Voorspelt de sociale voorkeur van kinderen latere sociaalcommunicatieve vaardigheden?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorspelt de sociale voorkeur van kinderen latere sociaalcommunicatieve vaardigheden?"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode Voorspelt de sociale voorkeur van kinderen latere sociaalcommunicatieve vaardigheden? Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Klinische Psychologie door Charlotte Lahousse Promotor : Prof. Dr. Herbert Roeyers Begeleiding : Inge Schietecatte

2 Dankwoord In dit dankwoord richt ik mij niet enkel tot de mensen die mij gehoplen hebben bij het schrijven van deze masterproef, maar ook iedereen die mij steunde gedurende mijn studies. Allereerst wil ik mijn promotor, Professor Roeyers, bedanken voor het duwtje in de rug tijdens de laatste weken. Ook mijn begeleidster, Inge Schietecatte, ben ik zeer dankbaar voor haar uitstekende begeleiding doorheen heel het proces. Ook dank aan Lynn Coorevits en Lars Vandekerkhove die me met statistische analyses geholpen hebben. Zonder de medewerking van Kind en Gezin was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Hierbij wil ik de ouders bedanken die tijd vrij maakten om deel te nemen aan deze studie. Mijn ouders verdienen het ook om hier belicht te worden. Zij hebben mij namelijk de kans gegeven om deze studies aan te vatten. Ik zou graag mijn moeder bedanken, die altijd paraat staat voor mij en steeds achter de keuzes staat die ik maak. Tenslotte wil ik mijn vrienden bedanken die er gedurende mijn studies steeds waren om me te steunen en aan te moedigen wanneer het wat moeizamer verliep en om op gepaste momenten te zorgen voor leuke ontspanning. Mijn vriend wil ik bedanken voor zijn steun en enthousiasme bij elke keuze die ik maak en om voortdurend het beste uit mij te halen. Bedankt!

3 ABSTRACT In de zoektocht naar voorlopers van joint attention spitste dit onderzoek zich toe op het belang van vroege sociale voorkeur als voorloper. Er werd nagegaan op welke manier joint attention vaardigheden ontwikkelen binnen de typische ontwikkeling en wat de voorlopers zijn van die vaardigheden. Het onderzoek gebeurde aan de hand van een longitudinale studie bij 32 kinderen. De subjecten werden gerecruteerd in en rond Gent via Kind en Gezin. Op zes maanden werd sociale voorkeur gemeten bij de kinderen aan de hand van verschillende taken. Er werd gemeten in welke mate kinderen een sociale stimulus verkiezen boven een niet-sociale. Verschillende variabelen met betrekking tot de sociale stimuli werden gemeten aan de hand van een eye-tracker. Op twaalf maanden werden de verschillende vormen van joint attention afzonderlijk onderzocht. Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen respons op joint attention, initiatie van joint attention en initiatie van joint attention om iets te vragen. De verwachtingen waren dat kinderen op zes maanden een voorkeur zouden tonen voor sociale stimuli en dat ze daarbij bijzondere aandacht zouden hebben voor de ogen bij verschillende stimuli. Verder werd verondersteld dat kinderen die meer voorkeur toonden voor de ogen op zes maanden, betere vaardigheden in joint attention zouden hebben op twaalf maanden. Uit de resultaten is gebleken dat zowel de mate (onder andere, duur en snelheid) waarin kinderen naar de ogen kijken als de mate waarin ze kijken naar de mond een invloed hebben op de verschillende vormen van joint attention. Doch werd geen duidelijk verband gevonden tussen sociale voorkeur en latere joint attention vaardigheden.

4 INLEIDING INHOUDSTAFEL Joint attention...1 Definitie...1 Soorten...2 Belang van joint attention...2 Ontwikkelingslijn...4 Modellen...6 Sociale voorkeur...11 Kinderen met autisme...12 Probleemstelling...14 METHODE Deelnemers...17 Algemene procedure...17 Instrumenten en stimuli...18 Taken en metingen...19 Variablen...21 RESULTATEN Sociale voorkeur...23 Joint attention...27 Verband tussen sociale voorkeur en joint attention...29 DISCUSSIE Bespreking van de resultaten...34 Sterktes...39 Zwaktes...40 Implicaties voor verder onderzoek...41 Klinische implicaties...42 REFERENTIES...43

5 1 INLEIDING Klinische en ontwikkelingswetenschappen zijn de laatste twintig jaar steeds meer geïnteresseerd in de onderliggende factoren die bijdragen tot sociale vaardigheden. Deze interesse is gegroeid uit de vaststelling dat sociale vaardigheden belangrijk zijn voor de ontwikkeling. Ze dragen onder andere bij tot ontwikkeling op schoolgebied (Blair, 2002; Raver, 2002) of nog tot verandering die risico s op een ontwikkelingspathologie kunnen verminderen (Coatsworth, & Masten, 1998). Het concept sociale vaardigheden is complex en bevat minstens drie dimensies van gedragingen. De eerste dimensie omvat de tendens om interesse voor anderen te uiten en om positieve emoties met zowel leeftijdsgenoten als volwassenen te delen. De tweede dimensie bestaat uit de vaardigheid om het eigen gedrag bij te sturen, te corrigeren en te integreren met dat van anderen binnen een interactie. Wat de laatste dimensie betreft wordt de klemtoon gelegd op de capaciteit om aandacht en emotionele reacties te reguleren (Eisenberg et al., 1997; Coatsworth, & Masten, 1998; Bates, & Rothbart, 1998). Uit onderzoek is gebleken dat joint attention (ook nog gedeelde aandacht genoemd) een ankerpunt is in de ontwikkeling van verschillende sociale vaardigheden, zoals: sociaal leren, zelforganisatie, sociale interacties en sociale cognitie (Baldwin, 1995; Mundy, 2003; Tomasello, 1995). De ontwikkeling van joint attention vaardigheden zou dus belangrijke aspecten van de hiervoor besproken dimensies weerspeiegelen (Claussen, Mundy, Sheinkopf, & Willoughby, 2004). Joint attention Definitie Joint attention wordt ruim gedefinieerd als de vaardigheid die kinderen hebben om hun aandacht bewust te coördineren met een sociale partner in relatie tot een buitenstaand object of een gebeurtenis (D Entremont, Hains, & Muir, 1997; Morales, Mundy, & Rojas, 1998; Bruner, & Scaife, 1975). Daarbij zijn beide personen zich bewust van de aandachtsfocus van de ander (Tomasello, 1995).

6 2 Soorten Volgens Mundy bestaan er twee soorten joint attention, namelijk de respons op joint attention (RJA) en het initiëren van joint attention (IJA). Onder het eerste, ook passieve joint attention genoemd, wordt de vaardigheid van het kind om de richting van een blik of een gebaar van de ander te volgen en zo een gemeenschappelijk referentiepunt te hebben, begrepen. RJA hangt samen met vaardigheden om aandacht te sturen bij zelf-regulatie (Crowson, Delgado, Morales, Mundy, & Neal, 2005; Durcicher, Meyer, Mundy, & Van Hecke, 2006) en met taalvaardigheden op latere leeftijd (Delgado et al., 2000). Met initiating joint attention of actieve joint attention wordt er bedoeld dat het kind gebruik maakt van gebaren en oogcontact om de aandacht van de ander te richten naar een bepaald object, een gebeurtenis of naar zichzelf (Mundy, & Newell, 2007). Vooral deze laatste vorm, actieve joint attention, lijkt belangrijk te zijn om sociale vaardigheden verder te ontwikkelen. Tevens hangt IJA meer samen met de affectieve ontwikkeling in de kindertijd (Kasari, Mundy, Sigman, Yirmiya 1990; Kasari, Mundy, & Sigman 1992). Er wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen protodeclaratieve acties en protoimperative acties of ook nog initiating behavior regulation/requests (IBR) (Mundy, 2003) genoemd. Wanneer een peuter spontaan een gebaar initieert met als doel de aandacht van een sociale partner te richten naar een bepaald object of gebeurtenis is er sprake van protodeclaratieve acties. Protoimperatieve acties daarentegen zijn vragend en houden in dat een peuter oogcontact of bepaalde gebaren maakt met als doel een voorwerp, informatie of hulp te verkrijgen van de sociale partner (Bates, Camaioni, & Voltera, 1976). Belang van joint attention Joint attention is determinerend voor de ontwikkeling van heel wat vaardigheden. Zoals blijkt uit onderzoek is joint attention bepalend voor de interactie tussen kind en verzorger. Die interactie is op haar beurt belangrijk voor het sociaal functioneren van het kind (Mundy, & Newell, 2007). Die interacties worden derhalve gezien als voorloper van communicatie vaardigheden van jonge kinderen (Trevarthen, & Hubley, 1978). Joint attention is daarbij niet enkel bepalend voor de interactie tussen kind en verzorger, maar verder zou het eveneens orde brengen in sociale informatie verkregen tijdens die vroege, ongestructureerde sociale situaties (Mundy, & Newell, 2007). Met

