Notitie Afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden 2012

Transcriptie

1 Notitie Afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden 2012 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2. Huidige situatie en doel 1 3. Algemene uitgangspunten en voorschriften 2 4. Uitwerking Methode van afschrijven Afschrijvingsduur Start afschrijven Afschrijven bij vervreemding Dekking uit reserves Kapitaallasten bij kostprijsbepaling 6 5. Samenvatting 7

2 Notitie Afschrijvingsbeleid gemeente Reusel-De Mierden Inleiding Het huidige afschrijvingsbeleid is in 2007 vastgesteld. Het is goed regelmatig het beleid te actualiseren om de financiële huishouding op peil te houden en maatschappelijk geld zo goed mogelijk te benutten. Bovendien is in artikel 10 van de Financiële beheersverordening Reusel-De Mierden (vastgesteld door de raad op 21 april 2009) geregeld dat afschrijving en waardering van activa plaatsvindt op basis van het beleid dat is vastgelegd in een notitie Afschrijvingsbeleid. Uitgaven voor investeringen in kapitaalgoederen (activa) worden op de balans verantwoord. De waarde van dit actief staat als bezitting op de balans. Het spreekt voor zich dat door het gebruik van bezittingen de waarde zal verminderen naar mate de tijd verstrijkt. Door middel van afschrijven wordt deze waardevermindering tot uitdrukking gebracht. De waardevermindering wordt via administratieve boekingen betaald ten laste van de exploitatie. In principe moet de restantboekwaarde op de balans overeenkomen met de waarde die de bezitting bij verkoop op zou moeten leveren, echter in het geval van de overheid hebben investeringen niet altijd een verkoopwaarde (bijv. wegen en riolering). Het afschrijvingsbeleid ontleent zijn kracht aan de eenduidigheid. Het is vooraf duidelijk welke afschrijvingstermijnen gehanteerd worden. Daarnaast zal het startmoment van afschrijven aangegeven worden. In deze notitie wordt beleidsmatig aangegeven hoe om te gaan met de volgende zaken: Methode van afschrijven Afschrijvingstermijnen Afschrijven bij vervreemding Dekking uit reserves Kapitaallasten bij kostprijsbepaling De gevolgen van het invoeren van dit nieuwe beleid zullen met ingang van 1 januari 2012 van kracht worden. Dit betekent dat het toegepast wordt op nieuwe investeringen na die datum en verder vanaf de samenstelling van de begroting Huidige situatie en doel Het huidige afschrijvingsbeleid dateert van We willen een gezonde financiële huishouding voeren, rekening houdend met de tijdgeest waarin we leven. Lasten moeten zoveel mogelijk gedragen worden door de generatie die baat heeft bij de bijbehorende voorzieningen. Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden

3 3. Algemene uitgangspunten en voorschriften Het Besluit begroting en verantwoording (Bbv) kent een aantal bepalingen met betrekking tot activa en afschrijvingen. Als waarderingsgrondslag voor investeringen wordt op basis van artikel 63 van het Bbv de verkrijgingsof vervaardigingsprijs gehanteerd. Dat artikel zegt tevens dat de verkrijgingsprijs, waartegen een actief wordt gewaardeerd, de inkoopprijs en de bijkomende kosten omvat. De vervaardigingsprijs waartegen een actief wordt gewaardeerd omvat de aanschaffingskosten van de grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kan voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Het Bbv deelt vaste activa in in verschillende soorten (artikel 33 Bbv): - immateriële vaste activa (art. 34 Bbv: a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio en b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief) - materiële vaste activa, welke op basis van artikel 35 Bbv uiteenvallen in: o investeringen met een economisch nut (dit zijn activa die verhandelbaar zijn en/of kunnen bijdragen aan het genereren van middelen) o investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut - financiële vaste activa, waaronder volgens artikel 36 Bbv worden verstaan: o kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen o leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen o overige langlopende geldleningen o overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer o bijdrage aan activa in eigendom van derden. Het onderscheid at het Bbv maakt in de activa is van belang voor het afschrijvingsbeleid. Artikel 59 van het Bbv bepaalt namelijk dat alle investeringen (activa) met een economisch nut moeten worden geactiveerd (er moet dus op worden afgeschreven). Uitzondering hierop zijn kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. Dit is dus een eigen keuzemogelijkheid; het is niet verplicht. De keuze die in dezen gemaakt wordt, moet op basis van artikel 64 van het Bbv wel consequent worden toegepast (de ene weg afschrijven en de andere niet is geen consequent afschrijvingsbeleid en dus niet toegestaan). In 2007 hebben we ervoor gekozen om alle investeringen in activa met maatschappelijk nut gelijk aan of onder de grens van direct af te schrijven ten laste van de bestemmingsreserve Investeringen maatschappelijk nut. Boven de grens van werd er wel afgeschreven (geactiveerd). De daartoe ingestelde bestemmingsreserve Investeringen maatschappelijk nut werd gevoed vanuit de grondexploitaties met een bijdrage per m² verkochte woningbouwgrond. Dat was in economisch betere tijden een aanvaardbare mogelijkheid, als is er wel altijd twijfel geweest of dit niet neerkwam op een vorm van winstneming uit de grondexploitatie vóórdat die winst was gerealiseerd (en zelfs als er helemaal geen sprake was van winst). Tegenwoordig verlopen grondexploitaties een stuk moeizamer en is het niet meer te verdedigen om daaruit bedragen te halen voor bestedingen die geen relatie hebben met de betreffende grondexploitatie. Via de nota reserves en voorzieningen 2012 wordt dan ook voorgesteld deze werkwijze te beëindigen en de betreffende bestemmingsreserve op te heffen. Vanuit het algemeen geldende basisbeginsel dat lasten in beginsel gedragen moeten worden door de bevolking die gebaat is bij de aan die lasten gerelateerde voorziening, verdient het de voorkeur op investeringen óók in investeringen met maatschappelijk nut af te schrijven. Op die wijze wordt bijv. een weg in 25 jaar afgeschreven. Na aanleg wordt de exploitatie daardoor belast met de rente- en afschrijvingslast van die weg. Die last moet worden opgebracht door de bevolkingsgroep die in die 25 jaar ook het profijt heeft van die weg. Dit basisprincipe willen wij zoveel mogelijk toepassen. Integrale belangenafweging vindt daarmee voor allerlei investeringen op gelijke wijze plaats. 2 Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden 2012

4 Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur moet op basis van artikel 64, lid 3 van het Bbv jaarlijks worden afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Een uitzondering hierop is de afschrijvingsduur van kosten van onderzoek en ontwikkelingen voor een bepaald actief, welke in artikel 64, lid 6 zijn gemaximaliseerd op 5 jaar. Wij kiezen er voor deze investeringen niet te activeren. Deze investeringen worden incidenteel in één keer ten laste van de exploitatie gebracht. Een tweede uitzondering op de regel dat afschrijving is gebaseerd op de toekomstige gebruiksduur geldt voor de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Hierop mag op basis van het 4 e lid van artikel 64 Bbv extra worden afgeschreven. Om praktische redenen geldt als derde uitzondering dat op activa met een gebruiksduur korter dan 3 jaar of met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van minder dan niet wordt afgeschreven vanwege de relatief grote administratieve last voor een korte duur c.q. kleine bedragen. 