Portefeuillehouder: H.J. van Schaik

Transcriptie

1 Nota voor : vergadering algemeen bestuur Datum : 18 december 2013 Onderwerp : uitgangspunten begroting 2015 Agendapunt : 4b Kenmerk : AB/1328b Bijlage: 1 Portefeuillehouder: H.J. van Schaik Inleiding Conform artikel 4 van de verordening Financieel Beheer dient het dagelijks bestuur uiterlijk 31 januari voorafgaand aan het begrotingsjaar de uitgangspunten voor de begroting aan het algemeen bestuur aan te bieden. Het opstellen van de begroting voor 2015 loopt voor de VNOG ongeveer een half jaar vooruit op de planningen bij de verschillende gemeenten. Dit heeft te maken met de bepaling in de wet, dat het algemeen bestuur de begroting voor het volgende dienstjaar uiterlijk 15 juli moet vaststellen. Advies- besluit De volgende beleidsmatige uitgangspunten te hanteren voor het opstellen van de begroting 2015: 1. Voor prijsontwikkeling uit te gaan van 2%; 2. Voor de loonontwikkeling uit te gaan van de toegestane formatie per inclusief de opgelegde bezuinigingen en periodieken die in 2014 en 2015 worden verwacht en 1% voor loonontwikkeling als gevolg van CAO-afspraken en belasting- en premieverhogingen; 3. Voor de berekening van de kapitaallasten voor alle investeringen (met uitzondering van de onroerende zaken) uit te gaan van een percentage van 4%; 4. Voor de berekening van de kapitaallasten van onroerende zaken uit te gaan van de percentages van de voor de financiering van deze objecten afgesloten leningen; 5. 4% rente toe te voegen aan de bestemmingsreserves van de clusters, waarbij de stand per 1 januari na winstbestemming bepalend is; 6. Voor de producten opleidingen regionale brandweer, RBS en dienstverlening uit te gaan van kostendekkende tarieven; 7. Investeringen (zowel nieuwe als vervangingsinvesteringen) apart aan te geven; 8. BTW-vergoeding in de BDUR-uitkering doorbetalen aan gemeenten conform de in 2014 gevolgde systematiek. Beoogd effect De uitgangspunten voor de begroting 2015 op tijd vast te stellen, zodat de begroting conform deze uitgangspunten kan worden opgesteld en vervolgens ter besluitvorming kan worden voorgelegd. In de bijlage treft u de meer technische uitgangspunten, die nodig zijn voor het opstellen van de begroting. 1

2 Argumenten 1. Voor prijsontwikkeling uit te gaan van 2% De VNOG hanteert als uitgangspunt voor de loon- en prijsontwikkeling (inflatie) voor het begrotingsjaar 2015 de percentages voor het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar die opgenomen zijn in de septembercirculaire 2013 van het gemeentefonds. In deze circulaire zijn de volgende percentages opgenomen (Tabel 8.1 Prijsmutaties per jaar ): overheidsconsumptie - netto materiële consumptie 1,5% 2,5% 2¾% 2% - lonen en salarissen 0,5% 1,5% ¾% 1% Bron: CPB. 2. Voor de loonontwikkeling uit te gaan van de toegestane formatie per inclusief de opgelegde bezuinigingen en periodieken die in 2014 en 2015 worden verwacht en 1% voor loonontwikkeling Om een zo correct mogelijke raming van de salariskosten in de begroting op te nemen, moeten deze gebaseerd zijn op zo recent mogelijke gegevens over het personeelsbestand. Naast het opnemen van een bedrag voor individuele periodieken (ongeveer per jaar voor concern) nemen we een percentage van 1% op voor cao en belasting- en premieontwikkeling. Bij de raming houden we rekening met het recent gesloten pensioenakkoord wat een verlaging van de pensioenpremie voor de werkgever tot gevolg heeft. Voor 2015 volgen nog meer wijzigingen in de pensioenen maar hierover is nog niets bekend. Indien dit gevolgen heeft voor de werkgeverslasten wordt u hierover ter zijner tijd geïnformeerd. 3. 4% te hanteren voor als rentepercentage voor investeringen De VNOG hanteert de beleidslijn om de schommeling in de inwonersbijdrage te beperken. Daarom kiest de VNOG ervoor om leningen af te sluiten met een langlopende rentevast periode. Hierbij passen hogere rentepercentages dan bij financiering met kort geld maar bestaat er bij de huidige historisch lage renteniveaus wel zekerheid over een gemiddeld lage rentelast gedurende een lange termijn. Voorgesteld wordt het percentage van 4% voor 2015 te handhaven en niet na te calculeren. Eventuele rente voor- of nadelen komen in het programma algemene dekkingsmiddelen tot uiting en komen dan ten gunste of ten laste van de deelnemende gemeenten. Hiermee wordt een administratief eenvoudig en transparant systeem gevolgd dat een beperkt beslag legt op de aanwezige administratieve capaciteit. 4. Objectfinanciering toe te passen bij de onroerende zaken In de randvoorwaarden voor overname van onroerende goederen is opgenomen dat de werkelijke kosten verbonden aan de overdracht bij de overdragende gemeente in rekening worden gebracht. Dit betekent dat de direct met de financiering verbonden kosten aan de gemeente zullen worden doorbelast en er dus sprake is van objectfinanciering. Dit komt tot uiting door bij de berekening van de kapitaallasten van onroerende zaken uit te gaan van de percentages van de voor de financiering van deze objecten afgesloten leningen. 2

