specifieke rol, machines of een bepaalde software. Een assumptie is een goal die onder de verantwoordelijkheid van de omgeving van het nieuwe systeem valt. Anders dan een requirement kan een assumptie niet verwezenlijkt worden door het nieuwe systeem en kan je deze assumptie dus niet beïnvloeden. Men kan alleen hopen dat deze assumptie geldt of blijft gelden dankzij organisatorische normen en/of de wetgeving (V. Lamsweerde, Darimont, & Letier, 1998; V. Lamsweerde & Letier, 2004; V. Lamsweerde & Willemet, 1998). Waarom zijn goals nu nodig? Hieronder bevinden zich de voornaamste redenen waarom goals zo belangrijk zijn in RE. Voor een meer gedetailleerde uitwerking wordt er verwezen naar (van Lamsweerde, 2001): Ten eerste bieden goals zoals eerder gezegd een criterium voor de volledigheid van de specificatie van de requirements. De specificaties zijn volledig indien alle goals kunnen verwezenlijkt worden met de specificaties van de requirements en de domeineigenschappen die op dat moment in rekening gebracht worden (Yu, 1987). Hier gaan we er wel van uit dat alle goals die noodzakelijk zijn geïdentificeerd zijn. Ten tweede zorgen goals ervoor dat je irrelevante requirements vermijdt. Dit wil zeggen dat je alleen de requirements in overweging neemt die op zijn minst een bijdrage leveren tot één goal (Yu, 1987). Opnieuw ervan uitgaand dat alle goals geïdentificeerd zijn. Ten derde is het soms niet gemakkelijk om alle stakeholders te overtuigen van het belang van sommige requirements. Goals bieden hier een oplossing, omdat ze de onderliggende reden zijn waarom bepaalde requirements nodig zijn. Dit wordt verduidelijkt door de term traceability. Via traceability kunnen low-level technische requirements gelinkt worden aan de high-level strategische goals waartoe ze een bijdrage leveren. Op deze manier kan aan iedere stakeholder eenvoudig aangetoond worden waarom voor een bepaalde requirement gekozen is. Ten laatste worden requirements engineers vaak geconfronteerd met veel alternatieven die ze in overweging moeten nemen in het begin van het RE proces. In dit geval kunnen goal verfijningen helpen om verschillende alternatieve systeemvoorstellen te onderzoeken, doordat goals het juiste niveau van abstractie bieden waarop beslissingsnemers gegronde keuzes kunnen maken uit de voorgestelde alternatieven (A. V. Lamsweerde, 2000). 16

17 De identificatie van de goals is echter niet altijd een eenvoudige opdracht. Soms worden ze expliciet vermeld door de stakeholders of kunnen ze gemakkelijk achterhaald worden, maar in de meeste gevallen zijn ze impliciet, waardoor ze nog achterhaald moeten worden. Voor de identificatie van deze impliciete goals bestaan er meerdere technieken. Deze maken deel uit van de eerste fase van GORE namelijk de goal elicitatie (Haumer, Pohl, Weidenhaupt, & V, 1998). De mogelijke technieken bij goal elicitatie zijn zeer verschillend en uiteenlopend. Welke techniek wordt gebruikt, is afhankelijk van de reeds beschikbare informatie. Men kan bijvoorbeeld het huidige systeem analyseren om tekortkomingen of problemen op te sporen en aan de hand daarvan nieuwe goals formuleren. Goals kunnen ook op een systematische manier geïdentificeerd worden door te zoeken naar kernwoorden in interviews met de stakeholders. Ook uit de literatuur en voorbereide documenten kunnen goals geïdentificeerd worden (van Lamsweerde, 2000). Zoals requirements onderverdeeld werden in functionele en niet-functionele requirements, kunnen we bij goals dezelfde onderverdeling toepassen. Goals worden dus ook opgesplitst in functionele en niet-functionele goals. Functionele goals zijn de staat die een bepaald systeem wil bereiken. Nietfunctionele goals staan voor de verwachte systeemkwaliteiten zoals kost, veiligheid, prestatie, flexibiliteit Een rijke taxonomie/classificatie van niet-functionele goals kan teruggevonden worden in (Chung et al., 2000). Een veel gebruikt classificatieschema is de standaard ISO/IEC 9126 waarin softgoals opgesplitst worden in vier kwaliteitsniveaus, namelijk kwaliteit in gebruik, externe kwaliteit, interne kwaliteit en proceskwaliteit. Een ander classificatieschema, FURPS, werd ontwikkeld door Hewlett-Packard. Daarin worden de softgoals opgedeeld in functionaliteit, bruikbaarheid, betrouwbaarheid, prestatie en ondersteuning. Meestal spreken we echter niet over niet-functionele goals, maar over softgoals. Functionele goals worden hardgoals genoemd. Deze softgoals onderaan de softgoal tree vertegenwoordigen de nietfunctionele requirements en zijn een belangrijk aspect van GORE (Mylopoulos, Chung, & Nixon, 1992). Aangezien de niet-functionele requirements zoals eerder vermeld het hele continuüm tussen niet-voldaan en voldaan omvatten, is het bij softgoals ook niet mogelijk om te zeggen of een goal volledig voldaan of niet-voldaan is. Bij hardgoals die zich onderaan de goal tree bevinden en functionele requirements vertegenwoordigen, is dit echter wel het geval. Omdat het bij softgoals niet mogelijk is om te zeggen dat deze goal satisfied (verwezenlijkt) is, wordt de term satisficing gebruikt om aan te geven in welke mate deze goal vervuld is (Chung & Leite, 1996). Voor deze softgoals is het noodzakelijk om een systeemvoorstel te vinden dat goed genoeg is of dat voldoet aan een vooraf opgelegde grens. Bij de keuze tussen verschillende alternatieve systeemvoorstellen, 17

18 wordt gezocht naar het alternatief dat het meest bijdraagt tot alle softgoals of tot de softgoals die het belangrijkst zijn voor de belanghebbenden. Het zal dus ondertussen duidelijk zijn dat voor de keuze tussen deze alternatieven het belang van de niet-functionele requirements niet vergeten mag worden, omdat het succes van een systeem vaak afhangt van de mate waarin deze niet-functionele vereisten en dus ook de softgoals voldaan zijn. De volgende stap in GORE is de goal verfijning. De goals die we verkregen hebben uit de goal elicitatie moeten verfijnd worden in meerdere subgoals. Dit geldt zowel voor de functionele als voor de niet-functionele goals. We kunnen een onderscheid maken tussen drie decomposities, namelijk een AND-, een XOR- en een IOR- decompositie. De goal die opgesplitst wordt, kunnen we de parent goal noemen en de goals waarin deze verfijnd wordt, noemen we vervolgens de subgoals. Wanneer enkel de verwezenlijking van al deze subgoals samen ervoor zorgt dat de parent goal vervuld wordt, dan spreekt men van een AND- decompositie. Indien de parent goal vervuld kan worden door de verwezenlijking van één of meer van de subgoals, dan spreekt men van een IOR- decompositie. Indien de parent goal vervuld kan worden door de verwezenlijking van juist één van de subgoals, dan spreekt men van een XOR- decompositie. Het is belangrijk om op te merken dat deze OR decompositie alternatieve manieren weergeeft waardoor de parent goal verwezenlijkt kan worden. Het aantal alternatieve systeemvoorstellen die weergegeven worden door deze OR- decompositie stijgt exponentieel met een stijgend aantal OR- decomposities. In veel huidig onderzoek ligt de focus op het ontdekken van deze verschillende alternatieven, omdat deze OR- decomposities het mogelijk maken om de variabiliteit waarmee sommige goals vervuld kunnen worden weer te geven. Deze goal verfijning houdt natuurlijk niet op bij de subgoals. De subgoals kunnen op hun beurt verder verfijnd worden via deze decomposities totdat een bepaalde goal onder de verantwoordelijkheid van een agent valt en we kunnen spreken van een requirement zoals eerder vermeld (Mylopoulos et al., 1992). Bij deze verschillende decomposities zijn de subgoals dus verbonden aan hun parent goal. Er is bijgevolg een link tussen deze goals. Dankzij deze link weten we onmiddellijk dat een parent goal afhankelijk is van zijn subgoals en dat de subgoals dus een bijdrage leveren tot de parent goal. Meestal is het ook mogelijk om de impact van deze bijdrage weer te geven. De verwezenlijking van een subgoal zorgt er immers niet altijd onmiddellijk voor dat de parent goal ook helemaal verwezenlijkt is. Er bestaan verschillende manieren om de bijdrage weer te geven. Zoals we later zullen bespreken bestaan er niet enkel kwalitatieve manieren waarbij gewerkt wordt met + en - om een positieve of negatieve bijdrage aan te tonen, maar er bestaan ook kwantitatieve manieren die bijvoorbeeld een waarde van [-1,1] gebruiken om de bijdrage die een subgoal levert weer te 18

19 geven. Er bestaan echter niet alleen linken tussen de parent goal en de subgoals. Zoals eerder gezegd wordt een goal verfijnd tot er een requirement is. Deze requirement levert dan logischerwijs ook een bijdrage tot deze (functionele) goal maar er gaat nog een andere link uit van deze requirement. De verschillende requirements leveren elk ook een verschillende bijdrage tot bepaalde niet-functionele goals wat dan natuurlijk de uiteindelijke kwaliteit van het systeem bepaalt (Chung, Nixon, & Yu, 1996; Letier & van Lamsweerde, 2004). 3.3 Goal Modellen Tijdens de goal analyse, de laatste stap van GORE, worden de goal modellen geanalyseerd die werden opgesteld uit de verschillende goals, hun decomposities en hun links (Amyot et al., 2010). Deze analyse kan op een kwantitatieve of een kwalitatieve manier gebeuren, afhankelijk van de beschikbare informatie. In sommige gevallen wordt ook een combinatie van beide manieren gebruikt. Hieronder zullen we eerst enkele veel gebruikte GORE methodes bespreken. Deze methodes kunnen we situeren in de verschillende ontwikkelingsfases van RE. Deze fases zijn: Vroege Requirements Late Requirements Architecturaal Design Gedetailleerd Design Implementatie Bij de eerste twee methodes, het NFR framework en het I* framework, ligt de focus vooral op de vroege requirements fase. Bij KAOS ligt de focus eerder op de late requirements fase. Bij Tropos, een uitbreiding van het I* framework, worden alle fases behandeld (Kavakli, 2002).(Figuur 1) 19

20 Figuur 1: Situering goal models Het NFR framework Het NFR framework werd voorgesteld door Mylopoulos in (Mylopoulos et al., 1992) en werd verder uitgewerkt in (Chung et al., 2000). Het NFR framework houdt zich vooral bezig met het modelleren en analyseren van niet-functionele requirements. Het doel van dit framework is om de aandacht van de systeemontwikkelaar, die teveel op de functionele requirements ligt, meer te vestigen op de nietfunctionele requirements. Het framework kan opgedeeld worden in de volgende voornaamste activiteiten: 1. Het vastleggen van de niet-functionele requirements voor het domein waarin het systeem actief is. Eenmaal deze NFRs vastliggen is het nodig om een decompositie te doen van de softgoals die deze niet-functionele requirements vertegenwoordigen. 2. Het identificeren van de mogelijke systeemvoorstellen om het uiteindelijke doel te bereiken. Vervolgens is het noodzakelijk de bijdragen die deze alternatieven leveren tot diverse nietfunctionele requirements te identificeren. 3. Het bepalen van de prioriteiten, onderlinge afhankelijkheden, onduidelijkheden en mogelijke afwegingen (trade-offs) van deze niet-functionele requirements. 4. Het selecteren van mogelijke systeemvoorstellen. 5. De evaluatie van deze geselecteerde systeemvoorstellen om de impact ervan te kunnen bepalen op de niet-functionele requirements en de verbonden softgoals. 20

21 De bedoeling van het NFR framework is dus in de eerste plaats om op een systematische manier de niet-functionele requirements te modelleren en te verfijnen. Om dan vervolgens de positieve en negatieve invloeden van de verschillende alternatieven op deze niet-functionele requirements te kunnen blootleggen en analyseren. In dit framework worden de bijdrages tussen de goals en de softgoals, maar ook de bijdrages tussen de goals en de softgoals onderling, voorgesteld door kwalitatieve contributielinks. Deze links bestaande uit help/make en hurt/brake contributielinks worden respectievelijk voorgesteld met behulp van volgende symbolen: +/++ en -/--. Verder wordt er in dit framework ook gebruik gemaakt van een softgoal interdepency graph (SIG) om de softgoals, de softgoal decompositie en de softgoal contributielinks grafisch voor te stellen. Als de softgoals verder verfijnd worden, zal de systeemontwikkelaar uiteindelijk een softgoal bereiken die gedetailleerd genoeg is en die niet verder verfijnd kan worden. Door de invloed van verschillende systeemvoorstellen op deze softgoals te bepalen en door gebruik te maken van een label propagatie algoritme, kan de ontwikkelaar de verschillende systeemvoorstellen (alternatieven) evalueren. In dit algoritme worden aan de verschillende softgoals labels toegekend en via vooraf opgestelde regels worden deze labels gepropageerd doorheen het softgoal model. Op die manier is het mogelijk om een label te bepalen voor de softgoal bovenaan het goal model. Dit algoritme wordt verder in meer detail besproken. Het gekozen systeemvoorstel voldoet in ieder geval aan de functionele requirements, maar uit deze evaluatie moet blijken of dit alternatief genoeg voldoet aan de niet-functionele requirements van het systeem. Om aan te geven in welke mate een alternatief voldoet aan deze softgoals, wordt de term satisfice gebruikt. Om te besluiten kan er opgemerkt worden dat dit framework vertrekt van een procesgeoriënteerde methode (Mylopoulos et al., 1992). In de procesgeoriënteerde methode probeert men namelijk vooral het ontwikkelingsproces zodanig aan te passen dat dit proces direct in lijn ligt met de nietfunctionele requirements. Daarin verschilt ze van de productgeoriënteerde methode. In de productgeoriënteerde methode wordt het eindproduct vergeleken met de niet-functionele requirements en wordt er gecontroleerd of het eindproduct voldoet aan deze requirements (Lapouchnian, 2005). 21

22 3.3.2 KAOS KAOS is een methode uit GORE die zoals de andere goal modellen een aantal analysetechnieken bevat. KAOS staat voor Knowledge Acquisition in automated Specification of voor Keep All Objects Satisfied. In KAOS wordt er gebruik gemaakt van semantische netten voor het modelleren van goals, assumpties, agents, objecten en activiteiten (Dardenne, 1993). In KAOS wordt een goal gedefinieerd als een statement die de uiteindelijke bedoeling van een systeem beschrijft, waarvan de verwezenlijking afhangt van de samenwerking van verschillende agents waaruit het systeem bestaat. Deze goals kunnen opnieuw verwijzen naar zowel functionele als niet-functionele goals en ze worden evenzeer opgesplitst via de reeds gekende AND- en ORdecomposities. De verfijning van goals eindigt wanneer elke subgoal verwezenlijkt kan worden door een bepaalde agent die aan deze subgoal toegewezen wordt. Opnieuw worden agents gebruikt om te verwijzen naar mensen, machines of software (van Lamsweerde & Letier, 2004). KAOS is opgebouwd uit vier kernmodellen: een goal model, een responsibility model, een object model en een operation model (Bernaert & Poels, 2011; Objectiver, 2007) In het goal model wordt de bestaansreden van een goal duidelijk doordat alle goals gerechtvaardigd kunnen worden door minstens één goal van een hoger niveau. Alle goals (behalve de goals onderaan de structuur) kunnen verfijnd worden in één of meerdere subgoals. Hiervoor bestaan er twee vormen van verfijning, namelijk AND- en OR- decompositie. Als laatste kunnen we opmerken dat de goals bovenaan het goal model van meer strategische aard zijn en dat de goals onderaan het model van meer operationele aard zijn. In het responsibility model worden de agents die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van bepaalde goals voorgesteld. Het object model bevat eerder een soort verklarende woordenlijst, waarin de karakteristieken van de verschillende agents in het model worden uitgelegd. Verder bevat het object model de middelen die als input dienen voor een operatie en de output van deze operatie. In het operator model worden ten slotte de mogelijke manieren voorgesteld waarop een agent een requirements kan vervullen. Een requirements kan geoperationaliseerd worden door objecten, door agentes of door een combinatie van beide. In KAOS bestaan er ook zowel functionele als niet-functionele goals. KAOS biedt momenteel echter nog geen methode om de impact van verschillende ontwerpbeslissingen met betrekking tot nietfunctionele requirements te evalueren, al kan een zekere variatie van het NFR framework en zijn kwalitatieve methode gemakkelijk geïntegreerd worden in KAOS (Lapouchnian, 2005). 22