4. Uitwerking 4.1. Methode van afschrijven Er bestaan verschillende methoden van afschrijven. Om pragmatische redenen worden de twee meest voorkomende afschrijvingsmethoden nader toegelicht: 1. Lineaire methode 2. Annuïtaire methode Ad 1. Lineaire methode Bij de lineaire methode wordt jaarlijks een gelijk bedrag afgeschreven. De kapitaallasten dalen jaarlijks omdat de rentetoerekening gebeurt over de boekwaarde per 1 januari van het jaar (boekwaarde = oorspronkelijke investeringsbedrag minus gerealiseerde afschrijvingen). voorbeeld Investering van wordt in 10 jaren afgeschreven, rente 4%. De afschrijving bedraagt dan jaarlijks De rente bedraagt 4% over de restantboekwaarde per 1 januari van het betreffende jaar. Na 3 jaren is er dus 3 x afgeschreven, de restantboekwaarde begin jaar 4 is dus De kapitaallasten in het 4 e jaar bedragen dus (afschrijvingslast) en 4% x = , in totaliteit dus In het 8 e jaar bedragen de kapitaallasten % x = De afschrijving wordt berekend over de aanschafwaarde van de investering. Onder de aanschafwaarde wordt verstaan: Aanschafwaarde begin van het dienstjaar + vermeerderingen in het dienstjaar verminderingen in het dienstjaar. Ad 2. Annuïtaire methode Bij de annuïtaire methode is de som van rente en afschrijving jaarlijks gelijk. Deze methode wordt gebruikt bij die investeringen waar direct inkomsten in de exploitatie tegenover staan (zoals bijv. huren). voorbeeld Investering van wordt in 10 jaren afgeschreven, rente 4%. De kapitaallasten (afschrijvings- en rentelasten) van deze investering zijn gedurende de hele looptijd gelijk en bedragen jaarlijks In het eerste jaar bestaat dit bedrag uit een rentecomponent van 4% x = Het restant ( minus )= is dan de afschrijving. De boekwaarde na dit 1 e jaar is dan minus = Daarover wordt de rentecomponent in het 2 e jaar berekend (= 4% x = ,36) en dus is de afschrijving over het 2 e jaar minus ,36 = ,64. De rentecomponent van de jaarlijkse annuïteit wordt dus jaarlijks kleiner en de afschrijvingscomponent wordt jaarlijks hoger. Het gaat te ver om alle afschrijvingsmethodieken te beschrijven. In de regel zal afgeschreven worden op basis van de lineaire methode. De redenen hiervoor zijn: de eenvoud van de methode; per saldo goedkoper dan de annuïtaire methode; geen afwenteling van lasten naar de toekomst. Op alle investeringen zal worden afgeschreven met uitzondering van investeringen in gronden en terreinen. Hierop wordt niet afgeschreven omdat hier normaliter geen waardevermindering tegenover staat. Lineaire afschrijving is het uitgangspunt met uitzondering van: Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden

5 Investeringen waarvoor van rijkswege jaarlijks gelijkblijvende bijdrage worden ontvangen; Investeringen waar directe (huur)opbrengsten tegenover staan, in welke gevallen de annuïtaire methode zal worden gehanteerd Afschrijvingsduur De afschrijvingstermijn kan bepaald worden op basis van de economische of de technische levensduur. Onder de economische levensduur wordt verstaan de periode dat een actief economisch nut heeft. Het actief is na deze levensduur niet meer rendabel. Onder de technische levensduur wordt verstaan de periode dat een actief technisch in staat is om gebruikt te worden. Voorbeeld Een computer heeft een economische levensduur van 3 jaren, de computer is echter na deze periode technisch nog in goede staat. Na 3 jaar is de computer economisch echter verouderd als gevolg van de snelle technologische ontwikkelingen. In alle gevallen zal afgeschreven worden op basis van de economische levensduur. Voor activa die onderhevig zijn aan slijtage zal bij het verstrijken van de economische levensduur de levensduur niet aangepast worden, ook niet indien het actief technisch nog in orde is en ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Op alle investeringen zal worden afgeschreven, ook indien er hiervoor geheel of gedeeltelijk (bestemmings)reserves zijn. De algemene reserve zal in principe niet ingezet worden ter rechtstreekse dekking van investeringen. Kapitaalinkomsten zoals investeringssubsidies die een directe relatie hebben met de investering worden als inkomst verantwoord. Afschrijving zal altijd bruto gebeuren, zowel wat betreft kapitaaluitgaven als kapitaalinkomsten. Per