SOCIAAL- COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ BABY S VAN ACHT MAANDEN: RELATIE MET DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND VAN DE OUDERS.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SOCIAAL- COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ BABY S VAN ACHT MAANDEN: RELATIE MET DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND VAN DE OUDERS."

Transcriptie

1 FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Academiejaar Eerste examenperiode SOCIAAL- COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ BABY S VAN ACHT MAANDEN: RELATIE MET DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ACHTERGROND VAN DE OUDERS. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek door: Eline Verhagen Promotor: Prof. Dr. Herbert Roeyers

2 ABSTRACT Uit de literatuur blijkt het belang van joint attention voor de latere ontwikkeling en meerbepaald de taalontwikkeling. Er bestaan twee vormen van joint attention (initiating joint attention en responding to joint attention) die ook in dit onderzoek opgenomen worden. Daarnaast hebben reeds verschillende onderzoeken de invloed van bepaalde contextuele kenmerken op de opvoeding en ontwikkeling bekeken. Hieruit bleek dat de sociaal-economische achtergrond van ouders een invloed kan hebben op de ontwikkeling van het kind. In verschillende onderzoeken zijn deze kinderen wat ouder dan acht maanden. In het verlengde hiervan zal dit onderzoek zich dan focussen op de invloed van de sociaaleconomische achtergrond van de ouders op het joint attention gedrag van baby s van ongeveer acht maanden. De sociaal-economische achtergrond van de ouders is via vragenlijsten bevraagd. Hieruit bleken, in relatie tot de literatuur, vooral opleidingsniveau, netto-gezinsinkomen en tewerkstelling relevante indicatoren om te bekijken in relatie tot de sociaal-communicatieve vaardigheden van de kinderen. Via de procedure van de ESCS (Mundy, et al., 2003) is het joint attention gedrag van de kinderen uit onze steekproef onderzocht. De hypothese van dit onderzoek is dat de ontwikkeling van joint attention gedrag van kinderen van ouders met een lagere sociaal-economische achtergrond trager verloopt en/of er zich minder joint attention gedrag voordoet dan bij kinderen van ouders met een hogere sociaal-economische achtergrond. Uit de analyse bleken geen significante effecten tussen het joint attention gedrag van de verschillende groepen. Rekening houdend met de beperkingen van het onderzoek, zouden we kunnen concluderen dat er geen groot verschil is tussen de sociaal-economische achtergrond van middenklasse gezinnen en gezinnen uit de hogere klasse. De eventuele verschillen in achtergrond hebben geen invloed op het joint attention gedrag.

3 DANKWOORD Via deze weg wil ik iedereen bedanken die mij heeft bijgestaan en gesteund tijdens het schrijven van mijn masterproef. In het bijzonder dank ik Hendrik, Sarah, Joris en mijn gezin voor het geduldig nalezen van mijn masterproef, hun constuctieve feedback en hun morele steun. Verder bedank ik Steven en Sara van der Paelt voor de statistische adviezen bij het maken van mijn analyses. Ook Tine en Maaike wil ik niet vergeten voor hun hulp bij de vormgevelijke aspecten. Mijn medestudenten Ilse, Jasmien, Lindsey en Els, die in hetzelfde schuitje zaten als ik, wil ik bedanken voor hun steun en advies gedurende deze hele periode. Graag dank ik ook Professor Dr. Roeyers voor zijn begeleiding en feedback.

4 INHOUDSTAFEL INLEIDING De sociaal-communicatieve ontwikkeling Ontwikkelingsstadia bij baby s Gevoelige periodes Invloed van het nature/nurture debat Sociaal-communicatieve ontwikkeling en joint attention Sociaal communicatieve ontwikkeling Joint attention Definitie Vormen Aanvang en ontwikkelingsverloop Interactie tussen verzorgers en kind Belang voor de verdere ontwikkeling Sociaal-economische factoren en opvoeding Wat zijn sociaal-economische factoren? De rol van socio-economische achtergrond op de opvoeding Theoretische modellen Factoren die de opvoeding beïnvloeden Kenmerken van het kind Kenmerken van de ouders Kenmerken van de omgeving Onderzoekshypothesen METHODE Participanten Algemeen Thesisonderzoek Instrumenten en variabelen Vragenlijsten Startvragenlijst Vragenlijst acht maanden Early Social Communication Scales Procedures Afname ESCS Opstelling Richtlijnen Trials Coderen RESULTATEN... 34

5 1. Algemeen Opleidingsniveau Initiating joint attention Responding to joint attention Tewerkstelling Initiating joint attention Responding to joint attention Inkomen Initiating to joint attention Responding to joint attention DISCUSSIE Interpretaties Opleidingsniveau Beroepsstatus en tewerkstelling Inkomen Beperkingen van het onderzoek Conclusie en aanbevelingen REFERENTIELIJST BIJLAGEN Itemvolgorde van de ESCS Codeerschema... 55

6 INLEIDING In deze masterproef wordt gebruik gemaakt van een nog niet volledige dataset van het onderzoeksprogramma JOnG van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hiervoor werd door de promotor van het desbetreffende onderzoeksprogramma toestemming verleend. De onderzoeksresultaten en besluiten zijn geheel voor rekening van de betrokken student, en maken niet noodzakelijk deel uit van de finale onderzoeksresultaten van het onderzoeksprogramma JOnG. De officiële onderzoeksresultaten en publicaties zullen terug te vinden zijn op de website van het SWVG ( 1. De sociaal-communicatieve ontwikkeling Over de ontwikkeling van baby tot volwassene is al enorm veel onderzoek gedaan. In de anderhalve eeuw van haar bestaan, heeft de ontwikkelingspsychologie een hoop interessante feiten en inzichten verzameld. Er bestaan verschillende theorieën over, verschillende modellen zijn reeds uitgewerkt. De ontwikkeling is doorheen de jaren reeds bekeken vanuit verschillende invalshoeken en perspectieven. Toch is het tot op heden nog niemand gelukt deze te verwerken tot een geïntegreerd beeld van de menselijke levensloop (Craeynest, 2008). 1.1 Ontwikkelingsstadia bij baby s "Ontwikkelingspsychologie is dan de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van de conceptie tot adolescentie" (Feldman, 2005, p. 5). Hoewel Feldman (2005) de ontwikkeling slechts tot en met de adolescentie definieert, gebruikt men in de literatuur vaak volgende indeling in periodes: de prenatale periode, de babytijd, peutertijd, de kleutertijd, de basisschooltijd, de adolescentie, de volwassenheid en bejaardheid (Craeynest, 2008). Deze indeling in fases is niet universeel maar eerder willekeurig en afhankelijk van cultuur en tijdsgeest, het zijn sociale constructies. Zo is er bijvoorbeeld in bepaalde culturen geen sprake van een overgangsperiode van kind naar volwassene die wij adolescentie noemen. In elke leeftijdsfase vertoont men specifieke kenmerken die maken dat een mens niet alleen kwantitatief (in lichaamsgestalte, kennis en ervaring) maar ook kwalitatief (in de manier van denken, voelen en handelen) anders is dan in de periodes ervoor of erna. (Craeynest, 2008). Dit heeft als gevolg dat er bepaalde mijlpalen geformuleerd kunnen worden die men per fase dient te behalen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met individuele verschillen. De grenzen van deze periodes dienen niet te strikt bekeken te worden, dit zijn gemiddelden. Zo zijn sommige kinderen vroeger zindelijk dan anderen, zetten ze hun eerste stapje later etc. (Feldman, 2005) Wanneer er bepaalde veranderingen in die ontwikkeling zich pas veel later dan gemiddeld voordoen of zelfs uitblijven, kan er sprake zijn van een ontwikkelingsstoornis. Ontwikkelingsstoornissen zijn stoornissen die reeds aanvangen in de vroege kinderjaren. Er doet zich een stoornis 3