7 3 andere woorden zou de sociaal-emotionele toenaderingsfunctie van joint attention gedragingen de kinderen toestaan intersubjectieve informatie en ervaringen op te doen die essentieel zijn voor de ontwikkeling van het sociaal-cognitief begrijpen (Bothuyne, Roeyers, & Van Oost, 1998). Het sociale element houdt in dat beiden aandacht hebben voor éénzelfde object of gebeurtenis en dat er op die manier een relatie tussen beide betrokkenen ontstaat. Naast affectieve componenten, worden cognitieve componenten evenzeer ontwikkeld via joint attention. Het cognitieve omvat het begrijpen van intentionaliteit. Deze laatste is bepalend voor sociaal refereren, nonverbale communicatie, instrumenteel gedrag, leren via imitatie en het gebruik van taal om aandacht te manipuleren (Tomasello, 1995). Men gaat er van uit dat doorheen het begrip dat het eigen gedrag intentioneel is, men een onderscheid leert maken tussen bedoeling en effect. Daarna kan men de informatie vanuit wederkerige interacties en observatie van anderen aanwenden om ook de intentionaliteit van anderen te begrijpen (Tomasello, 1995). Baren-Cohen (1991) ziet joint attention als de eerste manifestatie van betekenisvolle meta-representaties en bij deze ook als de voorloper van Theory of Mind. Die meta-representatie houdt in dat men in staat is intenties, emoties, percepties, wensen en kennis van zichzelf en anderen te interpreten, voorspellen en verklaren (Friedman, German, & Leslie, 2004). Deze representaties kunnen tevens de psychologische relatie tussen een persoon en een object weergeven. Het kind bespiegelt impliciet of het zelf al dan niet zijn blik in dezelfde richting zou moeten sturen. Het kind is zich bijgevolg niet enkel bewust van de psychologische relatie tussen een persoon en een object maar ook van de similariteit tussen de ander en zichzelf qua mogelijke psychologische relaties ten aanzien van objecten in de wereld (Bretherton, 1991). Een illustratie van die metarepresentationele capaciteit is wanneer er binnen het symbolisch spel afstand wordt gemaakt van de werkelijke functie van een object om het in een doe-alsof spel te introduceren (Leslie, 1987). Zoals gezegd zijn zowel sociale als cognitieve vaardigheden van belang en daarom wordt er gesteld dat joint attention een rol speelt bij de ontwikkeling van spel, imitatie en sociaal gedrag. (Baron-Cohen, 1994; Mundy, Sigman & Kasari, 1994; Leslie, 1987; Hobson, 1993).

8 4 Verder heeft joint attention een invloed op de taalontwikkeling, maar ook hier is er een cognitief aspect mee verbonden. De diepte waarmee informatie verwerkt word, is namelijk belangrijk (Mundy & Newell, 2007). Indien een ouder bijvoorbeeld een object benoemt dat het kind reeds in handen heeft (en dus al interesse toont voor het object) zal het kind het woord beter verstaan dan indien de aandacht van het kind vooralsnog naar het object gericht moet worden (Farrar & Tomasello, 1986). Dit zou het maken van een associatie tussen object en woord vergemakkelijken. Alvorens kinderen gebruik kunnen maken van taal om te communiceren, maken ze gebruik van gebaren zoals wijzen, tonen, geven en vragen om de aandacht van hun verzorger op een gebeurtenis of een object in de omgeving te richten (Bates, Camaioni, & Volterra, 1975; Barillas, & Legerstee, 2003). Imperatieve gebaren, om iets van de ander te krijgen, worden eerder louter gezien als instrumentele gedragingen. Declaratief wijzen naar iets zou daarentegen functioneel en structureel anders zijn dan de overige vorm van wijzen (Corkum & Moore, 1994). Declaratief wijzen zou, net als gecoördineerde aandacht, gebruikt worden om intenties te delen met anderen (Camaioni, 1993; Fisher, & Legerstee, 2008). Die voortalige communicatie ontplooit zich in verbale taal wanneer een kind objecten, maar ook intenties, emoties, wensen en gedachten benoemt (Feldman, & Greenbaum, 1997). Kinderen nemen stilaan communicatieve afspraken over van hun omgeving en dit over een periode van meerdere jaren. Binnen een dyadische interactie gaan jonge kinderen communiceren met oogcontact, gelaatsuitdrukking, stemgeluiden, en gebaren terwijl ze hun ritme aanpassen aan dat hun verzorger. Door beurtelings aan het woord te komen ontstaat een dialoog (Fogel, 1993 ; Stern, 1985). Studies over sociale oriëntatie tonen aan dat joint attention de beste predictor is voor taalvaardigheid en dat de relatie van sociale oriëntatie en aandacht met taalvaardigheid, via joint attention verloopt (Abbott et al., 2004). Ontwikkelingslijn Gedragingen die wijzen op joint attention vaardigheden worden zichtbaar tussen de leeftijd van drie en zes maanden (D Etremont, Hains, & Muir, 1997; Morales, Mundy, & Rojas, 1998; Scaife, & Bruner, 1975). Er werd gevonden dat gedurende de eerste zes maanden een kind opvallend gevoelig is voor sociale stimuli (Rochat, & Striano, 1999). In het bijzonder richt het kind zich naar geluiden, bewegingen en

9 5 eigenschappen van gezichten (Maurer, & Salapetek, 1976 ; Morton, & Johnson, 1991). Maurer (2007) onderlijnt hierbij het belang van herkenning van het gezicht voor verdere socio-cognitieve ontwikkeling. Het kind leert de ander aan te vullen binnen de zogenaamde primaire intersubjectieve protoconversaties (Tomasello, 1995). Met intersubjectief wordt bedoeld, het proces waarin mentale activiteit -motivatie en emotie- doorgegeven wordt tussen personen. Communicatie is per definitie intersubjectief (Trevarthen, 1999). Rond één maand is een baby alreeds in staat de moeder te onderscheiden van vreemden (Barrera, & Maurer, 1981). Na twee maanden kan een baby onderscheid maken tussen een persoon en een object (Legerstee, 1992; Corter, Kienapple, & Legerstee, 1990; Legerstee, 1991 ) Vervolgens, rond de leeftijd van drie maanden zou een baby oogcontact herkennen. De maanden daarna ontwikkelen motorische en cognitieve vaardigheden zich verder die toelaten effectiever te interageren en die de ontdekking van de omgeving steeds meer mogelijk maken (Legerstee, 2005; Fisher, Legerstee, & Markova, 2007). Rond de leeftijd van twaalf maanden kunnen kinderen uitmaken over welk object een ouder het heeft indien dat object zich in het gezichtsveld bevindt (Kaplan, & Hafner, 2006). Het kind kan aan zo n triadische interactie betekenis beginnen geven rond de leeftijd van negen maanden (Carpenter, Nagell, & Tomasello, 1998). Op die manier leren kinderen hun aandacht te richten op mensen en objecten, die extern zijn aan de moeder-kind dyade. Dit betekent dat kinderen in staat zijn hun blik te alterneren tussen een persoon en een object (sociale of niet-sociale stimulus) tijdens een sociale interactie en op die manier hun interesse in het object ook manifesteren (Mundy, & Newell, 2007). Vanaf zes maanden kan het kind niet alleen de blik van de verzorger volgen, maar is het ook in staat de aandacht van de verzorger op te eisen (Kaplan, & Hafner, 2006). Later, op het einde van het eerste levensjaar, zal het kind verbaal of nonverbaal de aandacht van de ander op een object of gebeurtenis richten (Tomasello, 1995). Kinderen zouden hierbij sociaal-interactieve gedragingen met betrekking tot objecten ontwikkelen (Adamson, & Bakeman, 1984; Hubley, & Trevarthen, 1978). Vóór de leeftijd van twee jaar is een kind in staat de aandacht van de ouder aan de hand van talige uitdrukkingen te richten (Tomasello, 1995). Andere onderzoekers pleiten er eerder voor dat joint attention zich pas op het einde van het eerste levensjaar zou ontwikkelen. (Corkum, &