3 5. Rente toe te voegen aan de bestemmingsreserves van de clusters Bij een aantal clusters gaan bestemmingsreserves gevormd worden als egalisatiereserve voor de kapitaallasten samenhangend met de overdracht van materieel. Daarnaast vormen clusters bestemmingsreserves uit de winstbestemming van het cluster. Deze bestemmingsreserves kunnen gezien worden als intern financieringsmiddel en daarom is het toevoegen van rente logisch. Daarnaast is het passend om de hoogte van de rentetoerekening te koppelen aan de rente die wordt gebruikt bij de berekening van de kapitaallasten voor de investeringen. 6. Voor de producten opleidingen regionale brandweer, RBS en dienstverlening uit te gaan van kostendekkende tarieven Deze producten van ons moeten zichzelf financieel kunnen bedruipen. Hiervoor zijn kostendekkende tarieven noodzakelijk. 7. Investeringen (zowel nieuwe als vervangingsinvesteringen) apart aan te geven Bij de kadernota moet bekend zijn welke investeringen voor 2015 gepland staan, zodat daar een inschatting kan worden gemaakt of deze binnen de beschikbare financiële middelen vallen. 8. BTW-vergoeding in de BDUR-uitkering doorbetalen aan gemeenten Voor de begroting van 2014 is besloten het onbestemde deel van de btwvergoeding, die de VNOG in de BDUR ontvangt door te betalen aan de deelnemende gemeenten. Deze methode wordt voor 2015 gecontinueerd. De inwonerbijdrage is daarom inclusief btw. Kanttekeningen 1. Bezuinigingen vanuit het Rijk De bezuinigingen van het Rijk blijven op de verschillende medeoverheden afkomen. Ook in het recent gesloten begrotingsakkoord worden weer bezuinigingen op de departementen doorgevoerd, die mogelijk doorwerken in het gemeentefonds en wellicht ook de BDUR. Informatie hierover ontbreekt op dit moment nog. 2. Herverdeeleffecten Voorgesteld wordt het percentage van 4% als rentepercentage voor investeringen voor 2015 te handhaven en niet na te calculeren. Eventuele rente voor- of nadelen komen in het programma algemene dekkingsmiddelen tot uiting en komen dan ten gunste of ten laste van de deelnemende gemeenten. Dit kan in financiële zin voor gemeenten geringe herverdeeleffecten met zich meebrengen. Bij de jaarlijkse vaststelling van het rentepercentage voor investeringen zal bij de geldende randvoorwaarden van eenvoud, transparantie en minimale administratieve belasting- zoveel mogelijk aangesloten worden bij de ontwikkeling van het feitelijk renteomslagpercentage. Er wordt nog onderzocht of er binnen de randvoorwaarden nog alternatieven zijn om de herverdeeleffecten op een andere wijze te verminderen. 3