7 voor in de verwerving van taal, cognitieve, motorische of sociale vaardigheden. Vaak is de oorzaak onbekend maar zijn er aanwijzingen voor genetische/neurobiologische bepaaldheid. Naast deze bepaaldheid kunnen ook omgevingsfactoren een grote rol spelen (Roeyers, 2008). Feldman (2005) leert ons dat bij baby s en zeer jonge kinderen een groot deel van de ontwikkeling eerder genetisch bepaald is en zich automatisch voltrekt. Bij wat oudere kinderen spelen omgevingsfactoren reeds een grotere rol in de ontwikkeling, waardoor onderlinge verschillen groter en duidelijker worden. Dit maakt dat de meeste ontwikkelingsstoornissen vaak pas ontdekt worden op iets latere leeftijd. Wanneer men stoornissen in het licht van de ontwikkelingsfasen bekijkt, wordt het mogelijk om na te gaan in welke fase het mis ging en waarom. Onderzoek omtrent deze vraag kan dan handvaten bieden voor interventie en behandeling (Van der Ploeg, 2005). Het spreekt vanzelf dat de menselijke ontwikkeling zich op verschillende vlakken voltrekt. Zo is er onder andere sprake van de zintuiglijke, motorische, cognitieve, emotionele, sociale en communicatieve ontwikkeling. Uiteraard staan deze verschillende soorten ontwikkeling nooit volledig los van elkaar. Hier verder op in gaan zou ons te ver leiden. Hieronder zal dan ook de sociaalcommunicatieve ontwikkeling van kinderen in het eerste levensjaar, zonder bijkomende stoornissen, besproken worden. 1.2 Gevoelige periodes De laatste jaren ligt de nadruk nogal op het belang van het juiste tijdstip in de menselijke ontwikkeling. Het concept van de gevoelige periodes is dan ook reeds veelvuldig onderzocht. Vaak worden resultaten van wetenschappelijk onderzoek gebruikt om publieke debatten te voeren. Zo hebben resultaten van de ontwikkelingspsychologie invloed op het handelen in verschillende praktijken. De aanname van kritieke of gevoelige periodes heeft zich dan ook volledig maatschappelijk verspreid. Hiermee bedoelt men een periode waarin de hersenen zowel meer ontvankelijk zijn voor bepaalde input vanuit de omgeving als er ook echt nood aan heeft om tot een normale ontwikkeling te kunnen komen (Barinaga, 2000; Greenough, Black, & Wallace, 1987). De invloed ervan vind je terug in onze kijk naar opvoeding, waar het belang van vroege ervaringen voor kinderen benadrukt wordt. Wanneer iets fout loopt in de latere ontwikkeling van het kind worden de ouders vaak met de vinger gewezen. Toch dient duidelijk gemaakt te worden dat deze resultaten steeds met de nodige kritiek en omzichtigheid gelezen dienen te worden (Thompson & Nelson, 2001). Omtrent de kwestie van kritieke periodes blijken nogal wat verschillende meningen te zijn. Bepaalde onderzoeker (Clarke & Clarke, 2000; Gopnik, Meltzoff, & Kuhl, 2001; Greenough, et al., 1987; O Connor, 2003; Riksen-Walraven, 1978) geloven heilig in het bestaan van deze kritieke periodes, waar de eerste drie levensjaren bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling. Zij duiden dan ook op het belang van vroege ervaringen op de verdere psychologische ontwikkeling. Daarbij 4

8 geeft men aan dat wanneer men tijdens zo een periode een bepaald gedrag niet tijdig aanleert, het eigenlijk te laat is en het volledige potentieel niet meer bereikt kan worden. Omgekeerd geldt dan ook dat bij een vroege detectie en tijdig remediëren van ontwikkelingsproblemen de kans op herstel stijgt (Brysbaert, 2004) Anderen benaderen dit concept met een grotere voorzichtigheid. Sommige onderzoekers twijfelen aan het bestaan van kritische periodes voor de ontwikkeling van hersenfuncties die onderliggend zijn aan complexe leer- en denkvaardigheden. De gevoelige periodes zijn vaak duidelijker bij de sensorische en motorische ontwikkeling dan bij de hogere mentale en persoonlijkheidsprocessen (Thompson & Nelson, 2001). De eerste drie jaar van de ontwikkeling is belangrijk maar evenzo zijn de andere periodes. De groeicapaciteiten van de hersenen blijven behouden doorheen het hele leven. Daarbij is het zeer moeilijk om zuiverheid te krijgen in de complexe verwevenheid van genetische en ervaringsgerichte invloeden op de hersenen (zie ook 1.4.) Bruer (In: Barinaga, 2000) beschreef deze discussie verder in zijn boek "The myth of the first three years". In dit boek doet hij een poging om de zware nadruk die ligt op de eerste drie jaar te weerleggen. Hij wil ouders, opvoeders en beleidsmakers overtuigen van het wetenschappelijke bewijs van de mogelijkheden van levenslang leren. Hij is het er wel mee eens dat de eerste drie jaren in het leven belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling en duidt aan dat er inderdaad wetenschappelijk bewijs is voor het bestaan van kritieke periodes. Toch geeft hij hierbij ook aan dat er evenzeer bewijs is dat de ontwikkeling zich doorzet tijdens de kindertijd en zelfs de volwassenheid. O Connor (2003) geeft ons mee voorzichtig te zijn met het maken van een causale verbinding tussen vroege risico s en de latere resultaten ervan zonder de mediërende factoren ervan te identificeren. De oorzaak van bepaalde ontwikkelingproblemen is niet altijd te zoeken in de vroege ervaringen van kinderen. Verschillende factoren, zowel beschermende als risicovolle, spelen een rol in de ontwikkeling van kinderen (cfr. Deel twee van de indleiding). Wat we dus kunnen concluderen, is dat de ontwikkeling in de eerste drie jaar zeker belangrijk is maar dat deze niet overdreven mag worden. De hersenen zijn zeer complex en ontwikkelen niet homogeen over de tijd. Verschillende invloeden zijn bepalend voor verschillende gebieden van de hersengroei. Even belangrijk dan de nadruk te leggen op het belang van de eerste drie levensjaren, is het dus om ouders te informeren over het belang van prenatale zorg, voeding, toxines, vroege auditieve en visuele tests laten doen voor het belang van vroege zintuiglijke ervaringen en andere risicofactoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van kinderen (Thompson & Nelson, 2001). Bovenstaande inzichten hebben uiteraard invloed op interventie, begeleiding en ondersteuning van ouders van kinderen ouder dan drie, waar zich bepaalde moeilijkheden voordoen. Vroege deprivatie en/of schade kan in de latere jaren, mits zorgvuldige interventie, alsnog behandeld worden. 5

9 1.3 Invloed van het nature/nurture debat Het nature/nurture debat lijkt een debat dat tot het verleden behoort. Maar niets is minder waar. Onderzoekers zijn het nog steeds niet eens over het belang van bepaalde factoren ten aanzien van andere factoren (Craeynest, 2008). Het wetenschappelijk onderzoek dat gevoerd wordt naar de rol van erfelijkheid en/of omgevingsinvloeden staat vaak in nauwe verbinding met het maatschappelijke, culturele en politieke kader waarin we ons bevinden. De tijdsgeest waarin we leven heeft een grote invloed op ons denken. Dit is niet anders bij het onderzoek naar de menselijke ontwikkeling en daarbij aansluitend het denken over opvoeding (Feldman, 2005). Aanvankelijk werd er een grote nadruk gelegd op een biologisch gestuurde ontwikkeling waar de erfelijkheid en de genen bepalend zijn. Men ging er van uit dat de ontwikkeling volledig endogeen is, een rijpingsproces dat van binnenuit gestuurd wordt. Zo ziet men dat deze rijpingsprocessen parallel lopen met de fysiologische ontwikkeling van de hersenen en de zenuwbanen. Als gevolg hiervan merkt men dat een kind zich verder ontwikkelt en gedragingen stelt die het voorheen niet kon (Craeynest, 2008). Later kende men steeds meer belang toe aan de rol van de omgeving. Hier werd het gedrag en de ontwikkeling als exogeen gedefinieerd. Een meer extreme vorm van deze strekking is het behaviorisme. Hierin gaat men ervan uit dat gedrag volledig gestuurd kan worden door de omgeving. Zij ontkennen de erfelijkheid niet maar zien dit als een voedingsbodem die de ontwikkeling mogelijk maakt doch de richting ervan niet kan bepalen. Vandaag de dag onderkent men dat zowel erfelijkheids- als omgevingsfactoren verstrengeld zijn in elkaar en dat beiden richting geven aan de ontwikkeling (Craeynest, 2008). Mönks en Knoers (2004, p. 2) definiëren dit dan ook als volgt: "De psychische ontwikkeling is een dynamisch proces waarbij de individuele geaardheid en de aard van de omgeving uiteindelijk bepalen welk gedrag actueel en openbaar wordt (...)." De vraag die men zich nu stelt is in welke mate en op welke manier de wisselwerking tussen genetische en omgevingsfactoren de ontwikkeling beïnvloedt (Grandgeorge, et al., 2009). Hierover bestaan verschillende invalshoeken die niet naast elkaar bekeken dienen te worden maar eerder als een aanvulling van elkaar. Zo zijn er gedragingen waarin rijpingsfactoren de doorslag lijken te geven en wordt de omgeving louter als voedingsbodem gezien en omgekeerd. Soms is hierbij dan ook sprake van kritische of gevoelige periodes waarin de rol van omgevingsinvloeden zeer belangrijk blijkt (Craeynest, 2008). De wijze waarop we naar de ontwikkeling kijken en welke invloeden men van belang acht voor die ontwikkeling, zullen bepalend zijn voor de invulling van allerlei opvoedingspraktijken. Bohlin en Hagekull (2009) halen, in het verlegde hiervan, drie belangrijke factoren aan die een invloed kunnen hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit zijn het individu, de directe familie en sociale factoren. In deze thesis zal de focus vooral liggen op de invloed van de socioeconomische factoren op de ontwikkeling. 6