soort investering wordt één afschrijvingstermijn gehanteerd. Voor de soorten investeringen wordt verwezen naar onderstaande afschrijvingstermijnen. De gemeente bezit een grote hoeveelheid gronden. In sommige gevallen zijn deze opgenomen in de activastaat, zoals bij de onderwijsinvesteringen, in andere gevallen niet (denk hierbij aan het bosbezit). Aangezien grond een onbeperkte levensduur heeft, is het niet nodig om hierop af te schrijven. Op grond wordt niet afgeschreven omdat grond ook zonder onderhoud een onbeperkte levensduur heeft. Aan gronden, die momenteel niet gewaardeerd zijn, wordt geen rente toegerekend. Nieuwe investeringen, waarbij een grondwaarde ingebracht moet worden, hebben rentelasten tot gevolg, maar elders is de exploitatie wordt dat dan gecompenseerd met rentebaten. Investeringen van of minder en investeringen die een gebruiksduur van minder dan 3 jaren hebben, worden om praktische redenen in één jaar afgeschreven. Activa waarvan de boekwaarde op begrotingsbasis op het einde van het betreffende begrotingsjaar minder bedraagt dan 1.000, worden vervroegd afgeschreven en incidenteel ten laste gebracht van de exploitatie. Voor de eenvoud is gekozen om het aantal afschrijvingstermijnen te beperken. Dit zal in de praktijk betekenen dat sommige investeringen mogelijk een iets kortere of iets langere economische levensduur hebben. Wij gaan ervan uit dat deze elkaar compenseren. De gemeente Reusel-De Mierden hanteert de volgende afschrijvingstermijnen voor haar investeringen: Voorstel oud beleid Riolering 50 jaar 50 jaar Gebouwen 40 jaar 40 jaar Gebouwen semi-permanent (onderwijs) 15 jaar 15 jaar Binnenwerk culturele gebouwen 20 jaar 20 jaar (Den Horst, D n Achterum, gemeenschapshuizen, de Kei) Eerste aanleg wegen, waterkundige werken en reconstructies 25 jaar 25 jaar 4 Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden 2012

6 Straatverlichting en straatmeubilair 25 jaar 30 jaar (kunstgras)velden 20 jaar 20 jaar Technische installaties (CV, airco e.d.) 15 jaar 15 jaar Speeltoestellen, sportattributen 15 jaar 15 jaar Inrichting (meubilair, vloerbedekking, e.d.) 15 jaar 15 jaar Vervoermiddelen (brandweer) 15 jaar 15 jaar Vervoermiddelen 10 jaar 10 jaar Machines 10 jaar 8 jaar Kleding en uitrusting brandweer 8 jaar 8 jaar Software 6 jaar 6 jaar Hardware 4 jaar 4 jaar De afschrijvingstermijnen die op basis van deze notitie wijzigen, zijn gebaseerd op ervaringsgegevens. Nieuwe investeringen zullen gebaseerd worden op de afschrijvingstermijnen zoals opgenomen in deze nota. Alleen om zeer gegronde redenen kan de gemeenteraad afwijken van de termijnen. Bij investeringen welke niet passen onder de noemers van de bovenstaande afschrijvingstermijnen, moet naar bevind van zaken een redelijke afschrijvingstermijn beargumenteerd worden Start afschrijven Tot dusverre hebben we ervoor gekozen om per saldo in het jaar van kredietvotering geen kapitaallasten te berekenen. Dit was omdat de werkelijke kapitaallasten altijd achterblijven bij de begrote kapitaallasten. Feitelijk komt het er dus op neer dat de afschrijving start in het jaar na realisatie van de investering. Vanuit de provincie ontmoet deze methode echter bezwaren omdat daarmee in het eerste jaar geen eenduidig beeld van de structurele lasten ontstaat. Daarom zal voortaan de kapitaallast altijd als structurele last worden geraamd en wordt daar tegenover in het eerste jaar een incidenteel voordeel geraamd ter hoogte van de kapitaallast voor dat jaar. Incidenteel zijn er investeringen waarvan het lang duurt voordat die starten. Toch leggen ze nadat het krediet gevoteerd is, vanaf het jaar na kredietvotering beslag op structurele middelen in de vorm van kapitaallasten. Om dit te voorkomen moeten investeringen die gevoteerd zijn in jaar t bij de jaarrekening van t+1 gestart zijn. Anders komen de kredieten te vervallen tenzij de raad anders bepaalt. Ter verduidelijking een voorbeeld: Bij de begroting 2012, die in november 2011 is