Zullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van de kinderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van de kinderen"

Transcriptie

1 Zullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van de kinderen J. Dronkers* Summary Shall we stay together because o f the children? The changing effects o f one-parent fam ilies on the educational attainment o f their children Using a large data-set on educational attainment in the Netherlands during the late 80 s this article analyzes the effects o f the different form s o f one-parent fam ilies on the educational attainment o f their children. Children living in one-parent fam ilies attain lower educational levels at the start o f secondary education compared to children living in two-parents families, after controlling fo r background variables. However, differences between the educational attainment o f children living in one-parent fam ilies and those living in two-parents fam ilies are relatively minor compared to the influential variable parental education. The negative effects o f one-parent fam ilies headed by the father are larger then those o f one-parent fam ilies headed by the mother. Compared to the negative effect o f one-parent fam ilies on educational attainment in the late 70 s, the negative effect of the mother fam ily in the late 80 s has increased. 1. Inleiding Het aantal eenoudergezinnen is sinds de Tweede Wereldoorlog sterk gestegen. * Dit artikel is een van de produkten van het project De bijzondere plaats van kinderen van allochtonen, werklozen, arbeidsongeschikten, eenoudergezinnen en tweeverdienersgezinnen bij de overgang basisonderwijs-voortgezet onderwijs dat door de Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek (SCO) van de Universiteit van Amsterdam is uitgevoerd in opdracht van het Instituut voor Onderwijsonderzoek (SVO) in Den Haag (project 0509). Verschillende SCO medewerk(st)ers, R. Bosman (RUG) en de redactie van Mens & Maatschappij dank ik voor hun commentaar op eerdere versies. Correspondentie over dit artikel richten aan J. Dronkers, SCO, Grote Bickersstraat 72, 1013 KS Amsterdam, tel: Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

2 Tegelijkertijd is er een verschuiving opgetreden in de ontstaansreden van het eenoudergezin. In 1947 ontstond 47% van de eenoudergezinnen door overlijden van een der huwelijkspartners, 31% door echtscheiding en 9% door ongehuwde moeders; in 1985 zijn deze verhoudingen: 17% door overlijden, 53% door scheiding en 15% door ongehuwde moeders. Dit betrof bovenal ontwikkelingen in het aantal eenoudergezinnen met een vrouw aan het hoofd (zgn. moedergezinnen). Hoewel het absolute aantal eenoudergezinnen met een vader aan het hoofd (zgn. vadergezinnen) ook groeide in de periode , was de groei van het aantal moedergezinnen het grootst, vooral door echtscheiding en ongehuwd moederschap. 1 Na een periode van euforie over de versoepeling van de huwelijkswetgeving waardoor echtscheiding en ongehuwd moederschap minder nadelige juridische en economische gevolgen kregen, ontstond ongerustheid over deze groei van het aantal eenoudergezinnen, vooral wanneer daar jonge kinderen bij betrokken waren. Deze ongerustheid werd gevoed door twee bronnen. Het Nederlandse sociale-zekerheidsstelsel maakt het mogelijk dat eenoudergezinnen zonder een kostwinner of zonder (voldoende) alimentatie een uitkering kregen. Door de lage arbeidsmarktdeelname van moeders in eenoudergezinnen was de inkomenspositie van moedergezinnen zwak. De inkomenspositie van vadergezinnen was dankzij een hogere arbeidsparticipatie beter, maar ook die was nog steeds lager dan die van tweeoudergezinnen. Men begon te spreken van de 'feminisering van de mmoede' als gevolg van een te soepele huwelijkswetgeving en een te ruim stelsel van sociale zekerheid. Moedergezinnen werden een vast onderdeel van het rijtje 'zwakkeren in de samenleving', naast ongeschoolden, allochtonen en bejaarden. Deze zwakke positie van de eenoudergezinnen zou als gevolg van de herziening van het sociaal stelsel in de jaren tachtig nog verder verslechterd zijn. De tweede bron van ongerustheid over de groei van het eenoudergezin werd gevoed door het feit dat kinderen in een eenoudergezin onder minder gunstige omstandigheden opgroeien dan kinderen in tweeoudergezinnen. Daardoor zouden de nadelige gevolgen van echtscheiding niet beperkt blijven tot één generatie, maar zich over meerdere generaties uitstrekken. Slechte schoolprestaties, maar ook ander maatschappelijk minder gewenst gedrag (vandalisme), werden dan ook in de pers snel toegeschreven aan het eenoudergezin. Hoewel de argumenten voor de ongerustheid over de groei van eenoudergezinnen indrukwekkend zijn, wordt daarmee nog niet aangetoond dat het leven in een eenoudergezin op zichzelf ongunstig is voor kinderen. Moeders van eenoudergezinnen hebben een gemiddeld lager opleidingsniveau dan moeders in tweeoudergezinnen (Van Delft, 1988). Daardoor zullen de onderwijsprestaties van kinderen uit eenoudergezinnen lager zijn dan die uit tweeoudergezinnen, 24

3 zonder dat dit verschil een gevolg hoeft te zijn van het leven in een eenoudergezin. Als men een correct beeld wil krijgen van de verschillen tussen de opvoedingssituatie in een- en tweeoudergezinnen is een systematische vergelijking van de levenskansen van kinderen uit een- en tweeoudergezinnen noodzakelijk, waarbij tegelijkertijd de overige verschillen tussen een- en tweeoudergezinnen worden gecontroleerd. In dit artikel wordt een dergelijke systematische vergelijking tussen de levenskansen van kinderen uit een- en tweeoudergezinnen gemaakt. De vergelijking is toegespitst op de onderwijsloopbaan van basisschoolleerlingen die in 1989 voor het eerst het voortgezet onderwijs betraden. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen vader- en moedergezinnen. Ook worden in dit artikel de schoolloopbanen van kinderen uit gezinnen met één ouder en een verzorg(st)er in de analyse betrokken teneinde de verschillen tussen een- en tweeoudergezinnen meer reliëf te geven. Ten slotte wordt in dit artikel een vergelijking gemaakt tussen het effect van het leven in eenoudergezinnen op de onderwijskansen van kinderen opgroeiend aan het eind van de jaren zeventig, met dat van kinderen opgroeiend aan het eind van de jaren tachtig. De inperking van deze systematische vergelijking tot de schoolloopbanen van de kinderen vloeit voort uit de beperkingen van de beschikbare data. De schoolloopbaan is echter een goede indicatie van het functioneren van gezinnen. Indien er in eenoudergezinnen extra opvoedingsgebreken bestaan, kan dat direct of indirect blijken uit het geringere succes van de kinderen op school. Indien in eenoudergezinnen geen grotere opvoedingsgebreken bestaan dan in tweeoudergezinnen (ook deze kennen zo hun gebreken) of indien op opvoedingsgebreken in het eenoudergezin gecompenseerd worden door een aantal positieve kenmerken (bijv. het verdwijnen van het ouderlijk getwist), dan kan ook dat direct of indirect blijken uit een gelijk schoolsucces. 2. Eerder onderzoek en nadere probleemstelling Ondanks de ongerustheid over de groei van eenoudergezinnen wordt de eerste systematische Nederlandse vergelijking tussen de schoolprestaties van kinderen uit een- en tweeoudergezinnen pas in 1982 gepubliceerd. Bosman en Louwes (1982) maakten voor deze secundaire analyse gebruik van het zogenaamde SMVO-cohort. Dit cohort is een steekproef getrokken door het CBS uit alle leerlingen die in 1977 voor het eerst aan het voortgezet onderwijs deelnamen (CBS, 1982). De conclusie uit deze vergelijking is duidelijk: Kinderen uit eenoudergezinnen ontwikkelen in mindere mate hun performale intelligentie, vertonen lagere schoolprestaties, krijgen een lager advies en bereiken een minder hoog schoolniveau dan kinderen uit tweeoudergezinnen. De verschillen tussen Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

4 kinderen uit vadergezinnen en kinderen uit tweeoudergezinnen zijn echter niet zo groot als de verschillen tussen kinderen uit moedergezinnen en kinderen uit tweeoudergezinnen. In het eerste geval hebben we redelijk gecontroleerd op SES en inkomen, terwijl wat betreft de moedergezinnen de controle op deze factoren onvoldoende genoemd mag worden. (... ) Ook bij de vergelijking van kinderen uit vadergezinnen en kinderen uit tweeoudergezinnen vinden we (... ) verschillen ten nadele van kinderen uit vadergezinnen. Dit betekent dat, alhoewel SES, inkomen en daarmee samenhangende variabelen zeker een belangrijke rol spelen, niet alle geconstateerde verschillen daaraan kunnen worden toegeschreven'. In een tweede secundaire analyse van deze zelfde SMVO-data gingen Bosman en Louwes (1984) na of de verschillen tussen moedergezinnen en tweeoudergezinnen toegeschreven kunnen worden aan het al dan niet buitenshuis werken door de moeder. Dit bleek niet het geval. De beperkingen van de SMVO-data (geen informatie over het ontstaan van het eenoudergezin en haar kenmerken) leidden tot vervolgonderzoek, waarin alsnog de ontbrekende gegevens verzameld werden bij een steekproef uit het SMVO-cohort. De eerste conclusie uit dit vervolgonderzoek bevestigde die van het eerdere onderzoek: 'De kansen op een gunstige schoolloopbaan blijken voor kinderen uit moedergezinnen systematisch lager te zijn dan voor kinderen uit tweeoudergezinnen. Bovendien blijkt het effect met name betrekking te hebben op kinderen van gescheiden ouders' (Bosman & Louwes, 1988). In de tweede fase van het vervolgonderzoek onderzochten Bosman en Louwes (1989) systematisch twee mogelijkheden voor de totstandkoming van het effect van het moedergezin op de schoolloopbaan: 1. eenoudergezinnen worden meer blootgesteld aan factoren die nadelig zijn voor de schoolloopbaan van kinderen (distributie-effect). Bij controle voor deze factoren verdwijnt het verschil tussen de schoolloopbaan van kinderen uit een- en tweeoudergezinnen; 2. eenoudergezinnen zijn gevoeliger voor factoren die nadelig zijn voor de schoolloopbaan (interactie-effect). Deze factoren hebben een groter effect op de schoolloopbaan van kinderen uit eenoudergezinnen dan op die van kinderen uit tweeoudergezinnen. Het is ondoenlijk alle resultaten van het onderzoek van Bosman en Louwes (1989) weer te geven. Met het oog op de hier te presenteren analyse noem ik enkele belangrijke. De verschillen tussen de schoolloopbanen van kinderen uit moedergezinnen en tweeoudergezinnen kunnen (gedeeltelijk) door de volgende mechanismen verklaard worden: het emotionele beslag op moeder en kinderen door het wegvallen van de vader; een uitholling van de gezagsfunctie in het moedergezin; een grotere verantwoordelijkheid voor het huishouden van kinderen in moedergezinnen; een minder goede verstandhouding of problematische omgang met de vader; een nieuwe partner van de moeder; negatief zelf- 26