10 1.4 Sociaal-communicatieve ontwikkeling en joint attention In de normale ontwikkeling van kinderen blijkt dat vroege sociaal-communicatieve vaardigheden zich ontwikkelen tussen 0 en 24 maanden (De Groote, Roeyers, & Warreyn, 2006). De laatste jaren is er een stijgende interesse aan het opkomen voor de vroege sociaal-communicatieve vaardigheden bij zeer jonge kinderen. Er is dan ook bewijs dat deze vaardigheden ondersteunend zijn voor het huidig en toekomstig functioneren van het jonge kind op verschillende ontwikkelingsdomeinen (De Groote, et al., 2006). Vooral joint attention, spel en imitatie blijken zeer interessant voor de sociale en cognitieve ontwikkeling van het kind (Warreyn, Roeyers, & De Groote, 2005). Het joint attention gedrag wordt als een mijlpaal in de ontwikkeling van deze vaardigheden gezien. Deze ontwikkeling doet zich voor tussen de 6 en 18 maanden (Corkum & Moore, 1998; Flom, Deák, Phill, & Pick, 2004; Morales, et al., 2000; Mundy, Card, & Fox, 2000; Tomasello, 1995; Woodward, 2003). Na 24 maanden ontwikkelt de sociale communicatie verder en komt de nadruk steeds meer te liggen op de pragmatiek van de taal (De Groote, et al., 2006) Sociaal communicatieve ontwikkeling Tot twee maanden De pasgeborene wordt in de literatuur beschreven als een eerder passief en asociaal wezen. Het gedragsrepertoire en de gevoelswereld van een pasgeboren baby zijn aanvankelijk zeer beperkt en hoofdzakelijk bepaald door elementaire behoeftes. Zo is het kind vaak ofwel rustig en bevredigd, ofwel onrustig en onbevredigd. Bij gevoelens van onlust zal de baby huilen. Dit is op deze leeftijd nog eerder een primitief communicatiemiddel, een noodkreet van een baby om in leven te blijven. Dit huilen wordt nog niet echt intentioneel gebruikt en kan dus omschreven worden als een voorgeprogrammeerde fysiologische reactie op een prikkel (Craeynest, 2008). Volgens Van Ginnken (In: Mönks & Knoers, 2004) zijn deze eerste klanken ook emotionele processen. Bij een baby is het gevoel van behagen en onbehagen inderdaad fysiologisch bepaald, maar hebben ze evenzo een emotionele en gevoelsmatige betekenis van waaruit vervolgens klanken tot stand komen. In het verlengde hiervan spreken Greenspan en Shanker (2007) van sensoriële-emotionele-motorische verbindingen. Kinderen reageren op bepaalde sensorische prikkels, positieve of negatieve, met motorische acties (vb. zich ergens van wegdraaien, ergens naartoe reiken, etc.). De beleving en het gevoel van iets dat al dan niet aangenaam is, is de mediërende factor tussen de waarneming van de prikkel en de motorische actie. Dit leidt ertoe dat de acties van deze jonge kinderen geen reflexen meer zijn. Hieruit volgt dan ook het belang van sensitieve interacties. Voor de ontwikkeling is het belangrijk dat de ouders hun kind zo veel mogelijk aangename belevingen bieden, rekening houdend met de individuele kenmerken van het kind. Op deze manier zal het kind zal dan sneller capaciteiten ontwikkelen om sociale en communicatieve patronen te herkennen en leert het de blikrichting te volgen. Indien een ouder niet voldoende sensitief is, bestaat het gevaar dat het kind 7

11 zich steeds zal wegdraaien van de interactie wat bovenstaande capaciteiten niet bevordert (Greenspan & Shanker, 2007). Wanneer het kind tevreden is, zal het, vaak met de ogen dicht, glimlachen. Aanvankelijk is deze glimlach nog niet intentioneel en kan deze niet als een sociaal gedrag gedefinieerd worden. Men noemt dit ook wel eens de solitaire glimlach (Craeynest, 2008). Rond zes à acht weken zijn kinderen in staat tot dyadische en wederkerige interactie met anderen. Op deze leeftijd ontstaat dan wat men de sociale glimlach noemt. Deze glimlach kenmerkt de beginnende sociale gerichtheid van de baby op de ander. Aanvankelijk heeft het jonge kind niet veel stimuli nodig om te glimlachen en zijn vertrouwde visuele of auditieve prikkels, zoals de stem of gezicht van de moeder reeds voldoende (Fogel, Nelson-Goens, Hsu, & Shapiro, 2000). Ondanks het feit dat sommige auteurs de pasgeborene als asociaal kenmerken, is de basis van de sociale gerichtheid wel reeds van bij de geboorte aanwezig. Dit merken we bijvoorbeeld aan het kalmerende effect van huidcontact, de voorkeur voor de geur van de moeder, het menselijk stemgeluid en het menselijk gezicht. Pasgeborenen blijken al heel snel gevoelig te zijn aan basale emoties in de stem en het gelaat (Craeynest, 2008; Vermeulen, 2008; Walker-Andrews, 1997). Ze hebben daarbij het vermogen om emoties, gezichtsuitdrukkingen en eenvoudige gedragingen van andere mensen reeds vanaf de eerste levensmaanden te imiteren en zien dus gelijkenissen zien tussen het menselijke model en zichzelf. Het vermogen tot imitatie toont aan dat kinderen biologisch voorbereid zijn om zich met mensen te identificeren (Legerstee, Barna, & DiAdamo, 2000). Dit ligt aan de oorsprong van de sociale communicatie en is belangrijk voor de verdere taalontwikkeling. Het zorgt er mede voor dat baby's gezichtsuitdrukkingen en vocale emoties kunnen interpreteren en zegt iets over het vermogen van non-verbale decodering (Craeynest, 2008; Vermeulen, 2008; Walker-Andrews, 1997). Vanaf twee maanden tot zes maanden De sociale glimlach is een eerste stap in de overgang van de passiviteit van de pasgeborene in de richting van een meer harmonieuze, wederkerige en doelgerichte interactie met anderen. Dit is wat men de protoconversatie noemt (Rochat, Querido, & Striano, 1999), wat verschilt van imitatie. Waar in het eerste sociale en emotionele gedragingen elkaar aanvullen (vb. ouder kietelt, kind lacht), zijn de gedragingen in het tweede gelijkaardig (Tomasello, 1995). Tal van gedragingen tonen de overgang naar deze eerste face-to-face interacties aan. Deze zijn oa.: glimlachen, oogcontact, veranderingen in het weenpatroon, het verkennen en volgen van gezichten tijdens dyadische interacties, het experimenteren met imitatie, de toegenomen regulatie van bewegingen. Ook merkt men dat het kind zich langer in actieve en alerte toestand bevindt, er een differentiële aandacht voor personen en objecten ontstaat en er bewijs is voor een opkomende zelf-exploratie (Legerstee, et al., 2000; Rochat, et al., 1999). 8

12 Qua taalgebruik ontstaat vanaf de tweede maand het vocaliseren. Het kind begint allerlei soorten geluidjes te maken om zijn gevoelens weer te geven. Aanvankelijk beperkt dit zich tot keelgeluidjes, klinkers waar na verloop van tijd af en toe medeklinkers tussensluipen. Ook dit draagt mede bij tot het ontstaan van deze face-to-face interacties (Craeynest, 2008; Vermeulen, 2008). Dit wordt door Trevarthen (1979) gedefinieerd als de primaire intersubjectiviteit. Deze is zowel de basis voor het beurt nemen als voor de gevoeligheid voor timing, structuur en contingentie in dyadische sociale uitwisselingen. Deze wederkerige reacties zorgen ervoor dat het kind leert dat hij net als andere personen is maar toch een eigen identiteit heeft, los van de ander (Tomasello, 1995). Door bovenstaande gedragingen lokt het kind interactie uit bij zijn verzorgers. Zij gaan zich dan ook langzaamaan anders gedragen ten aanzien van hun kind. Indien de verzorgers responsief en sensitief antwoorden op deze signalen van het kind zullen de interacties ook steeds verfijnder worden en zich aanpassen aan deze nieuwe situatie (Greenspan & Shanker, 2007; Rochat, et al., 1999). Rond ongeveer drie maanden wordt het kind meer en meer vertrouwd met bepaalde personen met wie hij vaak contact heeft. Hier kunnen we dan ook het begin van de ontwikkeling van de hechtingsrelatie situeren. Volgens Greenspan en Shanker (2007) ligt het vermogen om een emotionele en wederkerige relatie aan te gaan met de verzorger aan de basis van het leren herkennen van sociale en communicatieve patronen. Ze leren om hun waarnemingen te organiseren in betekenisvolle categorieën wat leidt tot een steeds groter begrip van de wereld. Rond ongeveer vier à vijf maanden begrijpen kinderen dan ook steeds meer van de emoties achter de gezichtsuitdrukkingen en de vocale uitingen (Walker-Andrews, 1997). In tegenstelling tot kinderen met een leeftijd van ongeveer twee maanden, merken Rochat et al. (1999) in hun onderzoek dat kinderen vanaf vier maanden reeds een beginnende discriminatie vertonen in de kwaliteit van de sociale uitwisseling. Ze ontwikkelen een gevoeligheid voor de timing en structuur in de conversatie, waardoor een soort sociale verwachting ontstaat.. Rond zes maanden merken we dat de kinderen beginnen te brabbelen. Het kind zal verschillende klanken samenvoegen zodat er nonsenswoorden gevormd worden. Aanvankelijk zijn dit herhalingen van dezelfde klinker/medeklinkercombinaties maar later worden dit complexere klankengroepjes. Het kind is in staat tot heuse conversaties, doch onverstaanbaar. Dit soort brabbelen blijkt in alle culturen en talen dezelfde te zijn en wordt daardoor universeel brabbelen genoemd (Craeynest, 2008; Vandermeulen, 2008). Vanaf 6 maanden tot 8 maanden In deze fase begint de dyadische, face-to-face interactie langzaamaan plaats te maken voor meer triadische uitwisselingen. Men noemt dit ook wel de ontwikkeling van joint attention of gedeelde aandacht. Deze gedeelde aandacht is, naast imitatie, een zeer belangrijke basis voor de verdere ontwikkeling van de communicatie (Vermeulen, 2008). Trevarthen (1979) noemt dit dan ook het begin van de secundaire intersubjectiviteit. 9