23 3.3.3 I*/TROPOS Het I* framework is een agent-georiënteerd framework dat kan opgesplitst worden in twee delen: het Strategic Dependency (SD) model en het Strategic Rationale (SR) model. I* kan zowel in de vroege requirements fase als in de late requirements fase gebruikt worden. Tijdens de vroege requirements fase wordt het I* framework gebruikt om de omgeving waarin het toekomstig systeem zich zal bevinden te modeleren. Het vereenvoudigt de analyse van de omgeving omdat het toelaat de stakeholders, hun objectieven en hun relaties schematisch voor te stellen. Dit laat toe om de onderliggende reden waarom een bepaald systeem nodig is, te onderzoeken. In de late requirements fase, wordt het I* model eerder gebruikt om nieuwe, alternatieve systeemconfiguraties en daarbij dus hun nieuwe processen, te evalueren. Hierbij kijkt men vooral hoe goed het nieuwe systeem voldoet aan de functionele en niet-functionele wensen van de gebruikers. I* focust zich vooral op twee begrippen, namelijk intentional actor en intentional dependency. Actors worden gebruikt om de stakeholders of agenten van het toekomstig systeem voor te stellen. Aan deze actors kunnen verschillende attributen gekoppeld worden zoals hun goals, vaardigheden, overtuigingen en verplichtingen. In I* modellen gebeurt het dikwijls dat een bepaalde actor afhangt van andere actors voor het bereiken van zijn goals, het uitvoeren van zijn taken of voor de toevoer van de middelen waarover hij zelf niet beschikt of waarover hij zelf niet op een goedkope, efficiënte manier kan beschikken. Ook in I* kunnen deze actors mensen met specifieke vaardigheden, machines of softwaresystemen voorstellen. De afhankelijkheden (links) tussen verschillende actors worden intentional genoemd omdat die actors aan elkaar gekoppeld worden om op die manier het doel te bereiken. Het Strategic Dependency (SD) model is een netwerk van links tussen actors. Het SD model probeert weer te geven aan welke processen de stakeholders het meeste belang hechten. Tijdens de late requirements fase wordt dit SD model vervolgens gebruikt om veranderingen of alternatieven te analyseren. Het Strategic Rationale (SR) model wordt eerder gebruikt om de reden achter bepaalde processen in systemen en in organisaties te achterhalen. Dankzij het SR model is het mogelijk om beter te begrijpen wat een bepaalde actor juist nodig heeft en hoe deze nood kan vervuld worden. Het maakt het ook mogelijk om de invloed van verschillende alternatieven op elke actor beter te analyseren. Ook in dit model wordt er gewerkt met 2 decomposities, namelijk de AND- en de OR- decompositie. Verder wordt hier ook gebruik gemaakt van de means-ends links. Means-ends links worden meestal 23

24 gebruikt bij goals en specificeren alternatieve manieren om die goals te bereiken. De links die worden gebruikt, specificeren twee niveaus van positieve bijdrages ( + en ++ ) en twee niveaus van negatieve bijdrages ( - en -- ) ten opzichte van softgoals, het uitvoeren van taken of het bereiken van andere goals. Dit kan vergeleken worden met het NFR framework. Ook hier worden softgoals gebruikt als selectiecriteria bij de keuze tussen verschillende alternatieve systeemconfiguraties (Yu, 1995, 1997). Het I* framework vormt de basis voor Tropos. Tropos is een requirements gestuurde agentgeoriënteerde ontwikkelingsmethodologie. De Tropos methodologie begeleidt de ontwikkeling van agent-gebaseerde systemen vanaf de vroege requirements fase doorheen het architecturaal en gedetailleerde design tot aan de implementatie. Tropos maakt gebruik van het I* framework om de requirements voor te stellen en te analyseren (Bresciani, Perini, & Giorgini, 2004; Giorgini, Kolp, Mylopoulos, & Pistore, 2004). 3.4 Actief onderzoek in GORE Er is de laatste jaren veel onderzoek verricht en er is momenteel nog altijd veel onderzoek aan de gang in meerdere domeinen van GORE. In deze masterproef proberen we om een methode te vinden die de keuze tussen verschillende processen vereenvoudigt. Dit gebeurt zoals eerder vermeld binnen het gebied van GORE. Meer bepaald ligt de focus vooral op de goal analyse. Hierbij zijn veel verschillende methodes mogelijk. Zoals later duidelijk wordt bestaan er zowel kwalitatieve, kwantitatieve als hybride (combinatie van beide) methodes. In het volgende deel zullen we enkele prominente papers in meer detail bespreken. Een recent overzicht van reeds bestaande methodes en hun specifieke manier van werken kan teruggevonden worden in (Horkoff & Yu, 2011). De eerste methode die we hier beschrijven, vinden we terug in (Giorgini, Mylopoulos, & Nicchiarelli, 2003; Sebastiani, Giorgini, & Mylopoulos, 2004). Hierin wordt een kwalitatieve methode voorgesteld om goal modellen te evalueren. Zoals reeds aangehaald, bestaan de goal modellen uit verschillende goals die verfijnd worden in subgoals via de AND- en OR- decomposities. Wanneer een goal G dus verfijnd wordt in subgoals G 1, G 2,, G n via een AND- decompositie (respectievelijk, een OR- decompositie), dan betekent dit dat bij een AND- decompositie (respectievelijk een OR- decompositie), elk van (minstens één van) deze subgoals vervuld moeten zijn om goal G te vervullen. 24

25 Gegeven een goal model dat bestaat uit een reeks van AND en OR relaties, is het mogelijk om via een label propagatie algoritme het goal model te evalueren. Dit gebeurt door een set van initiële labels (S of D) aan de knooppunten van het model toe te kennen. Hierbij wordt het label S toegekend indien een subgoal vervuld is (satisfied) en het label D indien een subgoal niet vervuld is (denied)(nilsson, 1971). Via een simpel algoritme is het dan mogelijk om deze labels te propageren doorheen het goal model om zo te bepalen of de target goal vervuld is. Als dit toegepast wordt op de onderstaande figuren, kunnen we eenvoudig besluiten dat bij Figuur 2 zowel G 2 als G 3 het label S moeten krijgen opdat goal G vervuld is. Bij Figuur 3 moet slechts een van de twee subgoals het label S krijgen om ervoor te zorgen dat G vervuld is. Figuur 2: AND Decompositie Figuur 3: OR Decompositie Jammer genoeg is het gebruik van dit simpele algoritme ontoereikend in veel toepassingsgebieden waar de goals niet altijd duidelijk gedefinieerd kunnen worden als satisfied of als denied en waar 25

26 de relaties tussen de verschillende goals niet altijd kunnen gedefinieerd worden met de AND/OR relaties. Het eerste probleem komt vooral voor bij softgoals omdat deze zoals eerder vermeld vaak in het gebied liggen tussen vervuld en niet-vervuld. Bijvoorbeeld bij een goal zoals een zeer betrouwbaar systeem is er geen regel die zegt vanaf wanneer deze goal vervuld is. Deze goal kan verfijnd worden in verschillende andere goals zoals grondige foutdetectie systeem en grondig getest waarbij de vervulling van deze goals duidelijk een bijdrage zal leveren tot de goal een zeer betrouwbaar systeem, maar het is onduidelijk hoe groot deze bijdrage zal zijn. Verder is het ook niet altijd zo dat wanneer de subgoals vervuld zijn, de parent goal voldoende vervuld is. Dit eenvoudig algoritme zal men ook niet kunnen toepassen wanneer er tegenstrijdige contributies zijn tot eenzelfde goal. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een goal G opgesplitst wordt in subgoals waarbij sommige een positieve bijdrage leveren tot deze goal en er dus voor zorgen dat goal G vervuld wordt, terwijl andere subgoals een negatieve bijdrage leveren en dus zorgen dat goal G niet bereikt wordt Kwalitatief redeneren met goal modellen Er moest dus gezocht worden naar een framework dat het mogelijk maakt om op een meer kwalitatieve manier te redeneren met goals en om hierbij te kunnen werken met tegenstrijdige relaties. Hier slagen ze in door de simpele goal relaties + en - te introduceren. Dit betekent respectievelijk dat een goal een positieve en een negatieve bijdrage levert tot de vervullingen van een andere goal. Bijvoorbeeld wanneer we hebben +(G,G ), dit betekent dat wanneer goal G is vervuld, dat goal G een positieve bijdrage krijgt en dat goal G vervolgens goal G gedeeltelijk vervuld is. Daarbovenop wordt er ook gebruik gemaakt van de al gekende ++ (respectievelijk -- ) relaties. Dit zijn zogenaamde binaire relaties zodat ++(G,G ) betekent dat het verwezenlijken van G, de verwezenlijking van G impliceert en bij --(G,G ) komt de verwezenlijking van G erop neer dat G niet verwezenlijkt wordt. Deze ++ en -- relaties werden al toegepast in het eenvoudige algoritme en worden soms ook binaire relaties genoemd omdat ze ofwel volledig vervuld ofwel volledig niet vervuld propageren. Tot nu toe gingen we ervan uit dat de goal relaties +(G,G ) tweeledig (symmetrisch) zijn. Daarmee wordt bedoeld dat we bijvoorbeeld bij +(G,G ) ervan uitgingen dat wanneer G vervuld is, dat G dan gedeeltelijk vervuld is en tweeledig dat wanneer G niet vervuld is, dat G gedeeltelijk niet vervuld is als gevolg hiervan. Hier moet er opgemerkt worden dat deze tweeledigheid niet altijd geldt en dat 26

27 deze relatie soms alleen maar geldig is voor alleen een positieve of alleen een negatieve bijdrage en dat deze bijdrage dus niet zomaar als symmetrisch beschouwd mag worden. Om duidelijker aan te geven of een relatie al dan niet symmetrisch is worden de relaties -S,-D, +S en +D geïntroduceerd. Doordat niet alle relaties symmetrisch zijn, is het logisch dat er drie mogelijke labels bestaan voor elke relatie type. De drie mogelijk labels zijn: r S, r D, r. Deze labels betekenen respectievelijk dat de satisfaction wordt gepropageerd, dat de denial wordt gepropageerd en dat beide worden gepropageerd. De eerste twee zijn duidelijk asymmetrisch omdat ofwel satisfaction ofwel denial gepropageerd wordt terwijl de laatste duidelijk symmetrisch is. Een voorbeeld hiervan is, G 2 G 1. Dit betekent dat wanneer G 2 voldaan is, er in zekere mate bewezen is dat G 1 niet voldaan is, maar indien G 2 niet voldaan is, dan kan er niets gezegd worden over de mate waarin G 1 voldaan is. De symmetrische relatie G 2 G 1 is dus een combinatie van de twee volgende asymmetrische relaties G 2 G 1 en G 2 G 1. De relaties (++,+,-,--) die bestaan tussen de verschillende goals werden reeds verduidelijkt. Door de introductie van deze nieuwe relaties die de partiële bijdrage weergeven, is het ook nodig om de reeds bestaande labels namelijk S en D ook verder uit te breiden. In totaal kunnen we nu vier labels definiëren namelijk FS, PS, PD en FD. Maar wat betekenen deze labels nu? Als G 1, G 2, goal labels voorstellen, dan betekent FS(G), FD(G) en PS(G), PD(G) respectievelijk dat er volledig bewijs is dat goal G vervuld is en dat G niet vervuld is, en dat er op zijn minst gedeeltelijk bewijs is dat G vervuld is en dat G niet vervuld is. FS(G) en FD(G) betekenen respectievelijk Full (volledige) satisfaction en Full (volledige) denial van goal G. PS(G) en PD(G) betekenen dan respectievelijk Partial (gedeeltelijke) satisfaction en Partial (gedeeltijke) denial van goal G. Indien er geen enkel bewijs is om aan te tonen dat een goal G vervuld of niet vervuld is, wordt het label T toegekend. Dit label staat voor triviaal waar en betekent dus dat goal G geen significante betekenis heeft. De labels kunnen als volgt geordend worden FS(G) PS(G) T en FD(G) PD(G) T. Om deze labels te propageren doorheen het goal model, wordt er gebruik gemaakt van axioma s. De axioma s die we hiervoor gebruiken kunnen teruggevonden worden in Figuur 4. 27

28 Figuur 4: Axioma's label propagatie (Giorgini et al., 2003) Axioma (1) in de figuur benadrukt dat FS en FD automatisch ook respectievelijk PS en PD impliceren. Bij axioma s (2) en (3) wordt de betekenis van een AND decompositie nog eens verduidelijkt. Om FS van goal G te verkrijgen is het nodig dat alle subgoals G i ook het label FS hebben. Hetzelfde geldt voor PS, FD en PD. Bij axioma (4) zorgt de +s relatie ervoor dat de PS van G 2 ervoor zorgt dat G 1 ook het label PS krijgt. Hetzelfde gebeurt bij axioma (5) maar dan langs de negatieve kant. Bij axioma (6) zorgt de ++s relatie ervoor dat het volledige label van G 2 gepropageerd wordt naar G 1. Hetzelfde, maar dan langs de negatieve kant gebeurt opnieuw bij axioma (7). Uit de combinatie van deze axioma s kunnen axioma (13) en (14) afgeleid worden (Figuur 5). Axioma (13) stelt dat bij een AND relatie telkens de minimale waarde gepropageerd wordt. Axioma (14) stelt op zijn beurt dat er bij een +s relatie maximaal een partiële bijdrage gepropageerd kan worden. Figuur 5: Afgeleide axioma's (Giorgini et al., 2003) Tabel 1: Propagatie regels in een kwalitatief framework (Giorgini et al., 2003) 28

29 Deze axioma s worden gebruikt bij het label propagatie algoritme. Aan elke goal G van een goal model worden twee variabelen toegekend, namelijk Sat(G) en Den(G). Deze variabelen liggen elk in het interval {F, P, N} (volledige, gedeeltelijk, niets). Aan de goals aan het uiteinde van het goal model worden dan initiële waarden toegekend en via de regels uit Tabel 1 worden deze waarden gepropageerd doorheen het goal model tot uiteindelijk de waarde van de target goal bepaald is. In de eerste kolom van Tabel 1 bevinden zich de regels voor een AND- relatie en zoals net vermeld wordt bij een AND relatie steeds de minimale waarde gepropageerd. In de volgende twee kolommen wordt een partiële bijdrage gepropageerd en zoals net vermeld kunnen +s en -s alleen maar PS en PD propageren waardoor steeds het minimum genomen wordt van Sat(G 2 ) en P. De laatste twee kolommen bevatten de ++s en --s relaties. Deze relaties kunnen er wel voor zorgen dat een volledig label gepropageerd wordt. Verder wordt er gesproken van een zwak conflict wanneer aan een goal G zowel PS(G) en PD(G), FS(G) en PD(G), PS(G) en FD(G) wordt toegekend via meerdere inkomende relaties. Er wordt gesproken van een sterk conflict wanneer er zowel FS(G) als FD(G) geldt voor een bepaalde goal G. Gebaseerd op de label propagatie methode, werd er vervolgens een algoritme voorgesteld om deze labels automatisch te kunnen propageren doorheen het goal model. Hierbij is het enkel nodig om initiële labels toe te kennen aan de knooppunten van het model en het algoritme bepaalt dan via de regels uit Tabel 1 het uiteindelijke label van de target goal. De uitwerking van dit algoritme gebeurt echter niet altijd manueel omdat in veel gevallen het goal model daar te uitgebreid voor is. Voor de uitwerking van zo een model wordt dan dikwijls gebruik gemaakt van een tool genaamd GOALSOLVE. Meer informatie over deze tool kan teruggevonden worden in (Sebastiani et al., 2004). In (Giorgini et al., 2003), de paper die net besproken werd, werd er gebruik gemaakt van de zogenaamde voorwaartse propagatie, ook wel de bottom-up aanpak genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat een goal model het vertrekpunt vormt en dat de gebruiker initiële waarden toekent aan de goals op het einde van het model, ook wel input goals genoemd. Deze waarden worden vervolgens voorwaarts gepropageerd volgens de regels uit Tabel 1. De gebruiker kan op die manier de finale waarden bepalen van de top goals (soms ook wel target goals of root goals genoemd). In (Sebastiani et al., 2004) wordt hierop verder gebouwd, maar er wordt gewerkt met een achterwaartse propagatie, ook wel top-down aanpak genoemd. Bij deze achterwaartse propagatie wordt er gezocht naar mogelijk inputwaarden die leiden tot de gewenste finale waarden van de top goals onder de gewenste beperkingen. De gebruiker bepaalt de gewenste finale waarden en er wordt 29