5 beeld en schuldgevoelens bij de moeder; een lager advies van de onderwijzer; de verslechterde inkomenspositie bij overgang van tweeoudergezin naar moedergezin. De volgende mechanismen bleken de verschillen tussen de schoolloopbanen van kinderen uit moedergezinnen en tweeoudergezinnen niet te verklaren: een permanente gezinsontwrichting door het wegvallen van de vader; de daling van het ontwikkelingspeil van het gezin door het wegvallen van de meestal hoger opgeleide vader; de overbelasting van de moeder (inclusief buitenshuis werken); een geringere kwaliteit van de relatie tussen moeder en kind; een andere bejegening van kinderen uit moedergezinnen op school; slechte inkomenspositie. Bodewes (1988) analyseerde op overeenkomstige wijze de verschillen in schoolloopbanen tussen kinderen uit vadergezinnen en tweeoudergezinnen uit het SMVO-cohort. De belangrijkste uitkomst uit deze analyse was dat het verschil tussen de loopbanen in het voortgezet onderwijs van kinderen uit vadergezinnen en die van kinderen uit tweeoudergezinnen niet significant was. Wel kregen kinderen uit vadergezinnen significant lagere adviezen dan kinderen uit tweeoudergezinnen. Het belangrijkste bezwaar dat men tegen deze op zichzelf verdienstelijke analyse kan inbrengen is het kleine aantal vergeleken paren, waardoor het moeilijk wordt significante verschillen te vinden. Andere Nederlandse studies naar het effect van het leven in eenoudergezinnen op de schoolloopbaan van de kinderen waarin een systematische vergelijking met tweeoudergezinnen is gemaakt bestaan er niet (van Gelder, 1989). In dit artikel wordt opnieuw een secundaire analyse gemaakt van de schoolloopbanen van kinderen uit een- en tweeoudergezinnen met behulp van een nieuw CBS-cohort van leerlingen die in 1989 het voortgezet onderwijs voor het eerst betraden (het zgn. VOCL 89-cohort). Aan deze secundaire analyse zijn bijna dezelfde beperkingen verbonden als aan de secundaire analyse van Bosman en Louwes (1982): geen informatie over het beroeps- en opleidingsniveau van de afwezige ouder, over het ontstaan van het eenoudergezin, over de periode dat het eenoudergezin bestaat. Het voordeel van dit nieuwe CBS-cohort is dat nu wel een onderscheid gemaakt kan worden tussen gezinnen met beide ouders, vader- en moedergezinnen met een verzorg(st)er en vader- en moedergezinnen zonder verzorg(st)er. Ook zijn in dit VOCL 89-cohort meer gegevens verzameld over de etnische herkomst van de ouders, hun culturele activiteiten en hun onderwijs-ondersteunend gedrag. De vergelijkbare opzet van het SMVO-cohort uit 1977 en het VOCL 89-cohort uit 1989 maakt het bovendien mogelijk een vergelijking te maken van een mogelijke verandering van de effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van de kinderen, bijvoorbeeld als gevolg van de wijziging van het sociaal stelsel in de jaren tachtig, veranderingen in de oorzaken van het ontstaan van eenoudergezinnen of verande- Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

6 ring in de beeldvorming over eenoudergezinnen. Deze nieuwe secundaire analyse moet derhalve beschouwd worden als een replicatie van Bosman en Louwes (1982), aangevuld met enkele uitbreidingen. Het is ook een noodzakelijke aanvulling op het onderzoek van Bodewes (1988) naar de effecten van vadergezinnen, omdat in het VOCL'89-cohort voldoende vadergezinnen aanwezig zijn. Hopelijk zijn de uitkomsten van deze analyse aanleiding om het vervolgonderzoek van Bosman en Louwes (1987, 1988, 1989) nog eens te herhalen voor het VOCL'89-cohort en geven zij aanleiding om in volgende cohorten meer informatie te verzamelen over het ontstaan van de gezinssituatie. 3. Data In dit artikel worden de gegevens van het zogenaamde VOCL'89-cohort (Voortgezet Onderwijs Cohort Leerlingen 1989) gebruikt. Dit cohort is een gestratificeerde steekproef uit alle leerlingen in de eerste klas van het voortgezet onderwijs in Het CBS heeft ten behoeve van wetenschappelijke analyse door derden een analysebestand ter beschikking gesteld. Dit bestand omvat leerlingen. Bij deze leerlingen is een entree-toets van het CITO afgenomen die een taal- en rekendeel kent ( ingevulde toetsen). Alleen leerlingen die in 1989 voor de eerste maal in de eerste klas van het voortgezet onderwijs zaten zijn in het analysebestand opgenomen ( leerlingen). Door de ouders van deze leerlingen is een ouder(s)/verzorger(s)-vragenlijst ingevuld. Gezien de probleemstelling van dit artikel (het effect van het leven in een eenoudergezin op de schoolprestaties van het kind) zijn alleen die leerlingen in de analyse betrokken bij wie of de vader of de moeder hun deel van de vragenlijst ingevuld hadden ( leerlingen met ingevulde entree-toets en vragenlijst, ingevuld door één of beide ouders). In het geselecteerde bestand waren (90, 1%) leerlingen uit tweeoudergezinnen, (6,6%) leerlingen uit moedergezinnen zonder mannelijke verzorger en 154 (1,0%) leerlingen uit vadergezinnen zonder vrouwelijke verzorgster. 2 Daarnaast zijn er nog twee 'tussen' groepen: 287 (1,8%) leerlingen uit gezinnen met een moeder en een mannelijke verzorger en 59 (0,4%) leerlingen uit gezinnen met een vader en een vrouwelijke verzorgster. 3 Voor de analyse zijn de volgende variabelen 4 gebruikt: 1. etnische groep van de leerling: a. Nederland; b. Europa, Noord-Amerika en Australië; c. Azië (inclusief Turkije), Afrika en Zuid-Amerika; d. vommalige Nederlandse koloniën. 2. aantal kinderen in het gezin van de leerling; 3. leesgedrag van ouders. 28

7 4. passieve deelname van ouders aan kunstuitingen (concert, toneel, musea). 5. praten met kinderen over schoolprestaties. 6. kind aansporen tot harder werken. 7. geslacht leerling. 8. hoogst bereikte onderwijsniveau vader. 9. hoogst bereikte onderwijsniveau moeder. 10. beroepsgroep moeder (inclusief werkloos, WAO, VUT of huisvrouw). 11. beroepsgroep vader (inclusief werkloos, WAO of VUT). 12. onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs in september De categorieën zijn lbo, mavo, havo en vwo. 13. advies van de onderwijzer van de basisschool in het voorjaar 1989 over het meest geschikte type voortgezet onderwijs. Deze variabele is een schaal die loopt van laag (lbo) naar hoog (vwo). Voor het gebruik als onafhankelijke variabele is hij gehercodeerd in vier categorieën (lbo, mavo, havo, vwo). 14. CITO-score taaltoets. De taal-toetsscore is het aantal correct beantwoorde items op de taaltoets. Voor het gebruik als onafhankelijke variabele is hij ingedeeld in vier categorieën op grond van de kwartielscores. 15. CITO-score rekentoets. Ook deze toetsscore is het aantal correct beantwoorde items op de rekentoets. Voor het gebruik als onafhankelijke variabele is hij ingedeeld in vier categorieën op grond van de kwartielscores. 16. samenstelling van huishouden. De categorieën zijn tweeoudergezin (n=14021), vadergezin met verzorgster (n=59), vadergezin zonder verzorgster (n=154), moedergezin met verzorger (n=287), moedergezin zonder verzorger (n=1033). 4. Het effect van moedergezinnen In deze paragraaf wordt het effect van het moedergezin op vier belangrijke kenmerken van de schoolloopbaan (CITO-toetsen rekenen en taal; advies; onderwijspositie begin voortgezet onderwijs) van het kind met behulp van ANOVA geanalyseerd. Dit effect wordt vastgelegd door het schoolsucces van kinderen uit een moedergezin zonder verzorger te vergelijken met dat van kinderen uit tweeoudergezinnen en uit gezinnen met een moeder en een verzorger. Met ANOVA kan men vaststellen hoeveel variantie van een afhankelijke variabele verklaard kan worden door onafhankelijke variabelen, zowel interval- (covariaten) als nominaal- en ordinaal-gemeten variabelen (factoren). ANOVA geeft meerdere indicatoren voor het effect van de onafhankelijke variabelen. In de tabellen 1 tot en met 4 worden vier indicatoren gebruikt. De eerste indicator is het verschil tussen de gemiddelde score van de gehele populatie en de gemiddelde Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