10 6 Moore, 1998). De maanden daarna zou joint attention verder evolueren: het localiseren van het target wordt nauwkeuriger (Butterworth & Cochran, 1980; Butterworth, & Jarrett, 1991) en de peuters oriënteren zowel hun hoofd als hun blik naar het target (Corkum, & Moore, 1998). De ontwikkeling van joint attention loopt daarna verder gedurende minstens drie jaar (Adamson, Bakeman, & Dekner, 2004; Carpenter, Nagell, & Tomasello, 1998). Modellen Wat zijn nu precies de voorlopers van joint attention binnen de normale ontwikkeling? In de literatuur worden minstens vier verschillende modellen onderscheiden voor joint attention. Deze vier modellen spreken elkaar niet zozeer tegen, ze vullen elkaar eerder aan. Eénzelfde concept wordt vanuit verschillende ooghoeken bestudeerd. (1) Neuro-developmental executive model, (2) verzorger/scaffolding model, (3) Het sociaal-cognitief model en (4) Social motivation model. Het eerste model, ook wel het Multiple Proces Model genoemd, vertrekt vanuit executieve functies. Deze functies omvatten inhibitie, cognitieve flexibiliteit, werkgeheugen en plannen (Muller, & Zelazo, 2002). Hierbij wordt de nadruk gelegd op neurologische systemen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van joint attention vaardigheden. Er worden twee verschillende systemen onderscheiden. Een temporaalpariëtaal systeem voor RJA en een dorsaal-mediaal corticale systeem voor IJA (Mundy, & Sigman, 2006). Een tweede manier om de ontwikkeling van joint attention te vatten is via interacties. De zogenaamde, caregiving/scaffolding model is daar een voorbeeld van. Een scaffold is een tijdelijke structuur of constructie die dient om een functie te ondersteunen terwijl er iets op gebouwd wordt (kennis opdoen) of verstevigd wordt (kennis verbreden,...). Het gedrag van de ouder wordt spontaan aangepast aan de zone van proximale ontwikkeling van het kind. Wanneer ouder en kind binnen een interactie allebei focussen op een object ontstaan er zogenaamde joint engagement episodes (Bruner, 1983). Deze episodes vormen een interactive context (Bakeman, & Adamson, 1984). Tijdens zo n episode wordt de aandacht van het kind, door de moeder, gericht op een object. Dat object is initieel zichtbaar aanwezig, maar later kan dit binnen het spel evolueren naar objecten die buiten het gezichtsveld aanwezig zijn. De ouders zullen dus

11 7 binnen zo n sequentie, vaardigheden gebruiken, waar de kinderen nog niet over beschikken (Bruner, 1983; Bourdais, Danis, & Ruel, 2000; Kaye, 1982). Op die manier stijgt de complexiteit van de respons van het kind gradueel in functie van de vraag van de moeder (Bakeman, & Adamson, 1984). Er is veel evidentie voor de bepalende rol van de moeder binnen de ontwikkeling van joint attention vaardigheden (Landry, Miller-Loncar, Smith, & Swank, 1997; Legerstee, Varghese, & van Beek, 2002; Raver, & Leadbeater 1995). De resultaten uit een longitudinale studie van Bakeman en Adamson (1984) toonden aan dat het gedrag van de ouder een belangrijke invloed uitoefent op de vaardigheden van het kind om deel te nemen aan een joint engagement episode. Het delen van aandacht binnen zo n episode kwam significant meer voor binnen een interactie met de ouder dan binnen een interactie met een leeftijdsgenoot. Ook volgens Greenspan en Shanker (2007) zouden de affectieve vaardigheden binnen een interactie bepalend zijn voor joint attention. Episodes van gedeelde aandacht gaan vooral samen met een positief affect (Adamson, & Bakeman, 1985). In een onderzoek, bij kinderen van 2 jaar aan de hand van een ESCS, wordt gevonden dat joint attention, geïnitieerd door het kind zelf, in ongeveer zestig procent van de gevallen, samengaat met een overdracht van positief affect. Dit is niet het geval wanneer het kind reageert op de ander binnen zo n episode (Kasari et al., 1992). Wordt er een affect getoond door de kinderen als reactie op wat ze zien (het object, de gebeurtenis) of eerder door het zien van het gezicht van hun ouder? In een onderzoek werd gevonden dat kinderen vóór tien maanden eerder affect tonen bij het zien van de ander. Pas na tien maanden kunnen ze een overdracht maken naar de ander, van hun affect bij het zien van een object (Messinger, Mundy, Thorp, & Venezia, 2004). Het zou volgens Greenspan en Sharker (2007) bovendien enkel mogelijk zijn tot joint attention komen, tussen de vierde en de tiende maand, indien de vorige stadia (waaronder zelf-regulatie, gedeelde aandacht, enzoverder geëvolueerd uit een intieme relatie met de verzorger) succesvol werden doorlopen (Greenspan, & Shanker, 2007). De rol van de ouders wordt genuanceerd door de veronderstelling dat een kind niet zomaar een passieve ontvanger is, maar dat diens verwachtingen in verband met bekrachtigers en de relatie tussen het gedrag en de bekrachtiger een rol spelen (Dickson, 1989; Dickson, & Heyes, 1990). Een kind moet in staat zijn om de focus van iemand te kunnen achterhalen en zo oogbewegingen en gebaren van iemand te kunnen volgen

12 8 (Kaplan, & Hafner, 2006). Hierbij wordt de hoofdbeweging van de moeder gezien als stimulus voor een contingente bekrachtiger. Het kind draait spontaan zijn eigen hoofd als respons. De bekrachtiging daarbij is dat het kind hierdoor iets interessants gezien heeft. Waardoor na verloop van tijd de hoofdbeweging van het kind, die gelijk is aan die van zijn moeder, geconditioneerd is (Corkum, & Moore, 1994). Er zijn individuele verschillen in de gevoeligheid aan sociale bekrachtiging en in de waarde dat mensen toeschrijven aan die sociale bekrachtiging (Abbott et al., 2002; Mundy, 1995; Mundy, & Willoughby, 1998). Dit leidt tot individuele verschillen tussen mensen in deelname aan verschillende joint attention sequenties. Zoals eerder vermeld verwerven kinderen impliciete kennis over sociale en communicatieve patronen door interacties die qua complexiteit steeds toenemen (Greenspan, & Shanker, 2007). Verder kan joint attention vanuit een sociaal-cognitieve denkwijze benaderd worden. Het sociaal-cognitieve model, gebruikt de term joint attention om te verwijzen naar de vaardigheid om intentioneel informatie te delen met een sociale partner en gaan er dus van uit dat vroege preverbale communicatieve vaardigheden, in het bijzondere joint attention ontwikkeling, de groeiende sociale cognitie weerspiegelen. Kinderen krijgen zo steeds meer inzicht in intenties van anderen (Baron-Cohen, 1995; Leslie, & Happé, 1989; Tomasello, 1995). Een eerste vorm van communiceren gebeurt dus aan de hand van nonverbale cues zoals wijzen, gebaren, oogcontact (Bruner, 1975). Deze preverbale cognitieve basis zou, zoals hierboven vermeld, noodzakelijk zijn voor taalontwikkeling (Bruner & Sherwood, 1983). Indien kinderen gebruik maken van gebaren en oogcontact, om intentioneel te communiceren met anderen, moeten ze zich bewust zijn van de sociale betekenis achter hun gedrag en van het feit dat de ander in staat is om waar te nemen en zijn intenties te veranderen door het gedrag van het kind (Mundy, & Sigman, 2006). Binnen de benadering van Mundy en collega s, het Universal Cognitive Model, wordt gesteld dat gedeelde aandacht een uiting is van de algemene cognitieve ontwikkeling en dat de verschillende dimensies van gedeelde aandacht een gemeenschappelijke cognitieve basis zouden hebben in de vroege ontwikkeling (Block et al., 2007). Sociale cognitie zou gezien kunnen worden als een functie die zich gradueel ontwikkeld, onder andere, als gevolg van het herhaaldelijk toepassen van joint attention met anderen (Mundy, & Neal, 2001; Kasari, Mundy, & Sigman., 1993).

13 9 Volgens Tomasello en anderen zijn de dyadische protoconversaties die zich rond de leeftijd van drie maanden ontwikkelen, zeer gericht op het delen van gedrag en emoties met de ander. Hiervoor moet men beseffen dat men kan ageren en moet de nodige motivatie er zijn (Behne, Call, Carpenter, Moll, & Tomasello, 2005). Kinderen zijn dan in staat zich te engageren voor op elkaar afgestemde interacties met hun verzorger (Hafner, & Kaplan, 2006). Hoe meer kinderen zich engageren in zo n joint attention episodes met anderen, hoe meer ze de mogelijkheid krijgen om hun kennis en vermogen over de mogelijke responsen, van zichzelf en een ander ten opzichte van een object of gebeurtenis, uit te breiden (Mundy, & sigman, 2006). Via spelletjes met de ouders evolueert het kind naar een sociale know-how waardoor ze na verloop van tijd ook voospellingen kunnen maken over en anticiperen op het gedrag van een ander. Dit is cruciaal voor consistentie en voorspelbaarheid binnen sociale interacties (Trevarthen, 1979). Kinderen die hun eigen intenties kunnen beïnvloeden en zich hun eigen intenties kunnen voorstellen, zouden ook in staat zijn vanaf de leeftijd van negen maanden, het doelgericht gedrag van anderen te beïnvloeden en zich kunnen voorstellen wat de intenties zijn van die ander. Hierbij ontstaan er de zogenaamde triadische interacties (Behne et al., 2005). Ouder en kind spelen een spel rond één bepaald object die het onderwerp vormt van hun interactie. Dit is volgens Hafner en Kaplan (2006) een complexe vorm van sociaal gecoördineerde communicatie. We spreken van joint attention indien het kind zich ervan bewust is dat anderen intentionele actoren zijn (Kruger, Ratner, & Tomasello, 1993). Het feit dat kinderen zich bewust moeten zijn van intenties van zowel zichzelf als dat van anderen sluit aan bij de bevinding dat joint attention een voorloper zou zijn van Theory of Mind (Baron-Cohen, 1994). Kinderen kunnen dan het gedrag van anderen voorspellen in termen van acties en plannen. Dit kan via sociale vaardigheden zoals sociaal refereren, imitatie en symbolische communicatie (Hafner, & Kaplan, 2006). Baron-Cohen (1994) beklemtoont de rol van wat hij noemt Shared Attention Mechanism (SAM). Dit mechanisme zou namelijk een aantal joint attention gedragingen teweeg brengen. Volgens Roeyers en collega s (Bothuyne, Roeyers, & Van Oost, 1998) zou het aandachtsmechanisme binnen de normale ontwikkeling rond veertien maanden aanwezig zijn.