30 vervolgens gezocht naar mogelijke initiële waarden waarmee men via voorwaartse propagatie aan deze finale waarden zou komen. In Figuur 6 kunnen de axioma s voor achterwaartse propagatie teruggevonden worden. De axioma s in Figuur 6 bepalen telkens welke waarden de subgoals van goal G moeten hebben afhankelijk van de gewenste waarde van goal G en de relatie die er is tussen goal G en zijn subgoals. Bijvoorbeeld bij de axioma s links bovenaan moet uiteindelijk telkens FS(G) bereikt worden. Bij de eerste regel is er een AND- relatie waardoor het noodzakelijk is dat alle subgoals ook de waarde FS(G i ) bezitten. Bij de tweede regel is er een IOR- relatie. Bij deze relatie is het nodig dat minstens één subgoal G i de waarde FS(G i ) bezit maar er mogen ook meerdere subgoals deze waarde bezitten. Bij de derde en de vierde regel is een ++s of een --s relatie nodig zodat een subgoal die FS(G i ) of FD(G i ) bezit, ervoor zorgt dat goal G de gewenste waarde krijgt. Dit komt omdat een ++s of een --s relatie nodig is om een volledige waarde te propageren. Figuur 6: Axioma's voor achterwaartse propagatie (Sebastiani et al., 2004) Het gebruik van input en target goals verdient toch wat extra uitleg. Goal modellen kunnen in sommige gevallen een cyclus bevatten. In deze gevallen is het soms niet onmiddellijk duidelijk welke target goals zijn en welke input goals. In de meeste gevallen kunnen we er echter van uitgaan dat de input goals leaf goals zijn en de target goals de root goals zijn. De keuze kan overgelaten worden aan de gebruiker, maar toch moeten een aantal regels gevolgd worden. Elk pad dat binnenkomt in een target goal moet afkomstig zijn van een input node. Een voldoende voorwaarde hiervoor is dat alle leaf goals input goals zijn. Een klein voorbeeld ter verduidelijking (Figuur 7). 30

31 Figuur 7: Input en target goals (Sebastiani et al., 2004) In dit voorbeeld is G 0 de target goal en zijn G 2 en G 3 de input goals. Verder merken we op dat G 0 en G 1 een cyclus vormen zonder input goals. Als we de finale waarde FS(G 0 ) toekennen aan de target goal, dan kunnen we volgens de achterwaartse propagatie stellen dat we FS(G 1 ) hebben en vervolgens terug FS(G 0 ). Dus kan FS(G 0 ) bepaald worden via voorwaartse propagatie van G 1 zonder de waarden van de input goals. Dit mag natuurlijk niet gebeuren. Als in de plaats daarvan G 1 een input goal is dan kunnen we vaststellen dat ofwel FS(G 1 ) of FS(G 2 ) en FS(G 3 ) de nodige initiële waarden zijn om de finale waarde te bereiken. In (Sebastiani et al., 2004) gaan de auteurs ook op zoek naar een methode om een goal model te evalueren, maar hierbij proberen ze de oplossing te vinden die de kost minimaliseert. Als we opnieuw een goal model (G,R) met input goals Gi 1,, Gi k en target goals Gf 1,, Gf n bekijken en we bepalen de gewenste finale waarden vs(gf 1 ), vd(gf 1 ),, vs(gf n ), vd(gf n ) van de target goals. φ is de formule die het probleem codeert, indien φ niet vervuld is, dan betekent dit dat er geen initiële waarden bestaan waarmee de gewenste finale waarden kunnen bereikt worden via voorwaartse propagatie. Indien φ wel vervuld kan worden, dan betekent dit dat er een toewijzing bestaat waarmee de finale waarden wel bereikt kunnen worden. Van alle mogelijke toewijzingen die ervoor zorgen dat φ vervuld is, proberen ze vervolgens te achterhalen welke toewijzing er dezelfde tijd ook voor zorgt dat de kosten geminimaliseerd worden. Hiervoor is ook een tool ontwikkeld, GOALMINSOLVE genaamd (Sebastiani et al., 2004). Een recenter werk in het kwalitatief evalueren van alternatieven is (J. Horkoff & Yu, 2009). In deze paper wordt een kwalitatieve, interactieve evaluatieprocedure voorgesteld om goal- en agentgeoriënteerde modellen te evalueren. In de vorige onderzoeken lag de focus te veel op geautomatiseerde procedures waardoor de mogelijkheid voor de gebruiker om tussen te komen in de analyse gelimiteerd was. Bij de in deze paper voorgestelde procedure is het wel mogelijk voor de gebruiker om de evaluatie bij te staan met domeinkennis die niet meegerekend werd in het model. De procedure wordt ondersteund met het I* Framework en verder verduidelijkt met een case studie. Dit is dezelfde case studie waarmee het voorgestelde model uit deze masterproef getest wordt. 31

32 Bij deze casestudie wordt er vertrokken van een non-profit organisatie die telefonische raad biedt aan jongeren, maar meer jongeren wil helpen door gebruik te maken van het internet. Online counseling zou ideaal zijn om meer individuen te bereiken en zou een comfortabele afstand bieden waardoor de jongeren makkelijker contact kan zoeken. Ook zou de grens voor het vragen van hulp op die manier verlaagd worden. Maar er zijn ook enkele vraagtekens bij online counseling. Zo gaat het persoonlijk contact verloren en zijn er ook vragen omtrent de geheimhouding, de bescherming tegen mensen met slechte bedoelingen en het verkeerd interpreteren van de raad. De vraag is hier dus hoe een organisatie de verschillende mogelijkheden voor online counseling kan onderzoeken en evalueren. Via goal- en agent- georiënteerde modellen is het mogelijk om een model op te stellen dat verschillende alternatieven bevat en waarbij deze alternatieven positief of negatief bijdragen tot softgoals die op hun beurt bijdragen tot andere softgoals. Zoals reeds duidelijk geworden is, is het nuttig om te bepalen in welke mate bepaalde goals bereikt worden wanneer een bepaald alternatief geselecteerd wordt. Dit is natuurlijk niet altijd even gemakkelijk omdat er meerdere relaties zijn tussen de verschillende softgoals. Daarom is het nodig om over een procedure te beschikken die het mogelijk maakt om het effect van verschillende alternatieven te analyseren doorheen een goal netwerk. Deze procedure maakt gebruik van labelpropagatie via de links tussen softgoals. Deze labelpropagatie hebben we hierboven reeds besproken en uitgelegd aan de hand van (Giorgini et al., 2003; Sebastiani et al., 2004). Het is dus duidelijk dat de softgoals cruciaal zijn bij het evalueren van alternatieven. De kwalitatieve, interactieve procedure maakt het mogelijk om verschillende alternatieven in het domein te vergelijken. Deze alternatieven kunnen alternatieve systeem of proces ontwerpbeslissingen zijn, of een alternatieve gang van zaken. De procedure wordt zoals gezegd voorgesteld gebruik makend van het I* Framework, maar het zou evengoed kunnen voorgesteld worden via andere goal georiënteerde modellen (NFR, KAOS, GRL). Om het model op te stellen wordt er gebruik gemaakt van een aantal stappen. In de eerste plaats moet duidelijk zijn wat het doel is van het model en moeten alle elementen uit het model geïdentificeerd worden. Vervolgens moeten de relaties tussen deze actors ook in kaart gebracht worden. 32

33 Als we terugkeren naar het probleem van online counseling, werd na het uitvoeren van de eerste stappen onderstaand model opgesteld (Figuur 8). Onmiddellijk kan er onderscheid gemaakt worden tussen drie actors: de organisatie (organization), de jongeren (kids and youth) en de raadgevers (counsellors). We kunnen ook onmiddellijk twee alternatieve manieren van online counseling terugvinden. De eerste manier is via het versturen van tekstberichten met een mobiele telefoon en de tweede manier is via een online cybercafé/portal/chat room. De invloed van elk alternatief op de softgoals is ook weergeven via de contributielinks. Het is onmiddellijk t duidelijk dat zelfs voor dit gemakkelijk voorbeeld waarbij er slechts twee alternatieven zijn, er onmiddellijk een complex web van contributies en afhankelijkheden ontstaat. Figuur 8: Model online counseling (J. Horkoff & Yu, 2009) De laatste stap is voor deze masterproef de belangrijkste. In deze stap worden de verschillende alternatieven geëvalueerd. De procedure die hiervoor gebruikt wordt, start vanuit de algemene vraag: Hoe effectief is een alternatief met betrekking tot de goals van het model?. De procedure werkt eveneens met kwalitatieve evaluatielabels die worden toegewezen aan goals om de mate waarin een goal bereikt is weer te geven. In het begin van de procedure is het dus nodig om initiële 33

34 labels toe te wijzen aan de goals die gerelateerd zijn aan de algemene vraag. De waarden worden vervolgens gepropageerd doorheen het model, gebruik makend van de propagatie regels. De interactieve aard van de procedure is belangrijk om te bepalen of bepaalde softgoals al dan niet voldoende bereikt zijn. Meer details in verband met deze procedure kunnen teruggevonden worden in (J. Horkoff, 2006). De kwalitatieve labels die werden overgenomen uit het NFR framework, geven we opnieuw weer in onderstaande tabel. In deze tabel is duidelijk te zien hoe de label propagatie werkt. Er wordt vertrokken van een goal met een gekend label. Dit label is dus opnieuw ofwel FS, PS, FD of PD. Conflicten wijzen op de aanwezigheid van tegenstrijdige labels of ongeveer dezelfde sterkte. Ongekend betekent dat er geen bewijs is voor een positieve of negatieve vervulling van de goal. Vervolgens worden de labels via de contributielinks gepropageerd naar de goals waarmee ze verbonden zijn. Uit Tabel 2 kan dan telkens afgeleid worden welk label gepropageerd zal worden naar bepaalde goals via één contributielink. De verschillende contributielinks die hierbij gebruikt worden zijn Make, Help, Some+, Break, Hurt, Some- en Unknown. Neem bijvoorbeeld de eerste rij uit Tabel 2. Hier wordt vertrokken van een goal G 1 die het label FS bezit. Deze goal G 1 levert een bijdrage tot G 2 via een contributielink die bestaat uit één van de voorgaande types. Indien G 1 een bijdrage levert tot G 2 via de Make contributielink, dan wordt de volledige waarde FS gepropageerd naar G 2. G 2 krijgt vervolgens dus het label FS toegekend. Indien de contributielink in plaats van Make een Hurt contributielink zou zijn, dan zou G 2 het label PD toegekend krijgen. Tabel 2: Propagatie regels met contributielinks (J. Horkoff & Yu, 2009) Die regels alleen zijn echter niet voldoende. Het label dat wordt toegekend aan een goal dat meerdere inkomende contributielinks heeft is nog steeds niet bepaald door bovenstaande regels. Daarvoor wordt er gebruik gemaakt van de term label bag, die werd ingevoerd in (Chung et al., 2000). In deze label bag worden alle inkomende contributielinks opgeslagen en wordt het label van de goal bepaald, gebruik makend van onderstaande tabel of door menselijke beoordeling indien deze tabel ontoereikend is. 34

35 Tabel 3: Label regels bij meerdere inkomende contributielinks (J. Horkoff & Yu, 2009) In onze casestudie (Figuur 8,Figuur 9) krijgt de softgoal Immediacy in de actor Kids and Youth twee inkomende contributielinks. Afhankelijk van de initiële toewijzing van de waarden krijgen de twee alternatieven ofwel een satisfied of een denied. Indien er gekozen wordt om gebruik te maken van een cyber café/portal/chat room, dan krijgt de softgoal Immediacy twee inkomende links, waarvan één een satisfied en de andere een partially satisfied. Via de derde regel uit Tabel 3 kan aan deze softgoal het label satisfied toegekend worden. Menselijke beoordeling wordt soms toegepast om een label toe te kennen aan een softgoal in de gevallen dat Tabel 3 geen duidelijkheid schenkt. Een menselijke beoordeling kan in sommige gevallen een label promoveren van partially satisfied tot satisfied wanneer de verantwoordelijke persoon over voldoende kennis beschikt over het domein waarbinnen het systeem zich bevindt. Een voorbeeld hiervan kan ook teruggevonden worden in de casestudie (Figuur 9). De softgoal Happiness (Counsellors) is bepaald door menselijke beoordeling. Deze softgoal ontvangt verschillende inkomende contributies van onder andere Avoid Burnout, High Quality Counselling en Help as many Kids as Possible. Via Avoid Burnout en High Quality Counselling ontvangt deze softgoal twee keer partially denied, maar via Help as many Kids as Possible ontvangt het een partially satisfied. Dit geval is niet terug te vinden in Tabel 3 dus moet de menselijke oordeling beslissen welk label aan de softgoal Happiness toegekend wordt. Zo werd er besloten om het label partially denied toe te kennen omdat de raadgevers ongelukkig zouden zijn in deze situatie. Dergelijke situaties staan natuurlijk open voor mogelijke discussies met de betrokken stakeholders Een laatste opmerking die gemaakt moet worden voor we het model kunnen evalueren, is dat in sommige gevallen cycli in het model aanwezig zijn waardoor sommige softgoals indirect zichzelf 35

36 beïnvloeden. Het is belangrijk dat de beoordelaar hiervan op de hoogte is en hiermee rekening houdt. Om de evaluatie van het model te kunnen starten is het noodzakelijk dat er een set van initiële waardes wordt toegekend aan het model. Als we dit toepassen op de vorige figuur door ons af te vragen wat het effect is van het gebruiken van een cybercafé/portal/chat room voor online counseling, dan krijgen we volgende initiële labels zoals vermeld in Figuur 9 (omcirkelde labels). Figuur 9: Model online counseling met initiële warden (J. Horkoff & Yu, 2009) We keren nu terug naar dezelfde vraag: Wat is het effect indien we gebruik maken van een Cybercafé/portal/chat room voor online counseling? Het is mogelijk om het model te evalueren voor elke actor afzonderlijk. Voor de kinderen en de jongeren wordt via dit alternatief Immediacy en Comfortable Service bereikt maar het is negatief voor Anonimity. Voor de softgoal Get Effective Help krijgen we uiteindelijk slechts het label weakly satisfied. Vanuit het standpunt van de raadgevers is de Counsellors Happiness weakly negative. Vanuit het standpunt van de organisatie wordt via het model bepaald dat Help Kids te veel tegenstrijdige contributies heeft, dus het label conflicting wordt hier toegekend. Al bij al is dit alternatief niet goed en is het dus nodig 36

37 om de andere alternatieven te beoordelen of om te brainstormen over eventuele andere mogelijkheden om online counseling op een betere manier aan te bieden Kwantitatief redeneren met goal modellen Naast kwalitatieve methodes zijn er ook een aantal werken die de goal modellen op een kwantitatieve manier evalueren. Het Goals-Skills-Preferences framework (Hui & Liaskos, 2003) is er één van de eerste van Goals-Skills-Preferences framework In het Goals-Skills-Preferences Framework (Hui & Liaskos, 2003) wordt ook voor één van de eerste keren aandacht besteed aan de preferenties van de stakeholders en wordt zoals vermeld een kwantitatieve manier voorgesteld om het goal model te evalueren. Volgens de auteurs slagen de huidige methodes er niet in om het belang van verschillende gebruikers, die elk over verschillende skills en preferenties beschikken, te erkennen en deze te integreren in een op maat gemaakt systeemontwerp. In deze paper wordt een framework voorgesteld om tijdens de goal analyse niet alleen de goals in rekening te brengen, maar om ook de skills en preferenties te integreren. In softwareontwikkeling wordt er meestal alleen gewerkt met een one size fits all model dat ontworpen is voor een grote groep gebruikers in plaats van te focussen op de wensen van één specifieke gebruiker (Fickas, Ehlhardt, Sohlberg, & Todis, 2000). In de praktijk zijn er namelijk heel veel verschillende gebruikers met elk een uiteenlopend niveau van expertise, met verschillende voorkeuren, behoeften en goals. Voor deze gebruikers is er volgens de auteurs een aangepaste requirements analyse nodig. Hoe gaan ze hier te werk? Ten eerste wordt er voorgesteld om de verschillende parameters die nodig zijn voor deze aangepaste requirements analyse te identificeren. Naast de gebruikelijke goals, is het nu ook nodig om de skills en de preferenties van de gebruikers vast te leggen. Hieronder wordt elk onderdeel meer in detail besproken. 37

38 1. Goals: De basis voor dit model is het goal analyse model. Goal analyses zijn zoals eerder uitgelegd een handige modelleertechniek voor de analyse en decompositie van requirements. Tijdens de ontwikkeling kunnen we goal analyse gebruiken om alternatieve systeemontwerpen te ontdekken door de goals van de gebruikers te verfijnen tot wanneer ze vervuld kunnen worden door een agent. In het goals-skills-preferences framework wordt ook gebruikt gemaakt van deze goals, namelijk de user goals (Dardenne, 1993) (E. Yu, 1995). Een voorbeeld van zo een goal model kan teruggevonden worden in onderstaande figuur (Figuur 10). In dit goal model wil de gebruiker in contact blijven met verschillende mensen die hij kent. Daarvoor is het nodig om zowel de inhoud (content) als het medium te bepalen. Bij het medium en de content worden vervolgens verschillende alternatieven voorgesteld om de goals te vervullen. De verschillende OR- decomposities stellen telkens een alternatieve manier voor om het uiteindelijke doel van de gebruiker te vervullen. Figuur 10: Voorbeeld goal model (Hui & Liaskos, 2003) 2. Skills: Verschillende personen beschikken elk over een variëteit van skills. Voorbeelden hiervan zijn computerbehendigheid, geheugen en talenkennis. Deze skills bepalen de extra maatregelen die moeten getroffen worden opdat de gebruikers het nieuwe systeem op een correcte manier zouden kunnen gebruiken. In dit framework heeft men een set van cognitieve skills overgenomen die beschreven werden door Reed (Reed, 2000). 38