13 Vanaf 8 maanden zal het kind gebruik maken van doelgerichte affectieve signalen en zal het langzaamaan meer en meer zelf initiatief nemen tot contact met de volwassene door bijvoorbeeld, de armpjes uit te steken, te wijzen, etc. (Vermeulen, 2008). Het kind begint dus doelgerichte activiteiten te gebruiken in een affectieve interactie en leert zo cognitieve, communicatieve en sociale vaardigheden op een hoger niveau te vormen (Greenspan & Shanker, 2007). Voorbeelden hiervan zijn het imperatief of protodeclaratief wijzen. Waar het eerste wijzen het doel heeft behoeften te bevredigen, dient het tweede soort wijzen om hun aandacht en/of gevoelens te delen met anderen (Vermeulen, 2008). Aangezien het kind op deze leeftijd moeilijk gericht zijn wijsvinger kan gebruiken, zal het eerst eerder reiken naar bepaalde voorwerpen. Beide zijn belangrijke nonverbale communicatievaardigheden. De complexiteit van de interacties zal stijgen en langzaamaan verwerft het kind steeds meer kennis over de sociale en communicatieve patronen die de basis zijn voor de taalpragmatiek. Het kind leert sociale en emotionele aanwijzingen te herkennen, te lezen en daarop te reageren alsook de eigen signalen in communicatie te brengen. Wilcox, Hailey en Ashland (1996) noemen dit het ontstaan van de intentionele communicatie. Dankzij de communicatie met zijn verzorgers, leert het kind betekenis te geven aan bepaalde acties en leert het dat gedragingen voorspelbaar zijn. Hier begint dan ook het leren over sociale patronen, culturele normen, regels en verplichtingen die karakteristiek zijn voor hun familie, gemeenschap en cultuur (Greenspan & Shanker, 2007). Op vlak van de taalontwikkeling merken we dit aan het feit dat de klanken op deze leeftijd gefilterd of gedifferentieerd worden tot klanken die enkel in de moedertaal voorkomen. Dit noemt men het aangepast of sociaal brabbelen. Geleidelijk aan wordt ook de intonatie en melodie van de moedertaal overgenomen (Craeynest, 2008; Vermeulen, 2008). Het brabbelen heeft nu een duidelijke communicatieve functie en is een duidelijke reactie op een andere persoon, waarmee het kind verbaal contact zoekt (Mönks & Knoers, 2004). Rond deze tijd heeft de hechtingsrelatie zich duidelijk gevormd en ontstaat er separatie-angst en angst voor vreemden (Craeynest, 2008). Oorzaak van deze angsten is een stijging van cognitieve vaardigheden om mensen die ze kennen te onderscheiden van vreemden. Dit is een teken van sociale progressie (Feldman, 2005) Joint attention Definitie Joint attention of gedeelde aandacht wordt, samen met imitatie en spel, als cruciaal gezien in de ontwikkeling van de taal, cognitieve en sociale vaardigheden (Jones, Carr, & Feeley, 2006; Warreyn, et al., 2005). Volgens Tomasello (1995) is joint attention een sociaal-cognitief fenomeen. Het is een cluster van gedragingen in een triadische coördinatie van aandacht tussen het kind, een andere persoon en een object of gebeurtenis. De term kan zeer verwarrend zijn aangezien het vaak verwijst naar een cluster van gedragingen die het gemeenschappelijke doel hebben 10

14 om met een andere persoon op non-verbale wijze te communiceren over een derde entiteit (Bruinsma, Koegel, & Koegel, 2004). Mundy, Sullivan en Mastergeorge (2009) definiëren het als een informatieverwerkingssysteem. Dit systeem integreert een parallelle verwerking van interne informatie van de eigen visuele focus met externe informatie over de visuele focus van derden. Voorbeelden van deze joint attention gedragingen zijn: oogcontact maken, het wisselen van de blik tussen een derde en een object, communicatieve gebaren als wijzen, tonen en reiken om de aandacht van de volwassene naar een bepaalde stimulus te richten en het volgen van de blik of het wijzen van een volwassene in de gewenste richting (Yazbek & D Entremont, 2006). Tomasello (1995) stelt dat, om van joint attention te spreken, het belangrijk is dat beide personen er ook bewust van zijn dat ze naar hetzelfde kijken. Twee personen ervaren iets op hetzelfde moment en weten dit ook van elkaar. De motivatie van het joint attention gedrag is dus puur sociaal, wat inhoudt dat het echt gaat om het willen delen van iets met iemand (Tomasello, 1995). De aanvang van dit joint attention gedrag ziet men als het begin van het herkennen van intenties bij anderen. Kinderen leren de andere te begrijpen als sociale, intentionele wezens (Tomasello, 1995; Yazbek & D Entremont, 2006). Dit intersubjectieve delen houdt dan ook een gedeelde psychologische basis in van waaruit zowel collaboratieve activiteiten met gedeelde doelen en coöperatieve communicatie mogelijk wordt (Tomasello & Carpenter, 2007). Ander onderzoek vond geen correlaties tussen de verschillende vormen van joint attention en sociaal begrip (Slaughter & McConnell, 2003). Dit is bewijs tegen het feit dat het begrip van intentionaliteit als onderliggende factor verantwoordelijk zou zijn voor joint attention gedrag. Men beweert hier dat kinderen intentionele acties kunnen detecteren zonder het te begrijpen of zonder het toedelen van mentale toestanden aan deze acties (Yazbek & D Entremont, 2006) Vormen Imperatieve en declaratieve joint attention In de literatuur wordt regelmatig een onderscheid gemaakt tussen de imperatieve en declaratieve joint attention. Imperatieve gedragingen hebben tot doel het verkrijgen van een gewenst object of het vragen naar bepaalde activiteiten. Hierbij is het eveneens belangrijk dat de communicatie intentioneel is. Dit wil zeggen dat het kind onder andere zijn blik zal wisselen tussen het gewenste object en de persoon van wie hij iets gedaan wilt krijgen (Bruinsma, et al., 2004; Tomasello, 1995). Declaratieve joint attention heeft als doel iets te tonen en/of delen met de ander. De aandacht of het bewustzijn van derden wordt gericht naar de eigen focus van aandacht. Deze gedragingen hebben enkel een sociaal motief (Bruinsma, et al., 2004; Tomasello, 1995). Een belangrijke vaardigheid van joint attention is het declaratieve wijzen. Hier initieert het kind joint attention door het wijzen naar een bepaald object en tegelijkertijd zijn aandacht en blik te coördineren tussen het object en de andere persoon (Warreyn, Roeyers, & De Groote, 2005). Resultaten van het onderzoek van Camaioni, Perucchini, Bellagamba en Colonnesi (2004) toonden aan dat declaratieve wijzen later begrepen en geproduceerd wordt door kinderen 11

15 dan het imperatieve wijzen. Verder blijkt dat het declaratieve wijzen gerelateerd kan worden aan het begrip van de intenties van anderen. Tussen het imperatieve wijzen en het begrip van intenties werd geen relatie gevonden. Initiëren en volgen van joint attention Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt tussen het responding to joint attention (RJA) en initiating joint attention (IJA). Bij het eerste zal het kind eerder passief de gedragingen van de volwassenen zoals de richting van de ogen of het hoofd en/of de wijsvinger van een derde volgen. Bij het tweede zal het kind zelf, op een spontane en actieve manier de aandacht van een derde trachten te richten naar een gedeeld referentiepunt. Dit zal het kind doen door gebaren te gebruiken of de blik te wisselen tussen objecten of gebeurtenissen en andere personen (Bruinsma, et al., 2004; Jones, et al., 2006; Mundy, et al., 2009). Onderzoek heeft uitgewezen dat het volgen van joint attention kwalitatief verschillend is van de initiërende vorm (Markus, Mundy, Morales, Delgado, & Yale, 2000; Mundy, et al., 2000; Mundy, Kasari, Sigman, & Ruskin, 1995; Yazbek & D Entremont, 2006). Andere delen van de hersenen blijken actief bij het uitvoeren van IJA-gedragingen dan bij het uitvoeren van RJAgedragingen. IJA zit in de hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor de vrijwillige aandachtsregeling en bevat processen die gerelateerd zijn aan bewust en doelgericht gedrag. Dit gedrag wordt beïnvloed door hogere cognitieve en motivationele factoren (Mundy et al., 2000; Mundy et al., 2009). De RJA-gedragingen leggen eerder de nadruk op de informatieverwerking van signalen die anderen uitzenden (Mundy et al., 2009) Aanvang en ontwikkelingsverloop Over de aanvangsleeftijd van joint attention zijn de meningen in de literatuur eerder verdeeld. Dit verschil zou kunnen voortkomen uit de verschillen in de operationele definities die men gebruikt in verschillende onderzoeken (Corkum & Moore, 1998). Aanvankelijk wordt de eerste vorm van joint attention gelegd bij de volwassene die de blikrichting van het kind volgt. Uiteraard speelt het kind hier dan geen actieve rol in (Corkum & Moore, 1998). Toch blijkt de bijzondere betekenis van de blik zich al zeer vroeg te manifesteren. Vanaf twee maanden tonen kinderen een voorkeur voor ogen boven andere aspecten van het gezicht en volgen ze de blik van een volwassene (Woodward, 2003). In deze fase is volgens Tomasello (1995) nog geen sprake van joint attention, wel van simultaan kijken. Dit wil zeggen dat het kind zich zal richten naar dezelfde richting als die van de volwassene, maar het is niet zeker dat dit met eenzelfde focus is. Volgens sommige auteurs zijn kinderen vanaf zes maanden in staat tot een betrouwbare 'gaze following'. Dit is het volgen van de aandacht en acties van een andere persoon door de blik tussen de aandachtsfocus en een andere persoon te verwisselen (Butterworth & Jarrett, 1991). Hierbij stelt men zich wel de vraag vanaf wanneer en in hoeverre kinderen dan ook erkennen dat er gedeelde aandacht is (Moore & Corkum, 1994). Andere studies beweren dan dat er pas sprake is van betrouwbaar joint attention gedrag vanaf de leeftijd van tien-twaalf maanden (Corkum & Moore, 1995, 1998; Morissette, Ricard, & 12