14 10 Een laatste model is het Social Motivation Model. Dit model is belangrijk om te begrijpen waarom een kind zijn aandacht wil delen met een ander. Wat motiveert een kind om reeds op zeer jonge leeftijd iets, een gebeurtenis, te willen delen met iemand. Wat maakt dat een kind een leuk object of gebeurtenis, visueel loslaat om oogcontact te kunnen maken met een sociale partner? Illustratie: (a) Er wordt iets gezien/ervaren dat bekrachtigend is, toch (b) zal deze gebeurtenis visueel losgelaten worden om oogcontact mogelijk te maken met de ander (c) daarbij ontstaat een band met de ander, wat mogelijks leidt tot nog meer plezier ten aanzien van de gedeelde gebeurtenis (Mundy, & Sigman, 2006). De motivatie om met een ander te communiceren over een gebeurtenis of object overstijgt dus het zien van die gebeurtenis of van het object zelf. Onderzoekers beweren dat er een intrinsieke voorkeur is om zich te richten op sociale stimuli en gezichten (Bard, Platzman, Lester, & Suomi, 1992). De belangrijkste assumptie van dit model is niet alleen dat motivationele systemen zorgen voor het organiseren van vroege gedragingen maar ook dat ze voorrang geven aan sociale oriëntatie, sociale interactie en verwerken van sociale informatie (Brown, Dawson, Meltzoff, Osterling, & Rinaldi, 1998; Mundy, & Neal, 2001; Trevarthen, & Aitken, 2001). Op die manier beschikken kinderen over voldoende input van sociale informatie om naar steeds meer complexe vormen van communiceren te gaan. Kinderen kunnen onder andere een ontwikkeling doormaken van aandacht delen met een ander ten opzichte van een object, tot secondary intersubjectivity (Trevarthen, & Aitken, 2001) of ook joint attention genoemd (Bruner, & sherwood, 1983; Tomasello, 1995). Ouders kunnen ook inspelen op interesses van hun kind en interageren over de gedeelde focus. Wanneer een kind met een voorwerp speelt, is het in het voorwerp geïnteresseerd en dus gemotiveerd om deze te exploreren. Indien ouders op dat moment gaan interageren met hun kind is er meer kans dat ze zich bewust worden van de gecoördineerde aandacht, wat joint attention vaardigheden bevorderd (Farrar, & Tomasello, 1986). Doch blijft de rol van motivatie bij het ontwikkelen van joint attention vaardigheden slechts een vermoeden (Mundy, & Sigman, 2006).

15 11 Sociale voorkeur Elk bovenstaand model, met hun eigen klemtoon, legt uit hoe mensen tot joint attention komen. Opvallend daarbij is de sociale dimensie aanwezig binnen elk model. Om joint attention vaardigheden te ontwikkelen, lijkt het dus noodzakelijk te zijn interesse te hebben voor sociale cues. Er moet dus een zekere sociale voorkeur aanwezig zijn. Hoewel een verband tussen sociale voorkeur en joint attention verondersteld wordt, werd dit nog niet vaak onderzocht. De relatie tussen gevoeligheid voor sociale signalen in de vroege kindertijd en latere sociale vaardigheden wordt vaak louter gesuggereerd. Onder sociale oriëntatie of sociale voorkeur wordt verstaan de vaardigheid van kinderen om spontaan hun aandacht te richten op een sociale gebeurtenis in hun omgeving (Brown et al., 1998). Er wordt namelijk verondersteld dat wanneer kinderen spontaan de aandacht richten op een sociale stimuli, dit de joint attention vaardigheden verbetert. Indien het kind deze sociale cues niet opmerkt, mist het ook de gelegenheid om joint attention vaardigheden te beoefenen (Brown et al., 1998). Zo zal social orienting dus leiden tot betere joint attention vaardigheden. Verschillende studies tonen aan dat kinderen vanaf de geboorte een voorkeur laten zien voor het menselijk gezicht. Dit is een complex object en volgens Maurer en Salapatek (1976) is dit laatste ook de reden waarom het zo fascinerend is voor borelingen. Kleiner (1987) nuanceerde die uitspraak door te stellen dat een pasgeborenen gezicht-achtige stimuli zal prefereren boven niet-gezichtachtige stimuli, maar dat dit effect eerder te maken zou hebben met de duidelijkheid waarmee de stimuli aangeboden worden (Kleiner, 1987). In de hoop een antwoord te bieden op het debat tussen nature of nurture, vonden onder andere Mondloch en collega s dat boorlingen die nog maar weinig gezichten gezien hebben toch een voorkeur tonen voor configuraties van schematische gezichten dan niet-faciale configuraties met gelijkaardige complexiteit (Budreau et al., 1999). Dit onderzoek biedt evidentie voor sociale voorkeur als een aangeboren vaardigheid. Verdere evidentie voor het feit dat sociale voorkeur aangeboren zou zijn is dat kinderen anders kijken naar tweedimensionele vormen, zoals een foto, dan naar driedimensionele vormen, zoals een echt gezicht. Zij kunnen namelijk al vroeg in hun eerste levensjaar een onderscheid maken tussen gezichten op een foto en gezichten die ze in het echt zien (Maurer, & Salapatek, 1976).

16 12 Naast het feit dat de complexiteit van het gezicht het aantrekkelijk zou maken voor kinderen om naar gezichten te kijken, blijkt uit onderzoek dat ook contrasten binnen het gezicht een rol zouden spelen. De ogen, bijvoorbeeld bestaan uit een donkere vlek, de iris, omringt door een lichter achtergrond, de sclera (Csibra et al., 2005) Ook de mond, wanneer iemand glimlacht, wordt gekenmerkt door een lichte vlak, de tanden, zou een contrast-effect hebben met een een donkerder omranding, de rode lippen (Johnson, & Morton, 1991). Indien iemand glimlacht, zou er dus evenveel aandacht naar de mond moeten gaan als naar de ogen. Een blik zou dus waargenomen worden op basis van dat contrast tussen sclera en iris. Er is gebleken dat een baby een voorkeur toont voor een blik in zijn richting dan voor een blik dat van de baby wegkijkt. Hierbij wordt het contrast van de ogen gebruikt om de richting van het blik te bepalen (Csibra et al., 2005). Vanaf twee maanden kijken kinderen meer naar en rond de ogen dan naar andere gezichtsonderdelen. Cruciaal voor de ontwikkeling van joint attention is dat een kind in staat moet zijn om oogbewegingen van een interactiepartner te volgen. Een oogbeweging van een volwassen is volgens sommige auteurs voldoende om een blikverandering te bewerkstellen bij kinderen van reeds drie maanden (Driver, Hood, & Willen, 1998). Indien deze oogbeweging vervangen wordt door een pijl, verdwijnt dit effect. Dit ondersteunt de stelling dat vooral sociale stimuli de aandacht trekken van de kinderen (Diroku, Hasegawa, Senju, & Tojo, 2004). Maar daarvoor moet een kind ook gemotiveerd zijn om te communiceren met een partner, dit is een noodzakelijke voorwaarde (Adamson, Als, & Tronick, 1979). De verdere evolutie van joint attention hangt samen met de motivatie van het kind om de groeiende kennis van de wereld en interessante objecten en gebeurtenissen te willen delen met een ander (Bruner, & Sherwood, 1983; Mundy, 1995; Tomasello, 1995). Kinderen met autisme Autisme is een stoornis met een biologische grondslag (Carver, Dawson, McPortland, Osterling, & Rinaldi, 2001). Een cruciaal symptoom daarbij is een massieve stoornis in de vroege ontwikkeling van joint attention. Er wordt dus algemeen aanvaard dat kinderen met autisme minder joint attention vaardigheden hebben. Het deficit bij kinderen met autisme is universeel (Kasari, Mundy & Sigman, 1994) Dit is