39 3. Preferenties: Bijkomend hebben de gebruikers verschillende voorkeuren over hoe de gewenste goals vervuld worden. Deze voorkeuren moeten ook geïdentificeerd worden. Het uiteindelijke doel van dit model is opnieuw om systematische verschillende alternatieven te ontdekken die voldoen aan de goals van de gebruikers. De auteurs zijn ervan overtuigd dat goals, skills en preferenties de fundamenten zijn bij het formuleren van het analyseprobleem. Een alternatief is gedefinieerd als een set van taken die samen een target goal vervullen. Mogelijke alternatieven kunnen gerangschikt worden ten opzichte van een gebruikersprofiel. Dit gebruikersprofiel bevat de skills en de preferenties van de gebruiker. Het gekozen alternatief zal bepalen voor welke systeemconfiguratie uiteindelijk gekozen zal worden. Nu we de verschillende delen van het framework besproken hebben kunnen we overgaan tot de effectieve analyse van deze onderdelen Stakeholder goals De eerste stap in het modeleren van goals van de gebruiker, is om deze goals te identificeren via goal elicitatie technieken. Deze technieken kunnen zoals eerder vermeld gevonden worden in bedrijfsdocumenten of kunnen ontdekt worden via onder andere focusgroepen. Deze geïdentificeerde goals worden vervolgens geanalyseerd om tot een initiële set van goals komen. Deze goals worden verder verfijnd, gebruik makend van goal verfijning technieken. (Yu, 1995; Mylopoulos, 1992). Een goal model kan worden opgesteld met bovenaan de target goal die verder opgesplitst is in verschillende subgoals. Dankzij de OR- decompositie worden alternatieven gedefinieerd. Het identificeren van deze alternatieven is noodzakelijk om later via goal analyse de verschillende ontwerpalternatieven te kunnen evalueren. In de volgende figuren worden 4 mogelijke alternatieven voorgesteld (Figuur 11). 39

40 Figuur 11: Vier mogelijke alternatieven uit goal model (Hui & Liaskos, 2003) Bij alternatief A bijvoorbeeld, besluit de gebruiker om de mail zelf te typen en de inhoud zelf te bepalen. Dit is totaal verschillend van alternatief D. In dit alternatief vraagt de gebruiker aan iemand anders om de inhoud te bepalen en dicteert de gebruiker deze inhoud aan een andere persoon Vereiste skills Eenmaal de goals geïdentificeerd zijn, kunnen we de tweede component van het framework identificeren, namelijk de vereiste skills. De auteurs hebben voor deze skills te identificeren beroep gedaan op onderzoek uit verschillende domeinen in de psychologie (David R. Shaffer, 1999)(Reed, 2000). Uit het goal model van het voorbeeld kijken we vooral naar de taken aan het uiteinde van het model en we associëren deze taken met de skills die nodig zijn om deze taken correct uit te voeren. Zo is er voor het typen bijvoorbeeld nood aan motorieke skills. Naast deze vereiste skills zijn er ook nog skills 40

41 die bepaalde taken ondersteunen. Een voorbeeld van een dergelijke skill in functie van ons goal model, is creativiteit. Deze skills vormen een belangrijke parameter bij de keuze tussen verschillende alternatieven. Voor een bepaald alternatief, wordt elke skill gelabeld als ondersteunend (waarde van 1), neutraal (0) of vereist ( 1). Voor elk alternatief wordt dan een score bepaald door deze waardes op te tellen. Dit is natuurlijk nog vrij simplistisch aangezien er geen rekening gehouden wordt met de mate waarin bepaalde skills vereist zijn. Dit kan aangepast worden door te werken met een interval van [-5,5] en de verschillende waardes te gebruiken voor de mate waarin een bepaalde skill vereist is of de mate waarin een bepaalde skill een taak ondersteunt. Elke gebruiker wordt ook beoordeeld rekening houdend met zijn of haar skills. Eenmaal bepaald is welke skills vereist zijn voor een bepaalde taak of welke skills een bepaalde taak ondersteunen, is het echter noodzakelijk om te bepalen in welke mate de gebruiker over deze skills beschikt. Hiervoor worden de skills die afgeleid werden uit de taken voor elke gebruiker gelabeld als sterk (waarde van 1), neutraal (0), of zwak ( 1). Ook hier kunnen deze waardes uitgebreid worden tot [-5,5] Persoonlijke preferenties De derde en laatste component van dit framework betreft de voorkeuren van de gebruikers. Deze voorkeuren voor bepaalde goals worden in het goal analyse framework verwerkt als softgoals. We kennen reeds de eigenschappen van softgoals en in dit model wordt er opnieuw met + en gewerkt om respectievelijk een positieve of negatieve bijdrage voor te stellen. Aan deze + en worden vervolgens verschillende waarden toegekend. Een waarde van 1 wordt toegekend voor elke positieve bijdrage tot een preferentie, een waarde van 0 als er geen eenduidige voorkeur is en een waarde van -1 voor elke negatieve bijdrage tot een preferentie. Op onderstaande figuur (Figuur 12) worden de bijdrages van de goals op softgoals duidelijk voorgesteld. 41

42 Figuur 12: Contributies ten opzichte van de softgoals (Hui & Liaskos, 2003) Als we opnieuw kijken naar de vier alternatieven uit Figuur 11, dan zal elk alternatief anders bijdragen tot de drie preferenties uit Figuur 12. Bijvoorbeeld in alternatief A wordt de inhoud zelf opgesteld en wordt de mail zelf getypt. Zoals te zien in Figuur 12 draagt self-performed tweemaal positief bij tot independence. Verder levert alternatief A geen bijdrage meer tot preferenties. Een overzicht van deze bijdragen van alternatief A en van de overige drie alternatieven bevindt zich in Tabel 4. Tabel 4: Bijdragen van alternatieven tot preferenties (Hui & Liaskos, 2003) Natuurlijk is alleen deze score niet voldoende. We kennen nog een waarde toe aan de preferenties om aan te geven of deze al dan niet belangrijk zijn voor de stakeholders. Opnieuw wordt er een waarde 1 toegekend voor die preferenties die de voorkeur krijgen, een waarde 0 voor de 42

43 preferenties waarbij er geen echte voorkeuren zijn en een waarde van -1 indien de stakeholders deze preferentie liever niet voldaan zien. Dus een bepaalde stakeholder (u) kan zo aan elke preferentie een bepaalde waarde toekennen zoals in de onderstaande tabel. Tabel 5: Preferenties stakeholders (Hui & Liaskos, 2003) De evaluatie van de alternatieven Tot hiertoe hebben we reeds de alternatieven gedefinieerd voor een bepaalde set van initiële goals, we hebben de nodige skills voor elk alternatief geïdentificeerd en ten slotte hebben we het gebruiksprofiel uitgebreid met de preferenties van de stakeholders. Voor de eigenlijke evaluatie wordt er gebruik gemaakt van een algoritme. In dit algoritme is het de bedoeling om elk alternatief te vergelijken met een gebruikersprofiel. Dit gebruikersprofiel bestaat zoals vermeld uit de skills en de preferenties van de gebruiker. Hoe worden deze alternatieven uiteindelijk vergeleken? Hiervoor worden er twee vectoren gebruikt. Vector v 1 stelt het alternatief voor en vector v 2 het gebruikersprofiel. De bedoeling is vervolgens om de afstand tussen deze twee vectoren te minimaliseren. Deze simpele meting maakt het mogelijk om een passende match te vinden tussen een alternatief en het gebruikersprofiel. Het komt er dus op neer dat men probeert om via deze methode een alternatief te vinden waarbij de keuze afhangt van twee zaken: de preferenties en de skills van de gebruiker. Er wordt getracht om een alternatief te vinden dat zoveel mogelijk voldoet aan de voorkeuren en tezelfdertijd aan de skills van de gebruikers. Dit is logisch omdat een expert liever zelfstandig een taak uitvoert dan om hulp te moeten vragen. In dezelfde zin is het logischerwijs beter om een gebruiker met een sterke voorkeur voor bepaalde softgoals te koppelen aan een alternatief dat veel positieve bijdragen levert tot deze voorkeuren. Zo is het dus mogelijk om een rangschikking op te stellen voor de verschillende alternatieven. Hierboven werd een van de eerste kwantitatieve methodes voorgesteld. Via een kwantitatieve methode is het de bedoeling om een nauwkeurigere evaluatie te bieden en dan vooral met betrekking tot de niet-functionele goals. Kwantitatieve methodes zijn dus vooral een meerwaarde voor goal modellen waarin gewerkt wordt met softgoals omdat alleen bij deze goals sprake is van 43

44 gedeeltelijke vervulling van een goal. Laten we dit verduidelijken met een voorbeeld. Stel nu bijvoorbeeld G 2 G 1. Van de gedeeltelijke vervulling van G 2, PS(G 2 ), kunnen we de gedeeltelijke vervulling van G 1, PS(G 1 ), afleiden dankzij de contributielink. Maar men zou kunnen opmerken dat de mate waarin G 1 voldaan is, minder is dan de mate waarin G 2 voldaan is. We kunnen dus opmerken dat de verschillende relaties die de partiële bijdrage beschrijven +s, -s; +d, -d onderling kunnen verschillen en verschillende bijdragen kunnen betekenen. Om deze verschillen in rekening te kunnen brengen in onze analyse, wordt er gebruik gemaakt van numerieke waarden om verschillende gewichten toe te kennen aan de +s, -s, +d, -d relaties. Veel onderzoek werd ook gedaan door Letier en van Lamsweerde. We beschrijven kort enkele van hun inzichten uit het volgende werk (Letier & van Lamsweerde, 2004). Volgens de auteurs gebeurt de overgang van een kwalitatieve naar een kwantitatieve methode simpelweg door de kwalitatieve contributielinks te vervangen door numerieke waarden. De mate van de verwezenlijking van een goal, wordt dan berekend via het gewogen gemiddelde van de mate van tevredenheid van de subgoals. Er zijn echter nog steeds een aantal belangrijke problemen bij deze zogenaamde kwantificering van contributielinks. Ten eerste moet de vraag worden gesteld wat deze waarden precies betekenen en in de tweede plaats moeten deze waarden ook nog bepaald worden, wat geen eenvoudige taak is. De betekenis van de numerieke waarden die aan de contributielinks gekoppeld worden is vaak subjectief. In de literatuur worden echter wel meerdere kwantitatieve technieken voorgesteld om de impact van verschillende alternatieven op softgoals te bepalen. Een voorbeeld hiervan is de QFD (quality function deployment) methode (Akao, 1990) en de utility weights methode (Robinson, 1990). Waar komen deze numerieke waarden vandaan? Meestal wordt ervan uitgegaan dat de stakeholders verantwoordelijk zijn voor het bepalen van deze numerieke waarden. Er zijn twee gebruikte manieren om deze waarden te bepalen. Een eerste manier is door te kijken naar de absolute waarde van een bepaalde contributie. Hierbij wordt de contributie gemeten zonder rekening te houden met de andere alternatieven. Een tweede manier is door te kijken naar de relatieve bijdrage zoals in de AHP techniek (Saaty, 1990, 2008). Hierbij worden de verschillende alternatieven onderling met elkaar vergeleken waardoor het mogelijk wordt om gewichten toe te kennen aan verschillende 44

45 alternatieven. Het gebruik van relatieve waarden krijgt de voorkeur omdat deze waarden de mathematische eigenschappen van de gewichten reflecteren. Nog een voordeel van deze methode is dat een consistentiecontrole mogelijk is. In beide gevallen is er wel geen criterium om de schattingen te valideren. Hiermee wordt bedoeld dat we niet kunnen controleren of de gekozen waarden echt wel correct zijn Integreren van preferenties tijdens het evalueren van goal modellen Veel recente werken proberen de preferenties van verschillende stakeholders te integreren. Een van de eerste papers die dit probeerde te integreren was het Goal Skill Preference Framework (Hui & Liaskos, 2003). In deze paper probeerden de auteurs zoals daarnet besproken de voorkeuren van de gebruikers in rekening te nemen bij de keuze tussen alternatieven. Een paar recentere papers bouwen hierop verder. We bespreken beknopt de twee belangrijkste werken (Liaskos et al., 2010, 2011). In deze papers vinden de auteurs dat veel goal georiënteerde technieken alle goals te veel als verplichte goals beschouwen. Volgens hen is het nodig dat sommige requirements als nice-to-have kunnen geclassificeerd worden. Ze stellen vervolgens een framework voor waarin ze ten eerste de preferenties specificeren, ten tweede proberen ze om prioriteiten tussen deze preferenties op te stellen en ten slotte zoeken ze naar systeemvoorstellen die voldoen aan de verplichte requirements, maar die zoveel mogelijk bijdragen tot de geprefereerde requirements. Opnieuw wordt er vertrokken van een goal model dat op identieke manier opgebouwd is en uit dit goal model worden eveneens de mogelijke alternatieven geïdentificeerd. Anders dan bij de vorige technieken wordt nu aan elke goal een taak gekoppeld en wordt een alternatief beschreven als een plan dat bestaat uit een opeenvolging van taken. Met dit plan wordt bij elke OR- relatie duidelijk voor welke weg doorheen het goal model gekozen werd. Bijvoorbeeld het alternatief dat aangeduid is op volgende figuur (Figuur 13) wordt beschreven als het plan (t1,t2,t5). 45

46 Figuur 13: Mogelijk alternatief uit goal model Vervolgens wordt er ook een set van softgoals bepaald en wordt er aan deze softgoals willekeurig een prioriteit toegekend. In deze paper zijn er drie softgoals namelijk: Happy customer, Reliability en Green Image. Het toekennen van prioriteiten gebeurt in deze paper willekeurig (Tabel 6), maar verschillende methodes worden hier voorgesteld zoals AHP (Analytical Hierarchy Process) (Saaty, 1990, 2008) en MAUT (Multi Attribute Utility Theory) (Hansson, 2005). De toegekende prioriteiten (Tabel 6) hebben als som één en kunnen als gewichten beschouwd worden. Softgoal Prioriteit Happy customer 0,6 Reliability 0,3 Green Image 0,1 Tabel 6: Preferenties softgoals Indien een bepaald alternatief bijdraagt tot één van deze softgoals, dan worden deze prioriteiten simpelweg opgeteld. Stel nu bijvoorbeeld dat ons plan (t1,t2,t5) een bijdrage levert tot Happy customer en Green image, dan krijgt dit alternatief een score van 0,7. Indien een ander plan een bijdrage levert tot Happy customer en Reliability, dan zal dit alternatief een score van 0,9 krijgen en dus beter zijn dan het eerst voorgestelde alternatief. Om deze evaluatie automatisch te laten verlopen, stellen de auteurs ten slotte voor om gebruik te maken van PDDL (Planning Domain Definition Language) (Gerevini, 2005). PDDL is een veelgebruikte 46

47 taal om planningsproblemen te specificeren. Via PDDL wordt het plan gevonden waarvoor de hoogste score verkregen kan worden. Dit is nuttig in de realiteit omdat de meeste goal modellen bestaan uit een vijftigtal goals en de evaluatie niet altijd manueel kan gebeuren Hoe kunnen prioriteiten opgesteld worden voor deze preferenties Bij veel beslissingen zijn er meerdere criteria die moeten afgewogen worden ten opzichte van elkaar. Er is dus nood aan een methode die op een correcte manier prioriteiten kan toekennen aan deze verschillende criteria. Een veel gebruikte methode is AHP (analytical hierarchy process) (Saaty, 1990). AHP is een theorie die via paarsgewijze vergelijking van de criteria en via het oordeel van experts prioriteiten kan toekennen aan deze criteria. We zijn dus op zoek naar een manier waarmee we de keuze tussen alternatieven kunnen vereenvoudigen. In het algemeen zijn er twee mogelijke manieren om een keuze te maken. Een eerste mogelijkheid is om een bepaald alternatief in detail te bestuderen en om uit deze studies vervolgens de conclusie te trekken of de eigenschappen van het alternatief voldoen aan de wensen van de stakeholders. Een tweede mogelijkheid is om meerdere alternatieven via een aantal criteria onderling te vergelijken. In onze situatie bouwen we verder op de tweede mogelijkheid en maken we gebruik van AHP om prioriteiten op te stellen tussen deze criteria onderling (Saaty, 2008). We kiezen voor de AHP methode omdat AHP een superieure methode is voor een goal georiënteerde evaluatie met meerdere criteria. Met AHP is het namelijk mogelijk om complexe problemen te analyseren. Dit is mogelijk doordat AHP het probleem structureert in meerdere subproblemen waardoor complexe problemen opgesplitst worden in meerdere eenvoudigere subproblemen. Met AHP is het ook mogelijk om de input van meerdere personen samen te brengen tot één gezamenlijke input. Er moet wel opgemerkt worden dat de belangrijkste stap van AHP, namelijk de paarsgewijze vergelijking, steunt op de subjectieve mening van personen of experts. Samenvattend kan er gezegd worden dat AHP dikwijls toegepast wordt bij het maken van beslissingen omdat AHP subjectieve en objectieve meningen kan combineren. Ook doordat de individuele en groepsvoorkeuren geïntegreerd kunnen worden, is AHP een veel gebruikte methode bij het maken van beslissingen (BPMSG, 2011). AHP is dus een methode voor het maken van complexe beslissingen steunend op de mening van meerdere stakeholders. AHP slaagt erin om de verschillende stakeholders tot een consensus te brengen in verband met hun preferenties en prioriteiten (Saaty, 2008). 47