8 score van een subpopulatie, na controle voor de effecten van de andere onafhankelijke variabelen. In de tabellen 1 tot en met 4 zijn alleen de afwijkingen van het gemiddelde van de gehele populatie voor de tweeoudergezinnen (kolom 1), de moedergezinnen met verzorger (kolom 2) en de moedergezinnen zonder verzorger (kolom 3) weergegeven. De tweede indicator is de beta van de onafhankelijke variabele, die het gestandadiseerde effect van de onafhankelijke variabele weergeeft, na controle voor de overige onafhankelijke variabelen. In de tabellen 1 tot en met 4 is alleen de beta van de variabele 'samenstelling van huishouden' gegeven (kolom 4). De derde indicator is de verklaarde variantie (R 2 ) die alle onafhankelijke variabelen gezamenlijk verklaren. In de tabellen 1 tot en met 4 is deze R 2 in kolom 5 te vinden. De vierde indicator is het mogelijk bestaan van een significante interactie tussen een onafhankelijke variabele en de variabele samenstelling huishouden in hun gecombineerd effect op de schoolloopbaan. In de tiende kolom is aangegeven of een dergelijke significante interactie gevonden is. In deze paragraaf over het effect van moedergezinnen worden dus alleen de eerste vijf kolommen en de laatste kolom uit de tabellen 1 tot en met 4 besproken. De kolommen 6 tot en met 10 komen in de volgende paragraaf over het effect van vadergezinnen aan de orde. De analyses beginnen met de meting van het effect van moedergezinnen dat nog niet gecontroleerd is voor andere relevante milieu-, gezins- en leerlingkenmerken (vergelijking A: de eerste rij in de tabellen). Vervolgens worden het opleidingsniveau van de moeder (vergelijking B: tweede rij), het beroepsniveau van de moeder (vergelijking C: derder rij), het aantal kinderen (vergelijking D: vierderij), leesgedrag (vergelijking E: vijfde rij), kunstdeelname (vergelijking F: zesde rij), praten over schoolprestaties (vergelijking G: zevende rij), aansporen tot hard werken (vergelijking H: achtste rij), geslacht van de leerling (vergelijking I: negende rij) en etnische groep (vergelijking J: tiende rij) aan de vergelijkingen toegevoegd. In elke stap wordt de nieuwe onafhankelijke variabele als factor toegevoegd, terwijl de eerder toegevoegde onafhankelijke variabelen als covariaten in de vergelijking worden opgenomen. Alleen de variabele samenstelling huishouden is steeds als factor in de vergelijking opgenomen. Dit stelt ons in staat twee mogelijke effecten van de variabele samenstelling huishouden afzonderlijk vast te stellen: het distributie-effect en het interactie-effect. Als er sprake is van een distributie-effect, hebben moedergezinnen meer bepaalde kenmerken die nadelig zijn voor de schoolloopbaan. Bij controle voor deze kenmerken verdwijnt of vermindert het verschil tussen de schoolloopbanen van kinderen uit moeder- en tweeoudergezinnen. Als.er bovendien sprake is van een interactie-effect, zijn kinderen uit moedergezinnen meer of juist minder gevoelig voor bepaalde kenmerken dan kinderen uit tweeoudergezinnen. Men vindt dan een significante interactie tussen een onafhankelijke variabele, 30

9 ingevoerd als factor, en de variabele samenstelling huishouden in hun gecombineerd effect op de schoolloopbaan. Uiteraard is het ook mogelijk dat distributie- en interactie-effect tegelijkertijd optreden. De eerste rij (vergelijking A) uit de tabellen 1 tot en met 4 laat steeds een dubbelzinnig resultaat zien. De samenstelling van het huishouden heeft een negatief effect op de schoolloopbaan van de kinderen. In alle gevallen is er een significante beta (kolom 4): bij onderwijspostie (tabel1) is de beta 0,03, bij advies (tabel2) 0,05, bij taaltoets (tabel3) 0,05 en bij rekentoets (tabel4) 0,07. Steeds verloopt de schoolloopbaan van kinderen uit moedergezinnen met èn zonder verzorger slechter dan die van kinderen uit tweeoudergezinnen. De gemiddelde onderwijspostie (tabel 1) van kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger (kolom 3) ligt 0,12 lager dan die van de totale populatie, de gemiddelde onderwijspositie van kinderen uit moedergezinnen met verzorger (kolom 2) ligt 0,15lager dan die van de gehele populatie, terwijl de gemiddelde onderwijspositie van kinderen uit tweeoudergezim1en (kolom 1) 0,01 hoger ligt dan die van de totale populatie. Bij advies (tabel2) ligt het gemiddelde van kinderen Tabel1. De onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs: de afwijkingen van het gemiddelde bij tweeoudergezinnen ( 1 ), moedergezin met verzorger (2), moedergezin zonder verzorger (3 ), vadergezin met verzorgster (6) en vadergezin zonder verzorgster (7) op de onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs van de kinderen, alsmede de beta van de variabele samenstelling huishouden, de verklaarde variantie van de vergelijking en het bestaan van significante interactie tussen de variabele samenstelling huishouden en de laatst toegevoegde onafhankelijke variabele. moedergezin vadergezin 2 3 beta R' 6 7 beta R' int* vergelijking A. geen controle 0,01-0,15-0,12 O,ü3 0,00-0,14-0,41 0,04 0,00 - B. A + opleiding 0,01-0,20.-0,08 O,ü3 0,12-0,08-0,21 0,02** 0,15 c. B +beroep 0,01-0,20-0,08 O,ü3 0,13-0,06-0,16 0,01 ** 0,17 D. C + kindertal 0,01-0,20-0,06 O,ü3 0,12-0,04-0,12 0,01 ** 0,16 E. D +lezen 0,01-0,22-0,01 O,ü3 0,14-0,07-0,10 0,01 ** 0,17 1 F. E + kunstdeel 0,01-0,23-0,07 O,ü3 0,16-0,09-0,16 0,01 ** 0,18 3 G. F +praten 0,01-0,22-0,10 O,ü3 0,16-0,08-0,19 0,02** 0,19 1 H. G + hardwerk 0,01-0,21-0,06 0,03 0,17-0,04-0,15 0,01 ** 0,19 1 I. H +geslacht 0,01-0,22-0,13 0,04 0,17-0,05-0,22 0,02 0,20 3 J. I+ etnisch 0,01-0,22-0,14 0,04 0,17-0,05-0,26 0,02 0,20 1 K. I+ advies 0,00-0,03 0,04 0,01 ** 0,74-0,01 0,06 0,01 ** 0,74 legenda * 1. geen significante interacties tussen variabele samenstelling huishouden en nieuw toegevoegde onafhankelijke variabele op de schoolloopbaan bij moeder- of vadergezinnen; 2. alleen een significante interactie tussen variabele samenstelling huishouden en nieuw toegevoegde interactie tussen variabele samenstelling huishouden en nieuw toegevoegde onafhankelijke variabele op de schoolloopbaan bij vadergezinnen; *~' beta niet significant p > 0,05. Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

10 Tabel2. Het advies van de onderwijzer van de basisschool: de afwijkingen van het gemiddelde bij tweeoudergezinnen ( 1 ), moedergezinmet verzorger (2), moedergezin zonder verzorger (3 ), vader. gezinmet verzorgster (6) en vadergezin zonder verzorgster (7) op het advies van de onde1wijzer over het meest geschikte voortgezet onderwijs voor de kinderen, alsmede de beta van de variabele samenstelling huishouden, de verklaarde variantie van de vergelijking en het bestaan van signifi. cante interactie tussen de variabele samenstelling huishouden en de laatst toegevoegde onafhankelijke variabele. moedergezin vadergezin 2 3 beta R' 6 7 beta R' int* vergelijking A. geen controle 0,05-0,51-0,57 0,05 0,00-1,06-1,48 0,05 0,00 - B. A + opleiding 0,04-0,62-0,43 0,04 0,14-0,87-0,91 0,03 0,15 c. B +beroep 0,05-0,63-0,45 0,05 0,14-0,87-0,75 O,ü3 0,18 1 D. C + kindertal 0,04-0,64-0,41 0,04 0,15-0,84-0,67 0,03 0,17 2 E. D +lezen 0,03-0,69-0,24 0,04 0,15-0,91-0,58 0,03 0,18 1 F. E + kunstdeel 0,05-0,72-0,45 0,05 0,16-0,96-0,77 0,03 0,19 3 G. F+praten 0,05-0,67-0,51 0,05 0,17-0,92-0,85 0,03 0,19 1 H. G + hardwerk 0,04-0,64-0,33 0,04 0,19-0,70-0,77 0,03 0,21 1 I. H+ geslacht 0,06-0,65-0,59 0,06 0,19-0,80-0,94 0,03 0,22 3 J. I+ etnisch 0,05-0,68-0,60 0,06 0,19-0,81-0,97 0,03 0,22 3 K. I+ taal 0,03-0,51-0,21 O,ü3 0,45-0,67-0,36 0,02 0,46 3 L. I+ rekenen 0,02-0,41-0,12 0,02 0,45-0,84-0,35 0,02 0, legenda bij kolom 10: zie tabel 1 Tabel 3. Taaltoets: de afwijkingen van het gemiddelde bij tweeoudergezinnen (1 ), moedergezin met verzorger (2), moedergezin zonder verzorger (3 ), vadergezinmet verzorgster (6) en vadergezin zonder verzorgster (7) op de CITO-score taaltoets van de kinderen, alsmede de beta van de variabele samenstelling huishouden, de verklaarde variantie van de vergelijking en het bestaan van significante interacties tussen de variabele samenstelling huishouden en de laatst toegevoegde onafhankelijke variabele. moedergezin vadergezin 2 3 beta R' 6 7 beta R' int* vergelijking A. geen controle 0,06-0,27-0,78 0,05 0,00-0,66-1,87 0,05 0,00 - B. A + opleiding 0,05-0,36-0,62 0,04 0,09-0,47-1,31 0,04 0,09 c. B +beroep 0,06-0,35-0,65 0,05 0,09-0,64-1,02 0,03 0,10 D. C + kindertal 0,06-0,38-0,63 0,04 0,10-0,64-1,05 0,03 0,10 2 E. D +lezen 0,04-0,41-0,37 0,03 0,10-0,68-0,86 0,02 0,11 F. E + kunstdeel 0,06-0,44-0,66 0,05 0,10-0,73-1,14 0,03 0,11 3 G. F +praten 0,07-0,40-0,81 0,06 0,11-0,69-1,30 0,04 0,12 H. G + hardwerk 0,06-0,34-0,65 0,05 0,14-0,46-1,16 0,03 0,15 1 I. H +geslacht 0,07-0,37-0,89 0,06 0,15-0,49-1,38 0,04 0,16 3 J. I+ etnisch 0,07-0,40-0,88 0,06 0,15-0,52-1,18 0,03 0, legenda bij kolom 10: zie tabel1 32