4 Uitvoering/communicatie/inwerkingtreding Om gemeenten in een vroeger stadium te informeren worden de uitgangspunten voor de begroting 2015 tussen het AB van december en het AB van maart (behandeling kadernota) door de clusters naar de raden gebracht. De financieel ambtenaren worden zoals gebruikelijk geïnformeerd en betrokken bij de planning- & controlcyclus. Een detailplanning wordt nog opgesteld en gecommuniceerd. Rapportage/ evaluatie Het bestuur wordt middels de financiële verkenningen en de jaarstukken geïnformeerd over de voortgang. Personele consequenties N.v.t. Financiën De financiële gevolgen voor de inwonerbijdrage voor het concern zijn de volgende: Bedrag voor concern Bedrag per inwoner voor concern ( inw.) 2% prijsstijging ,08 verhoging 1% loonkostenstijging ,06 verhoging Salaris periodieken ,04 verhoging Laatste tranche financiële heroriëntatie (reductie topstructuur) ,08 verlaging Bovenstaande bedragen en de daarvan afgeleide bijdrage per inwoner zijn alleen gebaseerd op de inwoner gedekte producten van het concern. Voor BDUR gedekte producten wordt geen loon prijscompensatie gevraagd aan gemeenten. Per saldo leidt dit tot een verhoging van de inwonersbijdrage voor de inwonerbijdrage gedekte producten met 0,10. De financiële gevolgen voor de clusters en van de nieuwe/vervangingsinvesteringen worden bij de kadernota/begroting 2015 aan u voorgelegd. Begrotingen van de clusters De uitgangspunten gelden ook voor de clusterbegrotingen voor Als er afspraken zijn gemaakt tussen clusters en clustergemeenten over nog te bezuinigen bedragen/aanpassing van bedragen moeten deze worden meegenomen. Opgemerkt wordt nog, dat behandeling binnen de clusters van hun begroting met de bestuurscommissie moet plaatsvinden voor behandeling van de conceptbegroting van de gehele VNOG (dus inclusief de clusterbegrotingen) in het DO. Financiële heroriëntatie In maart 2011 is de kadernota Keuzes in Veiligheid in het algemeen bestuur geaccordeerd. De besluiten hierin worden verwerkt in de jaren in de diverse begrotingen. Voor 2015 wordt de ophoging van de taakstelling reductie topstructuur ad verwerkt. Dit heeft een verlaging van de inwonerbijdrage tot gevolg van 0,08. Bijlagen 1. Technische uitgangspunten 4

5 Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland; Bijeen in de vergadering d.d. 18 december 2013; Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 14 november 2013; Besluit: De volgende beleidsmatige uitgangspunten te hanteren voor het opstellen van de begroting 2015: 1. voor prijsontwikkeling uit te gaan van 2%; 2. voor de loonontwikkeling uit te gaan van de toegestane formatie per inclusief de opgelegde bezuinigingen en periodieken die in 2014 en 2015 worden verwacht en 1% voor loonontwikkeling als gevolg van CAO-afspraken en belasting- en premieverhogingen; 3. Voor de berekening van de kapitaallasten voor alle investeringen (met uitzondering van de onroerende zaken) uit te gaan van een percentage van 4%; 4. Voor de berekening van de kapitaallasten van onroerende zaken uit te gaan van de percentages van de voor de financiering van deze objecten afgesloten leningen; 5. 4% rente toe te voegen aan de bestemmingsreserves van de clusters, waarbij de stand per 1 januari na winstbestemming bepalend is; 6. Voor de producten opleidingen regionale brandweer, RBS en dienstverlening uit te gaan van kostendekkende tarieven; 7. Investeringen (zowel nieuwe als vervangingsinvesteringen) apart aan te geven; 8. BTW-vergoeding in de BDUR-uitkering doorbetalen aan gemeenten conform de in 2014 gevolgde systematiek. De voorzitter De ambtelijk secretaris Drs. J.C.G.M Berends mr. M. Assies Apeldoorn, 18 december

6 Bijlage 1 Technische uitgangspunten Naast meer beleidsmatige uitgangspunten gelden ook nog een aantal technische uitgangspunten voor het opstellen van de begroting 2015: a De basis wordt overgenomen van de begroting 2014; b Structurele besluiten, die verwerkt zijn in begrotingswijzigingen in 2013 mogen worden meegenomen; c Het besluit van het algemeen bestuur over heroriëntatie financiën wordt meegenomen in de begroting 2015; d Besluiten over de begroting 2014 met structurele gevolgen worden te zijner tijd afzonderlijk aangeboden; 6