48 AHP bestaat uit drie stappen: de structurele decompositie, de vergelijkende beoordeling en het synthetiseren. Elke stap wordt telkens opnieuw opgesplitst in een aantal stappen Structurele decompositie: Probleemidentificatie: Het probleem kan bestaan uit een selectie -, een evaluatie - of een allocatieprobleem. De probleemidentificatie betekent ook dat de juiste karakteristieken van het probleem, die kunnen gebruikt worden tijdens de besluitvorming, moeten worden geïdentificeerd. Deze karakteristieken kunnen criteria, subcriteria, attributen of alternatieven zijn. Tijdens deze stap worden de verschillende kwaliteitsattributen, subcriteria, criteria voor elk alternatief geïdentificeerd. Ook de uiteindelijke goal wordt geïdentificeerd. Door hieraan gewichten te hangen kunnen de prioriteiten en de voorkeuren bepaald worden. Hiërarchieconstructie: In deze stap wordt het probleem opgesplitst in een hiërarchische structuur bestaande uit verschillende niveaus. Deze structuur wordt bekomen door een soort beslissingsboom diagram op te stellen. Bovenaan deze hiërarchie bevindt zich het goal niveau, gevolgd door het criteria niveau dat op zijn beurt gevolgd wordt door subcriteria Paarsgewijze vergelijking: De paarsgewijze vergelijking moet zorgen voor de prioriteiten tussen de verschillende criteria. Tijdens deze vergelijking wordt gebruik gemaakt van een (1-9) rangschikkingsysteem om de relatieve belangrijkheid van een criterium ten opzichte van een ander criterium aan te geven. Deze schaal kan teruggevonden worden in onderstaande tabel (Tabel 7). 48

49 Tabel 7: Schaal (1-9) met absolute getallen (Saaty, 2008) Eenmaal deze mate van belangrijkheid tussen de criteria bepaald is, kan een paarsgewijze matrix opgesteld worden. Deze paarsgewijze matrix is vervolgens het vertrekpunt om via enkele matrixberekeningen aan de prioriteiten te geraken. Om de afweging tussen de criteria te bepalen wordt vaak beroep gedaan op experts. Belangrijk om op te merken is dat deze stap vrij subjectief is en dat dit gezien wordt als het zwakste punt van de AHP methode. Wel worden enkele methodes zoals QFD (Akao, 1990) en ExpertChoice (Labib, 2009) voorgesteld om deze stap zo correct mogelijk uit te voeren (Ssebuggwawo, Hoppenbrouwers, 2009) Synthetisering: De laatste stap bestaat erin om de meningen van meerdere individuen samen te voegen tot één gezamenlijk consensus. De wederzijdse eigenschap speelt een belangrijke rol wanneer we de beoordeling van meerdere individuen willen samenvoegen tot één enkele groepsbeoordeling. Beoordelingen moeten op zo een manier samengevoegd worden, dat de gezamenlijke beoordeling de synthese van de individuele beoordelingen weerspiegelt. Er werd aangetoond dat het geometrisch gemiddelde, en dus niet het veel gebruikte rekenkundig gemiddelde, de enige manier is 49

50 om dit te doen. Indien de individuen experts zijn, willen ze misschien opteren om niet hun beoordelingen maar hun finale prioriteiten te combineren. In dit geval is het mogelijk om het geometrisch gemiddelde van de finale uitkomsten te combineren (Saaty, 2008). Na het bespreken van de relevante literatuur zijn we bij het tweede deel van de masterproef beland. In dit tweede deel zal een eigen manier voorgesteld worden voor de evaluatie van verschillende alternatieven. Dit voorgestelde model is een combinatie van nieuwe elementen en van elementen die reeds gebruikt worden in de overlopen literatuur. 50

51 DEEL 2: Uitwerking masterproef 4 Inleidend hoofdstuk 4.1 Uitwerking probleemdefinitie In deze masterproef wordt een model voorgesteld om de keuze tussen verschillende processen te vereenvoudigen. Dit gebeurt door gebruik te maken van goals waardoor deze processen geoperationaliseerd kunnen worden. Zoals eerder aangehaald, is een vaak voorkomende trade-off de keuze tussen het al dan niet automatiseren van bepaalde processen om op die manier de totale prestatie van het proces te verbeteren rekening houdend met meerdere aspecten zoals kwaliteit, kost, snelheid, Maar niet altijd is het een keuze om te automatiseren. In sommige gevallen worden ook totaal nieuwe systeemontwerpen voorgesteld om zo op een alternatieve manier hetzelfde resultaat te verkrijgen. Zoals net vermeld, wordt er in deze masterproef gebruik gemaakt van goals en de bijhorende goal modellen om de alternatieven te evalueren. In de overlopen literatuur bestaan er reeds tientallen modellen die dit probleem behandelen en elk op een andere manier tot een oplossing proberen te komen. Zoals vermeld zijn er kwalitatieve en kwantitatieve modellen, maar er bestaan ook hybride modellen waarin de combinatie van beide toegepast wordt. Er zijn modellen waarbij een algoritme voorgesteld wordt waarmee je op een snellere manier tot de oplossing komt. Veel modellen behandelen slechts enkele aspecten van goal analyse. In deze masterproef proberen we echter een complete methode voor te stellen voor de keuze tussen alternatieve systeemontwerpen. Hiervoor zullen we deels gebruik maken van de beschikbare oplossingen die in de literatuur aanwezig zijn. Voor deze oplossingen zullen we aangeven in welke gevallen welke oplossingen het beste resultaat geven. Voor sommige aspecten van de oplossingen doen we eigen voorstellen om tot een beter resultaat te komen. Zoals aangehaald moeten dus keuzes gemaakt worden tussen allerlei alternatieven. Het is belangrijk om hier op te merken dat we te maken hebben met besluitvorming waarbij we rekening houden met verschillende aspecten. Voorbeelden van criteria waartussen een afweging gemaakt zal moeten worden, zijn kwaliteit, tijd en kost. Bij de keuze tussen de alternatieven gaan we dus de alternatieven analyseren aan de hand van hun bijdrage tot de verschillende softgoals waarmee rekening gehouden moet worden of waartoe de alternatieven een bijdrage leveren. Als inleidend voorbeeld bespreken we de methode van (Hui & Liaskos, 2003). In deze methode wordt een waarde 1 toegekend elke keer dat een alternatief een 51

52 bijdrage levert tot een preferentie (softgoal in ons geval). Bij deze methode wordt uiteindelijk geteld welk alternatief de meeste positieve bijdrage levert tot de verschillende preferenties. p 1 p 2 p 3 A B C D Tabel 8: Bijdragen alternatieven tot preferenties (Hui & Liaskos, 2003) In bovenstaande tabel (Tabel 8) bevinden zich de resultaten uit deze paper. Als we deze tabel bekijken kunnen we dus, zoals reeds opgemerkt in het literatuuroverzicht, opmerken dat alternatief A twee keer een bijdrage levert tot de derde preferentie en geen bijdrage levert tot de eerste en de tweede preferenties. Als we alle alternatieven op deze manier analyseren, lijkt alternatief B duidelijk op alle gebieden de andere alternatieven te overtreffen. Met deze eenvoudige methode is de keuze tussen de vier alternatieven dus vrij vlug gemaakt. Merk wel op dat we in deze simplistische evaluatie de vereiste skills voor een bepaald alternatief buiten beschouwing laten. Jammer genoeg is niet in alle gevallen de keuze zo eenvoudig te maken. Stel bijvoorbeeld onderstaande tabel (Tabel 9). p 1 p 2 p 3 A B C D Tabel 9: Illustratief voorbeeld van bijdragen alternatieven tot preferenties Indien de alternatieven op de manier zoals vermeld in Tabel 9 zouden bijdragen tot de verschillende preferenties, dan is het veel minder vanzelfsprekend om onmiddellijk een keuze te maken tussen de alternatieven. Men zou kunnen stellen dat de eerste drie alternatieven duidelijk beter zijn dan alternatief D, omdat deze maar drie positieve bijdrages levert en de drie andere leveren er in totaal vier. Maar misschien is het meer gewenst dat het alternatief op een evenwichtige manier een 52

53 bijdrage levert tot de preferenties. Indien we ervan uitgaan dat deze vier positieve bijdrages dan toch beter zijn dan de drie positieve bijdrages, en we ons vervolgens focussen op alternatief A, B en C dan is het nog niet gemakkelijk om hiertussen een keuze te maken. De meest voor de hand liggende manier is om de preferenties te rangschikken naar onderlinge belangrijkheid. Stel dat we bijvoorbeeld volgende rangschikking maken tussen de preferenties: p 1 > p 3 > p 2. Bij deze rangschikking wordt preferentie één verkozen boven preferentie drie en preferentie drie wordt op haar beurt verkozen boven preferentie twee. In dit geval zal de keuze uitgaan naar alternatief A omdat dit alternatief de meeste bijdrages levert tot de preferenties die bovenaan de rangschikking staan. We moeten ons echter afvragen hoe we deze rangschikking zo objectief mogelijk kunnen opstellen en of dergelijke rangschikking de beste manier is om de onderlinge belangrijkheid van de verschillende preferenties weer te geven. Een andere opmerking die we kunnen maken bij deze methode om de keuze tussen alternatieven te vereenvoudigen, is dat ze bij (Moody James, 2004) geen onderscheid maken tussen de verschillende positieve bijdrages. Ze kennen weliswaar de waardes 1, 0, -1 toe, maar wat betekent die positieve of negatie waarde van 1 en -1 nu precies? Het is logisch dat de bijdrage die een alternatief levert ten opzichte van een softgoal niet altijd identiek is aan de bijdrage die een ander alternatief zou leveren aan deze softgoal. Een mogelijkheid die we zouden kunnen toepassen, is om in plaats van te werken met 1, een schaal in te voeren waarbij de bijdrages kunnen liggen tussen [1,5]. In dit geval is 5 de grootste positieve bijdrage en 1 de kleinste positieve bijdrage. Voor de negatieve bijdrages kan dezelfde methode toegepast worden. Het is reeds duidelijk dat de eenvoudige manier die hierboven werd voorgesteld ontoereikend is voor ons probleem. Een eerste probleem is dat er geen prioriteiten zijn tussen de verschillende preferenties of softgoals. Een tweede probleem dat in deze methode niet aan bod is gekomen, is dat de meeste softgoals deel uitmaken van een softgoal model. Hiermee bedoelen we dat softgoals op zich ook kunnen afhangen van andere softgoals of dat ze ook een positieve of negatieve bijdrage kunnen leveren ten opzichte van andere softgoals. Een derde probleem is het gevolg van het vorige probleem. Doordat er niet gewerkt wordt met een softgoal model, is er ook geen methode om verwezenlijking van de ene softgoal te propageren naar een andere softgoal waartoe de eerste softgoal een bijdrage levert. Een vierde opmerking die we hier kunnen geven is dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende stakeholders. Het volledige proces wordt bekeken vanuit slechts één standpunt terwijl een proces in veel gevallen invloed heeft op meerdere stakeholders en dus ook vanuit deze verschillende standpunten zou moeten geëvalueerd worden. Het is dus duidelijk dat er nood is aan een methode om op een efficiëntie manier de juiste keuze te 53

54 maken tussen verschillende processen waarbij rekening gehouden wordt met de belangen van alle stakeholders. Zoals reeds vermeld in het literatuuroverzicht, zijn er al tientallen papers die de evaluatie van ontwerpbeslissingen en dus de keuze tussen verschillende alternatieve processen behandelen. Sommige van deze papers bieden goede oplossingen voor de problemen die hierboven werden aangehaald. In deze masterproef zullen we de reeds aangeboden oplossingen gebruiken, maar worden er toch verschillende zaken aangepast en verbeterd. Voor bepaalde delen van de methode die nog niet in detail behandeld zijn, zullen we proberen om een eerste aanzet te geven bij de uitwerking ervan. We verduidelijken onze methode door verder te werken met het voorbeeld van (J. Horkoff & Yu, 2009). In dit voorbeeld wordt er gezocht welke alternatieve manier van online counseling het best voldoet aan de opgestelde softgoals. Onze methode is natuurlijk toepasbaar op bijna alle bedrijven en kan gemakkelijk toegepast worden op één van de voorgestelde goal modellen (NFR Framework, KAOS en I* Framework). Met behulp van onze methode is het mogelijk om voor elk proces in een bepaald bedrijf te bepalen welke manier het best overeenkomt met de wensen van alle stakeholders. 4.2 Werkwijze opstellen methode Hoe wordt onze methode nu precies opgesteld? Zoals net vermeld wordt er vertrokken van bestaande modellen en methodes waarbij getracht wordt om oplossingen te bieden voor de aspecten waarin bestaande modellen tekort schieten. Maar omdat onze methode als doel heeft om beslissingen te vereenvoudigen en een keuze voor te stellen, zijn we op zoek gegaan naar manieren waarop beslissingen genomen worden. Na het bestuderen van enkele modellen en theorieën die handelen over besluitvorming (Kiker et al., 2005; Schreyer & Bögl, 2009; Schreyer, Bögl, Benning, Ryd, & Forum, 2010), was het mogelijk om een stappenplan vast te stellen dat gevolgd moet worden bij het maken van beslissingen. Dit beslissingsproces (stappenplan) bestaat uit vijf stappen volgens (Kiker et al., 2005) en wordt weergegeven in onderstaande figuur (Figuur 14). Figuur 14: Synthese van ingrediënten die nodig zijn bij besluitvorming (Kiker et al., 2005) 54

55 Volgens hen moet in de eerste stap het probleem gedefinieerd worden en moeten de verschillende alternatieve oplossingen bepaald worden. Vervolgens moeten de criteria waarmee men deze alternatieven gaat vergelijken, geïdentificeerd worden. In dezelfde stap is het ook belangrijk om het belang van deze criteria te bepalen. In de derde stap kunnen reeds een aantal alternatieven die duidelijk niet voldoen aan de vereisten geëlimineerd worden. In de laatste stappen ten slotte, moeten de prestaties van de alternatieven ten opzichte van de criteria bepaald worden om dan een rangschikking te kunnen opstellen tussen de alternatieven. Wat ook werd opgemerkt in (Kiker et al., 2005) is dat het mogelijk is om voor de verschillende stappen beroep te doen op verschillende personen. Voor sommige stappen zal vooral beroep gedaan worden op wetenschappers en ingenieurs maar bij andere stappen zal er eerder input van de stakeholders gewenst zijn. Aangezien we binnen GORE ook beslissingen wensen te maken met behulp van meerdere criteria, wordt er geprobeerd om dit beslissingsproces toe te passen binnen GORE. Hiervoor is het nodig om voor elke stap binnen dit beslissingsproces, een gelijkaardige stap te vinden binnen onze methode. De eerste stap waarbij het probleem gedefinieerd wordt en waarbij de verschillende alternatieven geïdentificeerd worden, kan gekoppeld worden aan het opstellen van het goal model. Het eerste deel van tweede stap waarbij de criteria geïdentificeerd worden, kan gekoppeld worden aan het softgoal model. Het tweede deel van de tweede stap, waarbij de relatieve belangrijkheid van de verschillende criteria bepaald wordt, kan gekoppeld worden aan het deel waarin we de prioriteiten opstellen. In de volgende stappen worden de bijdrages van de verschillende alternatieven tot de criteria bepaald en wordt een rangschikking opgesteld tussen de alternatieven. Deze stappen worden in onze methode verder uitgewerkt tijdens de evaluatie van het model. De methode om alternatieve ontwerpbeslissingen te evalueren wordt dus opgesplitst in volgende verschillende stappen: Opstellen van goal model Opstellen van softgoal model Opstellen van prioriteiten Evaluatie van model 55