11 Tabel4. Rekentoets: de afwijkingen van het gemiddelde bij Meeoudergezinnen ( 1 ), moedergezin met verzorger (2 ), moedergezin zonder verzorger ( 3 ), vade~ gezin met verzorgster ( 6) en vadergezin zonder verzorgster (7) op de cito-score rekentoets van de kinderen, alsmede de beta van de variabele samenstelling huishouden, de verklaarde variantie van de vergelzj'fa'ng en het bestaan van significante interactie tussen de variabele samenstelling huishouden en de laatst toegevoegde onafhankelijke variabele. moedergezin vadergezin 2 3 beta R' 4 5 beta R' int* vergelijking A. geen controle 0,10-0,63-1,20 0,07 0,01-0,24-2,03 0,04 0,00 - B. A+ opleiding 0,09-0,75-1,03 0,06 0,10-0,02-1,38 0,03 0,09 c. B +beroep 0,09-0,75-1,04 0,06 0,10-0,05-1,20 0,03 0,10 D. C + kindertal 0,09-0,77-1,01 0,06 0,10-0,05-1,23 0,03 0,10 2 E. D +lezen 0,07-0,80-0,67 0,05 0,10-0,09-1,00 0,02 0,10 1 F. E + kunstdeel 0,09-0,83-0,96 0,06 0,10-0,15-1,27 0,03 0,10 3 G. F +praten 0,10-0,79-1,11 0,07 0,11-0,11-1,43 0,03 0,11 1 H. G + hardwerk 0,09-0,73-0,99 0,06 0,13 0,13-1,35 0,03 0,13 1 I. H +geslacht 0,11-0,70-1,33 0,08 0,14 0,03-1,74 0,04 0,15 1 J. I+ etnisch 0,11-0,69-1,31 0,08 0,14 0,02-1,60 0,03 0,15 1!.legenda bij kolom 10: zie tabel1 uit moedergezinnen zonder verzorger 0,57 en dat van kinderen uit moedergezinnen met verzorger 0,5llager, terwijl het dat van kinderen uit tweeoudergezinnen juist 0,05 hoger ligt dan dat van de totale populatie. Soortgelijke verschillen vindt men bij de taaltoets (tabel 3) en de rekentoets (tabel 4). Het schoolsucces van kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger is niet significant5 geringer dan dat van kinderen uit moedergezinnen met een verzorger. Deze analyse van recente schoolloopbaangegevens bevestigt derhalve de uitkomsten van eerdere studies met oudere data dat het leven in een tweeoudergezin gunstiger is voor de schoolloopbaan dan het leven in een moedergezin. Het negatieve effect van het leven in een moedergezin met een verzorger laat ook zien dat het ongunstige effect niet zozeer in het eenoudergezin op zich zit, maar meer in de nadelige gevolgen van het niet leven in het gezin van de eigen vader en moeder. Tegelijkertijd blijkt ook dat de bijdrage van de vadabele samenstelling huishouden aan de verklaring van de variantie in de schoolloopbanen zeer gering is (kolom 5). Alleen bij de rekentoets (tabel4) verklaart deze variabele 1% van de variantie, in de drie overige gevallen (tabellen 1 tot en met 3) is de verklarende kracht nog geringer. Dat is weinig als men dat vergelijkt met de verklarende kracht van de variabele opleiding van de moeder (kolom 5 van vergelijking B). Dezeopleidingsvariabele neemt tussen de 9% (taaltoets) tot 14% (advies) voor zijn rekening. Dit betekent dat het al dan niet leven in een tweeof eenoudergezin geen belangrijk onderscheid is voor schoolsucces. In het erg- Mens en Maatschappij, 67e jaargang, m. 1, februari

12 ste geval (rekenen) wordt op de CITO rekentm~ts ruim één vraag meer fout be. antwoord door kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger (1,20 in derde kolom van tabel 4 bij vergelijking A). Samenvattend: kinderen uit tweeoudergezinnen hebben een gunstiger schoolloopbaan dan die uit moedergezinnen maar de verschillen zijn niet groot. ' De vergelijkingen B tot en met J uit de tabellen 1 tot en met 4 laten zien dat deze achterstand in de schoolloopbanen van kinderen uit moedergezinnen niet toegeschreven kan worden aan het feit dat moedergezinnen meer bepaalde kenmerken hebben die ongunstig zijn voor de schoolloopbaan dan tweeoudergezinnen (distributie-effect). De beta van de laatste vergelijking J, met optimale controle voor ongunstige kenmerken, is nooit lager dan die van vergelijking A, waarin nog niet gecontroleerd is voor die kenmerken. Zo is bij onderwijspositie (tabel1) de beta (kolom 4) in vergelijking A 0,03 en in vergelijking J 0,04, bij advies (tabel 2) zijn deze betas 0,05 en 0,06, bij taaltoets (tabel 3) 0,05 en 0,06 en bij rekentoets (tabel4) 0,07 en 0,08. De verschillen tussen het schoolsucces van kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger zijn ook in vergelijking J niet significant. 6 Dit betekent dat de onderwijsachterstand van kinderen uit moedergezinnen een 'echte' achterstand is die voortvloeit uit het leven in een moedergezin al dan niet met een verzorger. Deze achterstand kan niet verklaard worden door gebruikelijke milieufactoren die nadelig zijn voor de schoolloopbaan van kinderen en waaraan moedergezinnen meer blootgesteld zouden zijn dan tweeoudergezinnen (distributie-effect). Interessant is dat kinderen in moedergezinnen met een verzorger geen betere schoolprestaties hebben dan kinderen in moedergezinnen zonder verzorger. Dit kan betekenen dat niet het ontbreken van een man in het huishouden verantwoordelijk is voor de lagere schoolprestaties. Dit kan ook betekenen dat de introductie van een nieuwe partner in een moedergezin (de verzorger) nieuwe spanningen bij de kinderen oproept, die zich vertalen in lagere schoolprestaties ondanks de aanwezigheid van een tweede volwassene in het gezin. Bosman en Louwes (1989) vonden in hun onderzoek ook negatieve effecten van een nieuwe partner van de moeder op de school prestaties. Uit de analyses van het effect van vadergezinnen, die in de volgende paragraaf aan de orde komen, blijkt dat kinderen in vadergezinnen met verzorgster betere schoolloopbanen hebben dan kinderen uit vadergezinnen zonder verzorgster. Dit wijst op een interessant verschil tussen moeder- en vadergezinnen. Blijkbaar gaat het niet zozeer om een nieuwe partner, maar om het geslacht (en dus de rol) van de nieuwe partner in het huishouden. Vergelijking K in tabel 1 laat zien dat de achterstand van kinderen uit moedergezinnen aan het begin van het voortgezet onderwijs geheel verklaard kan worden uit het lagere advies dat deze kinderen krijgen. Na controle voor dit ad-. 34