16 Gouin-Decarie, 1995). Via contingente feedback zou joint attention wel vanaf acht maanden aangeleerd kunnen worden. Ondanks het feit dat Tomasello (1995) in zijn definitie van joint attention aanhaalt dat kinderen bewust moeten zijn van de intentionaliteit van anderen, wordt dit in verschillende andere studies in vraag gesteld. Zo stellen bepaalde auteurs (Corkum & Moore, 1998; D Entremont, 2000; Legerstee, et al., 2000) zich de vraag of kinderen echt de blik volgen, of zich eerder baseren op de lichaamsoriëntatie van een andere persoon, zoals de hoofdrichting of lichaamshouding. Daarbij kan de vraag gesteld worden of hun focus van aandacht dan dezelfde is als die van de andere. Onderzoek hiernaar wees uit dat kinderen van zes maanden wel gevoelig zijn voor de focus van volwassen communicatie naar een derde entiteit. Dit wil niet zeggen dat ze dan ook effectief besef hebben van de achterliggende mentale aspecten. Wel leidt deze gevoeligheid ertoe dat ze reeds aspecten waarnemen die belangrijk zijn voor het latere begrip van intentioneel gedrag (Legerstee et al., 2000). Kinderen jonger dan twaalf maanden zullen zich dus vooral baseren op de lichaamsoriëntatie in plaats van de oogoriëntatie om de 'blikrichting' te volgen (Corkum & Moore, 1995). Pas vanaf achttien maanden is het volgen van de blik betrouwbaar wanneer de volwassen enkel zijn ogen beweegt (Butterworth & Jarret, 1991). Brooks en Meltzoff (2005) daarentegen vonden dat kinderen vanaf tien maanden reeds anders reageren op een volwassene die zijn hoofd draait met open of gesloten ogen. Vanaf het moment dat kinderen het belang van de ogen begrijpen, hebben ze een significante stap vooruit gemaakt in het verwerven van een volwassen begrip van de intentionele toestand van anderen. In het verlengde hiervan beschrijven Tomasello, Carpenter, Call, Behne & Moll (2005) de ontwikkeling van JA in drie fases in wat kinderen "weten van andere mensen". In de eerste fase, van drie tot acht maanden, kunnen kinderen contingenties waarnemen tussen hun eigen acties en emoties ten opzicht van die van anderen maar hebben nog geen begrip van de interne mentale doelen. In de tweede fase, rond negen maanden, verwerven kinderen vaardigheden in het delen van aandacht en activiteiten. Hier spreekt men van een gedeelde perceptie in plaats van gedeelde aandacht omdat de sociaal-cognitieve capaciteit nodig om andermans interne mentale representaties te begrijpen, nodig om van echte joint attention te spreken, nog niet aanwezig is. Deze vaardigheid ontstaat pas in de laatste fase, tussen twaalf en vijftien maanden, waar kinderen echt actief worden in het initiëren van joint attention door hun oogcontact te wisselen tussen een andere persoon en een object of gebeurtenis. Op deze leeftijd ontstaan dus de basisvaardigheden en motivaties nodig voor gedeelde aandacht. Mundy et al. (2009) gaan niet akkoord met Tomasello et al. (2005) die beweren dat er pas joint attention mogelijk is vanaf twaalf maanden. Mundy et al. (2009) spreekt over 'a parallel and distributed-processing model of Joint attention'. Volgens hen beginnen kinderen vanaf drie à vier maanden reeds te oefenen met joint attention gedragingen. Zelfs het actieve wisselen van de blik tussen een persoon en een object, waarvan men dacht dat dit pas vanaf twaalf maanden ontstaat, blijkt al rond acht à negen maanden te ontwikkelen (Mundy et al., 2007). 13

17 Uit het onderzoek van Mundy et al. (2009) blijkt dat RJA, het systeem dat de onvrijwillige aandacht regelt, reeds begint te ontwikkelingen in de eerste drie levensmaanden. De ontwikkeling van intentionele controle van visuele aandacht begint dan rond de drie à vier maanden (Mundy et al., 2009). Kinderen van vier maanden hebben de vaardigheden om bepaalde automatische oogbewegingen te onderdrukken om te kunnen reageren op een tweede, meer aantrekkelijke stimulus. Kinderen van zes maanden hebben dan de mogelijkheid om te reageren op een perifeer object, zelfs wanneer er centrale en concurrerende stimuli aanwezig zijn (Mundy et al., 2009). Mundy (2003) veronderstelt dat bovenstaande functies voortkomen uit eenzelfde "pathway" die de intentionele blikwisseling tussen interessante gebeurtenissen en sociale partners mogelijk maakt Interactie tussen verzorgers en kind In joint attention interacties met de verzorger ontwikkelen kinderen strategieën om te leren over de wereld (Corkum & Moore, 1998). Deze interacties creëren dus een sociale context waarin kinderen leren verschillende communicatieve vaardigheden te integreren (De Groote, et al., 2006). Daarbij is het zo dat joint attention episodes ook een belangrijke context bieden voor het delen van culturele betekenis (Adamson, McArthur, Markov, Dunbar, & Bakeman, 2001). Er is reeds onderzoek gevoerd naar de rol van verzorger in interactie met het kind in relatie met de verdere ontwikkeling. Dit wees uit dat de hoeveelheid tijd die de verzorger en het kind spenderen aan joint attention episodes, positief gerelateerd is aan de taalvaardigheid op latere leeftijd (Dunham & Dunham, 1992; Markus, et al., 2000; Mundy, et al., 2007; Smith & Ulvund, 2003). De vaardigheden van de verzorger in het uitlokken en beantwoorden van het joint attention gedrag van het kind, zou de lexicale ontwikkeling bevorderen. Deze vaardigheden van de verzorgers zorgen ervoor dat kinderen leren over zowel de sociale als de niet-sociale wereld (Markus, et al., 2000; Moore & Dunham, 1995 ). Hoe vaker kinderen en hun verzorgers joint attention interacties aangaan, hoe meer optimale sociale leermogelijkheden er gecreëerd worden (Mundy et al., 2007; Smith & Ulvund, 2003). De laatste tijd interesseert men zich ook in de individuele verschillen van het kind, los van de bijdrage van de verzorger. Dit is aan te raden aangezien individuele verschillen alsook voorspelbaar zijn voor het verloop van de ontwikkeling. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat vroege ervaringen met de verzorger een impact hebben op de non-verbale communicatievaardigheden van het kind. Maar het kan evenzeer zo zijn dat de vroege verschillen in ontwikkeling van het kind, zoals capaciteit om deel te nemen aan joint attention, zelf een invloed heeft op de dyadische interacties tussen verzorger en kind en dus ook op de toekomstige taalontwikkeling (Baldwin, 1995; Markus, et al., 2000; Mundy & Gomes, 1998). Yoder en Warren (1993) spreken in dit opzicht van een transactioneel perspectief, waarin de communicatieve partners elkaar non-stop beïnvloeden. Dit suggereert complexe en multidirectionele relaties tussen het kind en zijn of haar omgeving. 14