56 5 Opstellen goal model In de eerste fase van onze methode is het noodzakelijk om een model op te stellen dat alle alternatieve manieren omvat om het uiteindelijke doel te bereiken. Zoals eerder vermeld is goal elicitatie één van de eerste fases van GORE. In de volgende fase worden de goals verfijnd door ANDen OR- decomposities tot wanneer men aan een requirement komt dat kan uitgevoerd worden door één of meerdere agents. Zoals ook aangehaald zijn het vooral de OR- decomposities waaraan we onze aandacht besteden omdat deze de alternatieve manieren aantonen waarop de goals bereikt kunnen worden. In onze methode worden de meeste OR- relaties gezien als exclusieve OR- relaties. Dit betekent dat er in een bepaalde situatie moet gekozen worden tussen de alternatieven en dat het niet mogelijk is om een combinatie ervan te gebruiken. Zoals gezien in het voorbeeld van (Hui & Liaskos, 2003) stijgt het aantal alternatieven exponentieel met het aantal OR- decomposities. Dit heeft tot gevolg dat de goal modellen snel te complex worden om op een manuele manier te evalueren. Als we terugkeren naar ons voorbeeld over online counseling is het doel van de organisatie onmiddellijk duidelijk. De organisatie doet momenteel alleen telefonisch aan counseling en wil zich binnenkort ook focussen op online counseling. Hiervoor worden onmiddellijk twee alternatieve oplossingen naar voor geschoven: een SMS- dienst en een Cyber Café/Portal/Chat Room. In Figuur 15 bevindt zich dit eenvoudige goal model. Indien later blijkt dat online counseling op nog een andere manier kan gebeuren, dan kan dit alternatief gemakkelijk nog aan dit model toegevoegd worden. Merk op dat niet alle goal modellen zo eenvoudig zijn. Een voorbeeld van een groter goal model kan teruggevonden worden in (Liaskos et al., 2011). Figuur 15: Goal model "Online Counselling" 56

57 In het goal model bevinden zich meestal alleen hard goals. Hiermee bedoelen we dat de goals die zich in dit model bevinden ofwel voldaan zijn of niet voldaan zijn. De links tussen deze hardgoals zijn dan ook binaire links. Dit wil zeggen dat deze links ofwel volledige waardes ofwel geen enkele waarde propageren naar de bovenstaande goals. Indien we deze links zouden vergelijken met contributielinks die gebruikt worden in het softgoal model (Opstellen softgoal model), dan kunnen we deze links vergelijken met de Make of Break links die respectievelijk als symbool ++ / -- krijgen. 6 Opstellen softgoal model 6.1 Kwaliteit, kost en tijd Eenmaal de alternatieve manieren waarop een doel bereikt kan worden duidelijk zijn, moet een keuze gemaakt worden tussen deze alternatieven. Dit gebeurt meestal door de alternatieven onderling te vergelijken met behulp van een aantal criteria. Als voorbeeld stellen we dat de criteria kost, kwaliteit en tijd voor veel bedrijven van belang zijn. Deze criteria zullen natuurlijk verschillend zijn voor alle bedrijven en zullen afhangen van de strategie die een bepaald bedrijf volgt. Indien bijvoorbeeld een afweging gemaakt wordt om een bepaald proces te automatiseren zullen ze zich afvragen op welke manier de kwaliteit verbeterd wordt, op welke manier ze de kost kunnen verlagen en op welke manier ze het proces sneller kunnen laten verlopen. Het is vaak ook zo dat een hogere kwaliteit of een sneller proces gepaard gaat met een stijging van de kost en omgekeerd, dus een afweging zal moeten gemaakt worden. Figuur 16: Besluitvorming tussen kwaliteit, kost en tijd 57

58 Als we dit zouden toepassen op ons voorbeeld van online counseling zouden we dus onderstaand model krijgen dat moet geëvalueerd worden (Figuur 17). Figuur 17: Kost, kwaliteit en tijd gekoppeld aan "Online Counselling" Een probleem dat onmiddellijk opvalt, is dat deze criteria te ruim zijn en dat het dus noodzakelijk is om deze criteria verder te specificeren. Neem nu bijvoorbeeld kwaliteit. Kwaliteit is een vrij uitgebreid concept en kan veel verschillende betekenissen hebben naargelang de situatie of naargelang de persoon. Een mogelijkheid om kwaliteit verder te specificeren is de kwaliteitsstandaard ISO/IEC 9126 (ISO/IEC 9126, 2001). Er bestaan nog andere classificatieschema s zoals FURPS+ (Chung et al., 2000). In ISO/IEC 9126 wordt een onderscheid maakt tussen vier types van kwaliteit: kwaliteitsmodel externe kwaliteit interne kwaliteit kwaliteit in gebruik 58

59 Het kwaliteitsmodel is het eerste deel van de standaard en classificeert kwaliteit in een gestructureerde set van karakteristieken en subkarakteristieken. Tabel 10: Kwaliteit: ISO/9126 Deze kwaliteitskarakteristieken zijn voor sommige processen belangrijk voor onze verdere analyse. Indien het gaat over een productieproces of over een softwaresysteem, dan kunnen deze karakteristieken en subkarakteristieken gemakkelijk gebruikt worden om alternatieven te evalueren. De reden hiervoor wordt verder duidelijk. Zoals vermeld in de overlopen literatuur, wordt er bijna altijd gewerkt met softgoals om verschillende alternatieve systeemvoorstellen te evalueren. Dit komt omdat het succes van nieuwe systemen en processen vaak afhangt van de mate waarin ze voldoen aan de softgoals. Softgoals worden ook wel kwaliteitsattributen genoemd en vertegenwoordigen de niet-functionele requirements. Deze niet-functionele requirements hebben meestal betrekking op bepaalde componenten van het kwaliteitsmodel. Over deze niet-functionele goals weten we al dat het meestal niet mogelijk is om te zeggen of deze goals al dan niet voldaan zijn. Niet-functionele requirements omvatten heel het continuüm dat loopt van niet-voldaan tot volledig voldaan en dit is ook het geval voor de bijhorende niet-functionele goals. Het is dan ook de bedoeling om het alternatief te vinden waarbij deze softgoals zoveel mogelijk voldaan zijn. Veel onderzoek naar de verschillende softgoals werd reeds gerealiseerd. In (Moody James, 2004) wordt een lijst van 161 niet-functionele requirements voorgesteld. 90% hiervan kan geclassificeerd worden in een tiental categorieën (Performance, Cost, Security, Time, user interface, SRS, end-user, Future, intersystem interaction, system integrity). Softgoals zijn dus de criteria die gebruikt worden in GORE om alternatieven te evalueren. Maar het is waarschijnlijk reeds opgevallen dat er geen vast aantal softgoals kan gekoppeld worden aan elk alternatief. Voor elk goal model dat alternatieven bevat moet er dus opnieuw bepaald worden welke 59

60 softgoals van belang zijn voor het maken van een keuze tussen deze alternatieven. Het is ook noodzakelijk om te bepalen wat de link is tussen de verschillende softgoals. Om dit grafisch voor te stellen wordt er vaak gebruik gemaakt van een softgoal interdependency model (SIG) (Chung et al., 2000). Bij deze grafische voorstelling wordt een boomstructuur gebruikt om aan te geven welke softgoals een bijdrage leveren tot andere softgoals. Een voorbeeld van zo een SIG voor de kwaliteit van een softwaresysteem is weergeven in onderstaande figuur (Figuur 18). Figuur 18: Boomstructuur kwaliteit (Chung et al., 2000) Zoals kan worden opgemerkt komen deze niet-functionele requirements niet allemaal overeen met de ISO/IEC 9126 wat onmiddellijk aantoont dat er geen vaste set van NFR s, en dus ook niet van softgoals is. Wat we ook kunnen opmerken is dat bijvoorbeeld reliability afhangt van vijf andere NFR s (self-containedness, accuracy, completeness, robustness en consistency). Reliability draagt op zijn beurt bij tot as-is utility die dan uiteindelijk een bijdrage levert tot de general utility. De softgoal die bovenaan het softgoal model staat is dus het maximaliseren van de general utility. Dit 60

61 kan dan bereikt worden door zoveel mogelijk te voldoen aan de softgoals op lagere niveaus. Het alternatief dat uiteindelijk zal zorgen voor de hoogste general utility zal gekozen worden. 6.2 SMART criteria voor KPI Naast kwaliteit zijn de criteria kost en tijd zoals vermeld vaak ook van groot belang. Het is duidelijk dat het noodzakelijk is om deze softgoals in voldoende detail te beschrijven omdat het anders onmogelijk is om te bepalen in welke mate een alternatief bijdraagt tot een softgoal. We toonden al aan dat kwaliteit een veel te ruime parameter is en dat verschillende alternatieven kunnen bijdragen tot verschillende aspecten van kwaliteit en indien we de kwaliteit niet gedetailleerd zouden specificeren voor een bepaald proces het de keuze nog moeilijker zou maken in plaats van te vereenvoudigen. Om dit te vermijden is het belangrijk om voor elk proces de bijhorende softgoals op te stellen gebruik makend van het SMART principe ( SMART Goal Setting, 2010). SMART staat voor: Specifiek (Specific) Meetbaar (Measurable) Haalbaar (Attainable/Achievable) Relevant (Relevant) Tijdspanne (Timely) Dat betekent dat het duidelijk is wat er gewenst is in een bepaalde situatie en dat iedereen dat begrijpt. Als er bijvoorbeeld aan een team gevraagd wordt om enkele kopietjes van een verslag te maken, zal dit door elk teamlid anders geïnterpreteerd worden. Sommigen zullen onder enkele drie kopietjes verstaan, anderen zullen er honderd kopietjes onder verstaan. Een betere instructie zou zijn om te vragen aan het team: Ik wil vijf kopieën van dat verslag. In de meeste gevallen kan er gebruikt gemaakt worden van hoeveelheden, breuken, percentages, frequenties om een specifiek doel op te stellen. Wanneer er gezegd wordt dat een bepaald doel meetbaar moet zijn, wordt er bedoeld dat het mogelijk moet zijn om te bepalen of het doel al dan niet behaald is door het proces. Daarvoor is het nodig om over duidelijke procedures te beschikken om het proces te meten (monitored, measured en recorded). Indien het doel niet gekwantificeerd kan worden, betekent dit meestal dat het doel foutief geformuleerd is en dat het herzien moet worden. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het doel: Onze business moet groeien. Wat dit precies betekent is natuurlijk onduidelijk, daarom zou het volgende doel meer betekenis hebben: Onze verkopen moeten stijgen met 20% om zo onze business te doen groeien. 61

62 Elke CEO van een onderneming of een verantwoordelijke van een afdeling wil zo goed mogelijk presteren. Een competitieve ingesteldheid is in ieder geval positief en zo een gedachtegang is nodig om goede prestaties te verkrijgen, maar het is noodzakelijk om te analyseren of bepaalde doelen haalbaar zijn, gegeven de capaciteiten waarover men kan beschikken. Het is bijvoorbeeld meestal niet haalbaar voor een beginnend bedrijf om als doel te hebben om na één jaar al marktleider te zijn indien er in dezelfde industrie al enkele andere bedrijven aanwezig zijn die over een veel groter kapitaal beschikken. De opgestelde doelen moeten ook relevant zijn voor het proces waarop ze betrekking hebben. Indien een bepaald proces geen invloed kan uitoefenen op een goal of toch niet op een rechtstreekse manier, dan heeft het geen zin om dit doel hiervoor op te stellen. Het is bijvoorbeeld ondenkbaar om voor een IT-afdeling als doel op te stellen dat ze de profit/revenue rating met 5% moeten verhogen. Wel kan er als doel opgesteld worden dat ze proberen om hun uitgaven voor hardware of software te verminderen met 10%. Over de tijdspanne kunnen we kort zijn. Indien een bepaald doel wordt opgesteld voor een proces is het nodig om hier een tijdspanne met een duidelijk start - en eindpunt aan te linken. Indien dit niet het geval is, kan er onmogelijk gezegd worden of een doel voldaan is of niet. Stel bijvoorbeeld dat een bedrijf als doel heeft om vijfduizend units te produceren. Het is onmogelijk om te zeggen of dit bedrijf dit doel zal halen of niet omdat er niet gespecificeerd is tegen wanneer er vijf duizend units moeten geproduceerd worden. Indien we hieraan een tijdspanne koppelen is dit echter wel mogelijk. Bij het opstellen van de softgoals is het dus noodzakelijk om het SMART principe in gedachten te houden. Als we terugkijken naar de subkarakteristieken van ISO/IEC 9126 kunnen we inderdaad wel vaststellen dat veel van deze karakteristieken voldoen aan dit principe. 6.3 Softoal decompositie Wanneer we beschikken over een set van softgoals die we zullen gebruiken voor de evaluatie van de alternatieven is het ook belangrijk om de verschillende linken tussen de softgoals te bepalen. Deze links worden ook visueel weergegeven in de SIG. De linken tussen de verschillende softgoals bestaan zoals vermeld in de literatuur uit contributielinks. De algemeen gebruikte contributielinks zijn voor een positieve contributie de Help/Make links. Deze links worden ook vaak voorgesteld door +/++. De + contributie betekent dat er een positieve bijdrage geleverd wordt, maar deze bijdrage is niet 62

63 voldoende om de softgoal waartoe deze bijdrage geleverd wordt volledig te vervullen. Bij een ++ contributie is deze bijdrage wel voldoende. Hetzelfde principe geldt voor de negatieve bijdrage waar wordt gesproken van Hurt/Break links en die worden vaak voorgesteld door -/--. Als we dit toepassen op het voorbeeld van online counseling en we passen de figuur uit (J. Horkoff & Yu, 2009) aan, dan krijgen we onderstaande figuur (Figuur 19) die vooral kijkt vanuit het standpunt van de organisatie. Figuur 19: Softgoal model uit standpunt van de organisatie Het is dus duidelijk dat de belangrijkste softgoal voor deze organisatie het helpen van de jongeren is. Om dit op een succesvolle manier te doen is het nodig om zoveel mogelijk jongeren te helpen en om advies van hoge kwaliteit te bieden. Wat ook onmiddellijk opvalt is dat dit een non-profit organisatie is, dus dit zal één van de gevallen zijn waar de kost/winst een minimale rol speelt. Wel is er nood aan een fonds om via een groter kapitaal meer mensen te kunnen helpen. De meeste links tussen softgoals zijn help ( + ) links maar er zijn ook enkele andere links aanwezig. De bijdrage van de alternatieven tot meerdere softgoals wordt eveneens via dezelfde links weergegeven. 63

64 Wat tot dusver opvalt, is dat de analyse die via deze contributielinks gebeurt, bestaat uit een kwalitatieve analyse. Dit zal impact hebben op de precisie van onze evaluatie, maar hier komen we op terug als we de evaluatie van de alternatieven bespreken. Als we de zeven softgoals uit het voorbeeld meer in detail behandelen, kunnen we nagaan of deze softgoals wel degelijk voldoen aan de SMART criteria. Dan is het voor al deze softgoals mogelijk om na te gaan in welke mate de softgoals verwezenlijkt zijn en is het mogelijk om te bepalen vanaf welk moment de softgoal al dan niet volledig of partieel verwezenlijkt of niet verwezenlijkt is. Op het eerste gezicht lijken sommige softgoals uit ons voorbeeld niet te voldoen aan deze criteria, maar door de juist key performance indicator (KPI) te koppelen aan sommige softgoals is het wel mogelijk om een duidelijk beeld te vormen over de mate van verwezenlijking van sommige softgoals. Bijvoorbeeld de softgoal High Quality Counselling lijkt op in eerste instantie niet te voldoen aan de SMART criteria. De belangrijkste KPI voor kwaliteit in ons voorbeeld is de mate waarin een goede raad gegeven is tijdens het eerste gesprek/contact (First contact resolution (FCR)). Uit studies blijkt namelijk dat er een zeer positieve correlatie is tussen FCR en kwaliteit (dus ook tevredenheid)(call Center Magazine, 2007). Onmiddellijk kan aangetoond worden dat deze KPI voldoet aan de SMART criteria wat ervoor zorgt dat High Quality Counseling een goede softgoal is in ons model. Door de simpele berekening: is het mogelijk om te bepalen in welke mate High Quality Counselling voldaan is. Hetzelfde kan gebeuren voor de softgoal Immediacy door bijvoorbeeld te bepalen hoeveel tijd er is tussen het versturen van de vraag en een antwoord of hoelang iemand moet wachten tot hij een raadgever aan het woord krijgt (response time). Het is dus noodzakelijk om aan alle softgoals goede KPI s te koppelen en te zorgen dat deze KPI s voldoen aan de SMART criteria. Bij het opstellen van softgoal modellen kan soms de vraag gesteld worden hoe gedetailleerd de softgoals moeten zijn. Is het noodzakelijk dat elke softgoal die beïnvloed wordt door de verschillende alternatieven in dit model opgenomen wordt? Hier kunnen we stellen dat er in de meeste gevallen gebruik gemaakt kan worden van de Paretoprincipe (80-20-regel). Deze regel wil zeggen dat het voor de efficiëntie en de werkbaarheid van het model aangewezen is om de softgoals te bepalen waarmee 80% van de performance kan gemeten worden. Meestal is het voldoende om de vijf tot tien belangrijkste softgoals te bepalen om op die manier zeker 80% te omvatten. De overige softgoals die slechts 20% van de performance meten, bestaan vaak uit veel minder belangrijke softgoals en 64