13 vies heeft de variabele samenstelling huishouden geen significant effect meer (beta 0,01). Bij een gelijk advies en overeenkomstige andere kenmerken kiezen kinderen uit moedergezinnen geen lagere opleiding in het voortgezet onderwijs. De gemiddelde onderwijspositie van kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger ligt 0,04 boven dat van de gehele populatie (kolom 3), dat van kinderen uit moedergezinnen met verzorger 0,03 onder dat van de gehele populatie (kolom 2), terwijl de gemiddelde onderwijspositie van kinderen uit tweeoudergezinnen gelijk is aan die van de totale populatie (kolom 1). Dit wijst erop dat moeders in moedergezinnen geen lagere ambities hebben voor hun kinderen, bijvoorbeeld als gevolg van de emotionele gevolgen van het wegvallen van de vader of als gevolg van een negatief zelfbeeld en schuldgevoelens. De vergelijkingen K en L in tabel 2 laten zien dat het lagere advies dat kinderen uit moedergezinnen krijgen aan het eind van de basisschool slechts voor de helft te verklaren is uit hun lagere prestaties bij taal en rekenen. Weliswaar zijn betas van de variabele 'samenstelling huishouden' (kolom 4) in vergelijkingen K en L de helft kleiner (0,03 resp. 0,02) dan in vergelijking J (0,06), maar het blijven significante effecten. Kinderen uit moedergezinnen met een verzorger krijgen niet significant lagere adviezen dan kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger. 7 Dit resultaat komt overeen met dat van Bosman en Louwes (1982, 1989). Een deel van de onderwijsachterstand van kinderen uit moedergezinnen komt voort uit een negatief beeld van moedergezinnen in de samenleving, zoals dat in dit geval tot uitdrukking komt in het oordeel van de onderwijzer over de toekomstmogelijkheden van kinderen in moeder gezinnen. In de vergelijkingen van de tabellen 1 tot en met 4 worden nauwelijks interactie-effecten gevonden (het getal1 of 3 in kolom 10 betekent dat er geen significante interactie-effecten bij moedergezinnen bestaan). Dat betekent dat kinderen uit moedergezinnen niet meer dan kinderen uit tweeoudergezinnen gehinderd worden door gebruikelijke milieufactoren die negatief zijn voor de schoolloopbaan. Dat is opmerkelijk omdat nog wel eens verondersteld wordt dat dit het geval zou zijn. Zo laat het ontbreken van een significant interactieeffect bij de onafhankelijke variabele beroep moeder (vergelijking C) zien dat kinderen uit moedergezinnen niet extra last of voordeel hebben van het buitenshuis werken door hun moeder. Dit resultaat stemt overeen met dat van Bosman en Louwes (1984). Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor het ontbreken van een significante interactie tussen de onafhankelijke variabelen samenstelling huishouden en geslacht (vergelijking I). Jongens ondervinden geen extra nadeel van het leven in een moedergezin en meisjes ontlenen daaraan ook geen extra voordeel. Dit resultaat is ook in strijd met een populaire veronderstelling. Interessant is wel dat bij vadergezinnen wel een significante interactie tussen de on- Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

14 afhankelijke variabelen samenstelling huishouden en geslacht wordt gevonden dat echter in het nadeel van meisjes uitmaakt. ' Het enige significante interactie-effect wordt gevonden tussen de onafhanke, lijke variabelen kindertal en samenstelling huishouden (het getal2 in kolom 10 van de vergelijkingend in tabellen 2, 3 en 4). Inspectie van de hier niet weer, gegeven tabellen leert dat het kindertal in tweeoudergezinnen en in moederge. zinnen met een verzorger geen rol speelt bij het schoolsucces, maar dat in moedergezinnen zonder verzorger een groter kindertal een ongunstige invloed heeft op het schoolsucces. Blijkbaar is een groter kindertal voor de alleens taan. de moeder wel een last maar in gezinnen met twee volwassenen kan men dat grotere kindertal wel aan. Hoewel Bosman en Louwes (1989) dit interactie-effect niet konden vinden, kunnen wij voor de interpretatie van dit effect toch teruggrijpen op hun resultaten: in grote gezinnen heeft de alleenstaande moeder nog meer moeite haar reeds uitgeholde gezagsfunctie te handhaven, zullen de kinderen sneller verantwoordelijkheid voor het huishouden krijgen en zal de inkomenspositie gemakkelijker verslechteren dan in kleine gezinnen met een alleenstaande moeder. Deze processen zullen echter in gezinnen met twee volwassenen niet optreden, omdat de verzorger kan helpen de gezagsfunctie te handhaven, huishoudelijke verantwoordelijkheden op zich kan nemen en een inkomen kan inbrengen. Uit het feit dat er bij vadergezinnen geen significant interactie-effect gevonden wordt tussen kindertal en samenstelling huishouden kan afgeleid worden dat dit interactie-effect bij moedergezinnen vooral verklaard kan worden uit de verslechterende inkomenspositie bij moedergezinnen met veel kinderen, want dit lijkt het belangrijkste verschil tussen grote moederen vadergezinnen. 5. Het effect van vadergezinnen In deze paragraaf komt het effect van vadergezinnen, met en zonder verzorgster, op de schoolloopbaan van de kinderen aan de orde. Enerzijds zou men kunnen verwachten dat de resultaten van deze analyse gelijk zijn aan die bij de moedergezinnen. Ook in vadergezinnen ontbreekt een volwassene die zijn/haar bijdrage aan het functioneren van het gezin moet leveren teneinde het gezin zijn socialisatie functie goed te laten vervullen. De mechanismen, die Bosman en Louwes vonden ter verklaring van de verschillen tussen de schoolloopbanen van kinderen uit moedergezinnen en tweeouder gezinnen, kunnen zeer goed ook geldig zijn voor vadergezinnen. Anderzijds zou men kunnen verwachten dat de schoolloopbanen van kinderen uit vadergezinnen anders verlopen dan die van kinderen uit moedergezinnen. De rol van de afwezige vader in het moedergezin 36

15 verschilt immers van de rol van de afwezige moeder in het vadergezin, ondanks alle pogingen van de alleenstaande ouder ook de rol van de afwezige te vervullen. Omdat moeders in het functioneren van gezinnen een belangrijke rol spelen, zou men kunnen verwachten dat de schoolloopbanen van kinderen uit vadergezinnen zonder verzorgster slechter zijn dan die van kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger. Maar omdat vadergezinnen vaker ontstaan door overlijden dan moedergezinnen en omdat dit overlijden volgens Bosman en Louwes (1989) minder negatieve gevolgen heeft voor de schoolloopbaan van de kinderen, zou men ook mogen verwachten dat de schoolloopbanen van kinderen uit vadergezinnen zonder verzorgster juist beter zijn dan die van kinderen uit moedergezinnen zonder verzorger. Ten slotte zou men mogen verwachten dat kinderen in vadergezinnen met verzorgster betere schoolloopbanen hebben dan kinderen in vadergezinnen zonder verzorgster. Zij zal immers de belangrijke rol van de afwezige moeder proberen over te nemen. In de zesde tot tiende kolom van de tabellen 1 tot en met 4 zijn de afwijkingen van het populatie-gemiddelde bij vadergezin met verzorgster en vadergezin zonder verzorgster, de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt van de variabele 'samenstelling huishouden', de R 2 van de gehele vergelijking en het bestaan van een significante interactie tussen de nieuwe onafhankelijke variabele en de variabele samenstelling huishouden weergegeven, op vergelijkbare wijze als bij de moedergezinnen. Ook de wijze van analyseren is hetzelfde als bij de moedergezinnen. De eerste rij (vergelijking A) uit deze vier tabellen laat hetzelfde dubbelzinnige resultaat zien als bij moedergezinnen. In alle gevallen verloopt de schoolloopbaan van kinderen uit vadergezinnen significant slechter dan die bij kinderen uit tweeoudergezinnen (betas tussen 0,03 en 0,05). Maar de verklarende kracht van de variabele samenstelling is ook hier erg klein. In geen enkel geval komt die tot 1% van de variantie. Kinderen uit tweeoudergezinnen hebben een gunstiger schoolloopbaan dan kinderen uit vadergezinnen en met name die van kinderen uit vadergezinnen zonder verzorgster. De schoolloopbaan van kinderen uit vadergezinnen zonder verzorgster verloopt slechter dan die van kinderen uit vadergezinnen met verzorgster, maar alleen bij de rekentoets is dit verschil (1,74=2,03-0,24) significant. 8 Dit verschil tussen vadergezinnen met en zonder verzorgster werd bij moedergezinnen niet gevonden. Het is een indicatie dat de verzorgster in vadergezinnen inderdaad de afwezige moeder effectief vervangt, terwijl de verzorger in moedergezinnen blijkbaar niet de afwezige vader effectief vervangt. Als men bovendien de afwijking in vergelijking A bij de moedergezinnen zonder verzorger (kolom 3) vergelijkt met de afwijking bij de vadergezinen zonder verzorgster (kolom 7) zijn de afwijkingen van het populatie-gemiddelde bij vadergezinnen steeds groter dan die bij moedergezinnen. Dit wijst Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