18 Belang voor de verdere ontwikkeling Onderzoek heeft uitgewezen dat joint attention vaardigheden een rol spelen in de taalontwikkeling, sociale ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, emotionele ontwikkeling en sociaal-cognitieve ontwikkeling of Theory of Mind (De Groote et al., 2006). Mundy et al. (2009) wees ons onlangs nog op het belang van joint attention voor het sociale leren, de ontwikkeling van symbolisch denken, sociale cognitie en sociale competentie doorheen het leven. De gedeelde aandacht is het begin van een heel verschillend type van sociaal bewustzijn, namelijk het intentioneel begrip dat de basis legt voor latere vormen van mentaal begrip (Moore & Corkum, 1994). Dit is fundamenteel voor het sociale leren en voor de sociale referentie (Baldwin, 1995). Het belang van joint attention op de verdere ontwikkeling wordt ook duidelijk in het onderzoek naar autismespectrumstoornissen. Vele studies toonden reeds aan dat er significante tekortkomingen zijn van zowel het produceren als het begrijpen van joint attention gedragingen bij kinderen met autisme. Zij blijken zelden tot nooit gebruik te maken van gedragingen als declaratief wijzen of het volgen van een blik om interesse in een object of gebeurtenis te delen (Adamson, et al., 2001; Charman, et al., 1997; Dawson, et al., 2002; Misailidi, 2002; Mundy, Sigman, & Kasari, 1994). Samen met spel en imitatie spelen de joint attention gedragingen een belangrijke rol in zowel de expressieve als receptieve taalontwikkeling, dit blijkt uit verschillende onderzoeken van de zowel atypische als typische ontwikkeling (Calandrella & Wilcox, 2000; Charman, et al., 2000; Markus, et al., 2000; McCathren, Yoder, & Warren, 1999a; McCathren, Yoder, & Warren, 1999b; Morales, et al., 2000; Mundy et al., 1995) Uit het onderzoek van Calandrella & Wilcox (2000) kwam dat intentionele non-verbale communicatieve gedragingen, waarbij oogcontact een rol speelt, voorspellend zijn voor het latere expressieve taalgebruik. Daarbij waren aantal gebaren zoals wijzen, reiken of geven zonder oogcontact eerder voorspellend voor het receptieve taalgebruik. Dunham & Dunham (1992) leggen de invloed van joint attention op de taalontwikkeling uit aan de hand van woord-object verbindingen. Zowel RJA als IJA spelen hier een rol in. Dankzij RJA volgen kinderen de blik van hun verzorger naar het juiste deel van de omgeving. Op deze manier leren kinderen het taalgebruik van hun ouders te linken aan het object waarnaar de ouders refereren (Baldwin, 1995). IJA zorgt ervoor dat kinderen objecten van interesse en verlangen kunnen delen met anderen. Wanneer ouders hun kind hierin volgen, kunnen ze het op dat moment nieuwe informatie bieden in een context waar de aandacht en interesse van het kind optimaal is (Tomasello & Farrar, 1986). Andere auteurs leggen vooral de nadruk op het belang van RJA aan in verband met de taalontwikkeling (Morales, et al., 2000; Mundy & Gomes, 1998; Mundy, et al., 1995; Ulvund & Smith, 1996). Recent werden deze individuele verschillen tussen kinderen op vlak van RJA zelfs op zes maanden onderzocht en ook op deze jonge leeftijd bleken verschillen voorspelbaar te zijn voor de toekomstige taalontwikkeling (Morales, Mundy, & Rojas, 1998). 15

19 Hieruit volgt dat wanneer kinderen weinig mogelijkheden of vaardigheden hebben om deel te nemen aan joint attention interacties, ze beperkt zijn in elke context waar sociaal leren nodig is en dus ook in de capaciteit tot het aangaan van relaties en verbondenheid (Mundy, et al., 2009). Ouders en iedereen die professioneel met kinderen bezig is, dienen in het belang van de latere ontwikkeling van kinderen, hen regelmatig te betrekken in activiteiten die de ontwikkeling van deze joint attention vaardigheden stimuleren (Morales et al., 2000). 16

20 2. Sociaal-economische factoren en opvoeding 2.1 Wat zijn sociaal-economische factoren? In onze maatschappij is er sprake van een ongelijke verdeling van middelen, wat aanleiding geeft tot het ontstaan van een sociale hiërarchie (Mackenbach & Kunst, 1997). In het verlengde hiervan spreken Reynders, Nicaise en Van Damme (2005) van SES als gevolg van ongelijke kansen. Hiermee hebben ze het over een ongelijke verdeling van verschillende vermogensbronnen (menselijk, economisch, cultureel en sociaal kapitaal) waarover gezinnen beschikken. Vaak doelt men met het gebruik van SES op de economische en sociale positie van een persoon of het gezin binnen deze hiërarchie (Mackenbach & Kunst, 1997; Reynders, et al., 2005). Men gaat ervan uit dat gezinnen met een hoge SES hun kinderen een waaier aan diensten, goederen, ouderlijke vaardigheden en sociale connecties kunnen bieden die voordelig zijn voor de verdere ontwikkeling. Hiertegenover staat dan de bezorgdheid dat kinderen van ouders met een lage SES een tekort zullen hebben aan deze bronnen en ervaringen, wat hen kwetsbaar maakt voor allerlei ontwikkelingsproblemen (Brooks-Gunn & Duncan, 1997). Vanuit deze aanname is de interesse in het verband tussen SES en de ontwikkeling van kinderen gegroeid. In onderzoek naar de ontwikkeling van het kind, wordt de thuissituatie vaak gekoppeld aan het begrip socio-economische status (of SES). Over dit complexe begrip is noch over de definitie, noch over de wijze waarop dit concept gemeten dient te worden een consensus (McLoyd, 1997; Reynders, et al., 2005). Het feit dat SES een breed en meerduidig concept is, maakt dat er geen algemene overeenkomst is over factoren die er al dan niet toe behoren. Volgens Guo en Harris (2000) wordt SES het best beschreven als kapitaal. Tot kapitaal behoren zowel de materiële of financiële bronnen als de niet-materiële bronnen zoals educatie en sociaal kapitaal. Met dit laatste bedoelt men alle sociale verbanden waardoor de sociale positie kan gehandhaafd of verbeterd worden (Coleman, 1988). Het financiële kapitaal wordt vaak gedefinieerd als een combinatie van inkomen en beroepsstatus. Beide factoren samen benaderen dit concept beter dan elk apart. Enkele auteurs nemen naast deze twee items ook nog de totale waarde van de bezittingen mee in acht (Entwisle & Astone, 1994; Ostrove, Feldman, & Adler, 1999). Wat het sociale en menselijke kapitaal betreft, stellen sommige auteurs dat beroepsstatus ook hier een indicator voor kan zijn (Entwisle & Astone, 1994; Rodrigo, Janssens, & Ceballos, 2001). Zo blijkt dat beroepsstatus vaak een vermoeden geeft over het sociale netwerk en verband houdt met ouderlijke vaardigheden en competenties. Aangezien het zo moeilijk is om SES eenduidig te formuleren, zijn de indicatoren die men ervoor gebruikt vaak afhankelijk van het gevoerde onderzoek. In de meeste onderzoeken bevat de SES-variabelen volgende indicatoren: inkomen, opleidingsniveau en beroepsstatus. Onderzoek heeft dan ook uitgewezen dat deze drie samen de verklaarde variantie van dit construct doen toenemen en het construct in zijn totaliteit het beste 17

21 representeren (Bradley & Corwyn, 2002; Lahelma, Martikainen, Laaksonen, & Aittomaki, 2004; Mackenbach & Kunst, 1997; Powers; Nam & Terrie in: OASD, 2000; Reynders, et al., 2005) Aanvullende maten zijn volgens Nam en Terrie (in: OASD, 2000) tewerkstelling, bezit, cultureel en sociaal kapitaal. Uit allerlei onderzoeken is gebleken dat SES effect heeft op verschillende aspecten van die ontwikkeling. Het doel van huidig onderzoek is dan ook na te gaan via welke wegen SES hierop een invloed uitoefent (Hoff, 2003). Het feit dat SES en de ontwikkeling geen eenduidige concepten maar eerder veelzijdige begrippen zijn, maakt dat onderzoek hiernaar vaak moeilijk is. Verder covariëren verschillende factoren, die ook een invloed hebben op de ontwikkeling, met SES. Dit zorgt ervoor dat het moeilijk is om onderliggende causale relaties te ontdekken tussen SESfactoren en de ontwikkeling van het kind (Hoff, Laursen, & Tardif, 2002). Ook Lahelma et al. (2004) concluderen net als enkele voorgaande onderzoeken (Ensminger & Fothergill, 2003; Rahkonen et al., 2000; Ross & Wu, 1995) dat SES- indicatoren vaak interageren met andere variabelen. Een oorzaak is dat de gevolgen van een lage SES vaak samengaan met andere factoren die eveneens een invloed hebben op de ontwikkeling (Bradley & Corwyn, 2002). Hierdoor kunnen de effecten van bepaalde SES-indicatoren vaak gemedieerd of uitgelegd worden door andere indicatoren. Het is dus niet eenvoudig om met precisie de processen te onderscheiden waarin SES invloed uitoefent op de ontwikkeling en het welzijn van het kind. Bradley en Corwyn (2002) vernoemen dan ook het bestaan van co-factoren (of modererende factoren), die verbonden zijn aan SES. Voorbeelden hiervan zijn minderheidsstatus, eenoudergezinnen, etc. Het is niet gemakkelijk om SES te scheiden van deze co-factoren omdat deze vaak het effect van SES versterken. Daarbij halen ze ook aan dat doorheen de levensjaren het belang van deze "derde variabele" kan veranderen. Zo heeft de invloed van de buurt weinig directe effecten op een baby dan op een adolescent. Als gevolg van de huidige maatschappelijke veranderingen valt de laatste tijd een toename aan eenoudergezinnen op. Dit heeft zowel gevolgen op financieel maar evenzeer op pedagogisch vlak. Steeds meer stelt men zich dan ook de vraag of de gezinssituatie dient opgenomen te worden als een dimensie van SES (Reynders et al., 2005). De SES-indicatoren oefenen deels onafhankelijk en deels interafhankelijk van elkaar een invloed uit op de ontwikkeling. Het risico bestaat dat de voorspellende kracht van deze indicatoren eerder vruchteloos zal blijven wanneer de interrelaties tussen de verschillende indicatoren genegeerd wordt. Lahelma et al. (2004) raden dan ook aan dat toekomstig onderzoek zich niet focust op het onderzoeken van slechts één enkele indicator. De complexe relaties tussen de verschillende socio-economische indicatoren mogen niet over het hoofd gezien worden in een zoektocht naar de statistisch sterkste indicator. 18

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN Sara Van der Paelt Onderzoeksgroep ontwikkelingsstoornissen Universiteit Gent

Nadere informatie

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Dit is de inleiding van de psycho-educatie modules. Aan de hand van deze modules geven we meer informatie over hoe autismespectrumstoornissen (ASS) zich uiten

Nadere informatie

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Screening in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schietecatte Griet Pattyn

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Floortime: ontwikkelingsgerichte therapie, met ouders en het jonge kind aan het werk Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater & Ilse Vansant, psycholoog afdeling

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Gevoel en emoties / definitie Emoties: in biologische zin: affectieve reacties. Prikkeling van dit systeem geeft aanleiding tot allerlei lichamelijke reacties.