65 zouden het model alleen maar onnodig complex maken. Kort samengevat kunnen we dus zeggen dat indien een proces betrekking heeft op enorm veel softgoals, het niet nodig is om deze allemaal te modelleren, maar dat het beter is om de belangrijkste softgoals te bepalen en deze op te nemen in het model. 20% van de softgoals zullen 80% van de performance kunnen bepalen. In het geval van ons voorbeeld gebruiken we zeven softgoals om de performance van het online counselen te evalueren. 6.4 Belang van stakeholders Als we het voorbeeld van online counseling bekijken valt het op dat we de alternatieven momenteel slechts vanuit één standpunt bekijken. Het is echter onvoldoende om zomaar de belangrijkste softgoals vanuit één standpunt te bepalen en om de alternatieven enkel vanuit dit standpunt te evalueren. In elk beslissingsproces zijn er immers verschillende stakeholders die een inspraak moeten hebben. De softgoals die hierboven bepaald zijn waren enkel vanuit het standpunt van de organisatie maar in realiteit zijn er meestal wel meerdere stakeholders die elk andere belangen hebben. Deze stakeholders kunnen zowel bestaan uit interne als externe stakeholders. Bij de interne wordt er vaak gekeken naar de aandeelhouders en de werknemers, bij de externe stakeholders wordt in ons voorbeeld gekeken naar de klanten omdat deze de reden zijn waarom een bepaald proces ontwikkeld wordt. In realiteit zullen zowel de externe als de interne stakeholders verschillen van bedrijf tot bedrijf. Het is dan ook de taak van elk bedrijf afzonderlijk om voor zichzelf te bepalen welke stakeholders het belangrijkst zijn en welke ze willen opnemen in het model. Onderstaande figuur (Figuur 20) geeft een breder overzicht van enkele mogelijke stakeholders van een organisatie. Merk wel op dat dit geen compleet overzicht is. 65

66 Figuur 20: Mogelijke interne en externe stakeholders van een organisatie (Penumbra, n.d.) In ons voorbeeld ligt de focus slechts op drie stakeholders: de organisatie, de werknemers en de klanten. De organisatie (Organization) bestaat voornamelijk uit de aandeelhouders en de raad van bestuur. De werknemers (Counsellors) zijn vooral de personen die betrokken zijn bij de alternatieven waartussen gekozen wordt en de klanten (Kids and Youth) zijn natuurlijk de personen voor wie het proces ontwikkeld wordt en die betalen voor een dienst of goed. Voor elk van deze stakeholders zijn er verschillende softgoals waar ze belang aan hechten. Zo is het in sommige gevallen zo dat het voor de aandeelhouders het belangrijkst is om zo veel mogelijk winst te maken. In andere gevallen, bijvoorbeeld bij een non-profit organisatie, zullen er andere softgoals zijn die voor de organisatie het belangrijkst zijn. De werknemers hebben weer andere belangen, zij zullen bijvoorbeeld graag werken met een niet al te hoge werklast en in een goede werksfeer. Er zullen in veel gevallen ook meerdere softgoals zijn die betrekking hebben op twee of meerdere stakeholders. Opvallend is dat in de literatuur weinig aandacht besteed wordt aan deze meerdere stakeholders en dat de evaluatie meestal gebeurt vanuit het standpunt van slechts één stakeholder. De evaluatie uit (J. Horkoff & Yu, 2009) en het bijhorende voorbeeld waarmee in deze masterproef wordt verder gewerkt is één van de enige papers uit dit domein die deze meerdere stakeholders wel probeert in rekening te brengen. 66

Tabel competentiereferentiesysteem

Tabel competentiereferentiesysteem Bijlage 3 bij het ministerieel besluit van tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling

Nadere informatie

Socio-technisch systemen. Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 2 Slide 1

Socio-technisch systemen. Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 2 Slide 1 Socio-technisch systemen Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 2 Slide 1 Systeem categoriën Technische op computer gesteunde systemen Systemen die HW en SW bevatten, maar waar

Nadere informatie

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden HANDOUT SCENARIO-ONTWIKKELING Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden SCENARIO-ONTWIKKELING I n h o u d Scenario-ontwikkeling 1 1 Wat zijn scenario s? 1 2 Waarom

Nadere informatie

Software Test Plan. Yannick Verschueren

Software Test Plan. Yannick Verschueren Software Test Plan Yannick Verschueren Maart 2015 Document geschiedenis Versie Datum Auteur/co-auteur Beschrijving 1 November 2014 Yannick Verschueren Eerste versie 2 December 2014 Yannick Verschueren

Nadere informatie

Software Test Plan. Yannick Verschueren

Software Test Plan. Yannick Verschueren Software Test Plan Yannick Verschueren November 2014 Document geschiedenis Versie Datum Auteur/co-auteur Beschrijving 1 November 2014 Yannick Verschueren Eerste versie 1 Inhoudstafel 1 Introductie 3 1.1

Nadere informatie

Reengineering and Prioritizing Goal Models

Reengineering and Prioritizing Goal Models Reengineering and Prioritizing Goal Models Auteur: J.W. Harmannij Studentnr: 850767689 Datum: 8 juni 2013 1/78 Reengineering and Prioritizing Goal Models 2/78 Reengineering and Prioritizing Goal Models

Nadere informatie

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak 1 Achtergrond van het onderzoek Bedrijven vertrouwen meer en meer op social media om klanten te betrekken

Nadere informatie

hoe worden innovatieve, grote en complexe schepen in de praktijk ontwikkeld?

hoe worden innovatieve, grote en complexe schepen in de praktijk ontwikkeld? xiv Samenvatting In de scheepsontwerp industrie en specifiek in de ontwikkeling van grote, complexe en innovatieve schepen spelen ervaren scheepsontwerpers een belangrijke rol in het organiseren en structureren

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek 1 kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en ontwikkelingsdoelen techniek 2 Ontwikkelingsdoelen techniek Kleuteronderwijs De kleuters kunnen 2.1

Nadere informatie

VOICE OF THE CUSTOMER

VOICE OF THE CUSTOMER 4/20/ E-BOOK VOICE OF THE CUSTOMER Gratis e-book leansixsigmatools.nl Introductie Bij Six Sigma staat het denken vanuit de behoeften van de klant centraal. Juist de vertaling van de stem(men) van de klant(en)

Nadere informatie

Het belang van. Data Modellering. GEMINIT Training. Data Modellering. Frédéric BARBIER

Het belang van. Data Modellering. GEMINIT Training. Data Modellering. Frédéric BARBIER Het belang van Data Modellering Studiedag Informatiemanagement Politeia, 22 februari 2013, Gent Open data en de cloud: een revolutie in de informatiehuishouding van de overheid Training Data Modellering

Nadere informatie

notitie Systems Engineering Lesplan Requirements Engineering (RE) Werkgroep opleidingen Definitief; vastgesteld Stuurgroep 4P

notitie Systems Engineering Lesplan Requirements Engineering (RE) Werkgroep opleidingen Definitief; vastgesteld Stuurgroep 4P notitie Van project onderwerp opgemaakt door Systems Engineering Lesplan Requirements Engineering (RE) Werkgroep opleidingen status datum opmaak 20-7-2012 bijlagen Definitief; vastgesteld Stuurgroep 4P

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

ISO 9000:2000 en ISO 9001:2000. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van: SYSQA B.V.

ISO 9000:2000 en ISO 9001:2000. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van: SYSQA B.V. ISO 9000:2000 en ISO 9001:2000 Een introductie Algemene informatie voor medewerkers van: SYSQA B.V. Organisatie SYSQA B.V. Pagina 2 van 11 Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 3 1.1 ALGEMEEN... 3 1.2 VERSIEBEHEER...

Nadere informatie

Afstudeeronderzoek van E. van Bunningen BSc (Het volledige Engelstalige onderzoeksrapport kunt downloaden via deze link)

Afstudeeronderzoek van E. van Bunningen BSc (Het volledige Engelstalige onderzoeksrapport kunt downloaden via deze link) CONCENTRATIE VAN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTEN IN GEMEENTELIJK VASTGOED NAAR AANLEIDING VAN DEMOGRAFISCHE TRANSITIE Een casestudie in landelijke gemeenten in Noord-Brabant, Nederland Afstudeeronderzoek van

Nadere informatie

Automated Engineering White Paper Bouw & Infra

Automated Engineering White Paper Bouw & Infra Automated Engineering White Paper Bouw & Infra Inhoudsopgave 1. Introductie 2 2. Wat is automated engineering? 3 3. Wanneer is Automated Engineering zinvol? 3 4. Wat zijn de stappen om een ontwerpproces

Nadere informatie

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document GROEP WETENSCHAP & TECHNOLOGIE FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN W. DE CROYLAAN 6 BUS 2000 3001 HEVERLEE, BELGIË HEVERLEE 30 juli 2013 Nota Generieke leerresultaten van FIIW 1 Genese van het

Nadere informatie

Evo Evolutionary Project Management. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van SYSQA B.V.

Evo Evolutionary Project Management. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van SYSQA B.V. Evo Evolutionary Project Management Een introductie Algemene informatie voor medewerkers van SYSQA B.V. Organisatie SYSQA B.V. Pagina 2 van 10 Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 3 2. EVO... 4 3. FASERING...

Nadere informatie

Bedrijfsproces-Architectuur

Bedrijfsproces-Architectuur Bedrijfsproces-Architectuur Methoden en Richtlijnen in de Praktijk HET NUT VAN PROCES-ARCHITECTUUR Bij het in kaart brengen van de processen in een organisatie, speelt een groot aantal vragen. Het zijn

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/32003 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Yuanyuan Zhao Title: Modelling the dynamics of the innovation process : a data-driven

Nadere informatie

Software Test Plan. PEN: Paper Exchange Network Software Engineering groep 1 (se1-1415) Academiejaar 2014-2015

Software Test Plan. PEN: Paper Exchange Network Software Engineering groep 1 (se1-1415) Academiejaar 2014-2015 Software Test Plan PEN: Paper Exchange Network Software Engineering groep 1 (se1-1415) Academiejaar 2014-2015 Jens Nevens - Sander Lenaerts - Nassim Versbraegen Jo De Neve - Jasper Bevernage Versie 1 Versie

Nadere informatie

DATAMODELLERING BEGRIPPENBOOM

DATAMODELLERING BEGRIPPENBOOM DATAMODELLERING BEGRIPPENBOOM Inleiding In dit whitepaper wordt de datamodelleervorm begrippenboom inclusief de begrippenlijst beschreven. Deze modelleervorm staat in verhouding tot een aantal andere modelleervormen.

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Nederlandse Associatie voor Examinering 1 Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Met de scriptie voor Compensation & Benefits Consultant (CBC) toont de kandidaat een onderbouwd advies

Nadere informatie

Huidig toezicht GETTING SOFTWARE RIGHT. Datum Amsterdam, 30 augustus 2016 Onderwerp Reactie SIG op Discussiedocument AFM-DNB. Geachte dames en heren,

Huidig toezicht GETTING SOFTWARE RIGHT. Datum Amsterdam, 30 augustus 2016 Onderwerp Reactie SIG op Discussiedocument AFM-DNB. Geachte dames en heren, Datum Amsterdam, 30 augustus 2016 Onderwerp Reactie SIG op Discussiedocument AFM-DNB Geachte dames en heren, Naar aanleiding van het gepubliceerde discussiedocument Meer ruimte voor innovatie in de financiële

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Tentamen Systeemontwikkeling 1 (I00100)

Tentamen Systeemontwikkeling 1 (I00100) Tentamen Systeemontwikkeling 1 (I00100) 26 januari 2004, 10:30 12:30 Naam: Studentnummer: Noteer op dit tentamen als eerste je naam en studentnummer Er mogen geen boeken, aantekeningen, etc. worden geraadpleegd

Nadere informatie

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier: Bijlage bij Andriessen, D. en Van der Marel, I. (2015) Beoordelingsmodel voor eindwerkstukken voor een Faculteit Economie & Manage-ment in het hbo. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Jaargang 33, Nr. 2,

Nadere informatie

Duurzaam Product. Ecodesign methode van Tischner

Duurzaam Product. Ecodesign methode van Tischner Ecodesign methode van Tischner Omschrijving Stappenplan voor het ontwerpen van milieuvriendelijke producten. Het stappenplan is gebaseerd op gangbare methoden voor productontwerpen. Gebruik Het stappenplan

Nadere informatie

Plan van Aanpak Afstuderen

Plan van Aanpak Afstuderen Plan van Aanpak Afstuderen Michiel Graat 27-09-2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Terminologie............................. 3 1.2 Opdracht............................... 4 1.3 JavaCard...............................

Nadere informatie

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau dr. H. Knipprath ing. J. De Meester STEM Science Engineering Technology Mathematics 2

Nadere informatie

Uitgebreid eindwerkvoorstel Lokaliseren van personen en objecten met behulp van camera s

Uitgebreid eindwerkvoorstel Lokaliseren van personen en objecten met behulp van camera s Uitgebreid eindwerkvoorstel Lokaliseren van personen en objecten met behulp van camera s Sofie De Cooman 21 December 2006 Stagebedrijf: Interne begeleider: Externe begeleider: BarcoView Koen Van De Wiele

Nadere informatie

Extended ISO 9126: 2001. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van SYSQA B.V.

Extended ISO 9126: 2001. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van SYSQA B.V. Extended ISO 9126: 2001 Een introductie Algemene informatie voor medewerkers van SYSQA B.V. Organisatie SYSQA B.V. Pagina 2 van 8 Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 3 1.1 ALGEMEEN... 3 1.2 VERSIEBEHEER... 3

Nadere informatie

Hoe benaderen we de inkoop van begeleiding en hoe voorkomen we opportunistisch inschrijven CBP

Hoe benaderen we de inkoop van begeleiding en hoe voorkomen we opportunistisch inschrijven CBP Hoe benaderen we de inkoop van begeleiding en hoe voorkomen we opportunistisch inschrijven CBP Combined Business Power B.V. Zonnedauw 3, 7322 EA Apeldoorn Postbus 4350, 7320 AJ Apeldoorn Tel: +31 (0)55

Nadere informatie

PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU

PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU Aan het voorstel werken helpt om na te denken over onderzoeksvragen en de focus van de studie. Onderzoeker maken verschillende beslissingen voor ze aan het veldwerk

Nadere informatie

ARE methodiek Het ontwikkelen van Informatie Elementen

ARE methodiek Het ontwikkelen van Informatie Elementen ARE methodiek Het ontwikkelen van Informatie Elementen WI1: Het opstarten van het project Milestone 1 WI2: Ontwikkel een Vison WI3: Modelleer het Business Domain WI4: Creëer een Glossary WI7: Beheer wijzigingen

Nadere informatie

6. Project management

6. Project management 6. Project management Studentenversie Inleiding 1. Het proces van project management 2. Risico management "Project management gaat over het stellen van duidelijke doelen en het managen van tijd, materiaal,

Nadere informatie

Software Test Document

Software Test Document Software Test Document PEN: Paper Exchange Network Software Engineering groep 1 (se1-1415) Academiejaar 2014-2015 Jens Nevens - Sander Lenaerts - Nassim Versbraegen Jo De Neve - Jasper Bevernage Versie

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Inleiding Overgewicht en obesitas bij kinderen is een serieus volksgezondheidsprobleem. Het wordt veroorzaakt door een complex geheel van onderling samenhangende persoonlijke, sociale en omgevingsfactoren.

Nadere informatie

EFP CONGRES 'THE FUTURE OF FORENSIC CARE, SOLUTIONS WORTH SHARING' MANAGEMENT IN PROGRESS WOUTER TEN HAVE 7 JUNI 2012. 29 mei 2012

EFP CONGRES 'THE FUTURE OF FORENSIC CARE, SOLUTIONS WORTH SHARING' MANAGEMENT IN PROGRESS WOUTER TEN HAVE 7 JUNI 2012. 29 mei 2012 EFP CONGRES 'THE FUTURE OF FORENSIC CARE, SOLUTIONS WORTH SHARING' 1 MANAGEMENT IN PROGRESS WOUTER TEN HAVE 7 JUNI 2012 2 DE STRATEGY-TO-PERFORMANCE GAP (MANKINS EN STEELE) 3 37% Gemiddelde prestatie verliezen

Nadere informatie

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei managing people meeting aspirations Natuurlijke groei geloof Wij hebben een gemeenschappelijke visie pagina - managing people, meeting aspirations Vandaag verhoogt CPM de prestaties op elk niveau van uw

Nadere informatie

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut Opleidingsmanager Doel Ontwikkelen van programma( s) van wetenschappenlijk onderwijs en (laten) uitvoeren en organiseren van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen de faculteit, uitgaande van een faculteitsplan

Nadere informatie

Onderzoeksplan bachelorscriptie

Onderzoeksplan bachelorscriptie Onderzoeksplan bachelorscriptie Basisgegevens Titel: Portofonie NS (werktitel) Onderzoeker: Eamonn Cassidy Begeleider(s): Theo van der Weide, Radboud Universiteit Nijmegen. Madeleine Schellaars, Nederlandse

Nadere informatie

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3 Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3 Handleiding Voltijd Jaar 3 Studiejaar 2015-2016 Stage-opdrachten Tijdens stage 3 worden 4 stage-opdrachten gemaakt (waarvan opdracht 1 als toets voor de

Nadere informatie

Management. Analyse Sourcing Management

Management. Analyse Sourcing Management Management Analyse Sourcing Management Management Business Driven Management Informatie- en communicatietoepassingen zijn onmisbaar geworden in de dagelijkse praktijk van uw organisatie. Steeds meer

Nadere informatie

Archimate risico extensies modelleren

Archimate risico extensies modelleren Archimate risico extensies modelleren Notatiewijzen van risico analyses op basis van checklists versie 0.2 Bert Dingemans 1 Inleiding Risico s zijn een extra dimensie bij het uitwerken van een architectuur.