16 op de grotere gevolgen van de afwezigheid van de moeder dan op die van de vader. De vergelijkingen B tot en met J uit de tabellen 1 tot en met 4 laten zien dat deze achterstand in schoolsucces van kinderen uit vadergezinnen gedeeltelijk kan worden toegeschreven aan het feit dat vadergezinnen meer bepaalde milieukenmerken hebben die ongunstig zijn voor de schoolloopbaan dan tweeoudergezinnen (distributie-effect). De beta van het laatste vergelijking J, na controle voor ongunstige kenmerken, is steeds lager dan die van vergelijking A. Dit is opnieuw een verschil tussen moeder- en vadergezinnen: de onderwijsachterstand van kinderen uit moedergezinnen kon niet gedeeltelijk verklaard worden door het distributie-effect, die uit vadergezinnen wel. Het verschil tussen vadergezinnen met verzorgster en tweeoudergezinnen is niet meer significant, behalve bij het advies. 9 Dit betekent dat vooral het leven in een vadergezin zonder verzorgster negatieve gevolgen heeft voor de schoolloopbaan van de kinderen. In vadergezinnen met verzorgster is een dergelijk negatief effect nauwelijks aanwezig, dit in tegenstelling tot moedergezinnen. De afwijking van het populatie-gemiddelde is bij vadergezinnen zonder verzorgster ook na controle voor de overige milieukenmerken nog steeds groter dan die bij moedergezinnen zonder verzorger, hoewel minder uitgesproken. VergelijkingKuit tabelilaat zien dat de achterstand van kinderen uit vadergezinnen aan het begin van het vomtgezet onderwijs geheel verklaard kan worden uit het lagere advies dat deze kinderen krijgen, net als bij de moedergezinnen. De vergelijkingen K en L in tabel 2 laten zien dat het lagere advies dat kinderen uit vadergezinnen krijgen aan het eind van de basisschool slechts gedeeltelijk te verklaren is uit hun lagere prestaties bij taal en rekenen, net als bij moedergezinnen. Vader- èn moedergezinnen hebben blijkbaar te leiden onder een negatief beeld. Dit stemt overeen met de conclusie van Bodewes ( 1988) dat er significante verschillen bestonden tussen de adviezen gegeven aan kinderen uit vader- en die uit tweeoudergezinnen. Het verschil in advies tussen kinderen uit vadergezinnen met een verzorgster en dat van kinderen uit vadergezinnen zonder verzorgster is niet significant. 10 De significante interactie tussen de onafhankelijke variabelen samenstelling huishouden en taalscore op het advies berust op extra lage advie:len bij twee combinaties: vadergezin met verzorgster en lage taalscore; vadergezin zonder verzorgster met bovengemiddelde taalscore. Bij vadergezinnen worden meer significante interacties gevonden dan bij moedergezinnen, zoals de laatste kolom van de tabellen 1 tot en met 4laat zien. Allereerst heeft de mate van passieve deelname aan kunstuitingen door ouders steeds significante interacties met de onafhankelijke variabele samenstelling van het huishouden op het schoolsucces (vergelijking F). Inspectie van de hier 38

17 niet weergegeven tabellen leert dat dit effect komt door het extra lage schoolsucces van kinderen uit vadergezinnen met verzorgsters en waar de ouders een lage deelname aan kunstuitingen hebben. Geslacht van de leerling heeft samen met 'samenstelling huishouden' significante interactie-effecten op het onderwijsniveau aan het begin van het voortgezet onderwijs, het advies en de taalscore (vergelijking I van tabellen 1 tot en met 3). Inspectie van de hier niet weergegeven tabellen laat duidelijk zien dat de schoolloopbaan van jongens en meisjes verschillend door het leven in vadergezinnen beïnvloed wordt. Het schoolsucces van zonen in vadergezinnen zonder verzorgster is extra laag, terwijl dat van de dochters niet zo ver afwijkt van dat van meisjes in tweeoudergezinnen. Daarentegen is het schoolsucces van dochters in vadergezinnen met verzorgsters extra laag, terwijl dat van zonen op hetzelfde niveau ligt van dat van zonen uit tweeoudergezinnen. Jongens kunnen blijkbaar niet zonder het toezicht van een moeder of verzorgster, terwijl een andere vrouw dan de moeder in het gezin blijkbaar voor meisjes meer spanningen met zich meebrengt. Men zou dit het assepoester-effect kunnen noemen. Het is goed hierbij te bedenken dat er geen significant interactie-effect gevonden is tussen geslacht en samenstelling huishouden bij moedergezinnen. Het significante interactieeffect tussen etnische groep en 'samenstelling huishouden' op het advies (vergelijking J in tabel 2) wordt veroorzaakt door het gelijke advies gegeven aan kinderen, afkomstig uit Azië, Afrika of Zuid-Amelika, ongeacht of ze nu uit een tweeouder- of een vadergezin komen. Het advies tussen allochtone leerlingen uit tweeouder- en vadergezinnen verschilt daarentegen wel. Ook dit interactie-effect treedt bij moedergezinnen niet op. Samenvattend kunnen wij dus concluderen dat kinderen in vader- èn moedergezinnen een slechtere schoolloopbaan hebben dan kinderen in tweeoudergezinnen, maar dat door de andere betekenis van de afwezigheid van de moeder of de vader en door de andere betekenis van een verzorgster of een verzorger voor het functioneren van het gezin de effecten van vader- en moedergezinnen verschillen. 6. De verschillen tussen de generaties Het nadeel van het leven in eenoudergezinnen kan in de loop van de jaren tachtig veranderd zijn in vergelijking met het leven in een tweeoudergezin. Bosman en Louw es ( 1989) wijzen erop dat de financiële situatie van moedergezinnen in de loop van de jaren tachtig nog verder is verslechterd, onder andere als gevolg van de wijzigingen in het sociale-zekerheidsstelsel. Dit zou kunnen betekenen dat het effect van het leven in een eenoudergezin aan het eind van de jaren tach- Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

18 tig groter is dan in de jaren zeventig. Daar kan tegenover staan dat door de groei van het aantal eenoudergezinnen het een meer aanvaard verschijnsel is gewor, den, waardoor het effect van het leven in een eenoudergezin aan het eind van de jaren tachtig kleiner is dan in de jaren zeventig. Om de resultante van deze mogelijke veranderingen te toetsen worden de effecten van eenoudergezinnen op de taal- en rekentoetsen, het advies en de onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs van het SMVO-cohort (basisschoolverlaters uit 1977) en het VOCL'89-chohort (basisschoolverlaters uit 1989) vergeleken. Deze vier afhankelijke variabelen en de onafhankelijke variabelen (samenstelling huishouden; aantal kinderen; opleidingsniveau van moeder of vader; beroepsgroep van vader en moeder) zijn in beide cohorten op vergelijkbare wijze verzameld en gehercodeerd. 11 Beide cohorten zijn vervolgens bij elkaar gevoegd. Ook is nog de onafhankelijke variabele cohort toegevoegd. In het SMVO-cohort kan alleen een onderscheid aangebracht worden tussen eenoudergezinnen zonder verzorg(st)er en tweeoudergezinnen (inclusief eenoudergezinnen met verzorg(st)er). Daarom worden hier slechts twee vergelijkingen gemaakt: een tussen moedergezinnen zonder verzorger en tweeoudergezinnen en de ander tussen vadergezinnen zonder verzorgster en tweeoudergezinnen. Teneinde de verandering van de effecten van de onafhankelijke variabelen te meten zijn interactie-variabelen toegevoegd: cohort maal onafhankelijke variabele. Indien in een multivariate regressievergelijking met de onafhankelijke variabelen en de interactie-variabelen de laatstgenoemde significante effecten hebben, is er sprake van een afname (negatief) of toename (positief). In tabels zijn alleen de effecten van de interactie-variabelen weergegeen voor de vier afhankelijke variabelen, afzonderlijk voor moeder- en vadergezinnen. Tabel 5 laat duidelijk zien dat het negatieve effect van het leven in een moedergezin zonder verzorger in vergelijking tot het leven in tweeoudergezinnen gedurende de jaren tachtig is toegenomen. De variabele cohort x moedergezin heeft in alle gevallen negatieve effecten en in twee van de vier gevallen zijn ze ook significant. Bijna hetzelfde geldt voor de variabele cohort x moedergezin x kinderen: in alle gevallen heeft deze negatieve effecten, in één geval significant. Dit betekent dat, indien men dit afmeet aan het schoolsucces van de kinderen, het leven in moedergezinnen gedurende de jaren tachtig in vergelijking met het leven in tweeoudergezinnen moeilijker is geworden en dat het leven in moedergezinnen met veel kinderen gedurende de jaren tachtig daarboven nog extra moeilijk is geworden in vergelijking met het leven in moedergezinnen met weinig kinderen. De effecten van de variabele cohort x vadergezin in tabel 5 zijn ook in alle gevallen negatief, maar tegelijkertijd zijn ze niet significant. De verzwaring van het leven in moedergezinnen gedurende de jaren tachtig is niet of veel minder 40

19 Tabel 5. De gestandaardiseerde effecten van de interactie-variabelen op de taaltoets ( 1 ), rekentoets (2), het advies (3) en de onderwijspositie aan het begin van het voortgezet onderwijs (4 ), voor moeder en vadergezinnen afzonderlijk. Moedergezin cohort x moedergezin -0,03-0, cohort x aantal kinderen (1Q2 0,03 Q,lA Q,lA cohort x opleiding moeder Q.J1 Q2Q Q2Q Q.J1 cohort x moedergezin x kind ,08-0,02-0,02 cohmt x beroep moeder 0,03 0,03 0,04 0,04 Vadergezin cohort x vadergezin -0,02-0,06-0,07-0,02 cohort x aantal kinderen Q,Q1 0,01 Q.J1 Q..U cohort x opleiding vader (1Q2 Q..U Q,lA (1Q2 cohort x beroep vader 0,02 Q..QQ (1Q2 Q,Q1 legenda: onderstreepte effecten zijn significant opgetreden in vadergezinnen. Dit is begrijpelijk indien men weet dat vadergezinnen meestal ontstaan door overlijden van de moeder (wat een geringer negatief effect heeft op het schoolsucces van de kinderen), terwijl moedergezinnen meestal ontstaan door echtscheiding (wat een groter negatief effect heeft op het schoolsucces van de kinderen) Conclusies Deze secundaire analyse van recente schoolloopbaangegevens bevestigen de conclusies getrokken door Bosman, Louwes en Bodewes uit hun analyses van oudere schoolloopbaangegevens. Kinderen uit eenoudergezinnen hebben een grotere kans op slechtere schoolloopbanen dan kinderen uit vergelijkbare tweeoudergezinnen. Deze slechtere schoolloopbanen van kinderen uit eenoudergezinnen zijn niet te verklaren doordat eenoudergezinnen meer kenmerken hebben die slecht zijn voor de schoolloopbaan. Ook na controle voor die slechtere kenmerken blijven er significante verschillen in schoolsucces tussen kinderen uit een- en tweeoudergezinnen bestaan. Tegelijkertijd is het al dan niet leven in een twee- of eenoudergezin geen belangrijk onderscheid voor schoolsucces. Een belangrijker kenmerk voor de voorspelling van schoolsucces is het opleidingsniveau van de moeder of vader. Zowel kinderen uit vader- als moedergezinnen ondervinden nadeel van het leven in een eenoudergezin wat betreft hun schoolloop baan. Toch zijn er op een Mens en Maatschappij, 67e jaargang, nr. 1, februari