17 13 gebleken uit een studie die gebruik maakte van zowel retrospectieve ouderrapportages van vroege symptomen als van analyses van homevideos, die opgenomen waren voordat de diagnose gesteld werd (Clifford, & Dissanayake, 2008) en uit studies met screeningsinstrumenten (Braid et al., 2000). Zoals eerder aangegeven leren peuters enorm veel vaardigheden door hun blik te richten naar omringende zaken. Het is duidelijk uit onderzoek dat oogcontact en gebaren essentiële componenten zijn van joint attention. Kinderen met autisme maken minder frequent gebruik van gebaren met sociale bedoelingen (Mundy et al., 1994). Onderzoek toonde aan dat kinderen met autisme het moeilijker hadden om gebaren te maken die een joint attention episode starten dan gelijkaardige gebaren maken om een object te vragen. Om deze instrumentele noden te uiten maken kinderen met autisme dus eveneens gebruik van IBR vaardigheden (Mundy, Sherman, Sigman, & Ungerer, 1986). Terwijl de problemen met RJA zich gedurende de verder ontwikkeling van die kinderen zich lijken te verbeteren (Leekam, Lopez, & Moore, 2000; Kasari et al., 1994), blijven de problemen met IJA robuust aanwezig (Baron-Cohen, 1995; Sigman, & Ruskin, 1999). De sociale moeilijkheden en de moeilijkheden met joint attention zouden er voor zorgen dat kinderen met autisme ernstige problemen ervaren met sociale en communicatieve vaardigheden. Er bestaan verschillende verklaringen voor de moeilijkheden die kinderen met autisme hebben met joint attention. Zo ondervinden ze alreeds moeilijkheden om deel te nemen aan een interactie met een ander, een diade. Er is daardoor een tekort in intersubjectieve aanzet langs de kant van het kind (Hobson, 1993). Er werd gezien dat de ontregeling in, of een gebrek aan IJA, een elementair kenmerk vormt voor autisme. Dit betekent dat deze kinderen moeite hebben om spontaan hun interesses in objecten of gebeurtenissen te delen met anderen (Mundy, & Sigman, 2006). Het is geweten dat IJA, eerder dan RJA, te maken heeft met affectieve componenten van joint attention (Kasari et al., 1990; Kasari, Mundy, & Sigman, 1992) en dat voor IJA grotere sociale motivatie noodzakelijk is om positieve emoties te uiten ten aanzien van een voorwerp of een gebeurtenis (Abbott et al., 2004). Bij kinderen met autisme zou het gebrek aan IJA gedragingen dus een gevolg kunnen zijn van een verzwakking van de positieve invloed van sociale interacties (Kasari et al., 1990). Jammer genoeg, zal dit tekort in sociale

18 14 motivatie waarschijnlijk doorheen de ontwikkeling van die kinderen blijven voortduren (Carter, Koegel, & Koegel, 1998). Doordat kinderen met autisme reeds vroeg moeilijkheden hebben om hun aandacht te oriënteren naar sociale stimuli, worden ze gedepriveerd van input van sociale informatie. Dit zou een breuk vormen in hun gedrags- en hersenontwikkeling (Mundy & Neal, 2001). Het niet kunnen richten op een sociale stimuli is één van de vroegste symptomen van autisme. (Brown et al., 1998; Abbott et al. 2004; Mundy, & Neal, 2001). De vraag naar de oorzaak van dit falen blijft onbeantwoord (Abbott et al., 2004). Vooral om aandacht te delen met anderen moeten kinderen in staat zijn snel hun blik te verzetten, meer bepaald te sturen van de ene stimulus naar de ander (Chisum, Courchesne, & Townsend, 1995). Kinderen met autisme ondervinden vooral daarmee moeilijkheden (Wainwright, & Bryson, 1996). Ook de aard van de stimuli is van belang. Zo zouden kinderen met autisme het moeilijker hebben om een inkomende sociale stimuli te verwerken en die te representeren of integreren (Hermelin, & O' Connor, 1970) wegens de onvoorspelbaarheid er van (Dawson, 1991; Dawson, & Lewy, 1989). Een gemeenschappelijk kenmerk van kinderen met autisme is dat zij een verminderd voorkeur hebben voor de ogen (Frymiare, & Gernsbacher, 2005). De interesse in gezichten en blikrichtingen in de eerste zes maanden gecombineerd met een verhoogde aandacht voor objecten leidt via het spel tot het ontwikkelen van joint attention, dit heeft op zijn beurt heel belangrijke gevolgen. Deze capaciteit zou bij kinderen met autisme eveneens groeien, maar op een volledig andere manier (Cavallaro et al. 2005). Om te bepalen wat er mogelijk verkeerd loopt tijdens de ontwikkeling van deze vaardigheden, moet het onderzoek zich richten op de voorlopers van joint attention binnen de normale ontwikkeling. Ook daar is slechts weinig gekend over mogelijke voorspellers van joint attention. Het zou dus interessant kunnen zijn om hier eerst inzicht in te krijgen, om vervolgens te kunnen onderzoeken waar het precies fout loopt bij kinderen met autisme. Probleemstelling Sociale vaardigheden hebben een invloed op uiteenlopende gebieden en dit voor verschillende leeftijden. Uit onderzoek naar de ontwikkeling van sociale vaardigheden,

19 15 kwam het belang van joint attention naar voor. Literatuur ondersteunt namelijk de continuïteit tussen joint attention vaardigheden van baby s en sociale en cognitieve vaardigheden in de verdere kindertijd (Block et al. 2007). Eén van de theoretische modellen die de ontwikkeling van joint attention bespreken, stelt dat de sociale motivatie van kinderen heel belangrijk is. Hierbij zouden kinderen die meer naar de ogen kijken meer kansen krijgen om te leren dat door de blik van de ander te volgen, iets interessants gezien wordt. Naast de link met RJA, wordt immers ook gesteld dat kinderen die meer naar de ogen kijken, sterker sociaal gemotiveerd zouden zijn en meer geneigd zijn om hun interesses te delen met de ander via IJA. Deze sociale motivatie uit zich reeds heel vroeg in de ontwikkeling, als een sociale voorkeur voor personen, gezichten, boven niet-sociale stimuli. Voorgaande studies stellen vast dat kinderen binnen die sociale voorkeur bijzonder veel naar de ogen kijken. Deze voorkeur wordt geobserveerd bij pasgeborenen en zou dus een belangrijke invloed kunnen hebben op joint attention vaardigheden. Maar de link tussen beiden werd nauwelijks onderzocht. Eerder werd aangegeven dat sociale voorkeur wel eens aangeboren zou kunnen zijn (Budreau al., 1999). Toch zou dit bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen, zoals bijvoorbeeld kinderen met autisme, niet of minder voorkomen (Brown et al., 1998). Bij kinderen met autisme werd reeds aangetoond dat ze problemen hebben met joint attention. (Baron-Cohen, 1989; Landry, & Loveland 1986; Mundy et al., 1986). Er werd eveneens gevonden dat deze kinderen zich heel moeilijk op sociale cues kunnen richten en bijzonder weinig sociale voorkeur vertonen. Deze kinderen lijken namelijk een deficit te hebben op zowel vlak van sociale voorkeur als op vlak van joint attention. In de literatuur werd verband tussen sociale voorkeur en joint attention bij deze atypische groep al aangetoond. In dit onderzoek wordt de link onderzocht tussen sociale voorkeur op zes maanden (zowel statisch als dynamisch) en joint attention vaardigheden op twaalf maanden (zowel RJA als IJA). Om dit te onderzoeker werden volgende hypotheses vooropgesteld: 1) Kinderen laten op zes maanden een voorkeur zien voor de ogen, zowel voor statische foto s van gezichten als voor dynamische beelden van pratende persoon.

20 16 2) Hoe sterker de voorkeur van kinderen voor de ogen op zes maanden, hoe beter hun joint attention vaardigheden zullen zijn op twaalf maanden. Er wordt een verband verwacht zowel met respons op joint attention als initiatie van joint attention. 3) Recente bevindingen tonen aan dat respons op joint attention en initiatie van joint attention grotendeels onafhankelijk ontwikkelende processen zijn. Binnen dit onderzoek wordt er evenmin een verband verwacht.