Nadere informatie

Oplossingsvrij specificeren

Oplossingsvrij specificeren Oplossingsvrij specificeren ir. J.P. Eelants, projectmanager Infrabouwproces CROW Samenvatting De methodiek van oplossingsvrij specificeren richt zich niet alleen op het formuleren van functionele eisen.

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

BXL 1278 ERP BEHEERSTOOL

BXL 1278 ERP BEHEERSTOOL BXL 1278 ERP BEHEERSTOOL INFOSESSIE AAN KANDIDATEN 24.09.2012 DOEL VAN INFOSESSIE Deze infosessie zal tot doel hebben om deelnemers te informeren over de procedure en selectieregels voor deze opdracht.

Nadere informatie

Software Test Documentation

Software Test Documentation FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN & WE- TENSCHAPPEN DEPARTMENT OF COMPUTER SCIENCE AND APPLIED COMPUTER SCIENCE Software Test Documentation Software Engineering Nicolas Carraggi, Youri Coppens, Christophe

Nadere informatie

DATAMODELLERING SIPOC

DATAMODELLERING SIPOC DATAMODELLERING SIPOC Inleiding In dit whitepaper wordt de datamodelleervorm Sipoc beschreven. Deze modelleervorm staat in verhouding tot een aantal andere modelleervormen. Wil je een beeld krijgen van

Nadere informatie

Overheidsorganisatie van het jaar

Overheidsorganisatie van het jaar Overheidsorganisatie van het jaar Persoonlijke info Naam:* Voornaam:* Organisatie* E-mail van de contactpersoon:* Adres:* Telefoon:* Mijn overheidsorganisatie:* -- Selecteer -- Preselectie Om de preselectie

Nadere informatie

Bewaren van digitale informatie: hoe kom je tot een goede beslissing?

Bewaren van digitale informatie: hoe kom je tot een goede beslissing? Bewaren van digitale informatie: hoe kom je tot een goede beslissing? Hans Hofman Nationaal Archief Netherlands NCDD Planets dag Den Haag, 14 december 2009 Overzicht Wat is het probleem? Wat is er nodig?

Nadere informatie

Vraag Ondersteuning door Virtuele Experts

Vraag Ondersteuning door Virtuele Experts Vraag Ondersteuning door Virtuele Experts Ondersteunen van de opdrachtgever in de Bouw gedurende de initiatieffase 1 Introductie Deze dissertatie beschrijft een onderzoek naar de toepassing van ICT om

Nadere informatie

vanuit de technische en organisatorische omgeving, werk-verdeling, budget, planning, en hergebruik van componenten. Het documenteren van SA dient

vanuit de technische en organisatorische omgeving, werk-verdeling, budget, planning, en hergebruik van componenten. Het documenteren van SA dient 9 Samenvatting Software heeft vooruitgang in veel vakgebieden mogelijk gemaakt en heeft een toenemend invloed op ons leven en de samenleving in zijn geheel. Software wordt gebruikt in computers, communicatienetwerken,

Nadere informatie

ORGANISATORISCHE IMPLENTATIE BEST VALUE

ORGANISATORISCHE IMPLENTATIE BEST VALUE ORGANISATORISCHE IMPLENTATIE BEST VALUE EEN ONDERZOEK NAAR DE IMPLEMENTATIE VAN BEST VALUE BINNEN EEN SYSTEMS ENGINEERING OMGEVING STEPHANIE SAMSON BEST VALUE KENNIS SESSIE WESTRAVEN 17 JUNI 09.00 12.00

Nadere informatie

Business Process Management

Business Process Management Business Process Management Prof. dr. Manu De Backer Universiteit Antwerpen Katholieke Universiteit Leuven Hogeschool Gent Wat is een bedrijfsproces? Een verzameling van (logisch) gerelateerde taken die

Nadere informatie

De beheerrisico s van architectuur

De beheerrisico s van architectuur De beheerrisico s van architectuur Een overzicht van de ArChimate Risico Extensie versie 0.2 Bert Dingemans Inleiding Het implementeren van een (enterprise) architectuur brengt altijd risico s met zich

Nadere informatie

Software Processen. Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 4 Slide 1. Het software proces

Software Processen. Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 4 Slide 1. Het software proces Software Processen Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 4 Slide 1 Het software proces Een gestructureerd set van activiteiten nodig om een software systeem te ontwikkelen Specificatie;

Nadere informatie

In Vlaanderen bestaat er nog geen leerlijn programmeren! Hierdoor baseren wij ons op de leerlijn die men in Nederland toepast voor basisscholen.

In Vlaanderen bestaat er nog geen leerlijn programmeren! Hierdoor baseren wij ons op de leerlijn die men in Nederland toepast voor basisscholen. Leerlijn programmeren In Vlaanderen bestaat er nog geen leerlijn programmeren! Hierdoor baseren wij ons op de leerlijn die men in Nederland toepast voor basisscholen. Deze leerlijn is opgebouwd aan de

Nadere informatie

Beoordeling van het PWS

Beoordeling van het PWS Weging tussen de drie fasen: 25% projectvoorstel, 50% eindverslag, 25% presentatie (indien de presentatie het belangrijkste onderdeel is (toneelstuk, balletuitvoering, muziekuitvoering), dan telt de presentatie

Nadere informatie

CFD als tool voor de Fire Safety Engineer: case-study

CFD als tool voor de Fire Safety Engineer: case-study CFD als tool voor de Fire Safety Engineer: case-study ir. Xavier Deckers FESG Presentatie CFD in de bouw Actiflow seminar Presentatie FESG Wie zijn wij? Onafhankelijk studiebureau brandveiligheid, Gespecialiseerd

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33081 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33081 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/33081 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Stettina, Christoph Johann Title: Governance of innovation project management

Nadere informatie

Technische Functies - hoe ontwerpmethodologie filosofische analyse tart

Technische Functies - hoe ontwerpmethodologie filosofische analyse tart Technische Functies - hoe ontwerpmethodologie filosofische analyse tart 14 mei 2014 Pieter E. Vermaas Sectie Filosofie, Technische Universiteit Delft Mijn presentatie Functie is een fundamenteel begrip

Nadere informatie

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen Master Innovation & Leadership in Education Leerdoelen Aan het eind van deze lesdag heb je: Kennis van de dataverzamelingsmethodes vragenlijstonderzoek,

Nadere informatie

Stakeholder behoeften beschrijven binnen Togaf 9

Stakeholder behoeften beschrijven binnen Togaf 9 Stakeholder behoeften beschrijven binnen Togaf 9 Inventarisatie van concerns, requirements, principes en patronen Bert Dingemans Togaf 9 kent verschillende entiteiten om de behoeften van stakeholders te

Nadere informatie

Uitgebreid voorstel Masterproef Informatica. Titel van het project: Rolnummerherkenning van op een kraan

Uitgebreid voorstel Masterproef Informatica. Titel van het project: Rolnummerherkenning van op een kraan HoGent Uitgebreid voorstel Masterproef Informatica Titel van het project: Rolnummerherkenning van op een kraan Datum: 17/11/12 Naam student: Cédric Verstraeten Interne promotor: Tim De Pauw In samenwerking

Nadere informatie

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie?

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie? Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie? De externe omgeving wordt voor meer en meer organisaties een onzekere factor. Het is een complexe oefening voor directieteams om

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Hefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk.

Hefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk. Hefbomen van Leiderschap Simpel. Voorspellend. Invloedrijk. Excellente Competentiemodellen Organisaties zoeken naar simpele, praktische middelen voor de ontwikkeling van leiderschap. Een grote focus op

Nadere informatie

Competentie-invullingsmatrix

Competentie-invullingsmatrix Competentie-invullingsmatrix masterprf Master of Science in de wiskunde Academiejaar 2016-2017 Legende: W=didactische werkvormen E=evaluatievormen Competentie in één of meerdere wetenschappen Wetenschappelijke

Nadere informatie

Middelen Proces Producten / Diensten Klanten

Middelen Proces Producten / Diensten Klanten Systeemdenken De wereld waarin ondernemingen bestaan is bijzonder complex en gecompliceerd en door het gebruik van verschillende concepten kan de werkelijkheid nog enigszins beheersbaar worden gemaakt.

Nadere informatie

De strategische keuzes die moeten gemaakt worden zijn als volgt: Interne controle of zelfcontrole/sociale controle

De strategische keuzes die moeten gemaakt worden zijn als volgt: Interne controle of zelfcontrole/sociale controle 1 Hoofdstuk 1 1.1 Dirigeren en coördineren p43 1.1.1 Dirigeren Dirigeren is een synoniem voor delegeren. Dirigeren houdt in dat bepaalde bevoegdheden overgedragen worden naar een persoon met een lagere

Nadere informatie

Release notes. Versie 2.3

Release notes. Versie 2.3 DEFINITIES EN TELRICHTLIJNEN VOOR DE TOEPASSING VAN FUNCTIEPUNTANALYSE Release notes Versie 2.3 nesma.org VOORWOORD 1 VOORWOORD In 2005 werden de Nesma FPA telrichtlijnen verheven tot de Internationale

Nadere informatie

Medewerker onderwijsontwikkeling

Medewerker onderwijsontwikkeling Medewerker onderwijsontwikkeling Doel Ontwikkelen van en adviseren over het onderwijsbeleid en ondersteunen bij de implementatie en toepassing ervan, uitgaande van de geformuleerde strategie van de instelling/faculteit

Nadere informatie

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen 1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen Wanneer je als student in het hoger onderwijs de opdracht krijgt om te zoeken naar wetenschappelijke informatie heb je de keuze uit verschillende informatiebronnen.

Nadere informatie

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN Motivering bij het uitwerken van de vuistregels Door het K.B. van 6 juni 2010 is de Belgische Corporate Governance Code 2009 dè referentiecode geworden voor

Nadere informatie

Functiebeschrijving CLUSTERVERANTWOORDELIJKE NIET-VERPLICHTE HULPVERLENING B4-B5

Functiebeschrijving CLUSTERVERANTWOORDELIJKE NIET-VERPLICHTE HULPVERLENING B4-B5 Beschrijving doel en visie Binnen de eengemaakte organisatie, stad en OCMW, staat de burger centraal. Om dit te realiseren zijn er 3 klantgerichte sectoren: dienstverlening, samenleving en stadsontwikkeling

Nadere informatie

Web-deductie voor het onderwijs in formeel denken

Web-deductie voor het onderwijs in formeel denken Voorstel voor SURF innovatieproject onderwijsvernieuwing: Web-deductie voor het onderwijs in formeel denken Penvoerende instelling: Radboud Universiteit Nijmegen Partner instellingen: Vrije Universiteit

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Figuur 1. Schematisch overzicht van de structuur van het twee-stadia recourse model.

Figuur 1. Schematisch overzicht van de structuur van het twee-stadia recourse model. Samenvatting In dit proefschrift worden planningsproblemen op het gebied van routering en roostering bestudeerd met behulp van wiskundige modellen en (numerieke) optimalisatie. Kenmerkend voor de bestudeerde

Nadere informatie

Introductie tot de cursus. Algemene cursusinformatie

Introductie tot de cursus. Algemene cursusinformatie Introductie tot de cursus In deze introductie treft u nog geen leerstof aan. Voordat u met het bestuderen van de cursus begint, willen we u informeren over onze bedoelingen met deze cursus, over de opbouw

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

Stop met het gebruik van de methode van Kinney als kwantitatieve risicoevaluatiemethode

Stop met het gebruik van de methode van Kinney als kwantitatieve risicoevaluatiemethode Stop met het gebruik van de methode van Kinney als kwantitatieve risicoevaluatiemethode : De methode van Kinney is geen kwantitatieve doch een kwalitatieve risicoevaluatiemethode Hierbij wil ik aantonen

Nadere informatie

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen.

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen. FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN NAAMSESTRAAT 69 BUS 3500 3000 LEUVEN, BELGIË m Stageproject bijlage 1: Leidraad bij het functioneringsgesprek Naam stagiair(e):.. Studentennummer:. Huidige opleiding

Nadere informatie

Adaptief beheer van everzwijnen. 11/05/2012 Jim Casaer & Thomas Scheppers

Adaptief beheer van everzwijnen. 11/05/2012 Jim Casaer & Thomas Scheppers Adaptief beheer van everzwijnen 11/05/2012 Jim Casaer & Thomas Scheppers Adaptief beheer?? Maatwerk Onzekerheden Participatief overleg ~ belanghebbenden Monitoring Doelstellingen, indicatoren Leren door

Nadere informatie

Vier aandachtspunten bij het specificeren van digitaal geregelde voedingen

Vier aandachtspunten bij het specificeren van digitaal geregelde voedingen Vier aandachtspunten bij het specificeren van digitaal geregelde voedingen De industrie staat soms nog wat afwachtend tegenover digitaal geregelde voedingen omdat engineers, anders dan bij de traditionele

Nadere informatie

T Titel stage/afstudeeropdracht : Toekomstvaste Applicatie Integratie - Interconnectiviteit

T Titel stage/afstudeeropdracht : Toekomstvaste Applicatie Integratie - Interconnectiviteit Titel stage/afstudeeropdracht : Toekomstvaste Applicatie Integratie - Interconnectiviteit Duur van stage/afstuderen Manager Begeleider Locatie : 6 à 9 Maanden : dr. ir. J.J. Aue : dr. ir. H.J.M. Bastiaansen

Nadere informatie

Het BiSL-model. Een whitepaper van The Lifecycle Company

Het BiSL-model. Een whitepaper van The Lifecycle Company Het BiSL-model Een whitepaper van The Lifecycle Company Met dit whitepaper bieden we u een overzicht op hooflijnen van het BiSL-model. U vindt een overzicht van de processen en per proces een beknopte

Nadere informatie

Functiefamilie ES Experten organisatieondersteuning

Functiefamilie ES Experten organisatieondersteuning Functiefamilie ES Experten ondersteuning DOEL Instrumenten en methodes ontwikkelen* en aanpassen in een domein en de interne klanten ondersteunen bij de implementatie ervan teneinde de werking van de te

Nadere informatie

2 volgens het boekje

2 volgens het boekje 10 balanced scorecard 2 volgens het boekje Hoeveel beleidsplannen leven alleen op de directieverdieping, of komen na voltooiing in een stoffige bureaula terecht? Hoeveel strategische verkenningen verzanden

Nadere informatie

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL SUSTAINGRAPH is een Europees project, gericht (op het verbeteren van) de milieuprestaties van Europese Grafimediabedrijven binnen de productlevenscyclus van hun grafimedia

Nadere informatie

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? Wim Biemans Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfswetenschappen 4 juni, 2014 2 Het doen van wetenschappelijk onderzoek Verschillende

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om uit het gevonden bronnenmateriaal

Nadere informatie

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling Het Sectorwerkstuk Nakijkboekje: Naam leerling Naam docent Titel werkstuk Het werkstuk wordt nagekeken met behulp Van de formulieren in dit boekje door de begeleider en eventueel (afspreken!) een andere

Nadere informatie

Subwerkgroep Methoden. Toelichting inhoud en voortgang tot nu toe

Subwerkgroep Methoden. Toelichting inhoud en voortgang tot nu toe SPIDER werkgroep Requirements Management Subwerkgroep Methoden Toelichting inhoud en voortgang tot nu toe donderdag 17 januari 2008 Frans van Veen Bert Dubbelman Robert van Lieshout Erwin Bolwidt Jan-Willem

Nadere informatie

Professionalisering van Levensduurverlenging

Professionalisering van Levensduurverlenging Professionalisering van Levensduurverlenging De toegevoegde waarde van VITALE Rob van Dongen 9 februari 2012 Agenda 1 2 3 4 Levensduurverlenging volgens VITALE Het referentiemodel Toepasbaarheid VITALE

Nadere informatie

2de bach HIB. Systeemanalyse. Volledige samenvatting. uickprinter Koningstraat Antwerpen ,70

2de bach HIB. Systeemanalyse. Volledige samenvatting. uickprinter Koningstraat Antwerpen ,70 2de bach HIB Systeemanalyse Volledige samenvatting Q www.quickprinter.be uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen 152 8,70 Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be Systeemanalyse Deel

Nadere informatie