vastgesteld, is een krediet voor 2012 gevoteerd. Wanneer deze investering bij de jaarrekening 2013 (begin 2014) nog niet gestart is, komt deze investering te vervallen. Met start wordt hier bedoeld dat er een door het college vastgesteld programma van eisen c.q. een bestek is of concrete verplichtingen zijn aangegaan. Ditzelfde verhaal geldt voor investeringen die direct afgeschreven worden. We starten met afschrijven in het jaar dat 75% van het begrote investeringsbudget is besteed. Bij de aanvraag van investeringsbudgetten moet worden gepland wanneer het investeringswerk wordt uitgevoerd. Bij projecten die langer duren dan de reikwijdte van de meerjarenraming, moeten de investeringsbudgetten opgeknipt worden in deelbudgetten. Indien uitvoering binnen de termijn van de meerjarenraming geschiedt, kan kredietvotering in één bedrag plaatsvinden en worden de kapitaallasten berekend op basis van de planning van de uitvoering Afschrijven bij vervreemding Onder vervreemding wordt verstaan het door verkoop, sloop, diefstal of verlies niet meer in bezit hebben van bepaalde activa. In deze gevallen is het ook niet meer reëel om de eventuele lasten die voortvloeien uit de in het verleden gedane investeringen nog in de boeken op te nemen. In deze gevallen zou de aanwezige boekwaarde in het jaar van vervreemding volledig afgeschreven en incidenteel ten laste van de exploitatie gebracht moeten worden. Bij activa die we door verkoop, diefstal, verlies of wat dan ook niet meer in bezit hebben, schrijven we de restantboekwaarde volledig af en brengen die ten laste van het betreffende dienstjaar. Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden

7 4.5. Dekking uit reserves Van bedrijfseconomisch oogpunt is het niet gewenst om bestemmingsreserves te hanteren voor de dekking van investeringen. Beter is om de volledige lasten in de exploitatie op te nemen. In het politieke klimaat waarin wij werken is het echter in een aantal gevallen gewenst om toch vooraf te sparen zodat investeringen gerealiseerd kunnen worden. Aangezien dekking van investeringen door bestemmingsreserves de werkelijke lasten in de exploitatie positief beïnvloeden worden de cijfers in de begroting en daarmee natuurlijk ook de jaarrekening niet op de meest zuivere manier gepresenteerd. Het verdient aanbeveling om zeer terughoudend te zijn met de vorming van bestemmingsreserves. Indien er bij wijze van uitzondering voor gekozen wordt een investering te dekken uit een reserve, dan worden de totale kapitaallasten van die investering over de gehele afschrijvingstermijn vanuit de reserve overgeheveld naar de dan te vormen bestemmingsreserve kapitaallasten. Op de investering wordt dan conform het afschrijvingsbeleid afgeschreven, maar de kapitaallast wordt gedekt door een onttrekking uit de bestemmingsreserve kapitaallasten. Op deze wijze blijven alle investeringen gedurende de gehele looptijd in beeld Kapitaallasten bij kostprijsbepaling Het is mogelijk om bij de afschrijving uit te gaan van de vervangingswaarde en dus geen rekening te houden met onttrekkingen uit reserves en voorzieningen of eventuele subsidies en andere bijdragen. Op deze wijze worden de kapitaallasten toegerekend naar de producten en kun je bepalen wat de kostprijs van een product is. Echter het gevolg van deze systematiek is dat wanneer er reserves of voorzieningen dan wel andere bijdragen zijn gebruikt ter dekking van de investering deze ook geactiveerd moeten worden. De in dit geval negatieve kapitaallasten moeten dan ook ten gunste gebracht worden van de exploitatie. We nemen de kapitaallasten op de volgende wijze op: 1. Investeringen met dekking uit reserve De daadwerkelijke kapitaallasten worden verantwoord op het product. Via een administratieve boeking wordt de dekking van de kapitaallast uit de reserve verwerkt. De werkelijke lasten (alle lasten inclusief bruto-kapitaallasten) van het product worden opgenomen bij de kostprijsbepaling. 2. Investeringen met subsidies/overige bijdrage In de gevallen dat er een subsidie of een andere direct gerelateerde bijdrage voor een investering wordt ontvangen, worden per saldo de netto kapitaallasten (bruto kapitaallasten minus bruto kapitaalinkomsten) op het product verantwoord. De subsidie/bijdrage leidt zo tot een voordelige correctie op de kapitaallasten. 6 Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden 2012