21 17 METHODE Deelnemers Voor dit onderzoek werden kinderen van zes maanden gerecruteerd in en rond Gent via Kind en Gezin. Ongeveer tweehonderd gezinnen kregen een brief en konden reageren indien ze geïnteresseerd waren. Exclusiecriteria waren premature kinderen en kinderen met een aangeboren aandoening. De taal van de kinderen moest ook Nederlands zijn. In totaal participeerden 31 kinderen waarvan 14 jongens (45%) en 17 meisjes(55%). De leeftijd varieerde van 349 maanden tot 397 maanden. De Mullen scales of early learning (1995) werd afgenomen om de mentale ontwikkeling van de kinderen na te gaan. Deze wordt uitgedrukt door de ontwikkelingsindex (gemiddelde = 100, sd = 15). De gemiddelde ontwikkelingsindex voor de volledig groep is 91,3 met een standaard deviatie van 9,82. Dit betekent dat elk kind een typische ontwikkeling volgt (variantie tussen 85 en 115). Tabel 1: Frequentietabel leeftijd en ontwikkelingsindex M SD Min Max Leeftijd (maanden) Ontwikkelingindex 369,54 9, ,3 9, De toestemming van de ouders werd gevraagd aan de hand van een informed consent en er werd eveneens een beloning gegeven aan de participerende gezinnen. Er werden ook achtergrondgegevens bevraagd, zoals adresgegevens, het beroep van de ouders, of het kind broers en zussen heeft en hoe de ontwikkeling daarbij verliep enz. Algemene procedure Op zes maanden werden de kinderen samen met hun moeder uitgenodigd op de faculteit. Twee maanden later, werden de kinderen en hun moeder opnieuw op de faculteit uitgenodigd en werd de ontwikkelingsleeftijd van de kinderen berekend aan de hand van

22 18 de Mullen Scales of Learning (Mullen, 1995). Deze test geeft een algemene maat voor het cognitieve functioneren van kinderen tussen 0 en 68 maanden. De MSEL peilt naar de visueel-receptieve vaardigheden, de grove en fijne motoriek en de receptieve en expressieve taalontwikkeling van kinderen. Op twaalf maanden werden joint attention taken uitgevoerd. Het onderzoek bestond uit twee delen. Het eerste deel was bedoeld om IJA te meten en het tweede deel om RJA te meten. Zes maanden -Sociale voorkeurtaak Foto s van personen (elk 10 seconden) Interactie met kind via de computer Acht maanden -Mullen (30 minuten) Volgens handleiding van Mullen (grove motoriek aan ouders bevraagd, uitgeprobeerd indien ze er geen kennis van hadden) Twaalf maanden -Joint attention taken (15 minuten) Met kind op de mat spelen (vrije interactie) (5 minuten) IJA over leuke gebeurtenis op afstand (filmpjes) (5 minuten) Instrumenten en Stimuli Om op een nauwkeurige manier de oogbewegingen van peuters te volgen werd er gebruik gemaakt van een eye tracker. Dit instrument wordt vaak gebruikt door ontwikkelingspsychologen om de veranderingen in cognitieve, sociale en emotionele vaardigheden te begrijpen (T60 Tobii Eye Tracker 2005). Sociale voorkeur werd gemeten aan de hand van 2 foto s die telkens 10 seconden lang werden aangeboden. Eén ervan was een neutraal gezicht (met een gesloten mond) en één een glimlachend gezicht (tanden zichtbaar). Via de Tobii Software werden de oogbewegingen van de kinderen geregistreerd. Een tweede sociale voorkeurtaak was een video van 30 seconden, waarbij een persoon tegen het kind praatte. Rond die persoon hingen vier kleurrijke speelgoedjes. Ook daarbij werden de oogbewegingen van de kinderen op een precieze wijze gemeten met een afstand van zestig centimeter van de eye tracker.

23 19 Om joint attention uit te lokken werd er gebruik gemaakt van verschillende speelgoedjes, zoals opwindbaar speelgoed, knuffels, auto s enzoverder. Er werd eveneens gebruik gemaakt van filmpjes die via de computer getoond werden van op afstand en van posters die aan de muren ophingen. Taken/metingen Bij de eerste bijeenkomst bleef de moeder in de onderzoekskamer, gezien de jonge leeftijd van de kinderen. De baby kon op haar schoot zitten terwijl hij of zij naar het scherm keek. Een eerste sociale voorkeurtaak bestond uit de aanbieding van twee foto s met een close up van de gezichten. Die werden tien seconden aangeboden en er werd via de eye tracker geregistreerd naar welk onderdeel van het gezicht de kinderen het meeste keken. Op die manier werd gecodeerd hoe vaak kinderen keken naar de ogen en hoe vaak ze keken naar de mond. Die variabelen werden telkens gedeeld door de totale kijktijd van de kinderen. Voor elk gezicht werd ook nagegaan naar welk onderdeel, naar welke zone van het gezicht de kinderen eerst keken. Een tweede sociale voorkeurtaak, was een interactieve stimulus. Een filmpje werd getoond van een persoon die op een lieve manier tegen het kind sprak, rondom die persoon (sociale stimulus) zijn er vier kleurrijke speelgoedjes in beeld (niet-sociale stimuli). Tussen de verschillende onderdelen van deze taak zaten tussentrials met aantrekkelijke, kleurrijke prenten. Op die manier was er ruimte om de aandacht van het kind opnieuw naar het scherm te trekken en om te pauzeren indien nodig. Op die manier werden een aantal variabelen gemeten. Namelijk, hoe lang kinderen keken naar persoon ten opzichte van totale kijktijd, hoe snel ze keken naar een bepaalde stimuli en naar waar ze precies naar keken. Bij de derde ontmoeting op de faculteit, op twaalf maanden, vond een interactie in vivo plaats. Hierbij werd er vijf minuten met het kind op een mat gespeeld. Het kind moest zich hierbij op zijn gemak voelen alvorens de eerste taak van start ging. Hierbij werd dus vooral gefocust op joint attention, meer bepaald op IJA. Tijdens de interactie werd gekeken in welke mate het kind (1) oogcontact maakte met de onderzoeker terwijl hij het speelgoed manipuleerde, (2) oogcontact alterneerde tussen het speelgoed en de tester (3) wees naar het speelgoed met of zonder oogcontact, en (4) het speelgoed liet zien aan de onderzoeker door die in de richting van de onderzoeker te houden, met

24 20 oogcontact. (1) en (2) werden gecodeerd als lage vaardigheden binnen IJA en (3) en (4) als hoge vaardigheden binnen IJA. Na een tijdje kwamen een aantal dingen te voorschijn in het lokaal, namelijk drie eenvoudige filmpjes op de computer van telkens dertig seconden vergezeld met geluid. Dit gebeurde terwijl het kind op een tapijtje speelde bij onderzoeker. Er ging telkens een minuut voorbij tussen de filmpjes. De filmpjes waren: een springend aapje, een rijdende auto en een muisje dat zwaait. Hierbij werd gekeken of het kind de aandacht van de onderzoeker naar het scherm trok en op welke manier dit gebeurde. Enkel indien het kind de aandacht van de onderzoeker naar het scherm trok door oogcontact te maken met de onderzoeker en naar het scherm keek, keek de onderzoeker mee naar het scherm. Op dat moment moest de onderzoeker neutraal en stil naar het kind kijken en zelf niets meer initiëren. Er werd bijgehouden of het kind gebruik maakte van oogcontact en of het zijn blik alterneerde tussen onderzoeker en filmpjes of het eerder gebaren gebruikte, zoals wijzen en tonen, om de aandacht van de onderzoeker te sturen. Oogcontact maken met onderzoeker en oogcontact alterneren tussen filmpjes en onderzoeker werden opnieuw omschreven als lage vaardigheden van IJA en wijzen en tonen als hoge vaardigheden van IJA. Om RJA te meten gingen onderzoeker en kind aan de tafel zitten. In de ruimte hingen vier posters, twee links en rechts van de tafel, één recht achter het kind en één schuin achter het kind. De onderzoeker werd gevraagd om op vijf verschillende manieren de aandacht van het kind te trekken. Er werd aan de hand van die vier posters gekeken naar de mate waarin het kind er in slaagde oogcontact of aanwijzingen van de onderzoeker te volgen naar targets binnen en buiten zijn gezichtsveld. Er werd een onderscheid gemaakt tussen posters die zich binnen het gezichtsveld van het kind bevonden en posters die zich achter het kind bevonden. Een volgend subtaak bestond erin te spelen met het kind door speelgoed te geven aan het kind, het ook een beetje plagen om reacties uit te lokken en om binnen die interacties onder andere kijken naar hoe het kind duidelijk maakt aan de onderzoeker dat het iets wilt hebben, via blik of reiken. Dit gebeurde aan tafel, waarbij de onderzoeker opnieuw recht tegenover het kind zat. Het was de bedoeling om zoveel mogelijk spontane interacties uit te lokken waarin het kind voldoende ruimte kreeg om zelf spontane gedragingen te vertonen (IBR).