20 aantal punten verschillen tussen vader- en moedergezinnen. Jongens uit vadergezinnen met verzorgster hebben een betere schoolloopbaan dan jongens uit vadergezümen zonder verzorgster, terwijl het bij meisjes precies andersom is. Een vergelijkbaar verschil tussen moedergezümen met en zonder verzorger wordt niet gevonden. Een verzorgster kan blijkbaar beter de rol van de afwezige moeder overnemen dan een verzorger de rol van de afwezige vader. Kinderen uit vadergezümen zonder verzorgster hebben bovendien slechtere schoolloopbanen dan kinderen uit moedergezinnen. Ook dit is een aanwijzing van het gro. tere belang van de moeder of verzorgster voor het functioneren van het gezin. Ten slotte kan een deel van de onderwijsachterstand van kinderen uit vadergezinnen verklaard worden uit hun ongunstige milieu-kenmerken, terwijl dit bij moedergezinnen niet het geval is. Het verschil in effecten van interactietermen is een andere aanwijzing dat processen in vadergezinnen gedeeltelijk anders verlopen dan in moedergezinnen. Kinderen in grote moedergezümen hebben slechtere schoolloopbanen dankinderen uit kleine moedergezümen; bij vadergezinnen treedt dit effect niet op. Meisjes reageren negatief op een nieuwe partner van de vader, terwijl jongens en meisjes uit moedergezümen niet verschillen in hun reactie. Ook hebben vadergezinnen minder te lijden gehad van de veranderingen in het sociale-zekerheidsstelsel dan moedergezinnen, opnieuw een aanwijzing dat processen in vader- en moedergezinnen verschillen. Deze verschillen tussen de effecten van vader- en moedergezinnen kunnen verklaard worden uit hun ontstaan (de eerstgenoemde het meest door overlijden, laatstgenoemde meestal door echtscheiding) en döor de verschillende rollen die vaders en moeders in gezinnen vervullen (de eerstgenoemde meestal kostwümer, de laatstgenoemde meestal huisvrouw). Gedurende de jaren tachtig is het leven in eenoudergezümen in vergelijking met dat in tweeoudergezinnen moeilijker geworden, indien men dit afmeet aan het schoolsucces van de kinderen. Dat geldt met name voor het leven in moedergezinnen, die door de meest voorkomende oorzaak van hun ontstaan en door de geringere arbeidsmarktdeelname van moeders afhankelijker zijn van de werking van de bijstand dan vadergezinnen. Bovendien is het leven in moedergezümen met veel kinderen gedurende de jaren tachtig nog extra moeilijk geworden, vergeleken met het leven in tweeoudergezinnen met veel kinderen of met het leven in moedergezinnen met weinig kinderen. Dit wijst erop dat de wijzigingen in de bijstand verantwoordelijk kunnen zijn voor deze verslechtering van het leven in een moedergezin. Met name de verslechtering van de onderwijskansen van leerlingen in moedergezinnen met veel kinderen ondersteunt deze verklaring. Het strikte bewijs hiervan kan met deze analyse echter niet geleverd worden, omdat niet gecontroleerd kan worden voor veranderingen in de oorzaken van het ontstaan van moedergezümen. Deze vergelijking van school- 42

Intergenerationele effecten

Intergenerationele effecten J. Dronkers Intergenerationele effecten Werkloosheid en arbeidsongeschiktheid van vaders en de schoolloopbaan van hun kinderen* 1 Inleiding Langdurige werkloosheid is in de jaren zeventig en tachtig een

Nadere informatie

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf Artikelen Een terugblik op het ouderlijk gezin Arie de Graaf Driekwart van de kinderen die in de jaren zeventig zijn geboren, is opgegroeid bij twee ouders. Een op de zeven heeft een scheiding van de ouders

Nadere informatie

Opgroeien in gebroken gezinnen:

Opgroeien in gebroken gezinnen: Opgroeien in gebroken gezinnen: Hebben kinderen van hoger opgeleide ouders meer te verliezen? Sue Westerman, Ruben van Gaalen Inleiding Ouderlijke structuur INTACT Niet-INTACT + - Sociaaleconomische en

Nadere informatie

Veranderingen gedurende de periode 1984 tot 1999 in de samenhang tussen het welzijn van middelbare scholieren en de echtscheiding van hun ouders.

Veranderingen gedurende de periode 1984 tot 1999 in de samenhang tussen het welzijn van middelbare scholieren en de echtscheiding van hun ouders. Veranderingen gedurende de periode 1984 tot 1999 in de samenhang tussen het welzijn van middelbare scholieren en de echtscheiding van hun ouders. Anna Lont * & Jaap Dronkers 1. Inleiding Het tot nu toe

Nadere informatie

Opstap in Bos en Lommer

Opstap in Bos en Lommer Opstap in Bos en Lommer Samenvatting Ineke van der Veen (h.vanderveen@uva.nl) Annemiek Veen m.m.v. Pjotr Koopman SCO-Kohnstamm Instituut Eind jaren tachtig werd in Nederland het programma Opstap geïntroduceerd,

Nadere informatie

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond Onder- en overadvisering in beeld 6/7-8/9 Gemeente Helmond November 9 Mevrouw drs. Marian Calis OCGH Advies Samenvatting Een goede aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is in

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Welke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score?

Welke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score? Welke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score? Jaap Dronkers Hoogleraar Onderwijssociologie Universiteit Maastricht E- mail: j.dronkers@maastrichtuniversity.nl Twitter: @dronkersj

Nadere informatie

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Christine Jol, Godelief Mars en Francis van der Mooren Of jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten hangt onder meer samen met

Nadere informatie

4 Verschillen in schoolloopbanen 1

4 Verschillen in schoolloopbanen 1 4 Verschillen in schoolloopbanen 1 4.1 Inleiding Er bestaat een nauwe samenhang tussen de omstandigheden waaronder een kind opgroeit en haar/zijn succes in de maatschappij, waarbij we onder succes verstaan

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

D U TC H S U M M A RY Samenvatting In zowel westerse als diverse niet-westerse samenlevingen wordt veel waarde gehecht aan schoolprestaties. Ouders en docenten stimuleren kinderen al op jonge leeftijd

Nadere informatie

Ouderlijk onderwijsondersteunend gedrag en leerlingprestaties*

Ouderlijk onderwijsondersteunend gedrag en leerlingprestaties* Ouderlijk onderwijsondersteunend gedrag en leerlingprestaties* M.G. Weide en M.P.C. van der Werf Probleemstelling De onderwijsachterstand van leerlingen uit laag sociaal milieu en van allochtone leerlingen

Nadere informatie

De betekenis van het beroep van werkende moeders voor de ongelijkheid in de samenleving1

De betekenis van het beroep van werkende moeders voor de ongelijkheid in de samenleving1 J. Dronkers* De betekenis van het beroep van werkende moeders voor de ongelijkheid in de samenleving1 Het buitenshuis werken door moeders met schoolgaande kinderen is in Nederland sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies Inleiding In het kader van de Monitor en evaluatie Tweede Fase HAVO / VWO heeft het ITS voor het Ministerie van OCenW, directie voortgezet onderwijs, onderzoek gedaan in het

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kerncijfers uit de periode 2008-2013 Drentse Onderwijsmonitor 2013 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 8ste editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Kerncijfers uit de periode 2009-2014 Drentse Onderwijsmonitor 2014 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 9 de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Effecten van het uiteenvallen van het gezin op de persoonlijkheidsontwikkeling van een kind

Effecten van het uiteenvallen van het gezin op de persoonlijkheidsontwikkeling van een kind Effecten van het uiteenvallen van het gezin op de persoonlijkheidsontwikkeling van een kind Bas ter Weel 12 oktober 2015 Achtergrond Persoonlijkheid is een voorspeller van sociaaleconomische uitkomsten

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Leidt voorlezen tot meer leesplezier?