Nadere informatie

Ontdek de stem van het kind

Ontdek de stem van het kind Ontdek de stem van het kind Introductie www.eiskjeclason.nl info@eiskjeclason.nl @Babypraat Communiceren met kinderen Attitude van volwassene: respect en bescheidenheid 1 1. inzicht in ontwikkeling van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

De diep verstandelijk gehandicapte medemens

De diep verstandelijk gehandicapte medemens De diep verstandelijk gehandicapte medemens Eerste druk, mei 2012 2012 Wilte van Houten isbn: 978-90-484-2352-1 nur: 895 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl Hoewel aan de totstandkoming

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

De e-learning van Gastouderland

De e-learning van Gastouderland De e-learning van Gastouderland Ook voor gastouders is het belangrijk te blijven ontwikkelen. Daarom bieden wij diverse modules aan die speciaal ontwikkeld zijn voor de kinderopvang. Gastouderland werkt

Nadere informatie

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen Autisme niet begrepen? Niet herkend! Gemeente Koggenland 6 november 2017 & Stichting Deuvel Mieke Bellinga Mariëlle Witteveen Overzicht Autisme net ff anders Herkennen van autisme in contact Autisme Specifieke

Nadere informatie

Christina van der Feltz-Cornelis en Willem van Tilburg

Christina van der Feltz-Cornelis en Willem van Tilburg De revanche van het systeemdenken: wat is de waarde voor de sociale psychiatrie? Christina van der Feltz-Cornelis en Willem van Tilburg SYMPOSIUM SOCIALE PSYCHIATRIE: REVANCHE VAN HET SYSTEEMDENKEN 6 november

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

INLEIDING. Samenvatting

INLEIDING. Samenvatting INLEIDING Iedereen die ooit heeft gezien hoe een baby van enkele weken oud zijn omgeving verkent en bekijkt, heeft ongetwijfeld opgemerkt dat het kijkgedrag van een pasgeborene zich sterk onderscheidt

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers Autismespectrumstoornis SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND 19-10-2016 Mandy Bekkers (mandybekkers@hotmail.com) Waarschuwing vooraf! 2 Geschiedenis Autos (Grieks: zelf) 1937-1940: Term autisme 1943 &

Nadere informatie

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over?

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Tegenwoordig heeft iedereen wel een etiketje! Hebben we dat niet allemaal een beetje? Als je niks hebt, is het precies al abnormaal! Mijn kind heeft (net)

Nadere informatie

Verstandelijke beperkingen

Verstandelijke beperkingen 11 2 Verstandelijke beperkingen 2.1 Definitie 12 2.1.1 Denken 12 2.1.2 Vaardigheden 12 2.1.3 Vroegtijdig en levenslang aanwezig 13 2.2 Enkele belangrijke overwegingen 13 2.3 Ernst van verstandelijke beperking

Nadere informatie

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars Autismespectrumstoornissen BEGRIP ALS STRUIKELBLOK: Taal bij kinderen met autisme en een verstandelijke beperking FENOTYPE KANNERCYCLUS 1 december 212 COGNITIE BIOLOGIE O M G E V I N G GENOTYPE Autisme

Nadere informatie

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst Inhoud I Introductie op het begrip Theory of Mind 7 II Visie op de behandeling van de mens met autisme 9 III Overzicht van de ToM-behandeling 13 IV Programma ToM-behandeling 15 V Gebruik van het werkboek

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

26/02/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene

26/02/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene Prenatale ontwikkeling De geboorte Pasgeborene 1 Motorische ontwikkeling 5 fasen van arousal state 1. Rustige slaap (1/3) 2. REM slaap (1/3 1/4) 3. Passieve waaktoestand 4. Actieve waaktoestand 5. Huilen

Nadere informatie

Kinderen Ontwikkelen en Leren 201-2012. Bijeenkomst 11: ontwikkeling

Kinderen Ontwikkelen en Leren 201-2012. Bijeenkomst 11: ontwikkeling Kinderen Ontwikkelen en Leren 201-2012 Bijeenkomst 11: ontwikkeling Terugblik bijeenkomst 10 Presentatie ontwikkelingsgebieden Indeling ontwikkelingsgebieden Casus: stel je probleemverklaring op. Bijeenkomst

Nadere informatie

8/03/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene

8/03/2013. Prenatale ontwikkeling. De geboorte. Pasgeborene Prenatale ontwikkeling De geboorte Pasgeborene 1 Baby Motorische ontwikkeling Kijkstadium (0 3m) Grijpstadium (3 6) Zitstadium (6 9) Rechtop staan (-9-12) Loopstadium (12-15) Geboorte = beperkt aantal

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Oplossingsgericht en waarderend coachen.

Oplossingsgericht en waarderend coachen. Oplossingsgericht en waarderend coachen. Coaching is die vorm van professionele begeleiding waarbij de coach als gelijkwaardige partner de cliënt ondersteunt bij het behalen van zelfgekozen doelen. Oplossingsgericht

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014 Taalstimulering voor kinderen en volwassenen Taal en taalbeleid 3 februari 2014 Enkele stellingen Taalontwikkeling 1. Voortalige fase: van 0 tot 1 jaar 2. Vroegtalige fase: van 1 tot 2,5 jaar Eentalige

Nadere informatie

Studiekeuze: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief

Studiekeuze: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief 11-2-2015 1 Studiekeuze: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief Facta, 12-02-2015 Saskia Kunnen Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit Groningen 11-2-20152 Programma Studiekeuze als ontwikkelingsproces:

Nadere informatie

Centrum Bergkristal Studieplan Deelopleiding Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor

Centrum Bergkristal Studieplan Deelopleiding Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor Centrum Bergkristal Studieplan Deelopleiding Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor Modules Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor 1. Psychologie en Psychopathologie 2. Sociale psychologie

Nadere informatie

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014) Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014) Inleiding De kern van (autisme)vriendelijke communicatie is echt contact, gebaseerd op

Nadere informatie

TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_9789006815627_INHOUD_KORT

TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_9789006815627_INHOUD_KORT TRAJECT WELZIJN; ONTWIKKELING EN OPVOEDING_9789006815627_INHOUD_KORT Thema 1 Inleiding op ontwikkeling en opvoeding 1 Begeleiden bij ontwikkeling 1.1 Begeleiden als kerntaak 1.2 Begeleiden bij ontwikkeling

Nadere informatie

Motieven en persoonlijkheid. Waarom doen mensen de dingen die ze doen?

Motieven en persoonlijkheid. Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motieven en persoonlijkheid Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motivatie psychologen vragen: Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Motivatiepsychologen zoeken naar de motieven, de drijfveren

Nadere informatie

Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte.

Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte. Bespreking artikel Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte. Auteurs: P.C. Van der Ende, MSc, J.T. van Busschbach, phd, J. Nicholson, phd, E.L.Korevaar, phd & J.van Weeghel,

Nadere informatie

Intercultureel leren. Workshop. Studievoormiddag 6 juni 2014

Intercultureel leren. Workshop. Studievoormiddag 6 juni 2014 Intercultureel leren Workshop Studievoormiddag 6 juni 2014 Aan de slag Hoeveel procent van mijn vrije tijd breng ik door met mensen van mijn eigen culturele achtergrond versus mensen met een andere culturele

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

BABYWIJS : PROFESSIONELE BABYOPVANG

BABYWIJS : PROFESSIONELE BABYOPVANG BABYWIJS : PROFESSIONELE BABYOPVANG Met korting via Gastouderland De IKK-erkende online scholing van KinderWijs TV voor beroepskrachten in de kinderopvang die werken met 0-jarigen. De ontwikkeling van

Nadere informatie

Autisme en de gevolgen Els Ronsse / MDR

Autisme en de gevolgen Els Ronsse /   MDR Autisme en de gevolgen Els Ronsse / www.psysense.be MDR Voorkomen? Voor het hele spectrum komen een aantal studies onafhankelijk van elkaar uit op 60 tot 70 op 10.000 of 1 op ongeveer 150 personen. Af

Nadere informatie

Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener. Hilde Delameillieure Foton

Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener. Hilde Delameillieure Foton Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener Hilde Delameillieure Foton Begrip uit contextuele therapie Meerzijdige partijdigheid of meerzijdig gerichte partijdigheid, of veelzijdige partijdigheid

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76 INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76 Vergeten... 7 Filosofie... 9 Een goed begin... 11 Hoofdbreker... 13 Zintuigen... 15 De hersenen... 17 Zien... 19 Geloof... 21 Empirie... 23 Ervaring...

Nadere informatie

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios Onderdeel van: Pagina 1 van 5 Inleiding In het pedagogisch kader staan onze uitgangspunten en basisdoelen die ten grondslag liggen aan ons pedagogisch handelen.