25 21 Het verzamelde materiaal van de drie samenkomsten werd vervolgens geanalyseerd en op basis daarvan werd de invloed van de sociale voorkeur op de sociale ontwikkeling nagegaan. Variabelen Voor beide taken van sociale voorkeur werd geregistreerd hoe lang de kinderen naar ogen (percentage ogen), mond (percentage mond) en neus (percentage neus) keken. Doordat de kijktijd voor elk kind verschillend was werden de variabelen telkens gedeeld door die totale kijktijd. Er werd mede geobserveerd naar welke zone binnen het gezicht, de kinderen eerst keken (eerste fixatie bij neutraal gezicht en bij lachend gezicht). Bij de film werd eveneens bijgehouden hoe lang het kind naar de interagerende persoon (interactie sociaal) en naar het omringend speelgoed (interactie niet-sociaal) keek. Daarbij werd deze keer nagegaan hoe lang kinderen deden om naar de ogen te kijken of naar de mond (tijd voor eerste fixatie ogen en tijd voor eerste fixatie mond). De verschillende soorten joint attention werden afzonderlijk gemeten. Bij beide taken van IJA werd een onderscheid gemaakt tussen vaardigheden die als laag en vaardigheden die als hoog gecodeerd waren. Wanneer het kind binnen het spel oogcontact maakte of zijn blik afwisselde tussen onderzoeker en speelgoed behoorde dit eerder tot de eerste groep en wanneer het kind wees naar het speelgoed of het speelgoed toonde om op die manier de aandacht van de onderzoeker te trekken, behoorde dit eerder tot de tweede groep. Hetzelfde werd gedaan voor de filmpjes die ineens verschenen, de zogenaamde events. Eens de variabelen gecodeerd werd er een gemiddelde berekent van IJA voor beide taken samen (spel en filmpjes) en dit alsook voor laag en hoog. RJA werd eveneens onderverdeeld in verschillende, in moeilijkheid toenemende variabelen. Indien het kind ondersteund moest worden door gebaren van de onderzoeker om zijn aandacht te richten op een poster die zich binnen het gezichtsveld bevond, werd dat als wijzen gecodeerd. Wanneer het kind er enkel in slaagde aan de hand van de blik van de onderzoeker zijn aandacht te sturen, werd dit gecodeerd als blik. Indien het kind erin slaagde zijn aandacht te richten op posters die zich achter hem bevonden, met andere woorden buiten zijn gezichtsveld, enkel met een blik werd dat als blik achter

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2009-2010 Eerste examenperiode Sociale gerichtheid als vroege voorspeller van joint attention vaardigheden Promotor : Prof. Dr. Herbert

Nadere informatie

Aandacht op de leeftijd van 8 maanden als voorspeller van latere joint attention vaardigheden

Aandacht op de leeftijd van 8 maanden als voorspeller van latere joint attention vaardigheden Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009 2010 Eerste examenperiode Aandacht op de leeftijd van 8 maanden als voorspeller van latere joint attention vaardigheden Masterproef

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN Sara Van der Paelt Onderzoeksgroep ontwikkelingsstoornissen Universiteit Gent

Nadere informatie

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars Autismespectrumstoornissen BEGRIP ALS STRUIKELBLOK: Taal bij kinderen met autisme en een verstandelijke beperking FENOTYPE KANNERCYCLUS 1 december 212 COGNITIE BIOLOGIE O M G E V I N G GENOTYPE Autisme

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis Programma Even voorstellen Wat is autisme? Vroege signalen bij autismespectrumstoornissen De eerste stap richting onderzoek

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009-2010 Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009-2010 Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009-2010 Eerste Examenperiode ALGEMENE EN SOCIAALCOMMUNICATIEVE ONTWIKKELING TOT HET EERSTE LEVENSJAAR Masterproef neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Pivotal Response Treatment. SCHOOLJAAR: Anita Bieleman Silke Polman

Pivotal Response Treatment. SCHOOLJAAR: Anita Bieleman Silke Polman Pivotal Response Treatment SCHOOLJAAR: 2011-2012 Anita Bieleman Silke Polman De beperkte motivatie tot interactie bij mensen met autisme is van grote invloed op hun verdere ontwikkeling. Het is het kernprobleem

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Autisme en de gevolgen Els Ronsse / MDR

Autisme en de gevolgen Els Ronsse /   MDR Autisme en de gevolgen Els Ronsse / www.psysense.be MDR Voorkomen? Voor het hele spectrum komen een aantal studies onafhankelijk van elkaar uit op 60 tot 70 op 10.000 of 1 op ongeveer 150 personen. Af

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Petra Warreyn, 2 april

Petra Warreyn, 2 april Moeder-kind interactie bij jongere broertjes en zusjes van kinderen met een autismespectrumstoornis: Implicaties voor diagnostiek en interventie 2 Inleiding: Etiologie ASS Gen x omgevingsinteractie: vaak

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

SOCIAAL- COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ BABY S VAN ACHT MAANDEN: RELATIE MET DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND VAN DE OUDERS.

SOCIAAL- COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ BABY S VAN ACHT MAANDEN: RELATIE MET DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND VAN DE OUDERS. FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Academiejaar 2009-2010 Eerste examenperiode SOCIAAL- COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ BABY S VAN ACHT MAANDEN: RELATIE MET DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND

Nadere informatie

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen Autisme niet begrepen? Niet herkend! Gemeente Koggenland 6 november 2017 & Stichting Deuvel Mieke Bellinga Mariëlle Witteveen Overzicht Autisme net ff anders Herkennen van autisme in contact Autisme Specifieke

Nadere informatie

Focus op motivatie en communicatie

Focus op motivatie en communicatie Focus op motivatie en communicatie P I V O T A L R E S P O N S E T R E A T M E N T V O O R J O N G E K I N D E R E N M E T E E N A U T I S M E S P E C T R U M S T O O R N I S Autisme Moeite met sociale

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Algemeen. Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren. Leen De Schuymer

Algemeen. Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren. Leen De Schuymer Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren Leen De Schuymer Algemeen Deze resultatenbundel is gebaseerd op het doctoraatsonderzoek van Leen De Schuymer. Dit

Nadere informatie

INLEIDING. Samenvatting

INLEIDING. Samenvatting INLEIDING Iedereen die ooit heeft gezien hoe een baby van enkele weken oud zijn omgeving verkent en bekijkt, heeft ongetwijfeld opgemerkt dat het kijkgedrag van een pasgeborene zich sterk onderscheidt

Nadere informatie

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Screening in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schietecatte Griet Pattyn

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Rutger Jan van der Gaag & Iris Oosterling, gz-psycholoog 2006 Karakter pagina 1 Inhoud Autisme Vroege herkenning van autisme DIANE-project,

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind Observatielijst peuters Analyse doelen Jonge kind Mei 2016 Verantwoording 2016 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan zonder voorafgaande

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 2. Autisme: Kwalitatieve verschillen op 3 gebieden: taalvaardigheden, sociale vaardigheden en beperkte/

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Kan niet bestaat niet. Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014

Kan niet bestaat niet. Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014 Kan niet bestaat niet Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014 Agenda Workshop Invullen Vragenlijst met stellingen Opdracht Kruip in de huid van Tim Wat is

Nadere informatie

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond Werkgeheugen bij kinderen met SLI Brigitte Vugs, 19 maart 2009 Indeling presentatie 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond SLI, Geheugen, Werkgeheugen 3. Ontwikkeling werkgeheugen 4. Relatie werkgeheugen

Nadere informatie

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Floortime: ontwikkelingsgerichte therapie, met ouders en het jonge kind aan het werk Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater & Ilse Vansant, psycholoog afdeling

Nadere informatie

Why So Fast? An Investigation of the Cognitive and Affective Processes Underlying Succesful and Failing Development of Reading Fluency. M.H.T.

Why So Fast? An Investigation of the Cognitive and Affective Processes Underlying Succesful and Failing Development of Reading Fluency. M.H.T. Why So Fast? An Investigation of the Cognitive and Affective Processes Underlying Succesful and Failing Development of Reading Fluency. M.H.T. Zeguers Het menselijke brein is waarschijnlijk niet uitgerust

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Voorschoolse vaardigheden onder de loep genomen:

Voorschoolse vaardigheden onder de loep genomen: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Tweede examenperiode Voorschoolse vaardigheden onder de loep genomen: Onderzoek naar de relatie tussen joint attention en de latere

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Ontwikkelingsrisico s bij meisjes met een extra X chromosoom

Ontwikkelingsrisico s bij meisjes met een extra X chromosoom Ontwikkelingsrisico s bij meisjes met een extra X chromosoom dr. Sophie van Rijn Universiteit Leiden Neuropedagogiek & Ontwikkelingsstoornissen Prof. Hanna Swaab, PhD Sophie van Rijn, PhD SCT onderzoeksgroep

Nadere informatie

Bouwstenen van het denken

Bouwstenen van het denken Werken met cognitieve bouwstenen heeft gegarandeerd resultaat Analyseren Veronderstellingen maken Logisch denken Breed denken Onveranderbaarheid inzien Verinnerlijken Niet egocentrisch communiceren Tijdsoriëntatie