Leidt voorlezen tot meer leesplezier? Leidt voorlezen tot meer leesplezier? Een quasi-experimenteel onderzoek in het zesde leerjaar van het basisonderwijs Annick De Vylder Peter Van Petegem 1 2 Belang van GRAAG lezen GRAAG lezen goed lezen

Nadere informatie

Etnische Diversiteit van scholen en de relatie met onderwijsprestaties in de Nederlandse PISA data 2009

Etnische Diversiteit van scholen en de relatie met onderwijsprestaties in de Nederlandse PISA data 2009 Researchcentrum Researchcentrum voor voor Onderwijs Onderwijs en Arbeidsmarkt Etnische Diversiteit van scholen en de relatie met onderwijsprestaties in de Nederlandse PISA data 2009 Jaap Dronkers ROA/CPB

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

De Effectiviteit van het Daltononderwijs

De Effectiviteit van het Daltononderwijs De Effectiviteit van het Daltononderwijs Patrick Sins & Symen van der Zee Pedagogiek & Onderwijs, Saxion Hogescholen, Postbus 501, 7400 AM Deventer { p.h.m.sins, s.vanderzee}@saxion.nl Aanleiding en probleemstelling

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kerncijfers uit de periode 2009-2014 Drentse Onderwijsmonitor 2014 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 9 de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Kerncijfers uit de periode 2008-2013 Drentse Onderwijsmonitor 2013 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 8ste editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie en -prestaties van

Nadere informatie

Tabak, cannabis en harddrugs

Tabak, cannabis en harddrugs JONGERENPEILING 0 ZUID-HOLLAND NOORD De jongerenpeiling heeft als doel om periodiek op systematische wijze ontwikkelingen in gezondheid en gewoonten van jongeren in kaart te brengen. Dit is het eerste

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Schoolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen

Schoolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen Scolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen Jaap Roeleveld Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam (email: jroeleveld@kohnstamm.uva.nl) Abstract Sinds de laatste wijziging van de gewichtenregeling,

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009 EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP - eindrapport - dr. Marga de Weerd Amsterdam, november 2009 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20-5315315

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Assen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Midden--DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs 1 Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs Factsheet oktober 2014 In 2013 heeft O+S in opdracht van de Amsterdamse Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) voor het eerst onderzoek gedaan naar de

Nadere informatie

verklaringen voor het effect van opleiding op de arbeidsmarktpositie

verklaringen voor het effect van opleiding op de arbeidsmarktpositie Een verklaring voor het effect van opleiding op de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters Tanja Traag*, Johan van der Valk*, Rolf van der Velden**, Robert de Vries** en Maarten Wolbers** Het succes op

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie en -prestaties van Drentse

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

ONDERZOCHT. Welke gevolgen kan een (echt)scheiding hebben voor kinderen?

ONDERZOCHT. Welke gevolgen kan een (echt)scheiding hebben voor kinderen? ONDERZOCHT Welke gevolgen kan een (echt)scheiding hebben voor kinderen? Welke gevolgen kan een (echt)scheiding hebben voor kinderen? Ik ben ervan overtuigd dat het echt de moeite loont om dieper in te

Nadere informatie

OAB SCAN. Gemeente XXX EEN NIEUWE INDICATOR VOOR ONDERWIJSACHTERSTANDEN. Verschuivingen in beeld

OAB SCAN. Gemeente XXX EEN NIEUWE INDICATOR VOOR ONDERWIJSACHTERSTANDEN. Verschuivingen in beeld EEN NIEUWE INDICATOR VOOR ONDERWIJSACHTERSTANDEN Verschuivingen in beeld In het onderwijsachterstandenbeleid gaat het om het vergroten van de onderwijskansen van kinderen uit achterstandsmilieus. Een belangrijk

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Midden- Kerncijfers uit de periode - Feitenblad Midden- Leerlingen op de basisscholen in de gemeente Midden- De gemeente Midden heeft basisscholen. In waren er nog

Nadere informatie

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs Modus Inleiding Carlien de Witt Hamer In dit artikel worden de effecten beschreven die de demografische ontwikkelingen van de periode 1997-2001

Nadere informatie

Bij welke ouder ben ik het best af?

Bij welke ouder ben ik het best af? Bij welke ouder ben ik het best af? Een kwantitatief onderzoek naar de invloed van een echtscheiding op de schoolprestaties van kinderen en de rol van ouderlijke betrokkenheid, economisch en cultureel

Nadere informatie

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGSEFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een

Nadere informatie

CIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER

CIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER CIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER % % % % Nederland 14 18 4,8 - Hollands Midden 11 15 3,3 6 Man 9 14 3,0 7 vrouw 13 15 3,6 6 gehuwd 7 11 2,1 5 nooit gehuwd geweest

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:14 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Aa_Hunze-DEF.indd 1 18-05-16 11:1 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

vervolgonderwijs na de lagere school, waar men tot 14 jaar verblijft. Deze scholen zijn gelegen in Kosice, een stad in Oost-Slowakije met 240.

vervolgonderwijs na de lagere school, waar men tot 14 jaar verblijft. Deze scholen zijn gelegen in Kosice, een stad in Oost-Slowakije met 240. SAMENVATTING De aanwezigheid van sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV) is bevestigd in bijna alle West Europese landen. Gedurende de vroege kinderleeftijd zijn de SEGV groot; ze blijven gedurende

Nadere informatie

Kinderen in West gezond en wel?

Kinderen in West gezond en wel? GGD Amsterdam Uitkomsten Amsterdamse gezondheidsmonitor basisonderwijs 13-14 Kinderen in West gezond en wel? 1 Wat valt op in West? Voor West zijn de cijfers van de Jeugdgezondheidsmonitor van schooljaar

Nadere informatie

Niet verhuizen beter voor de kinderen? Het effect van schoolverandering op de verdere schoolloopbaan[1]

Niet verhuizen beter voor de kinderen? Het effect van schoolverandering op de verdere schoolloopbaan[1] Niet verhuizen beter voor de kinderen? Het effect van schoolverandering op de verdere schoolloopbaan[1] Annelies Vermeij & Jaap Dronkers Trefwoorden Onderwijs, verhuizen, echtscheiding. Inleiding De geografische

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Emmen-DEF.indd 1 18-05-16 11:15 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de

Nadere informatie

LOKAAL JEUGDRAPPORT - Houten

LOKAAL JEUGDRAPPORT - Houten LOKAAL JEUGDRAPPORT - Houten Jongeren en gezin Ontwikkeling van het aantal jongeren (2000-2011, index: 2000=100) Bron:CBS bevolkingsstatistiek, bewerking ABF Research In Houten is het aantal jongeren in

Nadere informatie

Rekentoets Christelijk Lyceum Delft, Obrechtstraat

Rekentoets Christelijk Lyceum Delft, Obrechtstraat Rekentoets 2014-2015 Dit rapport toont de resultaten van de rekentoets van uw school het afgelopen schooljaar. Er wordt een gemiddelde getoond per onderwijssoort, profiel/sector en geslacht. Met behulp

Nadere informatie

Jeugdmonitor Zeeland: OPGROEIEN EN OPVOEDEN IN HET GEZIN

Jeugdmonitor Zeeland: OPGROEIEN EN OPVOEDEN IN HET GEZIN 1 Jeugdmonitor Zeeland: OPGROEIEN EN OPVOEDEN IN HET GEZIN Ouders van jonge kinderen Maart 2018 2 2 Colofon Ruben De Cuyper Jolanda van Overbeeke Esther Spuesens Deze factsheet is samengesteld door ZB

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Drentse Onderwijsmonitor 20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 0-0 Drentse Onderwijsmonitor 0 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Assen Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Assen-DEF.indd 1 18-05-16 11:13 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de

Nadere informatie

Simone de Roos & Rob Gommans

Simone de Roos & Rob Gommans de relatie van jongeren met ouders en vrienden De relatie van jongeren met ouders en vrienden Simone de Roos & Rob Gommans In de tienertijd veranderen de relaties in het sociale netwerk van jongeren. In

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Schoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs

Schoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs Schoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs Amsterdamse leerlingen gestart in het VO in 2007/ 08, gevolgd tot in 2013/ 14 Foto: Amsterdams lyceum, fotograaf Edwin van Eis (2009) In opdracht

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Borger-Odoorn Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Kinderen in Zuid gezond en wel?

Kinderen in Zuid gezond en wel? GGD Amsterdam Uitkomsten Amsterdamse gezondheidsmonitor basisonderwijs 13-14 Kinderen in Zuid gezond en wel? 1 Wat valt op in Zuid? Voor Zuid zijn de cijfers van de Jeugdgezondheidsmonitor van schooljaar

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Utrecht, 2011. Het financiële gedrag van kinderen tussen 12 en 18 & de rol van hun ouders

Utrecht, 2011. Het financiële gedrag van kinderen tussen 12 en 18 & de rol van hun ouders Utrecht, 2011 Het financiële gedrag van kinderen tussen 12 en 18 & de rol van hun ouders Samenvatting en Conclusie Geld van de ouders De meeste scholieren krijgen zakgeld (88 procent). Kleedgeld is minder

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 3 Sport in de samenleving Bij deze opgave horen de teksten 7 en 8, tabel 4 en figuur 3 uit het bronnenboekje. Inleiding Sport en bewegen nemen in de Nederlandse samenleving een belangrijke plaats

Nadere informatie

Wat is er met motivatie aan de hand?

Wat is er met motivatie aan de hand? Wat is er met motivatie aan de hand? Hans Kuyper GION, mei 2011 Een op veel middelbare scholen voorkomend verschijnsel is dat de leerlingen aan het begin van de eerste klas behoorlijk gemotiveerd zijn

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:15 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands Proefschrift Marieke Heers (gepromoveerd 3 oktober in Maastricht; promotoren prof.dr. W.N.J. Groot en prof.dr. H. Maassen van den Brink)

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Marian Hickendorff & Jan Janssen Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode De LOVS-toetsen rekenen-wiskunde

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Vervangingsfonds Frank Schoenmakers Rob Hoffius B3060 Leiden, 21 juni 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Verantwoording:

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Was de Mammoetwet succesvol, ook vanuit interna5onaal perspec5ef?

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Was de Mammoetwet succesvol, ook vanuit interna5onaal perspec5ef? Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Was de Mammoetwet succesvol, ook vanuit interna5onaal perspec5ef? Jaap Dronkers www.roa.unimaas.nl/cv/dronkers/nw_dronkers.htm Doelen van de mammoet wet Het

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen. SAMENVATTING 1. Doel en onderzoeksopzet De invoering van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 heeft veel veranderingen gebracht voor de gebruikers van formele kinderopvang in kinderdagverblijven (KDV),

Nadere informatie