Nadere informatie

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen De adolescentiefase: over puberen, hersenontwikkeling, studiekeuze, risicogedrag en de relatie met ouders. Dr. Saskia Kunnen i.s.m. Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Samenvatting. (Summary in dutch) Samenvatting (Summary in dutch) 74 Samenvatting Soms kom je van die stelletjes tegen die alleen nog maar oog hebben voor elkaar. Ze bestellen hetzelfde ijsje, maken elkaars zinnen af en spiegelen elkaar

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Algemeen. Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren. Leen De Schuymer

Algemeen. Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren. Leen De Schuymer Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren Leen De Schuymer Algemeen Deze resultatenbundel is gebaseerd op het doctoraatsonderzoek van Leen De Schuymer. Dit

Nadere informatie

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Ontwikkelingsfasen bij kinderen. 3 Basisbehoeften van kinderen.

Nadere informatie

klantgerichtheid... ... klanteninzicht... ... groepsdynamica... ... omgaan met diversiteit... ... stemgebruik... ... taalvaardigheid... ...

klantgerichtheid... ... klanteninzicht... ... groepsdynamica... ... omgaan met diversiteit... ... stemgebruik... ... taalvaardigheid... ... P1 VOORBEELD OBSERVATIE-INSTRUMENT GROEP klantgerichtheid klanteninzicht groepsdynamica omgaan met diversiteit PRESENTATIE stemgebruik taalvaardigheid non-verbaal communiceren professionele houding PERSOON

Nadere informatie

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen HGR-CSS Brussel, 20 juni 2014 Vroegtijdige interventie bij kinderen

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon.

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon. OPVOEDEN en LEREN is gebaseerd op een draagvlak van STEUNEN, STUREN EN STIMULEREN: Om binnen de grenzen

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf Terreinverkenning Twee fundamentele ontwikkelingstheorieën De prenatale ontwikkeling 75

Inhoud. Woord vooraf Terreinverkenning Twee fundamentele ontwikkelingstheorieën De prenatale ontwikkeling 75 Inhoud Woord vooraf 11 1. Terreinverkenning 15 1.1 Een korte historiek 15 1.1.1 De verre voorgeschiedenis 15 1.1.2 Start van de genetische psychologie 17 1.1.3 Omvorming tot een ontwikkelingspsychologie

Nadere informatie

Draaiboek voor een oudergesprek naar aanleiding van het invullen van de signaallijst

Draaiboek voor een oudergesprek naar aanleiding van het invullen van de signaallijst Draaiboek voor een oudergesprek naar aanleiding van het invullen van de signaallijst Vormingspakket voor screening naar autismespectrumstoornissen (ASS) in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor

Nadere informatie

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over. Naam: Klas: Nr: Datum: Vak: Nederlands Leerkracht: Taalverwerving Opdracht 1 Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een

Nadere informatie

Psychologie van de levensloop

Psychologie van de levensloop Psychologie van de levensloop Inleiding in de ontwikkelingspsychologie Pol Craeynest Acco Leuven / Den Haag Inhoud Woord vooraf 9 Hoofdstuk 1 Terreinverkenning 1.1 Een korte historiek 12 1.1.1 De verre

Nadere informatie

1 Het sociale ontwikkelingstraject

1 Het sociale ontwikkelingstraject 1 Het sociale ontwikkelingstraject Tijdens de schoolleeftijd valt de nadruk sterk op de cognitieve ontwikkeling. De sociale ontwikkeling is in die periode echter minstens zo belangrijk. Goed leren lezen,

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis Voorspellers van beloop in een maatschappelijk perspectief. Dr. Kirstin Greaves-Lord 15 september 2016

Autismespectrumstoornis Voorspellers van beloop in een maatschappelijk perspectief. Dr. Kirstin Greaves-Lord 15 september 2016 Autismespectrumstoornis Voorspellers van beloop in een maatschappelijk perspectief Dr. Kirstin Greaves-Lord 15 september 2016 Doelen presentatie 1. Kader: maatschappelijke perspectieven en ontwikkelingen

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities in Early Childhood Health The Generation R Study Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Sociaal-economische gezondheidsverschillen vormen een groot maatschappelijk

Nadere informatie

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis Programma Even voorstellen Wat is autisme? Vroege signalen bij autismespectrumstoornissen De eerste stap richting onderzoek

Nadere informatie

Dementie & diversiteit. Britt Fontaine Lid kenniskring lectoraat Psychogeriatrie

Dementie & diversiteit. Britt Fontaine Lid kenniskring lectoraat Psychogeriatrie Dementie & diversiteit Britt Fontaine Lid kenniskring lectoraat Psychogeriatrie Wat ga ik doen? Leeftijd en Veroudering Dementie wereldwijd Is dementie een ziekte? wij en zij denken Vragen en een preekje

Nadere informatie

Pedagogisch beleidsplan Fris! Kinderdagverblijven

Pedagogisch beleidsplan Fris! Kinderdagverblijven Pedagogisch beleidsplan Fris! Kinderdagverblijven Algemeen Pedagogisch Beleid Fris! Kinderdagverblijven Inleiding Uw kind maakt gebruik van opvang bij Fris! Kinderdagverblijven en u verwacht van ons dat

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Kan niet bestaat niet. Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014

Kan niet bestaat niet. Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014 Kan niet bestaat niet Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014 Agenda Workshop Invullen Vragenlijst met stellingen Opdracht Kruip in de huid van Tim Wat is

Nadere informatie

Slecht nieuws goed communiceren

Slecht nieuws goed communiceren Slecht nieuws goed communiceren M A N U K E I R S E F A C U L T E I T G E N E E S K U N D E, K U L E U V E N Waarheid is een van de meest krachtige medicamenten waarover men beschikt, maar men moet nog

Nadere informatie

Verbindingsactietraining

Verbindingsactietraining Verbindingsactietraining Vaardigheden Open vragen stellen Luisteren Samenvatten Doorvragen Herformuleren Lichaamstaal laten zien Afkoelen Stappen Werkafspraken Vertellen Voelen Willen Samen Oplossen Afspraken

Nadere informatie

Koers in zicht! Visie, werken in units Kernconcepten

Koers in zicht! Visie, werken in units Kernconcepten Astrid van den Hurk Koers in zicht! Visie, werken in units Kernconcepten De Toverbal, Venray Hoe leren kinderen? De wereld rondom ons In ons hoofd De boekenwereld op school 2. Bostypen Men onderscheidt

Nadere informatie

De meerwaarde van het contextueel denkkader binnen de ouderenzorg

De meerwaarde van het contextueel denkkader binnen de ouderenzorg De meerwaarde van het contextueel denkkader binnen de ouderenzorg Claire Meire 2014 Een sterveling draagt zijn ouders op zijn schouders. Of niet op zijn schouders. In zijn binnenste. Zijn leven lang moet

Nadere informatie

Autisme, wat weten we?

Autisme, wat weten we? Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief Annelies Somers i.s.m. Prof. Hilde Colpin Prof. Karine Verschueren ~ Centrum voor Schoolpsychologie

Nadere informatie

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Rutger Jan van der Gaag & Iris Oosterling, gz-psycholoog 2006 Karakter pagina 1 Inhoud Autisme Vroege herkenning van autisme DIANE-project,

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin a. Situering Jonge kinderen (0-6 jaar) groeien op in diverse contexten: thuis, eventueel in de kinderopvang, en in de kleuterschool.

Nadere informatie

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING Modulaire opleiding Humane Wetenschappen ASO3 AO AV 008 Versie 1.0 BVR Pagina 1 van 24 Inhoud 1 Deel 1 Opleiding... 5 1.1 Korte beschrijving... 5 1.1.1 Inhoud... 5 1.1.2 Modules...

Nadere informatie

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING Modulaire opleiding Moderne Talen - Wetenschappen AO AV 009 Versie 1.0 BVR Pagina 1 van 27 Inhoud Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 23 november 2006 1 Deel 1 Opleiding...

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

Ouderavond Bataafs Lyceum 4H/V. Executieve vaardigheden. Welkom! Nancy Lussing

Ouderavond Bataafs Lyceum 4H/V. Executieve vaardigheden. Welkom! Nancy Lussing Ouderavond Bataafs Lyceum 4H/V Executieve vaardigheden Welkom! Nancy Lussing Even voorstellen 25 jaar voor de klas (speciaal en regulier) 10 jaar achterin de klas Ondersteuning algemeen Coördinator masterclass

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Autisme in het verkeer. Veerle Ross

Autisme in het verkeer. Veerle Ross Autisme in het verkeer Veerle Ross Vandaag Autisme? Autorijden en autonomie Autorijden is complex en doelgericht Beïnvloedende factoren van autorijden ASS in het verkeer Yes I Drive Voorwaarden Toekomst

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Leerlijn Sociaal-emotionele ontwikkeling

Leerlijn Sociaal-emotionele ontwikkeling Leerlijn 1.1. Emotioneel 1.2. Sociaal Stamlijn Niveau A Merkt zintuiglijke stimulatie op (aanraking, vibratie, smaken, muziek, licht) Uit lust- en onlustgevoelens Kijkt gericht enkele seconden naar een

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject Deze lijst is het onderzoekresultaat van een PWO-traject binnen de lerarenopleidingen van de KAHO Sint-Lieven,

Nadere informatie

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA 7-12-2018 Inhoud Vroegdetectie in een relationeel perspectief Infant and Early Childhood

Nadere informatie