Nadere informatie

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Algemene Evaluatiecriteria

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Algemene Evaluatiecriteria Vlaamse Vereniging Autisme Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Henri Dunantlaan 2 9000

Nadere informatie

te krijgen in dynamica van de CZS processen. Figuur 1 laat de algemene onderzoeksopzet van de experimenten uit Hoofdstuken 2 tot en met 7 zien.

te krijgen in dynamica van de CZS processen. Figuur 1 laat de algemene onderzoeksopzet van de experimenten uit Hoofdstuken 2 tot en met 7 zien. amenvatting 141 amenvatting Onze zintuigen zijn fascinerende systemen die ons in staat stellen om de wereld om ons heen waar te nemen en onze bewegingen te controleren. Meestal komt de informatie van de

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA 7-12-2018 Inhoud Vroegdetectie in een relationeel perspectief Infant and Early Childhood

Nadere informatie

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Dit is de inleiding van de psycho-educatie modules. Aan de hand van deze modules geven we meer informatie over hoe autismespectrumstoornissen (ASS) zich uiten

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

BABYWIJS : PROFESSIONELE BABYOPVANG

BABYWIJS : PROFESSIONELE BABYOPVANG BABYWIJS : PROFESSIONELE BABYOPVANG Met korting via Gastouderland De IKK-erkende online scholing van KinderWijs TV voor beroepskrachten in de kinderopvang die werken met 0-jarigen. De ontwikkeling van

Nadere informatie

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? INLEIDING PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? Om uitstekende vaardigheden te ontwikkelen zijn niet alleen talent en mogelijkheden

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

De invloed van vroege sociaalcommunicatieve vaardigheden op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kleuters met een autismespectrumstoornis.

De invloed van vroege sociaalcommunicatieve vaardigheden op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kleuters met een autismespectrumstoornis. Academiejaar 2010-2011 1 ste examenperiode De invloed van vroege sociaalcommunicatieve vaardigheden op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kleuters met een autismespectrumstoornis. Masterproef neergelegd

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Floorplay. Een behandelmethode om de communicatieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen te stimuleren

Floorplay. Een behandelmethode om de communicatieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen te stimuleren Floorplay Een behandelmethode om de communicatieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen te stimuleren Marianne Smit, Mirella Walraven en Francoise Moser 25 november 2016 Indeling workshop - Informatie

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

1. Gedrag. Au3sme. UMCG Publiekslezing Au3sme. Els M.A. Blijd- Hoogewys. Overzicht presenta3e. Wat is au3sme? Drie probleemgebieden

1. Gedrag. Au3sme. UMCG Publiekslezing Au3sme. Els M.A. Blijd- Hoogewys. Overzicht presenta3e. Wat is au3sme? Drie probleemgebieden Au3sme dr. Behandelcoördinator Au3sme Team Noord Nederland Overzicht presenta3e Wat is au3sme? naar Morton & Frith, 1995 1. Gedrag 2. Biologie 3. Cogni3e 4. Diagnose 5. Behandeling genen, hersengebieden

Nadere informatie

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014) Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014) Inleiding De kern van (autisme)vriendelijke communicatie is echt contact, gebaseerd op

Nadere informatie

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Samen beleven. Peer interacties bij personen met ernstig meervoudige beperkingen

Samen beleven. Peer interacties bij personen met ernstig meervoudige beperkingen Samen beleven Peer interacties bij personen met ernstig meervoudige beperkingen dr. Sara Nijs Promotor: prof. dr. Bea Maes Co-promotor: prof. dr. Carla Vlaskamp 1 THEORETISCHE ACHTERGROND ONDERZOEKSRESULTATEN

Nadere informatie

TOL-CONGRES Moeder waarom leren wij

TOL-CONGRES Moeder waarom leren wij TOL-CONGRES Moeder waarom leren wij Brugge 2 oktober 2015 Dyslexie Leesvaardigheid en leesattitude bij kinderen met dyslexie en zonder. Nieuw onderzoek van LVT en LAT. Dr. Ronny Boey & Hilde Niessen Inleiding

Nadere informatie

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Centrum voor Gezins- en Orthopedagogiek Aandachtsprocessen in interacties tussen personen met ernstige meervoudige beperkingen

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch)

Samenvatting (Dutch) Samenvatting (Dutch) 162 Hier zal een korte samenvatting gegeven worden van de resultaten van het onderzoek gepresenteerd in dit proefschrift. Affect, Gemoedstoestand en Informatieverwerking Om te overleven

Nadere informatie

Omgaan en communicatie met personen met een verstandelijke beperking

Omgaan en communicatie met personen met een verstandelijke beperking Omgaan en communicatie met personen met een verstandelijke beperking Wie zijn wij? - Hubertine - Jeanine - Krista Telemans van Pasform De Lork? een thuis voor de gebruikers, gelegen in Brussel hoofdstedelijk

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

KU LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN. Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek

KU LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN. Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek KU LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek DE INVLOED VAN DE INTERACTIEPARTNER OP AANDACHTSGERELATEERD GEDRAG BIJ PERSONEN MET ERNSTIGE MEERVOUDIGE

Nadere informatie

Pedagogisch kwaliteit (NCKO, 2011; Singer e.a., 2013) Buitenlands onderzoek

Pedagogisch kwaliteit (NCKO, 2011; Singer e.a., 2013) Buitenlands onderzoek Pedagogisch kwaliteit (NCKO, 2011; Singer e.a., 2013) Nabij, rustig, aandachtig en speels: hoe pm-ers de spelbetrokkenheid van kinderen bevorderen Elly Singer Pedagogen congres 23 januari 2013 subsidie

Nadere informatie

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Gevoel en emoties / definitie Emoties: in biologische zin: affectieve reacties. Prikkeling van dit systeem geeft aanleiding tot allerlei lichamelijke reacties.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/44267 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Spierings, M.J. Title: The music of language : exploring grammar, prosody and

Nadere informatie

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios Onderdeel van: Pagina 1 van 5 Inleiding In het pedagogisch kader staan onze uitgangspunten en basisdoelen die ten grondslag liggen aan ons pedagogisch handelen.

Nadere informatie

AANDACHTSPROCESSEN EN DE RELATIE MET JOINT ATTENTION BIJ JONGE BRUSSEN VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

AANDACHTSPROCESSEN EN DE RELATIE MET JOINT ATTENTION BIJ JONGE BRUSSEN VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009 2010 Eerste Examenperiode AANDACHTSPROCESSEN EN DE RELATIE MET JOINT ATTENTION BIJ JONGE BRUSSEN VAN KINDEREN MET

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Floorplay. Een behandelmethode om de communicatieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen te stimuleren

Floorplay. Een behandelmethode om de communicatieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen te stimuleren Floorplay Een behandelmethode om de communicatieve en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen te stimuleren Mariska van Buuren-Bijland en Francoise Moser 10 februari 2017 Indeling workshop - Informatie

Nadere informatie

Verklarende woordenlijst bij de strategieën uit Praten doe je met z n tweeën voor ouders

Verklarende woordenlijst bij de strategieën uit Praten doe je met z n tweeën voor ouders Pagina 1 van 10 Verklarende woordenlijst bij de strategieën uit Praten doe je met z n tweeën voor Strategieën ter bevordering van interactie communicatiestijl van het kind Rol van de ouder 1: Laat je kind

Nadere informatie

Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor logopedisten

Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor logopedisten Charter voor onderzoek en behandeling van spraak-, taal- en communicatieproblemen bij de ziekte van Huntington Versie voor logopedisten ONDERZOEK Voorwaarden bij onderzoek: Vroegtijdig starten Uitgebreid

Nadere informatie

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Hanna Swaab Sophie van Rijn Suus van Rijn Hanna, Sophie en Suus werken op de afdeling orthopedagogiek van de universiteit Leiden en op het Ambulatorium.

Nadere informatie

Van Nul tot Taal. Doelgericht stimuleren van taal en communicatie

Van Nul tot Taal. Doelgericht stimuleren van taal en communicatie Van Nul tot Taal Doelgericht stimuleren van taal en communicatie Even voorstellen Nanja de Rooij - Orthopedagoog-Generalist, NVO geregistreerd - Werkzaam bij Auris vanaf 2001 - Leerkracht Speciaal Onderwijs

Nadere informatie

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode SOCIAAL-COMMUNICATIEVE ONTWIKKELING BIJ ZUSJES EN BROERTJES VAN KINDEREN MET AUTISME Masterproef

Nadere informatie

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Ontwikkelingsfasen bij kinderen. 3 Basisbehoeften van kinderen.

Nadere informatie

Medisch trauma in de babytijd impact en behandeling

Medisch trauma in de babytijd impact en behandeling Medisch trauma in de babytijd impact en behandeling Heleen Mülder, klinisch psycholoog Psychotherapie Jeugd Drachten / Infant Netwerk Friesland OCRN symposium 20 november 2018 Opbouw van deze presentatie

Nadere informatie