8 5. Samenvatting In deze notitie zijn een aantal beleidsuitgangspunten opgenomen. De belangrijkste zijn: 1. Op alle investeringen waarvoor kredieten worden gevoteerd, zal worden afgeschreven, ook wanneer de dekking is geregeld via reserves. Uitzonderingen hierop zijn de investeringen in gronden en terreinen. 2. De kapitaallasten worden op de volgende wijze opgenomen: 2.1. Investeringen met dekking uit reserves/voorzieningen: De daadwerkelijke kapitaallasten worden verantwoord op de beheerstaak. Via een administratieve boeking wordt de dekking van de kapitaallast uit de reserve verwerkt. In de kostprijsbepaling wordt de bruto-kapitaallast meegenomen Investeringen met subsidie/overige bijdrage: In de gevallen dat er een subsidie of een andere direct gerelateerde bijdrage voor een investering wordt ontvangen wordt zowel op de investering als op deze subsidie/bijdrage afgeschreven. Op die wijze worden de kapitaallasten per saldo netto verantwoord op de beheerstaak (bruto kapitaallasten minus bruto kapitaalinkomsten). 3. We berekenen op alle investeringen in het jaar van kredietvotering per saldo geen kapitaallasten. Omdat kapitaallasten structurele lasten zijn, moeten deze wel in beeld worden gebracht. Daarom worden de lasten structureel geraamd ingaande het jaar van kredietvotering, maar in het eerste jaar incidenteel tegengeboekt (zodat er dus tegenover de structurele last een incidentele baat staat). Starten met afschrijven in het jaar dat minstens 75% van het begrote investeringsbudget besteed is. De kapitaallast moet structureel geraamd worden. Uitzondering vormen investeringen in immateriële activa en investeringen van maximaal en investeringen die een gebruiksduur hebben van minder dan 3 jaren, welke wel direct in het jaar van kredietvotering afgeschreven worden. 4. Bij de aanvraag van investeringsbudgetten moet worden gepland wanneer het investeringswerk wordt uitgevoerd. Bij projecten die langer duren dan de reikwijdte van de meerjarenraming worden de investeringsbudgetten opgeknipt in deelbudgetten. Indien uitvoering binnen de termijn van de meerjarenraming geschiedt, vindt kredietvotering in één budget plaats en worden eventueel de kapitaallasten berekend op basis van de planning van de uitvoering. 5. Afschrijving vindt plaats op basis van de lineaire methode, behalve voor - investeringen waarvoor van rijkswege jaarlijks gelijkblijvende bijdrage worden ontvangen en - investeringen waar directe (huur)opbrengsten tegenover staan, in welke gevallen de annuïtaire methode zal worden gebruikt. 6. Alle investeringen worden afgeschreven op basis van de economische levensduur. 7. Activa waarvan de boekwaarde op begrotingsbasis op het einde van het betreffende begrotingsjaar minder bedraagt dan worden vervroegd afgeschreven en incidenteel ten laste gebracht van de exploitatie. 8. Per soort investering wordt één afschrijvingstermijn gehanteerd. 9. Afschrijvingstermijnen worden gehanteerd conform het overzicht zoals opgenomen onder punt 4.2 van deze nota. Bij investeringen welke niet passen onder de noemers van de onder 4.2 genoemde afschrijvingstermijnen, moet naar bevind van zaken een redelijke afschrijvingstermijn beargumenteerd worden. 10. Indien het bezit verloren is gegaan door vervreemding, verlies, diefstal e.d. wordt de restant boekwaarde volledig afgeschreven ten laste van de exploitatie. 11. Investeringskredieten die gevoteerd zijn in jaar t en bij de jaarrekening van jaar t+1 nog niet gestart zijn, komen te vervallen, tenzij de raad anders bepaalt. Notitie afschrijvingsbeleid Reusel-De Mierden